Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    27-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een betere zaak waardig.

    Franciscus Van den Enden, Vrije staatkundige stellingen, Vertaald en ingeleid door C.L. Vermeulen, Gorredijk: Noordboek, 2022, 9789056158149, 128 blz., € 19,90 pb.

    Er was destijds, meer bepaald in 1990, heel wat te doen, althans in het wereldje van het Spinoza-onderzoek, rond de toewijzing van een anonieme publicatie uit 1662 aan Franciscus Van den Enden (1602-1674). Dat gebeurde ‘tegelijkertijd’ door twee onderzoekers, Marc Bedjaï en Wim Klever, al is het niet onwaarschijnlijk dat Klever kwansuis de mosterd haalde bij Bedjaï. Beiden zagen in dit werkje van Van den Enden, van wie men al wist dat hij destijds Spinoza (1632-1677) inleidde in het Latijn, een voorloper van de geschriften van Spinoza zelf. Dat werd vrijwel onmiddellijk in twijfel getrokken door andere (en betere) specialisten, niet het minst door Frank Mertens en Jonathan Israel. Klever publiceerde al in 1992 een transcriptie van de tekst uit 1662, samen met een uitvoerige inleiding. Het probleem met Wim Klever (°1930) is dat hij steeds al te gepassioneerd te werk gaat, meestal ten koste van de wetenschappelijke sereniteit, objectiviteit en betrouwbaarheid. Het Nederlands van het midden van de 17de eeuw is voor de hedendaagse lezer al een zo goed als onoverkomelijke hinderpaal; bovendien is de transcriptie niet altijd accuraat gebeurd. Een nutteloze publicatie dus: ik heb ze al die tijd al in huis, maar ik heb er nooit meer dan enkele bladzijden van gelezen. Om al die redenen is deze vertaling, of hertaling door C.L. Vermeulen een goede zaak. Het Nederlands draagt weliswaar bewust duidelijk de sporen van het origineel, wat op zich veeleer een verdienste is, maar is met enige moeite toch vrij goed leesbaar.

    Wanneer men er de tekst van Van den Endens boekje op naslaat, is het zonder meer verbijsterend dat –behalve Wim Klever – iemand ooit heeft kunnen denken dat het om een ‘proto-Spinoza’ gaat, en dat Spinoza zijn inspiratie zou gehaald hebben uit dit geschrift, of bij deze leermeester. Van den Enden is geen filosoof, en geen politicoloog, zelfs geen politicus. Het is een erg matige amateur, niets meer. De ideeën die hij verkondigt zijn niet origineel, zijn voorstellen zijn onrealistisch, zijn betoog is stuntelig, zijn redeneringen kortzichtig, zijn opvattingen banaal. Elke vergelijking met Spinoza is een regelrechte grove belediging aan diens adres. Zelfs de omgekeerde veronderstelling, namelijk dat Van den Enden door Spinoza geïnspireerd zou zijn, is een miserabele miskleun. Op geen enkel ogenblik blijkt dat Van den Enden ook maar iets afwist van Spinoza, wiens belangrijke werken hij klaarblijkelijk niet eens kende; het is overigens zeer de vraag of hij over de intellectuele capaciteiten beschikte om die zelfs maar te lezen.

    Over de tekst kunnen we dus kort zijn. Het is een amateuristisch pamflet van een weinig hoogstaande randfiguur, gelardeerd met toentertijd gangbare opvattingen over de toestand van de Verenigde Provinciën in het midden van de 17de eeuw, zonder enige filosofische diepgang, zonder politiek of economisch inzicht, zonder veel blijken van mensenkennis of zelfs maar van gezond verstand. Dankzij deze hertaling kunnen we ons daarvan eindelijk rekenschap geven, zonder ons te moeten verdiepen in archaïsch Nederlands. Dat is zeker een grote verdienste van deze publicatie, maar door de bedenkelijke kwaliteit van het origineel is het uiteindelijke resultaat veeleer twijfelachtig, en op zijn minst sterk gecompromitteerd. Noordboek-Filosofie heeft zoals gewoonlijk voor een vlekkeloze uitgave gezorgd. Allemaal inspanningen een betere zaak waardig.


    Categorie:ex libris
    21-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Feminisme

    Anna Maria Van Schurman, Verhandeling over de aanleg van vrouwen voor de wetenschap, vertaling Renée ter Haar, Inleiding Angela Roothaan, Gorredijk: Noordboek, 2021, 9789056157678, 109 blz., € 17,90 pb.

    Dit is een heruitgave van een eerdere, in de handel niet meer beschikbare publicatie uit 1996; de inleiding en de vertaling zijn ‘nieuw bewerkt voor deze uitgave’. De inleiding beslaat 48 bladzijden, de Verhandeling zelf amper 18 bladzijden. Een beperkte (18 blz.) maar interessante briefwisseling rond hetzelfde thema is toegevoegd van Van Schurman met de hugenoot- theoloog André Rivet (1572-1651).

    De figuur van Anna Maria Van Schurman (1607-1678) verdient al onze aandacht. Haar uitzonderlijke intellectuele capaciteiten werden al vroeg opgemerkt door haar vader, en zij ontwikkelde zich hoofdzakelijk door thuisonderricht en zelfstudie tot een opmerkelijke dilettante, in de beste betekenis van het woord; ze was als vrouw immers de facto uitgesloten van de professionele beoefening van haar niet geringe wetenschappelijke kwalificaties. Daardoor moest ze zich beperken tot contacten, hoofdzakelijk per brief, met vele geleerden en vooraanstaanden van haar tijd, en de publicatie van enkele geschriften van haar hand. Een daarvan, zij het van een veeleer bescheiden omvang, wordt hier op voorbeeldige wijze aangeboden in de reeks Noordboek-Filosofie.

    Hoewel toentertijd, dat wil zeggen de eerste helft van de zeventiende eeuw, de kwestie van de emancipatie van de vrouw ook bij andere auteurs al ter sprake kwam, vormt de verhandeling van Van Schurman toch een opmerkelijk vroeg betoog ten gunste van de wetenschappelijke vorming van de vrouw, op grond van overtuigende logische argumenten. Andere, mannelijke auteurs vertolkten integendeel de gangbare conservatieve en paternalistische opvattingen van hun tijd over de vrouw. Enerzijds baseren die zich op de feitelijke toestand dat vrouwen bijna nooit deelnemen aan het wetenschappelijk bedrijf wegens hun huiselijke rol in de maatschappij, anderzijds op vooringenomen opvattingen over ‘het zwakke geslacht’. Ook Spinoza vertolkt in de Staatkundige verhandeling (Wereldbibliotheek, 2014, 2015²) soortgelijke ideeën, maar hij laat toch de mogelijkheid open dat vrouwen de facto niet kunnen deelnemen aan het wetenschappelijk onderzoek of bijvoorbeeld aan staatszaken omdat ze er niet toe opgeleid zijn, en niet omdat ze daartoe van nature niet geschikt zouden zijn. Hij wijst erop dat het vooral het laakbare gedrag van mannen is dat verhindert dat ze deelnemen aan hoger onderwijs en aan het bestuur van de staat. Toen Van Schurman uiterst uitzonderlijk toestemming kreeg om aan de universiteit van Utrecht de colleges bij te wonen van de gereformeerde theoloog Voetius, was dat in een speciaal daartoe vervaardigde kooi… Vandaag zijn vrouwelijke studenten ruimschoots oververtegenwoordigd in verscheidene hogere opleidingen, maar stellen we vooral bij mannelijke academici nog steeds denigrerende houdingen vast, wat ten minste ten dele verantwoordelijk is voor de opvallende ondervertegenwoordiging van vrouwen onder hoogleraren en onderzoeksdirecteurs. Blijkbaar heeft men het er nog steeds moeilijk mee dat vrouwen anders zijn dan mannen in zowat alles wat ze doen, en dus niet zelden een andere, maar geenszins minderwaardige invulling geven aan taken die tevoren vrijwel uitsluitend door mannen verricht werden.

    Angela Roothaan leidt de lezers vlot en met grote kennis van zaken in in leven en werk van Van Schurman. De levendige hedendaagse Nederlandse vertaling van Renée ter Haar laat niets te wensen over. De uiterlijke verzorging van het boek is voortreffelijk. Alle lof dus voor deze tijdige opgefriste heruitgave van een publicatie uit 1996, met een vertaling van een belangrijke Latijnse tekst uit 1641.


    Categorie:ex libris
    13-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tijdverspilling

    Jos Stollman, Waarom de tijd (niet) stroomt. Zoektocht naar het wezen van de tijd vanuit het perspectief van natuurkunde, (neuro)psychologie, filosofie en spiritualiteit, Gorredijk: Noordboek, 2024, 256 blz., € 22,50 pb, 9789464711417.

    In dit vrij korte bestek probeert de auteur de tijd te beschrijven vanuit alle mogelijke, en enkele onmogelijke oogpunten. Dat kan verhelderend zijn, omdat de tijd inderdaad verscheidene aspecten heeft. Het kan ook de zaak nodeloos ingewikkeld en duister maken, omdat met ‘tijd’ compleet verschillende zaken bedoeld zijn vanuit de verschillende oogpunten. De contradicties, anomalieën en paradoxen die daaruit voortspruiten zijn legio, en vooral in de eerste honderd bladzijden komen die uitvoerig aan bod, tot grote frustratie en irritatie van de arme lezers, die immers kop noch staart krijgen aan wat hun voorgeschoteld wordt. De auteur benadrukt herhaaldelijk dat we ons daarover geen zorgen moeten maken: het is normaal dat we het allemaal niet begrijpen, het is immers ook onbegrijpelijk.

    Dat is echter niet wat een lezer wil horen. Niemand wil voor een domoor doorgaan. En als iets onbegrijpelijk is, dan lijkt het onwaarschijnlijk dat het juist en waar is. Nochtans is dat wat we voortdurend te horen krijgen: al deze zaken zijn contra-intuïtief, niemand begrijpt ze, maar ze worden bevestigd in theorie en in de praktijk. Overigens hebben ze voor ons leven hier op aarde geen enkel belang. Waar zijn we dan in feite mee bezig?

    Zeker een deel van de problemen ontstaan doordat de auteur probeert de verschillende oogpunten met elkaar te verzoenen, wat uiteraard ten enenmale onmogelijk is. Voor de gewone mens is tijd een kwestie van afspraken maken. Als ik zeg: we spreken morgen af om 14 uur bij het station in Leuven, dan is er weinig kans dat er iets fout loopt. We beschikken immers over uitstekende uurwerken, die ook nog de dag en de datum aangeven, zodat we ons zeker niet vergissen. Dag en nacht zijn voor iedereen duidelijke indelingen, en zelfs de jaren kunnen we ongeveer tellen aan de hand van de seizoenen. Met de maan zijn we minder vertrouwd, maar als we erop zouden letten, zouden we ook die opeenvolgende cyclussen kunnen volgen. Maar haal daar alsjeblief geen relativiteitstheorie en tijdsdilatatie bij, en verhalen over de tijd die trager verloopt naargelang men zich (veel!) sneller beweegt of dichter bij een (veel!) groter object komt.

    Dat laatste mag dan al waar zijn, maar het blijft puur theoretisch, want die hoge snelheden halen we op verre na niet, en de in de nabijheid van enorme massa’s komen we niet. Overigens begrijp ik nog altijd niet wat er met die tijdsdilatatie feitelijk bedoeld wordt. Men zegt: als een klok met grote snelheid rond de aarde gevlogen wordt, loopt ze bij aankomst achter op een klok die ter plaatse is gebleven, dat is een bewezen feit. Maar wat is er dan gebeurd? Zijn de onderdelen van die klok dan trager gaan lopen omdat de klok aan hoge snelheid bewoog? Of iets minder onderhevig was aan de zwaartekracht op die grote hoogte? Is het mogelijk dat loutere beweging een dergelijke vertraging veroorzaakt? Bij extreem hoge snelheden is die vertraging van de tijd zeer aanzienlijk: als iemand in de ruimte zou reizen aan een tiende van de snelheid van het licht, zou die al veel trager ouder worden dan iemand die op aarde bleef. Maar, zegt men, de ruimtevaarders zouden dat niet merken, de tijd zou voor hen even snel blijven verlopen. Ik durf het hopen voor hen, want een dergelijke vertraging van de levensprocessen zou op zijn minst erg vervelend zijn, en in de praktijk dodelijk vanaf het eerste ogenblik. Een andere uitleg is dat de af te leggen afstand korter is geworden. Alsof dat begrijpelijker zou zijn…

    Dat is maar één voorbeeld van de anomalieën waarmee we geconfronteerd worden. En omdat die in dit boek niet opgelost of zelfs maar enigszins verklaard worden, maar steeds weer herhaald meegenomen worden in het verdere verhaal, blijft alles even onbegrijpelijk, nee, het wordt nog onbegrijpelijker naarmate we met andere aspecten kennismaken en met de opvattingen van filosofen, met ruimtetijd, de kwantumtheorie, tijdreizen, het nu, het ik, het bewustzijn…

    De oorzaak van al die onbegrijpelijke toestanden is dat Einstein ontdekt heeft dat de snelheid van het licht absoluut is, wat ook de positie of de snelheid van de waarnemer is. Als dat zo is, dan moeten inderdaad andere, ogenschijnlijk onveranderlijke elementen in de vergelijkingen, zoals de tijd, variabel zijn. Gelukkig voor ons heeft dat wegens de onvoorstelbaar grote snelheid van het licht, bijna 300.000 km per seconde, geen of slechts een uiterst marginaal effect op ons dagelijks leven, en zelfs voor het grootste gedeelte van de wetenschap.

    Toegegeven, het is geen gemakkelijke materie voor leken (en voor nog enkele anderen, vrees ik). Na lezing van dit boek ben ik al bij al niet wijzer geworden, hoewel me zeer veel informatie toegestopt wordt. Na de eerste honderd bladzijden had ik het bijna vertwijfeld opgegeven uit onvrede met de irritante methode van de auteur. Niet dat de tweede helft meer verhelderend is, maar wat je daar leest is tenminste (meestal, min of meer) verstaanbare taal.


    Categorie:ex libris
    09-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anarchist

    Michail Bakoenin, God, de Staat en andere vormen van dictatuur, Gorredijk: Noordboek, 2022, 215 blz., € 22,50 pb.

