Mijn meer dan 40 jaar ervaring met tuinieren en het telen van vele
soorten (klein)fruit zonder scheikundige bemesting en - spuiten wil ik
meedelen en zelf nog bijleren.
Na het middagmaal reden we naar Wrest Park te Silsoe
in Bedfordshire.
Wrest Park wordt beheerd door English Heritage dat een gelijkaardig werk doet als de National
Trust.
English Heritage zorgt voor architectonisch en
historisch belangrijke in Engeland. E.H. hangt af van het Ministerie van
Cultuur, Media en Sport en werd opgericht in 1983. Voor die datum werden de
monumenten beheerd door het Ministerie van Ruimtelijke Ordening. Maar deze
organisatie werd samengesmolten met de ‘Royal Commission on the Historical
Monuments of EnglandÂ’ tot een slagkrachtig beheersinstrument. De best bekende
locaties die English Heritage beheert zijn Stonehenge en de oudste ijzeren brug
ter wereld in Ironbridge.
Minder bekend is dat zij vele (Middeleeuwse) kastelen
en kasteelruïnes onder haar vleugels heeft. (Bv Dover – en Leeds Castle ).
De tweede reden is het kasteel. Thomas Earl de Grey
liet het oude slopen en het nieuwe tussen 1834 en 1839 een200m meer noordwaarts terug optrekken.
Ongewoon voor die tijd is de keuze voor de 18de eeuwse Franse stijl
en dit in een periode dat Gotiek en Italië de meest voor de hand liggende
inspiratiebronnen waren. Een andere drijfveer kon zijn het verbinden van het
Franse tuingedeelte met het huis in Franse stijl.
De wandeling met gids door het tuingedeelte nam zoveel
tijd in beslag dat het te laat werd om ook nog het kasteel te bezoeken.
Op het einde van de lengteas met kanaal staat een
barok Paviljoen van 1711. We stonden stil bij een aantal merkwaardige bomen.
Een plezante noot was het smullen van rijpe moerbeien.
Een iets grotere, bruin-
bronskleurige vrucht, lange vruchtsteel.
Geplukt 16 okt. 2013, nog
zo goed als geen val. Frisse, natuurlijke bewaring is mogelijk tot eind
januari. Vruchtvlees, smeltend, vast, voldoende sappig, met een krachtig
zoet-zuur aroma.
Matige groeikracht, doch
gezond. Vruchtbaar, regelmatige drager, goed stuifmeel.
Middelmatige peer. Ziet er
uit als een Conference, met kleine roestvlekken, drukgevoelig.
Pluktijd eind september, 1
week na Conference. Dit jaar iets laattijdig geplukt, 16/10. Begonnen te
vallen. Bewaren tot november (iets na Conference). Vruchtvlees: fijncellig,
geelachtig, sappig, op een warme standplaats smeltend, aangenaam
zoet-aromatisch.
Matige groeikracht,
gezond.
Bloeitijd eerder laat.
Goed stuifmeel. Regelmatige dracht. Best op kwee A met 3m tussenruimte.
Het Fransmansmuseum te Koekelare en de kerk van Bambeke
Het Fransmansmuseum te
Koekelare en de kerk van Bambeke, over de Schreve
(Met twee bussen senioren van Zoersel
op 4 okt.)
Eerst de inwendige mens gaan versterken met 2
boterkoeken in het ‘Bourgondisch Schild’ te Diksmuide. (Zie blog van 5/10)
Daarna naar Koekelare, buurgemeente van mijn
geboortegemeente Ichtegem. Als je van de richting Diksmuide komt sla je links
af aan de Belhutte. Als je rechtdoor rijdt gaat het omhoog de Belhutteberg op.
Daar begint een heuvelkam, die loopt over een gedeelte van Koekelare, Ichtegem,
Torhout (Wijnendale) tot in Aartrijke. Het hoogste punt bevindt zich op de
Veldemolen te Ichtegem: 51 m. Een km verder ben ik geboren op De Reiger: 47 m
boven de zeespiegel. In mijn jonge tijd keek ik neer op de kustlijn van
Oostende. Ik heb mij verlaagd tot ongeveer 13m, waar ik al meer dan 51 jaar
woon.
