Foto
Categorieën
  • etymologie (75)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (240)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    21-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het blinde socialisme van Zakynthos

    Er is de laatste tijd weer veel sociale onrust. Hier in België begon het allemaal na de jongste verkiezingen, toen de socialisten uit de regering verdwenen. Prompt werd de nieuwe regering bestookt van alle kanten omwille van haar rechtse en dus asociale politiek. Dat is vreemd, want in de vorige regering zaten dezelfde partijen, alleen zijn de socialisten nu vervangen door de grootste partij in Vlaanderen. De socialisten zijn een bescheiden partijtje, en de vorige regering had geen meerderheid in Vlaanderen. Nu wel, vanzelfsprekend, en de socialisten zijn nog een kleiner partijtje. Die hele kleine minderheid, die ongeveer 10% van de kiezers trekt, wil nu vanuit de oppositie haar wil opdringen aan de hele bevolking. Kijk, dat noem ik nu ondemocratisch. Als je in de politiek iets wil bereiken, dan moet je dat doen vanuit een meerderheidspositie, zo simpel is dat. In een democratie zoals de onze heeft een kleine oppositiepartij zo goed als geen macht in het parlement. En dus neemt men zijn toevlucht tot de straat: stakingen, betogingen, acties… En tot de media.

    Diezelfde socialisten nemen nu hardnekkig de verdediging op van ‘het Griekse volk’, dat door de rechtse en kapitalistische krachten op de knieën gedwongen wordt en in de armoede gestort. Ook daarvoor is er geen politiek of maatschappelijk draagvlak, noch in Vlaanderen, noch in de rest van Europa. In Griekenland zijn de zaken al sinds mensenheugenis erg in de war. Eerst was het een bezet onderdeel van het Ottomaanse rijk, en na de bevrijding daarvan had het nieuwe land alle moeite om een eigen koers te bepalen. Dan kwamen de wereldoorlogen, en toen dat leed geleden was, wachtte de Grieken een harteloos en onmeedogend maar aartsdom kolonelsregime. Toen dat eindelijk over zijn eigen dwaasheid en onmenselijkheid struikelde, viel het opeenvolgende regeringen moeilijk om de scherven van de gebroken potten te lijmen. Griekenland was een soort van bananenrepubliek in de weke onderbuik van Europa, met het socialisme als de overheersende politieke strekking.

    Die combinatie van een Aziatische traditie als Ottomaanse buitenprovincie met een eng ideologisch socialisme is dodelijk gebleken voor de Griekse staat en het Griekse volk. Indien het massale toerisme er niet geweest was, was Griekenland al lang bankroet. De staat werd een doorgeefluik: met de belastingen betaalde men massale sociale uitkeringen en wanneer de belastingen niet voldoende opbrachten, omdat die op grote schaal ontdoken werden door iedereen die ook maar iets verdiende, maar natuurlijk vooral door wie veel, heel veel verdiende, maakte men begrotingen op die dat verdoezelden en ging men royaal lenen in het buitenland. Griekenland ging elk jaar zwaar in het rood, zonder dat daar een haan naar kraaide. Een graaicultuur noemt men dat nu. Als de politiek de verkiezingen steelt door nog meer sociale voordelen te beloven, terwijl men goed weet dat men die niet kan betalen, dan creëert men een dergelijke graaicultuur bij de bevolking van hoog tot laag. Iedereen wil een graantje meepikken, iedereen wil een vinger in de pap, iedereen wil meesmullen van de gratis vleespotten; als je niet meedoet, ben je een oen.

    Dat brengt ons bij het verhaal van het idyllische eiland Zakynthos. Op zekere dag stelde iemand recentelijk vast dat daar wel uitzonderlijk veel mensen een uitkering genoten als blinde of slechtziende. Er waren daar tien keer zoveel blinden als gemiddeld. De oorzaak was niet een of andere vervuilende industrie of een plaatselijke genetische afwijking, maar de graaicultuur. Dat de staat blinden en slechtzienden een sociale toelage geeft, zal niemand vreemd of ongepast vinden. Als je die normale toelage laat toekennen door een stel door en door corrupte politici, ambtenaren en dokters, ontaardt dat tot het melodrama van Zakynthos. In elke maatschappij zijn er mensen die zich bezondigen aan sociale fraude, die onterecht uitkeringen opstrijken. Zo moet het ook in Zakynthos begonnen zijn: iemand was min of meer slechtziend en slaagde erin zich te laten erkennen als blinde, wat een fikse maandelijkse toelage opbracht. Dergelijke mensen kunnen dat moeilijk wegsteken of verzwijgen en dat zorgde ervoor dat een kennis dezelfde truc probeerde, omdat hij iemand kende, of iemand iets had toegestopt. En van het een kwam het ander: de corrupte mensen die iets uit te delen hadden waar ze zelf niets moesten voor betalen of waarvoor ze zelfs betaald werden door de mensen die hen omkochten, trokken nog meer mensen aan om nog meer macht en rijkdom te verwerven en de corrupte mensen die onterechte uitkeringen begeerden, vonden moeiteloos de weg naar het sociaal paradijs.

    Het socialisme is gesteund op het principe van de solidariteit: als wij alle rijkdommen en alle voorzieningen gelijk verdelen onder iedereen, is de gemiddelde welstand het hoogst. Dat lijkt een nobel principe, een extreme vorm van naastenliefde, waarbij iedereen voor de andere de rol speelt van de barmhartige Samaritaan. Maar dat is niet zo. In een dergelijk herverdelend systeem zijn er steeds mensen van wie men iets afneemt om het te geven aan anderen die het niet hebben. Dat is leuk voor deze laatsten, maar heel wat minder leuk voor de eerstgenoemden. Bovendien blijkt keer op keer dat die opgelegde solidariteit niet werkt. Wie geld verdient, is niet geneigd dat zomaar af te staan onder de vorm van belastingen waarmee men aan herverdeling doet onder mensen die er niet voor gewerkt hebben. En wie de kans schoon ziet om gratis geld te krijgen, is geneigd die kans te grijpen. En zo krijg je witteboordencriminaliteit bij de rijken, die zo veel mogelijk hun bezit veilig willen stellen en zo weinig mogelijk willen bijdragen aan het corrupt systeem van sociale herverdeling, en anderzijds sociale fraude van de armen en vooral de iets minder rijken die terecht vinden dat de rijken al rijk genoeg zijn en hun geld verdiend hebben op de rug van de armen. De centrale pot, waarin de rijken hun bijdrage moeten storten en waaruit de armen hun bijdragen putten, raakt leeg omdat er te weinig wordt ingestopt en te veel wordt uitgegraaid. Dat is precies wat er in Griekenland is gebeurd.

    En dan komt Europa eraan. Griekenland, de bakermat van onze beschaving, moet daarvan natuurlijk deel uitmaken, denk aan Solon, Pericles, Lord Byron enzovoort. Maar Griekenland is eeuwenlang niet-Europees geweest en dat heeft zijn sporen nagelaten. De staat plunderen was een nationale sport in de buitenprovincies van het Ottomaanse rijk: men bestal immers de bezetter, de vijand en daar is niets verkeerds aan. Maar goed, Griekenland in de EU en Griekenland natuurlijk ook in de euro, al waren daarvoor wel enkele spectaculaire financiële kunstgrepen nodig. Een farce, in feite, want Griekenland beantwoordde aan geen enkele van de vele strenge eisen voor lidmaatschap. Het was een emotionele beslissing, zoals die van de romantische superheld Lord Byron die het opnam voor de Grieken en op 36-jarige leeftijd stierf aan de gevolgen van een ziekte die hij opgelopen had toen hij de Grieken opleidde voor hun strijd tegen de Ottomaanse overheersing.

    Griekenland was bankroet toen het in de EU en de eurozone opgenomen werd en kon enkel overleven mits Europa bereid was de prijs te betalen voor het louter emotioneel belang van de Griekse deelname aan het Europees project. En Europa betaalde en bleef betalen en al die euro’s verdwenen in de bodemloze Griekse schatkist, waaruit nu niet alleen de armen en de middenklasse graaiden, maar ook de rijken en de superrijken, als die al niet aan de euro’s zaten nog voor ze de Griekse schatkist bereikten. Er veranderde niets aan de Griekse graaicultuur, Griekenland was nog steeds bankroet, maar niemand was persoonlijk bankroet, omdat de subsidies overvloedig bleven binnenstromen, en de spectaculaire tekorten op de begroting werden met door beroepsgoochelaars weggetoverd en door beroepsbedriegers weggewerkt met steeds grotere buitenlandse leningen dank zij steeds hogere beloofde maar nooit betaalde interesten, laat staan terugbetaalde kapitalen. Griekenland was het Eldorado, het beloofde land voor financiers, economisten, fraudeurs en schurken allerhande, de gulden speelbal van de internationale high finance.

    Tot op zekere dag de zeepbel barstte in Europa, in Ierland, Spanje, Portugal, Italië en ja, ook in Griekenland. Zolang de interesten op leningen betaald worden, is iedereen tevreden. Wie zijn geld heeft uitgeleend, is enkel geïnteresseerd in hoge interesten en maakt zich maar weinig zorgen over zijn kapitaal. Wie geld ontleent, maakt het kapitaal op en maakt zich maar weinig zorgen over de te betalen interesten. Op een dag loopt dat verkeerd af. Als je het geleende kapitaal hebt verkwanseld aan zaken die niets opbrengen, of het gewoon uitgedeeld hebt, of verspeeld in het casino of aan dure vakanties en de hoeren, dan heb je geen zin meer om de interesten te betalen voor iets dat je niet meer hebt. En als de tegenpartij ontdekt dat je wel het geld dankbaar hebt aangenomen, maar het niet verstandig gebruikt hebt en er enkel goede sier mee gemaakt hebt, dan begint vroeg of laat iemand zich zorgen te maken over de interesten, maar nog meer over de terugbetaling van de kapitalen. Leningen zijn voor een bepaalde periode, daarna moet je ze terugbetalen. Een normale burger leent voor zijn huis en betaalt maandelijks zowel de interesten als een deel van het kapitaal terug, zodat na de normale looptijd van de lening alles vereffend is. In de high finance betaalt men alleen de interesten terug, en als het ogenblik van de vereffening komt, sluit men een nieuwe overeenkomst voor dezelfde lening, voor een nieuwe periode en misschien nog een hogere interest. Griekenland stapelde dergelijke leningen op, zonder er ooit één terug te betalen, want dat kon niet, men was feitelijk bankroet en de schatkist was niet alleen leeg, er was bovendien een onvoorstelbaar grote nationale buitenlandse schuld.

    Toen de bankencrisis losbarstte in 2008 ging het daarom: de banken hadden goed geld uitgeleend aan onbetrouwbare klanten, zoals de Griekse staat. Griekenland was niet meer in staat om zijn leningen af te betalen, en als de banken geen interesten meer kregen, konden ze ook geen interesten meer uitkeren aan wie zijn geld daar gedeponeerd had. Iedereen, ook jij en ik, moest bijspringen om de banken te redden. Dat moest wel, anders werd het nog erger: de absolute chaos in de internationale financies, de economie en de politiek: de gevreesde en door Marx voorspelde finale crisis van het kapitalisme.

    Op dat ogenblik vielen de valsspelers door de mand. Iemand merkte op dat er in Zakynthos wel erg veel blinden rondliepen en zelfs rondreden als taxichauffeur, of met een Porsche hun maandelijkse uitkering kwamen innen voor de ogen van het verbijsterd personeel van de sociale dienst. Er zijn ook Grieken die het spelletje niet meespeelden, er zijn uiteindelijk allicht meer eerlijke Grieken dan fraudeurs. En toen Europa eindelijk inzag dat Griekenland als institutionele blinde jarenlang geleefd had op de kosten van de Europese banken en instellingen, vroeg men aan Griekenland beleefd hoe dat nu eigenlijk zat met die interesten en die kapitalen en die begroting. Europa is nog altijd die vragen aan het stellen en Griekenland is nog altijd bezig die te ontwijken, want er zijn geen antwoorden: het geleende geld is op, verschwunden, foetsie. De begroting? Ach, dat… een probleem, ja. Strenge maatregelen? Ja, maar, hoor eens hier, wij moeten ook nog wel verkozen worden, of heb je liever de extremisten aan de macht? De enige oplossing was nochtans werken aan de begroting, de tering naar de nering zetten. Maar dat betekent de bevolking laten betalen: meer belastingen, minder uitkeringen. Welke bevolking zal dat slikken en blijven slikken, zelfs als er vroeger te weinig belastingen waren en te veel achterpoortjes en te veel uitkeringen aan mensen die ze niet nodig hadden of die er geen recht op hadden?

    Crisis in Griekenland. Spanje, Portugal, Ierland, Italië hebben zich hersteld. Griekenland niet. De economie, voor zover die er al was, is stuk en wordt verkocht aan het buitenland om het bodemloos gat te vullen in de begroting. Het toerisme slabakt omdat stakingen de diensten verlammen. En de politici spelen hoog spel: wil je de leningen niet vernieuwen? Goed, dan gaan we maar failliet, dan hoeven we geen interesten meer te betalen en ook geen kapitalen. Jullie willen ons geen toelagen meer geven? Goed, dan stappen we uit de EU en de euro en gaan we aankloppen bij de oude en nieuwe vijand van Europa: Rusland.

    Dezer dagen moeten er beslissingen vallen, zegt men, maar dat zegt men al jaren. Europa wou Griekenland erbij en als we het erbij willen houden, zullen we ervoor moeten betalen. Wie denkt dat men van Griekenland een moderne democratie kan maken zoals Denemarken, droomt met de ogen open.

    Griekenland is het socialisme op zijn platst: het is het socialisme op zijn kop. In plaats van een algemene solidariteit, is het een collectieve diefstal van iedereen op iedereen. Niemand wil nog bijdragen, iedereen wil bijdragen blijven trekken. Het sociale weefsel is stuk, dank zij het socialisme, dat van Griekenland een gemakkelijke prooi heeft gemaakt voor het extreme kapitalisme. In het Westen toomt men nu dat roekeloos kapitalisme danig in. Maar wie zal het uit de hand gelopen socialisme herstellen tot een redelijke solidariteit? Niet de Westerse socialisten, die in hun ideologische blindheid de schuld voor alles leggen bij de corrupte politici en de rijken en niet bij de zeshonderd blinden van Zakynthos.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    22-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.50+ en zonder job

    Frank Van Laeken, Als het werk stopt. 50+ en zonder job, Antwerpen/Utrecht: Houtekiet, 215 blz., € 19,99 (pb).

    Ik ben zelf 69, ik schrijf op Seniorennet, dus werd me gevraagd dit boek te bespreken en ik heb maar toegezegd. We lijken er immers niet onderuit te kunnen: enerzijds moeten we met zijn allen langer werken, anderzijds blijken ouderen het steeds moeilijker te hebben om werk te houden en nieuw werk te vinden. Er is dus een aanzienlijke en groeiende groep van mensen die zouden moeten werken maar dat niet doen. Dat is een maatschappelijk probleem, want die mensen moeten ook leven en als ze niet werken, zal iemand hen moeten onderhouden. En als er niet genoeg werkende mensen zijn, is er geen geld genoeg om voor iedereen een sociaal vangnet te voorzien.

    Dat is het probleem en daarover gaat dit boek. Het vertrekt van de situatie van de auteur, die zoals veel anderen op relatief rijpere leeftijd in de werkloosheid terechtkwam. Hij heeft dan de kans gekregen om net daarover een boek te schrijven en heeft zo van een nood een deugd gemaakt. Enerzijds heeft hij een aantal collega-werklozen geïnterviewd over hun ervaringen, anderzijds is hij te rade gegaan bij zowat iedereen die rechtstreeks of onrechtstreeks iets met deze problematiek te maken heeft: politici, vakbondsleiders, werkgeversorganisaties, tewerkstellingsbureaus, arbeidsbemiddelaars, diensten voor arbeidsbemiddeling en de diensten die de werklozensteun toekennen, enzovoort. Er wordt dus opvallend veel geciteerd in dit boek, wat niet verwonderlijk is als men leert dat de auteur ook copywriter is geweest. En daar wringt toch een beetje het schoentje. Zeker, de auteur is persoonlijk betrokken bij al wat hij schrijft, maar hij komt niet echt tot een ernstige analyse van de toestand, zelfs niet in een hoofdstuk met een overdaad aan statistische gegevens, en uiteindelijk biedt hij al evenmin een doordachte oplossing aan in een afsluitend hoofdstuk. Hij laat voortdurend het woord aan zijn talrijke gesprekspartners en dat levert een veelkleurig mozaïek op van opinies en ideeën, maar er verschijnt langzamerhand noch finaal een patroon dat die diversiteit tot een zinvol geheel maakt. Daarvoor zijn de meningen al te zeer verdeeld en de ervaringen al te anekdotisch in hun nochtans schrijnende realiteit.

    Naar het einde van het boek toe lijkt de auteur zich te scharen achter de ideeën van enkele personen die zoals hij van de nood een deugd hebben gemaakt. De ene heeft een bedrijfje opgericht om oudere werklozen aan werk te helpen, de andere heeft een boek geschreven dat deze mensen moet helpen om werk te vinden. Daarmee plaatst de auteur zich uiteindelijk in dat kader en dat is een beetje jammer, want het probleem is reëel en zijn methode is niet onverdienstelijk, en zijn kwaliteiten als copywriter blijken op elke bladzijde. Men kan zich echter niet van de indruk ontdoen dat we hier veeleer te maken hebben met randfenomenen van een uiterst belangrijk maatschappelijk probleem dan met de kern van de zaak en met oplossingen die meer zijn dan verkoperpraatjes. Of iemand werk vindt of niet zal immers niet in de eerste plaats afhangen van hoe men zich verkoopt (zoals in het boek herhaaldelijk gesuggereerd wordt), maar vooral van de vraag of er werk is en of men dat werk wil doen voor het aangeboden loon en de specifieke omstandigheden.

    Het lijstje van de geïnterviewden en van de geraadpleegde documenten is lang. De instanties die maatregelen bedenken om iets aan het probleem te doen zijn legio. Maar de talrijke en diverse genomen maatregelen blijken nauwelijks effect te hebben en niet zelden werken ze elkaar zelfs tegen. De meeste geïnterviewden lijken het nochtans evident te vinden en te verwachten dat de oplossing komt van dergelijke maatregelen, die de tewerkstelling van ouderen moeten aanmoedigen met allerlei fiscale voordelen of nieuwe vormen van arbeidsorganisatie. Zij geloven stuk voor stuk in de maakbaarheid van de economische en maatschappelijke wereld en vooral ook in hun eigen ideologieën en ideeën om die ideale wereld tot stand te brengen of althans de huidige wereld te redden van de ondergang. Maar ook hier kunnen wij ons niet ontdoen van de indruk dat deze mensen van de nood een deugd maken: zij blijken allemaal, zonder enige uitzondering, te leven van hun betrokkenheid bij het probleem, zij het als hoogleraar toegepaste economie, als hoofd van een federale of gemeenschapsoverheidsdienst, als directeur van een plaatsingsbureau, als vakbondsleider enzovoort. Er wordt enorm veel gepraat over dit probleem, er zijn talloze goedbetaalde praatjesmakers, maar dat blijkt het probleem helaas helemaal niet op te lossen.

    Na het lezen van dit boek heeft men een vrij goed zicht op de situatie van de oudere werkloze in Vlaanderen en van de meningen daarover bij de vele betrokkenen en ook van de maatregelen die men daarvoor heeft genomen of heeft nagelaten te nemen. Maar de werkelijke oorzaak van het fenomeen ontsnapt aan deze benadering. De verhalen van de werklozen die we hier vinden laten ons niet toe een algemene regel te formuleren voor hun ontslag, noch voor de redenen waarom zij niet meer aan de bak komen en ook de geleerde analyses van de professoren helpen ons daarbij niet echt. Waarom wordt een oudere werknemer ontslagen? De auteur en zijn gesprekspartners putten zich uit om de vele vooroordelen over deze groep te ontkrachten, maar hoe beter ze daarin slagen, hoe minder men begrijpt waarom die groep desondanks toch zo groot is. Zijn het dan allemaal slechts vooroordelen van werkgevers, personeelsdiensten, headhunters en HR-diensten? Misschien wel, al ontkennen ook zij dat in alle toonaarden.

    Misschien is het met werknemers wel zoals met een bril. Zelfs als er met je oude niets aan de hand is, wil je af en toe wel eens een nieuwe.

