Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (169)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    26-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mestkevers?

    Het begon nog voor de Vlaamse en ‘Belgische’ verkiezingen met een reactie op Facebook: iemand maakte zich zogezegd zorgen over de gevolgen van al de overlopers van Vlaams Belang naar de N-VA: die partij zou nu wel rekening moeten houden met die nieuwe achterban. Die gedachte dook na de verkiezingen zowat overal op: het Vlaams Belang is helemaal niet dood, integendeel: ze hebben nu de N-VA ingepalmd en zullen zo hun racistisch programma realiseren. CD&V-er Eyskens ging nog een stap verder: die ‘radicale’ VB-ers die naar de N-VA zijn overgestapt, waren helemaal niet welkom bij CD&V. Ook De Gucht (VLD) sloot zich daarbij aan: de N-VA zou nu wel veel meer racistisch worden, met al die VB-ers.

    Uit dat alles blijkt een grote minachting voor de kiezers van het Vlaams Belang, ook voor hen die de overstap gemaakt hebben naar een andere partij. Men beschouwt hen als personen die het partijprogramma van die partij voor de volle 100% aanhangen, terwijl ze niet meer gedaan hebben dan (ooit) voor die partij stemmen. Ik heb in mijn leven al voor ongeveer alle partijen gestemd, behalve VB, maar ik was het nooit helemaal eens met welk partijprogramma ook, en dat geldt voor de meeste kiezers: je stemt voor een partij omdat die het meest aansluit bij jouw opvattingen. Het is vaak een keuze uit armoede…

    Kiezers zijn onafhankelijke wezens, het zijn geen trouwe partijsoldaten; het aantal leden van een politieke partij is relatief zeer klein: voor het Vlaams Belang is dat aanzienlijk minder dan 20.000, voor N-VA waarschijnlijk meer dan 40.000, CD&V misschien rond de 70.000, VLD rond 60.000, SPa rond 50.000 (benaderende cijfers van omstreeks 2010, de partijen zijn niet scheutig met informatie over hun ledenaantal). Bijna alle partijleden van de traditionele partijen zijn ook (of vooral?) lid van de bijhorende mutualiteit en vakbond. Het aantal partijleden is dus een zeer kleine fractie van de kiezers van die partij. Het is dus een elementaire denkfout om kiezers te verwarren met partijleden, en een even zware vergissing om te denken dat kiezers kunnen vereenzelvigd worden met een partijprogramma.

    Karel De Gucht noemde het Vlaams Blok destijds ‘mestkevers’. Toen men hem erop wees dat het wel heel grof was om mensen zo te omschrijven, probeerde hij zich te verschonen door te stellen dat hij niet de kiezers bedoelde, maar de partijtop, die onwetende mensen met valse informatie voor zich deed stemmen. Het is toen weinig mensen opgevallen dat zijn beeldspraak in die interpretatie nog veel grover was: als de mestkever de partijtop is, wat zijn dan de kiezers? Mestkevers (Geotrupes stercorarius) voeden zich en hun jongen met mest, die ze in mestballen rollen en zo naar het nest brengen. Als de partijtop de mestkevers zijn, dan zijn de partijleden en de kiezers… mest, drek, stront. En dat is precies wat De Gucht en anderen over die mensen denken, zoals blijkt uit de reacties van politici en teleurgestelde maar onnadenkende leden van andere partijen. Bart De Wever daarentegen neemt een strikt democratisch standpunt in: elke kiezer is voor hem een persoon en dus even waardevol als een andere.

    Misschien moeten we daar toch even over nadenken. In een samenleving verschillen mensen van opinie, en hoe vrijer en opener de samenleving, hoe groter en duidelijker ook de verschillen van mening zullen zijn. Waar er vrijheid van mening en van meningsuiting is, zullen talrijke opinies naar voren komen, en dat is goed, wat ook die opinies zijn. Want wanneer die vrijheid er niet is, wordt één bepaalde opinie opgedrongen, en worden alle andere onderdrukt. We weten waartoe dat leidt. We moeten dus als democraten niet alleen respect hebben voor alle mensen, maar ook voor alle opinies, hoezeer die ook afwijken van onze eigen opvattingen.

    Dat wil niet zeggen dat alle opinies even waardevol zijn: het is duidelijk dat racisme niet in overeenstemming is met de universele verklaring van de rechten van de mens, en dus moet bestreden worden. Ik heb het echter moeilijk om (aanzetten tot) racisme ook strafbaar te maken. Racisme als opvatting, als mening, zou zoals alle andere opvattingen moeten kunnen bestaan, en het ziet er naar uit dat dit in feite ook het geval zal zijn gedurende ten minste nog enkele decennia of zelfs eeuwen, indien het ooit zal verdwijnen. Maar elke misdaad die vanuit racistische overwegingen wordt begaan, moet vanzelfsprekend zoals alle andere misdaden bestraft worden. Of die motivering, die overigens niet altijd gemakkelijk te verifiëren is, een verzwarende omstandigheid vormt, is een uiterst moeilijk te beantwoorden vraag, waaraan ik mij (hier en nu) niet zal wagen.

    Ik zei het al: racisme moet bestreden worden, maar enkel door er andere opinies tegenover te plaatsen, door in gesprek te gaan met personen die er racistische gedachten op na houden, door hen te overtuigen van hun ongelijk, niet door hen te veroordelen of te minachten. Men moet zich immers altijd afvragen waarom iemand tot dergelijke opvattingen gekomen is.

    Wij hebben in Vlaanderen tijdens de voorbije halve eeuw een merkwaardige en ingrijpende evolutie doorgemaakt, ook op het punt van de ‘vreemdelingen’ in onze samenleving. Omzeggens niemand had hier in 1950 ooit een buitenlander gezien, laat staan een vreemdeling die zich hier vestigde. Dat veranderde plotsklaps met de immigratie van niet-Europese buitenlanders, die vasthielden aan hun taal, cultuur en godsdienst, en die ook als ‘vreemdeling’ herkenbaar waren door hun huidskleur en andere fysieke kenmerken. Dat was voor alle Vlamingen een nieuw feit en een uitdaging.