    Met de naam van Bakoenin is het begrip anarchisme onverbrekelijk verbonden in het notoir vergeetachtige en selectieve collectieve geheugen. Dat mag dan al juist zijn, maar veel heeft het niet te betekenen. Net zo vernam ik in een cursus Natuurrecht aan de universiteit dat Spinoza een pantheïst was en lenzen sleep. Zelfs als dat juist is: wat weet je daarmee dan in feite? Zo goed als niets. Bakoenin dook evenwel herhaaldelijk op in voetnoten en bibliografieën van de vele werken rond atheïsme en vrijzinnigheid die ik in de voorbije twintig jaar gelezen heb, maar hem lezen bleef een ver voornemen, tot ik in de fondslijst van Noordboek dit boek aantrof. Ik ben de uitgeverij dus oprecht dankbaar, maar dat gevoelen moet wel enigszins genuanceerd en getemperd worden. Zeker, het boek is heel verzorgd uitgegeven, in hun lovenswaardige reeks Noordboek – Filosofie, en de tekst is gezet uit een heel leesbare letter (behalve de lange eindnoten, die dus niet meteen tot lezen uitnodigen, terwijl ze echt wel belangrijk zijn), en er is een goede inleiding door Nederlandse filosoof Paul van Dijk (+ 2006). Maar met de hoofdbrok van deze compilatie, het lange essay ‘God en de staat’, dat ook in het Frans een heel complexe ontstaansgeschiedenis heeft, is er hier wel een en ander misgelopen, en daarom bedekken we de namen van de vertalers met de mantel van de (vrijzinnige!) naastenliefde, maar we trekken wel één ster af. In een verantwoording wordt uitgelegd dat deze teksten al eerder in het Nederlands verschenen, al in 1888, en nadien in een bijgewerkte vertaling in 1908. Zoals men kan verwachten bleek die tekst nu niet meer geschikt, en dus werd een ‘nieuwe vertaling’ gemaakt, ‘die wel leunt op de eerdere edities’. We weten niet goed wat we ons daarbij moeten voorstellen, maar het is her en der wel een zootje geworden. Heel moderne zinswendingen, ook heel familiaire, duiken op naast ronduit archaïsche; zinnen worden plots afgebroken, woorden ontbreken manifest, Franse uitdrukkingen worden letterlijk vertaald of niet goed begrepen, kortom, het is een beetje slordig, en niet goed nagelezen, en dat is jammer, want het verdient beter. De belangstellende die het Frans machtig is, doet er dus goed aan zich veeleer daaraan te wagen, de tekst is online vlot beschikbaar. Wie behoefte heeft aan een vertaling, zal zich allicht minder storen aan enkele onoplettendheden en fratsen van de zetduivel dan deze strenge recensent, en kan zonder meer terecht bij deze nodige heruitgave.

    En dat is zeker de moeite. Deze teksten van Bakoenin zijn niet alleen goed geschreven, interessant, boeiend, ze zijn ook belangrijk. Zijn gedachten over mens, de maatschappij, godsdienst en politiek zijn helder en overtuigend uiteengezet, en ook voor onze tijd nog hogelijk relevant. Zijn ongegeneerde atheïstische opvattingen over God en godsdienst leunen sterk aan bij Feuerbach. Zijn socialistische ideeën zijn dan weer fundamenteel afwijkend van het communisme van Marx en van elk ‘staatssocialisme’, of de dictatuur van het proletariaat. Zijn niet-aflatend vurig pleidooi voor vrijheid én gelijkheid siert hem, hoewel het soms nogal utopisch aandoet, vooral wanneer hij zich laat verleiden tot concrete omschrijvingen van de revolutie, de anarchie en de nakende heilsstaat. Maar zijn analyses van de onrechtvaardige verdeling van de rijkdom zijn, hoewel tijdsgebonden, vandaag nog steeds overtuigend accuraat en bruikbaar. Ik denk daarbij niet alleen aan de nieuwe communistische partijen in eigen land, maar ook aan de bestaande socialistische, aan Vlaamse maar vooral aan Franstalige kant, en de programma’s die ze voorstaan, en de principes en idealen die ze verdedigen. Maar zelfs wie het vrije ondernemerschap verdedigt, moet zich ongetwijfeld vragen stellen bij de excessen die het extreme kapitalisme nog steeds kenmerken, en de armoede van een groot deel van de wereldbevolking.

    Wie dus zoals ik behoefte heeft om een onterechte lacune eindelijk ongedaan te maken, zal in deze teksten van Bakoenin zeker zijn (m/v/x) gading vinden, zonder daarmee te moeten wachten tot mijn gezegende leeftijd van 78 jaar.


    Categorie:ex libris
    29-02-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het boek

    Katharina Smeyers, Ezelsoren en wolfstanden. De geschiedenis van het boek (800-1500), Gorredijk: Sterck & De Vreese, 2023, 136 blz., € 24,90 hc.

    Het gebeurt niet vaak dat een recensent over een boek niets negatiefs te vertellen heeft. Zegt Spinoza niet treffend nullus enim liber unquam sine mendis repertus est (TTP, X): er is immers nog nooit een boek zonder fouten bevonden? Maar niet alleen kon zelfs deze notoir kritische lezer hier geen enkele fout ontdekken, bovendien vond hij op elke bladzijde wel iets om zich enthousiast over te verheugen. Op voorbeeldig bekwame maar ongekunsteld vriendelijke manier legt onze auteur uit hoe vanaf de Middeleeuwen tot aan de verbreiding van de drukkunst boeken gemaakt werden, en belicht zeer minutieus en met overvloedige schitterende illustraties alle aspecten van die kunstnijverheid. Men zal ver moeten zoeken om al de uitvoerige deskundige informatie over dat zo belangrijke aspect van onze Westerse beschaving zo bevattelijk en in zulk kort bestek bijeen te vinden. En dat in een meer dan verzorgde gepaste taal en stijl, die zowel jongeren als volwassenen op geen enkel moment verveelt of tegensteekt, maar integendeel de lezers zonder één hapering blijft aanspreken en hen geboeid van de ene uitleg naar de andere sprekende illustratie of gevatte toelichting voert.

    Het boek is prachtig uitgegeven, zonder overdreven luxueus te zijn, en dat voor een zeer schappelijke prijs. De talloze uitstekend gekozen en verantwoorde illustraties zijn van ongemeen hoge kwaliteit, zowel in het detail, zelfs als men die onder de loep bekijkt, als in de flamboyante en subtiele kleuren. In een appendix wordt van elk nauwkeurig de herkomst aangegeven. De lay-out is opvallend levendig en kleurrijk tot in de kleinste details, maar nooit schreeuwerig. Er wordt – ten onrechte – geen drukkerij vermeld, enkel dat het omslagontwerp en de boekverzorging van Bart van de Tooren is. Een bijzondere vermelding verdient ook Joris Snaet voor zijn typische cartoons, die de onderwerpen speels maar met kennis van zaken verlevendigen en die door hun vele kwaliteiten niet alleen maar de jongeren zullen doen glimlachen.

    Dit is niet zomaar een mooi en een goed, maar een werkelijk belangrijk boek. Zelfs wie enigszins vertrouwd is met de geschiedenis van het boek vindt hier ongetwijfeld talrijke nieuwe wetenswaardigheden en verrijkende inzichten, steeds gebaseerd op gedegen kennis en ernstig wetenschappelijk onderzoek, maar altijd zo aangebracht dat het bijna vanzelfsprekend lijkt. Kortom, dit is het ideale geschenk voor jezelf en voor je geliefden, vrienden en kennissen, van elke leeftijd, bij elke gelegenheid, zelfs als je iets goed te maken hebt, of zomaar. Dit is een van de zeer weinige boeken die ik zonder enig voorbehoud, van welke aard dan ook, aan iedereen nadrukkelijk kan aanbevelen. Wij mogen kunsthistorica en jeugdauteur Katharina Smeyers en iedereen die heeft meegewerkt aan dit magnifieke project feliciteren en oprecht dankbaar zijn voor het bereikte resultaat.


    Categorie:ex libris
    13-02-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Alzheimer

    Dirk Opstaele, Waar zijn toch mijn gedachten. Leven en sterven met de ziekte van Alzheimer, Gent: Fluxenberg, 72 blz., ISBN 978 94 647823 56, € 19,90 pb.

    De ziekte van Alzheimer treft vandaag wereldwijd 55 miljoen mensen, en men neemt aan dat dat aantal zal toenemen tot 150 miljoen in 2050. Dat betekent dat iedereen in zijn familie of kennissenkring wel iemand kent of gekend heeft met ‘Alzheimer’. Dat is ook het geval voor Dirk Opstaele, die in deze autobiografische novelle een treffend familieverhaal vertelt waarin de ziekte van zijn grootvader en van zijn moeder een schrijnende hoofdrol speelt. De auteur is de ik-figuur, en het is zijn verhaal, maar dan bijna uitsluitend voor zover het rechtstreeks of onrechtstreeks te maken heeft met de beide Alzheimerpatiënten. We komen veel te weten over de auteur en ook wel over andere belangrijke hoofdrolspelers, zoals zijn grootmoeder en zijn vader, en zelfs over enkele nevenrollen, maar steeds als een onderdeel van de beschrijving van wat Alzheimer doet met mensen, in de eerste plaats de patiënten zelf, maar ook hun familie en hun ruimere omgeving. Die beschrijving is uiterst levendig en nauwkeurig, en diep doorleefd, zowel in het schetsen van het algemene wereldbeeld als in het oproepen van heel persoonlijke herinneringen, die niet zelden als een uitgewerkte filmscène of een theaterproductie opgevoerd worden. De lezer wordt daardoor onweerstaanbaar betrokken en meegesleept in dit zeer realistische verhaal over de teloorgang van twee mensen aan een progressief degeneratieve ziekte in de laatste honderd jaar van onze moderne samenleving. Iedereen maakt het mee, en Alzheimer staat slechts symbool voor alle andere aandoeningen, en door die gemeenschappelijke ervaring zal het verhaal van Dirk Opstaele niemand onberoerd laten. Het is geen vrijblijvend verhaal. Zowel expliciet als impliciet roept het bij de lezer vele vragen op over de zin van het lijden, over de waarde van een gefnuikt leven, over onze mentale vermogens en onze fysieke aftakeling, over gezondheidszorg, palliatieve zorg en euthanasie. De auteur spreekt zich daarover niet noodzakelijk woordelijk uit, hij betoogt niet, klaagt niet aan: hij toont ons de menselijke tragiek in rake, soms rauwe scènes en in openhartige bladzijden als uit een intiem dagboek. Daarin ligt uiteindelijk de grote overtuigingskracht van dit krachtige, aangrijpende persoonlijke relaas. Op geen enkel moment worden hier grote morele principes verdedigd of bestreden, of wordt er verwezen naar bovennatuurlijke wezens of kerkelijke verordeningen en verboden.

    Mensen proberen te leven en te overleven, in goede en kwade dagen, en hun medemensen bij te staan in de mate van het mogelijke, zonder zich daarbij al te veel vragen te stellen, noch over enige absolute plicht, noch over elke menselijke tekortkoming of machteloosheid. Het leven moet nu eenmaal – en eenmalig – geleefd worden, tenzij we er voortijdig een einde aan maken, de meest efficiënte maar meest zinloze oplossing.

    De uitgave is heel verzorgd. Op de achterflap vinden we informatie over de auteur: ‘…is theatermaker en beeldend kunstenaar. Hij is medestichter van het Belgische gezelschap Ensemble Leporello en werkt bij verschillende theatergroepen in Europa. Hij is bezeten door literatuur en poëzie, wat hem inspireert bij het bewerken en schrijven van zijn theaterteksten. Opstaele ontpopte zich van meet af aan als bemiddellaar tussen verschillende kunstvormen: als schrijver en regisseur wordt hij muzikaal genoemd, als choreograaf creëert hij ‘spreekdansen’ en spektakels met circusartiesten, en de schilder in hem steekt de kop op in al wat hij doet.’ We menen te weten dat hij ook een fervent lange-wandelaar is, en een bewonderaar van Spinoza. Volgens diezelfde achterflap is de auteur tien jaar later geboren dan in  werkelijkheid.


    Categorie:ex libris
    05-12-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anaximander

    Carlo Rovelli, Anaximander en de geboorte van het wetenschappelijke denken, Uitgeverij Nieuwezijds (in Vlaanderen verdeeld door EPO), 2023, 224 blz., paperback, € 24,95.

    Het boek verscheen oorspronkelijk in het Frans in 2009, en verschijnt nu ook voor het eerst in het Engels.

    De stelling van Rovelli is uitdagend: onze manier om wetenschappelijk te denken zou ontstaan zijn rond 600 voor de christelijke jaartelling, in Klein-Azië, met de figuur van Anaximander. Maar over hem weten we bijna niets, en geen van de werken van Anaximander is bewaard, we hebben slechts één fragment, een korte zin, bewaard in een commentaar van Simplicius van Cilicië (+549). Voor Rovelli is dat dus veeleer de aanleiding om zijn eigen ideeën over onze kennis en onze kennisverwerving neer te schrijven, veeleer dan een biografie van Anaximander of een studie van diens werken. Die ideeën van Rovelli zijn niet bijzonder origineel, maar wel uitzonderlijk belangrijk. Essentieel is de formele uitsluiting van elke godheid en van elke vorm van bovennatuurlijke openbaring, en (dus) ook van elke andere absolute dogmatiek. Kennis groeit, door gebruik te maken van de rede, toegepast op de objectieve waarneming.

    De auteur benadert deze evidentie op verschillende manieren en vanuit wisselende oogpunten. Nu eens benadrukt hij dat elke verworven kennis voorlopig is, tot bewijs van het tegendeel, dan weer waarschuwt hij voor een verregaand relativisme: als elke kennis slechts voorlopig is, heeft ze geen absolute waarheidswaarde, en zijn alle benaderingen even waar, of even onwaar. Zo heeft hij het over de ‘ineenstorting’ van het wereldbeeld van Newton aan het begin van de 20ste eeuw, terwijl hij elders dat wereldbeeld – terecht, overigens – hardnekkig verdedigt als de correcte benadering van alles (wat niet met de snelheid van het licht gebeurt).

    De tegenstelling tussen de zogenaamde mythische verklaring van de wereldorde, waarbij natuurverschijnselen zoals donder en bliksem, regen en stormen op zee toegewezen worden aan ‘goden’, is misschien niet zo heel verschillend van wat Anaximander dacht. Zolang die ‘goden’ louter de oorzaak waren van de gebeurtenissen, is dat op zich een even rationele verklaring als zeggen dat ze door de natuur gebeuren. Het is pas als men aan die goden een bewustzijn en een eigen wil gaat toeschrijven, en bedoelingen die ze met de mensen hebben, en aan de mensen de mogelijkheid toedicht om die goden te vertoornen en gunstig te stemmen, dat men in de irrationaliteit verzeild raakt.

    Dat men toentertijd al bewust en stelselmatig de wetenschappelijke methode gebruikte, is een wel erg welwillende benadering van de historische werkelijkheid. De auteur geeft zelf toe dat dat pas vanaf de zestiende eeuw echt op gang kwam. Het grootste gedeelte van de tijd daartussen verliep in grote mate in onwetendheid, ondanks enkele merkwaardige uitzonderingen, die de auteur graag en terecht in de verf zet. En zijn verdediging van de wetenschappelijke methode is weliswaar volkomen lovenswaardig, maar het is helaas niet zo dat alle wetenschap heilzaam is voor de mensheid, of heel rationeel verloopt. Niet alle wetenschap is relevant, en veel ongekende zaken en bekende problemen wachten vergeefs op een behandeling, laat staan dat een oplossing in het zicht zou zijn. Niet alle wetenschappers zijn ijverig, sommige zijn zelfs bedriegers. Hoewel we in een zeer ver gevorderde technologische wereld leven, is wellicht het grootste gedeelte van de mensheid nog steeds onderhevig aan irrationaliteit in de meeste omstandigheden. Wij zijn nog steeds heel afhankelijk van de wispelturige natuur, en onze manier om met die natuur om te gaan is ronduit onverantwoord.