De pakkende film toont een zeer realistisch beeld aan
de hand van de getuigenissen van de oude Fransmannen. Soms was er ook een vrouw
bij. Knap gefilmd en gemonteerd waarbij de humoristische en dramatische noten
niet ontbreken. Ik was wel in Â’t voordeel met mijn West-Vlaams, maar met de
onderschriften had iedereen goed kunnen volgen. De straffe beelden spraken voor
zich.
Daarop trokken we naar de, tot Fransmansmuseum,
verbouwde brouwerij. Men heeft er ook een Käthe Kollwitzmusem dat momenteel
heringericht wordt met het oog op de grote toeloop volgend jaar bij de
herdenking van het begin van ‘De Groote Oorlog’ 1914-1918. Haar beroemdste werk
‘Het treurende Ouderpaar’ staat enkele km verder op het Duitse kerkhof te
Vladslo, bij het graf van hun zoon.
Na het middagmaal in het intussen bekende Â’Bourgondisch
SchildÂ’ gaat het met gids Romain naar Frans-Vlaanderen over de schreve, de
grens te Oost-Cappel, bestemming: de rijk ingerichte kerk van Bambeke,
Bambècque.
19. St. Bernardus Abt van de Brouwerij in Watou. Bier
dat de trappist van West-Vleteren het dichtst benadert. Immers hier werd die
trappist een tijd gebrouwen.
20. Het oplopend landschap naar Ichtegem. Gids Romain
situeerde hier het kanon Lange Max. In feite stond dit kanon, dat in 1941 door
de Duitsers afgebroken werd - voordien was het een toeristische attractie-op dewijk De Leugenboom, een uithoek van Koekelare tegen Eernegem. Er zijn
nog restanten. Lange Max was in 1917 het zwaarste Duitse kanon: 75.000 kg met
een loop van 17,5m. Het schoot vooral naar Duinkerke, op 44km.
21. De gemetste torenspits van Beerst. Er zijn
meerdere dergelijke, na de oorlog heropgebouwde kerktorens.
22. Landschap
23. Alveringem, het dorp van Cyriel Verschaeve.
“Alhoewel de kerk hem had aangezet op te roepen te gaan vechten tegen het
goddeloze communisme, zweeg de kerk hierover in alle talen na de oorlog.” Aldus
de gids.
24. Wegwijzer naar Oost-Cappel, op de grens of beter
de schreve.
25 Herbergopschrift in het Nederlands. Alhoewel
Frans-Vlaanderen verloren ging in 1678 (Vrede van Nijmegen) werd nog lange tijd
het Nederlands gebruikt. Napoleon ging hier radicaal tegen in. Klasgenoot in de
humaniora te Torhout, Jan Hardeman, van en nog wonend te Westouter, is nog
actief als secretaris van een grensoverschreidende vereniging voor culturele
activiteiten aan beide zijden van de schreve.
45. De broeken (laag gelegen weiden) van de boterstad
Diksmuide, met meer koeien dan mensen (16.000), aldus de gids. Diksmuide is met
15.439 ha de grootste gemeente van West-Vlaanderen en omvat 15 vroegere
entiteiten.
We hadden het genoegen weer mee te rijden met Willem
van ‘De Stille Kempen’. Hij speelt zelf gids en zijn moppen lachen daverend
door de bus.
Te Diksmuide in het Bourgondisch Schild staan de
boterkoeken klaar. Dan naar de bekende koekjesfabriek van Lo, gestart in 1885, nu
de vierde generatie. Het begon met amandelkoekjes, gevolgd door de lukken, een
gelegenheidsgebak rond Nieuwjaar in West-Vlaanderen. Als jonge snaak heb ik er
veel gebakken.
Intussen is er een gans assortiment koekjes
bijgekomen. Men liet ons uitgebreid proeven bij een lekkere koffie/thee. Men
rust echter niet op de lauweren. Er werd een kwaliteit kok aangeworven om
nieuwe producten te ontweroen. Vooraleer dit goed op punt staat rekent men op
vijf jaar.