    Positief was de kennismaking met vertegenwoordigers van een andere cultuur en met mensen met een verschillende huidskleur en enkele niet-essentiële andere lichamelijke kenmerken, die het besef bijbracht dat mensen verscheidene vormen kunnen aannemen, maar steeds mensen blijven en als dusdanig moeten gerespecteerd worden, wat niet vanzelfsprekend is: er bestaat bij veel mensen een spontane huiver tegenover het zichtbaar andere. Men moet de mensen dus de tijd geven om te wennen aan de nieuwe situatie en hen helpen om in te zien dat de verschillen totaal onbelangrijk zijn. Dat is onvoldoende gebeurd, en dat is een ernstige misrekening gebleken.

    Als negatief werd de verstoring ervaren van de gevestigde samenleving door de intrede van personen van externe oorsprong. Zelfs indien dit als een verrijking beschouwd wordt, wat niet voor iedereen meteen het geval was, moet men nog begrip opbrengen voor de spontane aarzelende of angstige reacties van de autochtone bevolking, en zelfs voor enkele ronduit afwijzende reacties. Dat wil niet zeggen dat men die reacties moet goedkeuren, aanmoedigen, vergoelijken of goedpraten. Wanneer eenmaal de politieke beslissing gevallen is om mensen van vreemde origine naar hier te halen of toe te laten zich hier te vestigen, moet men rekening houden met de gevolgen van die beslissing, zowel voor de allochtone als voor de autochtone bevolking. Er is dan immers geen sprake meer van ‘vreemdelingen’: wanneer iemand hier legaal verblijft, moeten we dat zonder meer aanvaarden en die persoon beschouwen als een volwaardig lid van onze gemeenschap, met alle voorrechten en verplichtingen die dat met zich meebrengt.

    Dat brengt ons bij de vraag van de integratie. In hoeverre moeten immigranten zich aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden? Ik vind dit een onterechte vraag: niemand moet zich aanpassen. Er zijn immers geen voorwaarden verbonden aan de toekenning van een verblijfsvergunning of zelfs het burgerschap. Wij vragen niet dat een Zweedse EU-ambtenaar een van onze landstalen kent, net zoals we dat niet vroegen van de Italiaanse, Turkse of Marokkaanse gastarbeiders. Wij mogen hen wel aanmoedigen om een van die talen te leren gebruiken, en moeten hen daartoe ruimschoots de gelegenheid geven, maar een verplichting kan het niet zijn, tenzij dat vooraf zo bepaald is. Of het haalbaar of opportuun is dergelijke voorwaarden op te leggen, is zeer de vraag, een vraag die wellicht binnenkort brandend actueel wordt, en die door verschillende politieke partijen anders bekeken wordt, naargelang hun kiezers tot de ene of de andere groep behoren. Voor het overige kunnen we alleen maar hopen dat immigranten zich gaandeweg voldoende aanpassen aan hun omgeving om problemen en conflicten te vermijden.

    Die integratie is, zoals we overal ter wereld vaststellen, niet verzekerd. Sommigen passen zich zo goed aan, dat men zelfs na enkele maanden niet meer merkt dat het om immigranten gaat, anderen passen zich helemaal niet aan, zelfs niet na verscheidene generaties. Er zijn gemengde huwelijken, maar er zijn ook personen die uitsluitend binnen de eigen groep huwen en leven. Het is onwaarschijnlijk dat, zoals sommigen voorspellen, binnen afzienbare tijd alle mensen over heel de wereld er eender zullen uitzien, niet alleen in hun kleding en gebruiken, maar ook qua huidskleur. Het lijkt veel waarschijnlijker dat er homogene groepen zullen blijven bestaan met typische lichaamskenmerken en culturen, en dat leden daarvan zich over de hele wereld zullen verspreiden, en daar al dan niet gemengde huwelijken zullen aangaan en zich al dan niet of ten dele zullen aanpassen.

    Vlaanderen is bijna onherkenbaar veranderd sinds 1950. In de homogeen ‘Vlaamse’ traditionele samenleving zijn er nu talloze externe elementen binnengekomen, en ongeveer een miljoen personen van vreemde herkomst, ongeveer 15% van de Vlaamse bevolking. Dat is een spectaculaire en onomkeerbare verandering, die zich grotendeels geluidloos voltrokken heeft. Het zou getuigen van weinig inzicht in de menselijke aard indien men zou verwachten dat dit door iedereen voetstoots zou aangenomen worden en rimpelloos zou verlopen. Niemand, op onrealistische uitzonderingen na, denkt er nog aan terug te keren naar de toestand van voor 1950. Maar velen menen dat wij moeten nadenken over de immigratie in Vlaanderen.

    Het gaat dan niet om personen van binnen de EU: die mogen zich vrij bewegen over de oude landsgrenzen heen, zoals ook de burgers van de Verenigde Staten dat mogen binnen dat uitgestrekte land. Maar ook die beslissing wordt door velen veeleer aarzelend onthaald: er zijn immers aanzienlijke verschillen op zowat alle gebieden tussen de inwoners van de verschillende landen van de EU, naast opvallende gelijkenissen. Het gaat dan vooral over de immigratie van buiten de EU, zoals die uit Afrika, Azië en de landen van Oost-Europa die niet tot de EU behoren.

    Velen zijn van mening dat men immigratie uit die landen moet beperken, maar de redenen daarvoor zijn allesbehalve duidelijk. Men is het eens over het principe dat asielzoekers moeten opgevangen worden, maar wie daarvoor in aanmerking komt? Wij kunnen onmogelijk alle vluchtelingen uit alle brandhaarden ter wereld hier opvangen; welke keuzes maken we dan? Wat met economische vluchtelingen? Uiteindelijk stelt zich de vraag of we het vrij verkeer van personen en het recht om zich ergens te vestigen moeten uitbreiden tot de hele wereld, of niet. Indien niet, waarom dan? En welke beperkingen willen we, en waarom die en geen andere? Als alle mensen gelijk zijn, waarom moeten er dan nog grenzen zijn? Behoort het tot de universele mensenrechten om zich vrij om het even waar te vestigen? Het zijn ernstige en ongemeen belangrijke vragen, waarmee we in de komende decenniën voortdurend zullen geconfronteerd worden, terwijl we nog maar amper de economische immigratiegolven hebben verteerd van de vorige eeuw, en de integratie van die immigranten nog verre van voltooid is, wat zelfs voor hun kinderen en kleinkinderen nog steeds tot schrijnende toestanden leidt, bijvoorbeeld met betrekking tot hun kansen op de arbeidsmarkt, zelfs indien zij (hoog)geschoold zijn.

