Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (169)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    08-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het geloof van de kolenbrander

    L

    atijn heeft mij altijd geboeid. Dat begon al in de lagere school. De mis was in het Latijn en bepaalde woorden en uitdrukkingen nestelden zich ongemerkt in mijn taal en kennis. Mijn Vader zaliger, mijn twee oudere broers, ook al zaliger gedachtenis, hadden Latijn geleerd. Op mijn twaalfde begon dan mijn eigen onderdompeling in het Latijn: zes uur per week Latijnse les en elke dag tien woordjes van buiten leren… Zes jaar lang heb ik genoten van die taal, zozeer dat ik daarna naar de universiteit trok om Klassieke Filologie te studeren. Helaas, dat werd een flop, om vele redenen, maar ook omwille van de aftandse onderwijsmethoden die ik daar aantrof. Toch is mijn liefde voor het Latijn gebleven. In mijn werkkring kwam ik nog vrij vaak in contact met Latijnse teksten en het deed me altijd plezier dat ik me goed uit de slag kon trekken. 

    Onlangs viel mijn oog op een Latijns gezegde: Fide sed ante vide; qui fidit nec bene vidit fallitur; ergo vide ne capiaris fide.

    Zelfs zonder de betekenis te kennen valt het woordspel op: fide-vide; fidit-vidit; vide-fide. Dat zijn ook de kernwoorden: fidere is geloven of vertrouwen, videre is kijken of zien. Met die kennis gewapend kunnen we de vertaling wel aan: Vertrouw, maar kijk eerst uit! Wie vertrouwt maar niet uitkijkt, komt bedrogen uit. Kijk dus uit dat je niet in het ootje genomen wordt door je vertrouwen. Het is een terechte waarschuwing tegen blind vertrouwen. Er is ook een kortere versie: Fide sed cui vide. Vetrouw, maar kijk uit wie je vertrouwt. Zoals bij zoveel Latijnse spreuken en zegswijzen is het niet duidelijk wie de auteur is, noch waar en wanneer ze voor het eerst gebruikt is. Ik betwijfel dat ze uit de antieke oudheid komt: de Romeinen waren veel kernachtiger en veel minder geïnteresseerd in woordspelingen. Dat is meer iets voor rederijkers en neolatinisten.

    Fidere betekent vertrouwen, vertrouwen hebben in iemand of iets, iemand op zijn woord geloven. Fides, het zelfstandig naamwoord heeft in onze cultuur echter een zeer specifieke betekenis gekregen: Het Geloof, de eerste van de kardinale of goddelijke deugden. Gedurende tweeduizend jaar is het Westen in de ban geweest van Het Geloof, meer bepaald het christelijk geloof. Dat geloof heeft onze beschaving zo grondig getekend dat wij nog steeds de grootste moeite hebben om ons ervan te ontdoen, hoewel wij de grondslagen van dat geloof sinds eeuwen als louter menselijke verhalen en pure verzinsels ontmaskerd hebben.

    Laten we onze Latijnse spreuk eens toepassen, niet op het blind vertrouwen in het algemeen, maar op Fides met hoofdletter, Het Geloof. De vertaling zou dan kunnen zijn: Geloof, maar kijk toch eerst maar goed uit; wie gelooft maar niet goed uitkijkt, zal bedrogen worden. Kijk dus uit dat je niet door je/het Geloof in de maling genomen wordt.

    Het christendom heeft zich steeds vragen gesteld over de minimale geloofseisen: wat moet men op zijn minst aanvaarden om zich christen te mogen noemen? Men kan immers van de grote massa van de gelovigen niet verwachten dat zij vertrouwd zijn met al de finesses van de theologie, de dogma’s en al de kerkelijke en liturgische voorschriften, laat staan al de regels van het kerkelijk recht. Van meet af aan heeft men derhalve geprobeerd om het geloof te verwoorden in een Symbolum, letterlijk een samenvatting. Het meest bekend is het Credo, de Twaalf Artikelen van het Geloof. Maar over de inhoud is hevig getwist, er zijn zelfs oorlogen over gevoerd en men heeft niet geaarzeld om tegenstanders op de brandstapel te vermoorden, soms omwille van één letter van de tekst.

    Het aller-striktste minimum minimorum van het geloof is volgens sommigen de Triniteit en de Menswording, volgens anderen de Verrijzenis en het Eeuwig Leven. Dit is wat Jezus zegt: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38 Dat is het grootste en eerste gebod. 39 Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. 40 Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’ (Mt 22) Merk dat hij verwijst naar de Wet en de Profeten, dat is het Oude Testament, het Nieuwe was immers nog niet geschreven. Hij citeert letterlijk uit de Schrift, hij zegt niets nieuws. Wanneer Richard Dawkins ons wijst op onze selfish genes, de genetische drijfveer van onze zorg voor onszelf en onze verwanten, zegt hij identiek hetzelfde: wij hebben de anderen lief omdat wij onszelf liefhebben. Wie zichzelf niet liefheeft, kan onmogelijk anderen liefhebben. De zorg voor de anderen steunt op de ingeboren zorg voor het eigen overleven. De mens heeft in de evolutie geleerd om voor zichzelf te zorgen en heeft die zorg vervolgens leren uitbreiden tot zijn partner, zijn kroost, zijn clan, zijn dorp, zijn land, zijn volk, de mensheid.

    Maar keren we terug naar het Geloof. Daar is men stilaan vergeten wat Jezus zei. Zijn liefdesgebod werd door een wereldse kerk vertaald in fanatiek gepredikte haat van al wie anders is. Geloof werd een twistpunt en de essentie werd herleid tot een zinloze Drie-eenheid van God of goden en een even onbegrijpelijke Menswording, gevolgd door een onmogelijke Verrijzenis en een totaal ongeloofwaardig verhaal over Eeuwig Leven voor iedereen. Toen men aan een gelovige kolenbrander, het schoolvoorbeeld van de niet-geschoolde arbeider, vroeg wat hij geloofde, antwoordde hij: Wat de Kerk gelooft. Daarop vroeg men spottend: Maar wat gelooft de Kerk dan? Zijn antwoord was: Wat ik geloof… Dit onuitgesproken geloof, waarvan de inhoud niet kan verwoord worden door degene die gelooft, noemt men fides implicita, het impliciet geloof van de eenvoudige mens. Naar de legendarische kolenbrander noemt men het ook wel fides carbonaria.

    Onze spreuk waarschuwt tegen dergelijk kolenbrandersgeloof. Laat je niets wijsmaken, hou je ogen goed open, anders word je het slachtoffer van bedriegers, van je goedgelovigheid, ja van Het Geloof zelf. Dat laatste punt, het Geloof als bedrieger, noopt me tot een uitweiding (met excuses voor al de keren dat ik dit als ‘uitwijding’ schreef) en een belangrijke correctie. Het laatste gedeelte van onze spreuk vind je immers herhaaldelijk en, niet te verwonderen, ook bij Van Dale, als volgt: ergo vide ne capiaris vide. Als we dat proberen te vertalen, merken we dat dit niet klopt: kijk daarom uit dat je niet beetgenomen wordt… kijk uit! De herhaling van vide is overbodig en stuntelig en doorbreekt de paarsgewijze opstelling fide-vide in de twee andere zinsneden. Het is evident dat we de tekst moeten lezen als: ergo vide ne capiaris fide, let op dat je niet beetgenomen wordt door je blind vertrouwen, door je geloof, door Het Geloof! Heeft Van Dale en met hem/haar ook vele anderen geaarzeld om ‘geloof’ en ‘beetnemen’ in dezelfde zin te gebruiken en dan maar beslist om, tegen alle taalkundige, stilistische en logische aanwijzingen en zelfs tegen alle beter weten in, stiekem ‘fide’ te veranderen in ‘vide’? Het lijkt er wel heel sterk op dat dit het geval is!

    Dat is precies wat ik bedoelde toen ik eerder zei dat Het Geloof onze beschaving zo sterk getekend heeft. Men heeft het uitkijken, het zien (vide) vervangen door het blind vertrouwen, Het Geloof (fide).

    Fide sed ante vide; qui fidit nec bene vidit fallitur; ergo vide ne capiaris fide of: heb vertrouwen, maar kijk eerst toch maar uit; wie vertrouwt zonder goed uit te kijken, loopt het gevaar bedrogen te worden; let dus op dat je je niet in je blind vertrouwen laat beetnemen. In die oorspronkelijke, correcte versie is het een levenswijze raad, gesteund op een menselijke ervaring die vele duizenden jaren teruggaat. Wij zijn geneigd om anderen te vertrouwen, zonder daarover lang na te denken. Dat is menselijk, maar gevaarlijk. Niet iedereen is te goeder trouw, de bona fides kan niet zomaar verondersteld worden, er zijn bedriegers en dus moeten wij te allen tijde onze ogen goed open houden. Dat is vooral zo als men ons nadrukkelijk zegt dat we dat niet moeten doen, dat wij niet moeten kijken, maar vertrouwen, niet moeten zien, maar als een kolenbrander geloven.

    Ergo vide ne capiaris Fide!

    PS Paul Claes wees me erop dat fide sed ante vide een evidente Nederlandse evenknie heeft: eerst zien en dan geloven!

     


    Categorie:spreekwoorden
    Tags:godsdienst, atheïsme
    25-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Buridans ezel?

    Buridans ezel?

    Wanneer men in naam van de filosofie een of ander gedachte-experiment voorstelt, houd ik altijd mijn hart vast. Wat moeten de mensen niet denken over filosofen die zich met dergelijke dwaasheden bezighouden?

    Neem nu de ezel van Buridan. Die bevond zich op precies dezelfde afstand van twee hooischelven, of van een portie hooi en een emmer water, en kon dus geen keuze maken, en kwam om van honger, of van honger en dorst in het tweede geval. Tja…

    Bovendien blijkt dat Jean Buridan, die leefde tot ongeveer 1358, helemaal niet over een ezel heeft geschreven, noch over een dergelijk gedachte-experiment. Hij hield wel voor dat men altijd moet kiezen voor de beste van twee oplossingen, of de minst slechte. En wanneer de twee volledig evenwaardig zijn, is er geen rationele keuze mogelijk, omat er geen argumenten zijn voor de ene mogelijkheid of de andere.

    De dwaasheid van simplistische filosofen is hierin gelegen, dat zij een dergelijk gedachte-experiment voorstellen als een concreet geval, terwijl het niet meer is dan de illustratie van een specifieke en beperkte logische redenering. Het gaat om de vraag waarop men zijn voorkeuren moet baseren, wat de grond is voor onze besluitvorming. Het antwoord is: de rede of ratio, het rationeel redeneren, dus ons verstand gebruiken. Wanneer we echter rationeel onmogelijk kunnen uitmaken wat de beste oplossing of keuze is, is de conclusie helemaal niet, zoals (sommige) filosofen beweren, dat men geen keuze kan maken en dus gevangen zit in een dodelijk dilemma, zoals onze ezel, maar wel dat beide mogelijkheden inderdaad evenwaardig zijn en dat het dus niet uitmaakt voor welke oplossing we kiezen: ze zijn allebei even rationeel en mogen dus allebei gekozen worden. Dat is precies wat ezels en mensen ook doen in dat geval.