FOTOÂ’S
1. Bourgondisch Schild te Diksmuide
2. We rijden Diksmuide binnen. De streekgids Romain
geeft uitleg
3.Stadhuis
4. Op de markt: standbeeld van het ‘Manneke in de
ManeÂ’ uit de beroemde almanak, waaraan ook Guido Gezelle nog meegewerkt heeft
5.Ijzertoren
6. Langs de Ijzer naar de Dodengracht
7. Kerk van Kaaskerke waar de passerellen vertrokken
naar de loopgrachten
8. Dodengracht
9. De vroegere spoorwegbedding naar Nieuwpoort, nu
fietspad
Naar Â’t
Hoppecruyt te Proven, deelgemeente van Poperinge.
De boerderij van 47 Ha, waarvan 7,5 Ha hop ligt achter
de dorpskerk. Benedikte is onze veelzijdige gastvrouw.
Na de broodjesmaaltijd behandelt zij de diverse
aspecten van de hop. Er zijn twee soorten: de aroma hop en de bittere hop.
Naar de moeilijker te telen aroma- hop is erg veel
vraag, wel voor 1000 ton; terwijl er slechts 60 ton gekweekt wordt in België.
Van bittere hop- vooral voor pilsbieren- is er veel meer productie.
In tegenstelling met Engeland mag bij ons de hop niet
bevrucht worden. Ten hoogste 1 % zaad toegelaten. En gezien er een aantal
bossen zijn in de niet zoverre omgeving, trekken zij er in het voorjaar op uit
om de mannelijke planten af te knippen. Het stuifmeel kan van 5 km aanwaaien
Een mannelijke plant bestuift gemakkelijk 1000 vrouwelijke planten.
Hoppeplanten gaan 15 jaar mee. In het voorjaar is het
zaak de vermeerderingsuitlopers af te steken. De hopperanken groeien 7m hoog en
worden per drie aangebonden met draad.
Benedikte houdt een fel betoog om in het vervolg
slechts bieren met echte hop te gebruiken.
De grote Belgische modebieren gebruiken scheikundige
vervangproducten!
Wij genieten van het Poperings HOMMELBIER, gebrouwen
met 3 variëteiten hop.
Benedikte neemt haar accordeon en zingt voor ons twee
hoppeliederen.
Op het erf is de hoppepluk volop aan de gang. De
afgesneden ranken worden aangevoerd van het veld en worden door een paar man
opgehangen aan de aanvoerketting naar de plukmachine. Er hangt een aangename
geur.
Als we terugrijden is er nog wat tijd over. De
meerderheid wil niet over de schreve (de grens met Frankrijk in het
West-Vlaams) maar verkiest verkenning van de stadscentra van Poperinge en
Ieper.
En verwonderlijk: er is nog nooit een jaar geweest dat
de peren zo weinig belaagd zijn geweest. Vogels en insecten zijn normaal verzot
op de zoete peren Seigneur Esperen. Direct veel schade; maar niet dus dit jaar.
Ik heb er geen verklaring voor.
Pierre-Joseph Esperen werd geboren te Gent op
29/01/1780 en overleed te Mechelen op 13/08/1847. Hij was militair in het
keizerlijke leger van Napoleon. Ook daarna bleef hij militair en bracht het in
1831 tot majoor.
In de 19 de eeuw was nieuwe perenrassen kweken
geweldig in. Esperen was zeker de succesrijkste. Hij was actief te Mechelen.
Zijn eerste succes was Soldat-Laboureur in 1820. Ook
een goede peer, doch dat boompje is bezweken.
In 1827 droeg Seigneur Esperen voor Â’t eerst vruchten.
Bergamotte Esperen volgde in 1830. Ik heb een klein
boompje met veel kleine vruchten. Had moeten dunnen.
Josephine de Malines dateert eveneens van 1830. Mijn
boompje had twee jaar terug enkele vruchten (vorig jaar waren er helemaal geen
peren), doch dit jaar ook geen enkele.
Er volgden nog meer perenrassen.
Als pruimen kweekte hij Drap dÂ’or en Reine Claude de
Bavay (1845) waarover ik veel goeds hoorde. Bij mij deden de bomen het echter
totaal niet.
Seigneur Esperen blijft bij mij tamelijk gezond. De
boom blijft tamelijk gezond (niet teveel schurft). De vruchten hebben wit,
zoet, saprijk en smeltend vruchtvlees met aangenaam aroma. De vruchten zijn
eerder aan de kleine kant tot gemiddeld.