    Het vreedzaam samenleven van mensen van verschillende herkomst is zonder enige twijfel altijd in zekere mate minder vanzelfsprekend dan in meer homogene groepen. Die problemen hebben echter uitsluitend te maken met culturele verschillen, niet met enige essentiële ongelijkheid tussen de mensen omwille van hun herkomst, huidskleur of wat dan ook. Dat betekent dat die verschillen gelukkig niet onoverkoombaar zijn, maar anderzijds zou het een zware vergissing zijn om die problemen om die reden te onderschatten: de mens is essentieel een cultureel wezen, en past zich slechts geleidelijk aan aan nieuwe omstandigheden, ook als die nieuwe mogelijkheden tot ontplooiing bieden.

    Laten we ons dus hoeden voor kwetsende uitspraken over onze medemensen, ook wanneer we het niet eens zijn met de opvattingen die zij erop na houden. En laten we samen ernstig nadenken, zowel over de eventuele beperkingen die wij wensen aan te brengen bij de universele rechten van alle mensen, als over het vreedzaam samenleven van cultureel zeer diverse mensen.

    Tot slot heb ik nog een landbouwkundige raadgeving voor wijnbouwer Karel De Gucht: mestkevers zijn uiterst nuttige wezens; door het begraven van mest en het omwoelen van honderden kilo’s grond per hectare hebben zij een veel groter ecologisch belang dan men toch nog toe vermoedde.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een eerbaar Vlaams nationalisme

    Telkens ik blijk geef van mijn Vlaamse gevoelens, krijg ik daarop reacties. Meestal verwijt men me mijn nationalistische neigingen, en dat begrijp ik niet goed. Want precies de mensen die zich zo heilig verontwaardigd kanten tegen elk Vlaams nationalisme zijn de hevigste voorstanders van het Belgisch nationalisme. Het gaat hen dus niet om nationalisme als dusdanig, maar om het Vlaams nationalisme, en dat is op zijn minst verdacht.

    Men kant zich tegen ‘het’ nationalisme omdat dit in het verleden al zo vaak de oorzaak is geweest van onheil. Het meest voor de hand liggende voorbeeld is dan het Duitse nationaal-socialisme, het Nazisme. Maar ook de gebeurtenissen in een aantal Oost-Europese landen na de val van de Sovjet-Unie passen in dat beeld, met Milosević, Karadzić, Mladić als pijnlijke uitschieters. Maar was in die gevallen het nationalisme wel de oorzaak van het onheil? Zeker, men heeft ingespeeld op nationalistische gevoelens van bepaalde bevolkingsgroepen. Dat doen alle naties, ook de V.S. en Rusland en China, en ook België. Het hangt er allemaal van af tot wat men oproept. De ‘slechte’ voorbeelden die men aanhaalt hadden te maken met geweld, onaanvaardbaar en zinloos geweld. Maar het zou verkeerd zijn om nationalisme met geweld te vereenzelvigen en daarom alle nationalisme te verwerpen.

    De waarschuwingen van Karel De Gucht tegen het Vlaams nationalisme in Knack (2013) zijn wel erg misleidend en totaal ongepast. Hij schrijft: “Sinds de Eerste Wereldoorlog is die tendens in Vlaanderen aanwezig, en zij (de N-VA) belichamen die. Alles wat er de afgelopen honderd jaar is misgegaan in Europa, is het gevolg van nationalisme. Dat heeft ons in het verderf gestort. Tot mijn laatste snik zal ik blijven vechten tegen dit gevaarlijk fenomeen.” Zelfs met de beste wil van de wereld kan men het niet met hem eens zijn als hij zegt dat het nationalisme de oorzaak is van ALLES dat is misgegaan in Europa in de laatste honderd jaar. We kunnen zo enkele frappante voorbeelden opnoemen van foute zaken die niets met nationalisme te maken hebben, wereldwijd: de economische crisis van de jaren 1930, de uitroeiing van de joden in West-Europa, de oorlog in Vietnam en buurlanden, de aantasting van de ozonlaag, de broeikasgassen, de oorlog in Irak, de recente bankencrisis, Fukushima… We kunnen ook een aantal positieve evoluties vermelden die een gevolg zijn van nationalisme: de dekolonisatie, de val van de Sovjet-Unie en de bevrijding van de landen achter het IJzeren Gordijn, de vreedzame splitsing van Tsjecho-Slowakije, de stappen in de richting van een Palestijnse staat, de eenmaking van Duitsland en ja: de ontvoogding van Vlaanderen.

    Het probleem is dus niet het nationalisme op zich: elk land is in zekere mate en in zekere zin terecht nationalistisch. Waarom zouden we anders zo vasthouden aan de nationalistische organisatie van onze internationale instellingen, sportmanifestaties zoals de WK en de Olympische Spelen en dies meer? Niemand, ook De Gucht niet, is tegen nationalisme. Ik zie hem Obama niet verwijten dat hij nationalistisch is, ook al is Obama dat veel meer voor zijn land dan de N-VA het is voor Vlaanderen. De N-VA wil immers geen onafhankelijkheid, maar autonomie van Vlaanderen binnen de Europese Unie. Obama denkt er nog niet aan om de V.S. te laten opgaan in een groter geheel, de V.S. blokkeren talloze internationale overeenkomsten, onder meer die in verband met het milieu en met de vervolging van oorlogsmisdadigers. De Vlaams-nationalisten zien België alleen maar als een overbodige tussenschakel. Zij willen deel uitmaken van Europa, niet van België, omdat België geen enkel voordeel biedt en niets dan onduldbare ondemocratische nadelen.