    We moeten dus paradoxen en andere hulpmiddelen van de filosofie met een stevige korrel grof zout nemen. Dat er geen rationele, dus redelijke keuze zou zijn tussen twee evenwaardige mogelijkheden is manifest onjuist. Het is precies door rationeel verder te denken dat we tot de conclusie komen dat we helemaal niet moeten aarzelen om te kiezen wanneer we ervan overtuigd zijn dat er geen noemenswaardig verschil is tussen twee alternatieven, wat overigens veeleer zelden zal voorkomen in de praktijk. Wij kunnen ons in dergelijke gevallen zelfs gerust laten leiden door onze persoonlijke voorkeur, of kruis of munt spelen. Veeleer dan ons te verlammen, maakt een dergelijke situatie de keuze juist gemakkelijk: het kan immers niet verkeerd gaan.

    Spinoza heeft het over Buridans spreekwoordelijke of eponieme ezel zowel in zijn eerste gepubliceerde werk, een commentaar bij Descartes, als in zijn hoofdwerk, de Ethica (E2p49s). Daar maakt hij zich min of meer vrolijk over de veronderstelling van sommige filosofen dat men tussen twee evenwaardige dingen niet kan kiezen, en men dus daarover voor altijd onbeslist moet blijven, en omkomen zoals de ezel van Buridan. Spinoza zegt: ze doen maar; maar iemand die zo redeneert, is veeleer zelf een ezel dan een mens. Natuurlijk zijn er dergelijke mensen die hun verstand niet gebruiken, zoals zelfmoordenaars, zwakzinnigen, kinderen, krankzinnigen enzovoort.

    Wie blijft steken in een al te letterlijke interpretatie van de situatie van de ezel van Buridan, denkt niet zoals een mens die goed bij zijn verstand is, en is dus zeker geen filosoof, maar een ezel. Als we over filosofie niet meer weten dan dergelijke anekdoten en gedachte-experimenten, zijn we niet veel beter dan onze simpele langoor.


    Categorie:spreekwoorden
    Tags:filosofie
    23-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dromen, helter skelter

    Droom, dromen: het zijn woorden die een veelheid aan betekenissen dragen. We onderscheiden daarin wat we gemeenlijk dagdromen noemen. Het zijn geen echte dromen, want we slapen niet tijdens het dagdromen. We laten onze gedachten de vrije loop, waarbij ze vaak de meest aantrekkelijke wegen kiezen. We stellen ons voor hoe het zou zijn als bepaalde gunstige of verleidelijke omstandigheden zich zouden voordoen. We vermijden de overduidelijke hinderpalen, we wuiven de evidente onwaarschijnlijkheden weg en laten ons ongeremd en onbeheerst meedrijven op de gouden vleugels van onze stoutste of zoetste dromen.

    Eigenlijk is het vreemd dat we dit zonder aarzelen ook ‘dromen’ noemen. Het is immers een activiteit die zowat in alle opzichten verschilt van het echte dromen. Reeds in de term ‘activiteit’ is het verschil al duidelijk: dagdromen is een bezig-heid van de wakkere of wakende toestand van de mens, het is een bewuste inspanning. We mogen dan al enigszins ‘afwezig’ zijn en onze aandacht voor de omgeving afgeleid of verslapt, in die mate dat we zelfs duidelijke signalen niet meteen opmerken, toch weten we zeer goed dat we niet ingedommeld zijn: onze ogen zijn open en ook onze andere zintuigen zijn alert, we horen en voelen, we ruiken en smaken desgevallend.

    Meteen is het voornaamste verschil met die andere betekenis van dromen al duidelijk: ‘echt’ dromen doen we tijdens het slapen, of dat nu ’s nachts is of overdag. Onze ogen vallen dicht en ons bewustzijn wordt op een of andere manier uitgeschakeld of gereduceerd. Het lijkt enigszins op een comateuze toestand of een algehele verdoving bij een operatie, maar dan een waaruit we vrij gemakkelijk en snel kunnen ontwaken. Onze zintuiglijke waarneming is dan nog veel sterker teruggedrongen dan tijdens het dagdromen. Sommige mensen slapen zo diep, dat je ze behoorlijk hard dooreen moet schudden voor ze wakker worden, of herhaaldelijk en luid aanroepen. Het feit dat onvoorzichtige rokers (en hun onschuldige huisgenoten) in bed sterven, wijst erop dat ons ruikvermogen en onze tastzin tijdens het slapen op een laag pitje staan. Dat is ook zo voor onze smaakzin. We zijn als het ware van de wereld afgesloten, omdat onze zintuigen de prikkels die ze normaal van de buitenwereld krijgen niet verwerken.

    Onze ogen kunnen we sluiten, ook overdag. We knijpen gemakkelijk een oogje dicht voor een of ander, letterlijk of figuurlijk. Bij het slapengaan kunnen we beginnen met de ogen doelbewust te luiken, of we kunnen wachten tot ze vanzelf dichtvallen. Dat gebeurt gemakkelijker in een donkere ruimte, wanneer er ook weinig andere prikkels zijn: eventueel wat zachte muziek, geen lawaai van buiten uit, geen opvallende of hinderlijke geuren, geen overdreven warmte of koude, geen pijn of ongemak. Slapen of inslapen doen we het best als de omgeving neutraal is. Een zacht, warm bed in een vertrouwde, verduisterde, stille, fris ruikende kamer, dat is wat we wensen.

    Een ander element is vermoeidheid. We hebben behoefte aan slaap, maar het grootste gedeelte van onze tijd zijn we wakker. Ook de meest interessante bezigheid en het meest aantrekkelijke gezelschap kunnen ons echter niet wakker houden als we doodmoe zijn. Maar zelfs het meest verleidelijke bed en de liefste bedgenoot kunnen ons niet weerhouden om op te staan eenmaal we goed wakker zijn. De mens heeft in zich een oerritme van waken en slapen, een echte biologische klok. Men noemt dat het circadiaans ritme, van het Latijn circa en dies, ongeveer een dag, het dagritme dus, of het dag-en-nachtritme. Circa of ongeveer, want niet iedereen slaapt even lang en elke mens slaapt niet elke dag op precies dezelfde minuut in, noch worden we altijd op het zelfde uur wakker. Maar statistisch gezien slapen we ongeveer een derde van de vierentwintig uren van een etmaal.

    Tijdens het slapen dromen we. Iedereen droomt. Sommige dromen herinneren we ons als we wakker zijn. Het lijkt wel of die herinnering oppervlakkig of kortstondig of onvast is: als we ’s nachts even wakker worden, is de herinnering levendig, maar als we ’s morgens opstaan, herinneren we ons meestal alleen dat we gedroomd hebben, niet wat we gedroomd hebben, of toch niet met even veel details als we ’s nachts konden onderscheiden. Misschien zijn we tijdens dat nachtelijk ontwaken nog niet echt wakker, zweven we even tussen slaap en bewustzijn, tussen alert zijn en slaperig en hebben we zo halfbewust iets meer toegang tot onze dromen.

    Ons bewustzijn is tijdens de slaap wel sterk verminderd, maar het is niet helemaal uitgeschakeld. Onze hersenen zijn tijdens de slaap misschien minder actief, maar ze werken nog volop: ze houden ons lichaam in leven, onze bloedsomloop, spijsvertering, hormonale huishouding en al wat er nodig is om te overleven. Maar ook de hersenactiviteit die ons wanneer we wakker zijn in staat stelt om te denken (in al zijn vormen), is niet helemaal uitgeschakeld. Het is alsof ons bewustzijn tijdens het slapen vrij spel krijgt, ongehinderd door ons sturend ego en ongestoord door de vele ingewikkelde taken die het tijdens het waken moet vervullen. Het is tijdelijk vrijgesteld van werken, het is met vakantie, het is speeltijd in onze bovenkamer. Al onze herinneringen, al de indrukken die wij een leven lang onverwist hebben opgeslagen, al onze gevoelens, alle emoties mogen nu naar boven komen. Het is alsof de poppen van onze poppenkast, die overdag door onze eigen handen bewogen worden, nu een zelfstandig leven mogen leiden in een ongebreidelde fantasiewereld. In onze dromen kan alles: we vliegen door de lucht, we verplaatsen ons moeiteloos in ruimte en tijd, we verzetten bergen met een vingerknip. Het is de wereld van het sprookje, de sciencefiction, de literatuur, de film, de computerspelletjes. Alles kan. Het is als een surrealistisch verhaal in het ongerijmde.

    Deze laatste uitdrukking vinden we ook in het Engels: without rhyme nor reason. De betekenis is duidelijk: het gaat om iets dat geen zin heeft, noch vanuit poëtisch standpunt, noch vanuit de redelijkheid. Zoals we al herhaaldelijk vastgesteld hebben, is het vrijwel onmogelijk om de oorsprong van dergelijke uitdrukkingen en gezegden te achterhalen. Een eerste spoor vinden we bij John Russell, in The Boke of Nurture, circa 1460:

    As for ryme or reson, ye forewryter was not to blame,
    For as he founde hit afore hym, so wrote he ye same.

    Nicolas Udall, in zijn The first tome or volume of the paraphrase of Erasmus upon the Newe Testament, in 1548, gebruikte voor het eerst de nu meer gebruikelijke negatieve vorm 'rhyme nor reason':

    Seeyng there is nether ryme ne reason in saing ye one eiuill spirite driueth out an other eiuil spirite.

    Maar zoals bij werkelijk ontelbare uitdrukkingen is het meer waarschijnlijk dat de uitdrukking haar huidige bekendheid dankt aan Shakespeare, eerst in Comedy of Errors, 1590:

    Was there ever any man thus beaten out of season,
    When in the why and the wherefore is neither rhyme nor reason?

    Hij gebruikte de wellicht in die tijd reeds staande uitdrukking opnieuw in As You Like It, 1600:

    But are you so much in love as your rhymes speak?
    Neither rhyme nor reason can express how much.

     

    Deze morgen ben ik opgestaan met een houten kop, een fikse kater. Niet van het drinken of drugs, ik houd me ver van beide. Ik weet goed dat ik gedroomd heb, ik herinner me flarden, maar niet het hele verhaal, noch de details. Er zaten heel duidelijke elementen in van gebeurtenissen en personen uit mijn verleden, maar dan in een bevreemdende mengeling, kop over kloten zegt men in Eeklo, halsoverkop, holderdebolder, helter skelter in het Engels, zoals in de song van de Beatles en in de moordzuchtige waanzin van Charles Manson in 1969. Helter skelter is waarschijnlijk niet meer dan een rijmpje zoals holderdebolder en het heeft dezelfde betekenis. Het is ook de benaming voor een ronde, spits oplopende of verjongende toren in een amusementspark, met binnenin een trap om naar boven te klimmen en aan de buitenkant een glijbaan in een spiraal naar beneden.




    Ik voel me een beetje zoals na een dolle roetsj op een eindeloze helter skelter, in de war, verdwaasd. Het is alsof mijn hersenen flink dooreen geschud zijn en hun inhoud hopeloos overhoop gehaald, alsof iemand de encyclopedie in mijn hoofd herschreven heeft without rhyme nor reason, zonder logische volgorde, alsof mijn harde schijf een ferme tik heeft gekregen met een stevige hamer.

