Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    20-03-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een onsterfelijke ziel?

    Een onsterfelijke ziel? Nee, dankjewel!

    Ik was een jonge snaak van vijftien of zo, toen ik de talrijke leden van het gastgezin waar ik in de weekends verbleef een na een lastig viel met de vraag: weet jij wat de ziel is? Ik kreeg alleen vage of nietszeggende antwoorden, die bevestigden wat ik zelf ook aanvoelde, namelijk dat we niet goed weten wat met dat nochtans (toen, anno 1963, nog) alomtegenwoordige woord en begrip bedoeld wordt. Het kan het verstand zijn, of het gemoed, de levensadem, het (zelf)bewustzijn, de rede, de emoties, het geweten, de persoonlijkheid, de geest, de individuele eigenheid, de essentie, de wilskracht, het cognitief vermogen, de mind (in het Engels) of de mens, anima of animus (Latijn) of de nous (Grieks), de morele identiteit, het intellect, het vegetatieve, affectieve of rationele levensprincipe, het onderbewuste, de intuïtie, het karakter, de wil, de begeerte, het temperament, het brein, of alles wat niet tot het lichamelijke te herleiden is, of een schim in het dodenrijk…

    Sinds mensenheugenis is er over de ziel inderdaad eindeloos veel geschreven, maar als er iets is dat daarbij opvalt, dan is het dat de meningen hopeloos verdeeld zijn, niet alleen over wat de ziel is, maar zelfs over de vraag of er wel zoiets als de ziel bestaat. De ziel behoort blijkbaar tot het rijk van de verbeelding, veeleer dan tot die van de tastbare werkelijkheid. Ondanks experimenten heeft nog nooit iemand de werkelijke aan- of afwezigheid van de ziel kunnen vaststellen: lang geleden woog een onderzoeker ooit een persoon net voor en net na het intreden van de dood, en merkte naar eigen zeggen een verschil van ongeveer 20 gram, maar een ernstig wetenschappelijk bewijs is er nooit geleverd.

    Hoe is het dan mogelijk dat er over een louter verzinsel zoveel te doen is geweest, en dat daarover nog altijd gepraat en geschreven wordt?

    Het is niet omdat iets een verzinsel is, dat het ook zinloos zou zijn. Er zijn wel meer gedachteconstructies waarvan we daarom alleen toch het bestaan en het belang niet betwijfelen, bijvoorbeeld de universele rechten van de mens; die zijn bedacht en geformuleerd, en vervullen een uiterst voorname rol in onze beschaving. Als we echter het begrip ‘ziel’ onderzoeken, botsen we meteen op de elkaar vaak uitsluitende verschillen in betekenis, en op de zeer uiteenlopende kenmerken die men eraan toeschrijft. Het is een niet-eenduidig begrip, dat is wel het minste dat we kunnen zeggen.

    Een van de bekendste voorbeelden daarvan is ontegenzeggelijk de ziel in de christelijke godsdienst. Naast alles wat daarin over de ziel gezegd wordt, is de onsterfelijkheid van de ziel van primordiaal belang. Die vermeende onsterfelijkheid vinden we al terug bij de filosofen van de klassieke oudheid, maar daar gaat het om een nogal academische discussie, zoals men zich bijvoorbeeld ook afvroeg of het universum ooit ontstaan is, dan wel altijd bestaan heeft, kwesties zonder al te veel belang voor het leven en handelen van de individuele mens. In het christendom is dat van meet af aan anders. De verrijzenis, de opstanding uit de dood van Jezus Christus is de grondslag van het geloof, en de basis voor het geloof in het eeuwig leven van de mens. Aangezien het echter voor iedereen duidelijk is dat het lichaam vergankelijk is, moet er wel iets anders zijn in een persoon dat voortduurt. De Kerk leert dat ‘de ziel onsterfelijk is: zij vergaat niet na haar scheiding van het lichaam bij de dood en zij zal zich opnieuw met het lichaam verenigen bij de uiteindelijke verrijzenis.’ (Katechismus (sic), 366)

    De ziel is in het christendom evenwel niet alleen wat de mens onsterfelijkheid garandeert, het is ook de basis voor de goddelijke gerechtigheid, of het vergeldingsprincipe. De mensen stellen vast dat die gerechtigheid hier op aarde soms ver zoek is: goede mensen treft onheil evenzeer, en misdadigers gaat het niet zelden goed. Daarom predikt de Kerk dat de eindafrekening gebeurt na de dood. Dan zal God de goeden belonen en de bozen bestraffen, voor eeuwig. In die zin is de ziel de noodzakelijke factor om de mensen door hoop en vrees hier op aarde op het rechte pad te houden, en onderdanig aan de Kerk.