    Wij moeten durven aanvaarden dat er nog zoiets is als een ‘volk’. Ik weet het, het is een zwaar beladen term. Maar het is mijn overtuiging dat die term beantwoordt aan een realiteit die men niet kan ontkennen. Niemand betwist dat er zoiets is als het Nederlandse volk, of het Franse, het Duitse, het Amerikaanse, het Braziliaanse enzovoort. Ik bedoel daarmee vanzelfsprekend niet de zogeheten autochtone bevolking, maar iedereen die burger is van dat land. Welnu, er is niet zoiets als een Belgische burger. Men is Vlaming, Waal, Brusselaar of lid van de Duitstalige Gemeenschap, en dat zijn zeer verschillende statuten, op tal van vlakken, inclusief de meest essentiële. Dat heeft historische gronden, en die kan men niet negeren of ongedaan maken. Het heeft ook geen zin om te wijzen op reële verschillen tussen de Vlamingen (zoals het ‘feit’ dat West-Vlamingen en Limburgers elkaar niet zouden verstaan), want die verschillen zijn hooguit folkloristisch, terwijl de verschillen met de andere Belgen diepgaand en structureel zijn.

    Wij Vlamingen kunnen ons geen Belg voelen, omdat er niets zoiets is als Belg zijn. België is een kunstmatig door de toenmalige grootmachten cynisch in het leven geroepen staat, niet omdat de Belgen recht hadden op een eigen staat, maar omdat dit die grootmachten goed uitkwam. Wij hebben België niet gewild. En in de bijna tweehonderd jaar sinds die kunstmatige en ongewenste creatie ex nihilo heeft België Vlaanderen steeds behandeld als een kolonie. Zelfs vandaag nog wordt Vlaanderen geregeerd door een Vlaams-hatende en Nederlands-onkundige dynastie en bestuurd door een uitsluitend Franstalige premier aan het hoofd van een regering die geen meerderheid heeft in Vlaanderen.

    Wij Vlamingen zouden wel willen Belg zijn en Belgisch nationalistisch, maar wij kunnen het niet. België is ons vaderland niet, Belgisch is onze moedertaal niet. Wij hebben behoefte, zoals alle burgers van alle landen, aan een oprecht en eerbaar nationalisme en patriottisme, maar dat kunnen wij niet opbrengen voor dit België, alle (dronken) Rode Duivels ten spijt.

    Daarom zijn wij bezig met de ontmanteling van dat infame, nutteloze en voor Vlaanderen gevaarlijke België. En iedereen vindt dat goed, zelfs de huidige regering. Zij maakt zich sterk dat zij de grootste staatshervorming heeft doorgevoerd die er ooit is geweest. Het staat dan ook in de grondwet dat België bestaat uit autonome gewesten en gemeenschappen. Artikel 35 zegt dat de volledige verantwoordelijkheid bij de gewesten en gemeenschappen ligt, die dan onderling uitmaken wat ze eventueel samen wensen te doen. En het Vlaams nationalisme is bij uitstek en historisch Europees en internationaal geïnspireerd, in tegenstelling met sommige andere nationalismen, ook binnen de Europese Unie. Een Vlaamse autonomie is geen hinderpaal voor internationale samenwerking en voor de realisatie van een verenigd Europa, integendeel. Europees commissaris De Gucht vergist zich (niet voor het eerst) van tegenstander: geen enkele partij in Vlaanderen of Europa is zo fundamenteel Europees gezind als de Vlaamse N-VA.

    Ik besluit. Er is niets verkeerd met een gezond nationalisme, dat gesteund is op de reële samenhorigheid van een volk. Een dergelijk nationalisme staat internationale samenwerking niet in de weg, maar bevordert het. België verhindert dat nationalisme, zowel bij Franstaligen als bij Vlamingen. Daarom is het nodig dat België verdwijnt. Belangrijke stappen zijn al gezet, maar de laatste loodjes wegen het zwaarst: het koningshuis, de federale regering, het federaal parlement, het leger en een aantal nationale administraties en instellingen. Maar het Belgisch kaartenhuisje is gedoemd om vroeg of laat volledig ineen te storten. Laten we dat voorzichtig maar kordaat aanpakken en tot een goed einde brengen.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    22-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaams nationalist, ik?

    Mensen die mij een beetje kennen, verbazen zich erover wanneer ze vernemen dat ik uitgesproken Vlaams voelend ben. Hoe kan dat nou? Karel is een individualist, die in geen enkele groep thuishoort; een rationeel denker, die lak heeft aan romantische begrippen als vaderland, moedertaal, volksaard of historische natie; een universalist veeleer dan een nationalist; een wereldburger veeleer dan een… Vlaming.

    Niet dus.

    Hoe combineer ik dan mijn hoge idealen met een ‘bedenkelijke en voorbijgestreefde’ ideologie als het Vlaams nationalisme?

    België maakt mij dat uiterst gemakkelijk.

    Zie je, ik ben een democraat in hart en nieren. Het is mijn diepste overtuiging dat wij allemaal gelijk zijn en evenwaardig, dat niemand beter is dan een ander. Wij zijn verschillend, natuurlijk, er zijn geen twee mensen identiek. Maar we zijn allemaal mens, niet meer en niet minder. Als we dus ons samenleven willen ordenen, dan moeten we dat doen in overleg met elkaar. Als we van mening verschillen, dan moeten we dat uitpraten en elkaar proberen overtuigen. In dat gesprek zullen de argumenten doorwegen, niet het aantal personen dat ze aanhangt. We zullen ons daarbij laten leiden door onze democratische principes: vrijheid, gelijkheid, solidariteit, en er nog aan toevoegen: milieubewustzijn, als een specifiek en onvermijdelijk gevolg van de eerste drie.