    Op elke bladzijde looft de auteur de rede, maar hij blijft opvallend vaag over wat we daaronder moeten verstaan. De Kerk houdt voor dat er een redelijke verantwoording is van het geloof. Wetenschappers die elkaar vol overtuiging flagrant tegenspreken beroepen zich elk van hun kant evengoed op de rede. Het is dus niet zo dat men met de rede, evenmin als met doorgedreven wetenschappelijk onderzoek, moeiteloos tot de waarheid zal komen over de werkelijkheid. Zelfs voor de meest verstandige mensen is het altijd al uiterst moeilijk geweest om volkomen redelijk te zijn. Genialiteit lijkt vaak meer op irrationeel denken, op onverklaarbare ingevingen. Vooruitgang in de kennis is langzaam, complex en lastig. Samenwerking is noodzakelijk, maar geen garantie voor succes.

    Een gedachte die als een bijbelse rode draad door het werk loopt, is dat we altijd elk verworven inzicht in vraag moeten stellen. Dat is misschien wel een goedbedoelde raad, als een antidotum voor verstarring, maar het is geen wondermiddel. Enerzijds doen we er goed aan overtuigd te blijven van zekerheden; zo dacht men op een bepaald ogenblik dat men een verplaatsing had waargenomen die sneller was dan de snelheid van het licht, maar het bleek om een technische fout en een verkeerde berekening te gaan. Anderzijds zijn ontdekkingen vaak niet het gevolg van het in vraag stellen van wat men weet, maar ofwel losstaande voorvallen, ofwel het resultaat van gestadig voortbouwen op wat we wel weten. Voortdurend alles in vraag stellen is niet gezond voor een mens. Zonder zekerheden, zij het voorlopige, kan geen mens overleven.

    Lezers die op zoek zijn naar duidelijke antwoorden op de fundamentele vragen over onze wereld en de kennis die we daarvan (kunnen) hebben, moeten dus op hun hoede zijn voor sommige boude uitspraken en redeneringen van Carlo Rovelli, en die in hun context bekijken, en in het kader van de geëngageerde en betogende stijl van dit boek (en andere boeken van dezelfde auteur). Rovelli beroept zich vaak op zijn statuut als (prominente) natuurwetenschapper, maar hij is een geboren en begenadigd verteller. Als men daarmee rekening houdt bij de lezing, en zelf niet overhaast conclusies trekt uit een aantal ongenuanceerde passages en voorstellingen, verschaft dit boek wel degelijk de juiste inzichten, en verdient het sterke aanbeveling. Het is heel leesbaar geschreven – en vertaald! –, toegankelijk voor de geïnteresseerde leek, en dus vulgariserend, maar dan op de juiste manier, dat wil zeggen zonder de intelligentie van de lezers te onderschatten.


    Categorie:ex libris
    22-11-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Gemenebest

    Het Gemenebest – Kalmthout

    Fons Buyens leerde ik kennen toen hij student was aan de KU Leuven, en ik secretaris van de Faculteit waar hij studeerde. Toen al was hij cultureel heel actief. Sinds enkele jaren krijg ik af en toe berichten over de culturele vereniging die hij (in 1992!) heeft opgezet in Kalmthout: Het Gemenebest. Die ‘streeft naar de best mogelijke verdeling van gemeenschappelijke geestelijke goederen’. Soms bereiken me berichten over lezingen die er georganiseerd worden, maar de meest concrete producten van Fons’ bedrijvigheid zijn voor mij de publicaties die hij verzorgt van Paul Claes, wie ik eveneens leerde kennen aan de Universiteit, toen we samen deel uitmaakten van het Literair Genootschap, een groepje studenten dat zich bezighield met literatuur. Voor me liggen enkele van die kleinoden. Stuk voor stuk zijn het pareltjes, ook wat de uiterlijke verzorging betreft. De oplage is honderd exemplaren, gesigneerd en vaak ook genummerd. Om te koesteren.

    ‘Guido Gezelle, Het schrijverke, in het Frans, het Duits en het Engels herschreven’ is Paul Claes op zijn best. Dit staaltje, uit zijn context gerukt, is een zucht die elke schrijver weleens slaakt:

                  Qu’écrivez-vous donc, écrivains?

    Ce que vous venez d’écrire, s’efface,

                  ce qui fut écrit, périra;

    nul chrétien ne peut suivre votre trace :

                  ô tourniquet, qui la lira ?

     

    In het Duits klinkt Gezelles goddelijk natuurgevoel als volgt in de slotverzen:

    Wir schreiben, und kannst du die Lehre doch

                  nicht lesen, und bist nur ein Klotz?

    Wir schreiben und schreiben und schreiben noch

                  den Namen des heilgen Herrgotts!

     

    De zo bekende aanvangsregels werden in het Engels:

    O hither-and-thithering water-thing,

                  attired with a skull-cap in black,

    how lovely your small head is hurrying

    to write on the watery track!

     

    Paul Claes schreef ‘De pet van Charles Bovary’ ter gelegenheid van de tweehonderdste geboortedag van Gustave Flaubert, in 2021 dus. Hij releveert er enkele typische details uit de bekende werken van Flaubert. Zijn analyse ‘De papegaai van Félicité’ uit Un cœur simple getuigt van een eruditie en een synthetisch vermogen dat weinigen gegeven is. Zo verwijst hij eerst naar het verhaal van Jezus’ doop, met de Geest die als een duif die nederdaalde, dan naar de annunciatie aan Maria, op een glasraam traditioneel afgebeeld met dezelfde duif, maar vervolgens naar enkele Maria-papegaaien bij Jan van Eyck en Rubens, een epigram van Martialis, Isidorus van Sevilla, het vijftiende-eeuwse Defensorium inviolatae virginitatis Mariae… Van een Romeinse papegaai die Ave zegt, tot de vrome Félicité die haar papegaai het Ave Maria in het Frans leert zeggen. Rarae aves

     

    ‘Literaire litanie’ is een opsomming, in de vorm van de katholieke litanie van Maria, ook wel de litanie van Loreto genoemd’, van 101 namen voor het boek, op tegenoverliggende pagina’s in het Engels en het Nederlands. Enkele geslaagde: Cloud of unknowing – wolk van ongewisheid; Ferry for fairyland – Veer voor feeënland; Sleeping pill – Slaappil; Vessel of wisdom – Vat van wijsheid (uit die litanie!).

     

    ‘De formule van Borges’ is een uitstekend opstel over die complexe literaire figuur. Claes besluit: ‘De fascinerendste van deze beelden is de Spiegel, deze contradictorische speling van Zijn en Schijn. Hij is de andere die het ik bevestigt en ontkent. Zijn biografische metamorfose is de drievoudige gedaante van Borges als poëet, prozaïst en essayist. Zijn poëtische vorm is het echoënde sonnet, zijn prozaïsche transformatie de schriftuur als lectuur, zijn stilistische formule de flits van het vernuft.’ Woorden die men evengoed over Paul Claes kan schrijven.

     

    Het meest recente godsgeschenkje (2023) is ‘Bevroren woorden. Tachtig aforismen’ van Paul Claes over de thema’s de waarheid, de mens, schrijven, levenskunst, de ander, liefde, de wereld, de dood. Eentje uit elk thema:

    ‘Wat een debacle voor zondagsfilosofen als de woorden alles en niets afgeschaft zouden worden!’

    ‘Van alle mensen begrijp ik het minst de mensen die graag vergaderen.’

    ‘Schrijven staat tot leven als lonken staat tot overspel.’

    ‘Jongleren moet je jong leren.’

    ‘Gasten zijn als gassen: ze nemen zoveel mogelijk plaats in.’

    ‘Liefde is het alibi van de libido.’

    ‘Revolte is noodzakelijk, revolutie noodlottig.’

    ‘De natuur maakt mensen kinds om hun het besef van hun aftakeling te besparen.’

     

    Met bewonderende dank aan Fons en Paul, fortunati ambo.

     

     


    Categorie:ex libris
    19-11-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)

    Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023

    Dit boek wordt met veel bombarie aangekondigd in de media, en zo kwam het ook mij onder ogen. Dat was ook al zo voor de oorspronkelijke Engelstalige versie uit 2021, zoals bleek toen ik dat uit voorzorg toch even nakeek voor ik het boek ter recensie nam. De auteur wordt ‘een van de grootste denkers van onze tijd ‘genoemd… Dan moet je dat boek toch lezen? Wat ik toegestuurd kreeg was best indrukwekkend: hardcover, vol linnen band, kapitaalbandjes, leeslint, prima kwaliteit van papier en druk, stijlvolle stofwikkel, kortom een fraaie publicatie van 560 bladzijden.

    Mundus vult decipi: de wereld wil bedrogen worden.

    Al na de eerste regels van de inleiding werd mijn argwaan onrustbarend gewekt, zowel door de stijl als de inhoud. De volgende bladzijden bevestigden die indruk with a vengeance, zoals dat heet, ik zou niet weten wat het Nederlandse equivalent is van die uitdrukking: ten overvloede?

    De ondertitel ‘Een integratie van wetenschap en wijsheidstradities in een zoektocht naar onze plek in het universum’ is zelfs voor de werkelijk grootste denkers van gelijk welke tijd evident een onmogelijke opgave. Alleen auteurs die niet tot die selecte groep behoren, beseffen dat niet, en wagen zich derhalve roekeloos aan een dergelijk project, dat vanzelfsprekend gedoemd is om faliekant af te lopen. Wat we hier krijgen is een amateur die zich op elke bladzijde tooit met andermans veren, en helaas niet zelden die van niet onbesproken andere vreemde vogels, of anders van bona fide auteurs, maar dan ‘aangepast’ aan het begripsvermogen en de verbeelding van de grasduinende auteur. De ‘integratie’ is een lezing van die teksten door een bril met sterk vervormende glazen, namelijk de heel persoonlijke ‘interpretatie’ van Lent van allerlei theorieën, feiten, anekdotes, verhalen, ideeën, opinies van anderen, vanuit een vaag ‘holistisch’ perspectief: de wereld is om zeep, we moeten dringend het roer omgooien, dus lees mijn boek, en ‘alles sal reg kom’. Dat is zelfs niet eens pseudowetenschap, het is snake oil, fake news.

    Na de eerste vijftig bladzijden werd het mij zo droef te moede dat ik de rest ‘cursorisch’ gelezen heb, een alibi-verschoning voor ‘doorbladeren’, wat mij enkel in mijn overtuiging bevestigde: we hebben hier te doen met een gewiekste goeroe, een charlatan, een beunhaas, niet met een origineel of diepzinnig denker. Meer woorden wil ik er niet aan besteden; caveat emptor, denk zevenmaal na voor je dit kwalijk misleidende boek van een nep-auteur koopt. Als je werkelijk iets wil doen om de wereld te redden, ga dan eens wandelen of fietsen in de natuur of zo.


    Categorie:ex libris
    12-10-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ezelsoren (recensie)

    Johan Braeckman, Ezelsoren. Kanttekeningen bij moeilijke kwesties, Houtekiet, 2022.

    Wat een goed idee om een ruime selectie van de talrijke teksten van Johan Braeckman die de laatste jaren her en der verschenen zijn, bijeen te brengen in een handig boek! Het is immers zelfs voor wie Johan kent onmogelijk om bij te houden wat hij allemaal schrijft en waar het verschijnt. Bovendien zijn bijdragen van zijn hand die men soms toevallig digitaal raadpleegt van dien aard dat men er later graag naar teruggrijpt, wat niet altijd eenvoudig is. Nu zijn althans vijftig van die stukken bewaard en in een handig formaat beschikbaar voor een aangenaam weerzien of een blije eerste kennismaking.
    Want dat moet alvast gezegd: een Braeckmannetje lees je voor je plezier, dat wil zeggen dat het steeds weer een intellectueel genot is. Johan citeert in zijn woord vooraf zelf E.O. Wilson: ‘We verdrinken in informatie, maar dorsten naar wijsheid.’ Parafraserend: we dorsten naar informatie, maar verdrinken in meningen, de ‘meningitis’ die vooral, maar zeker niet uitsluitend de digitale media teistert. Johan biedt ons in elk van zijn teksten weliswaar een heel eigen benadering, maar hoedt zich streng voor louter opiniëren. Wat hij te vertellen heeft – en vertellen, dat kan hij! – is zonder fout stevig onderbouwd door zijn nuchter inzicht. Zo fungeert hij, in de razende storm van irrationaliteit en ontstellende prietpraat, en de pseudowetenschappelijke onzin die de media overspoelt, als een veilig baken waarop we ons in vertrouwen kunnen richten. Niet zelden zet hij niet alleen de keizer in zijn blootje, maar wijst hij ook de simpele ziel terecht, zij het altijd fijntjes, en met groot mededogen, die ergens een verre of juist luide klok heeft horen kleppen, en niet alleen niet weet waar de klepel hangt, maar zelfs geen flauw vermoeden heeft van het feit dat klokken klepels hebben.
    Er zijn vier grote delen: wetenschap en kritisch denken; religie; menselijk, al te menselijk; Darwin en de evolutietheorie. Ik kies vrij willekeurig uit elke sectie een voorbeeld ter illustratie.
    We hebben al meteen prijs met de allereerste bijdrage, over zijn kennismaking met de Belfort-Group (2012), die aanhangers bijeenbrengt van complottheorieën allerhande. Je zou dan denken dat onze auteur zich gaat weren als een duivel in een wijwatervat, maar niets is minder waar. Zijn verslag van zijn aanwezigheid op een van hun bijeenkomsten is bedaard en zakelijk, wars van de hevige emoties die bij mensen met heilige, maar bizarre overtuigingen weleens de kop opsteken. Hij gaat niet in de clinch met hen, ook hier achteraf niet, maar wijst rustig op hun feitelijke ‘vergissingen’, en vooral op hun misleide mentaliteit, hun fundamentele fallacy.
    Uit het tweede deel over religie nemen we een gelijksoortig artikel, naar aanleiding van een studiedag over wonderen en mirakels. Die zijn een beetje uit de mode, maar men mag niet vergeten dat gedurende 2000 jaar wonderen en mirakels, door of namens God verricht, zowat het belangrijkste Godsbewijs uitmaakten, zeker voor de gewone gelovige en zelfs ongelovige. Dat een Opperwezen in staat is de natuurwetten naar zijn hand te zetten, is immers een onweerlegbaar bewijs van het feit dat er een bovennatuurlijk wezen is, dat bovendien almachtig is, en bovendien de mens liefheeft. Ook vandaag nog houdt de katholieke Kerk vast aan wonderen; meer nog: wonderen zijn vereist voor de zalig- en heiligverklaring van personen, die nog steeds elk jaar gebeuren. Hoe vooruitstrevend sommige theologen en gelovigen ook mogen zijn, wanneer zij zouden toegeven dat de natuurwetten absoluut geldend zijn, hebben zij een eerste, maar onherroepelijke stap gezet naar een gezond atheïsme. Onze auteur legt ons klaar en duidelijk uit waar het op staat, aan de hand van concrete voorbeelden, nuchtere vaststellingen en af en toe een geamuseerde boutade. Misschien had hij wat ongenadiger mogen zijn voor de perfide misbruiken ter zake die de Kerk eeuwenlang op de meest cynische wijze op grote schaal heeft geduld en zelfs aangemoedigd, niet zelden met groot geldelijk gewin als gevolg, getuige de nog steeds bloeiende commercie in Lourdes, die evenwel slechts een dun afkooksel is van praktijken die tot in de twintigste eeuw welig tierden.
    ‘Over Alan Turing en homoseksualiteit’ is een sprekend voorbeeld uit het derde deel. Het biedt de lezer in kort bestek een goed beeld van het enorme belang van Turings werk, maar brengt terecht zijn tragische en voortijdige levenseinde in herinnering, dat in rechtstreeks verband staat met zijn seksuele geaardheid en de onmenselijke manier waarop de staat daarmee omging, in 1950 notabene. Het is ongetwijfeld door toedoen van weldenkende mensen zoals onze auteur dat daarin op onze dagen gelukkig verandering gekomen is, althans in de meest beschaafde landen, en bij een groeiend aantal van hun burgers, al is de strijd zeker nog niet gestreden, ook niet in ons eigen land, dat nochtans op dat punt tot de meest vooruitstrevende en onbevooroordeelde behoort.
    Dat ook aan Darwin en de evolutietheorie ruime aandacht zou besteed worden, was voor de hand liggend. Johan Braeckman is in Vlaanderen een van de voorvechters en verspreiders van deze fundamentele wetenschappelijke inzichten, die helaas nog veel te weinig aandacht krijgen, inzonderheid in het onderwijs. Het is niet overdreven te stellen dat geen enkel inzicht belangrijker is dan dat: de natuurwetten zijn absoluut, en alle leven is ontstaan uit nietige beginselen, en is geëvolueerd door genetische mutaties die erfelijk worden overgedragen. Dat is, zoals de Amerikanen zeggen, geen rocket science, en dus zou iedereen zich dat moeiteloos eigen moeten kunnen maken, quod non, helaas, nochtans. Men leert onze kinderen van alles aan, waarvan allicht veel nuttig is, en veel wellicht veel minder, maar aan dat belangrijkste van alle begrippen wordt nauwelijks of meestal zelfs geen aandacht besteed, of wordt het ongemeen belang ervan onvoldoende benadrukt. En zo komt het dat creationisme en intelligent design nog steeds aanhangers hebben, en dat Darwin nog altijd moet verdedigd worden. We moeten professor Braeckman dankbaar zijn dat hij, zoals destijds Thomas Huxley, het blijft opnemen voor Darwins ‘gevaarlijke idee’ (Dennett, 1995), ook in dit boek.
    Hoeft het nog gezegd dat dit boek ongetwijfeld een zeer ruim publiek zal aanspreken, niet alleen door de vlotte, onderhoudende, overtuigende taal en stijl van de auteur, en door het belang en de actualiteit, dan wel de tijdeloosheid van de behandelde onderwerpen, maar tevens door de voorbeeldige presentatie, de klassieke, maar stijlvolle typografie, de beknopte maar uiterst nuttige en leerzame bibliografische gegevens bij elk van de teksten, en niet te vergeten, de prachtige illustraties in zwart-wit, de foto’s van Gwenny Cooman? Mede door toedoen van een kleine schare van al dan niet Chinese vrijwilligers, die zich nauwgezet van hun gelukkig niet al te lastige taak gekweten hebben, is het boek bovendien ook opvallend vrij van de meest gebruikelijke taal en typefouten en eventuele lapsussen.
    Dit is een boek om zelf te koesteren, om het een ereplaats te geven op je nachtkastje, als je een bed-lezer bent, of anders naast je luie zetel en het ter hand te nemen wanneer je bezigheden je even een rustpauze verlenen, of je ertoe nopen. Je zal het je nooit berouwen dat je even de auteur gevolgd bent langs de vele paden die hij als een bekwame, betrouwbare gids bewandelt. Maar wees niet verwonderd als je vaststelt dat je niet één, maar verscheidene stukjes verorberd hebt: het is moeilijk om het boek dicht te klappen voor uitgesteld genot.