Bogaardendag te Eeklo (29/09) en Provinciaal domein Bulskampveld te
Beernem
Deze zonnige namiddag naar de Bogaardendag in het
Meetjesland op het Provinciaal Streekcentrum Huysmanhoeve te St Laureins, stad Eeklo.
De sapmobiel van de Houtlandse Fruitsappen van Thijs
Tanghe van Oedelem was voor de monumentale ingangspoort druk in de weer.
Ik was nog net op tijd voor de lezing van Jose De Buck
van Bassevelde, tevens voorzitter van de Vlaamse Vaste Plantenvereniging (VVPV)
over vergeten groenten.
Daarna kwam Etienne Raemdonck, een doorwinterde
fruitenier van Velt aan het woord. Ik hoor altijd graag de eigen ervaringen.
Aan de NBS-stand stond Georges Cooman. Zijn
formidabele pruimen (blog van 15-08-2009; klik aan in de rechter marge) zijn er
misschien niet meer. Zijn bomen zijn na enkele jaren afgestorven. Ook de toen
geënte bomen zijn niet aangepakt. Hij hoopt dat toch nog ergenseen boom in leven is met enten die hij
uitdeelde. Wat zou toch een passende onderstam geweest zijn?
Het ‘Culinair Genootschap’ van het Plattelandscentrum
stond er met proevertjes van appel met bloedworst. Smakelijk.
Vandaar naar het ‘Feest
in het (provinciaal domein Lippensgoed-)BulskampveldÂ’ (te Beernem).
Een overweldigende belangstelling. Er was ontzettend
veel te doen, vooral ook voor het jonge volk.
NBS en Velt hadden er een infostand. Naast hen meende
ik de Ierse Folkgroep de ‘Dublinners’ te horen, doch het was de West-Vlaamse
groep ‘Overigens’.
Voor mij was de stand van de plantentuin van de
universiteit Gent met ‘Wat is zaad, wat is vrucht’ een intrigerende stand.
Als laatste kwam ik in de kruidentuin. Ook hier was
veel te doen. Oude hoenderrassen door de Vereniging voor Bedreigde
Neerhofdieren trok mijn aandacht. Als kind waren kippen voor mij spelmateriaal op
de boerderij. Ik heb voor hen ontelbare regenwormen gezocht. En de kippen
kenden mij.
Op de stand ‘groenten uit de middeleeuwen’ met kardoen
ontmoette ik oude bekende Johan Deblaere.
Hereford is ook gekend om zijn runderras. Deze
runderen ontwikkelden zich hier tegen de Welsh Border in de tweede helft van de
18de eeuw tot het numeest
voorkomende vleesras ter wereld. De Herefordszijn rood-wit en goed gespierd. Het zijn harde, taaie koeien die zomer
en winter buiten kunnen. In Canada kalven deze koeien bij -20° en minder. En
dit zonder problemen voor moeder en kalf. Het zijn rustige beesten met goede
moedereigenschappen. Door de fijne botstructuur gaat het afkalven vanzelf. Dat
alles maakt dat dit ras vaak ingezet wordt voor de begrazingsprojecten van
natuurgebieden.
Voor mij was het een verrassing dat we op weg naar
Hereford de Malvern Hills dwarsten. Op de weekreis die ik in 1999 voor Velt inrichtte
naar de Cotswolds reden we eerst naar die hoge plaats om de streek te overzien.
De Malvern Hills behoren geologisch tot de oudste rotsen van Engeland en
dateren uit het Precambium, van zoÂ’n 580 miljoen jaar terug.
Tegen Hereford vielen diverse hoogstamboomgaarden op,
wellicht hoofdzakelijk voor de ciderproductie.
Cidermuseum Hereford
Het graafschap Herefordshire heeft de hoogste
ciderproductie.Het
museum is gehuisvest in een vroegere ciderfabriek. Alle facetten van de
ciderfabricatie worden hier aanschouwelijk voorgesteld. Van de mechanisatie van
het appelrapen, over het persen, vergisten, afvullen en promoten. De museumshop
heeft vele soorten cider, perry (met sap van geschikte perenrassen) en
appelbrandy in stock bovenop een mooie selectie boeken en boekjes rond cider.