    Absolute democratie is maar mogelijk in uiterst kleine gemeenschappen. Op grotere schaal hebben we andere systemen nodig. In beschaafde landen is dat volksvertegenwoordiging, waarbij de vertegenwoordigers vrij verkozen worden voor relatief korte ambtstermijnen. En daar wringt het Belgisch schoentje.

    België is ontstaan als een historisch compromis na de val van Napoleon, in een poging om rust te brengen in een Europa dat door oorlogen geteisterd was. De Unie van België en Nederland onder de vorm van een onafhankelijk koninkrijk moest een geloofwaardige buffer vormen tussen de aartsrivalen, Frankrijk en Duitsland. Maar die kunstmatige unie van zeer verschillende delen was gedoemd om te mislukken. Vlaanderen en Nederland waren al gescheiden van in de zestiende eeuw en Nederland was protestants, Vlaanderen katholiek. Wallonië en een intellectuele en economische elite sprak Frans. Nederland wilde België vernederlandsen. De koning was een ambitieuze Nederlander en Nederland samen met Vlaanderen woog zwaar door binnen de unie.

    Dat was op zich al voldoende om al na enkele jaren de unie op te blazen. In 1830 werd België onafhankelijk van Nederland.

    Daarmee waren de interne tegenstellingen echter niet opgelost. Er was de taalkwestie, waarbij het Nederlands stelselmatig verdrukt en uitgeroeid werd, hoewel het door de meerderheid werd gesproken. Er was het economische onevenwicht, met een verpauperd Vlaanderen, dat bovendien intellectueel een grote achterstand had, terwijl Vlaanderen wel de grootste bevolking had. Er was ook een ideologische en religieuze verdeeldheid, met een overwegend conservatief katholiek Vlaanderen en een overwegend ongelovige en antiklerikale Belgische bourgeoisie en een groeiend aantal socialistische bewegingen in het geïndustrialiseerde zuiden, terwijl het noorden hoofdzakelijk agrarisch bleef.

    Dat alles leidde tot een eindeloze resem conflicten en compromissen. Vlaanderen werd steeds belangrijker op alle gebied en eiste meer zelfbestuur. Dat werd stilaan verworven in opeenvolgende staatshervormingen. Wij zijn nu zo ver dat er in de grondwet staat dat België bestaat uit verschillende gewesten en gemeenschappen, die allemaal een vorm van zelfbestuur hebben. De staatsstructuur is daaraan aangepast. Vlaanderen heeft een eigen regering en parlement, met rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordigers die autonoom wetten kunnen stellen.

    Er blijft echter nog een centraal bestuur bestaan, het federale niveau. Ook daar is er een parlement en het is precies daar dat het Belgische schoentje knelt. De federale volksvertegenwoordigers worden rechtstreeks verkozen, niet federaal echter, maar in elk van de gewesten. Vlaanderen verkiest Vlaamse federale parlementsleden, Wallonië Waalse, Brussel Brusselse. Ook de politieke partijen zijn opgesplitst, er zijn geen federale partijen meer. Vlamingen kunnen niet voor Waalse partijen stemmen en omgekeerd; enkel Brusselaars kunnen voor Brusselse partijen stemmen.

    Kijk, daar heb ik het moeilijk mee.

    In een democratie verkiest de burger rechtstreeks zijn vertegenwoordigers in het parlement. Je stemt voor een persoon of een partij, en op die manier beïnvloed je de manier waarop het land geregeerd wordt. Je kan zo, op een bescheiden manier, bepalen hoe je zelf leeft. De verkozenen zijn aan jou verantwoording verschuldigd. Als ze hun werk niet naar jouw zin doen, stem je de volgende keer voor anderen.

    Het federale parlement en de federale regering zijn slechts gedeeltelijk rechtstreeks verkozen. Ik kan niet stemmen voor of tegen Waalse of Brusselse partijen of personen, en toch maken die deel uit van het parlement en van de regering. Dat zijn dus vertegenwoordigers van anderen, niet van mijzelf. Het is vandaag zelfs zo, dat de partijen die de meerderheid uitmaken, geen meerderheid hebben in Vlaanderen. Vlaanderen, dat ten minste twee derden uitmaakt van België, wordt geregeerd door mensen die grotendeels niet verkozen zijn door Vlaanderen. De Belgische minister van binnenlandse zaken, bijvoorbeeld, beslist voor heel België, maar is niet door Vlaanderen gelegitimeerd. De partijen die de federale regering vormen, betekenen in Vlaanderen niets, terwijl de grootste Vlaamse partij niet tot de Belgische regering behoort.

    Vlaanderen en Wallonië zijn twee verschillende staatkundige entiteiten. Zij hebben een eigen parlement en een eigen regering en een eigen administratie. Niemand die dat betwist, in tegendeel: alle partijen willen de autonomie van de gewesten uitbreiden. Maar men houdt desondanks toch vast aan een federale structuur voor de belangrijkste domeinen: binnenlandse zaken, sociale zaken, economie, begroting, buitenlandse zaken, justitie, verkeer, ‘defensie’, of beter: oorlog.

    Als ik het niet eens ben met wat de federale regering, een federale minister, het federaal parlement beslist, dan kan ik daar niets tegen doen, ik kan zelfs niet laten blijken dat ik het niet goed vind. Het federale ontsnapt voor een groot deel aan mijn democratisch recht op controle. En dat kan ik niet hebben, als rechtgeaard democraat. Als men in mijn naam regeert, dan eis ik het recht op om mij daarover uit te spreken bij de verkiezingen, en dat kan dus niet in België. De Belgische staatshervormingen en hun compromissen hebben dat onmogelijk gemaakt. Zij hebben wel de verkiezing van de volksvertegenwoordigers naar de gewesten verplaatst, maar niet de macht, die is federaal gebleven.

    De macht wordt dus uitgeoefend door vertegenwoordigers die niet door het hele volk verkozen (kunnen) worden. Dat is niet zomaar een democratisch deficit, dat is het tegenovergestelde van democratie. Dat lijkt als twee druppels water op de situatie die wij hadden voor het algemeen enkelvoudig stemrecht, toen grote delen van de bevolking hun stem niet konden uitbrengen: vrouwen, ongeschoolden, economisch zwakken. Ook nu zijn er vertegenwoordigers voor wie wij niet kunnen stemmen.