    Maar laten we ernstig blijven. Misschien hebben we te weinig oog voor een fundamenteel intermenselijk gegeven, namelijk het generatieconflict, de moeilijkheid die mensen van verschillende leeftijden hebben om met elkaar samen te werken. De oorzaken van die weerstand zijn complex, maar ze volgen wel de lijnen van de leeftijd en dus mogen we aannemen dat die problemen leeftijdsgebonden zijn. Wie voor die diepmenselijke ingesteldheid geen oog heeft, ziet het probleem niet. En wie denkt dat het slechts om een oppervlakkig vooroordeel gaat dat men (zoals in het boek) zomaar kan wegwerken door ‘een Van Goghske te doen’, namelijk het ‘oor’ weg te snijden zodat een voor-oor-deel een voordeel wordt, die is ofwel al te utopisch of, vrees ik, een praatjesmaker.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    20-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oost west, thuis best?

    Onlangs ontmoette ik enkele mensen die een vakantie hadden doorgebracht in Zuid-Afrika. Een van hen vermeldde de vreemde ervaring van de zon in die streken: bij ons komt die links van ons op (als je naar het zuiden kijkt) en gaat rechts van ons onder. In Zuid-Afrika is dat blijkbaar net andersom.

    Ik moest er even bij nadenken, en dat is vreemd. Moet ik 69 jaar oud worden voor ik dat te weten kom? Je zou toch kunnen vermoeden dat dit opvallende feit in het hele zuidelijke halfrond ooit al eens iemand voldoende zou opgevallen zijn om het ergens te vermelden, maar nee hoor. Ik las het bijvoorbeeld nergens in een handboek of bij een of andere ontdekkingsreiziger.

    Misschien vind jij het vanzelfsprekend dat de zon zich ginds anders beweegt aan de hemel, maar ik blijkbaar niet. De aarde is een bol en draait in één richting, van west naar oost; van boven de Noordpool gezien draait de aarde in tegenwijzerzin of tegen de wijzers van de klok in. Dat is zo voor iedereen op aarde, zou je dan denken. Maar als je op aarde naar het zuiden kijkt, dan kijk je naar de evenaar, en als je in het noordelijk halfrond naar het zuiden kijkt, is het oosten aan je linkerkant en het westen aan je rechterkant. In het zuidelijk halfrond is dat net andersom. Twee personen die in elk halfrond naar het zuiden kijken, kijken elkaar aan, als het ware, en dus zien ze elkaars wereld in spiegelbeeld. De zon komt overal op in het oosten en gaat overal onder in het westen, maar de plaats waar we ons bevinden op aarde bepaalt waar het oosten en het westen zich bevinden voor ons.

    Dat moet toch ooit iemand opgevallen zijn die zich naar het andere halfrond verplaatste en de evenaar overstak? En dan moet men daar toch over nagedacht hebben: waarom is dat zo? Want men dacht dat de zon om de aarde draaide, en als ze in het zuidelijk halfrond in de andere richting lijkt te draaien, van recht naar links, dan moet dat toch te denken gegeven hebben? De zon kan immers niet in twee richtingen om de aarde draaien.

    Onze plaats op aarde tegenover de evenaar bepaalt ook de baan die de zon beschrijft. Op de evenaar komt de zon op in het oosten en stijgt steil naar boven, tot ze op de middag pal boven ons hoofd staat; daarna daalt ze even steil naar beneden. Dat verschijnsel verplaatst zich noord- en zuidwaarts van de evenaar in de loop van het jaar. Halverwege tussen de evenaar en de pool beweegt de zon zich minder steil naar omhoog en omlaag en komt nooit zo hoog als op de evenaar.

    De schijnbare beweging van de zon is ook verschillend in de zomer en de winter: ze is zelfs de oorzaak van zomer en winter. Door de schuine stand van de as van de aarde worden de dagen korter en langer omdat de zon korter en langer boven de horizon uitkomt. Als ze kortere tijd zichtbaar is, bijvoorbeeld slechts acht uur hier bij ons op 21 december, komt ze ook meer naar het zuiden op en gaat ze meer naar het zuiden onder. Aan de polen komt ze in putteke winter zelfs niet eens op.

    Het zijn allemaal verschijnselen waar we niet bij stilstaan, maar die ons leven toch grondig beïnvloeden: de tijd van het jaar, de seizoenen, de lengte van dag en nacht, de hoogte van de middagzon, de veranderende plaats waar de zon opkomt en ondergaat in de loop van het jaar. Vroegere beschavingen besteedden daar meer aandacht aan. Bij heel wat primitieve volkeren probeerde men cruciale momenten van het jaar vast te leggen met kunstmatige middelen: de zomer- en winterzonnewende op 21 juni en 21 december, wanneer de zon haar hoogste en laagste stand bereikt en de dagen het langst en het kortst zijn, respectievelijk; de lente- en herfstnachtevening op 21 maart en 21 september, wanneer dag en nacht even lang zijn. Als men dan op de middag de stand van de zon vastlegt tegenover een vast punt op aarde, weet men wanneer dat moment van het jaar gekomen is. Dat kan heel eenvoudig met twee stokken, pilaren of zuilen van verschillende lengte op de zon te mikken, zoals je met een geweer doet. Stonehenge is daarvan een voorbeeld, evenals verscheidene antieke tempels, waar men een venster zo plaatste dat een zonnestraal die erdoor viel op die bepaalde dag op een gemarkeerde plek kwam. Dat waren hoogdagen, en dat merken we nog altijd: Kerstmis is de winterzonnewende, Pasen de lente-evening. De langste dag vieren we ook, maar de herfstnachtevening is bij ons wat minder in evidentie. In het Boeddhisme en in de theosofie is het wel een belangrijk moment: de dagen beginnen te korten, in de natuur sterft alles af. Bij ons gedenken we dat pas op 1 en 2 november.

    In onze moderne wereld houden we steeds minder rekening met de natuur: we willen gewoon doorgaan met onze dagelijkse bezigheden. Als het vroeg donker wordt en laat klaar steken we gewoon het licht aan, als het koud is de verwarming. Eten hebben we altijd in overvloed, ook in de winter. Regen, hagel of sneeuw kan ons niet deren. We werken en slapen even lang op de kortste dag als op de langste. Voor de primitieve volkeren bepaalde de natuur alles, omdat ze nauwelijks middelen hadden om zich ertegen te verzetten. Dat zijn de twee uitersten: de moderne mens die totaal onafhankelijk is van de wisselingen in de natuur en de primitieve mens die er totaal aan onderworpen is. Zoals gewoonlijk lijkt het wenselijk die uitersten te vermijden, en als moderne mensen toch wat meer rekening te houden met de natuurelementen. Een goed begin zou zijn dat we ons al wat meer bewust zouden worden van die natuur, en beseffen dat we er onlosmakelijk deel van uitmaken. Het zou immers verwonderlijk zijn indien wij geen enkele invloed zouden ondergaan van die astronomische bewegingen, of die invloeden helemaal zouden kunnen neutraliseren. Ons lot is met de aarde en het universum verbonden, wij zijn de aarde en het universum zoals al het andere op aarde, wij zijn allemaal een vorm die het universum aanneemt gedurende korte tijd en dan weer afbreekt om nieuwe vormen aan te nemen. Zo is het altijd al gegaan en zo zal het blijven gaan. Wij kunnen niet veel meer dan proberen de korte tijd die we hebben zo goed mogelijk te gebruiken. We doen dat niet slecht, in het algemeen gesproken, met zijn zeven miljard mensjes, maar er is duidelijk nog veel ruimte voor verbetering.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    04-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.besparen op cultuur?

    De laatste tijd discussieert men in Vlaanderen fel over de plannen van de regeringen (zowel de federale als de Vlaamse) om ernstig te besparen op allerlei uitgaven die beschouwd worden als minder essentieel, laat ons maar zeggen: cultuur, bijvoorbeeld en in mindere mate ook de sociale zekerheid. Er moet meer aandacht, en ook meer geld, gaan naar wat dan wel als essentieel gezien wordt, bijvoorbeeld ondernemen en tewerkstelling. Dat komt niet goed aan bij mensen die niet rechtstreeks betrokken zijn in de economie in de strikte betekenis van het woord: de productie van goederen.

    Ik vroeg me af hoe het in België gesteld is met de verdeling van de tewerkstelling in de drie traditionele sectoren: de primaire (landbouw, veeteelt, bosbouw, visserij), de secundaire (de bewerkende en verwerkende nijverheid) en de tertiaire (diensten, vervoer en financiële verrichtingen). In 1846 was dat respectievelijk 50,9 - 36,3 – 12,2. Honderd jaar later, in 1947 was dat 12,5 – 48,6 – 38,6; een enorme verschuiving. In 2000 was dat nog meer spectaculair: 1,8 – 26,3 – 71,9. In 2009 werd dat enkel bevestigd: 1,8 – 23,4 – 74,9. Ik neem aan dat de cijfers voor 2014 die trend volgen: er zijn nog nauwelijks mensen tewerkgesteld in de landbouw en zo, niemand meer in de koolmijnen; slechts één op vier in de verwerkende industrie, zoals de autoassemblage, de olieraffinaderij en zo. De overgrote meerderheid van de arbeidende bevolking werkt in de dienstensector.

    Dat is een vlag die een grote en verscheiden lading dekt. Men deelt die soms in in commerciële en niet-commerciële diensten, en die laatste noemt men dan de quartaire sector: de openbare diensten en de door de overheid gesubsidieerde diensten.

    3.683.737

    3.669.497

    3.722.319

    3.748.674

    3.735.248

    15.195

    15.050

    16.631

    16.868

    16.653

    800.683

    767.236

    763.205

    765.004

    752.138

    1.467.536

    1.459.349

    1.487.686

    1.505.195

    1.503.118

    1.400.323

    1.427.862

    1.454.797

    1.461.607

    1.463.339

     

    In de bovenstaande tabel zie je de verdeling van de tewerkgestelden over de vier sectoren (verticaal) voor de jaren 2008 tot 2012 (horizontaal). Dat zijn merkwaardige cijfers, vind ik. Wij zijn nog nauwelijks bezig met het produceren van grondstoffen en goederen, en voor het overgrote deel met dienstverlening allerhande. Voor die diensten betalen we elkaar, of ze worden door de overheid betaald, dat wil zeggen door ons, via de belastingen op ons werk.

    Ik ben geen economist, ik ken daar zo goed als niets van. Maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er bij die dienstverlening toch een goed deel activiteiten zijn die niet echt productief zijn. Neem nu defensie, het leger: dat is een zuivere kostprijs in het budget, en daar staat heel weinig tegenover dat men als winst zou kunnen beschouwen in het BNP. Idem voor de ongeveer 50.000 personen die tewerkgesteld zijn in de kunsten, het amusement en de recreatie. Het voordeel dat wij daarvan hebben is niet uit te drukken in geld, maar in economisch vagere termen als welzijn, cultuur, beschaving. Voor het onderwijs (387.000 personen) is dat duidelijker: goed gevormde en hoog opgeleide personen zijn in staat winstgevende beroepen uit te oefenen.

    Als men dus wil of moet besparen, zal men dat bij voorkeur doen in niet-winstgevende sectoren. Het leger is een gemakkelijk doelwit. We kunnen het desnoods ook zonder, of met een minimale bezetting, in samenwerking met bondgenoten. Maar dan? Er zijn meer dan een half miljoen mensen tewerkgesteld in de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening. Als men moet kiezen tussen die sector en de kunsten, het amusement en de recreatie, dan lijkt het nogal voor de hand te liggen dat men een grotere inlevering zal vragen van deze laatste groep dan van de eerste. Dat is een kwestie van prioriteiten. Niemand zal beweren dat cultuur niet noodzakelijk is, maar gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening zijn dat misschien toch iets meer nadrukkelijk. Een maatschappij zonder culturele instellingen is ondenkbaar, maar dat is ook niet de bedoeling van deze regeringen: iedereen moet besparen, maar sommigen net iets meer, niet veel, dan anderen.

    De keuzes die men daarbij maakt, moeten maatschappelijk gedragen zijn. Cultuur, zeker de zogenaamd hogere cultuur, zoals opera, ballet, ernstige muziek, musea etc. is vrij elitair, hoe men het ook draait of keert: de participatiegraad is er vrij laag en bovendien grotendeels beperkt tot mensen die het zich rustig kunnen permitteren om ervoor te betalen. En dus schroeft men de (royale) subsidies aan die instellingen enigszins terug, zodat ze gedwongen worden hun aanbod te beperken, of de kostprijs voor de gebruikers te verhogen. Beide opties lijken verdedigbaar.

    Ik neem de opera als voorbeeld. Ik houd van opera, ik ben ermee opgevoed vanaf mijn prille jeugd, via de radio. Later heb ik enkele keren kunnen profiteren van de sponsoring van enkele grote bedrijven die me uitnodigden om gratis een optreden bij te wonen. Ik beken: ik heb zelden of nooit betaald voor een bezoek aan de opera, en ik denk dat ik niet de enige ben die in dat geval is. Ik heb genoten van die zeldzame keren dat ik een opera live kon bijwonen, maar voor mij hoeft het niet echt. Ik kan genieten van de muziek alleen, op cd, of van video op dvd of via de televisie. Ik heb dus mijn twijfels over de noodzaak van een operahuis, of zelfs verscheidene operahuizen in Vlaanderen alleen al. Ik vind de muziek van Wagner geniaal, maar voor mij hoeft men de Ring niet elk jaar op te voeren in Vlaanderen, tenzij dat met beperkte middelen kan, wat blijkbaar niet het geval is, als we mogen voortgaan op de aberrante kost van recente producties. Kijk, zelfs als Wagner geniaal is, is dat nog een relatief begrip. Zijn muziek is niet de enige geniale, en naast muziek zijn er nog andere geniale dingen, zoals literatuur, wetenschap, beeldende kunsten enzovoort. Ik kan Wagner eigenlijk missen, als dat moet, maar dat moet gelukkig niet, want ik kan hem vrijwel gratis zien, in uitstekende omstandigheden, zonder dat hij hier bij ons regelmatig moet opgevoerd worden; ik kan hem op elk ogenblik bekijken en beluisteren, ingeblikt, jawel, maar dat is geen laatdunkende term: ik geniet echt van opera op het (niet zo) kleine scherm; er zijn zelfs rechtstreekse uitzendingen op groot scherm in filmzalen. Als men dus de Munt enkele miljoenen ontfutselt, dan bloedt mijn hart niet, en ik neem aan dat het aantal mensen die het verschil zullen merken klein, zeer klein is. Als men daarentegen gaat snoeien in de verzorging van zieken, personen met een beperking of hulpbehoevende bejaarden, dan is de reactie terecht veel groter en overtuigender. Dat maakt van mij nog geen cultuurbarbaar, meen ik. Als iedereen die nog nooit iets van Wagner gehoord heeft een cultuurbarbaar is, dan vrees ik dat de zogezegd niet-barbaren een heel klein groepje zijn.

    Cultuur is best mogelijk zonder de extreme budgetten die men er vaak aan spendeert. Ik weet het wel: aan kijksporten besteden we veel meer geld, en het salaris van een topvoetballer is een veelvoud van wat zelfs een operaster verdient. Maar dat is een andere kwestie, die te maken heeft met massa-evenementen, reclame en media. Cultuur speelt zich vaak af binnen veel kleinere afmetingen, bijvoorbeeld de huiskamer, met een goed boek, of een kamerconcert in een of andere geschikte zaal. Dat kan met zeer beperkte middelen, en dat is de cultuur waar ik van houd. Voor mij geen wereldsterren in cultuurtempels, geen rockconcerten met 80.000 anderen op een wei in Werchter.

    Ik zal dus doorgaan met mijn gratis ‘blog’, mijn bescheiden niet-gesubsidieerde bijdrage aan de cultuur met kleine c. Ik zal niets merken van de besparingen. En ik wens een aantal mensen uit de culturele wereld die nu zo op hun achterste poten gaan staan omdat ze minder kunnen uitgeven of zelfs minder verdienen iets van die bescheidenheid toe. Er zijn ongetwijfeld veel grote kunstenaars, en veel geniale persoonlijkheden, maar het zijn niet altijd de grootste die het meest aandacht krijgen. Al iets van Spinoza gelezen?

     

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    23-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nicholas Carr, De glazen kooi (recensie)

    Nicholas Carr, De glazen kooi. Wat automatisering met ons doet, Amsterdam: Maven Publishing, 2014, 334 blz., eindnoten, register. Uit het Amerikaans (sic) vertaald door Huub Stegeman, € 22.

    Vooreerst wil ik de vertaler van dit boek een pluimpje geven dat hij trots op zijn hoed mag zetten: dit is een uiterst zorgvuldige, idiomatische en soepele vertaling, waar het ‘Amerikaans’ slechts heel af en toe om het hoekje komt loeren. Het boek leest alsof het in het Nederlands geschreven is, en dat maken we maar zelden mee met een vertaling. Chapeau!

    Over de inhoud kan ik helaas niet even positief zijn. Het onderwerp is belangrijk genoeg: wat doet automatisering, en dan vooral de enorme versnelling van de recente technologische revolutie met een mens, en met de mensheid? Het is goed, zelfs noodzakelijk dat we ons daarover bezinnen. Het is ook goed en even noodzakelijk dat we die bezinning niet overlaten aan de ontwerpers van die automatisering, zowel van de hardware als van de software, noch aan de bedrijven die ze produceren en verkopen. Wij moeten ons niet willoos onderwerpen aan de technologische tsunami die over ons heen raast, maar zorgvuldig nagaan wat er precies gebeurt, en of dat een goede zaak is. Alle lof dus voor auteurs die ons vragen om even stil te staan en ons te bezinnen over wat er met ons gebeurt.

    Maar dan mag men wel verwachten dat zo iemand de zaken toch min of meer objectief benadert en de beide kanten van de medaille laat zien. Dat is in dit boek nadrukkelijk niet het geval. De auteur bekijkt de automatisering en de technologische vooruitgang op verschillende gebieden, bijvoorbeeld het vliegverkeer en de financiële markten en de economische productie. Hij beschrijft vrij accuraat hoe die spectaculair veranderd zijn door de invoering van automatische systemen, zeg maar de computer in al zijn vormen. Maar nadat hij heeft aangegeven hoe die domeinen ingrijpend anders, en vooral toegenomen zijn in hun omvang, legt hij de vinger op vermeende wonden en waarschuwt ons dat die veranderingen gevaren inhouden. Het gaat dan niet om verwaarloosbare licht hinderlijke neveneffecten die men er nu eenmaal moet en wil bijnemen, nee: volgens onze auteur staat de menselijke waardigheid en autonomie op het spel en wordt de mensheid wel degelijk in haar voortbestaan bedreigd. De automatisering schakelt de mens uit in tal van processen, ze wordt autonoom en dominant, de wereld wordt overgenomen door de robotten en machines die de mens zelf creëert. Daardoor wordt de mens dommer en minder handig, aangezien hij noch zijn verstand noch zijn handigheid moet gebruiken: de machines zijn zelfsturend, de mens zit erbij en kijkt ernaar, zoals een piloot bij de automatische piloot. En als het dan verkeerd gaat, zoals (volgens de auteur) onvermijdelijk en herhaaldelijk moet gebeuren bij machines, is de mens niet meer in staat om over te nemen, omdat hij niet meer geoefend is in het zelfstandig besturen van een machine zoals een vliegtuig, of een schip, of straks een auto.

    De auteur is gaan praten met een aantal betrokkenen, ontwerpers, producenten, gebruikers, belangengroepen, filosofen, sociologen en arbeidsanalisten. Maar het is een eenzijdig gesprek geworden: al zijn gesprekspartners zijn het erover eens dat het de slechte kant uitgaat, dat automatisering inderdaad een bedreiging vormt voor de mensheid, dat we er dringend iets moeten aan doen voor het te laat is, enzovoort.

    Na honderd bladzijden begint dat tegen te steken. Valt er dan niets goeds te vertellen over de automatisering, is het allemaal kommer en kwel? Zijn de gevaren reëel, en de risico’s groter geworden dan vroeger? Is er geen vooruitgang gemaakt, bijvoorbeeld op het punt van de veiligheid of het energieverbruik of de vervuiling? Kijk eens, de wereld is de laatste honderd jaar spectaculair veranderd, in steeds toenemende mate. Mede daardoor is de bevolking toegenomen tot zeven miljard mensen. Die wereld kan alleen blijven functioneren dank zij de technologische vooruitgang, die er tevens voor gezorgd heeft dat de levensstandaard van omzeggens alle mensen er op een ongelooflijke manier is op vooruitgegaan. Vergeleken met de 19de eeuw leven we nu in een paradijs, en niemand wil terug naar toen, niemand die bij zijn verstand is.