    Zo gaat het soms. Wat is de oorzaak? Ik heb er het raden naar. Te zwaar gegeten gisterenavond? Iets dat ik gelezen heb, iets op TV? Een gedachte die opkwam in een telefonisch gesprek met Jacques, mijn Nederlandse mailvriend? Een haperingetje in de miljarden cellen in mijn brein? Ik zal het nooit weten. Het is een ontnuchterende gedachte voor een rationeel mens als ik: There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy (Hamlet). Ik beheers mijn brein niet, het heeft er meer van weg dat mijn brein mij beheerst.

    Door over deze ervaring na te denken en mijn gedachten te formuleren op een manier die ook voor jullie, lieve lezers, begrijpelijk is, hoop ik mijn dierbaar innerlijk evenwicht terug te vinden, steeds in het besef dat wij over onszelf veel minder weten dan we denken.


    Categorie:spreekwoorden
    Tags:etymologie
    24-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stephen Hawking, The Grand Design, het scheppingsverhaal voor onze tijd


    Stephen Hawking & Leonard Mlodinow, Het Grote Ontwerp, Prometheus/Bert Bakker, 2010, 212 blz., € 16,99 (Azur), vertaling van: The Grand Design.
    New Answers to the Ultimate Questions of life, Bantam Books, 2010, 200 p., hardcover, ill., £ 18,99 maar bij Amazon al te koop voor $ 15.

    Vorig jaar verscheen een nieuw boek van Stephen Hawking, ongetwijfeld een van de meest bekende wetenschappers van onze tijd, al was het maar wegens zijn uiterlijke verschijning. Ik had het boek al enige tijd klaar liggen, maar stelde de lezing uit, waarschijnlijk wegens enige drempelvrees: de vorige werken van Hawking waren nu niet bepaald lichte kost. Nu ik dit nieuwe boek uit heb, mag ik hier met vreugde aankondigen dat mijn vrees totaal ongegrond was: dit is voor iedereen toegankelijk. Het is zelfs het beste dat ik ooit gelezen heb over dit onderwerp.

    Wat is dat Grote Ontwerp dan?

    Het is wat ik in de lagere school, in de humaniora en later ook aan de universiteit niet gekregen heb: een steekhoudende uitleg over het ontstaan van de wereld, van de aarde, van het leven op aarde; een globaal verhaal over de wetenschap, de manier waarop wij over dit alles spreken en hoe we ermee omgaan als mensen.

    Het is een alternatief, en wat voor een, voor het Bijbelse scheppingsverhaal. En dat hebben we echt wel nodig. De meeste mensen van mijn generatie en zelfs de meeste mensen tout court houden het nog op de zeven dagen van de schepping, Adam en Eva, de zondvloed… De belangrijkste reden daarvoor is niet zozeer het ontbreken van een ander uitleg, want die is er sinds Copernicus, Kepler en Galilei al min of meer, en dan spreken we over de zestiende eeuw, 450 jaar geleden, en over Descartes, Spinoza, Newton en nadien Darwin, Mendel, Einstein, Lemaître en uiteindelijk ook de ontdekkers van het DNA. Het ontbreekt dus niet aan theorieën, maar aan de bekendmaking daarvan bij een ruim publiek via het gewone onderwijs en via vulgariserende publicaties. De christelijke kerken en vooral de katholieke kerk hebben zich altijd met hand en tand verzet tegen deze alternatieve voorstellingen en hun verspreiding en dat is nog steeds zo. Het Vaticaan is het nog steeds niet eens met de opvatting als zou het leven spontaan ontstaan zijn op aarde en ziet achter de evolutie nog steeds de noodzakelijke hand van een almachtige en welwillende Schepper.

    Wij kunnen ons als verontwaardigde vrijzinnigen druk maken over die toestand, maar dat brengt weinig zoden aan de dijk. Wat Stephen Hawking doet in deze en andere publicaties, zowel strikt wetenschappelijke als meer vulgariserende, is oneindig veel belangrijker. Hij spreekt met gezag, iedereen erkent dat hij aan de top staat van de hedendaagse wetenschap. Wanneer hij uitspraken doet over de grond der dingen, dan is dat iets anders dan wanneer ik of een andere atheïst dat doet. Hij weet waarover hij spreekt en hij kan het zelf bewijzen. Hij is bij uitstek geloofwaardig. Bovendien doet hij ook nog de moeite om zijn bevindingen en die van andere geleerden uit te leggen voor een breed publiek, op een verrassend verstaanbare manier. Daarvoor moet je echt wel een genie zijn.

    Ik zal me dus niet wagen aan een samenvatting van zijn boek. Er zijn talrijke recensies verschenen in alle mogelijke talen, je hoeft maar de titel van het boek te googelen. Maar veel beter nog is je het boek meteen aan te schaffen, in het Nederlands of in het Engels. Zeker, het is af en toe wel eens ingewikkeld en hier en daar noodzakelijkerwijze zo algemeen dat wij het alleen in zeer algemene termen zullen verstaan. Maar dat doet niets af van de unieke kwaliteit van dit boek: het is het Scheppingsverhaal voor onze tijd. Indien iedereen dit zou inzien, zouden we als mensen een belangrijke stap vooruit gezet hebben in het verstaan van het universum en van onze plaats daarin. Ik ben ervan overtuigd dat men nog eeuwen lang naar dit boek zal verwijzen als een vaste referentie, een van de grondslagen van de menselijke kennis.


    Categorie:spreekwoorden
    Tags:wetenschap
    05-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.nulla dies sine linea
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Nulla dies sine linea.

    Geen dag zonder lijn, in het Nederlands, maar wat bedoelen we daarmee? Druggebruikers zullen daar wellicht hun eigen mening over hebben, maar de oorspronkelijke betekenis is: geen dag zonder een lijn te trekken, als kunstenaar, zonder een tekening te maken dus.

    De uitdrukking schrijft men toe aan Apelles, een beroemd schilder uit de vierde eeuw voor het jaar 1, maar van zijn werk is niets overgebleven en ook niet van zijn uitspraken. De afbeelding hierbij van een muurschildering in Pompeï zou op een schilderij van hem gebaseerd zijn. De oudste klassieke bron is Plinius (23-79): Apelli fuit alioqui perpetua consuetudo numquam tam occupatum diem agendi, ut non lineam ducendo exerceret artem, quod ab eo in proverbium venit: ‘Appelles had inderdaad de gewoonte om nooit een dag door te brengen, zelfs als hij het heel druk had, zonder zijn kunst te beoefenen door een of ander te tekenen en zo is dat een spreekwoord geworden’.

    Als spreekwoord heeft het een ruimere betekenis dan de anekdote over Apelles, natuurlijk. De boodschap is dat, als je zo’n goeie tekenaar wil worden als Apelles, je elke dag moet oefenen. Als zelfs hij dat deed, dan…

    Je kan dat gerust nog uitbreiden. Niet alleen tekenaars moeten elke dag oefenen, dat is zo voor iedere kunstenaar. Nog meer algemeen kan je stellen dat zonder oefening men niets bereikt. Fabricando fit faber: al doende leert men.

    In het Oost-Romeinse rijk en vooral in de hoofdstad Constantinopel, was het klassieke erfgoed veel beter bewaard dan in het westen. Onze spreuk duikt daar in het Grieks op in een collectie van voorschriften en gezegden van Arsenius, rond 1250.

    In de Renaissance was er een hernieuwde belangstelling voor de klassieke oudheid, onder meer door het hernieuwd contact met het oosten na de val van Constantinopel in 1453, toen de stad Istamboel werd (Istamboel is een verbastering van de Griekse uitdrukking eis tein polin, naar de stad, of zoals ze in Antwerpen zeggen: ’t stad).

    Geleerden verzamelden toen met veel ijver en plezier Griekse maar vooral Latijnse spreuken en gezegden en zelfs gewoon maar citaten van klassieke auteurs en maakte daar adagia van, stichtende spreuken. Ons gezegde Nulla dies sine linea vinden we terug bij Polydorus Vergilius en ook bij zijn tijdgenoot Erasmus (†1536), die de negatieve vorm verkiest: nullam hodie lineam duxi, ik heb vandaag geen lijn getrokken, ik heb vandaag niets geschreven. Diem perdidi: ik heb een dag verloren! Die woorden legt Suetonius keizer Titus in de mond; die zou dat gezegd hebben als er een dag was voorbijgegaan zonder dat hij iets goeds had gedaan voor iemand.

    Als ik er even over nadenk, dan kan ik mij nauwelijks dag herinneren dat ik niet geschreven heb. Als ambtenaar aan de universiteit schrijf je bijna de hele dag, dat moeten vele duizenden teksten geweest zijn, brieven, verslagen, voorstellen, werkdocumenten, lijsten en overzichten allerhande, notities… Maar het virus sloeg bij mij al heel vroeg toe, ik schreef al verhaaltjes in de lagere school; later in mijn puberteit langere verhalen en vele brieven, aan echte en ingebeelde geliefden. Ik had toen ook al schriftjes en mappen met allerlei teksten. Aan de universiteit schreven we onze vingers krom bij proffen die geen ‘cursus’ hadden. Ik schreef toen ook poëzie en literaire vertalingen: Aristophanes, Sappho, Ovidius… Sinds ik op pensioen ben heb ik mijn blog, met nu al 740 teksten. Daarnaast vul ik elk jaar wel een schriftje met aantekeningen, bedenkingen en overpeinzingen die nadien al dan niet hun weg vinden in blogteksten. Sommige ontboezemingen zijn echter zo persoonlijk dat ze veilig opgeborgen blijven in die schriftjes, misschien voor na mijn dood, daar denk ik soms aan als ik zit te schrijven: wie zal dit ooit lezen?

    Nulla dies sine linea, het kon het motto zijn voor mijn blog, zelfs voor mijn leven.




    Categorie:spreekwoorden
    Tags:spreekwoorden
    17-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.leven in de brouwerij
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Leven in de brouwerij. Ook weer een spreuk, een gezegde dat we vaak genoeg gebruiken, maar waar komt die vandaan? Want als je het letterlijk neemt: er is leven in de brouwerij, dan moet je toegeven: waarom zou er in de brouwerij geen leven zijn? Wat is er zo speciaal aan een brouwerij dat er leven zou in zijn?

    Een uitleg die ik vond vertelt over de schilder Jan Steen (1625 of ’26-1679). Hij was naast kunstschilder ook neringdoener, koopman in granen en brouwer. Maar hij verwaarloosde zijn brouwerij en kreeg het daarover aan de stok met zijn echtgenote. Die kloeg erover dat er geen leven meer was in de brouwerij, ze lag er doods en verlaten bij. Jan Steen liet daarop een stel eenden in de brouwerij rondlopen en –vliegen en zei aan zijn wederhelft: kijk, er is weer leven in de brouwerij. Misschien denk je nu dat dat andere gezegde: een huishouden van Jan Steen, daarop allusie maakt, maar dat is niet (noodzakelijk) zo. Die verwijzing slaat immers op een van zijn meest bekende schilderijen, waarvan je hierbij een afbeelding ziet.

    Dit gezegd zijnde, wil ik je graag vertellen waarom ik aan het leven in de brouwerij moest denken. Hier in Werchter heeft het gemeentebestuur een oude, vervallen brouwerij, waar het destijds befaamde bier Jack-Op gebrouwen werd, omgebouwd tot een cultureel centrum, waar we wel eens komen voor een tentoonstelling van de plaatselijke academie of zo. In Rotselaar, waarvan Werchter een deelgemeente is, heeft men het opvallende gebouw van de Mena-brouwerij in het centrum van het dorp na vele jaren leegstand helemaal gerestaureerd. Daar is nu de fraaie gemeentelijke bibliotheek gevestigd, waar ik op dinsdagvoormiddag nederige hand- en spandiensten verricht als vrijwillige werkkracht. In die beide brouwerijen is er nu weer leven.