    De ziel is in deze christelijke context geen verzinsel, maar wel degelijk ‘iets’, maar dan iets van ‘geestelijke’ aard. Wat daarmee bedoeld is, blijft echter onduidelijk. Zelfs de meest strenge materialist aanvaardt zonder meer dat er niet-materiële zaken bestaan, zoals begrippen of meer algemeen ‘betekenis’. Dat is echter niet wat de Kerk voorhoudt. De ziel is niet zomaar een begrip, een idee. Ze is wel degelijk iets, maar dan van bovennatuurlijke aard. Ze wordt door God zelf geschapen, en niet zoals het lichaam voortgebracht door de ouders. Ze is aanwezig in elke persoon. Voor de Kerk is het bovennatuurlijke essentieel, en juist veel reëler en veel belangrijker dan het tijdelijke stoffelijke. Als we het over bovennatuurlijke zaken hebben, houdt echter voor de rationeel denkende mens elk ernstig gesprek onvermijdelijk op, en komen we terecht bij het geloof. De wetenschap en zelfs de filosofie kan over het bovennatuurlijke niets zeggen, daarover althans zijn gelovigen en ongelovigen het roerend eens.

    Binnen die christelijke context is de ziel dus de noodzakelijke vereiste voor de onsterfelijkheid. Maar precies door er iets bovennatuurlijks van te maken, verliest ze alle betekenis voor wie niet gelooft. En samen met het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel vervalt vanzelfsprekend ook elke gedachte aan individuele, persoonlijke onsterfelijkheid van de mens. Het is merkwaardig dat deze gedachte gedurende zoveel eeuwen bijna als vanzelfsprekend aanwezig is geweest in onze westerse beschaving, en daarin zoveel invloed heeft gehad. Er zijn altijd wel personen geweest die eraan getwijfeld hebben en ze zelfs krachtig ontkend hebben, maar dat waren lang grote uitzonderingen. Tot mijn eigen verbazing las ik al jaren geleden een poll op Seniorennet over het leven na de dood: meer dan 75 % van de antwoorden waren negatief, plus nog heel wat twijfelaars, en slechts een heel bescheiden percentage dat uitgesproken positief was. En dat ging dan nog over een oudere bevolkingsgroep, die nog grotendeels in een christelijke traditie was opgevoed.

    Het geloof in het hiernamaals is precair, en dat is niet verwonderlijk, want het is niet alleen bovennatuurlijk, maar gewoon tegennatuurlijk. Wij stellen vast dat al wat leeft ook sterft, niets is meer natuurlijk dan dat. De dood is vanzelfsprekend. Om die rationele vanzelfsprekendheid tegen te spreken, heb je superieure overredingskracht nodig, die echter enkel op het irrationele een beroep kan doen. Dat lukt alleen als er een uitzonderlijk groot machtsapparaat is dat de mensen door indoctrinatie en gezagsargumenten dwingt om daarin te geloven. De Kerk heeft lang die macht gehad, alhoewel we de ernst van het volkse geloof in het hiernamaals niet moeten overschatten, en er steeds twijfel en contestatie is geweest.

    Op onze dagen is met het geloof ook het idee van de onsterfelijkheid zo goed als verdwenen. En aangezien er niets meer overblijft na de dood, is er ook geen behoefte meer aan een ziel. Vandaar dat vandaag nog veel meer dan vroeger niemand nog weet wat precies bedoeld wordt met het begrip ‘ziel’. Het is in onbruik geraakt, net zoals zoveel christelijke begrippen. Is dat een verarming? Ik meen van niet. Het was een op zijn minst onwaarschijnlijk begrip, en echt nuttig was het in de praktijk nooit. Het kon dus evengoed zonder, en in feite zijn we beter af zonder. Het is altijd beter de waarheid onder ogen te zien, veeleer dan in fabeltjes te geloven, en dat is des te meer zo wanneer het over een zo belangrijke zaak gaat als ‘het eeuwig leven’. Als dat niet bestaat, dan is het beter, ja noodzakelijk dat we dat inzien. De dood is het einde van ons bestaan als persoon, en dat besef is veel heilzamer dan de onzalige gedachte van een persoonlijke onsterfelijkheid, niet alleen omdat het een eerlijk inzicht is, en ook nog waar, maar tevens omdat het ons toelaat het leven echt naar waarde te schatten. In de christelijke optiek is ons ‘korte’ leven hier op aarde zo goed als niets in vergelijking met de verwachte eeuwigheid, maar bepaalt wat we hier doen en belijden wel hoe we de rest van die eeuwigheid zullen doorbrengen, gelukzalig of in helse martelingen. Als dat perspectief op de eeuwigheid verdwijnt, zien we pas het leven zoals het is en voor wat het is. Het is dan al wat er is, en dus moeten we daarvan het beste maken, het is onze enige kans.