    Neem nu het luchtverkeer, een van de stokpaardjes van de auteur. Er vliegen nu onnoemelijk veel meer vliegtuigen rond en ze vervoeren dagelijks miljoenen mensen over enorme afstanden. En toch sterven er minder, veel minder mensen bij vliegtuigongevallen dan vroeger ooit het geval is geweest, toen er amper vliegtuigen waren. En zo kunnen we doorgaan voor elk van de domeinen die de auteur bespreekt. Maar hij lijkt wel blind voor de (r)evoluties die we hebben meegemaakt en die we dagelijks beleven.

    Ik behoor tot een generatie die de intrede van de computer in de werksfeer en in het persoonlijk leven heeft meegemaakt, en hoewel ik af en toe geaarzeld heb, ben ik enthousiast meegegaan op die weg, omdat ik de enorme voordelen van de nieuwe mogelijkheden inzag en aan den lijve ondervond. De administratie van een organisatie of een bedrijf wordt met de nieuwe technologieën niet alleen veel sneller en meer nauwkeurig, maar ook veel efficiënter, omdat men nu moeiteloos dingen kan doen die vroeger onmogelijk waren, door te meten, te controleren, te vergelijken, te simuleren etc. Waar je vroeger jaren voor nodig had, kan nu soms op minder dan een seconde. En zo is het voor ontelbaar veel zaken in onze wereld. De automatisering laat niet alleen toe wat we vroeger ook al deden nu sneller te doen, maar ook beter, en uitgebreider, en geeft ons de tijd en de mogelijkheden om nog veel meer te doen, dat vroeger wel wenselijk en misschien wel noodzakelijk was, maar niet haalbaar. Zonder computers kan je misschien ook naar de maan, maar wanneer we daarin geslaagd zouden zijn, dat is een andere kwestie.

    Dat is wat we aan de auteur van dit boek moeten verwijten: hij is blind voor de werkelijke vooruitgang die onze beschaving gemaakt heeft, voor de weldaden van de automatisering, en voor het feit dat er niet alleen geen weg terug is, maar dat ook niemand die weg terug wil gaan. Integendeel: wij verdringen ons op de snelweg naar verdere en betere automatisering, omdat wij, in tegenstelling met de auteur, ervan overtuigd zijn dat de machines het niet overnemen van de mens.

    Geautomatiseerde machines zijn nog steeds machines, werktuigen die de mens ontwerpt met een bepaald doel en die dan beschikbaar worden voor de hele mensheid. Door het ontwerpen van vergevorderde machines ontplooit de mens zijn mogelijkheden op uitzonderlijke wijze, veel verder en dieper dan vroeger ooit het geval is geweest. Er is dus geen sprake van enige verdwazing van de mens, integendeel. Ook de gebruikers worden niet dommer omdat ze geautomatiseerde apparaten gebruiken, zoals computers, maar juist veel slimmer: om een computer te gebruiken moet je nu eenmaal knapper zijn dan om met een hamer om te gaan, of een vulpen. Dat ziet de auteur echt niet: hij ziet enkel de arbeider die versuft naast een zelfstandig werkende machine zit. Dat is echter vrijwel nergens het geval, integendeel: hoog opgeleide mensen gebruiken ingewikkelde machines om moeilijke dingen te doen die vroeger totaal onmogelijk waren. De auteur heeft waarschijnlijk nog nooit een gamer aan de slag gezien, of een operator in een hoogtechnologisch bedrijf. Hij ziet automatisering nog altijd als het verrichten door machines van taken die de mens vroeger deed zonder machines. Dat is slechts een zeer klein gedeelte van wat automatisering is. Er is een geweldige schaalvergroting, een superbe snelheid en accuratesse enzovoort die maakt dat wij nu heel andere dingen doen dan vroeger, en veel meer, oneindig veel meer.

    Het doemdenken van deze auteur wordt uiteindelijk pijnlijk teleurstellend en volkomen ongeloofwaardig. Het beeld dat hij schept van de maatschappij klopt niet met de werkelijkheid die wij om ons heen zien. Bovendien reikt hij geen remedies aan voor het euvel dat hij bespeurt. Hij lijkt op de idioten die in cartoons rondlopen met een plakkaat waarop te lezen staat: het einde van de wereld is nabij! Bekeer u voor het te laat is!

    Dat wij ons bezinnen over onze technologische toekomst is een noodzaak, zoveel is zeker. Dit boek lijkt me echter wegens de onbegrijpelijke vooringenomenheid van de auteur geen goede stap in die richting.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    18-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijheid

    Ik heb altijd al een hekel gehad aan bevelen en geboden, aan situaties waarin ik niet vrij was om zelf te bepalen wat er moest gebeuren, of er mij geen keuze gelaten werd. Ik wou altijd zelf beslissen, mijn eigen gang gaan.

    Als kind en als opgroeiende jongeling leidde dat voortdurend tot spanningen. Thuis had men al gauw door dat er met mij niets aan te vangen was onder dwang. Ook op school waren er enkele leraren en opvoeders die dat inzagen, en die deden dan de moeite om me met argumenten te overtuigen, met wisselend succes. Maar het opvoedingssysteem was toen hoofdzakelijk een kwestie van gezag en discipline, en dat slikte ik niet.

    Ik heb het geluk gehad dat ik in mijn werksituatie meestal grotendeels zelfstandig kon werken. Dat gaf mij grote voldoening en grote conflicten waren zeldzaam.

    Op mijn zestigste ging ik op pensioen, en sindsdien is mijn vrijheid alleen maar toegenomen, tot mijn groot genoegen. Nu de laatste belemmeringen weggevallen zijn, heb ik mij kunnen uitleven in wat ik echt graag doe en belangrijk acht.

    Die vrijheidsdrang heeft mijn leven beheerst, maar pas nu denk ik daarover na. Waarom wil ik zo vrij zijn? Waarom verzet ik mij zo heftig tegen dwang?

    Ik ben niet de enige die behoefte voelt aan vrijheid. Het is een algemeen menselijk verschijnsel. Er is wellicht niemand die ervoor kiest om de slaaf te zijn van iemand anders. Wij houden er niet van dat men ons zegt wat we moeten doen, en nog veel minder wat we moeten denken. Wij aanvaarden gezag enkel wanneer het niet anders kan, en dan nog met moeite.

    Anderzijds zijn er steeds mensen geweest die een sterke behoefte hadden aan gezag, die niets liever deden dan anderen hun wil opleggen, desnoods manu militari. Dat was vroeger zo, en het is nog steeds zo. Het kan dan niet anders dan dat die twee botsen.

    Zolang datgene wat gezagvoerders opleggen redelijk is en onze instemming kan wegdragen, gaat het nog goed. Wij rijden rechts en stoppen voor rood, omdat dat nu eenmaal zo beslist is, en het maakt ook niet uit of het zo is of anders: in Groot-Brittannië rijdt men links, en we zouden evengoed kunnen afspreken dat we stoppen voor blauw of zo. De moeilijkheden beginnen wanneer wij de bevelen van het gezag ervaren als strijdig met onze eigen opvattingen. Niet weinig mensen vinden de snelheidsbeperkingen op onze wegen overdreven, nutteloos, zinloos of zelfs belachelijk. Wij overtreden ze massaal, een beetje, of heel veel, ondanks scherpe controles en strenge beteugeling, en veel slachtoffers. We blijven ook drinken en rijden. Dat zijn misschien vreemde domeinen om onze vrijheid op te eisen, maar we doen het wel.

    Er zijn ook andere domeinen, zoals de politiek en de godsdienst. In onze moderne tijd zijn een groot aantal menselijke vrijheden opgenomen in charters, zoals de Universele verklaring van de rechten van de mens. Een politiek bestel of een godsdienst mag geen afbreuk doen aan die rechten en aan de menselijke vrijheid. In het ancien régime kon de vorst eigenmachtig iemand laten gevangen zetten, en ook moderne dictators hebben dat massaal gedaan. Godsdiensten hebben aan hun gelovigen verplichtingen opgelegd en verboden uitgevaardigd die zo zinloos waren dat men nauwelijks kan geloven dat iemand zoiets kan verzinnen of aanvaarden. Ook vandaag nog is dat het geval. Er zijn regimes waarin de menselijke vrijheid en waardigheid met voeten getreden worden. Er zijn wereldgodsdiensten die praktijken opleggen die onverenigbaar zijn met de universele mensenrechten.

    Individuen en organisaties hebben zich steeds verzet tegen dergelijke inperkingen van de menselijke vrijheid. De geschiedenis van onze beschaving is er een van onafgebroken verzet tegen absoluut gezag en van menselijke ontvoogding. De vrijheid om te doen en te denken wat men wil, en om daarvoor ook uit te komen, is een fundamenteel recht, ja het meest fundamentele recht van de mensheid en van elke mens. Wanneer dat geschonden wordt, zijn de gevolgen altijd onoverzienbaar en funest.

    Zeker, er zijn beperkingen aan onze vrijheid, al was het maar omdat we met zovelen zijn, en de vrijheid van de ene mens eindigt waar die van de andere begint. In elke samenleving zijn er regels die we moeten respecteren, we kunnen niet alles doen waar we zin in hebben. Er zijn mensen die de meest bizarre en zelfs misdadige neigingen hebben. De menselijke vrijheid houdt niet in dat men om het even wat mag doen. Het zal er dus op aan komen om enerzijds zo weinig mogelijk te verbieden en zoveel mogelijk toe te laten, maar anderzijds duidelijke afspraken te maken over wat niet kan, en die ook te doen naleven, desnoods met bestraffing.

    Wie moet er dan uitmaken wat mag en wat niet? Wij zijn zover gekomen dat wij beseffen dat de beste manier om dat te regelen een democratie is. Dat is een samenleving waarin zoveel mogelijk mensen betrokken worden bij het overleg, en waarin men zoveel mogelijk beslist op basis van redelijke argumenten, die door de meerderheid als zodanig erkend worden. In een democratie berust het gezag niet bij één persoon of een kleine kliek, maar bij de bevolking, die dat gezag delegeert aan instellingen, die bevolkt worden met personen die democratisch verkozen worden. Bovendien behoudt het volk altijd het volste recht om te allen tijde die instellingen te controleren en zich te verzetten tegen beslissingen die het als onrechtmatig of schadelijk beschouwt. In het ergste geval, wanneer de instellingen totaal van het volk vervreemd zijn, kan dat leiden tot zelfs gewelddadige revoluties.

    Laten we in de discussies over hoe het met onze maatschappij en met onze wereld verder moet altijd rekening houden met die fundamentele individuele vrijheid van de mens, en met het democratisch proces. Dat is de beste, wellicht zelfs de enige garantie voor een stabiele en vreedzame samenleving. En laten we ook in onze persoonlijke betrekkingen altijd vertrekken van het fundamenteel recht van elke mens om zichzelf te zijn. Wanneer men aan die vrijheid tornt, hetzij op grond van het hoger politiek of staatsbelang, of vanuit religieuze principes die niet gesteund zijn op de rede maar op zogenaamde openbaringen of uitspraken van religieuze leiders of profeten, zijn niet alleen individuele mensen in gevaar, maar de hele mensheid.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    12-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.onze hoog-technologische samenleving

    Onze beschaving, althans in de meest geïndustrialiseerde gebieden, is gekenmerkt door een uitzonderlijk hoge technologie. We geven ons daarvan niet genoeg rekenschap, behalve wanneer die technologie ons jammerlijk in de steek laat, of wanneer het zelfs de meest verwende techneut opvalt hoe vergevorderd die technologie wel is. Ik kreeg van beide mogelijkheden onlangs een knap staaltje.

    Op een of andere manier stelden we vast dat de mails die we verstuurden hun bestemming niet bereikten. Nochtans verschenen die mails in het postvak ‘verzonden mail’, en kwam er geen foutmelding. Een eenvoudige testmail naar onszelf bewees dat de mails inderdaad niet toekwamen, zowel van op de desktop als van op de laptop. Meteen ging ik ervan uit dat het een probleem was met de server, of de provider: als het aan de computer lag, dan was de kans veeleer klein dat ze allebei tegelijkertijd dezelfde fout zouden maken. Contact met Telenet leverde echter niets op: alles bleek normaal te functioneren, en inderdaad: de internetverbinding werkte feilloos, en de mails afkomstig van anderen bleven vlot binnenkomen, en verzenden via webmail lukte perfect. Dan maar het mailprogramma onder handen genomen, en dat is MS Live Mail. Ik had precies voor een Microsoft mailprogramma gekozen omdat ik wou vermijden dat ik bij problemen van Microsoft te horen zou krijgen dat het aan het ‘vreemde’ programma lag. Ik heb er een paar dagen over gedaan, alles nagekeken, forums afgeschuimd, helpdesks opgebeld, settings veranderd… Niets hielp. Ik begon stilaan te wanhopen. Want wat was het alternatief? De Telenet webmail gebruiken; dan zou ik gebruik kunnen maken van de helpdesk van Telenet. Wij hebben echter duizenden mails opgeslagen en honderden adressen en mailing lijsten. Het vooruitzicht van alles te verliezen en het vele werk om al die adressen over te zetten, ontlokte me een spontaan gekreun van miserie… Een ander mailprogramma gebruiken was evenmin een oplossing: ik was destijds van Mozilla Thunderbird overgeschakeld naar MS Live Mail omdat de stormvogel bij een update helemaal de mist was ingegaan; overigens kwamen ook mails verzonden met Thunderbird, die ik daarvoor even weer opgestart had, niet toe. Ik was ten einde raad, en zag ook niet meteen iemand die me kon helpen. Die vervelende en uitzichtloze patstelling heeft een paar dagen geduurd, die ik doorbracht in de min of meer depressieve toestand die allicht het gevolg is van de confrontatie met een onoplosbaar probleem, en van het afbreken van een van je vaste communicatiemogelijkheden.

    Op een avond, toen ik de computer kwam afsluiten voor het slapengaan, probeerde ik zonder veel hoop nog eens een mailtje te zenden naar mezelf, en kijk: de mail kwam meteen toe!

    Ik heb geen idee wat die plotse ommekeer veroorzaakt heeft, ik had immers al dagen niets meer veranderd aan het systeem. Het zal wellicht een mysterie blijven. En dat is wat me diep heeft doen nadenken over onze onmisbare en vanzelfsprekende technologie. Die is ondertussen zo ingewikkeld geworden, dat je als leek volledig machteloos staat. Men heeft de systemen zover geautomatiseerd, dat geen mens, zelfs specialisten niet, nog met een eenvoudige ingreep een stomme fout kan herstellen. Er zijn geen stomme fouten meer, alleen heel complexe, en eer die gevonden worden, moeten de beste specialistenteams aan het werk, vaak vele uren lang. Als individu kan je onmogelijk een beroep doen op een dergelijke service. Zo komt het dat een klein mankement je dagenlang op drift kan sturen.

    Ik heb de gewoonte om bij het (warme) avondmaal een glas rode wijn te drinken. Die koop ik hier en daar, en betaal zelden meer dan 6, 7 euro per fles. Enige tijd geleden kwam ik via een advertentie terecht bij Wijnvoordeel.be, en kocht er een Rioja die bijzonder goed meeviel. Sindsdien kopen we altijd daar. Er is een goede website, met onder meer een chatfunctie, en je krijgt interessante aanbiedingen en bijzondere promoties via mail. Bestellen is heel eenvoudig, betalen doe je met Bancontact, en vanaf 50 € is de levering dan gratis. Meestal is dat de volgende dag, via PostNL. Je kan het collo/i op de website volgen van verzending tot levering. Als je op het toestel van de koerier voor ontvangst aftekent, verschijnt je handtekening meteen op de website. Laatst plaatste ik een bestelling op een vrijdagnamiddag, en de levering gebeurde al op zaterdagmorgen, 10 uur. Van efficiëntie gesproken.

    Kijk, dat is nu eens een voorbeeld van een technologie die tot in de puntjes werkt. Hoe men erin slaagt om relatief goede wijnen te verkopen aan dergelijke lage prijzen, met gratis levering nogal, is me niet duidelijk. Ik kan alleen maar vaststellen dat dit de meest eenvoudige manier is om wijn te kopen; alles gebeurt van achter de computer, ik moet alleen de dozen naar de kelder brengen. Zolang ik tevreden ben over de kwaliteit van de wijn, zie ik niet in waarom ik zou veranderen.

    Is dit de toekomst die ons wacht? Ik stel vast dat ik meer en meer via internet bestel. Vroeger alleen boeken, maar nu ook wijn, en inkt voor de printer, en een nieuw Brita-waterkan en filters daarvoor, en een nieuwe batterij voor de laptop… wat nog meer, straks?

    Twee zeer verschillende ervaringen, die me allebei aan het denken gezet hebben. Wij zijn hoe dan ook grotendeels machteloos overgeleverd aan onze technologie en we zullen moeten leren leven met de ontelbare en nog onvermoede mogelijkheden die ons aangereikt worden, maar helaas ook met de vervelende foutjes en fouten die nu eenmaal onvermijdelijk zijn. Dat is, denk ik, de essentie van onze hoge technologische beschaving, namelijk dat wij lustig gebruik maken van diensten die wij niet zelf gemaakt hebben of in stand houden, die we niet in de hand hebben, maar waarop we blindelings vertrouwen, zonder verder na te denken over de consequenties. Onze technologische beschaving is een deel van onszelf geworden: zonder haar zouden we niet zijn wat we nu zijn.

    Maar wat als straks de elektriciteit uitvalt?


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    11-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tobit
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op 9 oktober 2014 adopteerden we een vierjarige Beagle uit een asiel. Hij droeg de naam Toby, en die hielden we maar aan, om het nieuwe contact tussen ons en hem niet moeilijker te maken dan te verwachten en te vrezen was. De naam wende snel, maar stilaan vond ik die doordeweekse naam minder en minder passen bij de eigenzinnige hond die Toby was. Toen las ik ergens een artikeltje over een andere hond met een veeleer ongewone naam, die lovend gecontrasteerd werd met meer prozaïsche hondennamen zoals Bobby en… Toby.

    Nu moet ik toegeven dat Toby een populaire naam is onder hondenliefhebbers. En zoals dat bij mij gaat, begon ik me af te vragen hoe dat komt. Toby is de Engelse troetelnaam voor Tobias, en Tobias is een Bijbelse naam, zoveel weet zowat iedereen, maar daar houdt het ook op. Wie was die Tobias?

    Een toevallige verwijzing naar een oude discussie tussen Thomas Huxley en Gladstone over het verhaal van de Gadareense zwijnen (Lk 8, 27-39, Mt 8, 28-34, Mk 5, 1-20) bracht me bij een detail dat tweemaal voorkomt in het boek Tobias, of beter Tobit: ‘Beiden begaven zich op weg. De hond van Tobias ging met hen mee.’ (5, 17); ‘Zij reisden dus door, gevolgd door de hond’ (11, 4).

    Huxley merkte toen al op dat honden en zwijnen, hoewel onreine dieren voor de Joden, toch nadrukkelijk aanwezig zijn in het Oude Testament. In het boek Tobit (Tobias is de zoon van Tobit) speelt de hond verder geen rol, maar het is wel een sprekend detail in het verhaal. Het maakt het, juist door de aanwezigheid van een van de meest geliefde huisdieren van de mens, juist menselijker. Zo uit het hoofd kan ik me niet herinneren dat er veel honden voorkomen in de Bijbel; er zijn verscheidene gevallen waarin ‘hond’ gebruikt wordt als een ruw scheldwoord, vooral in de vrouwelijke vorm om een vrouw voor hoer uit te schelden. Toch blijken ook de Joden honden als huisdieren gehad te hebben, en de anonieme Bijbelse hond van Tobias is voor hen en voor ons, als hun culturele erfgenamen, het voorbeeld geworden van al de honden die de mens hebben vergezeld op hun levenstocht. Omdat de hond van Tobias in het Bijbelboek geen naam heeft, heeft ‘men’ dan wellicht maar Tobias, en later in het Engels Toby, als een typische naam genomen voor een hond.

    Toby is dus helemaal geen prozaïsche of ordinaire naam voor een hond, maar een die met diepe betekenis beladen is sinds mensenheugenis. Dat er door overdreven gebruik sleet gekomen is op die prachtige naam, weerhoudt gelukkig nauwelijks iemand ervan om ook vandaag nog zijn of haar hond Toby te noemen.