    Categorie:ex libris
    04-10-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tegendraads, of draadloos?

    Guido Vanheeswijck, Tegendraadse beschouwingen. Op zoek naar houvast in een verandering van tijdperk, Pelckmans, 2022, 978 946401 795 3

    De auteur is emeritus-hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen en de KU Leuven, waar hij tot voor kort filosofie doceerde. In zijn dankwoord aan het einde van dit essay vermeldt hij dat het structureel gebaseerd is op de inleidende cursussen filosofie die hij gaf voor studenten van verscheidene faculteiten, en op een tekst uit 1997 over het Christendom in een postmoderne tijd. Dat verklaart veel, maar het is geen excuus voor wat eraan voorafgaat.

    Van een zo ervaringsdeskundige inleider in de westerse filosofie zou je inderdaad een toegankelijk maar degelijk exposé mogen verwachten over dat klassieke maar o, zo belangrijke onderwerp, niet alleen voor eerstejaars in het hoger onderwijs, maar voor elk van ons. Wie echter op zoek is naar een dergelijke introductie zal hier bedrogen uitkomen. De docent filosofie wordt hier voortdurend voor de voeten gelopen door de christelijke apologeet. Er moeten heus wel overtuigde christenen zijn die als universiteitsprofessor in staat zijn om even onbevangen filosofie te doceren als wiskunde, astronomie of rechten, maar onze auteur behoort niet tot die begenadigde uitzonderingen. Katholieke instellingen van hoger onderwijs laten zich helaas weleens verleiden om veeleer te rekruteren op grond van christelijke overtuiging en engagement dan op louter academische kwalificaties en wetenschappelijke integriteit. Dat wreekt zich meestal vroeg of laat, maar altijd met verregaande en langdurige gevolgen, wegens het systeem van de vaste benoeming. Zo worden generaties studenten, vooral zij die niet staan te springen om een cursus katholieke levensbeschouwing op te nemen in hun studiepakket, niet alleen beladen met religieus geïnspireerde ideeën, maar wordt hun een niet-vooringenomen benadering onthouden van wat nooit religieus zou mogen worden geduid of verklaard, namelijk filosofie.

    Dit gelukkig niet al te uitvoerige essay (158 bladzijden) is een vreemd allegaartje. Je krijgt wat Plato en Aristoteles, maar wat zij precies gezegd hebben en wat ze daarmee bedoelden, daar heb je het raden naar: ik daag om het even wie uit om op basis van deze hoofdstukken uit te leggen wat het verschil is tussen deze beide filosofen, en tussen hen en bijvoorbeeld Descartes, Leibniz en vooral Spinoza, allen auteurs die herhaaldelijk vermeld worden, maar meer dan namedropping is dat helaas niet. Het wordt helemaal raar wanneer de auteur zijn eigen indelingen gaat maken. Zo meent hij dat men de klassieke oudheid best mag samenvoegen met de christelijke oudheid en de middeleeuwen: één pot nat, blijkbaar. Hij legt zijn grote cesuur bij de pestepidemie rond 1350, die op haar eentje verantwoordelijk zou zijn voor een totale ommekeer, een verandering van wereld-, mens- en godsbeeld. Deze driedeling is trouwens een van zijn erg artificiële methodologische benaderingen, die al dan niet complexe zaken echter veeleer nog complexer maken dan ze te verduidelijken. Het nominalisme, een theologisch-filosofische stroming uit de tweede helft van de middeleeuwen, wordt plots de insteek om niet alleen de vermelde cesuur te verantwoorden, maar om het hele verdere verloop van de ideeëngeschiedenis, tot op onze dagen, ten gronde te verklaren.

    Tussendoor komt Nietzsche ons de dood van God verwijten, mag Laplace zijn woordje placeren, wordt Spinoza met één nietszeggende zinsnede weggezet, en wordt over premodernisme, modernisme, postmodernisme, deconstructionisme, woke, klimaat, neoliberalisme en dies meer gepraat, maar altijd zonder enige diepgang of samenhang. Zelfs Bart De Wever ontbreekt niet, evenmin als Greta Thunberg.

    Dat is het grote manco van dit essay: het zijn geen tegendraadse beschouwingen, maar draadloze. Je draait de bladzijden om, op zoek naar een rode draad, maar die blijkt de auteur vergeten te zijn, ook in het tweede deel, dat handelt over de hedendaagse westerse cultuur, en als ondertitel een van de vele retorische vragen van onze auteur heeft: is er een houvast in een verandering van tijdperk? Retorisch, want een antwoord heeft de auteur niet. Wat we wel krijgen is het napraten van een aantal christelijke coryfeeën en mindere goden, waarbij het vaak onduidelijk is of we nu citaten lezen, dan wel samenvattingen of commentaren. Deze talrijke passages zijn niet meer dan schaamlapjes voor een even manifest als acuut gebrek aan oorspronkelijke ideeën van deze auteur. Mocht hij zijn christelijke overtuiging, die hij blijkbaar wel degelijk heeft, indien niet met brio, wat misschien wat veel gevraagd is om intrinsieke redenen, dan toch met enig animo naar voren gebracht hebben, dan zou men dat nog kunnen appreciëren, ook als men er niet wild van wordt. Nu geldt het Bijbelwoord: Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. (Mat. 5:13) Of nog: Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen. (Openbaring 3:15-16)

    Ten slotte: in zijn overzicht van onze beschaving is deze auteur erin geslaagd om op geen enkel moment ook maar één woord te zeggen over de essentie van wat hem het meest ter harte gaat: religie, of godsdienst. Wat hij met ‘God’ bedoelt, komen we niet te weten, hoewel die op elke bladzijde verschijnt. Nergens maakt hij de analyse van het godsidee, nergens bespeuren we ook maar een vermoeden van inzicht in de constructie van het godsbeeld vanuit het menselijke streven naar macht, rijkdom en straffeloosheid. Mensen hebben niet met God te maken, aangezien die niet bestaat, maar met godsdienst, Kerken en bedienaars van de eredienst, die hun eigen agenda hebben.

    Ach, waarom maak ik me druk? Dit essay is evident niet geschreven voor mensen zoals ik, en men zal me ongetwijfeld als vooringenomen wegzetten. Ik heb het enkel uitgelezen (echt waar, helemaal!) en gerecenseerd om anderen te waarschuwen: laat je niet verleiden door de (onder)titel. Anders was het al halfweg het eerste hoofdstuk in de prullenmand beland.


    Categorie:ex libris
    24-09-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pico della Mirandola

    Pico della Mirandola, Rede over de menselijke waardigheid, Historische Uitgeverij, Groningen, 2008 (recensie)

    Wie zoals ik op zoek gaat naar de vroegste sporen van vrijzinnigheid en verzet tegen alle religie, botst onvermijdelijk op welluidende namen, die ons evenwel op zich geen boodschap meer brengen, omdat de weerklank van hun stem verstomd is in de mistige verten van ver vervlogen tijden. Onze tijd is genadeloos voor het eertijdse, helaas.

    Giovanni Pico della Mirandola was de jongste zoon uit een adellijk geslacht uit de provincie Modena in de Po-vlakte, het noorden van Italië. Hij werd geboren in 1463 en stierf in Firenze in 1494, waarschijnlijk vergiftigd. Tijdens zijn korte leven verwierf hij een grote bekendheid als humanistisch renaissancegeleerde, een prototype van de uomo universale zoals zijn tijdgenoot Leonardo da Vinci. Zijn faam is tot op heden gebleven, maar het is voor mij zeer de vraag of die ook gegrond is. Zijn meest bekende en geciteerde werk is zijn Rede over de menselijke waardigheid.

    In 2008 al verscheen bij Historische Uitgeverij – Groningen Pico della Mirandola, Rede over de menselijke waardigheid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Michiel op de Coul, ingeleid en van een nawoord voorzien door Jan Papy. De uitgeverij bezorgde me een exemplaar van de recente, licht gewijzigde herdruk (2022).

    De Rede is een erg korte tekst, amper zesenveertig bescheiden bladzijden, vrij grote letter, ruime interlinie, de oorspronkelijke uitgave besloeg dertien kwarto bladzijden. De titel, Rede over de menselijke waardigheid, is er later aan toegevoegd. De redevoering is nooit gehouden en de tekst is later sterk herwerkt en aangevuld, slechts gedeeltelijk door Pico zelf.

    Voor de moderne lezer is het lezen ervan een bevreemdende ervaring. Je verwacht je, in het licht van de naam en de faam van het werk, aan een gepassioneerd pleidooi voor de menselijke waardigheid. Enkel de eerste bladzijden kunnen daarvoor doorgaan, maar zelfs daarin moeten wij ons een weg banen door het literaire kreupelhout dat onze zoektocht naar een goed begrip danig belemmert. In de rest van de tekst is er zelfs geen spoor meer van een pad, zozeer heeft de erudiete beeldspraak de rechtlijnige gedachtegang overwoekerd. Enkel specialisten en uitzonderlijk gemotiveerde lezers zullen dit werkje helemaal uitlezen. Zo zie je maar dat een (valse) aantrekkelijke titel en aloude faam veeleer een nadeel kunnen zijn dan een voordeel; hoe hoger gespannen de verwachtingen, hoe deerlijker de teleurstelling wanneer die niet ingelost worden.

    Wij hebben, vrees ik, maar weinig objectieve redenen om Pico met dezelfde eretitels te bekleden als Leonardo da Vinci, Nicholas van Cusa, Leone Battista Alberti, Galileo Galilei of Michelangelo. Het komt mij voor dat zijn al dan niet terechte faam grotendeels berust op dit ene werkje, waarin hij ons overdondert met citaten en verwijzingen en waarin hij beweert zowat alle toen bekende talen grondig te beheersen, naast het Latijn ook het Grieks dat toen maar nauwelijks gekend was in het Westen, maar ook Chaldeeuws (of Aramees?), Perzisch, Hebreeuws en Arabisch naast andere levende en dode Oosterse talen en zelfs de Egyptische hiërogliefen, die pas ettelijke eeuwen later zouden ontcijferd worden. Niet alleen was hij zeer vertrouwd met die talen, hij had ook zowat alles gelezen dat in die talen geschreven was, en dat alles al op de uiterst jeugdige leeftijd van tweeëntwintig jaar. Zelfs indien hij uiterst begaafd was, wat wel het geval lijkt geweest te zijn, is het in de praktijk uiterst onwaarschijnlijk dat hij over de eruditie beschikte die hij zichzelf toeschrijft, al was het maar omdat de drukkunst toentertijd pas ontdekt was en manuscripten erg zeldzaam, en de kennis van vreemde talen zelfs bij de grootste geleerden zeer summier of totaal afwezig. Bovendien stond de jonge Pico bekend als een zeer wereldse jongeling, met een reputatie als minnaar en hoveling die voor zijn literaire en filosofische renommee niet moest onderdoen. Ik neem dus aan dat er sprake is van enige overdrijving in wat hij over zichzelf zegt in zijn zogenaamde Rede, dat hij zich schuldig maakt aan niet geringe zelfoverschatting en bluf.

    Indien we dat zouden vergoelijken als een onschuldig kenmerk van de literaire stijl van het ogenblik, wat zeker geen bewezen stelling is, dan nog moeten we ons de vraag stellen naar de werkelijke betekenis van Pico della Mirandola voor de ontwikkeling van de Westerse ideeën. Is hij inderdaad een voorloper geweest van wat Jonathan Israel de radicale Verlichting noemt? Waren zijn opvattingen in zijn tijd niet alleen uitzonderlijk maar ook nog waardevol en seminaal?