    Maar de directe aanleiding is deze: we hebben een vijver in onze tuin. Dat kwam zo. Toen we hier kwamen wonen, hebben we een aantal hoge bomen gekapt, die het licht benamen. Toen we ook de stronken en wortels verwijderden, vonden we nog meer van die aarsgatten, een mooi gewestelijk woord, vind je niet? De vorige eigenaars hadden ook al bomen verwijderd, maar minder grondig dan wij. Lut houdt ervan om in de grond te wroeten, ze voelt zich dan verbonden met de aarde. We hebben van de nood dan maar een deugd gemaakt en al de aarsgatten verwijderd. Dat deel van de tuin zag eruit als Ieper in de Eerste Wereldoorlog, want we deden ons werk… grondig, juist. 

    Ik wou al heel mijn leven een vijver in mijn tuin en dit leek een uitgelezen, of uitgegraven gelegenheid: met nog wat extra graafwerk in de mulle zandgrond van de streek hadden we snel een indrukwekkende kuil, zes meter op tien, gemiddeld zo’n meter diep. Even later was er in de buurt een uitverkoop na faillissement van vijvermateriaal. Daar kochten we een enorme rol vijverfolie. Van vrienden kregen we allerlei waterplanten. Na een jaar of zo hebben we dan toch maar besloten om er ook vissen in te zetten. De verkoper raadde ons aan een filtersysteem aan: een moerasje waarin het water door kiezel en basaltsteentjes naar boven gestuwd wordt om dan weer in de vijver te lopen. Zo gezegd, zo gedaan. We hebben er al veel plezier van gehad. 

    Vorig jaar hadden we een periode van hevige vrieskou. Familiebezoek profiteerde daarvan om op de bevroren vijver te ravotten. In het voorjaar leverde de combinatie van een langdurige ijslaag en het lawaai op de vijver voor uitvoerige sterfte bij de vissen die aan de ijver van de eiber, de reiger en de ijsvogel waren ontsnapt. Het was een triestig zicht en een pijnlijke ervaring om tientallen visjes, die je jarenlang had zien groeien en ronddartelen, die je had gevoederd met de kruimels van je eigen boterhammen, in een putje in de grond te moeten stoppen.

    Toen het weer ging vriezen, zocht ik naar een oplossing. In het vijvercentrum in de buurt kochten we een luchtpomp en borrelstenen. We waren niet de enige gepensioneerden die met dat probleem zaten, de winkel deed gouden zaken… Met heet water heb ik dan een wak gemaakt in het ijs, dat al enkele centimeters dik was. De borrelstenen erin, de luchtslangen verbonden aan de luchtpomp in het tuinhuisje en dat was dat. Deze morgen was het wak al wat groter en tot mijn aangename verrassing was er grote belangstelling van de bekende tuinvogels die kwamen drinken en zich wassen: de pimpel-, kool-, kuifmeesjes, de hegge- en de huismussen, de merels, enkele vinken, het roodborstje, een koppel Vlaamse gaaien: een drukte van jewelste.

    Leven in de brouwerij, dacht ik meteen. En ik wist weer wat schrijven.

    Toch is het vreemd. Ik had ook gewoon in de lente de dode vissen kunnen ruimen en voor enkele euro’s nieuwe kopen. Maar zo ben ik niet. Nog liever een vrij aanzienlijk bedrag neertellen voor een pomp en toebehoren en het weer in de gaten houden, allemaal om wat goudvissen, winden, vetjes en een zeelt de winter door te halen. Een mens hecht zich aan zijn omgeving, aan het leven om hem heen, de planten en de dieren.

    Maar nog het meest aan de mensen. Het rolluik bij de buurvrouw was deze morgen voor de tweede dag op rij niet opgehaald. Dan merk je dat je dat eigenlijk elke dag in het oog houdt, onbewust. De overbuurvrouw wist te vertellen dat ze opgenomen was in het ziekenhuis. Ik bleef wat praten, want ik was alleen thuis, Lut maakt een uitstap met een van haar pleegkleinkinderen (een pleegdochter van haar pleegdochter, volg je?), naar het stripmuseum in Brussel. De tiener vroeg met twinkelende oogjes: het is toch wel een… stripmuseum, hé Oma, en geen ‘strip’-museum?

    Hier in huis is het rustig. Wat muziek op de achtergrond, ik met een kop thee aan mijn computer, voor mij het grote raam op de tuin en de vijver met de vogels. Enkele stuifsneeuwvlokjes vallen aarzelend naar beneden. Het leven is best leefbaar.



    Categorie:spreekwoorden
    19-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.schatten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Taal is, net als onze kledij, auto’s en vakantiebestemmingen, onderhevig aan mode. In onze jeugd was kei enkel een woord voor een zwerfsteen, we hadden nog nooit van managers gehoord (Engels onkundige Vlamingen spraken het uit als managé) of van BV’s.

    Taal is altijd ook een beetje na-praten, we nemen uitdrukkingen gemakkelijk over. Als we geen zin hebben om iets te doen, dan zeggen we dat we het niet zien zitten. Als iemand zich vergist, dan heeft hij het verkeerd ingeschat. Het zijn allebei eufemismen: een zachtere manier om iets te zeggen.

    Een uitdrukking die we van vroeger kennen, maar die je nog vaak leest is deze: het belang daarvan kan nauwelijks overschat worden. Ze bestaat ook in het Engels: The importance of this or that can hardly be overestimated. Het belang is dus zo groot dat we het niet hoog genoeg kunnen inschatten, dat we daarin zelfs niet kunnen overdrijven.

    Maar er zit een addertje in het gras: heel vaak zie: het belang daarvan kan nauwelijks onderschat worden… can hardly be underestimated.

    Hier haalt men twee uitdrukkingen dooreen. Men bedoelt te zeggen dat we iets niet mogen onderschatten: never underestimate the enemy! of anders gezegd dat iets erg belangrijk is, zelfs zo belangrijk dat het niet mogelijk is het belang ervan te overschatten. In plaats van: je mag dat niet onderschatten! gebruiken we het veel sterkere: dat kan niet overschat worden!

    Maar als we stellen dat het belang van iets niet kan ónderschat worden, dan gaan we in de fout: als het niet mogelijk is het laag genoeg in te schatten, dan heeft het geen enkel belang.

    Het is verbazend hoe vaak deze taalfout voorkomt. Het zijn meestal pedante schrijvers, die alle moeite doen om erg geleerd over te komen. Ze hebben de uitdrukking hier of daar gelezen en trappen op het addertje in het gras.

    Bij een van de imposante kastelen langs de Loire had de tuinman er iets op gevonden om de eindeloze stroom bezoekers van ‘zijn’ pelouse te houden: hij verving alle bordjes met ‘prière de ne pas marcher sur le gazon’ door één bordje met deze boodschap:

    attention aux vipères!


    Categorie:spreekwoorden
    16-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jacobs worsteling
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In de vorige aflevering kon je hier het verhaal lezen van Esau en Jacob. Laten we daarop wat dieper ingaan.

    We beginnen bij de geboorte van de tweelingen, of zelfs nog vroeger, want er waren al lang tevoren problemen. Het huwelijk van Isaac en Rebecca bleef lang kinderloos; de Bijbel zegt dat Rebecca onvruchtbaar was, maar aangezien er geen informatie is over eventuele kinderen die Isaac zou gehad hebben bij andere vrouwen, kunnen we evengoed aannemen dat het Isaac was die onvruchtbaar was. Onvruchtbaarheid was trouwens al eerder een probleem in de familie: Abraham, Isaacs vader, had voor zijn honderdste verjaardag geen kinderen bij zijn vrouw Sarah; omdat zij niet wenste dat Abraham zonder nakomelingen zou blijven – hoe kon dan Gods belofte waargemaakt worden dat hij een talrijk nageslacht zou krijgen? - gaf zij haar Egyptische slavin Hagar als vrouw aan Abraham. Toen Hagar zwanger werd, zorgde dat voor spanning in het gezin, want Hagar misprees haar vroegere meesteres.

    Toen Sarah daarover haar beklag maakte bij haar man, zei die: het is uw slaaf, doe ermee wat je wil. Daarop begon Sarah Hagar zo te pesten, dat ze de vlucht nam (Genesis 16).

    7 Een engel van de HEER trof haar in de woestijn aan bij een waterbron, de bron die aan de weg naar Sur ligt. 8 ‘Hagar, slavin van Sarai, waar kom je vandaan en waar ga je heen?’ vroeg hij. ‘Ik ben gevlucht voor Sarai, mijn meesteres,’ antwoordde ze. 9 ‘Ga naar je meesteres terug,’ zei de engel van de HEER, ‘en wees haar weer gehoorzaam.’ 10 En hij vervolgde: ‘Ik zal je heel veel nakomelingen geven, zo veel dat ze niet te tellen zullen zijn. 11 Je bent nu zwanger en je zult een zoon ter wereld brengen. Die moet je Ismaël noemen, want de HEER heeft gehoord hoe zwaar je het te verduren had. 12 Een wilde ezel van een mens zal hij zijn: hij schopt iedereen, iedereen schopt hem. Met al zijn verwanten zal hij in onmin leven.’ 13 Toen riep zij de HEER, die tot haar had gesproken, zo aan: ‘U bent een God van het zien. Want,’ zei ze, ‘heb ik hier niet hem gezien die naar mij heeft omgezien?’ 14 Daaraan dankt de bron die daar is zijn naam, Lachai-Roï; (Lachai-Roï kan worden vertaald als ‘[bron] van de Levende die mij ziet’); hij ligt tussen Kades en Bered.

    15 Hagar bracht een zoon ter wereld, en Abram noemde de zoon die zij hem gebaard had Ismaël. 16 Abram was zesentachtig jaar toen Hagar hem Ismaël baarde.

    Pas toen Abraham al honderd jaar was en zijn vrouw waarschijnlijk niet veel jonger, werd tegen alle verwachtingen in toch nog een legitieme zoon geboren, Isaac. De onvruchtbaarheid van Sarah is allicht genetisch te verklaren: zij was de halfzuster van Abraham, de dochter van zijn vader, maar niet van zijn moeder (Gen. 20, 12); hij stelde haar ook overal voor als zijn zuster, veeleer dan als zijn onvruchtbare echtgenote, tot ze uiteindelijk op hoge leeftijd zwanger werd.

    In de tekst hierboven staan er enkele verrassende uitspraken. God neemt het op voor een slavin die door haar meesteres gepest en verstoten is. Hij doet haar zelfs dezelfde belofte die hij eerder al aan Abraham had gedaan, namelijk een groot nageslacht; God maakt met andere woorden op dat punt geen onderscheid tussen de kinderen van Abraham. Hij zal dat later nog eens doen, want na de geboorte van Isaac werd het conflict met Sarah weer erger (Gen. 21, 9-20).