    Zoekend naar een uitweg uit de huidige reële banaliteit van de naam Toby, maar zonder de klankwaarde en dus de herkenning door Toby zelf in het gedrang te brengen, kwam ik spontaan bij de naam van de vader van Tobias: Tobit. En zo heet onze Beagle van nu voort: Tobit, al zullen we hem allicht af en toe ook nog wel als Toby aanspreken, vertroetelend of vermanend, al naargelang.

    Ik kan de lezing van het boek Tobit in het Oude Testament overigens niet echt aanbevelen. Het is een typisch Bijbels verhaal, dat af en toe een Job doet denken. Het staat vol priesterlijke aanbevelingen voor het deugdzame leven (waar vooral de priesters in Jeruzalem beter van werden), maar bevat ook enkele verrassende uitspraken, zoals een formulering van de Gouden Regel: ‘Wat jij niet wilt dat jou geschiedt, doe dat ook een ander niet’ (4, 15).

    Voor mij is het de hond die in dit boek de held van het verhaal is.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    12-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toby

    Het begon allemaal met de kinderen. Onze schoonzoon wou graag een hond, en na een hele tijd van voorbereidingen was het eindelijk zover. Toen ze op bezoek kwamen met hun nieuwe puppy, een ‘grote Munsterlander’, waren we meteen vertederd. Ik heb eigenlijk altijd al een hond gewild, maar nu kreeg Lut er ook zin in. Mijn kleinkinderen drongen bij mijn oudste zoon eveneens aan op de aanschaf van een hondje, maar ook daar heeft het een hele tijd geduurd voor de hond, een teckel, er kwam.

    Lut vond dat als we een hond namen, we dat goed moesten voorbereiden: de tuin veilig afrasteren, een ‘bench’ aanschaffen enzovoort. Ze had wat schrik van een destructief beest in huis. Ik van mijn kant voelde dat de tijd rijp was en begon me te informeren over geschikte hondenrassen voor onze omstandigheden. Het moest een veeleer rustig dier worden, niet te groot, niet te klein, niet te jong, niet te oud, kortharig, een reu, bij voorkeur al gecastreerd. En als het mogelijk was: een asieldier dat we zo een tweede leven konden geven.

    De eerste verkenningen verliepen niet zo vlot. Wie ooit een bezoek bracht aan een dierenasiel, weet wat ik bedoel. De dieren leven daar vaak niet in optimale omstandigheden, en wie nooit een hond gehad heeft, zoals wij, schrikt wel even van de realiteit. Ik zocht elke dag aandachtig de website van pets.be af, op zoek naar een goede invulling van onze verwachtingen. Zo leer je de verschillende rassen beter kennen, en ook de problemen van asieldieren. Af en toe leek er een geschikte kandidaat voorhanden, maar dan bleek die al geadopteerd te zijn, of waren er ernstige problemen, of was het adres te veraf voor ons…

    In een naburig dorp vond ik toevallig een tweedehandse bench voor een heel schappelijke prijs. Die hadden we dus al. Nu nog een hond.

    Bijna had ik de hoop opgegeven en begon ik te denken aan een puppy, toen we vorige donderdag besloten om een asiel te gaan bezoeken op amper een half uurtje rijden van Werchter. Onze eerste indruk was veeleer gemengd, maar helemaal achteraan, in het laatste hok, een beetje verborgen achter een hoek, vonden we een Beagle, en dat leek wel wat: inderdaad niet te groot of te klein, vier jaar oud, kortharig, een gecastreerde reu. Ook Lut was meteen geïnteresseerd, en we namen de hond mee voor een korte wandeling. Ook dat viel best mee, en Lut en ik keken elkaar even onderzoekend aan, en we merkten dat we het woordeloos eens waren. Lut dacht eerst nog de hond voorlopig even daar te laten, in afwachting van de afrastering van de tuin en de aankoop van het nodige materiaal, maar de gedachte dat ‘onze’ hond nog een hele tijd in het asiel zou moeten blijven deed ons algauw besluiten hem meteen mee te nemen.

    Even de paparassen invullen, een touw aan zijn halsband en dan vertrokken we, ik op de achterbank met Toby naast me. Hij was verrassend rustig in de wagen. We reden meteen door naar een zaak waar we een gareel kochten, een leiband, hondenbrokken en nog een paar benodigdheden.

    En zo begon het avontuur. Toby wende heel snel. Het is een rustige hond, en hij werd met het uur meer aanhankelijk, wat het ons ook gemakkelijk maakte om ons aan hem te hechten. Ik nam hem mee op lange en korte wandelingen en raakte zo vertrouwd met zijn behoeften en belangstellingen.

    Alles leek goed te gaan, tot de eerste nacht. Toen wij gingen slapen, plaatsten we Toby in zijn bench, deurtje vast en dat was dat. Althans: dat dachten we. Blijkbaar had Toby andere slaapgewoonten bij zijn vroegere baasjes, of wou hij niet alleen zijn: eerst was het een bescheiden protest, maar na een kwartiertje begon hij onophoudelijk te blaffen. Ik bespaar je de details, maar het was een lange nacht. En ook de tweede nacht verliep niet beter, zodat ik al begon te wanhopen of we hem wel zouden kunnen houden. We besloten geduld te hebben: het was immers ook voor Toby een hele aanpassing. Zaterdag gingen we een tweede, kleinere bench kopen, die we in de hal plaatsten, aan de voet van de trap die naar onze slaapkamer leidt, in de hoop dat onze nabijheid hem een veilig gevoel zou geven. Aanvankelijk leek het op niets uit te draaien, en vreesden we al voor hetzelfde scenario, maar na hem enkele keren tot kalmte aangemaand te hebben vanuit het bed, werd hij inderdaad rustig en tot onze verbazing en niet geringe opluchting heeft hij de hele nacht doorgeslapen. Toen ik deze morgen bij zijn kooi kwam, lag hij rustig op mij te wachten, en eenmaal bevrijd uitte hij enthousiast zijn vreugde over het wederzien.

    Toby is nu al onze huisgenoot. Ik ga vaak met hem wandelen, en ook Lut doet dat nu al graag. In huis is hij altijd rustig en heel aanhankelijk, hij komt zich aan mijn voeten neervlijen en laat zich uitvoerig strelen en krabben. Als hij ligt te rusten, neemt hij de meest ontroerende houdingen aan. Hij stoort zich niet aan de muziek of aan de nieuwsberichten op tv.

    We hebben een hond! Ik had nooit gedacht dat de aanpassing zo vlot zou verlopen, en misschien staan ons nog verrassingen te wachten, maar dit is beter dan we ooit hadden durven dromen.

    Welkom, Toby!


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    30-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Besparingen, nogmaals.

    Ik had het de vorige keer over de besparingen die zowel de Vlaamse als de Belgische regering aan het voorbereiden zijn. Ik had het over het principe, namelijk dat de begroting van de overheid evengoed moet kloppen als die van elk huisgezin. Als de inkomsten dalen, moeten ook de uitgaven naar beneden. Als de uitgaven op een of ander punt stijgen, bijvoorbeeld de kosten van de vergrijzing, dan moet er op dat punt of op andere budgetten bespaard worden. Er moeten met andere woorden prioriteiten vastgelegd worden. En dan wordt het moeilijk.

    Ik had enkele suggesties gedaan: domeinen waar er naar mijn mening moeiteloos kon bespaard worden, zelfs zonder kwalijke gevolgen, in de eerste plaats ons nutteloos leger. Maar bijvoorbeeld ook op cultuur. De staat subsidieert de cultuur met gulle hand, en iedereen kan daarvan genieten; vanwaar dan mijn verzet? Zeker niet omdat ik een tegenstander zou zijn van cultuur, daarvan getuigt deze website ten overvloede. Wat is dan mijn probleem?

    Naar mijn mening is de overdreven subsidiëring door de overheid mede de oorzaak van bepaalde evoluties in de kunst en de cultuurwereld die mij en vele anderen niet bevallen. Als een de kunstenaar het zelf moet waarmaken bij het publiek, dan zullen zij ervoor zorgen dat zij van hun kunst kunnen leven. Zij zullen dus voldoende verkoopbaar werk moeten produceren om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Dat zal hen verplichten om ambachtelijk goed werk te brengen dat tevens in de smaak valt en dat ook betaalbaar is voor een breed publiek. Op al deze punten schiet het wel eens tekort wanneer kunstenaars gesubsidieerd zijn, en dus geen rekening hoeven te houden met hun publiek. Zij kunnen zich dan schaamteloos te buiten gaan aan de vreemdste experimenten en worden daarin nog gesteund door een aantal parasiterende kunstpausen, die het publiek dan wijzen op de vermeende bijzondere kwaliteiten van dat werk. Wij hebben het allemaal al gezien: plakjes hesp op de zuilen van een universitair gebouw, kevers in het koninklijk paleis, katten op de trappen van het Antwerps stadhuis, plassende Walkuren op de bühne, ‘aanpassingen’ van klassieke drama’s en opera’s aan de hedendaagse smaak, ‘hedendaagse’ kunst, absurd ‘modern’ theater. Dat zou allemaal de grenzen verleggen, en dus echte cultuur zijn.

    Dat er daarbij grenzen verlegd worden, dat zal niemand ontkennen. Maar of dat ook zo nodig moet? Als ik op TV een antieke of klassieke opera zie die qua enscenering, kostumering en algemene regie getransponeerd is naar een meer recente tijd of zelfs naar de hedendaagse tijd, dan haak ik meteen af, hoe goed de zangers en het orkest ook zijn. Postmoderne Wagner is voor mij volkomen onverteerbaar, net zoals postmoderne barokopera trouwens. Wat de beeldende kunsten betreft heb ik het altijd moeilijk met de zogenaamde ideeënkunst, waarbij het artistiek ambachtelijke helemaal naar de achtergrond verdwijnt en het kunstwerk nog enkel bestaat in de gedachten van de toeschouwer. Ongetwijfeld is het inpakken van de Reichstag in roze plastiek een hele onderneming, en maakt het resultaat indruk, maar voor mij hoeft dat echt niet, hoor.

    Maak ik mij dan niet schuldig aan praktijken zoals die van het Nazisme, dat al dergelijke kunstuitingen bestempelde als volksvreemde entartete kunst? Kijk, als men het verschil niet ziet tussen de eerlijke verontwaardiging over zogenaamd artistieke uitspattingen van gesubsidieerde of door de kunsthandel kunstmatig in leven gehouden en onmetelijk rijk gemaakte extravagante kunstenmakers enerzijds, en anderzijds de politieke vervolging van kunstenaars omdat ze homoseksueel zijn, of joods, of omdat een nazitopman hun kunst niet mooi vond, dan is dat maar zo. Ik kan heus wel wat hebben als het over moderne kunst gaat, maar voor mij zijn er nog altijd grenzen. Ik houd van kleinschalige kunst, kunst op mensenmaat, wars van megalomanie.

    Ik had het ook over uitkeringen. Wij beroemen ons erop dat wij de beste sociale zekerheid ter wereld hebben. Dat kan best zijn, maar er vallen daarbij toch kanttekeningen te maken. Enerzijds zijn er niet weinig mensen die door de mazen van dat vangnet glippen en in diepe armoede vervallen. En anderzijds zijn er zeker niet minder mensen die ten onrechte gebruik maken van die sociale zekerheid om te parasiteren op het werk van anderen. Elk systeem van sociale uitkeringen trekt mensen aan voor wie het systeem niet bedoeld is. Vandaag zijn er heel wat werkende mensen die menen dat de sociale fraude proporties heeft aangenomen die het toelaatbare al lang overschreden hebben. Men is niet meer bereid om zo ontzaglijk veel belastingen te betalen op het eigen loon, veel meer dan in andere landen, om anderen goed geld te betalen om niet te werken. Structurele solidariteit met hulpbehoevenden is aanvaardbaar, wenselijk en zelfs noodzakelijk, maar vandaag stelt men vast dat individuen het systeem uitmelken tot het niet meer mooi is, en dat terwijl organisaties zoals ziekenfondsen en vakbonden daarbij een oogje dichtknijpen, of zelfs actief aan die fraude meewerken. Werken moet aantrekkelijker gemaakt worden, het moet weer de normale toestand zijn van al wie het kan, en afdoende uitkeringen moeten beperkt worden tot wie daarzonder niet kan overleven.

    Als gepensioneerde kan ik niet om het probleem van de vergrijzing heen. Door demografische evoluties stijgt het aantal pensioengerechtigden snel. Er zijn dus meer mensen die een pensioen krijgen, en minder mensen die daarvoor belastingen betalen. In België is het in de eerste plaats de staat die de basispensioenen betaalt, niet de gepensioneerde zelf door de interesten op zijn stortingen voor een privé pensioenfonds. Men probeert nu op allerlei manieren dat nijpende tekort op te lossen, er is zelfs een commissie van wijzen aangesteld, nu gebleken is dat alle maatregelen uit het verleden, zoals het fameuze zilverfonds van de socialisten, volkomen ontoereikend zijn. En dus verhoogt men de pensioenleeftijd, schaft men allerlei systemen van vervroegd pensioen af, geeft men bonussen aan wie langer werkt, en knabbelt men aan de al te royale pensioenen van de ambtenaren. Persoonlijk meen ik dat wie ongeveer veertig jaar gewerkt heeft, recht heeft op een basispensioen dat overeenkomt met de wedde van een gemiddelde arbeider of bediende, zeg maar ongeveer € 1450. Wie meer wil, moet daarvoor zelf een spaarpot aanleggen op een of andere manier. Ik vind het onaanvaardbaar dat bepaalde personen een staatspensioen krijgen dat verschillende keren dat bedrag overschrijdt: zij krijgen tot 100% van hun wedde van de laatste vijf jaar van hun loopbaan, die natuurlijk het toppunt van hun carrière uitmaken. Dat kon vroeger misschien, toen er nog veel minder ambtenaren waren, en veel minder hoge ambtenaren, maar nu is dat niet meer doenbaar.

    De voorstellen die nu op tafel liggen om de pensioenen te hervormen hebben betrekking op de mensen die nu nog aan het werk zijn, niet op de bestaande pensioenen. Dat schept ongenoegen: men stelt dan dat de huidige gepensioneerde het goed aan boord gelegd hebben en zichzelf hoge pensioenen toegekend hebben, en dat de huidige generatie nu zelf moet beslissen om voor zichzelf een veel minder interessante pensioenregeling uit te werken, vooral om de bestaande vroege en hoge pensioenen te kunnen blijven betalen. Ik meen dan ook dat men ook moet durven snijden in de bestaande pensioenen. Een hoge ambtenaar die nu een pensioen krijgt dat een groot veelvoud is van het basispensioen mag daarop gerust veel zwaarder belast worden. De staat moet immers niet instaan voor de rijkdom van de gepensioneerden, doch hun enkel een eerlijk ‘leefloon’ garanderen, zodat ze rustig kunnen genieten van hun oude dag en van de bezittingen die ze tijdens hun leven vergaard hebben. Er zijn vandaag heel wat voorbeelden van gepensioneerden die rijkelijk leven en over aanzienlijke kapitalen beschikken, waar ze nauwelijks iets nuttigs mee aanvangen. Dat spaargeld moet meer geactiveerd en beter gebruikt worden. Het heeft geen zin dat iedereen zich een kapitaal bijeenspaart voor zijn oude dag, maar het dan niet aanspreekt omdat men het niet nodig heeft dank zij een al te genereuze sociale zekerheid. Het lijkt me veel zinvoller om dat te vervangen door een goede verzekering voor de risico’s van het ouder worden.

    Ten slotte nog een woord over de universiteiten. Ik heb mijn hele carrière doorgemaakt als ambtenaar aan de universiteit, en ik heb gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op zestig jaar op pensioen te gaan. Ik krijg van de staat het normale pensioen, en heb daarnaast een bescheiden kapitaal meegekregen van de universitaire groepsverzekering. Dat houd ik helemaal achter de hand als een appeltje voor de dorst, en het zal later aan mijn erfgenamen ten goede komen, als ik het niet heb hoeven te gebruiken om mijn oude dag door te komen. Er zijn mensen die een veel grotere uitkering hebben gekregen van de groepsverzekering dan ik, omdat ze ook een hoger loon hadden. Professoren zijn nog beter af, die krijgen een pensioen zoals de hogere ambtenaren. Men kan zich afvragen of de universiteiten met hun subsidies moeten instaan voor dergelijke groepsverzekeringen, of voor dergelijke hoge pensioenen. De hele kwestie gaat om wat de staat moet doen voor de pensioenen, zowel van de werknemers in de privé sector als voor staatsambtenaren en daarmee gelijkgestelden, zoals de universiteitsprofessoren en -ambtenaren. In ons land betaalt de staat de werkingsmiddelen en de lonen van het personeel van de universiteiten. Daarnaast verwerven de universiteiten allerlei andere inkomsten, waarmee ze die werkingsmiddelen verhogen en nog meer personeel aanstellen. Het gaat daarbij over zeer grote bedragen. De universiteiten zijn machtige instellingen, en er wordt zeer weinig controle uitgeoefend op hun werking en hun prestaties. Zo haalt in Vlaanderen minder dan de helft van de studenten een einddiploma, velen niet binnen de normaal voorziene tijd. Er is geen toelatingsexamen, behalve voor geneeskunde. Dat maakt dat heel wat jongelui hun kans wagen aan de universiteit, en dat maar een derde slaagt in dat eerste jaar. Er wordt dus veel tijd en energie gestoken in nutteloos massaonderwijs. Heel wat onderzoek is van middelmatig tot bedenkelijk niveau, heel wat professoren doen helemaal geen ernstig onderzoek. Men komt er niet uit of de universiteiten nu bedoeld zijn om jonge mensen op te leiden, of onderzoeksinstellingen zijn, en bijgevolg doet men geen van beide zaken echt naar behoren, en blijft men vaak steken in amateurisme en verouderde praktijken. De maatschappij klaagt dat de universiteit niet voorbereidt op het werkelijke leven. Het is dus de hoogste tijd dat de staat zich ernstig gaat bezinnen op haar rol tegenover de universiteiten: er zijn voorbeelden in andere landen van universiteiten die geen cent ontvangen van de staat. Het lijkt me betekenisvol dat slechts één Vlaamse universiteit (amper) de top 100 haalt, terwijl de niet-gesubsidieerde universiteiten alle rangschikkingen aanvoeren.

    Dat alles leidt me tot het besluit dat onze maatschappij er beter aan doet om het staatsapparaat aanzienlijk kleiner te maken, en zich op alle terreinen te beperken tot het strikt noodzakelijke, en zich uit talrijke domeinen helemaal terug te trekken, of zich te beperken tot een afstandelijk toezicht om uitwassen te voorkomen. De recente verkiezingen hebben overduidelijk aangetoond dat de overgrote meerderheid van de Vlamingen daar eveneens zo over denkt. Laten we hopen dat die Vlamingen, met de vertegenwoordiging die ze democratisch verworven hebben in het Vlaamse en het Belgische parlement, die overtuiging zullen waarmaken, tot spijt van wie ’t benijdt.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    27-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Besparen op cultuur?

    De Vlaamse regering moet besparen. De oorzaken zijn verscheiden: we hebben van België meer verantwoordelijkheden gekregen, maar niet het budget om die te bekostigen. We moeten nu zelf opdraaien voor onze Vlaamse uitgaven, met minder inkomsten. En er is crisis: ook dat zorgt voor minder inkomsten, terwijl men meer op de overheid een beroep doet, voor werkloosheids- en andere uitkeringen. Kortom, de begroting gaat in het rood, tenzij men de uitgaven beperkt of de inkomsten verhoogt. De inkomsten verhogen betekent nog meer belastingen, dus liever niet, wij zijn al het zwaarst belast landje ter wereld. En dus is er maar één oplossing: de staat moet minder uitgeven.

    Laat dat nu precies zijn wat veel mensen al heel lang denken in Vlaanderen. Verwachten dat de overheid aan iedereen geschenken uitdeelt, dat is waanzin natuurlijk: iemand moet die cadeautjes toch betalen? En wie betaalt ze? Juist: de werkende mens, door belastingen te betalen, dat zijn de inkomsten van de staat. De werkende mens staat dus een deel van zijn loon af aan mensen die niet werken. Dat kan, maar enkel in zover dat ook echt nodig is. Maar we zijn niet eens in staat om iedereen te helpen die het echt nodig heeft, zoals de personen met een beperking. Dat belet ons echter niet om vele miljoenen uit te geven aan projecten waarvan het nut of de zin velen ontgaat. Ik noem maar één voorbeeld: de restauratie van de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen. Als ik heel eerlijk mag zijn: voor mij mogen ze die dynamiteren.