    Categorie:levensbeschouwing
    06-03-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving

    Jozef kard. De Kesel, Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving, Halewijn, Antwerpen, 119 blz., hardcover, € 17,50

    Met belangstelling had ik uitgekeken naar het boek, eigenlijk een essay, van kardinaal Jozef De Kesel, aartsbisschop van Mechelen-Brussel, het hoofd van de katholieke Kerk in België, over geloof en godsdienst in onze seculiere samenleving. Zoals de titel aangeeft, is de auteur zich wel bewust van het feit dat onze samenleving niet meer als religieus kan omschreven worden. In het eerste gedeelte wil hij deze nieuwe situatie proberen te begrijpen. In zijn analyse gaat hij terug naar het ontstaan van het christendom en schetst hij hoe de religieuze christelijke cultuur die in de laatste eeuwen van de antieke wereld tot stand kwam in het Westen. In die wereld werd de vraag niet gesteld naar de plaats van de godsdienst en de Kerk in de samenleving: de godsdienst bepaalde de samenleving, die bestuurd werd door een dominante, autocratische alliantie van vorst en paus. Daarin is pas verandering gekomen aan het begin van de moderniteit. In de 16de eeuw werd de Kerk en de hele westerse wereld verscheurd door schisma’s en verwoestende godsdienstoorlogen. Het einde van de religieuze eenheid van het christendom was een belangrijke breuk met een lang verleden; voor het eerst werd het unieke christendom in vraag gesteld en ontstonden er verscheidene en tegenstrijdige christelijke Kerken. Pas in 1648 kwam er een voorlopig einde aan de gruwel van de godsdienstoorlogen, en werd principieel erkend dat de godsdienstige overtuiging een persoonlijke kwestie was. Maar ook al in de Renaissance waren de eerste grondslagen gelegd voor de moderniteit, vooral onder invloed van de herontdekking van de klassieke oudheid. De grote ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied van de 16de eeuw gaven een verdere belangrijke impuls aan die beweging, doordat ze verklaringen boden voor de verschijnselen zonder een beroep te doen op een God.

    Van meet af aan benadrukt de auteur herhaaldelijk dat de Kerk zich ten gevolge van deze ontwikkelingen in een crisissituatie bevindt, en hij windt daar geen doekjes om. Hij ziet dat evenmin als een levensbedreigend gevaar, maar veeleer als een gelegenheid om terug te keren naar de oorspronkelijke en ware roeping van het christendom en van elke godsdienst, namelijk om weer ‘het zout der aarde’ te zijn, de stem van God in de wereld die de mens oproept tot een liefdevolle persoonlijke relatie met het opperwezen.

    Wat we hier lezen, en nog wel van de hand van het hoofd van de Kerk in België en een vooraanstaande Romeinse kardinaal getuigt van een merkwaardige bescheidenheid, een uitzonderlijk relativeringsvermogen, met terloops zelfs erkenning van begane vergissingen, en een opvallende verdraagzaamheid. Zelfs in het tweede, meer theologische gedeelte, zijn er maar weinig uitspraken waarachter men zich niet zonder meer kan scharen. De katholieke Kerk wordt voorgesteld en opgeroepen om een religieuze vereniging te zijn, die op grond van het recht op vrije meningsuiting haar boodschap tot de wereld richt, niet zozeer door verkondiging, maar vooral door haar voorbeeldig gedrag. Hier is geen sprake meer van het infame compelle intrare van de ooit zo triomfantelijke Kerk. Een opgedrongen geloof is waardeloos, zo heet het nu. De joodse gelovigen hoeven niet eens bekeerd te worden, en dat geldt eveneens voor de moslims; zij behoren immers allen tot dezelfde religieuze familie.

    Wanneer de auteur echter dieper ingaat op de moderniteit, dat wil zeggen de toestand na het einde van de christelijke theocratie, en met name de situatie op onze dagen, stuiten we enkele minder tolerante, en eerlijk gezegd ook minder begrijpelijke standpunten en uitspraken. De uitvoerige historische theologische en ideologische analyse van de theocratie, of de religieuze cultuur, staat in schril contrast met wat de auteur over de seculiere maatschappij weet te vertellen. In feite beperkt hij zich ertoe vast te stellen dat de hegemonie van de Kerk en de alliantie met het burgerlijke gezag verbroken is. Deze bevrijding van de mens houdt volgens hem echter het gevaar in van een blind dogmatisch secularisme, zonder besef van de eigen grenzen van de moderniteit, waarbij de mens geen enkele instantie buiten zichzelf verdraagt (blz. 42). Hij aanvaardt wel dat het niet de religieuze wetten zijn die de samenleving regeren, maar ‘hoe legitiem en noodzakelijk deze seculiere cultuur ook is, ze is niet de instantie die zin geeft aan het leven noch aan onze inzet in de samenleving. Juist dan wordt ze ideologie die zich aan heel de samenleving wil opleggen. Ze is niet zelf een levensbeschouwing. (…) Ze kan zichzelf niet profileren als de pensée unique voor heel de samenleving. Ze kan niet in de plaats komen van de religie als een soort civiele religie.’