    9 Sara zag dat de zoon die Abraham bij Hagar, haar Egyptische slavin, had gekregen, spottend lachte. 10 Daarom zei ze tegen Abraham: ‘Jaag die slavin en haar zoon weg, want ik wil niet dat mijn zoon Isaak later de erfenis moet delen met de zoon van die slavin.’ 11 Dit voorstel beviel Abraham allerminst; het ging immers om zijn eigen zoon. 12 Maar God zei tegen hem: ‘Je hoeft je niet bezwaard te voelen vanwege de jongen of je slavin. Alles wat Sara je vraagt moet je doen, want alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht. 13 Maar ook uit de zoon van je slavin zal ik een volk doen voortkomen, omdat ook hij een kind van je is.’

    14 De volgende morgen vroeg nam Abraham brood en een zak water, legde dat op Hagars schouder, gaf haar ook het kind mee en stuurde haar weg. Ze trok de woestijn van Berseba in en doolde daar rond. 15 Toen het water uit de zak op was, liet ze haar kind onder een struik achter. 16 Zelf ging ze een eindje verderop zitten, op een boogschot afstand, omdat ze niet kon aanzien hoe haar kind stierf. En terwijl ze daar zo zat, huilde ze bittere tranen. 17 Maar God hoorde de jongen kermen, en een engel van God riep Hagar vanuit de hemel toe: ‘Wat is er, Hagar? Wees niet bezorgd: God heeft je jongen, die daar ligt te kermen, gehoord. 18 Sta op, help de jongen overeind en ondersteun hem. Ik zal een groot volk uit hem doen voortkomen.’ 19 Toen opende God haar de ogen en zag ze een waterput. Ze liep ernaartoe, vulde de waterzak en gaf de jongen te drinken.

    20 God beschermde de jongen, zodat hij voorspoedig opgroeide. Hij leefde als boogschutter in de woestijn. 21 Hij ging in de woestijn van Paran wonen, en zijn moeder koos een Egyptische vrouw voor hem uit.

    Er zijn nog meer opvallende elementen in de tekst over de eerste ontmoeting met de engel in de woestijn. De zoon moet Ismaël genoemd worden. Het zal al duidelijk zijn dat ‘El’ de naam van God is in allerlei samenstellingen. ‘Isma’ in het Hebreeuws betekent luisteren, dus God luistert. De gelijkenis met het verhaal van Jacob is duidelijk: daar krijgt Jacob de naam Israël. Dit is wat Hagar zegt: ‘U bent een God van het zien. Want,’ zei ze, ‘heb ik hier niet hem gezien die naar mij heeft omgezien?’. Vergelijk met wat Jacob zei: ‘ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven.’ En nog: dit zegt Jacob bij zijn ontmoeting met Esau: ‘…want oog in oog staan met jou is niets anders dan oog in oog staan met God, en toch ontvang je mij welwillend’.

    Het verhaal over de twee zonen, de ene legitiem, de andere een bastaard die er bovendien helemaal anders uitziet, veel ruwer, behaard, ‘een woestijnezel’, een‘boogschutter’ of een jager, doet ons vanzelfsprekend denken aan Esau en Jacob. Esau zag er al van bij zijn geboorte opvallend anders uit: fel behaard en rosharig. Ook hij groeide op tot een ‘buitenmens’, een jager. Jacob was iemand die graag in de tenten vertoefde, een cultuurmens.

    Hun vijandschap begint al in de moederschoot, waar ze al met elkaar worstelen, misschien wel om als eerste geboren te worden. Esau haalt het, wegens zijn grotere kracht, maar toch maar nipt: Jacob volgt hem op de voet, hij houdt zijn broers hiel vast.

    De houding van de beide moeders in kwestie, Sarah en Rebecca, is treffend: beide nemen het op voor de beschaafde zoon. In het geval van Sarah is dat nog enigszins te begrijpen: het gaat om een bastaard, maar was het niet zij zelf die aan Abraham voorstelde dat hij bij haar slavin de zoon zou verwekken die zij hem niet kon schenken? Rebecca heeft geen andere redenen om Jacob boven Esau te verkiezen dan zijn uiterlijk en zijn aard: beide zijn haar legitieme zonen en Esau is rechtens de oudste, dus de erfgenaam, zij heeft dus geen enkele goede reden om het voor Jacob op te nemen. Misschien is haar onheus gedrag tegenover Esau te verklaren vanuit de vrees dat de kinderen van Esau zijn vreemde uiterlijk en zijn onbeschaafd gedrag zouden overerven. Dat kan de reden zijn waarom ze op een slinkse, ja, misdadige manier Jacob tot erfgenaam probeert te laten maken.

    Richten we nu ons aandacht op het gevecht van Jacob met de engel.

    Vooreerst moeten we een correctie aanbrengen: nergens in de tekst is er sprake van een ‘engel’ die met Jacob zou vechten. De Hebreeuwse tekst gebruikt het woord ‘ish’, een man, iemand. Op een andere plaats is dit ook de term waarmee naar Jacob zelf verwezen wordt. Een engel (ma’lak) is het dus niet. Het is vooral de vertaling als ‘angelus’ in de hertaling van de Bijbel door Flavius Josephus (37-c.100) die verantwoordelijk is voor onze versie ‘gevecht met de engel’. Maar ook de Joodse traditie spreekt vrijwel uitsluitend van een engel, waarmee meestal de engelbewaarder of bewaarengel van Esau bedoeld wordt.

    Het blijft echter onduidelijk wie die ‘iemand’ was die plots opduikt in de nacht en tot de morgen vecht met de eenzame Jacob. We kunnen het voorstellen als zou Jacob vooral een innerlijke tweestrijd uitgevochten hebben: wat stond hem te doen? Twintig jaar tevoren was hij het ouderlijk huis en de haat van zijn tweelingbroer ontvlucht, nadat hij hem zijn recht als erfgenaam had ontstolen. Nu was hij weer op weg naar huis en zijn broer kwam hem tegemoet met zijn leger(tje), er wachtte hem dus een harde confrontatie, waarbij hij opnieuw kon verjaagd worden of zelfs gedood; in het andere, onwaarschijnlijke geval dat hij de veel sterkere Esau zou verslaan, zou hij zijn misdaad herhalen en eventueel zelfs zijn eigen broeder doden. Dat zou hun beider moeder misschien wel zinnen, maar ongetwijfeld niet hun vader, die oud en gebrekkig was en die weldra zou sterven.

    In een poging om de confrontatie te vermijden had hij zijn knechten vooruit gezonden met ruime geschenken voor Esau, om hem goed te stemmen en om een verzoening te bewerken. Hoe zou Esau reageren?

    Het was een moeilijke beslissing. Jacob twijfelde en stak de stroom niet over, hij was nog niet zeker dat hij ermee wou doorgaan, misschien was het toch maar beter om rechtsomkeert te maken en een andere plek uit te zoeken om een nederzetting te beginnen.

    In die nacht kwam er dus ‘iemand’ die Jacob uitdaagde en de twee vochten een onbesliste strijd tot de morgen. Is dit een beeldspraak voor de innerlijke tweestrijd van Jacob? Was het een gevecht tussen zijn betere, verzoenende ik, de wijze, volwassen Jacob, de patriarch, die inzag dat hij oneerlijk was geweest tegenover zijn broer en dat hij zijn vader had bedrogen, zij het met de hulp van zijn moeder, en de ambitieuze jonge en ongehuwde Jacob van twintig jaar geleden?

    Is dat de reden waarom de tekst spreekt van een ‘ish’, een term die ook op Jacob zelf slaat, was het dus een gevecht met zichzelf?

    Was het, in Jungiaanse termen, het gevecht van Jacob met zijn schaduw, zijn verdrongen ego?

    Was het de voortzetting van een gevecht, een worsteling om het primaatschap die al begonnen was in de schoot van hun moeder, Rebecca? Was het met andere woorden een nachtelijke ontmoeting tussen de beide broers, was het Esau zelf die bij nacht Jacob overviel, een tactiek die de Joden herhaaldelijk en met veel succes hadden gebruikt? Is dat wat de Joodse literatuur later bedoelde toen ze zei dat het de engelbewaarder van Esau was die met Jacob vocht?

    Is een gevecht van tweelingen, zelfs als ze niet op elkaar lijken, niet altijd een gevecht met henzelf? En moet een gevecht tussen tweelingen niet steeds onbeslist eindigen?

    We kunnen het gevecht ook zien als een strijd met God zelf. Dat kunnen we afleiden uit de tekst, die zegt immers dat Jacob ‘met God en mensen heeft gestreden en heeft gewonnen’. Het was inderdaad God zelf die Jacob deed vluchten, die hem hielp tijdens zijn twintigjarige ballingschap en die hem uiteindelijk beval terug te keren. Heeft Jacob zich in die nacht tot God gericht en hem ter verantwoording geroepen, hem uitgedaagd? Het viel me ook op dat in de vertaling Jacob zijn tegenstander consequent met ‘u’ aanspreekt en de tegenstander hem met ‘je’.

    Het vreemde in die interpretatie is dat God Jacob niet overwint, wat toch voor de hand ligt. Dat wijst erop dat het inderdaad geen echte, letterlijke worsteling was maar een confrontatie, een botsing van wilskracht.

    Toen de belager inzag dat Jacob hem te sterk was, raakte hij in de worsteling Jacobs heup aan, waardoor ze ontwricht werd. Wat moeten we daarover denken? Was dat een slag onder de gordel die de dader diskwalificeerde en het slachtoffer hulpeloos maar onoverwonnen liet? Het was een ‘aanraking’, maar die Jacobs heup ontwrichte zodat hij mankte, misschien wel voor de rest van zijn leven (Gen. 32, 32). Blijkt daaruit ook niet de overmacht van de tegenstander, die met een simpele aanraking iemands heup ontwricht?

    Maar nog geeft Jacob zich niet gewonnen. ‘Laat me gaan, zegt de ‘iemand’, het wordt al dag. Dat is een element uit de sprookjeswereld van alle tijden en alle landen: geesten, duivels en figuren uit de onderwereld zijn alleen zichtbaar tijdens de nacht of kunnen alleen dan optreden; als ze nog op aarde rondlopen wanneer de haan kraait of wanneer de zon opkomt, dan zijn ze verloren. De tegenstander is dus niet zomaar een ‘man’, een mens.

    Jacob heeft hem in een houdgreep en weigert, hij heeft dus op een of andere manier macht over zijn tegenstander. En wat doet hij? Hij eist dat de nachtelijke bezoeker hem zegent! Wat een vreemde vraag… Jacob heeft al twee keer de zegen van zijn vader gekregen of gestolen, de eerste keer valselijk, de tweede keer van ganser harte, net voor zijn vlucht. Als de tegenstander Esau zelf is, dan eist hij nu van de benadeelde zelf dat die hem zegent, dat hij dus instemt met de diefstal en het bedrog en toegeeft dat niet hij, Esau ondanks alles de oudste is en de wettige erfgenaam, maar wel Jacob, die hij niet heeft kunnen verslaan.

    Of moeten we het interpreteren als een gelijk spel, waarin beide tegenstanders toegeven dat er geen overwinnaar is, dat ze allebei gelijke rechten hebben? Dat lijkt waarschijnlijker, als we het vervolg van het verhaal bekijken: Jacob vestigt zich ergens in de buurt van Esau, maar niet op diens land, ze leven verder naast elkaar.