    Laten we het ook eens over uitkeringen hebben. Laatst was er een reality programma op de VRT, ‘De Rechtbank’. Een vrouw die zelf voorwaardelijk vrij was wegens drugszaken, werd betrapt toen ze haar man in de gevangenis drugs wou bezorgen. De onderzoeksrechter vroeg haar van wat ze leefde, en haar antwoord was: ik ‘trek’ 1500 euro per maand van de mutualiteit. Ik viel zowat van mijn stoel. Dat is immers meer dan mijn pensioen. Ik kreeg plots het bangelijk gevoel dat er in Vlaanderen echt wel veel omgaat dat we niet weten als het over uitkeringen gaat.

    Ook op cultuur moet er bespaard worden, globaal ongeveer 7,5 procent. Vanzelfsprekend schreeuwen een aantal gesubsidieerde cultuurpauzen moord en brand. Maar ik moet bekennen: het raakt mijn koude kleren niet. Ik durf van mezelf zeggen dat ik over enige culturele bagage beschik, maar ik mijd wat in Vlaanderen voor cultuur doorgaat als de pest. Ik ga niet naar concerten of andere muziekuitvoeringen, bezoek geen grote tentoonstellingen, kom niet in musea of kerken, ik koop en lees de boeken niet die in kranten en weekbladen hoge ogen gooien, kortom, ik blijf thuis en lees boeken die ik zelf koop, meestal tweedehands, of die ik gratis op internet vind. Ik vermijd de VRT, zowel radio als TV. En ga zo maar door.

    Voor mij mogen ze dus gerust het hele zootje sluiten en afschaffen: mijn cultuurbeleving zal er niet onder lijden. Ik onderhoud twee websites die ik toch wel cultureel durf te noemen, en wel zonder enige subsidie of andere inkomsten, en ik bied alles gratis aan. En ik heb een boek geschreven, eveneens zonder subsidies, gewijd aan Spinoza, een filosoof die eveneens alle subsidies en benoemingen weigerde, en op zijn eentje oneindig veel meer heeft gedaan voor onze beschaving dan al de cultuurpauzen van vandaag samen. Wat vandaag voor cultuur doorgaat, zal in mijn bescheiden opinie, en als we op ons recent verleden mogen afgaan, al over enkele jaren door de mand vallen als schrijnende banaliteit.

    Ik heb veertig jaar aan de universiteit gewerkt en ik durf hier plechtig stellen: men kan aan de universiteit moeiteloos 50 procent besparen, en geen mens die het zal merken als men het ernstig doet.

    Voor mij mag er dus gerust minder ‘staat’ zijn, liefst zelfs zo weinig mogelijk, enkel wat noodzakelijk is. En neen: het leger is daar niet bij, en cultuur evenmin.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:kunst
    11-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een waanzinnige logica: de Hannibal Directive

    Het gevoel van machteloos onbehagen blijft me beklemmen bij het volgen van de nieuwsberichten, vooral die over gewelddadige conflicten.

    Neem nu de oorlog in Gaza. Allerlei mensen en instellingen nemen daarin een standpunt in, en vaak ben ik geneigd een of ander standpunt bij te treden, tot ik weer een andere klok hoor luiden, argumenten doorprikt worden of informatie als onbetrouwbaar of dubieus wordt ontmaskerd.

    Volgens sommige bronnen bestaat er bij het Israëlische leger een zogenaamde Hannibal Directive, een richtlijn voor de troepen voor het geval dat een soldaat in handen valt van de vijand. De troepen moeten dat te allen prijze verhinderen, en wanneer dat niet mogelijk is, moet men de vijand bestoken, ook al komt de gegijzelde daarbij om. Volgens een nog meer onvoorstelbare interpretatie zouden Israëlische soldaten het consigne krijgen om veeleer zichzelf te doden dan zich te laten nemen, en zo het leger en de staat in een onaanvaardbare situatie te brengen. Deze richtlijn zou ook in het recente conflict al toegepast zijn.

    Israel heeft iets met krijgsgevangen of gekidnapte medeburgers en soldaten, en zelfs met het stoffelijk overschot van gesneuvelden. Ook andere legers hebben als erecode dat ze geen van de hunnen achterlaten op het slagveld, bijvoorbeeld de Amerikanen. Maar bij Israel gaat het wel heel ver. Toen enkele jaren geleden een soldaat gekidnapt was door de Palestijnen, beheerste die kwestie vier jaar lang het nieuws. Uiteindelijk werd die ene Israëli geruild voor meer dan duizend Palestijnse (krijgs)gevangenen. De gedachte dat een Jood gevangen gehouden wordt door de Palestijnen is blijkbaar ondraaglijk. En dat terwijl er constant vele duizenden Palestijnen langdurig en vaak zonder vorm van proces gevangen gehouden worden in Israëlische gevangenissen.

    De huidige oorlog (want zo moeten we het conflict noemen) is losgebarsten na de moord op drie Israëlische jongeren, en het is met ongekende intensiteit voortgezet toen een jonge officier ‘vermist’ was. Die jonge officier is later als gesneuveld opgegeven, maar er reizen vragen over de omstandigheden: is hij niet door het Israëlisch leger gedood, toen hij in de handen gevallen was van de Palestijnen? Of heeft hij zichzelf en Israël dat lot bespaard, zoals hem opgedragen en ingehamerd?

    In het conflict tussen Israel en Hamas gaat het vaak over de ongelijke proporties: de omvang van de beide legers en de wapens waarover ze beschikken; het aantal doden en gewonden aan beide kanten; de (geringe) aanleiding tot het conflict en de (overdreven) reactie van Israël; de enorme materiële schade in Gaza en het succesrijk vermijden daarvan in Israël. Dat dit een ongemakkelijke redenering is, bleek toen in een interview de Israëlische ambassadeur in België aan de met verstomming geslagen journaliste vroeg: eist u met die opmerking niet dat er aan Israëlisch kant evenveel slachtoffers moeten vallen, en er evenveel materiële schade moet zijn? Zou dat de oorlog meer aanvaardbaar maken, of minder gruwelijk?

    Dat is ook mijn bedenking bij de open brief van een groep Vlaamse artsen in de media. De bekende woordvoerder noemde precies dat onevenwicht de voornaamste reden van hun protest. Als men die redenering volgt, ‘betreurt’ men op een of andere manier inderdaad dat er niet meer slachtoffers vallen en niet meer schade is (aan Israëlische kant). Dat kan toch niet de bedoeling zijn… Daarom ware het beter alle geweld te veroordelen, hoe aanzienlijk of gering de verliezen ook zijn aan de ene of de andere kant.

    Op de vraag waarom Hamas zijn militaire installaties in het midden van de bewoonde gebieden situeert, antwoordde diezelfde woordvoerder van de protesterende artsen opvallend dat ‘men niet anders kon’: er zijn in Gaza geen niet-bewoonde gebieden. Dat is natuurlijk onjuist; het is duidelijk dat Hamas zijn wapens, opslagplaatsen en commandoposten niet op open plekken situeert omdat ze anders een nog gemakkelijker doelwit vormen voor Israël. Men zou dus kunnen antwoorden dat als Israël die wapens wil uitschakelen, ze niet ‘anders kunnen’ dan bewoonde gebieden raken, en dus ook onschuldige omstanders raken. De beide redeneringen zijn echter al te cynisch, en zouden nooit aangewend mogen worden om enige actie te rechtvaardigen.

    Ik weet dus niet welke kant te kiezen in dit conflict. Ik gruw van het geweld en het menselijk leed is ontstellend. Maar ik kan me niet scharen achter protestbewegingen ten gunste van Hamas, noch achter steunbetuigingen voor Israël. Enkel een absolute veroordeling van het geweld in de regio en een oproep tot blijvende vrede is een ethisch aanvaardbare houding. Het is echter een opvatting die weinigen delen: men laat zich leiden door sterke emoties ten gunste van de enen of tegen de anderen. Die emoties zijn terecht, maar ze zijn ook de aanleiding en de reden voor het conflict. Als men dieper nadenkt, moet men uiteindelijk gaan inzien dat het al dan niet vermeend onrecht niet ongedaan gemaakt wordt door nog meer onrecht, dat de doden niet tot leven komen door nog meer mensen te doden. Misschien is dat wel wat die mysterieuze tekst in het evangelie betekent: ‘laat de doden hun doden begraven’ (Matteüs 8, 21-22 en Lukas 9, 59-60).

    Wanneer we elke gekidnapte, gewonde, of dode aan onze eigen kant moeten wreken, hebben we nooit gedaan, en blijft het geweld in de wereld. Enkel wanneer we dat inzien, kan er een nieuw begin gemaakt worden en kan er een proces op gang komen dat uiteindelijk moet leiden tot een billijke en blijvende vrede. Het ziet er echter naar uit dat geen van beide partijen in dit conflict, of in de talrijke andere, bereid is ook maar één ogenblik in die richting te denken. Zij zullen dan ook ongetwijfeld nog lang hun doden begraven, en zelfs liever hun eigen mensen doden dan toe te staan dat ze, dood of levend, in de handen van de tegenstander vallen. Dat is de verbijsterende, waanzinnige logica van het geweld, die door zoveel staten en rebellen met alle middelen in stand gehouden wordt in het hart van mensen die er het eerste, maar helaas niet het enige slachtoffer van zijn. Het is voor de machthebbers een immense verantwoordelijkheid, waar zij echter blijkbaar goedschiks mee omgaan, zoals destijds ook Hitler, Stalin, Pol Pot en anderen. Wij leren niet gemakkelijk uit de geschiedenis, die we nochtans goed kennen. En dus zijn we veroordeeld om ze te herhalen; George Santayana (1863-1952): "Those who cannot remember the past are condemned to repeat it" (uit "Life of Reason I").


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    08-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ongewenst seksueel gedrag

    Ik vind het steeds moeilijker om me te mengen in lopende debatten, of een standpunt in te nemen over gebeurtenissen om me heen, en de nieuwsberichten te volgen.

    Een voorbeeld. Via FB vernam ik het verhaal over een filosofieprofessor (50) die een korte relatie had met een jonge studente, die blijkbaar psychisch labiel was. Nadien had die studente een even korte en even desastreuze relatie met een jongere man, maar die liep ook op de klippen, om dezelfde redenen. Kort daarop stapte die studente uit het leven, na een eindeloze reeks van dreigingen met en pogingen tot zelfdoding. In de nasleep van het onderzoek naar dat overlijden werd de professor door zijn universiteit aan de deur gezet. Hij vocht die beslissing aan, en kreeg gelijk van de rechtbank, die van oordeel was dat de zelfdoding niet te wijten was aan het gedrag van de professor, en de universiteit moest hem weer aannemen.

    Kijk, wat doe je met zo’n triest, tragisch verhaal? Ik heb veertig jaar aan da universiteit gewerkt als ambtenaar, en ik heb dergelijke zaken van nabij meegemaakt. Ik weet dat ze gebeuren, steeds weer, en dat het vrijwel onmogelijk is deze situaties en het onnoemelijk leed te vermijden dat ze met zich meebrengen voor alle betrokkenen, hoezeer men dat ook probeert. In Amerika lopen er daarvoor allerlei (dure) programma’s en worden die zaken voor de rechter uitgevochten, vaak met miljoenen dollars aan schadevergoeding, uitbetaald door universiteiten wegens het seksueel onaanvaardbaar gedrag van staf en studenten, en natuurlijk met fikse honoraria voor de advocaten.

    Ik verdedig ongewenst seksueel gedrag absoluut niet. Maar als de conflicten die voortvloeien uit het samenleven van mensen in onze universiteiten uiteindelijk leiden tot spectaculaire processen, en die op hun beurt tot draconische maatregelen om dat te vermijden, dan zijn we niet meer bezig met het opvoeden van jonge mensen tot normale menselijke relaties, maar tot het juridisch afdwingen van een gedragscode waarbij elke spontaneïteit onmogelijk wordt, en iedereen voortdurend op zijn hoede is om toch zelfs maar niet de indruk te geven aan seksualiteit te denken, daar waar we dat toch voortdurend doen. Mensen zijn seksuele wezens, dat valt echt wel moeilijk te ontkennen. En ja, we moeten met elkaar omgaan in onze werkomgeving zonder dat die seksualiteit een probleem wordt.

    Dat is echter een zeer complexe zaak. Niemand wil immers alle seksuele aspecten bannen uit de werksituatie, en dat is ook niet mogelijk. Maar er zijn evident grenzen aan het aanvaardbare en het wenselijke, en die zijn niet eens moeilijk te definiëren. Wanneer iemand op een beschaafde manier uiting geeft aan zijn seksuele interesse voor iemand anders in de werksfeer, dan moet die andere persoon daarop kunnen reageren zoals die wil, zonder dat dit enig gevolg heeft voor de werksituatie. Maar soms, of veelal, is dat laatste niet het geval, en dan krijg je problemen. En soms wordt wat aanvankelijk niet ongewenst was dat na verloop van tijd wel. En wat voor de ene onschuldig is, wordt door de andere als bedreigend ervaren.

    Om die reden stelt men in allerlei instellingen richtlijnen op over ongewenst seksueel gedrag, maar die grenzen zijn veel moeilijker te trekken. En zo komen we terecht in een soort war of the sexes, die wordt uitgevochten voor commissies, beroepsinstanties en uiteindelijk rechtbanken, met veroordelingen of ‘minnelijke’ schikkingen en financiële schadeloosstellingen, alsof die echt een oplossing bieden voor de betrokkenen, of een efficiënte ontrading vormen voor toekomstige ‘daders’.

    Ik weet ook niet hoe het verder moet. Ik kan me niet voorstellen dat er ooit een tijd zal komen dat er aan onze universiteiten en hogescholen, of in de samenleving als geheel, geen problemen meer zijn met de beleving van onze seksualiteit. Die beteugelen met wetten lijkt me geen goede zaak, al moet dat in ernstige gevallen natuurlijk gebeuren. Richtlijnen waaraan niet meteen sancties verbonden zijn, lijken me wel aangewezen en zelfs noodzakelijk, evenals overleg, bemiddeling en gesprekstherapie. Ik aarzel, zo stel ik vast, om met seksueel gedrag zonder meer om te gaan zoals met intrinsiek misdadig gedrag, bijvoorbeeld diefstal, slagen en verwondingen, moord…

    Dat een universiteit miljoenen moet betalen aan een student omdat een andere student zich heeft schuldig gemaakt aan ongewenst seksueel gedrag, en de universiteit blijkbaar niet genoeg gedaan heeft om dat te verhinderen, bijvoorbeeld door het opstellen en handhaven van een gedragscode, lijkt me inderdaad bizar. Seksueel gedrag is op zichzelf immers helemaal geen misdaad; het wordt het alleen als een van de betrokkenen het aanvoelt als ongewenst, en de andere er toch mee doorgaat. Maar er is vaak een dunne lijn tussen wat iemand aanvaardbaar acht en wat niet, en hoe men dat te kennen geeft. Vandaar dat ik, behalve in flagrante en gewelddadige (ook psychisch!) gevallen, meer heil zie in richtlijnen ter preventie en in confrontatie en uitpraten en zo mogelijk erkenning van schuld en eventueel verzoening dan in draconisch bestraffing en enorme financiële compensaties.

    Mijn gevoel van machteloosheid wordt er echter niet minder bezwarend om. Men zal zeker doorgaan met het beteugelen en het vervolgen en afdanken en het toekennen van financiële schadeloosstellingen. Maar dat zal de problemen niet oplossen, neem ik aan, noch verhinderen dat er zich nog problemen voordoen. Wij hebben in het verleden altijd aangenomen dat er zich in de sfeer van de seksualiteit zaken voordoen waarbij de betrokken zich niet van hun beste kant laten zien, en we hebben dat meestal met de mantel der liefde bedekt, zoals dat heet. Zeker, we hebben dat ook gedaan wanneer er helemaal geen liefde mee gemoeid was, we hebben zaken onterecht in de doofpot gestopt en zo slachtoffers dubbel gekwetst en daders een vrijbrief gegeven om door te gaan met hun misdadig gedrag.

    Maar de zaken helemaal omdraaien, en de menselijke seksualiteit uitsluitend regelen op wettelijke basis, en in een context van criminaliteit, lijkt me een reactie die niet aangepast is aan de problematiek.

    Mijn gevoel van onmacht is terneerdrukkend en complex. Ik weet dat we nog ver verwijderd zijn van een oplossing. Ik weet dat er elke dag talloze mensen zullen lijden in seksuele relaties en confrontaties, en dat evenveel mensen zich zullen schuldig maken aan onaanvaardbaar seksueel gedrag. En ik weet dat wat ik daarover denk geen enkele invloed zal hebben.

    Behalve voor mezelf.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gaza: de grond van de zaak

    Het is moeilijk om niet te reageren op de nieuwe opflakkeringen van oorlogsgeweld, vooral in Oekraïne en in de Gaza-strook. Anderzijds heeft het zo goed als geen zin om in te gaan op de details van die conflicten: niet alleen weten we er niet genoeg over om een min of meer objectief oordeel te vellen en zal elk oordeel altijd wel subjectief zijn, bovendien doet ons oordeel er niet toe, omdat het geen enkele invloed heeft op de gebeurtenissen. Waarom er dan toch op ingaan?

    Omdat die machteloosheid aanzet tot dieper nadenken over dergelijke conflicten en tot zoeken naar meer algemene oorzaken, wat ons misschien kan leiden naar mogelijke oplossingen.

    Dat mensen van mening verschillen, is op zichzelf geen probleem. Mensen zijn verschillend en als ze gaan samenleven, leidt dat onvermijdelijk tot meningsverschillen. Niemand is het helemaal en op alle punten eens met iemand anders, we zijn uniek. Dat wil echter niet zeggen dat we het nergens over eens zijn, met niemand: wij lijken ook op elkaar, en in gelijksoortige omstandigheden zijn we geneigd op dezelfde manier te reageren. Er is dus niet één absolute waarheid over alles, maar anderzijds zijn er wel heel wat zaken waarover we het eens kunnen zijn. Het gaat er dus om ons te verzoenen met de verschillen, en zoveel mogelijk de punten te vinden waarover we het eens zijn. Als we daarbij ook nog uitgaan van het feit dat iedereen vrij is en gelijk, en dat we niets kunnen zonder de anderen, maar integendeel veel meer kunnen met anderen samen dan alleen, zou dat idealiter moeten leiden tot een leefbare samenleving.

    En dat is ook zo in grote delen van de wereld. Niet dat het overal rozengeur en maneschijn is, of dat die gelijkheid, vrijheid en solidariteit overal optimaal of zelfs maar in gelijke mate onvolmaakt gerealiseerd is, verre vandaar, de verschillen zijn zelfs tergend groot. Maar het is in de meeste gevallen leefbaar voor de meeste van de zeven miljard bewoners van onze aarde.

    Maar niet overal. De conflicten doen zich echter blijkbaar niet speciaal voor op plaatsen waar de levensomstandigheden het moeilijkst zijn: Rwanda ziet eruit als het aards paradijs, maar het was het toneel van een verschrikkelijke genocide. Gaza ziet eruit als de rest van de kuststreek daar, maar het is er nog nooit helemaal rustig geweest. In de nasleep van de val van de Sovjet-Unie zijn er enkele conflicten geweest en zijn er enkele staatsgrenzen gewijzigd, gewelddadig of vredelievend, zonder dat we kunnen vaststellen waarom.

    Als we naar de oorzaken zoeken van al dergelijke conflicten, zien we dat godsdienstige, etnische, sociale, historische en wellicht nog andere elementen een rol spelen, maar het wordt niet duidelijk waarom op een bepaald ogenblik de mensen naar de wapens grijpen en elkaar te lijf gaan en naar het leven staan. We zien ook dat de beschikbaarheid van wapens een rol speelt, maar de genocide in Rwanda toont aan dat het ook met keukenmessen en machetes kan. Grootschalige verwoestingen van de infrastructuur lijken dan weer een kenmerk te zijn van modern wapentuig, maar misschien was er in Rwanda niet genoeg infrastructuur die als doelwit kon dienen voor moderne wapens. Het gaat vandaag ook niet meer zozeer om veroveringsoorlogen.