Ik heb slechts 1 organic (Engels voor biologisch)
cider kunnen ontdekken.
We hadden er ook onze lunch.
James Marsden
Daarna reden we naar GreggÂ’s Pit te Much Marcle.
Op deze plaats staan de oude boomgaarden van James
Marsden en maakt hij er zijn ambachtelijke cider (van appelen) en perry (van
peren). Bij deze laatste gaat het om een 12 tal oude rassen. Een van die oude
rassen draagt de naam GreggÂ’s Pitt.
James woont er van 1992. Er was veel werk aan het
opknappen van het cottagehuisje en de eigen, oude boomgaard. Daarnaast huurt
hij nog boomgaarden van boeren-buren.
Met gezwinde stap spoedden we ons door een grote
weide. Om in de boomgaard te komen moest iedereen over een heg klimmen.
De boomgaard zou al van 1785 dateren. Er staan
knoesten van oude perelaars die 300 jaar kunnen halen.Maar niet allemaal houden ze het zo lang uit.
Er is vernieuwingsaanplant. De grootste helft zijn appelbomen. Die worden niet
zo oud. Op menige appelboom is maretak te vinden, mistletoe in het Engels. De
appelbomen hangen allemaal zwaar beladen. De perenbomen daarentegen dragen dit
jaar over het algemeen weinig. Maar aan die grote bomen vallen de kleine
perrypeertjes ook niet direct op.
We wandelen nog verder naar een paar boomgaarden die
hij huurt van boeren. Hier kunnen we de Hereford koeien bewonderen.
James onderhoudt de bomen. Hij beheert ze op
biologische manier, organic in het Engels. Al 70 jaar werd hier niet meer
bespoten.
Zes weken voor de rijpheid van de vruchten gaan de
dieren uit de boomgaard.
James brengt ons terug
tot een bijgebouw bij zijn huis. Half overdekt staat de oude, stenen pers.
Binnenin is het modern met roestvrij stalen ketels. De rijpe vruchten worden met de
hand geraapt van eind september tot midden november. Daarop volgt het malen. De
pulp laat men overnachten. Dit verzacht de pulp, verwijdert wat van de tannine
en verhoogt de sapextractie.
Het persen gebeurt op die oude
stenen pers. Het gisten gebeurt met wilde, natuurlijke gist.
We proeven een perry van 1 ras en daarop een mengeling,
om te eindigen met een parelperry met belletjes. Niet te versmaden!
In de 19de en 20ste eeuw ging het bergaf
met de perryproductie en – consumptie. Sinds een paar decennia weer in de lift.
De kleine, lokale producenten leggen zich hoge eisen op. Het artisanale aspect
(Maximum aan smaak in plaats van maximale opbrengst) maakt dat perry het steeds
beter doet op de vele (boeren)markten en ver daar buiten. Ook niet
onbelangrijk: perry staat voor Brits. Britten en chauvinisme; we kunnen ons
daar wel wat bij voorstellen. De meeste perryperen vind je enkel in
Groot-Brittannië. Vandaag bestaat er ook een nationale perry peren collectie.
Dat was nodig. Dit soort perenbomen leeft erg lang, driehonderd jaar oude bomen
zijn geen uitzondering. Toch is het tij maar net op tijd gekeerd. De Nationale
Collectie te Malvern telt vandaag 123 bomen met 59 verschillende variëteiten of
rassen.
Men gaat ervan uit dat perryperen het gevolg zijn van
kruisingen van dessertperen met wilde peren. Rauw zijn ze oneetbaar vanwege de
hoge zuurgraad en hoge concentraties aan tannine. Maar deze peren vergist geeft
een heel ander verhaal.
Een prachtige dag, een
enige boomgaardenwandeling, een begeesterd man en dit alles op een echt zomerse
dag.
FOTOÂ’S
Cider museum Hereford
We wachten op de opening
James Marsden (links) wacht ons op
Een traditionele Herefordshire boerderij
Vertrekkensklaar
Maretak in appelboom. Bij peren geraken ze niet door
de harde bast
Klimmen over de afsluiting; voor sommigen wel een
opgave