    En dan is er die slotpassage, waarin Jacob vraagt: zeg mij uw naam! Het antwoord is: waarom moet je mijn naam nog vragen? Daarop zegent de nachtelijke tegenstander Jacob. We weten nu helemaal niet meer wie de vreemde ‘ish’ is. Jacob weet het niet, anders zou hij het niet vragen. Maar de andere riposteert: waarom vraag je het? Je weet het toch?... Of Jacob zou het moeten weten, precies door dat antwoord. Of door het feit dat de andere hem zegent? Wat moeten we daarvan maken?

    Ofwel bedoelt de auteur van het verhaal dat hij al genoeg aanwijzingen gegeven heeft in de loop van het verhaal. Dan kunnen we denken aan Esau (of zijn bewaarengel). Het kan ook zijn dat er geen naam is: de Joden mochten de naam van God niet gebruiken, dus als de tegenstander God is, dan mag die naam niet gezegd worden, dat moet Jacob toch weten? Ook als Jacob met zichzelf vocht, heeft de vraag zin: waarom vraag je naar je eigen naam, die ken je toch?

    De onbekende vraagt vervolgens ook Jacob naar zijn naam, niet zozeer omdat hij die niet kent: hij is immers niet zomaar in de nacht op Jacob afgekomen, hij moet geweten hebben wie het was. Nee, het is slechts een aanleiding om Jacob een andere naam te geven, een die wijst op zijn strijd met God en mens en op het feit dat hij daarin de overwinning heeft behaald.

    Het is een strijdbare naam, voor eeuwig verbonden met een volk, een land en een godsdienst, Israël, een teken van tegenspraak, een steen des aanstoots voor de volkeren, een bloedrode smet op de banieren van de westerse beschaving, een blijvend schrijnend verwijt voor drieduizend jaar bittere strijd, ballingschap, diaspora en vervolging, een dreigende waarschuwing tegen alle racisme en onrechtvaardigheid.

    Het laatste gebaar in de nachtelijke ontmoeting is de zegening. Ook hieruit blijkt niet zonder meer wie de onbekende is. Jacob kan bezwaarlijk zichzelf zegenen, tenzij we dit zien als een verzoening met zichzelf. De mogelijkheid dat Esau zijn broer zegent, of dat laat doen door zijn engelbewaarder, is eveneens aanvaardbaar. Dat God Jacob zegent lijkt nog het meest waarschijnlijke.

    Net zoals Hagar geeft Jacob een naam aan de plek waar de gebeurtenissen plaatsvonden: Peniël, omdat ’hij oog in oog gestaan heeft met God en in leven gebleven is’, dat is bijna letterlijk wat Hagar zei. Het is ook bijna letterlijk wat hij even later zegt als hij Esau ontmoet (Gen 33): 10 ‘Nee,’ zei Jakob, ‘als je mij goedgezind bent, neem dat geschenk dan alsjeblieft van mij aan, want oog in oog staan met jou is niets anders dan oog in oog staan met God, en toch ontvang je mij welwillend. 11 Neem toch aan wat ik je heb laten brengen en waarmee God mij heeft gezegend, want God is mij goedgezind geweest en ik heb meer dan genoeg.’ Omdat hij bleef aandringen nam Esau het aan.’ Het lijkt wel alsof hij door het herhalen van die woorden een knipoog geeft aan zijn nachtelijke tegenstander: denk aan onze afspraak van vannacht! Door hem te dwingen het geschenk aan te nemen, beslecht en beëindigt hij definitief de tweestrijd.

    Het is een lang verhaal geworden. We zijn vertrokken van een uitdrukking die we nog steeds gebruiken, ‘het gevecht met de engel’. Herman Teirlinck schreef een roman met die titel (1952). Dan blijkt dat het een citaat is uit de Bijbel maar zoals meestal, blijkt het een onnauwkeurige overname: het is helemaal geen engel, er staat gewoon: iemand, een mens of een man. Bij nader toezien, stellen we vast dat het om een nogal mysterieus verhaal gaat: een nachtelijk gevecht tussen Jacob en een onbekende, een onbesliste strijd, die hem mankend achterlaat, maar die op een of andere manier een verzoening tot stand brengt tussen de twee broers, die vervolgens als gelijken naast elkaar verder leven.

    De aanleiding voor deze Bijbelstudie was van persoonlijke aard. Ik noemde onlangs mijn niet aflatende discussies over God en godsdienst ‘mijn gevecht met de engel’. Ik dacht daarbij aan het verhaal zoals ik het ongeveer vijfenvijftig jaar geleden moet gehoord of gelezen hebben in de lessen van Gewijde Geschiedenis. Ik herinnerde het me als een gevecht van de opstandige mens tegen een overmachtige Engel Gods, een ongelijke worsteling, maar waarbij de mens niet verslagen wordt.

    De lezing van de Bijbeltekst heeft ons heel wat over de mens geleerd. Er vallen niet onmiddellijk lessen uit te trekken. Het is geen stichtelijk verhaal, geen aansporing om bepaalde dingen niet te doen en andere wel. Het beschrijft hoe mensen met elkaar omgaan. De rol van God is bevreemdend, veeleer gering, onduidelijk, obscuur, twijfelachtig, we kunnen hem net zo goed weglaten en het verhaal lezen als een episode uit een familiesage.

    Een lichtvoetig detail als afsluiter. Je weet dat in de Joodse godsdienst strenge voedselvoorschriften gelden. Een ervan is gebaseerd op ons verhaal: tot op vandaag is het niet koosjer om het vlees te eten van de bovenheup van een rund, als herinnering aan de pijnlijke aanraking van Jacobs heup. Nu is dat precies het beste stuk, de filet mignon of filet puur, biefstuk van de haas… Ik weet niet wat koosjer slagers ermee doen, misschien verkopen ze het wel aan hun goj collega’s?


    Categorie:spreekwoorden
    Tags:godsdienst
    15-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het gevecht met de engel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het gevecht met de engel… wij kennen deze uitdrukking wel onder een of andere vorm. Figuurlijk slaat het op een vrijwel onmogelijke taak, een strijd die men niet kan winnen. De bron van de uitdrukking is bekend: het was Jacob die met de engel vocht en dit is zoals het in het boek Genesis, 32 beschreven staat.

    23 Het was nog nacht toen Jakob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf kinderen. 24 Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant. 25 Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde iemand met hem totdat de dag aanbrak. 26 Toen de ander zag dat hij het niet van hem kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht. 27 Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’ 28 De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij. 29 Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’ 30 Jakob vroeg: ‘Zeg me toch hoe u heet.’ Maar hij kreeg ten antwoord: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Toen zegende die ander hem daar. 31 Jakob noemde die plaats Peniël, ‘want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven.’ 32 Zodra hij bij Peniël was overgestoken, zag hij de zon opkomen. Jakob liep mank. 33 Omdat de ander hem had aangeraakt bij de spier die boven het heupgewricht ligt, eten de Israëlieten de heupspier niet, tot op de dag van vandaag.

    Misschien moeten we toch nog wat meer uitleg geven. Dit is hoe het verhaal begint (Genesis 25, 19-34).

    19 Dit is de geschiedenis van Abrahams zoon Isaak en zijn nakomelingen. Isaak, de zoon die Abraham verwekt had, 20 was veertig jaar toen hij trouwde met Rebekka, die een dochter was van de Arameeër Betuel uit Paddan-Aram en een zuster van de Arameeër Laban. 21 Omdat Rebekka onvruchtbaar bleek, bad Isaak vurig voor haar tot de HEER, en de HEER verhoorde zijn gebed: Rebekka, zijn vrouw, werd zwanger. 22 De kinderen in haar lichaam botsten hard tegen elkaar. Als het zo moet gaan, dacht ze, waarom leef ik dan nog? En ze ging bij de HEER te rade. 23 De HEER zei tegen haar:

    ‘Twee volken zijn er in je schoot,

    volken die uiteengaan nog voor je hebt gebaard.

    Het ene zal machtiger zijn dan het andere,

    de oudste zal de jongste dienen.’

    24 Toen de dag van de bevalling was gekomen, bracht zij inderdaad een tweeling ter wereld. 25 Het kind dat het eerst tevoorschijn kwam was rossig en helemaal behaard, alsof het een haren mantel aanhad; ze noemden het Esau. 26 Toen daarna zijn broer tevoorschijn kwam, hield die Esau bij de hiel beet; hij werd Jakob genoemd. (In het Hebreeuws is er een woordspel tussen het woord ‘aqeev, ‘hiel’, en de naam ja‘aqov, ‘Jakob’). Isaak was zestig jaar toen zij geboren werden.

    27 Toen de jongens opgegroeid waren, werd Esau een uitstekend jager, iemand die altijd buiten was, terwijl Jakob een rustig man was, die het liefst bij de tenten bleef. 28 Isaak was zeer op Esau gesteld want hij at graag wildbraad, maar Rebekka hield meer van Jakob. 29 Eens was Jakob aan het koken toen Esau uitgeput thuiskwam van de jacht. 30 ‘Gauw, geef me wat van dat rode dat je daar kookt, ik ben doodmoe,’ zei Esau tegen Jakob. Daarom wordt hij ook wel Edom genoemd (In het Hebreeuws is er een woordspel tussen ’adom, ‘rood’, en de naam Edom.) 31 ‘Pas als jij me je eerstgeboorterecht verkoopt,’ antwoordde Jakob. 32 ‘Man, ik sterf van de honger,’ zei Esau, ‘wat moet ik met dat eerstgeboorterecht?’ 33 ‘Zweer het me nu meteen,’ zei Jakob. Dat deed Esau, en zo verkocht hij zijn eerstgeboorterecht aan Jakob. 34 Daarop gaf Jakob hem brood en linzensoep. Esau at, dronk en ging meteen weer weg; hij hechtte geen enkele waarde aan het eerstgeboorterecht.

    Toch was Jacob er niet helemaal gerust in. Esau had dan wel afstand gedaan van zijn rechten als oudste, maar dat wist Isaac, hun vader niet. Dit is het bekende vervolg van het verhaal (Genesis 27, 1-40)

    1 Toen Isaak oud geworden was en zijn ogen zo zwak waren geworden dat hij niet meer kon zien, riep hij Esau bij zich, zijn oudste zoon. ‘Mijn zoon,’ zei hij. ‘Wat wilt u mij zeggen?’ vroeg Esau. 2 Toen zei Isaak: ‘Luister, ik ben oud, iedere dag kan voor mij de laatste zijn. 3 Neem daarom je jachtgerei, je pijlkoker en je boog, ga het veld in en schiet een stuk wild voor me. 4 Maak dat voor me klaar zoals ik het lekker vind en breng me dat te eten; het zal mij de kracht geven om je te zegenen voordat ik sterf.’