    Overal ter wereld is er geweld aanwezig, onder talloze vormen: zelfdoding, moord, foltering, verkeersdoden en arbeidsongevallen enzovoort. Oorlogsvoering is er ook altijd al geweest, maar stilaan minder, en minder grootschalig. Zeshonderd doden in Gaza is er zeshonderd teveel, maar het zijn geen aantallen die men kan vergelijken met de beide wereldoorlogen van de twintigste eeuw, bijvoorbeeld. Maar waarom escaleert een conflict zoals in Syrië tot een gewapende strijd, een oorlog? Waarom nu in Gaza? Afghanistan? Oekraïne?

    Voor een oorlog heb je slechts één agressor nodig, om vrede te sluiten moet je met zijn tweeën zijn. Het is voldoende dat in een conflict één partij naar de wapens grijpt; de andere partij kan dan niet anders dan zich eveneens met de wapens verdedigen, je kan je toch niet laten afslachten of onder de voet lopen, is dan de redenering. Om een oorlog te beëindigen, moeten de betrokken partijen het eens zijn.

    Wie het conflict, of de nieuwe opflakkering ervan, tussen Israël en Hamas begonnen is, valt moeilijk te zeggen. Israël houdt de Gaza-strook in een constante wurggreep. Anderzijds is het wel bewezen dat Hamas na een beperkte onderbreking zijn beschieting van Israël herbegonnen is, en ook andere ‘terroristische’ daden heeft gesteld. Allicht was dat, samen met de moord op drie Israëlische jongeren, de aanleiding voor een nieuwe Israëlische aanval op Gaza.

    In feite zien we een herhaling van het scenario waarmee alle oorlogen beginnen: een daad van gewapende agressie, hoe beperkt ook, van een staat tegen een andere staat. De reactie daarop is niet in de eerste plaats het beveiligen van de eigen grenzen, dus de verdediging van het eigen grondgebied, maar het behalen van de overwinning op de vijand, door die in zijn eigen land aan te vallen en tot overgave te dwingen. Dat is wat we meemaken in Gaza, en het is een verhaal dat zo oud is als de mensheid.

    In elk gewapend conflict heb je mensen nodig die elkaar naar het leven staan. Als het gaat om staten die over een leger beschikken, zijn dat soldaten. Die hoeven niet allemaal zelf erg oorlogszuchtig te zijn: ze worden gedwongen om bevelen uit te voeren. En een moderne oorlog lijkt overigens steeds meer op een war game: iemand drukt op een knop en ziet een ontploffing op een scherm. Lijf-aan-lijfgevechten zijn veeleer zeldzaam: je treft de vijand van op grote afstand Je hebt ook mensen nodig die beslissen om een oorlog te beginnen, politici dus, die zelf niet deelnemen aan de strijd, en bevelhebbers die de concrete bevelen geven.

    Men neemt aan dat, achteraf gezien, gewapende conflicten zelden de problemen oplossen die zich stellen, en dat die problemen ten minste even goed op vredelievende wijze hadden kunnen opgelost worden. Maar dat zijn overwegingen die geen rol spelen op het ogenblik dat mensen zich in hun bestaan bedreigd voelen of ook werkelijk aangevallen worden. Oorlog behoort tot de concrete mogelijkheden.

    Als men gewapende conflicten wil vermijden, moet men niet in de eerste plaats de wapenproductie beperken, want wapens zal men altijd vinden. Men kan zoeken naar situaties die aanleiding kunnen geven tot gewapende conflicten, maar die zullen er ook altijd zijn. Het komt er dus vooral op aan dat men mensen, alle mensen, politici, militairen en alle burgers ervan overtuigt dat geen enkele reden goed genoeg is om een gewapend conflict te beginnen.

    Dat is echter geen geringe opdracht. Er zijn immers altijd mensen die meer geneigd en sneller bereid zijn om geweld te gebruiken, en die elke gelegenheid daartoe aangrijpen. Dat kunnen heel eenvoudige mensen zijn, die men gemakkelijk kan manipuleren met propaganda. Maar ook mensen die de hoogste functies bekleden in de maatschappij blijken niet immuun voor de verleiding van het geweld. Wanneer de president van de Verenigde Staten op een bepaald moment besliste om Irak aan te vallen, was daaraan ongetwijfeld een uiterst complex proces voorafgegaan, en was hij ongetwijfeld evenzeer gemanipuleerd, maar uiteindelijk wist iedereen dat George W. Bush een gewelddadig en oorlogszuchtig man was, en dat hij, als de gelegenheid zich zou voordoen (of door hem zelf of zijn omgeving zou gecreëerd worden), niet zou aarzelen om een oorlog te beginnen. Een andere president, Kennedy, besliste onder vergelijkbare omstandigheden na lang nadenken zelf om geen uitgebreid gewapend conflict te beginnen met de Sovjet-Unie over Cuba.

    Als men oorlogen wil vermijden, moet men de mensen ertoe brengen af te zien van het gebruik van geweld, zelfs als ze daartoe geneigd zijn, zelfs als ze onrechtvaardig behandeld worden, zelfs als ze uitgedaagd worden, zelfs als ze aangevallen worden. Wij moeten ervan overtuigd raken, niet dat oorlogsgeweld niets oplost, maar dat het onmenselijk is om oorlogsgeweld te gebruiken, onder alle omstandigheden. Pas wanneer de wapens zwijgen, kunnen we op een ernstige manier problemen beginnen aanpakken. Zolang de mogelijkheid bestaat om uiteindelijk toch tot geweld over te gaan, geldt alleen het recht van de sterkste.

    Het gaat dus in de eerste plaats om een mentaliteitswijziging, veeleer dan om ontwapening, alhoewel die ook noodzakelijk is, natuurlijk. Maar ontwapenen is ondenkbaar zonder die mentaliteitswijziging, terwijl die mentaliteitswijziging voldoende zou zijn, zelfs in een tot de tanden gewapende wereld. We moeten ertoe komen dat we geen wapens meer willen gebruiken, dan zullen we vanzelf ophouden om ze te maken en te verkopen. Ontwapening is een doel, geen middel.

    Hoe we zoveel mogelijk, ja alle mensen zover kunnen krijgen, is natuurlijk de vraag. Wij hebben op dat punt nog geen blijvende successen behaald: er is altijd wel ergens oorlog. Opvoeding en bewustmaking zijn primordiaal: in meer ontwikkelde landen wordt minder oorlog gevoerd dan in andere. Een billijke verdeling van de rijkdom en de macht helpt ook, en een democratisch staatsbestel is minder oorlogszuchtig dan een dictatuur. Maar dat is het probleem enkel verplaatsen: hoe kom je tot een goede opvoeding, hoe verdeel je de rijkdom en de macht rechtvaardig, hoe breng je een democratie tot stand?

    Het is vooral in het hart van de mensen dat het moet gebeuren. Dat kan door te luisteren naar mensen van goede wil, door te leren uit onze vergissingen, maar vooral door zelf na te denken over wat we doen en laten, en daartoe is iedereen in staat.


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    24-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antisemitisme?

    Antisemitisme?

    Na de aanslag in het Joods Museum te Brussel, ging er een storm van verontwaardiging op, die ook in de media ruim weerklank vond. Ik wil vandaag, een maand na de feiten, even terugblikken op de gebeurtenissen en vooral op de vele, vaak verhitte reacties.

    Opdat er geen misverstand zou ontstaan, wil ik hier vooreerst mijn afschuw uitspreken over deze vreselijke moordaanslag, waarbij twee bezoekers en een personeelslid van dat museum omkwamen. Dat zoiets gebeurt in de hoofdstad van België, op klaarlichte dag, is ontstellend en beangstigend, en vereist niet alleen een algemene veroordeling, maar ook een krachtdadige reactie van de overheid.

    Dergelijke Joodse musea blijken er ook in andere landen te zijn, onder meer Amsterdam, Londen, Parijs en Berlijn. Het zijn Joodse culturele centra, met talrijke tentoonstellingen en andere activiteiten rond de Joodse cultuur en geschiedenis. Het valt moeilijk te ontkennen dat ze op die manier, net zoals de synagogen, een voor de hand liggend doelwit zijn voor aanslagen. We moeten er ons echter voor hoeden om dergelijke aanslagen, die hoe dan ook verwerpelijk zijn, zonder meer te bestempelen als antisemitisch. Ik verklaar mij nader.

    Wij weten nog niet wat de drijfveer was van de dader. Het ziet er naar uit, indien de vermoedelijke dader inderdaad de schuldige is, dat hij een achtergrond heeft in het conflict dat zich sinds mensenheugenis in het Midden-Oosten afspeelt, en dat een nieuwe dimensie heeft aangenomen sinds het ontstaan van de staat Israel. Er is vandaag een gewelddadig conflict tussen de staat Israel en zijn buurlanden, inzonderheid de Palestijnse bevolking in en buiten Israel. In dat conflict zijn er al veel doden gevallen, en het huidige status quo bevredigt niemand, in de betrokken gebieden noch daarbuiten. Dat is echter helaas niet het enige conflict, noch het enige conflict met etnische implicaties: de lijst van dergelijke conflicten is uitgebreid en gaat ver terug in de geschiedenis.

    Er is ook een geschiedenis van de vervolging van het Joodse volk, die zo oud is als de mensheid, als we er de Bijbel op naslaan. Toen de Joden door de Romeinen uit hun land werden verdreven rond het jaar 70 van onze tijdrekening, is er een diaspora op gang gekomen die de Joden verspreid heeft over de hele (vooral westerse) wereld. Daar hebben ze periodes gekend van grote bloei en ruime integratie, maar ook van radicale vervolging en verbanning. De vernietiging van zes miljoen Joden door het Naziregime in Duitsland was daarvan het verschrikkelijke hoogtepunt. Vandaag gebruiken we de term antisemitisme om de houding te benoemen van personen die blijk geven van haat tegen het Joodse volk, of zich schuldig maken aan misdaden tegen Joodse personen vanuit die haat.

    Om het scherper te stellen: wanneer een Jood of een Israëlisch staatsburger het slachtoffer is van een roofmoord, kan men moeilijk spreken van antisemitisme; het motief is immers niet de haat tegenover Joden, maar het beroven van personen die toevallig Jood of Israëlische burgers zijn. Ook in Israel en onder Joden overal ter wereld gebeuren moorden, neem ik aan, en niemand zal eraan denken die antisemitisch te noemen. Er zijn Israëli’s die andere Israëlisch haten, en Joden die Joden haten, bijvoorbeeld hun politieke of religieuze tegenstanders, en dat is altijd al zo geweest. Ook dat kan men bezwaarlijk antisemitisme noemen, vind ik.

    In tegenstelling tot wat men hier en daar hoort, meen ik dat men voorzichtig moet zijn met de term antisemitisme, en met de meer algemene term racisme, waarvan het antisemitisme een vorm is. Als soennieten en sjiieten elkaar gewapenderhand bestrijden, is dat racisme? Ik ben geen antropoloog, maar me dunkt dat zij etnisch niet te onderscheiden zijn. Overigens zijn ook Joden en Arabieren dat niet, voor zover ik weet. Met racisme bedoelen we meestal een denigrerende houding tegenover een lid van ene ander ‘ras’, overigens een term die geen diepgaande betekenis heeft, omdat hij enkel slaat op secundaire, oppervlakkige lichamelijke kenmerken. In de praktijk gaat het meestal om de superieure houding van blanken tegenover de andere rassen. Maar er is zeker ook een vorm van racisme aanwezig in die andere rassen, hetzij tegenover leden van hun eigen ras, hetzij tegenover leden van een ander ras, blanken of anderen. Racisme is dus een complex begrip, dat we het best algemeen omschrijven als een vernederende houding tegenover een lid van een fysiek herkenbaar andere bevolkingsgroep dan die waartoe men zelf behoort.

    Wanneer we dat doen, wordt het mijns inziens moeilijk om antisemitisme zonder meer altijd en overal als racisme te omschrijven. Ik althans kan sommige Arabieren niet onderscheiden van sommige Joden. Antisemitisme is dan een bijzondere vorm van racisme, waarbij het niet gaat om een ander ras, maar om een ander volk, een bevolkingsgroep die oorspronkelijk in een bepaald land woonde, en die zijn identiteit tijdens de diaspora voldoende heeft bewaard om uiterlijk, zo al niet fysiek, herkenbaar te zijn.

    Hoe dan ook gaat het om een haat die geen enkele grond heeft in wat een bepaalde persoon denkt of doet, maar om zijn of haar toebehoren tot een bepaalde volksgroep. Er is dus sprake van een onterechte veralgemening: men haat een volksgroep en iedereen die ertoe behoort, zelfs als een bepaalde persoon niets heeft gedaan of zelfs maar gedacht dat in andere omstandigheden aanleiding zou kunnen geven tot haatgevoelens. Het gaat om een vooringenomen blinde haat. Zeker, er kunnen historische feiten zijn die tot dergelijke primitieve haatgevoelens aanleiding geven, maar die zijn er ook tussen leden van dezelfde bevolkingsgroep, bijvoorbeeld vetes tussen families of zelfs dorpen of landstreken.

    Na deze aftastende algemene beschouwingen kom ik terug naar de aanslag op het Joods Museum te Brussel. Is dat een geval van racisme? Ik weet het werkelijk niet. Dat hangt immers af van de motivering van de dader. Als hij alle Joden haat, en vanuit die haat handelde, is het racisme en meer bepaald antisemitisme. Als hij alleen Israëli’s haat, lijkt het me te gaan om een politieke aanslag, zoals die ook gebeuren tegen andere staten, bijvoorbeeld tegen ambassades van de USA of de Russische metro. Dan is het een terroristische aanslag (omdat het geen roofmoord of een passionele moord is, bijvoorbeeld), maar geen racisme. Anders moeten we elke aanslag tegen Israel als antisemitisme en racisme beschouwen, en dus onvermijdelijk ook elke andere politieke aanslag; elke aanslag op de Palestijnse bevolking door Israel is dan eveneens een daad van racisme, maar ook elke aanslag van soennieten op sjiieten, van Han-Chinezen op Oejgoeren, van Turken op Koerden enzovoort.

    Het ziet ernaar uit dat we dus een onderscheid moeten maken tussen politieke aanslagen, die we meestal terroristisch noemen, vooral als ze gebeuren door een terroristische organisatie, en racistisch aanslagen, waaronder ook antisemitische thuishoren als een wat bijzonder geval.

    Dat betekent dat we alle aanslagen en ook oorlogen tegen Israel niet op dezelfde manier kunnen beoordelen als de Holocaust. De Holocaust beoogde de totale uitroeiing van alle Joden, te beginnen met die in Europa. Het conflict tussen Israel en zijn buurlanden is een complex politiek conflict, waarbij er zeker antisemitische gevoelens meespelen, maar waarbij de inzet niet dezelfde is, namelijk de uitroeiing van alle Joden.

    Hoezeer ik de aanslag op het Joods Museum ook veroordeel, ik kan me niet vinden in een interpretatie ervan die dit louter als een zoveelste blijk ziet van racisme en antisemitisme, in de lijn van de uitroeiing van de Joden in Nazi-Duitsland. Naar mijn aanvoelen gaat het veeleer om een terroristische daad vanuit politieke motieven, gericht tegen personen die ongetwijfeld niet toevallig Israëlische staatsburgers waren en tegen een instelling die niet alleen de kennis van de Joodse geschiedenis en cultuur wil bevorderen, maar ook nauwe banden onderhoudt met de staat Israel. De staat Israel is een politieke realiteit, en dat heeft politieke consequenties, waarvan terroristische aanslagen een verschrikkelijk voorbeeld zijn dat we altijd streng moeten veroordelen en zoveel mogelijk moeten trachten te vermijden.

    Nogmaals, het feit dat het naar mijn aanvoelen om een politieke aanslag gaat, en niet noodzakelijk om een racistische of antisemitische, maakt dat vanzelfsprekend niet minder afkeurenswaardig en verwerpelijk, maar in mijn ogen ook niet meer verwerpelijk of afkeurenswaardig, omdat die aanslag tegen een Joods-Israëlisch doelwit is gericht, dan elke andere politieke aanslag, bijvoorbeeld gericht tegen de ambassade van de USA, een Goethe-instituut of een moslimheiligdom.

    Wij leven in een wereld waarin zelfs op luttele kilometers van mijn voordeur vreselijke aanslagen gebeuren. Het lijkt me een veeleer futiele bezigheid om vandaag nog de doelgerichte en systematische genocide van de Joden in Nazi-Duitsland aan te grijpen om terroristische aanslagen te veroordelen: elke terroristische aanslag, zonder enige uitzondering, is afschuwelijk en verwerpelijk en moet nadrukkelijk door iedereen veroordeeld worden.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    15-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Polarisatie in Vlaanderen

    Polarisatie (Van Dale): (sociologie) het ontstaan of toenemen van (tot dan toe verborgen) spanningen en tegenstellingen in een groep; (meer in het algemeen en in politieke zin) toespitsing, accentuering van de tegenstellingen (tussen politici of politieke partijen).

    Is het jou ook al opgevallen? Sinds de jongste verkiezingen lijkt er in Vlaanderen een polarisatie aan de gang. Politieke tegenstanders gaan elkaar verbaal te lijf vanuit gevoelens die men nauwelijks anders dan als haat kan omschrijven. Wat kan daarvan de oorzaak zijn? Al die partijen bestonden immers voor de verkiezingen ook al, en dat er politieke verschuivingen zouden zijn, was te verwachten en ook al voorspeld door vrij accurate peilingen.

    Aanvankelijk waren al die hatelijkheden enkel gericht tegen de grote winnaars van de verkiezingen in Vlaanderen, de N-VA. Nu de Vlaamse regeringsonderhandelingen begonnen zijn tussen N-VA en CD&V, deelt ook die laatste partij in de klappen, en dat terwijl iedereen weet dat die twee partijen vroeger nog in een sterke coalitie samen optraden, en hun programma’s nauwelijks van elkaar verschillen.

    Toen gisteren bekend raakte dat Jan Becaus, jarenlang een bekend nieuwsanker en onlangs gepensioneerd, voor de N-VA in de senaat zou zetelen, vlogen de haatberichten door de sociale media. Het blijkt voldoende dat men zich tot deze politieke partij bekent om het voorwerp uit te maken van vuige scheldpartijen, ook als is men een generatie lang een gerespecteerd bekend lid van de samenleving geweest.

    Wat mij echter nog het meest geschokt heeft, is het bestaan van een Facebook-groep onder de titel: Slechte Vlamingen. Ik ben eens een kijkje gaan nemen in de lijst van de 4.526 leden en kwam tot enkele verrassende veststellingen. Zo zijn er talloze personen met een naam die op een buitenlandse afkomst wijst. Onder de personen met een typisch Vlaamse naam zijn er ook een aantal bekende intellectuelen, meestal van linkse signatuur. Blijkbaar vinden zowel de enen als de anderen het nodig om zich te verzetten tegen het feit dat zij Vlaming zijn, want dat zijn ze toch?

    Men kan er immers niet omheen: Vlaanderen, officieel de Vlaamse Gemeenschap, bestaat als een van de gemeenschappen waaruit België is samengesteld. Dat staat zo in de grondwet, en het is ook een belangrijke mate een realiteit, die nog elke dag toeneemt in omvang en belang. Iedereen die tot die gemeenschap behoort, valt onder de wetten van die gemeenschap. Elke Belg die tot de Vlaamse Gemeenschap behoort, is dus een Vlaming; hoe zou men anders zo iemand noemen? Un Néerlandophone, zoals onze Franstalige buren dat doen? Laat ons wel wezen: wat ook de historische betekenis van het woord mag zijn, als wij het vandaag over Vlamingen hebben, dan weet iedereen dat we daarmee al de personen bedoelen die behoren tot de staatkundige entiteit die de Vlaamse Gemeenschap is.

    Dat betekent dat er officieel geen echte Belgen meer zijn, behalve de koning en zijn gezin. Zelfs de voormalige koning heeft stemrecht op basis van het gewest waar hij woont, en is dus een Brusselaar. Er zijn alleen nog Vlaamse Belgen, Waalse, Brusselse en Duitstalige. Iedereen valt onder de federale wetgeving, maar tevens onder die van het gewest of de gemeenschap waartoe men behoort.

    Mijn spontane reactie toen ik opmerkte dat er een FB-groep bestond met die naam, was er een van verontwaardiging. Ik ben er trots op dat ik Vlaming ben, en als iemand het nodig vindt zich een slechte Vlaming te noemen en daar ook trots op is, dan vind ik dat ergerlijk en beledigend. Wie geen Vlaming wil zijn, kan daaruit zijn conclusies trekken en desgewenst ergens anders gaan wonen, in België of daarbuiten, zoals sommige linkse intellectuelen ook al doen: ze gaan in Wallonië wonen, net over de taalgrens, ook al omdat het daar goedkoper wonen is.