    Ik eis dus het herstel van de elementaire democratie: enkel wie rechtstreeks door mij verkozen is, heeft het recht om beslissingen te nemen over mij. Waalse, Brusselse of Duitstalige partijen, vertegenwoordigers of ministers zijn illegalen als het over Vlaanderen gaat. Dat ze over hun eigen mensen beslissen en door hen beoordeeld worden in het kieshokje!

    Ik ben dus een Vlaamse nationalist, niet omdat ik vind dat Vlaanderen zo anders is dan al het andere, of beter, of belangrijker, of mooier, maar omdat ik Vlaming ben en democraat. Ik wil helemaal niet dat Vlaanderen beter behandeld wordt dan andere delen van België of van Europa, ik vraag alleen dat wij Vlamingen daarover kunnen beschikken, zoals dat in alle andere landen gebeurt.

    Dat de Europese Unie steeds belangrijker wordt, heeft daar niets mee te maken: dat is immers voor alle Europeanen zo, dus daar komt de democratie niet in het gedrang. Ik ben dan ook even overtuigd Europees in mijn denken en aanvoelen als Vlaams. Het Europese niveau waarborgt ons dat we beslissingen nemen die niet kleinschalig of kleinzielig zijn. Het Vlaamse niveau functioneert volgens het heilige principe van de subsidiariteit: leg de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid op het laagst mogelijke niveau en beslis alleen op een hoger niveau wanneer dat een aanwijsbaar voordeel oplevert.

    Als Wallonië en Brussel niet zo verschillend waren van Vlaanderen op zowat alle gebied, dan was er ook geen probleem. Dan zouden er geen afzonderlijke Waalse en Vlaamse en Brusselse partijen zijn, geen afzonderlijke parlementen en regeringen. Maar wij zijn verschillend, zeer verschillend, ook structureel en administratief en ideologisch, niet zomaar vaagweg emotioneel. Democratie moet daarmee rekening houden. Zolang dat niet gebeurt, kan het in België niet goed gaan. Democratie is een heilig recht. Zolang daaraan afbreuk gedaan wordt, moeten wij blijven protesteren.

    Als Vlaming erger ik mij aan een eerste minister die mijn taal radbraakt (laat hem dat woord eens uitspreken…), die een ideologie voorstaat die in Vlaanderen minder dan tien procent van de stemmen haalt en die met Vlaanderen zoveel affiniteit heeft als met de Aleoeten of Myanmar. Maar ik erger mij vooral aan het fundamenteel ondemocratisch karakter van het Belgisch staatsbestel. Kunnen stemmen voor de volksvertegenwoordigers die in jouw naam regeren, is zowat het enige democratische recht dat je als burger kan uitoefenen, eens om de vier, vijf of zes jaar. Als men ons zelfs dat afneemt, dan gaan we met recht en reden op onze achterste poten staan. En als de Walen, Brusselaars en Duitstalige Belgen vijf minuten hun verstand zouden gebruiken, dan zouden ze inzien dat ze dat beter ook zouden doen. Er zal immers ooit een dag komen, ook binnen de bestaande Belgische staatsstructuur, dat de Vlamingen van hun meerderheid zullen gebruik maken om beslissingen te nemen over Brussel, Wallonië en de Oostkantons, desnoods tegen hun eigen wil in.

    Dan zal je wat horen!


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    21-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voor een democratisch Vlaanderen

    Ik heb me tot nog toe niet gemengd in het verkiezingsdebat. De lijnen tekenen zich vrij duidelijk af in de peilingen, en komen vrij goed overeen met mijn eigen voorkeuren en aanvoelen, en dus zag ik geen goede reden om te proberen mijn medemensen te overtuigen van het gelijk van de enen, of het ongelijk van de anderen.

    Toch moet een en ander me van het hart voor we allen ons democratisch recht gaan uitoefenen in het stemhokje.

    Vooreerst is er de kwestie van de zwakkeren in de samenleving, de mensen met het kleinste inkomen en geen noemenswaardig bezit. Die vaag omschreven groep, waarvan niemand precies weet hoe groot die is, of hoe arm, lijkt dezer dagen een gegeerde prooi te zijn voor politici. De socialisten werpen zich op als de enige verdedigers van die groep. Maar de traditionele socialistische partij, met al haar verzuilde aanhangsels en satellieten, lijkt als twee druppels water op de andere traditionele partijen. Het valt mij steeds weer op dat haar partijtop, net zoals die van de socialistische mutualiteit, de vakbond enzovoort, helemaal niet bestaat uit personen die tot de groep behoren die zij zeggen te vertegenwoordigen. Het zijn allemaal mensen met een goede opleiding en een vaste en goed betaalde baan. Partijgetrouwen bezetten de hoogste functies in het land en strijken daarvoor onbetamelijke miljoenensalarissen op. De officiële socialistische partij in Vlaanderen heeft niets meer van een partij van de armen: het is een lokale branche van een multinational (De Internationale?) die vergelijkbaar is met zeg maar IBM. Een poging om de partij ‘roder’ te maken, vond vanzelfsprekend weinig gehoor bij de (niet-arme) leden, en werd in de kiem gesmoord door het partijbestuur. Geen wonder dat een alternatieve socialistische partij ontstond bij de echte armen. Wij wensen die idealisten veel succes toe, maar betwijfelen of ze veel invloed zullen kunnen uitoefenen op het politiek proces, zelfs indien ze de kiesdrempel zouden halen.