    5 Rebekka had gehoord wat Isaak tegen zijn zoon Esau zei, en nadat Esau eropuit was getrokken om een stuk wild voor zijn vader te schieten, 6 zei ze tegen haar zoon Jakob: ‘Luister, ik hoorde je vader tegen je broer zeggen: 7 “Maak een lekker maal van wildbraad voor me klaar en breng me dat te eten, want ik wil je voor mijn dood zegenen met de HEER als getuige.” 8 Doe jij nu precies wat ik je zeg, mijn zoon. 9 Ga naar de kudde en zoek twee malse bokjes voor me uit. Die maak ik dan voor je vader klaar zoals hij het lekker vindt. 10 Daarna breng jij ze je vader te eten, en dan zal hij jou voor zijn dood zegenen.’ 11 Jakob wierp tegen: ‘Maar Esau is toch helemaal behaard, terwijl ik juist een gladde huid heb! 12 Misschien raakt vader me aan, dan zal hij me een bedrieger vinden en breng ik een vloek over me in plaats van zegen.’ 13 Maar zijn moeder zei: ‘Die vloek moet mij dan maar treffen, mijn zoon. Doe nu wat ik zeg en ga die bokjes voor me halen.’ 14 Dus ging hij ze halen en bracht ze naar zijn moeder, en zij maakte ze klaar zoals zijn vader het lekker vond. 15 Toen pakte Rebekka kleren van haar oudste zoon Esau, de kostbaarste die ze kon vinden, en die liet ze haar jongste zoon Jakob aantrekken. 16 En over zijn handen en over zijn gladde hals trok ze het vel van de bokjes. 17 Hierna overhandigde ze Jakob het smakelijke gerecht dat ze had klaargemaakt, met brood erbij.

    18 Zo ging hij naar zijn vader. ‘Vader,’ zei hij. ‘Ja, mijn zoon,’ zei Isaak, ‘wie ben je?’ 19 Jakob antwoordde zijn vader: ‘Ik ben Esau, uw eerstgeboren zoon. Ik heb gedaan wat u me hebt gevraagd. Kom, ga overeind zitten en eet van wat ik heb geschoten; dat zal u de kracht geven om mij te zegenen.’ 20 ‘Hoe heb je zo snel iets kunnen vinden, mijn zoon!’ zei Isaak. En hij antwoordde: ‘Doordat de HEER, uw God, alles zo gunstig voor me liet verlopen.’ 21 Toen zei Isaak tegen Jakob: ‘Kom eens wat dichterbij, mijn zoon, zodat ik kan voelen of je inderdaad mijn zoon Esau bent of niet.’ 22 Jakob kwam dichter bij zijn vader staan en deze betastte hem. Het is Jakobs stem, dacht hij, maar het zijn Esaus handen. 23 Omdat Jakobs handen even behaard waren als die van zijn broer Esau, herkende Isaak hem niet en dus zegende hij hem. 24 ‘Ben je echt mijn zoon Esau?’ vroeg hij nog. ‘Ja,’ antwoordde Jakob. 25 Toen zei hij: ‘Zet het wildbraad dan dichter bij me, zodat ik ervan kan eten, mijn zoon, en de kracht vind om je te zegenen.’ Jakob zette het dichter bij hem en Isaak at ervan. Ook bracht hij hem wijn, en hij dronk ervan. 26 Toen zei Isaak tegen Jakob: ‘Kom eens dichterbij, mijn zoon, en kus me.’ 27 Hij kwam dicht bij hem staan en kuste hem. Toen Isaak zijn kleren rook, sprak hij deze zegen over hem uit:

    ‘De geur van mijn zoon is de geur van het veld,

    het veld dat de HEER heeft gezegend.

    28 God geve je dauw uit de hemel

    en vette, vruchtbare aarde,

    een overvloed van koren en wijn.

    29 Volken zullen je dienen,

    naties zich voor je buigen.

    Je zult heer zijn over je broers,

    macht hebben over je moeders zonen.

    Vervloekt wie jou vervloekt,

    gezegend wie jou zegent.’

    30 Toen Isaak Jakob gezegend had en Jakob nog maar net bij zijn vader was weggegaan, kwam zijn broer Esau thuis van de jacht. 31 Ook hij maakte een smakelijk gerecht klaar, bracht het zijn vader en zei tegen hem: ‘Ga overeind zitten, vader, en eet van wat uw zoon heeft geschoten; dat zal u de kracht geven om mij te zegenen.’ 32 ‘Wie ben jij?’ vroeg zijn vader Isaak hem. ‘Ik ben het, Esau, uw zoon, uw eerstgeborene.’ 33 Toen schrok Isaak hevig en zei: ‘Maar wie was het dan die mij net een stuk wild heeft gebracht dat hij geschoten had? Ik heb ervan gegeten voordat jij kwam en ik heb hem gezegend. En die zegen zal op hem blijven rusten!’ 34 Toen Esau dat van zijn vader hoorde, slaakte hij een wilde, wanhopige kreet en hij smeekte zijn vader: ‘Zegen mij, zegen ook mij, vader!’ 35 Maar Isaak antwoordde: ‘Je broer is me komen bedriegen en is er met jouw zegen vandoor gegaan.’ 36 Toen zei Esau: ‘Niet voor niets heet hij Jakob: (In het Hebreeuws is er een woordspel tussen de naam ja‘aqov, ‘Jakob’, en het werkwoord ‘aqav, ‘beetnemen’) hij heeft me nu al twee keer beetgenomen. Eerst heeft hij me mijn eerstgeboorterecht afgenomen en nu ook nog mijn zegen!’ Daarna vroeg hij: ‘Hebt u dan geen zegen meer over voor mij?’ 37 Isaak antwoordde hem: ‘Ik heb hem heer en meester over je gemaakt, hem al zijn broers als dienaar gegeven, en hem voorzien van koren en wijn. Wat zou ik dan nog voor jou kunnen doen, mijn zoon?’ 38 ‘Hebt u dan maar één zegen, vader?’ vroeg Esau hem. ‘Zegen mij, zegen ook mij, vader!’ En hij barstte in tranen uit. 39 Zijn vader Isaak antwoordde hierop:

    ‘Ver van de vette grond zul je wonen,

    ver van de hemelse dauw.

    40 Je zult leven van je zwaard

    en dienstbaar zijn aan je broer.

    Maar heb je je eenmaal losgerukt,

    dan werp je zijn juk van je nek.’

    41 Van toen af haatte Esau zijn broer omdat zijn vader hem had gezegend, en hij zei bij zichzelf: Het duurt niet lang meer of de dagen van rouw om mijn vader breken aan, dan vermoord ik Jakob. 42 Toen Rebekka vernam wat haar oudste zoon Esau van plan was, liet ze haar jongste zoon Jakob bij zich komen. ‘Luister,’ zei ze, ‘je broer Esau zint op wraak, hij wil je vermoorden. 43 Doe daarom wat ik zeg, mijn zoon: vlucht onmiddellijk naar mijn broer Laban in Charan. 44 Blijf voorlopig bij hem, totdat de woede van je broer bedaard is. 45 Ik zal je laten terughalen als zijn woede bekoeld is en hij vergeten is wat je hem hebt aangedaan. Waarom zou ik me op een en dezelfde dag van jullie beiden laten beroven?’

    Jacob vlucht zoals gezegd, met de zegen van zijn vader. Hoe het hem verging slaan we nu even over, maar op zeker moment beslist hij om terug naar huis te keren, met zijn beide vrouwen, de gezusters Rachel en Lea, hun beider slavinnen en de elf kinderen die hij bij deze vier vrouwen verwekt had, met al zijn bezittingen, zijn dienaren en zijn vee. Vanzelfsprekend maakt hij zich zorgen over de ontmoeting met zijn broer Esau, die hij zo onheus behandeld had. Zo gaat het verhaal verder (Genesis 32).

    2 Jakob trok verder. Plotseling verschenen er engelen van God op zijn weg. 3 ‘Een leger van God!’ riep Jakob uit toen hij hen zag, en hij noemde die plaats Machanaïm. (32:3) leger van God [...] Machanaïm – In het Hebreeuws is er een woordspel tussen de naam Machanaïm en het woord machanè, ‘leger’ of ‘kamp’ (32:8-9).4 Jakob stuurde boden vooruit naar zijn broer Esau in Seïr, het gebied van Edom, 5 en droeg hun het volgende op: ‘Jullie moeten tegen mijn heer, tegen Esau, zeggen: “Uw dienaar Jakob laat u weten dat hij een tijdlang bij Laban heeft gewoond en pas nu bij hem is weggegaan. 6 Hij heeft daar runderen, ezels en schapen en geiten in bezit gekregen, en ook slaven en slavinnen. Deze boodschap laat hij aan u, zijn heer, overbrengen in de hoop dat u hem goedgezind zult zijn.”’

    7 Toen de boden bij Jakob terugkwamen, meldden ze hem: ‘We zijn bij uw broer Esau geweest, en hij komt u tegemoet, met vierhonderd man.’ 8 Jakob schrok hevig, het angstzweet brak hem uit. Daarom verdeelde hij zijn mensen over twee kampen, evenals zijn schapen en geiten en zijn runderen en kamelen. 9 Als Esau op het ene kamp afkomt en daar alles doodt, dacht hij, kan het andere kamp tenminste nog ontkomen. 10 En hij bad: ‘God van mijn voorvader Abraham, God van mijn vader Isaak, HEER, die tegen mij gezegd heeft: “Ga terug naar je land, naar je familie, ik zal jou voorspoed geven” – 11 ik ben alle weldaden en al de trouw die u aan mij, uw dienaar, bewezen hebt niet waard. Met alleen mijn stok ben ik indertijd de Jordaan hier overgestoken, en nu kan ik mijn mensen zelfs over twee kampen verdelen. 12 Ik smeek u, red mij uit de handen van Esau, mijn broer, ik vrees dat hij ons zal aanvallen en mij en iedereen zal doden, ook de kinderen en hun moeders. 13 U hebt immers zelf gezegd: “Ik zal jou grote voorspoed geven en veel nakomelingen, ze zullen zo talrijk zijn als zandkorrels aan de zee – niet te tellen zullen ze zijn.”’

    14 Nadat Jakob de nacht daar had doorgebracht, stelde hij uit het vee dat hij bezat een geschenk voor zijn broer Esau samen: 15 tweehonderd geiten en twintig bokken, tweehonderd ooien en twintig rammen, 16 dertig nog zogende kamelen met hun veulens, veertig koeien, tien stieren, twintig ezelinnen en tien ezelshengsten. 17 Elk van die kudden stelde hij onder het toezicht van een knecht, en hij gaf de knechten opdracht om voor hem uit te trekken en tussen de verschillende kudden een ruime afstand te laten. 18 Tegen de eerste knecht zei hij: ‘Als je mijn broer Esau tegenkomt en hij vraagt je bij wie je hoort en waar je heen gaat, en van wie de dieren zijn die je voor je uit drijft, 19 dan moet je zeggen: “Ik hoor bij uw dienaar Jakob, en dit is een geschenk dat bestemd is voor zijn heer, voor Esau. Jakob zelf komt achter ons aan.”’ 20 Ook de tweede en de derde knecht en alle verdere knechten die hij met de kudden meestuurde droeg hij dit op. ‘Jullie moeten precies hetzelfde tegen Esau zeggen als jullie hem tegenkomen,’ zei hij. 21 ‘En vergeet vooral niet te zeggen: “Uw dienaar Jakob zelf komt achter ons aan.”’ Hij dacht namelijk: Ik zal proberen Esau mild te stemmen met het geschenk dat ik vooruitstuur; pas daarna durf ik hem zelf onder ogen te komen, misschien is hij dan bereid mij welwillend te ontvangen. 22 Zo ging het geschenk voor hem uit, maar zelf bleef hij die nacht nog in het tentenkamp.

    Hierop volgt dan de vreemde passage met de strijd met de ‘engel’, die ik aan het begin geciteerd heb.