    De auteur lijkt hier twee fundamenteel verschillende zaken door elkaar te halen. De moderniteit, de seculiere cultuur mag inderdaad, zoals hij schrijft, niet de rol overnemen van de religieuze cultuur, maar dat is ook niet wat daarmee bedoeld wordt. De cultuur zonder de hegemonie van de godsdienst is een totaal andere, niet-totalitaire cultuur, gebaseerd op universele vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Het gezag in de maatschappij is op die fundamenteel democratische principes gesteund. Dat is alles. Binnen die maatschappij bestaat uitdrukkelijk ook de godsdienstvrijheid, die zowel het bestaan van godsdiensten aanvaardt als de vrije persoonlijke keuze voor een of andere godsdienst of voor een niet-godsdienstige levenshouding. De seculiere cultuur is niet, zoals de auteur stelt, een unieke ideologie. En dus vergist hij zich ten gronde wanneer hij stelt dat zij de hele cultuur niet kan bepalen en structureren. (blz. 42) Met de hedendaagse Westerse seculiere cultuur wordt niet een combattief atheïsme en antiklerikalisme bedoeld. ‘De moderniteit moet de eerste zijn om de pluraliteit en de vrijheid van de burger en van elke menselijke persoon te eerbiedigen en te garanderen.’ (blz. 43) Dat onderschrijft elke rechtgeaarde vrijzinnige humanist, en zelfs deze rabiate atheïst en antiklerikaal.

    De vergissing van de kardinaal is duidelijk. Hij schrijft aan de seculiere cultuur zaken toe die haar ten enenmale vreemd zijn, en hij ontzegt haar kenmerken die haar fundamenteel eigen zijn. ‘Maar als het gaat om de vraag naar de zin van mijn vrijheid, laat die cultuur mij op mijn honger. (…) Het gaat om de vraag wat ik met mijn leven doe. (…) Op die vraag heeft een seculiere cultuur geen antwoord. (blz. 44) De auteur meent dat een seculiere cultuur louter de individuele vrijheid en zelfontplooiing voorstaat, zonder rekening te houden met de anderen. ‘Het is de vraag van Kaïn: ben ik dan mijn broeders hoeder?’ Van de seculiere mens een Kaïn maken, dat hadden we niet zien aankomen. Ook de beminnelijkheid heeft blijkbaar haar grenzen. ‘Het is wat onze cultuur en de toekomst van onze samenleving zo bedreigt: een individualistische levensvisie en de globalisering van de onverschilligheid. Op de vraag naar wat ik moet doen, waarvoor en voor wie ik me engageer en dus de vraag naar de zin van mijn vrijheid en mijn doen en laten, bestaan geen rationele noch wetenschappelijke antwoorden. (…) Het zijn keuzes en engagementen waartoe de moderne cultuur zelf mij niet inspireert of motiveert.’ (blz. 46-47)

    Blijkbaar is de auteur niet vertrouwd met de geschiedenis en de ideologie van de moderniteit, het erudiete libertinisme, de Verlichting, en de moderne vrijzinnigheid, niet alleen hier in Vlaanderen, maar over de hele Westerse wereld. Hij ziet niet in dat men lang voor het christendom een goed mens kon zijn, en dat dit ook na het christendom en zonder enige religie evengoed of zelfs nog beter mogelijk is. Hij geeft wel toe dat het christendom, en ook de islam, niet zonder fouten zijn, maar hij ziet dat als randverschijnselen, die niets afdoen aan de intrinsieke zaligmakende kracht van godsdiensten. Het is op zijn minst een historisch weerlegbare en ideologisch betwistbare stellingname. Hij blijft bij zijn opinie dat de seculiere cultuur antireligieus is. Dat is echter niet de betekenis van seculier, noch van vrijzinnig, noch van humanistisch, en dat zou hij hoeven te weten.

    Maar hij vervolgt hardnekkig: ‘Toch is het de vraag of een secularistische cultuur en mentaliteit niet juist de ware vooruitgang en ontwikkeling van de mens in de weg staat, juist in datgene wat ons tot mens maakt. (sic, blz. 47) Hij beschuldigt de seculiere cultuur ervan dat ze de religie wil terugdringen tot ‘een puur facultatief verschijnsel, alleen zinvol voor het privébestaan van de burger, zonder verdere maatschappelijke of culturele relevantie…’ (ibid.) (…) ‘geloof behoort tot de vrije meningsuiting. Alleen hebben religieuze overtuigingen, zo wordt gesteld (sic), geen maatschappelijke relevantie. Uiteraard kunnen ze betekenis hebben voor het privéleven van de burger, maar niet voor de samenleving als zodanig. Ze hebben geen maatschappelijke betekenis en ze hebben zich ook niet te mengen in het maatschappelijke en publieke debat.’ Men zal zich terecht afvragen door wie of waar dat zo ‘gesteld’ is. De waarheid gebiedt te stellen dat veeleer het omgekeerde het geval is geweest. Niemand ontzegt de Kerk het recht om haar mening naar voren te brengen, wel het recht om die op te leggen aan de hele maatschappij, zoals dat millennia lang het geval is geweest.