    Wanneer ik probeer om zijn grondgedachte te vatten, kom ik tot een conclusie die zowel positief als negatief is. Enerzijds heeft hij ongetwijfeld ingezien dat de historische veelheid van godsdiensten en filosofieën evident een gezamenlijke grond van waarheid hebben, dat ze weliswaar op andere manieren toch allemaal hetzelfde zeggen. Dat behoedt hem ervoor om van het christendom, de overheersende godsdienst van zijn tijd en omgeving, een exclusief en universeel dogmatisch systeem te maken, met uitsluiting van al het andere. Door zijn nochtans ongetwijfeld oppervlakkige kennismaking met andere godsdiensten en filosofieën is hij tot de overtuiging gekomen dat niet de uiterlijke vorm en de toevallige verwoordingen belangrijk zijn, maar de achterliggende realiteit. Niet de godsdienst of de filosofie zijn belangrijk, maar God en de Waarheid, en die zijn identiek.

    In die zin is hij dus wel degelijk een voorloper en staat hij met recht en reden in de grote traditie van de Verlichting, die hem steeds heeft geclaimd als een van de hunnen. Anderzijds blijft hij heilig overtuigd van het bestaan van een bovennatuurlijke godheid of van een bovenmenselijke werkelijkheid, die het geheel van de Natuur bestiert. Hij is dus op zijn minst een theïst zoals Voltaire en Newton en zoveel anderen die de sterke gematigde vleugel van de Verlichting vormen. Hij heeft, in tegenstelling met Spinoza, die trouwens tweehonderd jaar later leefde, niet de logische stap gezet naar een vereenzelviging van de Natuur met God. Hij houdt vast aan een universum dat op zichzelf zinvol is omdat er een God is die er zin aan geeft. Toegegeven, de mens speelt in zijn opvatting een belangrijke rol, niet het minst omdat hij beschikt over een vrije wil die hem toelaat te kiezen voor het goede of het kwade, voor de hemel of de hel (overigens sinds Augustinus al de verantwoording voor het kwaad in de wereld). Maar er is steeds een bovennatuurlijke dimensie, een God die garant staat voor het goede en voor de bestraffing van het kwade. In die zin blijft Pico della Mirandola schatplichtig aan de intrinsiek religieuze, neoplatoonse traditie van zijn tijd (en lang daarna).

    Er is naast de inleiding, onder de titel Retorica of filosofie, Humanisme of scholastiek? En het nawoord, Een verhaal van Toeval en bijval, beide van de hand van Jan Papy, ook een degelijke, bijgewerkte bibliografie en een uitstekend register van namen met (noodzakelijke) uitvoerige toelichtingen.

    Al in 1998 schreef Paul Claes zijn historische Pico-roman: De Phoenix, De Bezige Bij – A’dam. Het is een typische mengeling van historische gegevens en filosofie, ingekleed in een geromantiseerd verhaal, zoals Umberto Eco’s kanjer De naam van de Roos; er is zelfs een detectiveverhaaltje ingebouwd. Het verbaast me niet dat Paul Claes bij Pico is terechtgekomen, integendeel. Hij moet gefascineerd geweest zijn door de vele gelijkenissen tussen de opzoekingen van Pico en zijn eigen onverdroten speurtocht in de wereld van het geschrevene en de kunst. Zoals steeds is dit ook een stijloefening voor Paul Claes en naar mijn aanvoelen een voortreffelijk geslaagde. Je blijft geboeid lezen omwille van het historisch verhaal, maar ondertussen krijg je een heuse filosofische bagage mee die je zelfs aan de universiteit vruchteloos zou zoeken. Om nog te zwijgen van de talloze terloopse weetjes, zoals de etymologie van ‘bril’: de eerste glazen waren gemaakt van beril, een mineraal (beryllium-aluminiumsilicaat); de helderste soorten zijn edelstenen: aquamarijn, goudberil en smaragd.

    Twee niet voor de hand liggend boeken, maar voor liefhebbers echte aanraders. Het boek van Paul Claes vind je zeker nog in je plaatselijke bibliotheek of tweedehands.

     


    Categorie:ex libris
    11-09-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)

    Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis. Een pleidooi voor imperfectie, Houtekiet, 2022, 9789089244864

     Een boek van filosoof Jean Paul Van Bendegem is altijd een belevenis. Hij schrijft als geen ander en niets menselijks is hem vreemd. Hij laat zich niet in een keurslijf wurmen. Zijn gedachten zijn vrij. Vogelvrij zelfs. Voor de lezer is het een ongemeen avontuur: je weet niet waaraan je begint en nog minder waar het zal eindigen. Als je aandachtig een of andere lange en vrij complexe redenering of een ogenschijnlijk simpele verhaallijn volgt, en jezelf al te voorbarig gelukkig prijst omdat je daarin al bij al behoorlijk slaagt, blijkt plots dat het niet daarover gaat, maar over iets helemaal anders, het was ‘maar’ een metafoor… Die ommekeer had je niet zien aankomen, daarvoor had de lepe auteur maar al te goed gezorgd. Hij is zo eclatant en amusant overtuigend in zijn darstellung van uit zijn persoonlijk leven gegrepen faits divers, dat geen haar op je hoofd of in je eventuele baard er ook maar enigszins aan denkt dat het om een klassiek filosofisch of een berucht natuurkundig probleem zou kunnen gaan. Zelfs wanneer het boek uit is, valt niet met zekerheid te zeggen of het nu allemaal een ingenieuze vermomming was van een strategisch uitgekiende presentatie van een subliem samenhangend wetenschappelijk vertoog, dan wel een meanderende badinage, een ongeremde kortswijl van een ietwat excentriek maar verbluffend erudiet en clever emeritus.

    Het resultaat is hoe dan ook fascinerend. Onze auteur is een geboren verteller en een briljant docent. Hij neemt je moeiteloos bij de hand mee op het volgende slingerpad, de volgende doolhof, nee labyrint, preciseert hij fijntjes: in een labyrint is het pad weliswaar kronkelig, maar er is maar één pad, en dat leidt je naar de uitgang; een doolhof is zo gemaakt dat je desnoods urenlang kan ronddwalen langs de zorgvuldig misleidende cul-de-sacs. Onderweg maak je van alles mee, word je ondergedompeld in een plethora van arcane kennis en handige weetjes, verrassende inzichten, tantaliserende paradoxen, briljante oplossingen voor problemen die je in geen jaren zelf zou kunnen bedenken, ontnuchterende antwoorden op vragen die je jezelf onbewust al jaren stelt, en mystieke verbanden tussen aristoteliaanse uitersten en valse vrienden. Zoals bij Wagner zijn er opvallende thema’s en motieven die herhaaldelijk opduiken, al dan niet gemoduleerd en gevarieerd. Of de sprankelende gedachten komen je tegemoet als bachiaanse furieuze fuga’s en tintelende toccata’s, of als frivole rossiniana. Noch ontbreekt de beeldende kunst, in zowel haar traditionele als haar meest extreem uitdagende hedendaagse vormen. De talrijke al dan niet tersluikse literaire verwijzingen naar de auteurs lievelingsauteurs monden weleens uit in hilarisch uitgewerkte pastiches, zoals het burleske groepsbezoek aan Borges’ universele bibliotheek, geleid door ipse Jean Paul.

    Zoals in thomistische dispuutoefeningen legt de auteur ons voortdurend stellingen of zelfs voorwerpen voor, en behandelt dan onvermoeibaar alle mogelijke bedenkingen en benaderingen die men ter zake ook maar enigszins zou kunnen verzinnen. Telkens je denkt het einde bereikt te hebben van het nu voorzeker exhaustieve betoog volgt er een maar, een is dat wel zo, een anderzijds evenwel, en dan zijn we weer vertrokken, zoals Ouroboros in zijn eigen staart bijt.

    Wetenschap en wetenschapsfilosofie zijn nooit ver weg, zelfs alomtegenwoordig, volmondig of in de coulissen. Wetenschap is een van de vele niveaus en meta-niveaus van het betoog, dat zoals de bekende postuurtjes van Nessie, het monster van Loch Ness, nu eens zichtbaar is en dan weer niet, maar waar afwezig, toch daar door de suggestie. En mocht je ooit getwijfeld hebben aan wat entropie nu eigenlijk is, dan zal je na dit boek, op zijn eigen delirante manier door de toevoeging van al de geaccumuleerde cerebrale energie van de auteur zelf een uniek staaltje van de laagst mogelijke graad daarvan, daaraan (misschien!) nooit meer twijfelen. Onze eigen elementaire wetenschappelijke kennis, of liever de zwarte gaten in dat kantwerk, worden ons herhaaldelijk pijnlijk duidelijk (gemaakt), maar deze immer minzame docent is geduldig met al zijn leerlingen en spaart monkelend de roede, en houdt zo zelfs de domste in de klas bij de les, een zeldzame gave, een lichtend en hopelijk stichtend voorbeeld.

    De ontelbare al dan niet geïdentificeerde metaforen en de talloze schijnbaar onschuldige voorbeelden zijn niet enkel dat, namelijk meesterlijke bedachte middelen die slechts de ware bedoeling, de eigenlijke betekenis moeten verduidelijken voor de ietwat hardleerse of ronduit imbeciele lezer, maar inhoudelijk even belangrijke zelfstandige meeslepende verhalen. In elk ogenschijnlijk triviaal detail huist een veelzeggende vingerwijzing, een knipoog, sapienti sat. Zeggen dat dit boek gelaagd is, is even ontoereikend als beweren dat intarsia en marqueterie fineer is. Jean Paul Van Bendegem heeft zich hier glorieus laten gaan op zijn eigen onnavolgbare manier. De lezer is het vergund, afhankelijk van de eigen voorgeschiedenis en intellectuele ijver, godsvrucht en vermogen, om de spetterende spielereien, de straffe strapatsen, de ingenieuze ingevingen, de buitenissige buitelingen en de stevige stellingen van deze unieke auteur (trachten) te volgen. Het resultaat van deze inspanning is onvoorspelbaar, maar ongetwijfeld verbluffend en verrijkend in alle opzichten.

    Het boek begint met een boek dat op een tafel ligt, en de vraag wordt gesteld of een volledige beschrijving van dat boek mogelijk is. Het boek dat hier voor me ligt, is zelf het, of althans een antwoord op die vraag. Als recensent stond ik als in een duister spiegelbeeld voor dezelfde vraag: kan ik een volledige beschrijving geven van het Geraas en geruis van Jean Paul Van Bendegem? Dat antwoord althans is me alras duidelijk geworden: neen, ik kan het zelfs niet eens proberen. En hoe zal ik het dan gekwantiseerd beoordelen? Is het wel geoorloofd dit allesbehalve onvolmaakt boek, dat juist een pleidooi heet te zijn voor imperfectie, volmaakt noemen? Moge de perplexe recensent ook deze ultieme onvolkomenheid welwillend vergeven worden.

     

     


    Categorie:ex libris
    21-08-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dulle Griet, Paul Claes

     Paul Claes, Dulle Griet. Een hellevaart, Werchter: Uitgeverij Coriarius, 2023, 44 blz., 10 x 15 cm.

    De Dulle Griet (© Ans Brys | Museum Mayer van den Bergh)

    Paul Claes, ‘de scherpzinnigste lezer van Noord en Zuid’ volgens criticus Kees Fens, past sinds enkele jaren zijn ontcijferkunst ook toe op beeldende kunst. Die gedegen analyses verpakt hij telkens in speelse verhalen. In de reeks Het goddelijk detail verschenen eerder al vier deeltjes:

     Wie is de bruidegom? Bruegels Boerenbruiloft.

    De kamerheer en de kanselier. Van Eycks De maagd van Autun.

    Wie van de drie? De landloper van Bosch.

    Het pelsken. Een werkcollege over Rubens. (uitverkocht)

     Dit vijfde deeltje cirkelt om ‘Dulle Griet’. Dat schilderij van Bruegel prijkt nu in de Vlaamse Canon. Dat is vreemd, want zelfs kunsthistorici weten niet wat de figuur juist voorstelt. Is zij een vrijheidsstrijdster die de Spaanse bezetter verjaagt? Verbeeldt ze als Moeder Courage de waanzin van de oorlog? Trekt ze als feministe van leer tegen mannelijk geweld? Is ze een dappere vrouw, een manwijf of, zoals een Antwerpse romancier onlangs opperde, een travestiet? Wie is de ware Dulle Griet? Superspeurder Paul Claes onthult het raadsel in deze levendige dialoog tussen enkele kunstkenners. Wie dit iconische schilderij wil begrijpen, moet zijn verrassende verhaal lezen. Vier illustraties in kleur.

     Paul Claes is een vruchtbaar en veelzijdig romancier, dichter, criticus, essayist, pasticheur, vertaler en bloemlezer. In oktober 2023 wordt hij te Leuven gehuldigd bij zijn 80ste verjaardag. ‘Paul Claes is de Sherlock Holmes van de literatuurstudie.’ (Geert Buelens) ‘Claes heeft een eruditie die aan het fabelachtige grenst.’ (Jürgen Pieters) ‘Paul Claes is met gemak de meest virtuoze schrijver van ons taalgebied.’ (Tom van Deel)

     bestel bij Uitgeverij Coriarius:uitgeverij.coriarius@telenet.be

     voor slechts € 10 (verzendkosten inbegrepen)

      

    Uitgeverij Coriarius, Hogeweg 78, 3118 Werchter

     

     0486 273784    bankrekening BE40 9731 6405 9063    BICARSPBE22  


    Categorie:ex libris
    18-07-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)

    Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch, vertaling Gerard Kessels, Uitgeverij IJzer, Utrecht, 2023, 253 blz., € 27,50 paperback.

    Het betreft een tweetalige uitgave, Duits-Nederlands, met de originele tekst op de verso bladzijden, de vertaling op de recto. Het boek is verzorgd gepresenteerd, goed leesbare letter, bladspiegel aangepast aan het genre. Er is een kort voorwoord, en een wat langer nawoord van de vertaler; een beperkt aantal verklarende eindnoten; indexen van de aanvangsregels; een korte lijst van geraadpleegde werken.

    Wie het Duits niet of niet voldoende machtig is, krijgt hier een handige sleutel aangeboden om met deze vroege werken (1899, 1901, 1903) van Rilke kennis te maken. Daarmee heeft de vertaler en ook de uitgever ons een grote dienst bewezen. Want Rilke (1875-1926) is niet alleen een belangrijke figuur in de Duitse literatuur, hij blijft ook eminent leesbaar. Dat geldt ook voor deze drie bundels.

    De titel verwijst naar het christelijke getijdengebed, dat in een of andere vorm verplicht was voor alle priesters en mannelijke en vrouwelijke religieuzen maar ook door leken beoefend werd, zij het in een aangepaste vorm. Rilke heeft de naam overgenomen, zonder veel verwijzingen naar de traditionele inhoud van het brevier of de getijdenboeken. De gedichten zijn uiterst persoonlijke meditaties over God, mens en wereld, waarin de dichter weliswaar uitvoerig gebruik maakt van de religieuze woordenschat en de talloze begrippen, beelden, gebruiken, rituelen, bijgelovigheden en excessen die het christendom in de cultuur en het dagelijks leven heeft binnengebracht, maar zonder zich veel te bekommeren om de achterliggende dogmatische leerstellingen. Daarin verschilt hij dus niet van de gelovigen van alle tijden. Deze benadering zorgt ervoor dat de gedichten geen sectaire, geen piëtistische, zelfs geen godsdienstige inslag hebben, maar veeleer algemeen-menselijke, universele literair-filosofische en vooral poëtische meditaties zijn, die daardoor toegankelijk en betekenisvol blijven voor de hedendaagse lezer.