    Dat is nu wat ik bedoel met polarisatie. Vlamingen, vrienden zelfs, zetten zich af tegen elkaars overtuiging met een heftigheid die ik vroeger nooit zo heb meegemaakt. Enerzijds is er een anti-Vlaamse reactie die me verbaast, aangezien we allen Vlaming zijn, of we dat nu willen of niet. Anderzijds is er een linkse reactie tegen het centrumrechtse, of niet-linkse stemgedrag van de overgrote meerderheid van de Vlaamse kiezers: 96 van de 124 zetels in het Vlaams parlement gaan naar (centrum)rechtse partijen; enkel de socialisten zijn links, Groen kunnen we in de praktijk als links beschouwen, alhoewel ‘groen’ zijn op zich niet inhoudt dat men links denkt); niet zelden gaan die twee negatieve reacties hand in hand, maar ook de liberalen zijn niet Vlaamsgezind, en beschouwen hun Franstalige zusterpartij als hun eerste bondgenoot, nog voor om het even welke Vlaamse partij, wat mij eveneens blijft verbazen.

    Er zijn dus mensen die, zoals dat heet, het licht van de zon ontkennen, enerzijds het bestaan van de Vlaming als een staatkundige realiteit, anderzijds het bestaan van een overweldigende meerderheid van centrumrechts denkende en stemmende Vlamingen. En dat veroorzaakt bij die linkse en anti-Vlaamse mensen duidelijk hevige emoties, die ze onverholen uiten via de sociale media. Dat ze daarmee alle Vlamingen, zichzelf inbegrepen schofferen, lijkt hen niet te storen; dat ze daarnaast ook de meeste andere Vlamingen schofferen die niet links denken, evenmin.

    Ik merk die polarisatie ook aan mezelf. Ook ik zet me af, maar dan tegen de personen die het nodig vinden om mij en vele anderen onophoudelijk te beschimpen en te beledigen. Wie bijvoorbeeld op Facebook ongemanierd over Vlaanderen spreekt, hetzij vanuit linkse overwegingen, hetzij vanuit belgicisme, wordt door mij onverbiddelijk geschrapt als FB-vriend. Dat geldt ook voor leden van de groep Slechte Vlamingen. Ik respecteer de overtuiging van iedereen, wat die ook is, maar ik verwacht wel datzelfde respect voor mijn eigen diepste overtuigingen. Honni soit qui mal y pense.

    Het wordt tijd dat we gaan wennen aan een Vlaams Vlaanderen. Is dat niet waarvoor we altijd geijverd hebben? Vlaanderen Vlaams! Nu het echt zover is, mogen we terecht trots zijn op wat we bereikt hebben, en moeten we blijven ijveren tot het einddoel bereikt is: een autonoom Vlaanderen binnen de Europese Unie en de hele wereld.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    13-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voetbalgekte

    Wie mij een beetje kent, zal niet verbaasd zijn als ik zeg dat ik het voetbal in al zijn niet-recreatieve vormen verfoei. Het hoogtepunt, of veeleer het schandalige dieptepunt van het professionele voetbal speelt zich dezer dagen af in Brazilië, en we zullen het geweten hebben. Een flink stuk van het avondnieuws was eraan gewijd nog voor de gekte aldaar begon, en nu kan je de media niet gebruiken zonder overspoeld te worden met die onzin.

    Ik beweer niet dat een goede voetbalmatch mij niet kan boeien, en ik durf me wel eens laten verleiden om een live uitzending op tv te volgen, vooral omdat er meestal niets te zien is dat minder oninteressant is. Maar het is een beetje zoals met pompeuze gebouwen, oude en nieuwe: we zijn onder de indruk, we bekijken ze en bewonderen ze, zonder ons veel vragen te stellen over hun functie, de kosten voor het bouwen en onderhouden, hun noodzaak of verantwoording. Laten we deze vergelijking nog even volhouden: als ik een gotische kerk zie, zoals de Leuvense Sint-Pieterskerk, of de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal in Antwerpen, dan ben ik wel enigszins onder de indruk van wat er nu staat, maar als ik begin na te denken over hoe die bouwwerken tot stand gekomen zijn, waartoe ze dienden en dienen, wat ze gekost hebben en kosten aan de gemeenschap, en hoe men al dat geld en al die energie beter had kunnen gebruiken, dan heb ik nog slechts één reactie: dynamiteren, zoals in Heinrich Bölls Biljarten om halftien.

    Zo ook met wat het voetbal vandaag geworden is: een manier voor het grootkapitaal om schandalig veel geld te kloppen uit de collectieve verdwazing van mensen die het vaak niet eens erg breed hebben, in ruil voor enkele uren uiterst oppervlakkig en door alcohol en massahysterie aangezwengeld ‘plezier’.

    Men kan natuurlijk beweren dat het om een onschuldig tijdverdrijf gaat: een kijksport waarbij slechts af en toe gewonden vallen, zowel bij de spelers als bij de toeschouwers. En dat klopt: de inzet van de competitie is, vanuit de toeschouwers gezien, in feite totaal onbelangrijk. Of de eigen club wint of niet, verandert niets aan je leven: je wordt er niet armer of rijker van, en enkel voor enkele fanatiekelingen is winst of verlies echt van belang, en dan nog enkel emotioneel. De meeste kijkers schakelen na de wedstrijd gewoon weer over naar de orde van de dag, zonder enig nadelig of voordelig gevolg voor hun leven, ondanks de eventuele opwinding tijdens de match of de reportage. Voetbal als kijksport is enkel als fenomeen belangrijk, als tijdverdrijf. Het brengt niets bij aan de maatschappij, aan de beschaving, aan de cultuur, tenzij je het economisch gaat bekijken, of als actieve sportbeoefening.

    Als kijksport is het een bedenkelijke zaak. Het gaat om grof geld en het spel wordt gespeeld door het grootkapitaal, waarbij de sportieve prestaties totaal ondergeschikt zijn aan de economische. En het spel wordt ook nog wel eens vals gespeeld. Iedereen weet dat winst en verlies onoverzienbare resultaten hebben voor de eigenaars en investeerders van de grote clubs. Het is dan ook nauwelijks denkbaar dat er links en rechts geen afspraken zouden gemaakt worden, dat men alles echt zou overlaten aan wat tweeëntwintig spelers op een veld doen gedurende goed negentig minuten. Ik beweer niet dat alles vervalst is, maar ik kan niet geloven dat alles zuiver op de graat is, daarvoor staat er te veel op het spel.

    Welke conclusies kunnen we daaruit trekken?

    Ik kom terug bij mijn vergelijking met de kathedralen. Die zijn er nu eenmaal gekomen, en we lijken niet anders te kunnen doen dan ze te onderhouden, dat wil zeggen ze altijd maar opnieuw te bouwen, eeuw na eeuw, zodat er meestal geen steen meer overblijft van de oorspronkelijke constructie. Het voetbal is ook zo’n constructie, die de laatste vijftig jaar enorme proporties heeft aangenomen, een monster dat we niet meer onder controle hebben. We kunnen onze kathedralen niet opblazen zoals de Taliban doen. We kunnen ook het voetbal niet afschaffen of verbieden van vandaag op morgen, dat is even ondenkbaar.

    Wat ik er ook van denk, ik moet aanvaarden dat het vandaag zo is, dat voetbal, zoals ooit het christendom, een belangrijk maatschappelijk gegeven is voor talrijke personen over heel de wereld, van hoog tot laag. Ik kan alleen, als roepende in de woestijn, betreuren dat al dat geld en al die energie niet naar een beter doel gaat, zoals armoedebestrijding, gezondheidszorg of onderwijs. Maar het is niet alleen het voetbal dat me een verspilling van tijd, geld en energie lijkt. Als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat het lijstje van activiteiten dat ik in die categorie onderbreng stilaan angstwekkende proporties aanneemt.

    Wij mensen zijn met van alles bezig, en zelden met essentiële dingen, die onmisbaar zijn voor het overleven: het produceren van voldoende voedsel, bescherming tegen de weersomstandigheden, het bestrijden van ziektes, de zorg voor behoeftigen. De militaire uitgaven per jaar lopen op tot ongeveer 1.800 miljard $; in Europa en de VS alleen gaat jaarlijks 12 miljard $ naar parfum, en in de VS alleen spendeert men elk jaar 60 miljard $ aan huisdieren. Als we het totale wereldbudget bekijken, dan is dat ruim voldoende om alle zeven miljard mensen in relatieve welstand te laten leven, als we ons zelfs maar een beetje zouden concentreren op de essentiële zaken, en enkel de minst onmisbare (waartoe ik ook het professioneel voetbal reken) een lagere prioriteit zouden geven. Ik kan dus enig begrip opbrengen voor mensen die zich laten inspireren door Marxistische theorieën, die precies gericht zijn op een betere aanwending en verdeling van de globale middelen. Anderzijds (er is altijd een anderzijds) is het in de praktijk niet in communistische regimes dat die betere verdeling gerealiseerd wordt, of de hoogste gemiddelde levensstandaard bereikt wordt…

    Er zijn twee manieren waarop de dingen kunnen veranderen. Ofwel zeer geleidelijk aan en minimaal, maar vredelievend, of snel en radicaal, maar met geweld. Ik wou dat het ook snel én vredelievend kon, maar dat lijkt niet tot de menselijke mogelijkheden te behoren. Bovendien hebben radicale, met geweld opgelegde maatregelen zelden blijvende resultaten: dictaturen zijn meestal kortstondig en worden ongedaan gemaakt, hetzij met geweld, om plaats te ruimen voor een andere dictatuur, hetzij door een langzame bewustwording en democratisering.

    Laten we hopen dat de brandhaarden van het geweld stilaan zullen doven, zoals Steven Pinker aantoont in zijn magistrale Ons betere ik (klik hier: http://www.athenaeum.nl/leesfragment/steven-pinker-ons-betere-ik).


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    11-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Na de verkiezingen

    De verkiezingen zijn voorbij, en het politiek landschap ziet er in Vlaanderen grondig anders uit. Het verschil is het grootst in het Vlaams parlement. Bij de vorige verkiezingen was de N-VA kleiner dan de traditionele partijen, met 16 volksvertegenwoordigers, tegenover 31 voor de christendemocraten, 21 voor de liberalen, 19 voor de socialisten; Vlaams Belang, de xenofobe extreem rechtse partij had 21 zetels, Groen 7 en LDD 8.

    Vandaag ziet het er zo uit: N-VA 43, CD&V 27, oVLD 19, sp.a 18, Groen 10, Vlaams belang 6 (!), UF 1, LDD 0 (!).

    N-VA is er duidelijk in geslaagd om de Vlaams-voelende centrumrechts denkende kiezers aan te trekken. Dat betekende een zware aderlating voor extreemrechts en het populisme, maar ook de drie traditionele partijen verloren samen acht zetels. Verscheidene commentaren, vooral vanuit de traditionele partijen en vanuit Franssprekend België zien daarin een verschuiving van extreemrechtse kiezers naar de N-VA, die daardoor zelf extremere standpunten zou gaan innemen. Dat valt echter nog te bezien: in de overwinningstoespraken kwam dat alleszins niet tot uiting. Het ziet er veeleer naar uit dat inderdaad heel wat kiezers die vroeger hun Vlaamse overtuiging en hun ongenoegen over socialistische oplossingen enkel konden uiten door extreem rechts te stemmen, nu een behoorlijke partij gevonden hebben die aan hun verwachtingen beantwoordt zonder de ruige fascistische, racistische en populistische kantjes van VB en LDD. Dat ook de traditionele partijen heel wat stemmen verloren aan N-VA wijst erop dat die partijen onvoldoende aangevoeld hebben dat de Vlaamse kiezer zich als dusdanig wil laten gelden, zeker in het Vlaams parlement. Men is in de eerste plaats Vlaming en dat wenst men weerspiegeld te zien in de politieke constellatie: het Vlaamse parlement moet Vlaams zijn, Vlaanderen voorop stellen en verdedigen binnen België, binnen Europa en in de wereld. Als dat Vlaams nationalisme is, dan vind ik dat best goed.

    Bij de verliezers en bij de Franssprekenden schreeuwt men echter moord en brand: (Vlaams) nationalisme wordt gelijk gesteld met racisme en fascisme, met extreemrechts denken, met sociale afbraak en met het bevoordelen van de rijken ten nadele van de armen, met xenofobie, kortom met een harde, liefdeloze en onverdraagzame maatschappij. Maar dat blijkt helemaal niet uit het partijprogramma van N-VA, noch uit verklaringen van de partijleiding, integendeel. De tegenstanders moeten dat wel toegeven, maar dat verhindert hen niet om N-VA toch te blijven betichten van dergelijk onfris denken. Dat noemt men met een leenwoord uit het Frans: het intentieproces van iemand maken (faire un procès d’intention à quelqu’un). N-VA zou die kwalijke bedoelingen dan wel degelijk hebben, in een zogenaamde verborgen of dubbele agenda, die de scherpzinnige en menslievende tegenstanders gelukkig doorzien en trots onthullen.

    Dat lijkt echter een riskante manier van doen. Anderen woorden in de mond leggen of een mening of bedoeling aanwrijven is gemakkelijk gedaan, maar het is een zwaktebod: omdat men bij de tegenstander geen daden of intenties kan ontwaren die men terecht kan bestrijden, dicht men hem daden of intenties toe die hij manifest niet heeft. De tegenstander kan zich daartegen moeilijk verdedigen: hoe meer hij ontkent, hoe meer degene die hem verdacht maakt dat zal interpreteren als een duidelijk bewijs van die kwalijke verborgen intenties.

    Laten we dus toch maar beter objectief blijven en politici beoordelen op hun daden. Pas wanneer uit wetten en reglementen zou blijken dat er een ruk naar extreem rechts gebeurt in Vlaanderen, is er reden tot ongerustheid. Dat zal voor het eerst blijken uit de regeringsverklaring die N-VA samen met coalitiepartner CD&V voorbereidt. Ongetwijfeld zullen daarin voorstellen opgenomen zijn die voorkomen op de partijprogramma’s van die beide partijen, maar aangezien die geen enkel element bevatten dat in die richting wijst, kunnen we daar nogal gerust in zijn. Vanzelfsprekend zouden de linkse partijen, waartoe we blijkbaar ook Groen moeten rekenen, andere accenten leggen, maar tijdens de verkiezingsdebatten en uit berekeningen die wetenschappers van de universiteiten gemaakt hebben, is gebleken dat die verschillen niet zo groot zijn: het zijn veeleer nuances dan radicale verschillen.

    Vaak lijkt het ook om slogans te gaan. Neem nu de linkse bezorgdheid om de index van lonen en uitkeringen, die zij schril contrasteren met de bedoelingen van N-VA om die af te schaffen. Maar wat betekent dat concreet, als we weten dat de inflatie minimaal is, en er dus helemaal geen indexsprong in het vooruitzicht is, zodat die ook niet moet overgeslagen worden, zoals N-VA voorstelt? Overigens heeft N-VA op geen enkel moment gezegd dat de index moet afgeschaft worden, maar wel aangepast, een stelling die overigens in brede kringen op instemming kan rekenen en die ons enigszins op dezelfde lijn zou brengen als alle andere landen in de wereld.

    Evenzo voor de werkeloosheidsuitkeringen. Het huidige lakse systeem wordt door links verdedigd, omdat zij nu eenmaal opkomen voor de armste kiezers. Men mag echter terecht de vraag stellen of men met eindeloze uitkeringen die mensen wel een goede dienst bewijst. Dat blijkt niet in alle geval niet in Wallonië, waar de werkeloosheid endemisch lijkt en er ook na decennia lang socialistisch bewind geen verandering lijkt te komen in de economische malaise en de generaties lange armoede. De armen blijven arm, ook met hun uitkering. Zo blijft natuurlijk ook het publiek voor de Waalse linkse partij onverminderd talrijk. Het zou te ver gaan hen daarom te beschuldigen dat zij de armen opzettelijk arm houden, maar een vergelijking met Vlaanderen wijst er toch op dat wanneer men meer nadruk legt op het creëren van werkgelegenheid en het activeren van mensen, die mensen daar beter van worden. Dat ze dan niet meer stemmen voor de linkse partijen die hen een al bij al povere en vernederende uitkering voorspiegelen, maar voor politici die hen werk en welstand bezorgen, lijkt een onvermijdelijk maar eerlijk gevolg.

    Het gaat dus niet om een jacht op de werklozen, zoals links het stelt, maar om een werkelijke activering van mensen die kunnen en willen werken. Dat zal ongetwijfeld rechtstreeks en onrechtstreeks een gunstige invloed hebben op de staatsfinanciën, in de eerste plaats doordat minder mensen een uitkering krijgen. Links vindt dat een schande: men neemt de armen nog hun bescheiden uitkering af. De waarheid is echter dat men die uitkering niet zomaar afneemt, uit kwaadwilligheid of omdat men ‘hard’ is, maar die zoveel mogelijk probeert te vervangen door een reëel loon. En wie om een of andere reden niet (meer) in het arbeidsproces past, kan rekenen op een behoorlijke uitkering die een normaal leven mogelijk maakt, veeleer dan een aalmoes waarmee men niet eens kan overleven.

    De Vlaamse regering komt er binnenkort. Het valt daarbij op dat de deelregeringen niet door de koning ingezworen worden: Vlaanderen, Wallonië, het Franstalige gewest, Brussel en de Duitstalige gemeenschappen zijn republieken. Enkel bij de federale regering speelt de koning nog een minimale, hoofdzakelijk protocollaire rol. De samenstelling van die regering zal moeilijk zijn: hoe kan men het sterk links gekleurde Wallonië samen besturen met het overwegend rechtse Vlaanderen? Het lijkt niet erg democratisch een van de twee grootste partijen uit te sluiten van de federale regering (al heeft men dat in de vorige legislatuur wel ongestraft gedaan met de N-VA).

    De oplossing ligt wellicht in een reorganisatie van het federale parlement, zoals ook gebeurd is voor de senaat. Waarom ook daar niet het federale parlement samenstellen met volksvertegenwoordigers uit de parlementen van de gemeenschappen en gewesten? Dan moeten we niet meer twee keer gaan stemmen, en beperken we meteen het zinloos hoge aantal volksvertegenwoordigers. De federale regering kan dan gevormd worden met ministers uit de deelregeringen, zodat er geen wrijvingen meer zijn bij zogenaamd asymmetrische regeringen, en ook het zinloos hoge aantal ministers wordt teruggebracht tot een niveau dat enigszins in overeenstemming is met de bescheiden omvang van dit land. En terwijl we toch bezig zijn: die federale regering kan dan wetten goedkeuren die desgevallend en waar nodig een aangepaste toepassing krijgen in elk landsgedeelte, zodat men geen ontelbare zinloze compromissen meer moet sluiten waar niemand gelukkig mee is.

    Zo’n vaart zal het helaas niet lopen, zo valt te vrezen. Jammer.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    26-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mestkevers?

    Het begon nog voor de Vlaamse en ‘Belgische’ verkiezingen met een reactie op Facebook: iemand maakte zich zogezegd zorgen over de gevolgen van al de overlopers van Vlaams Belang naar de N-VA: die partij zou nu wel rekening moeten houden met die nieuwe achterban. Die gedachte dook na de verkiezingen zowat overal op: het Vlaams Belang is helemaal niet dood, integendeel: ze hebben nu de N-VA ingepalmd en zullen zo hun racistisch programma realiseren. CD&V-er Eyskens ging nog een stap verder: die ‘radicale’ VB-ers die naar de N-VA zijn overgestapt, waren helemaal niet welkom bij CD&V. Ook De Gucht (VLD) sloot zich daarbij aan: de N-VA zou nu wel veel meer racistisch worden, met al die VB-ers.