    Toegegeven, er is één korte paragraaf waarin de kardinaal tot bezinning en tot zijn zinnen lijkt te komen. ‘Hier wordt niet beweerd dat godsdiensten de enige bron van zin en motivatie zouden zijn.’ (blz. 49) Maar dat is wel degelijk wat hij in de vorige bladzijden uitdrukkelijk en letterlijk zegt. En hij voegt er, uitzonderlijk nijdig aan toe: ‘Dat zou men misschien maar al te graag hebben: dat de Kerk zich alleen bezighoudt met haar zogenaamde eigen religieuze zaken’. Dat lijkt me een veeleer een intentieproces dan een terecht verwijt, en het werpt helaas een ietwat paranoïde schaduw op dit betoog van de kardinaal. Dat blijkt ook uit een andere sneer: ‘Er wordt daarbij nog altijd uitgegaan van de nu toch wel gedateerde gedachte dat een wereld zonder godsdiensten de beste garantie is voor emancipatie en vooruitgang. Na wat in de 20ste eeuw gebeurd is in Duitsland onder het naziregime en in Rusland en China onder marxistische regimes zou men beter moeten weten.’ Vooreerst, en ik herhaal het, houdt het secularisme de godsdienstvrijheid in als een universeel mensenrecht; en vervolgens waren zowel het nazisme als het Russische en het Chinese communisme schoolvoorbeelden van wat een godsdienst is. De vergelijking van het secularisme met deze aberraties is beledigend en kwetsend.

    Over het algemeen staat de auteur niet verwonderlijk maar wel bewonderenswaardig gunstig tegenover andere godsdiensten, inzonderheid die van het Boek, het jodendom en de islam. Over het gevaar van het extremistische en gewelddadige islamisme zegt hij: ‘Uiteraard is dat gevaar reëel en het zou na de vele aanslagen onverantwoord zijn dat te ontkennen. Maar het is evenzeer onverantwoord om de islam en de moslimgelovigen met dit extremisme en dit geweld te identificeren.’ (blz. 52) Het is een merkwaardige en riskante redenering. Men kan immers terecht de vraag stellen of dat geweld, en dat van de andere godsdiensten, inclusief het eigen christendom, waarnaar de auteur in dezelfde passage verwijst, hetzelfde zou (geweest) zijn zonder die godsdiensten. Maar dan komt de aap uit de mouw: als we de islam daarom zouden privatiseren en marginaliseren, zouden we daarmee ook het christendom viseren. Deze onzalige redenering verleidt de kardinaal echter tot een nog meer gewaagde en bevreemdende gedachte. ‘Net daarom is het onverstandig om religie te privatiseren en op die manier met name ook het christendom te marginaliseren en te neutraliseren. (…) Maar vooral omdat deze tendens tot privatisering, zeker als hij zich algemeen en systematisch doorzet, op religieus gebied een leegte creëert die hoe dan ook gevuld zal worden. Dat is wel het laatst waarvoor we moeten zorgen: dat de islam als enige religieuze mogelijkheid overblijft in een voor de rest volkomen secularistische cultuur.’ (blz. 54-5)

    Hier worden de foute redeneringen nog overtroffen door vuige verdachtmakingen. Als immers de vermeende tendens om de godsdiensten actief te gaan neutraliseren, die zoals gezegd echter niet op rekening van de seculiere cultuur mag geschreven worden, en dus veeleer een waanidee van de auteur is, zich algemeen doorzet, is ook de islam daarvan het slachtoffer, en verdwijnt die evengoed als het christendom. De laatste zin van de geciteerde passage is echter ronduit beledigend voor de islam, en spreekt alles tegen wat Jozef De Kesel in dit boekje over de islam zegt: hij waarschuwt ervoor dat door het christendom te neutraliseren de islam zou triomferen, en hij verklaart zonder meer dat dit zowat het ergste is dat er zou kunnen gebeuren. Waarvan akte. Hij gaat overigens in dezelfde lijn door op dezelfde en de volgende bladzijde.

    Sprekend is ook dat wanneer aangedrongen wordt op onderlinge verdraagzaamheid in de verscheidenheid van overtuigingen, enkel de islam, het christendom en het jodendom vermeldenswaard blijken. Hij geeft nogmaals blijk van zijn benepen visie over levenshoudingen en overtuigingen: enkel de godsdiensten houden zich daarmee bezig. Humanisten, vrijzinnigen en atheïsten hebben daarmee niets te maken, hebben niets te bieden, het zijn slechts egoïsten en onverschilligen. Ze worden in dit boekje dan ook nadrukkelijke ‘gemarginaliseerd en geneutraliseerd’.