    De Nederlandse vertaling leest vlot, in zover men dat kan zeggen van dichtwerk in het algemeen en van Rilke in het bijzonder. De vertaler heeft zich duidelijk ingespannen om dicht bij de oorspronkelijke tekst te blijven. Omdat heel wat woorden in het Duits en het Nederlands nauw verwant zijn, konden de rijmen uit het Duits vaak gewoon overgenomen worden. Waar dat niet het geval is, moest de vertaler zijn toevlucht nemen tot andere rijmwoorden, en dat heeft hij vaak vindingrijke en succesvol gedaan, hoewel hij daarmee toch afwijkt van het origineel, en soms veeleer even een eigen Nederlands gedicht maakt, geïnspireerd op Rilke; maar Kessels is geen Rilke… Zelfs als je aangenaam verrast bent door een geslaagde tournure in de vertaling, verbleekt die meestal pijnlijk wanneer je even de blik op het Duits slaat. Af en toe verbaast het dat hij de voor de hand liggende Nederlandse rijmen niet gebruikt, om ogenschijnlijk onverklaarbare of toch onduidelijke redenen. Dat doet evenwel niets af aan de verdienste van de vertaler: zonder hem zouden velen het Stunden-Buch misschien wel in huis hebben, maar het nooit lezen. Misschien is dat wel het beste gebruik dat men van deze publicatie kan maken, namelijk als opstapje naar het Duits, ook voor wie wel Duits kent maar dat niet genoeg beheerst om de rijke taal van Rilke zomaar te begrijpen en te smaken. Een inspanning die zeker de moeite waard is.


    Categorie:ex libris
    17-07-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
    Dirk Verhofstadt in gesprek met Johan Braeckman. Een zoektocht naar menselijkheid, deel 1.
     
    Om te beginnen moet het gezegd dat dit een broodnodig boek is. Uit mijn lang vervlogen jeugd herinner ik me allerlei zaken die men me meende te moeten meegeven ‘voor het latere leven’ (want, zo leerden we: "non scholae, sed vitae discimus"), maar waaraan ik zelden of nooit iets gehad heb, zoals daar zijn de volledige stamboom van Eleonora van Aquitanië († 1204), en de berekening van de oppervlakte van een schuine kegelsnede, om nog te zwijgen van de kwintencirkel. Maar met geen woord werd er gerept over (onder meer!) het ontstaan van de mens en met name de evolutietheorie, nochtans zonder enige twijfel het belangrijkste dat je als mens kan en zou moeten weten.
    Johan Braeckman, die instaat voor de uitgebreide antwoorden op de vragen van sidekick Verhofstadt, weet perfect wat belangrijk is, en komt zo tegemoet aan een grote nood bij zowat alle leeftijdsgroepen en alle lagen van de bevolking. Wat onze opvoedingssystemen schuldig verzuimden, brengt hij resoluut ter sprake, op een rustige, bevattelijke manier, die weinig ruimte laat voor twijfel. Daarbij gaat hij geen enkel tegenargument uit de weg, maar beijvert zich onverdroten om hardnekkige misverstanden uit te klaren en loze beweringen feilloos te ontkrachten.
     
    Het gaat in dit boek om de kern van de zaak, de basis van alle kennis en elk inzicht. Vandaar dat dit een broodnodig, zelfs een noodzakelijk boek is voor iedereen. Voor jongelui is het een essentiële aanvulling en fundering van de schoolse kennis, voor volwassenen en ouderen een afdoend antwoord op vragen die het leven zelf oproept, lang nadat die schoolse kennis in de vergetelheid beland is.
    Het boek begint bij het begin, namelijk het begin van het leven. Waar komt de mens vandaan? Dat is geen triviale kwestie. Het antwoord op die vraag bepaalt grotendeels de context voor alle andere vragen die men kan stellen. Indien de mens, zoals de godsdiensten prediken, door een persoonlijke God geschapen is zoals wij nu erbij lopen, dan heeft dat allesomvattende gevolgen voor het leven en het heil van elk individu tot in de eeuwigheid, en tevens voor de structuur van onze samenleving. Indien dat integendeel een foutieve, volkomen uit de lucht gegrepen bewering is die door niets bevestigd wordt, zijn de gevolgen even alomvattend en drastisch. Er zijn altijd al filosofen en andere denkers geweest die het bestaan van goden of van een unieke God in twijfel getrokken, ontkend en bestreden hebben, veelal op grond van de ongerijmdheid van de religieuze leer. Darwin heeft een andere weg bewandeld. Vanuit zijn grote en diepe interesse voor de vele vormen die het leven aanneemt, is hij op zoek gegaan naar de mechanismen die verantwoordelijk zijn voor de enorme verscheidenheid van het leven, en de hoge graad van specialisatie, inzonderheid wat de zintuigen betreft. Dat heeft hem gebracht tot een gedurfde veronderstelling, namelijk dat de mens niet altijd bestaan heeft, maar geëvolueerd is uit eerdere, niet-menselijke levensvormen. Bovendien heeft hij merkwaardigerwijs, zonder enige kennis van de genetica zoals wij die nu kennen, vastgesteld dat bepaalde kenmerken van levende wezens via de voortplanting overgedragen worden, en dat door die voortplanting via twee partners nieuwe individuen ontstaan die op bepaalde punten verschillen van hun ouders, en dat die verschillen erfelijk kunnen zijn. Dat is, ruwweg, de kern van de evolutietheorie. Die nieuwe individuen kunnen dan minder of juist meer geschikt zijn om te overleven in hun omgeving. De meest geschikte zullen meer floreren en een groter nageslacht hebben, dat al meteen beschikt over bepaalde goede eigenschappen, en vice versa. Op grond van die theorie kwam hij allengs tot de conclusie dat de mens het resultaat is van een zeer lange evolutie vanaf het eerste onooglijke levensbeginsel.
     
    Dat was en is nog steeds in strijd met wat de godsdiensten als verplichte kennis opleggen aan hun gelovigen. Voor Darwin persoonlijk en familiaal was dat een jammerlijke kwestie, want zijn uitgangspunt was niet het bestrijden van de godsdienst, maar het verklaren van de verscheidenheid en complexiteit van de levende wezens op aarde. Zijn theorie had echter wel tot gevolg dat een van de fundamentele dogma’s van het geloof, namelijk de schepping van de wereld en van de mens door God, zozeer in het gedrang kwam dat men er eigenlijk niet meer kon aan vasthouden. Zo is Darwin als het ware ongewild en onbedoeld de feitelijke grondlegger geweest van het wetenschappelijke atheïsme. Er is voor God geen plaats in de wetenschap. De Natuur gaat zijn gang volgens (voor mensen min of meer) begrijpelijke wetmatigheden, en de mens is daarvan een van de vele resultaten. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat er een God is die de mens liefheeft, of door de mens wenst aanbeden te worden.
     
    Dat inzicht was vanzelfsprekend niet meteen wijdverspreid, integendeel, het werd met een ongekende heftigheid bestreden, en dat is op vele plaatsen in de wereld zo tot op de dag van vandaag. Ook in ‘beschaafde’ gebieden zoals de V.S. is de evolutietheorie op zijn minst omstreden, en is religie nog steeds uiterst belangrijk. In de islam is er zelfs nauwelijks een begin gemaakt met de kennisname van de evolutietheorie, en bij moslims in geseculariseerde landen is het verzet ertegen formeel en onverzettelijk. Maar ook in ruime lagen van de bevolking in die landen weten slechts weinigen wat de evolutietheorie inhoudt, en is men zich dan ook niet bewust van de verstrekkende gevolgen ervan. Johan Braeckman laat niets onverlet om die kennis overal te doen doordringen, en daarvan is dit boek een zoveelste rijpe vrucht. Het belang van zijn inspanningen kan niet overschat worden.
     
    Wel valt het op dat, althans vooral bij de vraagsteller, in deze context de nadruk vaak valt op het ontbreken van niet alleen een God die alles plant en schikt met als einddoel, de mens, maar zelfs van enige richting of progressiviteit in de evolutie. Het is duidelijk dat bij al de afzonderlijke kleine stappen die samen de evolutie vormgegeven hebben inderdaad geen enkele vorm van gerichtheid op enig doel aanwezig was. De combinatie van het erfelijk materiaal van de beide partners verloopt weliswaar volgens de natuurwetten, maar is door haar complexiteit onvoorspelbaar in het resultaat. Maar uitdrukkingen als ‘de mens is het resultaat van het toeval’ kunnen aanleiding geven tot misverstanden. Gelukkig benadrukt Johan Braeckman wel tijdig dat ‘het misleidend is om te stellen dat het louter aan het toeval te wijten is dat we hier op aarde rondlopen. Dat miskent de rol van de selectie in de evolutie.’ (blz. 68) En dat ‘de biologische structuren niet door louter toeval ontstaan, dat is een misvatting…’. (blz. 99)
     
    In het tweede deel van dit boek gaat men uitvoerig in op de ontstaansgeschiedenis van de mens, zoals die kan worden gereconstrueerd aan de hand van fossielen van vroegere soorten. Dat verhaal dient als bewijsmateriaal voor de evolutietheorie zelf, en het is in al zijn onvermijdelijke onvolledigheid bijzonder fascinerend en uiterst overtuigend.
    In het derde deel komt men dan bij de godsdienst terecht, of de religie, zoals de auteurs zeggen. Het is een zeer degelijke benadering, gebaseerd op talrijke bronnen. Persoonlijk meen ik dat men te veel aandacht schenkt aan een soort fundamentele religieuze ingesteldheid van de mens. Aangezien men altijd en overal religie terugvindt, moet dat wel een specifiek en universeel kenmerk zijn van de mens. Zo komt men dicht bij het ‘God-gen’ (wat onze auteurs evenwel niet beweren). Ik volg deze redenering niet. Me dunkt dat er daarbij andere krachten aan het werk zijn. Er zijn altijd al sluwe lieden geweest die inzagen dat ze hun medemensen konden misleiden met allerlei listen en bedrieglijke verhalen, en hen zover brengen dat ze deze perfide lieden gingen onderhouden, zodat die zelf niet meer hoefden te werken. Dat men mensen zo kan misleiden, dat lijdt geen twijfel, dat zien we voortdurend in de loop der tijd, en tot op onze dagen. Hoe groter het charisma, of hoe groter de middelen die ingezet worden, hoe meer kans op slagen. Dat is echter een algemeen kenmerk, dat absoluut niet beperkt blijft tot de religie. Reclame is daarop gebouwd, en politiek eveneens grotendeels.
     
    Het vierde deel, dat handelt over het irrationalisme, sluit daarbij aan. Het is een groot pleidooi voor meer rationaliteit, vertrekkend van de eerste sporen van het deugdelijk en zindelijk denken in de Oudheid, en langs de wegen die de ontwikkeling van het rationele denken heeft gevolgd tot op onze dagen, en met talloze uitstekende voorbeelden, zowel van typische dwaasheid als van spectaculaire scherpzinnigheid onder de mensen. Ook hier is mijn persoonlijk aanvoelen enigszins verschillend van dat van de auteurs. Zo oppert Verhofstadt bijvoorbeeld dat ‘irrationalisme een normaal bijproduct is van de wijze waarop onze hersenen nu eenmaal functioneren. (…) Foute opvattingen vloeien in zekere zin automatisch voort uit onze natuurlijke psychologische eigenschappen. Valt er dan eigenlijk wel iets aan te doen?’ (blz. 276 vv.) Dat lijkt me een sterk overtrokken, bijna fatalistische benadrukking van de menselijke irrationaliteit, iets dat enkel met veel inspanning kan bestreden worden en waarschijnlijk nooit helemaal kan uitgeroeid worden. Zo zie ik het helemaal niet. Ik ben ervan overtuigd dat de mens integendeel van nature veeleer rationeel denkt, en dat de irrationaliteit veelal veroorzaakt wordt door een ontoereikende of ronduit irrationele opvoeding, zowel schools als in de eigen omgeving. Maar dat is misschien slechts een kwestie van nuances in de formulering.
    Het laatste hoofdstuk brengt een en ander samen onder de hoofding humanisme en atheïsme, strekkingen die fel negatief gecontrasteerd worden met religie en godsdienst, zonder evenwel de eigen positieve kenmerken en opdrachten van het vrijzinnig humanisme te vergeten.
    Dat alles mag ons niet doen vergeten dat dit een zeer goed geschreven boek is, dat uiterst vlot leest, onder meer door de soepele techniek van vraag en antwoord, maar vooral door de overtuigingskracht van de aangevoerde argumenten. Johan Braeckman beheerst zijn materie meesterlijk, maar kent ook zijn ‘tegenstanders’ als zijn broekzak. Hij wordt evenwel nooit agressief, hautain of verwijtend, maar wijst altijd pijnlijk nauwkeurig waar het mis gaat, om dan even rustig en overtuigend de juiste weg te wijzen voor de nadenkende mens van vandaag. Dit boek lost niet alleen alle verwachtingen ruimschoots in, het is zelfs meer dan men zou durven verhopen. Vandaar dat we graag en vol overtuiging herhalen dat het een broodnodig en absoluut noodzakelijk boek is voor iedereen die het ernstig neemt met zichzelf, met onze maatschappij en met onze wereld. We kijken verlangend uit naar het vervolg. 

    Categorie:ex libris
    04-07-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Abelard en Heloïse (recensie)

    Alleen maar woorden. Brieven van Heloïse en Abelard. Vertaald door Ramon Selles, Damon, Eindhoven, 2023, 238 blz., harde kaft, € 29,90.

    Er zijn van die namen die iedereen bekend in de oren klinken, en dat is wel het geval met Abelard en Heloïse. Maar wie heeft ooit de moeite genomen om op zoek te gaan naar de klepel? Deze bijzonder fraai gepresenteerde uitgave van Damon biedt daartoe een unieke gelegenheid. Helaas was dat althans voor mij een frustrerende teleurstelling. Dat ligt niet aan de vertaling: die is zo te zien tekstgetrouw; alleen heeft iemand het nodig gevonden om ze hier en daar op te pimpen met een hedendaags woord dat helemaal niet in de context past: oké, smalltalk… Het probleem is veeleer de tekst zelf. Voortgaande op de reputatie van het verhaal verwacht de nietsvermoedende lezer zich aan een amoureuze briefwisseling tussen twee geliefden, maar dan ben je eraan voor je moeite. Misschien is ons idee over de emoties van de liefde iets van de romantiek, niet van de vroege twaalfde eeuw. Hoe dan ook, van dergelijke gevoelens is in deze briefwisseling geen sprake. Wel van seksuele aantrekking en van ruige seks, maar enkel terloops, en zonder details.