    Andere partijen willen die armen veeleer ‘beschermen’. Dat wil zeggen dat men hen bepaalde sociale voordelen wil toestaan, zoals een betaalbare gezondheidszorg, werkloosheidsuitkeringen, lage belastingen enzovoort. Dat heeft altijd iets weg van paternalisme: de meer gegoede personen staan via de belastingen een deel van hun inkomen af, zodat de behoeftige personen niet van honger omkomen. Ook hier zijn het dus niet de armen die de sociale zekerheid in handen hebben en er de administratie over voeren, maar goedbetaalde, goed opgeleide burgers die zelf beslissen hoever ze willen gaan in hun liefdadigheid. Bij de meer burgerlijke partijen zijn de armen geen ‘natuurlijke’ kiezers, maar een groep die men ‘niet wil achterlaten’, en waarvan men hoopt dat ze uit dankbaarheid voor deze liefdadigheid toch voor de partij zullen stemmen.

    Sommige burgerlijke partijen gaan nog iets verder. Ze zien in dat paternalisme en liefdadigheid uit den boze zijn: ze zijn een blijk van minachting voor de armen. Bovendien houdt men op die manier de armen gevangen in hun armoede: aangezien deze personen dank zij uitkeringen kunnen overleven zonder te werken, te sparen, te plannen, te sorteren, te studeren enzovoort, overleven zij in hun weinig benijdenswaardig bestaan en vormen zo een blijvende poel waarin vooral populistische partijen naar cliënten en stemmen kunnen vissen. Tegen dat cliëntelisme, die politieke klantenbinding die sinds vele jaren vooral in Wallonië de dienst uitmaakt, komt in Vlaanderen steeds meer verzet, niet het minst omdat de werkende Vlamingen zijn gaan beseffen dat zij goeddeels de rekening betalen, via onzalige Belgische transfers naar het zuiden van het land, voor dat verderfelijk modern systeem van uitbuiting van de zwakste personen. De PS, de Franstalige socialistische partij verdedigt de armen niet, ze teert op hen, en de ontelbare mandatarissen en acolieten van die partij verdienen, zoals Didier Bellens, schatten aan hun ‘inzet’ voor werkloze, haveloze, uitzichtloze migrantenkinderen.

    Als men dus echt iets wil doen voor de zwakste personen in onze samenleving, dan moet men proberen hen uit die armoede te halen. Niet door hen te overstelpen met al bij al karige uitkeringen, waarmee ze amper kunnen overleven, maar door hen aan te moedigen om hun leven in eigen handen te nemen, werk te vinden, een plaats te veroveren in het economisch systeem en zo volop mee te genieten van de voordelen van het maatschappelijk bestel. Gemakkelijker gezegd dan gedaan, hoor ik je al zeggen: het is moeilijk om een goede baan te vinden, het is crisis, weet je wel. Ja, maar er zijn ook honderdduizenden banen die maar niet ingevuld geraken, en niet alleen hooggekwalificeerde. We importeren (en tolereren tersluiks) massaal buitenlandse werkkrachten die hier als laaggeschoolden eenvoudige handenarbeid verrichten, of hogere banen innemen die niet ingevuld geraken met ‘Belgen’, die nochtans het beste onderwijs ter wereld krijgen.

    Er moet dus iets gedaan worden om meer mensen aan het werk te krijgen, en meer en meer gaan politieke partijen inzien dat een overdreven sociale zekerheid wel eens een van de oorzaken zou kunnen zijn van de zogenaamde harde werkloosheid. Men ziet dus in vrijwel alle partijprogramma’s besparingen opduiken in de sociale zekerheid, en dat is een goede zaak.

    Een ander heikel punt is het evenwicht in de staatshuishouding: wij mogen van Europa niet (veel) meer uitgeven dan we verdienen. De uitgaven van de staat mogen dus niet hoger zijn dan de belastingen, om het nogal cru te stellen. Dat lijkt min of meer te lukken, de laatste tijd, maar we zitten wel met een onvoorstelbare schuldenberg uit het verleden, en de toekomst ziet er niet echt rooskleurig uit, maar veeleer grijs: het aantal gepensioneerden zal spectaculair toenemen, en indien er niets gedaan wordt, zal dat leiden tot een zwaar deficitaire begroting, tot meer leningen en dus een nog hogere rentelast, en uiteindelijk tot het failliet van de staat.

    Alle partijen zijn het erover eens: de staat moet besparen, moet dus minder uitgeven, of meer inkomsten verwerven, of beide. Er zijn allerlei voorstellen, maar het lijkt allemaal verdacht veel op gerommel in de marge: hier en daar wat wegsaneren, vooral onopvallende ingrepen die niemand verontrusten, maar waarvan men de desastreuze gevolgen niet overziet. Bovendien zijn nieuwe belastingen geen goed verkiezingsmateriaal. Elke partij wil dus de uitgaven beperken, maar dat betekent dat de burgers nog minder zullen terugkrijgen van hun belastingen, die toch al de hoogste ter wereld zijn. Slechts één enkele partij stelt een eenvoudige maatregel voor, die meteen resultaat oplevert en die de sociale verhoudingen niet fundamenteel schaadt: een indexsprong, dat wil zeggen: de salarissen en uitkeringen eenmalig bevriezen, dus één keer niet automatisch aanpassen aan de stijging van de levensduurte. Het is een beproefd systeem, dat in het verleden bewezen heeft dat het economische winst oplevert zonder een sociaal bloedbad te veroorzaken.

    Die automatische koppeling van lonen en uitkeringen aan de levensduurte ligt overigens bij velen onder vuur. Wij zijn blijkbaar het enige land ter wereld waar dat zo strikt het geval is. Men kan dat zien als een sociale verworvenheid, maar ook als nefast voor onze concurrentiekracht. Vanzelfsprekend moet er een bepaalde koppeling blijven bestaan, zeker indien de levensduurte spectaculair zou stijgen; het is trouwens voor een dergelijk scenario dat die koppeling ontworpen is. Wanneer er slechts een lichte of geen stijging is, heeft die koppeling geen enkele invloed en is dus relatief of zelfs absoluut onbelangrijk: een partij die in deze tijd zweert dat zij de ‘index’ zal behouden, belooft dus weinig of helemaal niets, het is alsof je belooft dat morgen de zon opgaat, gratis nog wel. De socialistische partijen waren overigens de eersten om een indexsprong te veroorzaken door het manipuleren van de goederen en diensten die men in aanmerking neemt voor het berekenen van de levensduurte, of door het sjoemelen met de prijzen van die producten: een btw-verlaging op de energieprijzen zorgde ervoor dat er geen indexsprong kwam, en bespaarde de staat zo miljarden; er werd echter met geen woord gerept over de inkomsten die de staat zo moest ontberen.