    Bij het tweede, theologische gedeelte willen we niet te lang blijven stilstaan. Over het algemeen lijkt de auteur een progressief katholiek geloof en een bescheiden Kerk voor te staan. Voor niet-gelovigen zullen deze bladzijden weliswaar bevreemdend zijn in hun vaak mystieke bewoordingen. Bijvoorbeeld de hele retoriek van zonde en verlossing zal de meeste personen, zelfs gelovigen, tegen de borst stuiten.

    Vaak ook zal men zich vragen stellen bij de universalistische bedoelingen van God en zijn Kerk (‘het christelijke geloof neigt er uit zichzelf toe de religie te worden van iedereen’ (, blz. 78), die in het verleden immers aanleiding gegeven hebben tot zoveel materieel en moreel onheil op grote schaal. Dat erkent de auteur, maar hij beweert dan, toch enigszins verrassend: ‘Gedurende eeuwen heeft het christendom hier in het Westen de status gehad van culturele religie. Maar dat is niet haar vanzelfsprekende status. Het zijn historische omstandigheden die daartoe geleid hebben. Vanzelfsprekend is eerder een seculiere samenleving (mijn cursivering). Het is normaal dat de kerk niet het geheel van de bevolking vertegenwoordigt. Het zou haar geloofwaardigheid zeer aantasten als ze dat in de huidige situatie zou nastreven.’ (blz. 83) Maar wanneer hij vervolgens de joden en de moslims noemt als een teken van Gods heil buiten de Kerk, en daarin zelfs diegenen betrekt die ‘zonder schuld God niet kennen en leven volgens hun geweten’, sluit hij meteen toch bewust of onbewust vrijzinnigen, humanisten en atheïsten uit, die God wel kennen maar niet erkennen. Zij behoren blijkbaar niet tot de ‘allen’ waarvan gezegd wordt dat ze ‘niet zonder Gods genade leven en dat Gods voorzienigheid hen helpt in alles wat nodig is voor hun heil en redding.’ (blz. 83-4) ‘De Kerk is niet geroepen om stilaan zelf de wereld te worden en de ganse samenleving in haar schoot op te nemen’. Mysterieus is dan echter de theologisch belangrijke stelling dat ‘het samenvallen van Kerk en wereld geen historische, maar een eschatologische werkelijkheid.’ (blz. 87) We zien aldus een duidelijke tweespalt tussen passages die afwisselend pleiten voor een bescheiden en een universele Kerk. Het vermoeden rijst dat deze gespletenheid het innerlijk conflict verraadt tussen de eigen overtuiging van de auteur en wat hij als kerkvorst kan, mag en moet zeggen; tenzij er door verscheidene personen aan deze tekst zou gewerkt zijn, wat in de regel gebeurt met kerkelijke documenten.

    We hebben dus te maken met een uiterst complexe tekst. Enerzijds is er een eenvoudige gelovige aan het woord, en wat hij over zijn persoonlijk geloof getuigt, is niet alleen geloofwaardig, maar voorbeeldig. Mochten alle gelovigen maar zo eerlijk, genuanceerd, bescheiden en liefdevol spreken en handelen! Anderzijds worden ons geloofsinhouden voorgehouden waarbij we ofwel de wenkbrauwen fronsen ofwel de schouders ophalen. Maar ten gronde spreekt hier een auteur die een zo merkwaardige opvatting blijkt te hebben over secularisme dat het nauwelijks te geloven valt dat die uit onwetendheid voortkomt, en dus rijst er meer dan een vermoeden van vooringenomenheid en zelfs van intellectuele oneerlijkheid. Het is namelijk onmogelijk dat iemand als Jozef De Kesel geen weet heeft van de andere traditie, die adelbrieven heeft die veel ouder en nobeler zijn dan die van het christendom. Hij kent die ongetwijfeld, al was het maar omdat zijn Kerk die altijd met alle middelen en met kennis van zaken bestreden heeft, zoals hijzelf hier en daar toegeeft. Het is dan ook onbegrijpelijk dat terwijl hij meestal zo genuanceerd, en met vanzelfsprekend evenveel kennis van zaken liefdevol schrijft over geloof en godsdienst, hij herhaaldelijk op een dergelijke opzichtig eenzijdige manier ongenadig te keer gaat tegen de seculiere samenleving. Omdat wij hem terecht bewonderen om zijn oprechte beminnelijkheid en welwillende medemenselijkheid, stoort zijn kwalijke blinde vlek voor het historische en ideologische belang van het vrijzinnige humanisme ons des te meer. Hij vergist zich zo schromelijk over de ware aard van de seculiere samenleving, die hij onterecht bedoelingen toeschrijft die ze absoluut niet heeft. Hij zondigt aldus op dezelfde manier als al diegenen die menen dat ze hun eigen zaak slechts succesvol kunnen verdedigen en redden door het creëren van een fictieve vijand. Jammer.