    De vertaler houdt het erop dat het verhaal en de brieven (grotendeels) origineel zijn. Maar zo voelt het helemaal niet aan. Je krijgt de stellige indruk dat het om één auteur gaat die een vrij ongeloofwaardig verhaal construeert in de beste traditie van de klassieke ‘briefwisseling’, een louter formele literaire conventie, die hier zelfs nauwelijks gerespecteerd wordt. Meestal zitten we midden in ongenadig harde middeleeuwse theologische controversen, en geloof me, daar wil je niet zijn. Ik weet niet welk misplaatst plichtsgevoel me dwong, maar ik heb mezelf herhaaldelijk kunnen overtuigen om toch maar door te gaan met de lezing, tegen alle beter weten in, tot het bittere, nutteloze einde. Diem perdidi.

    De mannelijke hoofdfiguur, Abelard, komt ongegeneerd over als een typische arrogante christelijke priester, vol van zichzelf, pronkend met zijn theologische en zelfs een beetje profane kennis, vol misprijzen voor zijn talloze tegenstanders, narcistisch tot en met. Moreel verdorven, tot hij een Augustinusje doet, maar dan (al dan niet enkel literair) letterlijk terdege gecastreerd, en dan heiliger dan de paus, en een even arrogante als ongeloofwaardige en cynische tegenstander van alle seksualiteit. Hoe harder de tegenstand van het christendom tegen normale menselijke verhoudingen, inclusief seksualiteit, hoe meer je ervan overtuigd raakt dat het wel erg nodig was om al de overtredingen en de excessen onder de mat te vegen. Toen al, en nog altijd. Hoelang nog, en waarom toch?

    Op enkele erg schaarse zinnen na, is Heloïse een ledenpop, en figuur van karton, een cliché, een literair foefje, een pseudoniem voor de auteur, meer niet. Dat blijkt vooral uit ‘haar’ veel te lange zesde brief over een specifieke ‘regel’ voor vrouwelijke kloosterlingen, die in futiele langdradigheid nog overtroffen wordt door het eindeloze ‘antwoord’ daarop van Abelard, dat helemaal geen antwoord is, maar een vergezochte verzameling van vindplaatsen over vrouwen in de Schrift en in de Kerk. Het zal niemand verbazen dat de enige vrouwen die deugen weduwen zijn van boven de zestig die slechts één man gekend hebben, een zo kort mogelijk huwelijksleven, liefst kinderloos, en nadien langdurige onvoorwaardelijke onderdanige dienstbaarheid aan de Kerk, het liefst als poetsvrouw.

    Het weze me vergeven dat ik niet in dieper inga op de teksten zelf: dat wil ik jullie niet aandoen. We zichzelf daarmee wil kwellen, heeft hier het materiaal voor een dergelijke kastijding voor het grijpen. Ik ben waarschijnlijk wel masochistisch genoeg om de tekst tot de laatste pijnlijke bladzijde te lezen, maar dan weer niet genoeg om daaraan enig genot, van welke aard dan ook, te beleven. Het verhaal van Abelard en Heloïse is een mottige mythe, en hun ‘briefwisseling’ een kwalijke kwakkel.

     


    Categorie:ex libris
    23-01-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)

    Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude, Parijs: Kimé, 2021, ISBN 978 2 38072 009 9

     

    Onder deze titel gaat een verzameling schuil van wetenschappelijke studies (in het Frans, voor alle duidelijkheid) over het begrip multitudo bij Spinoza (1632-1677).  De redacteurs zijn de Vlaamse Sonja Lavaert (VUB) en de coryfee van de Franse Spinoza-studies in Lyon, Pierre-François Moreau. Onder de auteurs treffen we, naast de redacteurs, enkele andere zeer bekende namen uit Spinoza-kringen aan zoals Laurent Bove, Chantal Jaquet en zelfs Antonio Negri, naast meer aankomende internationale medewerkers. Het niveau is dan ook opvallend hoog, wat de onvoorbereide lezer allicht weleens voor enkele problemen zal plaatsen. Sommige auteurs bieden een zelfstandig betoog aan rond het zeker in Frankrijk veelbesproken thema van de multitude, anderen bloemlezen Spinoza zelf en rijgen hoofdzakelijk representatieve citaten en parafrasen van zijn werken aaneen. Deze laatste methode is zeker niet te versmaden, maar zal bij wie vertrouwd is met het werk van Spinoza wellicht de neiging opwekken om dergelijke passages over te slaan; het belang van dergelijke artikels is voor hen dan misschien veeleer beperkt, terwijl zij die Spinoza alleen van horen zeggen kennen, en dat is ongetwijfeld de overgrote meerderheid, precies daarin hun gading zullen vinden. Alle teksten munten uit door hun literaire kwaliteiten: de Franse helderheid komt het verstaan van soms complexe redeneringen gelukkig ten goede.

    Inhoudelijk zijn de verschillende benaderingen van het belangrijke en rijke thema grotendeels complementair en zonder storende overlapping, en bestrijken vrijwel het volledige veld van de mogelijke interpretaties en duidingen. Bovendien zijn er interessante en uiterst relevante verwijzingen naar onze samenleving van vandaag, waarbij herhaaldelijk blijkt dat Spinoza niet zomaar een randfiguur is uit geschiedenis van de filosofie met een louter historische betekenis, maar veeleer de denker die niet alleen aan de basis ligt van de moderniteit, maar daarvan tevens de meest vooraanstaande vertegenwoordiger is, die talrijke latere denkers, vanaf de libertins érudits, over de grote filosofen van de Verlichting en vrijwel alle latere periodes en strekkingen in de wijsbegeerte tot op onze dagen, zonder veel moeite in de schaduw zet door de originaliteit en radicaliteit van zijn rigoureuze redeneringen over de meest fundamentele kwesties die de mens beroeren.

    Een dergelijke kwestie is het behandelde thema van de multitudo zeker en vast. Bedoeld is in het algemeen elke groepering van mensen, en meer specifiek onder meer het plebs als de meerderheid van de mensen die uitgesloten zijn van de uitoefening van en invloed op de macht, of het vulgus als de ongeschoolde en onbemiddelde onderlaag van de bevolking, maar ook de irrationele, opgezweepte massa als een veelkoppige draak die met onstuitbare en onbeheersbare revolutionaire kracht elk staatsbestel en alle machthebbers voortdurend bedreigt en vrees aanjaagt, of de gemakkelijk te beïnvloeden slachtoffers van populistische politici, of nog de zwijgende meerderheid in elk staatsbestel. Het is vanaf het begin van de filosofie en dus van het nadenken over de mens voor iedereen duidelijk dat de mens weliswaar een individu is, maar tevens een sociaal wezen. No man is an island (Donne): niemand is ooit alleen, zelfs de vrijwillige afzondering van Thoreau bij Walden Pond was verre van eenzaam of een toonbeeld van zelfvoorziening. Primitieve volksstammen tonen ten overvloede aan dat de mens slechts kan overleven en ten volle tot bloei komen samen met anderen; de ergste straf is daar, en ook in vroege beschavingen, veelbetekenend de verbanning.

    Het samenleven van individuen is evenwel niet louter de mogelijkheidsvoorwaarde voor de emancipatie van de mens, het geeft anderzijds altijd en overal aanleiding tot conflicten, aangezien elk individu, en elke groep, die in die zin als een individu kan beschouwd worden, zich in de eerste plaats bekommert om de eigen instandhouding, en zo in concurrentie komt met elk ander individu en met elke andere groep die hetzelfde nastreeft, zeker wanneer de beschikbare middelen en natuurlijke rijkdommen schaars en moeilijk te verwerven en te bewaren zijn. De mens heeft met het dier gemeen dat het individuele overleven en de instandhouding van de soort eerst komt: Erst kommt das Fressen, dann komt die Moral (Brecht). Het is pas in een tweede beweging dat de mens, dankzij het rationele denken waartoe ons geëvolueerd brein in staat is, leert in te zien dat niets nuttiger is voor de mens dan de mens die zich door de rede laat leiden (Spinoza). Het eigenbelang wordt het best gediend, en de macht van het individu is het grootst, door eensgezindheid binnen een grotere gemeenschap.

    Een groep mag dan al in sommige opzichten als een individu beschouwd worden, het blijft evenwel een verzameling van individuen die hun autonomie bewaren, ook wanneer zij zich, tijdelijk en steeds voorwaardelijk, schikken naar algemene regels en wetten die zij zelf overeengekomen zijn, of die door een hogere gezagsinstantie opgelegd zijn. De vormen die de verhouding tussen individu en maatschappij aanneemt, vormen de geschiedenis van de mens en van de mensheid. De absolute vrijheid is veeleer de algemene onvrijheid van de anarchie, waarin het individu ten onder gaat in het geweld van de ‘oorlog van allen tegen allen’ (Hobbes). De absolute onderwerping van het individu aan zijn gelijken is strijdig met het absolute beginsel van het zelfbehoud, en kan enkel met het absoluut geweld van de dictatuur betracht worden, maar is nooit een lang leven beschoren: violenta nemo imperia continuit diu (Seneca): niemand heeft een gewelddadige heerschappij lang in stand gehouden.

    Ongetwijfeld zijn alle mensen niet gelijk: ‘Ik ben als iedereen: anders dan de anderen’ (Paul Claes). Meer nog: alle mensen zijn verschillend, van de ruwweg 120 miljard mensen die er ooit geweest zijn, waren er geen twee identiek, nog afgezien van de omstandigheden waarin ze leefden. De verschillen zijn bovendien zeer aanzienlijk en betekenisvol, bijvoorbeeld al tussen man en vrouw. Het ligt voor de hand dat aanvankelijk vooral de fysieke kracht in veel gevallen de doorslag zal geven in de omgang met elkaar, al was het maar bij het voorzien in de elementaire behoeften: eten en drinken en beschutting tegen de elementen en tegen de bedreiging van vijandige mensen en dieren. Maar ook andere menselijke eigenschappen zullen meespelen, zoals karaktertrekken en intelligentie, die evenzeer de machtsverhoudingen kunnen beïnvloeden of zelfs bepalen. Het is dus niet verrassend dat er in een maatschappij mensen zijn die het gezag over anderen kunnen verwerven en dat bovendien ook ambiëren, en het is niet abnormaal dat er voor het behoorlijk functioneren van een groep of samenleving leiders nodig zijn.

    Anderzijds is het blijkbaar onvermijdelijk dat die leidinggevende figuren naast de macht ook materieel voordeel krijgen of grijpen uit hun functie. En niet elke leider is een Cincinnatus en keert na volbrachte taak als dictator terug naar de ploeg. Er ontstaan dus leidende families die zich daardoor verrijken, en daarnaast ook families die rijk zijn en daardoor aanspraak maken op deelname aan de macht, en mede door het erfrecht en nepotisme, ook rijk en machtig blijven. Ongelijkheid is onweerlegbaar een vast kenmerk van de samenleving, en aangezien melior est conditio possidentis, wie iets in handen heeft is in de betere positie, zullen degenen die macht en rijkdom in handen hebben dat met alle middelen proberen te behouden. Nochtans is elk individu geneigd om zichzelf (ten minste!) als een gelijke te beschouwen van alle anderen, en niet ten onrechte overigens. Want er zijn geen mensen die van nature, of door een of andere bovennatuurlijke beschikking beter zijn dan andere, dat blijkt zowel uit ons aanvoelen als uit het gezond verstand. De machtigen betwisten dat dan weer even vanzelfsprekend.

    Dat zijn grosso modo de elementen van de discussie. Spinoza heeft zich in twee voortreffelijke werken uitgesproken over de vormen van samenleving van individuen. In de Theologisch-staatkundige verhandeling bespreekt hij vooral de theocratie, of de rol van de godsdienst en de clerus in de maatschappij. Dat was een brandende kwestie was in de 17de eeuw, waarin de gruwelijke godsdienstoorlogen nog niet beslecht waren, en inzonderheid in de Nederlandse Verenigde Provinciën, die zich maar net hadden vrijgemaakt van de Spaanse en katholieke overheersing. In de postuum gepubliceerde Staatkundige verhandeling bespreekt hij dan de andere staatsvormen: de monarchie, de aristocratie en de democratie; deze laatste bleef onafgewerkt, hetzij door zijn vroegtijdige dood, hetzij omdat hij bij zijn omschrijving van de andere twee al voldoende gewezen had op hun democratisch deficit, dat onafwendbaar tot hun ondergang of aanpassing leidt. Beide werken zijn door mij vertaald uit het Latijn en voorzien van uitvoerige toelichtingen (Uitgeverij Wereldbibliotheek voor de Staatkundige verhandeling, Uitgeverij Coriarius voor de Theologisch-staatkundige verhandeling).

    Na de inkleding door de redacteurs gaat P.-F. Moreau dieper in op de vraag of een bevolking(sgroep) het recht heeft om te revolteren tegen legitiem gezag, en om welke redenen. Spinoza heeft namelijk enerzijds op grond van concrete voorbeelden benadrukt dat men misschien wel een dictator kan uitschakelen, maar dat daarmee de dictatuur niet verdwenen is, en zo ogenschijnlijk gepleit tegen dergelijke gewelddadige revoluties, maar anderzijds geeft hij grif toe dat een volk en zelfs individuen zowel het recht hebben om te protesteren tegen bestaande wetten waarvan zij menen dat ze onrechtvaardig zijn, als zich te ontdoen van machthebbers die zich niet wijden aan het algemene welzijn.

    Sonja Lavaert onderzoekt in welke mate Spinoza aanleunt of gebruikt maakt van de ideeën ter zake van Machiavelli en van enkele tijd- en geestgenoten, en concludeert dat zijn standpunten zowel genuanceerder als radicaler en filosofisch beter onderbouwd zijn.

    Laurent Bove maakt het belangrijke historische en sociaal-politieke onderscheid tussen de noties van ‘onderdaan’ en ‘burger’, wat in de geschiedenis van onze westerse beschaving een uiterst voorname rol heeft gespeeld.

    De steeds voortreffelijke Chantal Jaquet analyseert het begrip van (burgerlijke) ongehoorzaamheid aan de hand van wat Spinoza in de Staatkundige verhandeling zegt over de ‘staat van oorlog’ tussen onderdanen en het gezag.

    D. Athanasakis bekijkt de verhouding tussen het individu en de ‘multitude’, een thema dat verdere uitwerking vindt in de bijdrage van Tilman Reitz over de subjectieve individuele rechten en de gemeenschappelijke macht, een kwestie die Spinoza in zijn hele oeuvre voortdurend van alle kanten uitwerkt en benadrukt.

    Blanche Gramusset Piquois heeft het over de weerstand tegen de assimilatie van ‘vreemde’ elementen in de samenleving, en wat Spinoza’s uitspraken ter zake kunnen betekenen voor onze huidige samenleving.

    A. Mbome probeert de relevante teksten van de beide verhandelingen te duiden aan de hand van de Ethica, het hoofdwerk van Spinoza.

    J.-L. Lantoine wijdt zijn bijdrage aan de vaak hevige emoties die het mensenhart beroeren en die hen niet zelden ertoe aanzetten om de gelijkheid die ze voor zichzelf opeisen, toch onredelijk aan anderen te ontzeggen. Mensen kunnen zich als eender of vergelijkbaar beschouwen, zonder zich daarom als gelijken te zien, en omgekeerd. Het is de bekende beschrijving van deze emoties in het derde en vierde deel van de Ethica die aan de basis ligt van zijn onderzoek.