    Uit dat alles blijkt een grote minachting voor de kiezers van het Vlaams Belang, ook voor hen die de overstap gemaakt hebben naar een andere partij. Men beschouwt hen als personen die het partijprogramma van die partij voor de volle 100% aanhangen, terwijl ze niet meer gedaan hebben dan (ooit) voor die partij stemmen. Ik heb in mijn leven al voor ongeveer alle partijen gestemd, behalve VB, maar ik was het nooit helemaal eens met welk partijprogramma ook, en dat geldt voor de meeste kiezers: je stemt voor een partij omdat die het meest aansluit bij jouw opvattingen. Het is vaak een keuze uit armoede…

    Kiezers zijn onafhankelijke wezens, het zijn geen trouwe partijsoldaten; het aantal leden van een politieke partij is relatief zeer klein: voor het Vlaams Belang is dat aanzienlijk minder dan 20.000, voor N-VA waarschijnlijk meer dan 40.000, CD&V misschien rond de 70.000, VLD rond 60.000, SPa rond 50.000 (benaderende cijfers van omstreeks 2010, de partijen zijn niet scheutig met informatie over hun ledenaantal). Bijna alle partijleden van de traditionele partijen zijn ook (of vooral?) lid van de bijhorende mutualiteit en vakbond. Het aantal partijleden is dus een zeer kleine fractie van de kiezers van die partij. Het is dus een elementaire denkfout om kiezers te verwarren met partijleden, en een even zware vergissing om te denken dat kiezers kunnen vereenzelvigd worden met een partijprogramma.

    Karel De Gucht noemde het Vlaams Blok destijds ‘mestkevers’. Toen men hem erop wees dat het wel heel grof was om mensen zo te omschrijven, probeerde hij zich te verschonen door te stellen dat hij niet de kiezers bedoelde, maar de partijtop, die onwetende mensen met valse informatie voor zich deed stemmen. Het is toen weinig mensen opgevallen dat zijn beeldspraak in die interpretatie nog veel grover was: als de mestkever de partijtop is, wat zijn dan de kiezers? Mestkevers (Geotrupes stercorarius) voeden zich en hun jongen met mest, die ze in mestballen rollen en zo naar het nest brengen. Als de partijtop de mestkevers zijn, dan zijn de partijleden en de kiezers… mest, drek, stront. En dat is precies wat De Gucht en anderen over die mensen denken, zoals blijkt uit de reacties van politici en teleurgestelde maar onnadenkende leden van andere partijen. Bart De Wever daarentegen neemt een strikt democratisch standpunt in: elke kiezer is voor hem een persoon en dus even waardevol als een andere.

    Misschien moeten we daar toch even over nadenken. In een samenleving verschillen mensen van opinie, en hoe vrijer en opener de samenleving, hoe groter en duidelijker ook de verschillen van mening zullen zijn. Waar er vrijheid van mening en van meningsuiting is, zullen talrijke opinies naar voren komen, en dat is goed, wat ook die opinies zijn. Want wanneer die vrijheid er niet is, wordt één bepaalde opinie opgedrongen, en worden alle andere onderdrukt. We weten waartoe dat leidt. We moeten dus als democraten niet alleen respect hebben voor alle mensen, maar ook voor alle opinies, hoezeer die ook afwijken van onze eigen opvattingen.

    Dat wil niet zeggen dat alle opinies even waardevol zijn: het is duidelijk dat racisme niet in overeenstemming is met de universele verklaring van de rechten van de mens, en dus moet bestreden worden. Ik heb het echter moeilijk om (aanzetten tot) racisme ook strafbaar te maken. Racisme als opvatting, als mening, zou zoals alle andere opvattingen moeten kunnen bestaan, en het ziet er naar uit dat dit in feite ook het geval zal zijn gedurende ten minste nog enkele decennia of zelfs eeuwen, indien het ooit zal verdwijnen. Maar elke misdaad die vanuit racistische overwegingen wordt begaan, moet vanzelfsprekend zoals alle andere misdaden bestraft worden. Of die motivering, die overigens niet altijd gemakkelijk te verifiëren is, een verzwarende omstandigheid vormt, is een uiterst moeilijk te beantwoorden vraag, waaraan ik mij (hier en nu) niet zal wagen.

    Ik zei het al: racisme moet bestreden worden, maar enkel door er andere opinies tegenover te plaatsen, door in gesprek te gaan met personen die er racistische gedachten op na houden, door hen te overtuigen van hun ongelijk, niet door hen te veroordelen of te minachten. Men moet zich immers altijd afvragen waarom iemand tot dergelijke opvattingen gekomen is.

    Wij hebben in Vlaanderen tijdens de voorbije halve eeuw een merkwaardige en ingrijpende evolutie doorgemaakt, ook op het punt van de ‘vreemdelingen’ in onze samenleving. Omzeggens niemand had hier in 1950 ooit een buitenlander gezien, laat staan een vreemdeling die zich hier vestigde. Dat veranderde plotsklaps met de immigratie van niet-Europese buitenlanders, die vasthielden aan hun taal, cultuur en godsdienst, en die ook als ‘vreemdeling’ herkenbaar waren door hun huidskleur en andere fysieke kenmerken. Dat was voor alle Vlamingen een nieuw feit en een uitdaging.

    Positief was de kennismaking met vertegenwoordigers van een andere cultuur en met mensen met een verschillende huidskleur en enkele niet-essentiële andere lichamelijke kenmerken, die het besef bijbracht dat mensen verscheidene vormen kunnen aannemen, maar steeds mensen blijven en als dusdanig moeten gerespecteerd worden, wat niet vanzelfsprekend is: er bestaat bij veel mensen een spontane huiver tegenover het zichtbaar andere. Men moet de mensen dus de tijd geven om te wennen aan de nieuwe situatie en hen helpen om in te zien dat de verschillen totaal onbelangrijk zijn. Dat is onvoldoende gebeurd, en dat is een ernstige misrekening gebleken.

    Als negatief werd de verstoring ervaren van de gevestigde samenleving door de intrede van personen van externe oorsprong. Zelfs indien dit als een verrijking beschouwd wordt, wat niet voor iedereen meteen het geval was, moet men nog begrip opbrengen voor de spontane aarzelende of angstige reacties van de autochtone bevolking, en zelfs voor enkele ronduit afwijzende reacties. Dat wil niet zeggen dat men die reacties moet goedkeuren, aanmoedigen, vergoelijken of goedpraten. Wanneer eenmaal de politieke beslissing gevallen is om mensen van vreemde origine naar hier te halen of toe te laten zich hier te vestigen, moet men rekening houden met de gevolgen van die beslissing, zowel voor de allochtone als voor de autochtone bevolking. Er is dan immers geen sprake meer van ‘vreemdelingen’: wanneer iemand hier legaal verblijft, moeten we dat zonder meer aanvaarden en die persoon beschouwen als een volwaardig lid van onze gemeenschap, met alle voorrechten en verplichtingen die dat met zich meebrengt.

    Dat brengt ons bij de vraag van de integratie. In hoeverre moeten immigranten zich aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden? Ik vind dit een onterechte vraag: niemand moet zich aanpassen. Er zijn immers geen voorwaarden verbonden aan de toekenning van een verblijfsvergunning of zelfs het burgerschap. Wij vragen niet dat een Zweedse EU-ambtenaar een van onze landstalen kent, net zoals we dat niet vroegen van de Italiaanse, Turkse of Marokkaanse gastarbeiders. Wij mogen hen wel aanmoedigen om een van die talen te leren gebruiken, en moeten hen daartoe ruimschoots de gelegenheid geven, maar een verplichting kan het niet zijn, tenzij dat vooraf zo bepaald is. Of het haalbaar of opportuun is dergelijke voorwaarden op te leggen, is zeer de vraag, een vraag die wellicht binnenkort brandend actueel wordt, en die door verschillende politieke partijen anders bekeken wordt, naargelang hun kiezers tot de ene of de andere groep behoren. Voor het overige kunnen we alleen maar hopen dat immigranten zich gaandeweg voldoende aanpassen aan hun omgeving om problemen en conflicten te vermijden.

    Die integratie is, zoals we overal ter wereld vaststellen, niet verzekerd. Sommigen passen zich zo goed aan, dat men zelfs na enkele maanden niet meer merkt dat het om immigranten gaat, anderen passen zich helemaal niet aan, zelfs niet na verscheidene generaties. Er zijn gemengde huwelijken, maar er zijn ook personen die uitsluitend binnen de eigen groep huwen en leven. Het is onwaarschijnlijk dat, zoals sommigen voorspellen, binnen afzienbare tijd alle mensen over heel de wereld er eender zullen uitzien, niet alleen in hun kleding en gebruiken, maar ook qua huidskleur. Het lijkt veel waarschijnlijker dat er homogene groepen zullen blijven bestaan met typische lichaamskenmerken en culturen, en dat leden daarvan zich over de hele wereld zullen verspreiden, en daar al dan niet gemengde huwelijken zullen aangaan en zich al dan niet of ten dele zullen aanpassen.

    Vlaanderen is bijna onherkenbaar veranderd sinds 1950. In de homogeen ‘Vlaamse’ traditionele samenleving zijn er nu talloze externe elementen binnengekomen, en ongeveer een miljoen personen van vreemde herkomst, ongeveer 15% van de Vlaamse bevolking. Dat is een spectaculaire en onomkeerbare verandering, die zich grotendeels geluidloos voltrokken heeft. Het zou getuigen van weinig inzicht in de menselijke aard indien men zou verwachten dat dit door iedereen voetstoots zou aangenomen worden en rimpelloos zou verlopen. Niemand, op onrealistische uitzonderingen na, denkt er nog aan terug te keren naar de toestand van voor 1950. Maar velen menen dat wij moeten nadenken over de immigratie in Vlaanderen.

    Het gaat dan niet om personen van binnen de EU: die mogen zich vrij bewegen over de oude landsgrenzen heen, zoals ook de burgers van de Verenigde Staten dat mogen binnen dat uitgestrekte land. Maar ook die beslissing wordt door velen veeleer aarzelend onthaald: er zijn immers aanzienlijke verschillen op zowat alle gebieden tussen de inwoners van de verschillende landen van de EU, naast opvallende gelijkenissen. Het gaat dan vooral over de immigratie van buiten de EU, zoals die uit Afrika, Azië en de landen van Oost-Europa die niet tot de EU behoren.

    Velen zijn van mening dat men immigratie uit die landen moet beperken, maar de redenen daarvoor zijn allesbehalve duidelijk. Men is het eens over het principe dat asielzoekers moeten opgevangen worden, maar wie daarvoor in aanmerking komt? Wij kunnen onmogelijk alle vluchtelingen uit alle brandhaarden ter wereld hier opvangen; welke keuzes maken we dan? Wat met economische vluchtelingen? Uiteindelijk stelt zich de vraag of we het vrij verkeer van personen en het recht om zich ergens te vestigen moeten uitbreiden tot de hele wereld, of niet. Indien niet, waarom dan? En welke beperkingen willen we, en waarom die en geen andere? Als alle mensen gelijk zijn, waarom moeten er dan nog grenzen zijn? Behoort het tot de universele mensenrechten om zich vrij om het even waar te vestigen? Het zijn ernstige en ongemeen belangrijke vragen, waarmee we in de komende decenniën voortdurend zullen geconfronteerd worden, terwijl we nog maar amper de economische immigratiegolven hebben verteerd van de vorige eeuw, en de integratie van die immigranten nog verre van voltooid is, wat zelfs voor hun kinderen en kleinkinderen nog steeds tot schrijnende toestanden leidt, bijvoorbeeld met betrekking tot hun kansen op de arbeidsmarkt, zelfs indien zij (hoog)geschoold zijn.

    Het vreedzaam samenleven van mensen van verschillende herkomst is zonder enige twijfel altijd in zekere mate minder vanzelfsprekend dan in meer homogene groepen. Die problemen hebben echter uitsluitend te maken met culturele verschillen, niet met enige essentiële ongelijkheid tussen de mensen omwille van hun herkomst, huidskleur of wat dan ook. Dat betekent dat die verschillen gelukkig niet onoverkoombaar zijn, maar anderzijds zou het een zware vergissing zijn om die problemen om die reden te onderschatten: de mens is essentieel een cultureel wezen, en past zich slechts geleidelijk aan aan nieuwe omstandigheden, ook als die nieuwe mogelijkheden tot ontplooiing bieden.

    Laten we ons dus hoeden voor kwetsende uitspraken over onze medemensen, ook wanneer we het niet eens zijn met de opvattingen die zij erop na houden. En laten we samen ernstig nadenken, zowel over de eventuele beperkingen die wij wensen aan te brengen bij de universele rechten van alle mensen, als over het vreedzaam samenleven van cultureel zeer diverse mensen.

    Tot slot heb ik nog een landbouwkundige raadgeving voor wijnbouwer Karel De Gucht: mestkevers zijn uiterst nuttige wezens; door het begraven van mest en het omwoelen van honderden kilo’s grond per hectare hebben zij een veel groter ecologisch belang dan men toch nog toe vermoedde.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een eerbaar Vlaams nationalisme

    Telkens ik blijk geef van mijn Vlaamse gevoelens, krijg ik daarop reacties. Meestal verwijt men me mijn nationalistische neigingen, en dat begrijp ik niet goed. Want precies de mensen die zich zo heilig verontwaardigd kanten tegen elk Vlaams nationalisme zijn de hevigste voorstanders van het Belgisch nationalisme. Het gaat hen dus niet om nationalisme als dusdanig, maar om het Vlaams nationalisme, en dat is op zijn minst verdacht.

    Men kant zich tegen ‘het’ nationalisme omdat dit in het verleden al zo vaak de oorzaak is geweest van onheil. Het meest voor de hand liggende voorbeeld is dan het Duitse nationaal-socialisme, het Nazisme. Maar ook de gebeurtenissen in een aantal Oost-Europese landen na de val van de Sovjet-Unie passen in dat beeld, met Milosević, Karadzić, Mladić als pijnlijke uitschieters. Maar was in die gevallen het nationalisme wel de oorzaak van het onheil? Zeker, men heeft ingespeeld op nationalistische gevoelens van bepaalde bevolkingsgroepen. Dat doen alle naties, ook de V.S. en Rusland en China, en ook België. Het hangt er allemaal van af tot wat men oproept. De ‘slechte’ voorbeelden die men aanhaalt hadden te maken met geweld, onaanvaardbaar en zinloos geweld. Maar het zou verkeerd zijn om nationalisme met geweld te vereenzelvigen en daarom alle nationalisme te verwerpen.

    De waarschuwingen van Karel De Gucht tegen het Vlaams nationalisme in Knack (2013) zijn wel erg misleidend en totaal ongepast. Hij schrijft: “Sinds de Eerste Wereldoorlog is die tendens in Vlaanderen aanwezig, en zij (de N-VA) belichamen die. Alles wat er de afgelopen honderd jaar is misgegaan in Europa, is het gevolg van nationalisme. Dat heeft ons in het verderf gestort. Tot mijn laatste snik zal ik blijven vechten tegen dit gevaarlijk fenomeen.” Zelfs met de beste wil van de wereld kan men het niet met hem eens zijn als hij zegt dat het nationalisme de oorzaak is van ALLES dat is misgegaan in Europa in de laatste honderd jaar. We kunnen zo enkele frappante voorbeelden opnoemen van foute zaken die niets met nationalisme te maken hebben, wereldwijd: de economische crisis van de jaren 1930, de uitroeiing van de joden in West-Europa, de oorlog in Vietnam en buurlanden, de aantasting van de ozonlaag, de broeikasgassen, de oorlog in Irak, de recente bankencrisis, Fukushima… We kunnen ook een aantal positieve evoluties vermelden die een gevolg zijn van nationalisme: de dekolonisatie, de val van de Sovjet-Unie en de bevrijding van de landen achter het IJzeren Gordijn, de vreedzame splitsing van Tsjecho-Slowakije, de stappen in de richting van een Palestijnse staat, de eenmaking van Duitsland en ja: de ontvoogding van Vlaanderen.

    Het probleem is dus niet het nationalisme op zich: elk land is in zekere mate en in zekere zin terecht nationalistisch. Waarom zouden we anders zo vasthouden aan de nationalistische organisatie van onze internationale instellingen, sportmanifestaties zoals de WK en de Olympische Spelen en dies meer? Niemand, ook De Gucht niet, is tegen nationalisme. Ik zie hem Obama niet verwijten dat hij nationalistisch is, ook al is Obama dat veel meer voor zijn land dan de N-VA het is voor Vlaanderen. De N-VA wil immers geen onafhankelijkheid, maar autonomie van Vlaanderen binnen de Europese Unie. Obama denkt er nog niet aan om de V.S. te laten opgaan in een groter geheel, de V.S. blokkeren talloze internationale overeenkomsten, onder meer die in verband met het milieu en met de vervolging van oorlogsmisdadigers. De Vlaams-nationalisten zien België alleen maar als een overbodige tussenschakel. Zij willen deel uitmaken van Europa, niet van België, omdat België geen enkel voordeel biedt en niets dan onduldbare ondemocratische nadelen.

    Wij moeten durven aanvaarden dat er nog zoiets is als een ‘volk’. Ik weet het, het is een zwaar beladen term. Maar het is mijn overtuiging dat die term beantwoordt aan een realiteit die men niet kan ontkennen. Niemand betwist dat er zoiets is als het Nederlandse volk, of het Franse, het Duitse, het Amerikaanse, het Braziliaanse enzovoort. Ik bedoel daarmee vanzelfsprekend niet de zogeheten autochtone bevolking, maar iedereen die burger is van dat land. Welnu, er is niet zoiets als een Belgische burger. Men is Vlaming, Waal, Brusselaar of lid van de Duitstalige Gemeenschap, en dat zijn zeer verschillende statuten, op tal van vlakken, inclusief de meest essentiële. Dat heeft historische gronden, en die kan men niet negeren of ongedaan maken. Het heeft ook geen zin om te wijzen op reële verschillen tussen de Vlamingen (zoals het ‘feit’ dat West-Vlamingen en Limburgers elkaar niet zouden verstaan), want die verschillen zijn hooguit folkloristisch, terwijl de verschillen met de andere Belgen diepgaand en structureel zijn.

    Wij Vlamingen kunnen ons geen Belg voelen, omdat er niets zoiets is als Belg zijn. België is een kunstmatig door de toenmalige grootmachten cynisch in het leven geroepen staat, niet omdat de Belgen recht hadden op een eigen staat, maar omdat dit die grootmachten goed uitkwam. Wij hebben België niet gewild. En in de bijna tweehonderd jaar sinds die kunstmatige en ongewenste creatie ex nihilo heeft België Vlaanderen steeds behandeld als een kolonie. Zelfs vandaag nog wordt Vlaanderen geregeerd door een Vlaams-hatende en Nederlands-onkundige dynastie en bestuurd door een uitsluitend Franstalige premier aan het hoofd van een regering die geen meerderheid heeft in Vlaanderen.

    Wij Vlamingen zouden wel willen Belg zijn en Belgisch nationalistisch, maar wij kunnen het niet. België is ons vaderland niet, Belgisch is onze moedertaal niet. Wij hebben behoefte, zoals alle burgers van alle landen, aan een oprecht en eerbaar nationalisme en patriottisme, maar dat kunnen wij niet opbrengen voor dit België, alle (dronken) Rode Duivels ten spijt.

    Daarom zijn wij bezig met de ontmanteling van dat infame, nutteloze en voor Vlaanderen gevaarlijke België. En iedereen vindt dat goed, zelfs de huidige regering. Zij maakt zich sterk dat zij de grootste staatshervorming heeft doorgevoerd die er ooit is geweest. Het staat dan ook in de grondwet dat België bestaat uit autonome gewesten en gemeenschappen. Artikel 35 zegt dat de volledige verantwoordelijkheid bij de gewesten en gemeenschappen ligt, die dan onderling uitmaken wat ze eventueel samen wensen te doen. En het Vlaams nationalisme is bij uitstek en historisch Europees en internationaal geïnspireerd, in tegenstelling met sommige andere nationalismen, ook binnen de Europese Unie. Een Vlaamse autonomie is geen hinderpaal voor internationale samenwerking en voor de realisatie van een verenigd Europa, integendeel. Europees commissaris De Gucht vergist zich (niet voor het eerst) van tegenstander: geen enkele partij in Vlaanderen of Europa is zo fundamenteel Europees gezind als de Vlaamse N-VA.

    Ik besluit. Er is niets verkeerd met een gezond nationalisme, dat gesteund is op de reële samenhorigheid van een volk. Een dergelijk nationalisme staat internationale samenwerking niet in de weg, maar bevordert het. België verhindert dat nationalisme, zowel bij Franstaligen als bij Vlamingen. Daarom is het nodig dat België verdwijnt. Belangrijke stappen zijn al gezet, maar de laatste loodjes wegen het zwaarst: het koningshuis, de federale regering, het federaal parlement, het leger en een aantal nationale administraties en instellingen. Maar het Belgisch kaartenhuisje is gedoemd om vroeg of laat volledig ineen te storten. Laten we dat voorzichtig maar kordaat aanpakken en tot een goed einde brengen.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!