     

     


    Categorie:samenleving
    04-03-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Godsdienst en wapengeweld

    Het oor van Malchus: godsdienst en wapengeweld.

    In een Bijbelse passage (Mt 26, 47-56) verdedigt Petrus zijn meester met het zwaard wanneer die dreigt gevangengenomen te worden door een gewapende bende dienaren van de hogepriester. Maar Jezus wijst hem terecht: wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan. Dat Jezus vervolgens Malchus’ afgehouwen oor genezen zou hebben, vermeldt enkel Lukas in een overigens betwiste passage.

    Het christendom heeft die uitspraak van zijn legendarische stichter niet ter harte genomen. Toen het een wereldgodsdienst werd, onderging het onvermijdelijk deze ijzeren wet: godsdiensten kunnen niet standhouden zonder wereldlijke macht en wapengeweld. Godsdiensten berusten immers op leugens en vergissingen, en zelfs eenvoudige mensen komen tot die conclusie, waarna ze het absolute gezag van hun Kerk aanvechten of hun geloof opgeven. Wanneer de Kerk de gelovigen niet meer kan overtuigen, moet men hen tot gehoorzaamheid dwingen, en uiteindelijk is dat enkel mogelijk met geweld: boetedoeningen, lijfstraffen, marteling en ten slotte: de doodstraf, niet omdat men een misdaad heeft begaan, maar omdat men kerkelijke regels heeft overtreden.

    Indien men de indruk heeft dat ik het nu heb over lang vervlogen tijden, dan spreken talrijke recente gebeurtenissen dat overtuigend tegen. Godsdiensten worden nog steeds met geweld opgelegd en in stand gehouden, en dan vooral de islam. Het zou echter een fundamentele vergissing zijn om de godsdienst als het doel te beschouwen van het middel, het geweld. Het gaat immers altijd enkel om de macht. Er zijn altijd mensen die de macht willen grijpen, die anderen aan zich willen onderwerpen, om allerlei voor de hand liggende redenen, maar ten gronde omdat zij heerszuchtig zijn. Iedereen wil zo aangenaam mogelijk leven, maar niet iedereen wil de anderen daarvoor laten opdraaien. Sommige mensen wel, en die kennen geen grenzen, ze gaan over lijken. Men kan mensen aan zich onderwerpen door hen te overtuigen, hetzij met goede argumenten, hetzij met leugens en bedrog, maar geweld heeft steeds het laatste woord. Heerszuchtige mensen hebben altijd al ingezien dat godsdienst een uitstekend middel is om het gezag te doen gelden, zeker bij eenvoudige, goedgelovige mensen. De combinatie van wapengeweld of militaire macht met een godsdienst is altijd al een bijzonder succesrijke onderneming gebleken. Mensen leven op hoop en angst. Angst voor geweld, hoop op beterschap. Dictators gebruiken angst, godsdiensten de hoop en angst. Burgerlijke machthebbers steunen uiteindelijk op de dreiging met allerlei vormen van geweld om de mensen te doen gehoorzamen aan hun wetten, godsdiensten overtuigen de mensen om te doen wat hun opgelegd wordt. In beide gevallen gaat het om de uitoefening van de macht. Maar een godsdienst is machteloos indien die niet beschikt over afdoende middelen om de gelovigen tot onderdanigheid te dwingen.

    De taliban in Afghanistan zijn een goed voorbeeld van deze problematiek. We mogen ons echter niet laten misleiden door hun retoriek: het gaat hun echt niet om de godsdienst, om de islam, het gaat om de macht. Ook hier zijn het heerszuchtige lieden die anderen aan zich willen onderwerpen, en ze gebruiken daarvoor alle middelen, zowel het wapengeweld als de godsdienst. Beide zijn middelen, geen doel, het doel is uitsluitend de macht, met al haar voordelen. Wie aan de macht is, hoeft niet meer te werken, beschikt over alle voordelen, kan zich alles permitteren. Dat is wat die lui drijft. Geloof me vrij, ze geloven net zomin in het godsdienstige verhaal als ikzelf, zeker niet de mensen aan de top. Het rabiate religieuze fanatisme is meer iets voor zeer simpele lieden, zoals elk fundamentalisme.

    In de grond is er niets verkeerd met ambitie en zelfs met een gezonde dosis heerszucht: in een samenleving zijn er leiders nodig, mensen die het voortouw nemen en die beslissingen nemen en uitvoeren die voor iedereen gelden. Maar dan hebben we het wel over een democratisch staatsbestel, waarin de beslissingen gezamenlijk genomen worden door de meerderheid van de verkozen vertegenwoordigers van het volk, en niet door de willekeur van gewapende terroristen en ‘door God’ gekozen geestelijke leiders. We hebben het over rationele beslissingen, en niet over oekazes en idiote en funeste religieuze voorschriften. We hebben het over mensenrechten, en niet over de rechteloosheid van een geterroriseerde bevolking. De bedoeling van geweldenaars is mensen aan zich te onderwerpen. De bedoeling van de democratie is de vrijheid van de burgers.