    De laatste twee bijdragen, enerzijds een artikel van Vittorio Morfino en anderzijds een interview van de beide redacteurs, draaien om de notoire Antonio Negri, door velen als een autoriteit beschouwd over de marxistische Spinoza-literatuur.

    De paperback is zeer verzorgd en aantrekkelijk uitgegeven door Kimé in Parijs. Zelfs de voetnoten blijven vrij goed leesbaar. Er is een beperkte maar degelijke bibliografie en namenindex.

     

     


    Categorie:ex libris
    11-08-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers

    Wat loopt daar? Een biologische kijk op rassen.

    Midas Dekkers 

    Atlas Contact 9789045041537

    Midas Dekkers’ kijk op rassen is fascinerend. Niet alleen is zijn benadering origineel en uitdagend, ze is tevens bijzonder rijk gestoffeerd, zowel met talloze voorbeelden als met bijzonder goed gekozen en prachtig weergegeven illustraties. Het is geen handboek, maar een lang en goed gestructureerd betoog in de beste traditie van het wetenschappelijk gefundeerd essay, waarmee het de heldere taal en de spitse verwoording gemeen heeft. Na een degelijke uiteenzetting over een of ander min of meer complex probleem volgt meteen een rake kwinkslag of een geestige pun die je pasverworven inzicht moeiteloos confirmeert in een tevreden glimlach, of een opluchtende schaterlach. Zo merkt hij op dat vogelaars zich helemaal niet interesseren in de meest voorkomende vogel: de kip. En hij besluit: ‘Bij vogel hoort kijker, bij kip hoort appelmoes.’ (blz. 164)

    Zijn taal en stijl mag dan hier en daar al bevrijdend luchthartig zijn, het onderwerp van zijn studie is dat allerminst. Vertrekkend van de in het oog springende schier eindeloze variëteit van de levende wezens, gaat hij na hoe de mens spontaan probeert om enige structuur te ontdekken in die verscheidenheid, en zoals de Bijbelse eerste mens een naam geeft aan de dieren. In de loop der tijd heeft ook de wetenschap zich daarop toegelegd, en de auteur schetst in rake bewoordingen de manieren waarop men daarbij is tewerk gegaan. Zolang men enkel kon voortgaan op het uiterlijk, en niet wist wat voor de gelijkenissen en verschillen verantwoordelijk was, bleef dat noodgedwongen een vrij arbitraire bedoening, met alle soms pijnlijk verrassende gevolgen van dien.

    Dat andere levende wezen, de mens, kwam al heel snel tot de vaststelling dat zelfs de mensen in de meest nabije omgeving sterk verschillend zijn, zowel in hun verschijning als hun gedrag. Wanneer de mens begint te reizen, komt men in aanraking met volkeren die nog sterker verschillend zijn op alle mogelijke manieren, waarvan de huidskleur een van de meest opvallende is.

    De neiging, of de nood, om tot een indeling in de verscheidenheid te komen van levende wezens, planten, dieren, mensen, is onweerstaanbaar en heeft geleid tot zeer uiteenlopende resultaten, die niet zelden afhankelijk zijn van vooringenomenheid, en dan vooral wanneer het gaat om de indeling van mensen. Het inzicht dat alle mensen ‘eender’ zijn, ondanks de opmerkelijke verschillen, is allicht altijd enigszins aanwezig geweest, zeker bij direct contact onder de betrokkenen, al was het maar door het feit dat ze met elkaar seksueel verkeer konden hebben en zich met elkaar konden voortplanten. Maar de ongelijkheid heeft altijd evenzeer en zelfs nog veel krachtiger meegespeeld in de verhouding tussen mensen en volkeren, of rassen en soorten. De auteur gaat dieper in op zowel de theoretische benadering, door de eeuwen heen tot op onze dagen, van deze verhoudingen, als op de praktijken, die zoals we weten geen toonbeeld zijn van medemenselijkheid, en dat is een extreem eufemisme.

    Zelfs wanneer de wetenschappelijke inzichten, naast de psychosociale en de politieke, tot de slotsom komen dat de verschillen weliswaar reëel, maar daarom nog niet essentieel zijn, blijft het moeilijk om iedereen daarvan te overtuigen, en is het nodig om dat in lokale of universele wetten en verklaringen vast te leggen, die tot op de dag van vandaag in niet geringe mate veeleer idealen (moeten) vooropstellen dan dat ze de werkelijkheid zouden beschrijven. Men mag dan al goedschiks of kwaadschiks aanvaarden dat alle mensen ‘eender’ zijn op wetenschappelijke, genetische gronden, de raciale vooringenomenheid blijft bestaan, en blijft leiden tot de meest verwerpelijke discriminatie.

    Een van de meest prangende vragen is ongetwijfeld of de uiterlijke kenmerken van groepen, soorten of rassen gekoppeld zijn aan bepaalde andere eigenschappen, van bijvoorbeeld karakteriële aard, of aan mentale vermogens. Dat dit het geval zou zijn, is altijd al voor heel veel personen een evidentie geweest. Men schrijft aan alle mogelijke ‘soorten’ specifieke eigenschappen toe, men beoordeelt mensen op hun uiterlijk en hun gedrag, en het is moeilijk om niet in stereotiepe benaderingen te vervallen, die zijn al lang vast ingesleten in onze perceptie en ons taalgebruik.

    Wat Midas Dekkers ons leert, zowel op grond van zijn scherpe analyses van vroegere wetenschappelijke en populaire opvattingen over variëteit en ras, als van zijn voorbeeldige uitleg over de huidige stand van zaken op wetenschappelijk, maatschappelijk en politiek gebied, is dat veel van wat we denken of menen te weten het best met een stevige korrel zout genomen wordt. Hij relativeert voortdurend zeer overtuigend en vaak tot op het bot, zonder evenwel tot een globale eigen opvatting te komen die als absolute waarheid kan of moet aanvaard worden. De lezer zal zich uiteindelijk zelf een oordeel moeten vormen, al is het voor Midas Dekkers wel duidelijk welke oordelen wel en vooral welke niet met de waarheid overeenstemmen. Voor de eeuwige en nog steeds brandend actuele discussie over racisme is dit boek een verplichte blikverruimende leerschool in onbevooroordeeld en rigoureus denken.

    In de loop van de lectuur wordt de lezer royaal vergast op een ware plethora aan interessante, nuttige en zelfs noodzakelijke informatie over talloze aspecten van het leven en de studie daarvan. Zelden is zoveel belangrijk materiaal over dit onderwerp zo helder, boeiend, onderhoudend en zelfs intrigerend in een Nederlands van zo hoge literaire kwaliteit verzameld als in dit bewonderenswaardige boek. Bovendien is het bijna luxueus uitgegeven, op groot formaat, rijkelijk en in volle kleur geïllustreerd met artistieke afbeeldingen uit de betrokken perioden. De lectuur wordt niet verstoord door pedante voetnoten, maar de geïnteresseerde lezer vindt moeiteloos alle referenties keurig achteraan in een verantwoording van de illustraties, een uitvoerige literatuuropgave, en een exhaustief register.

     


    Categorie:ex libris
    29-06-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.

    Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid. De mens op zoek naar zijn plaats in de kosmos, 288 blz., Sterck & De Vreese, Gorredijk, 2021, € 25,95.

    In de loop van de evolutie is de mens ontwikkeld tot een wezen dat in staat is om na te denken over zichzelf en zijn omgeving, als een middel om te overleven en te floreren. Voor de meeste mensen betekende dat, zoals nog steeds het geval is, dat men zich enerzijds aanpast aan de omgeving, en anderzijds dat men de omgeving aanpast aan zichzelf. Het is de primitieve mens meteen opgevallen dat de wereld allesbehalve chaotisch is. Er zijn talloze regelmatig terugkerende verschijnselen die niemand ontgaan, zoals dag en nacht en de wisseling van de seizoenen, de schijnbare bewegingen van de hemellichamen, eb en vloed, regen en droogte enzovoort. Ook het biologische leven is gekenmerkt door vaste patronen van geboorte en dood, ontstaan en vergaan, seksualiteit, migratie, eten en drinken en honger en dorst, enzovoort. Vanuit de natuurlijke drang naar zelfbehoud probeert de mens zich te beschermen tegen gevaren en zich profijt te doen met de geboden mogelijkheden. Zich herinneren wat vroeger gebeurd is en het onderkennen van patronen en die situeren in de tijd, laat toe te anticiperen op wat komen gaat. Hoe beter men de toekomst kan voorspellen, hoe minder men gevaar loopt door de gebeurtenissen verrast te worden, en hoe meer men gebruik na maken van gunstige omstandigheden.

    Als de wereld dan niet chaotisch is, is er een systeem dat men kan onderkennen. Dat dag en nacht elkaar afwisselen is een elementair verschijnsel, waaraan wakker zijn en slapen intrinsiek verbonden zijn, zeker zolang men niet in staat is om zelf licht te maken. Veel conclusies hoeft men daaruit niet te trekken. Maar het is niet zo eenvoudig als het lijkt. De dagen worden langer in de zomer en weer korter naargelang het kouder wordt. En deze cyclus herhaalt zich. Men kan het houden bij deze eenvoudige vaststellingen, die in een agrarische gemeenschap de basis vormen van het bestaan. Maar de mens is nieuwsgierig. Op zeker moment gaat men nauwkeuriger observeren en tellen en noteren, en wat men vaststelt is zo verrassend dat men zich stilaan ook gaat afvragen waarom er een voorspelbare regelmaat is. Deze verwondering, ontstaan uit grotendeels praktische overwegingen van zelfbehoud, leidt tot vragen die verder gaan dan dat. De mens is niet tevreden met het vaststellen van regelmaat en wetmatigheden, de mens wil weten waarom dat zo is. De mens wil niet alleen weten, maar ook begrijpen. Kennis blijkt bovendien macht in te houden. Wie beschikt over kennis, is beter gewapend tegen onheil en beter in staat om zaken in eigen voordeel aan te wenden. Wie kennis heeft, staat tevens hoog in aanzien. Aanzien is macht en verantwoordelijkheid. Macht is lucratief. Dat stimuleert het verwerven van kennis, maar ook het privilegiëren van kennis: als iedereen over dezelfde kennis beschikt, vormt kennis geen onderscheid meer tussen de mensen. Wie over kennis beschikt, zal die zo goed mogelijk te gelde maken, en ze beschermen als een kostbaar goed, veeleer dan ze zonder meer met anderen te delen. Het verwerven van kennis wordt een doel op zich, voorbehouden voor enkelingen of een intellectuele of sectaire elite.

    Twee tradities ontwikkelen zich. Enerzijds zijn er sluwe lieden die beweren over kennis te beschikken die hun door de goden medegedeeld is. Het zijn deze goden die de wereldorde beheersen en die naar eigen goeddunken beslissen over wat er te gebeuren staat, hetzij volgens een regelmaat en wetmatigheden, hetzij volkomen willekeurig. De bedoeling van deze priesterkaste is het verwerven van macht en rijkdom. Anderzijds zijn er mensen die gegrepen zijn door de verwondering en op zoek gaan naar aannemelijke verklaringen. De complexiteit van de verschijnselen noopt hen tot steeds verdere verklaringen, die geen vrede nemen met de mythische verhalen en de religieuze contexten van de priesters. Zij leggen de grondslagen van de wetenschap.

    In zijn boek gaat Hans Plets op zoek naar het verhaal van deze wetenschap in onze westerse wereld. Hij behandelt achtereenvolgens de antieke Griekse-Romeinse beschaving, de periode van de Middeleeuwen tot de Moderne tijd, de wetenschap in de Moderne tijd, en ten slotte de hedendaagse wetenschap. Zijn ‘denken spitst zich toe op drie vragen: de vraag naar de kern: wat zijn de bouwstenen van de werkelijkheid en, daarbij aansluitend, hoe komt verandering tot stand? De vraag naar de kosmos: wat is de structuur van de kosmos, hoe is ze (sic) ontstaan en hoe evolueert ze? De vraag naar de kennis: hoe bereik je zekere kennis?’ (blz. 24)

    Aanvankelijk zijn deze vragen verweven: natuurfilosofie is zowel natuurkunde als filosofie, er wordt geen onderscheid gemaakt tussen beide. Men kan geen filosoof zijn zonder kennis van de fysica en de wiskunde. Het is pas veel later dat men filosofische domeinen zal betreden die slechts van ver te maken hebben met de werkelijkheid en zich vooral toespitsen op de kennis en haar draagwijdte, en dat de wiskunde en de fysica een graad van abstractie en autonomie zullen bereiken die hen onbereikbaar zullen maken voor niet-specialisten, filosofen en gewone stervelingen.

    In zijn betoog betrekt de auteur nagenoeg alle belangrijke aspecten, figuren, scholen en tradities van onze westerse beschaving, en dat is op zichzelf al een niet geringe verdienste. Wie zich daarin nog niet heeft verdiept, vindt hier een uitstekende inleiding, maar ook wie al vertrouwd is met de grondslagen van onze beschaving zal hier talrijke nieuwe inzichten verwerven, en belangrijke verduidelijkingen van begrippen en redeneringen die vaag of wazig gebleven waren. Het zou wenselijk zijn dat een dergelijk inzichtelijk overzicht de grondslag zou vormen van het onderwijs in onze scholen en universiteiten, het is elementaire, onmisbare basiskennis.

    Bovendien is het niet alleen geschreven in een vlot leesbare taal en doorspekt met talrijke sprekende voorbeelden en geestige anekdotes, citaten en gezegden, het is ook voorbeeldig gestructureerd tot een sterk samenhangend geheel, verbonden door vele zinvolle rode draden.

    Zelfs in de laatste twee delen, respectievelijk over de moderne en de hedendaagse wetenschap, blijft het betoog begrijpelijk, ook al zijn de behandelde onderwerpen dat vaak niet. Een auteur die erin slaagt om de niet-gespecialiseerde lezer tot het laatst geboeid te houden in een vertoog over kwantumfysica geeft blijk van wel uitzonderlijke educatieve gaven.

    Het boek is opgelucht met talrijke verhelderende illustraties. De keuzes bij de opmaak zijn geslaagd, de tekst is goed leesbaar, de lay-out aantrekkelijk modern.

    Vergeleken met al deze kwaliteiten van het boek lijken de geringe gebreken ervan welhaast verwaarloosbaar. Nederlandse lezers zullen misschien geamuseerd of juist gecharmeerd zijn over bepaalde Vlamismen, zoals het weglaten van de buigings-e. Vlaamse lezers zullen misschien verbaasd zijn over het geslacht van sommige woorden (tijd, kosmos, school). De gebruikelijke verwarring over wat nauwelijks te overschatten en niet te onderschatten is, slaat ook hier enkele keren toe. Typefouten zijn uiterst zeldzaam (morgen, blz. 273), versprekingen bijna onvindbaar (13,8 miljard jaar, blz. 234).

    Niet alleen de auteur, maar ook de Uitgeverij Sterck en De Vreese heeft, met het bestellen en tot stand brengen van dit boek, de Nederlandstalige wereld een grote dienst bewezen. Wij hopen en wensen dat het zijn weg zal vinden naar talrijke lezers van alle leeftijden en gezindten.


    Categorie:ex libris


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!