    Om het verhaal volledig te maken nog dit (Genesis 33):

    1 Plotseling zag Jakob Esau op zich afkomen, met vierhonderd man. Toen verdeelde hij de kinderen over Lea, Rachel en zijn twee bijvrouwen. 2 De bijvrouwen en hun kinderen liet hij voorop gaan, Lea en haar kinderen daarachter, en Rachel en Jozef helemaal achteraan. 3 Zelf liep hij voor iedereen uit, en terwijl hij zijn broer naderde boog hij zevenmaal diep voorover. 4 Esau rende hem tegemoet, sloot hem in zijn armen en kuste hem. Beiden lieten hun tranen de vrije loop. 5 Toen Esau opkeek en de vrouwen en kinderen zag, vroeg hij: ‘Wie heb je daar bij je?’ Jakob antwoordde: ‘Dat zijn de kinderen die God in zijn goedheid aan mij, je dienaar, heeft geschonken.’ 6 Toen kwamen de bijvrouwen met hun kinderen dichterbij, en zij bogen diep. 7 Daarna kwam Lea met haar kinderen, en ook zij bogen diep. Ten slotte kwamen Jozef en Rachel, die eveneens diep bogen. 8 ‘Wat is de bedoeling van die hele schare die ik ben tegengekomen?’ vroeg Esau. Jakob antwoordde: ‘Die was bedoeld om mijn heer gunstig te stemmen.’ 9 Maar Esau zei: ‘Ik bezit genoeg, broer, houd jij maar wat je hebt.’ 10 ‘Nee,’ zei Jakob, ‘als je mij goedgezind bent, neem dat geschenk dan alsjeblieft van mij aan, want oog in oog staan met jou is niets anders dan oog in oog staan met God, en toch ontvang je mij welwillend. 11 Neem toch aan wat ik je heb laten brengen en waarmee God mij heeft gezegend, want God is mij goedgezind geweest en ik heb meer dan genoeg.’ Omdat hij bleef aandringen nam Esau het aan.

    12 Hierna zei Esau: ‘Laten we verdergaan, ik zal je vergezellen.’ 13 Maar Jakob antwoordde: ‘Mijn heer weet hoe zwak kinderen zijn, en ik heb de zorg voor zogende schapen, geiten en runderen. Als die ook maar één dag worden opgejaagd, gaan ze allemaal dood. 14 Laat mijn heer toch voor zijn dienaar uit trekken, dan zal ik hem op mijn gemak naar Seïr volgen en mij aanpassen aan het tempo van het vee dat ik bij me heb en aan dat van de kinderen.’ 15 Esau zei: ‘Laat me dan tenminste een paar van mijn mannen bij je achterlaten.’ Maar Jakob sloeg dat af: ‘Waarom al die moeite? Het is mij voldoende dat mijn heer mij goedgezind is.’

    16 Diezelfde dag nog keerde Esau terug naar Seïr. 17 Jakob echter reisde naar Sukkot en bouwde er een huis. Ook maakte hij hutten voor zijn vee; vandaar dat die plaats Sukkot heet.

    Dit is al meer dan genoeg voor een keer. Een volgende keer gaan we wat dieper in op het vreemde verhaal van het nachtelijk gevecht.


    Categorie:spreekwoorden
    Tags:godsdienst
    04-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Du choc des idées jaillit la vérité
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een attente lezeres reageerde op enkele recente teksten. Zo meende ze dat de spreuk die ik aanhaalde Du choc des idées jaillit la vérite van d’ Alembert afkomstig is, maar dan onder de vorm …jaillit la lumière.

    Over 'du choc des idées...' zijn er vele meningen, maar of uit de botsing daarvan de waarheid of het licht zal verschijnen, dat weten we (nog) niet. Ik hoorde de uitdrukking voor het eerst, maar zeker niet voor het laatst, tijdens mijn filosofie-studies in Leuven, maar zonder vermelding van een 'auteur'. Sindsdien heb ik vaak gezocht naar een onmiskenbare bron, maar er nooit een gevonden. Ook met Google kom je er niet, heb ik gemerkt. Het gaat hier dus, tot bewijs van het tegendeel, niet om een citaat, maar om een spreuk, een gezegde. Er zijn dan ook verschillende varianten, zeker ook die met 'lumière'. d'Alembert is ongetwijfeld iemand die het zou kunnen gezegd hebben, of zelfs gezegd heeft.

    Dat doet me terloops denken aan een bekende literaire anekdote. Het was op een party in 1883 ten huize van Louise Jopling (1843-1933), de Victoriaanse schilderes, dat de schilder Whistler deze befaamde woordenwisseling had met Oscar Wilde. Onder de indruk van een witticism van Whistler reageerde Wilde: "How I wish I had said that!" Whistler antwoordde "You will, Oscar, you will…"

    Net zoals mijn filosofieprofessor, Alphonse de Waelhens, in 1964 was de encyclopedist d’Alembert (1717-1783) zeker niet de eerste om het populaire gezegde te gebruiken. Reeds in de 17de eeuw was het al een staande uitdrukking, een bon mot.

    Bij mijn weten de eerste keer dat het in een geschreven bron voorkomt, is bij Boëthius, De Vertroosting van de wijsbegeerte (De consolatione philosophiae). Boëthius is rond 480 geboren; klik hier voor meer:
    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=386

    In het derde boek, proza XII, regel 25 lezen we:

    25. sed uisne rationes ipsas inuicem collidamus? forsitan ex huius modi conflictatione pulchra quaedam ueritatis scintilla dissiliat.


    In de vertaling van Johan Schotman luidt dat:

    Maar zullen we onze gevolgtrekkingen eens tegen elkaar in het vuur brengen? Mogelijks komt uit zulke wrijving wel een mooi vonkje van waarheid te voorschijn.

    Je ziet het: zowel het licht (scintilla, vonk) als de waarheid (veritatis) staan daar al vermeld, de 'choc' is collidamus (botsing, collision) en conflictatio, conflict. Alle elementen waren toen al aanwezig. Als we dan bedenken dat dit boekje een van de meest gelezen werken was tijdens de middeleeuwen en lang daarna, dan kan het bijna niet anders dan dat verscheidene auteurs deze zeer voor de hand liggende gedachte hebben geformuleerd in de woorden van Boëthius, zonder hun bron te vermelden: pereant qui ante nos nostra dixerunt, vertaald: naar de hel met wie voor ons onze woorden sprak. Om niet in het zelfde euvel te vervallen, haast ik mij om erbij te vertellen dat deze uitdrukking door (de heilige) Hiëronymus, de auteur van de Vulgaat, de Latijnse vertaling van de Bijbel, in de mond gelegd wordt van zijn leermeester, Aelius Donatus.

    In mijn tekst over het atoom ben ik niet zover gegaan als mijn lezeres zou willen. Ik vermeldde er wel dat 'daarmee het verhaal niet af was, maar dat het verderop ingewikkeld en bijna poëtisch wordt'. Men zal het met mij eens zijn dat de verdere opdeling van de materie misschien wel iets te zware kost is voor een simpele blogtekst, ik was al bang dat de meesten zouden afhaken op de elektronen, protonen en neuronen. Maar zij heeft het natuurlijk bij het rechte eind met haar opmerking, die ik zeer ter harte heb genomen. Misschien zal ik het er een volgende keer over hebben, maar dan zal ik zelf eerst nog een aantal dingen serieus moeten lezen en herlezen, wat we dezer dagen lezen over 'strings' en 'branes' en andere theorieën is voor een leek als ik niet gemakkelijk, hoewel uitermate boeiend.

    Ik vermeld nog deze Nederlandse vertaling van L. KOLAKOWSKI, Religie. Stel: 'Er is geen God'... Over God, de duivel, zonde en andere perikelen van de zogenaamde filosofie van de religie, 192 blz., Gooi en Sticht. Vert: H. Wagemans.

    Ik wil deze aflevering afronden met een zeer welgemeend bemoedigend woord aan een aantal lezers en lezeressen en andere mensen uit mijn omgeving die een moeilijk moment doormaken omwille van gezondheidsproblemen, het ene al ernstiger dan het andere. Het doet me stilstaan, terwijl buiten de herfst stilaan zichtbaar en voelbaar wordt, bij onze menselijke kwetsbaarheid en vergankelijkheid. Plots beslissen de omstandigheden over je leven. Je wordt brutaal weggerukt uit je gewoonten en je vertrouwde omgeving en aan je bed gekluisterd, of erger nog, overgeplaatst naar de verwarrende totale afhankelijkheid van een ziekenhuis of rustoord.

    Op hen is het citaat uit Johannes van toepassing: Toen ge jong waart, deed ge zelf uw gordel aan en zijt ge gegaan, waarheen ge zelf hebt gewild; maar wanneer ge oud zijt, zult gij uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en brengen waarheen ge niet wilt (Joh. 21, 18).

    Ik wens u allen van ganser harte goede moed, een spoedig herstel of, voor hen die zich voorbereiden op het laatste afscheid: moge het einde voor u zachtjes komen, zonder onnodig lijden, gesteund door een goede verzorging en gesterkt door de warmte van de vriendschap, in rustige aanvaarding van wat ons allen wacht.


    Categorie:spreekwoorden
    Tags:spreekwoorden en gezegden, holocaust, goed en kwaad
    04-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.romptoerisme
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op Klara vroegen ze vandaag om een naam te verzinnen voor een situatie die zich blijkbaar in fitnesscentra wel eens voordoet: mannen met fel gezwollen spieren in nauwsluitend zwart latex lopen herhaaldelijk zogezegd toevallig voorbij het zaaltje waar dappere dames hun overgewicht proberen in te perken op hun matje.

    Ja, hoe noem je dat? Romp- of ramptoerisme.

    Van de kant van de macho mannen is het

    leedvermaak

    deernis

    ooggymnastiek

    kijkoperatie.

     

    Wat ze doen is

    baltsen

    struinen

    window-shopping

    hulken

    rampetampen of rompetompen

    strutten

    navelstaren

    vleeskeuren

    meesmuilen

    greaseduinen.

     

    Zo’n mannetjesputter noem je een

    klier

    spuiter

    spuitoptant

    balorige

    ballenjongen

    spanker

    lijfjonker

    billentikker

    sportpronker.

     

    Of een

    spotvogel

    gewichtbeffer

    kijkfilerijder

    piepsjouwer

    kwabbernaut

    pottenkijker of een kijkepot,

    versiervis

    ransvos

    zweetlonker

    pensjager

    schuinsmarcheerder

    ass-gier

    kontlikker

    kwabaalscholver

    vetoog

    flierefluiter

    pierewaaier.

     

    De dames in kwestie zijn

    mattentaarten

    lijnwachters

    bulkcarriers

    aanwasautomaten

    roomsgezinden

    lijfmeiden

    meerminnen

    vetganzen

    suikertantes

    papavers.

     

    Ze vormen een

    kijkfile

    lagedunkgebied

    pension

    mosselbank

    breedbandaansluiting

    meerderheidspartij

    belastingsparadijs

    gezwelschap

    spektakel

    malshoop

    pensenkermis

    vol-au-ventre

    smuldeel.

     

    Ze doen aan

    obesigheidstherapie

    vetsmelten

    gewichtsbedrog

    afvalverwerking

    kilometerpaaldansen

    gewichtigdoenerij

    zelfonderschatting

    ogentroost

    ze proberen van hun belendende percelen af te geraken,

    ze verbranden wat ze aanbeden hebben.


    Categorie:spreekwoorden
    Tags:humor


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!