    Afghanistan is sinds tientallen jaren, zo niet eeuwen, een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet. Er is geen enkele verdedigbare reden waarom vreemde grootmachten of bondgenootschappen daar de dienst zouden gaan uitmaken. Het Afghaanse volk heeft recht op autonoom zelfbestuur over het eigen grondgebied. Andere staten beslissen dan maar hoe ze omgaan met zijn leiders en welke plaats het land kan innemen in de internationale politiek en economie. Er zijn in de wereld nog altijd dictaturen en theocratieën, of we dat graag hebben of niet. Het ware beter dat die er niet waren, maar het heeft, zo leert ons de geschiedenis, geen enkele zin om dictaturen en fundamentalistische staten gewapenderhand omver te willen werpen.

    Men zal me ongetwijfeld wijzen op de Tweede Wereldoorlog. Had men de Nazi’s dan moeten laten begaan? Natuurlijk niet: elk land heeft het recht om het eigen territorium en de onafhankelijkheid met alle geoorloofde middelen te verdedigen. Het wordt echter bedenkelijk wanneer men daarbij bondgenootschappen afsluit. Zolang de U.S.A. niet rechtstreeks aangevallen werd door Duitsland, mochten zij in feite Duitsland de oorlog niet verklaren, en dat hebben ze aanvankelijk ook niet gedaan. Het is pas toen er sprake was van ‘de geallieerden’ dat zij in de oorlog in Europa betrokken raakten. Bij dergelijke allianties en internationale bondgenootschappen kan men veel vragen stellen. Op die manier immers kan een land militair ingrijpen in een land waardoor het niet aangevallen werd. Wanneer dat in Hongarije gebeurde door de Sovjet-Unie, sprak iedereen hier daar schande van. Maar niet toen de U.S.A. ingreep op tal van plaatsen over heel de wereld, zonder aangevallen te zijn, zoals in Korea, of Irak. Het Westen veroordeelde het Warschaupact van het communistische Oostblok, maar zag helemaal geen graten in de tegenpool daarvan, de NATO. Kleine en grote landen kunnen worden meegesleurd in een machine infernale van verdragen en bondgenootschappen, zoals bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Het alternatief, namelijk elk land overlaten aan zijn eigen mogelijkheden om zich te verdedigen, lijkt niet echt erger, maar stelt kleine landen wel bloot aan de overmacht van staten die over een groter militair apparaat, of zelfs maar een grotere economie beschikken. De geschiedenis leert ons dat kleine staten hoe dan ook altijd het onderspit delven: als ze al niet gewapenderhand veroverd worden, worden ze gekoloniseerd of komen ze in de ‘invloedssfeer’ van een groter land, zoals West-Europa na de Tweede Wereldoorlog onder de U.S.A., of Cuba van Castro onder de U.S.S.R.

    Er is slechts één alternatief, en dat is de democratie. Waar een ware democratie bestaat, heerst vrede, zo simpel is het. Maar ook gevestigde democratische landen kunnen vergissingen begaan, bijvoorbeeld door zich te laten meeslepen in onzalige avonturen van het bondgenootschap waartoe ze behoren. België heeft niets verloren in de landen waar het militair optreedt in NAVO-verband, zoals Afghanistan of het Midden-Oosten, noch toentertijd in Rwanda; Nederland had niets verloren in Srebrenica.

    We zullen het met Afghanistan moeten doen zoals het er nu uitdraait als de westerse troepen er eindelijk weg zijn, zoals we het met de U.S.A. onder Trump moesten stellen, en met Belarus of Wit-Rusland onder Loekasjenko, en met Rusland onder Poetin, enzovoort. We moeten blijven dromen van een wereldwijde democratie en daarvoor ook ijveren, maar enkel met democratische middelen.

    Als atheïst treed ik de boodschap bij dat wie met het zwaard omgaat door het zwaard zal vergaan. Geweld roept geweld op. Maar ook de godsdiensten, niet het minst de christelijke, gaan in dezen niet vrijuit. Petrus droeg blijkbaar een zwaard, en na hem ook Paulus, zoals op het schitterende schilderij van Rubens; hij voerde al het zwaard als vervolger van de eerste christenen, maar zijn figuurlijke zwaard (gladium spiritus, het zwaard van de geest, Ef. 6, 17) was des te meer verwoestend. Het is zijn wrede doctrine die het christendom en onze hele beschaving heeft getekend, veeleer dan de zachtmoedigheid van het evangelie (dat hij overigens niet kende, aangezien hij het nergens vermeldt).

     

     


    Categorie:samenleving


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!