    De eindeloze werkloosheidsuitkeringen liggen onder vuur, zowel vanuit een terecht rechtvaardigheidsgevoel als om financiële reden: ze zijn even sociaal onverkoopbaar als onbetaalbaar. Er zal dus iets moeten mee gebeuren. Allicht zal er een hopelijk niet zo talrijke groep van mensen zijn die niet geschikt zijn om actief deel te nemen aan het productieproces en de verzorgingsstaat. Aan die personen moet men een waardig bestaan verzekeren. Ook tijdelijke werkloosheid moet men gepast opvangen. Maar wie wel kan werken, maar geen werk heeft, kan niet eindeloos op kosten van de gemeenschap leven en moet binnen een redelijke termijn actief ingezet worden in het maatschappelijk leven.

    En dan zijn er nog de ethische kwesties. De CD&V blijft koppig vasthouden aan haar christelijke naam, en maakt dat ook waar door bijvoorbeeld over euthanasie, abortus en de rechten van homoseksuele personen zeer conservatieve standpunten in te nemen, en maakt zo elke vooruitgang op dat punt moeilijk of onmogelijk, tegen de uitdrukkelijke wil van de meerderheid van de Vlamingen in. Daaruit blijkt dat zij niet zozeer de wil van het volk verdedigen, maar bij wet de wil van de katholieke kerk aan de bevolking willen opdringen, of wetten verbieden die mensen toelaten zelf te beslissen over het eigen lot. Dat soort van katholieke betweterigheid hoort werkelijk niet meer thuis in de 21ste eeuw. Een absolute scheiding van kerk en staat impliceert dat de kerk zich onthoudt van elke inmenging in de staat. Het subsidiëren van godsdiensten, en van godsdienstig geïnspireerd onderwijs, behoort niet tot de essentiële taken van de staat.

    Jij en ik, lieve lezers, hebben onvoldoende informatie, kennis en doorzicht om te weten hoe het allemaal moet. Voor wie moeten we dan stemmen?

    Dit lijken me enkele nuttige vuistregels:

    1. Een programma dat alleen maar meer belooft voor iedereen, is ongeloofwaardig: iemand zal ooit de rekening moeten betalen.

    2. Door aan de staat een nog grotere rol toe te bedelen, maakt men mensen afhankelijk van parasitaire systemen en organisaties.

    3. Mensen aanmoedigen om actief deel te nemen aan het economisch leven, leidt automatisch tot meer welstand voor iedereen.

    4. Wie voor en op kosten van de gemeenschap werkt, op welke manier ook, mag daarvoor een billijk loon ontvangen, maar er zijn grenzen. Wie als politicus of in overheidsdienst buitensporig rijk geworden is, heeft zich verrijkt op jouw kosten, met jouw belastinggeld.

    5. Er moeten slechts zoveel belastingen geïnd worden als nodig is om de elementaire verplichtingen van de staat na te komen.

    Wij stemmen zondag ook voor het Vlaams parlement en voor de Vlaamse vertegenwoordigers in het Belgisch parlement. Houd er dus rekening mee dat de Belgische staatsstructuur in belangrijke mate zal bepalen hoe het je de volgende vijf jaar zal vergaan. Het zullen, zoals in de voorbije legislatuur, in belangrijke mate Franstalige politici zijn die de dienst uitmaken, politici voor of tegen wie je niet kan stemmen zondag. Als je echter van mening bent dat er een einde moet komen aan dat totaal ondemocratische systeem, als je wil dat Vlaanderen eindelijk volledig zelfbestuur krijgt, stem dan niet voor een partij die hardnekkig het vermolmde, onwerkbare België verdedigt, maar voor een partij die er zich in de eerste plaats voor inzet dat alle inwoners van Vlaanderen autonoom en democratisch kunnen beslissen over hun eigen toekomst, vrij van arrogante en ondemocratische Franstalige betutteling.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    12-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Julian Barnes, The Sense of an Ending

    Julian Barnes, The Sense of an Ending, London: Jonathan Cape, 2011, 150 pp., € 12,50 (hardcover), maar er zijn goedkopere aanbiedingen, tweedehands zelfs voor minder dan één euro.

    Dit boek won de Man Booker Prize in 2011. Ik kocht het toen, omdat ik nogal van Barnes houd en begon het toen ook te lezen. Het sprak me niet meteen aan, en dus liet ik het links liggen, ik heb wel beter te doen dan boeken lezen die me niet aanspreken. Gisteren gaf ik het een tweede kans, maar het resultaat was niet beter dan bij de eerste poging. Ik heb het dan snel doorgelezen, en uiteindelijk met een diepe zucht van teleurstelling en frustratie neergegooid.

    Ik ben verbaasd. Barnes is een uitstekend auteur, van wie ik al verscheidene boeken las en lovend besprak. Dit lijkt wel door iemand anders geschreven, of door Barnes toen hij 18 was of zo. Of anders is het een persiflage, een parodie op dit soort verhalen. Het lijkt immers onwaarschijnlijk dat Barnes een dergelijk plot ernstig kan bedoeld hebben, daarvoor is het te dun, te doorzichtig, te sensationeel, te onwaarschijnlijk, teveel een opeenstapeling van clichés. En de geforceerde diepzinnig lijkende maar in feite puberale bespiegelingen van de ik-persoon maken het alleen maar erger.

    Verbaasd ook dat een dergelijke korte roman, eigenlijk niet meer dan een novelle, en dan nog met zulke evidente tekortkomingen, de prestigieuze Man Booker Prize krijgt. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat Barnes iedereen, inclusief de jury, bij de neus genomen heeft met deze pastiche.

    De commentaren zijn verdeeld: sommige spreken van een meesterwerk ondanks de beperkte omvang, andere zijn meer genuanceerd en doen hun best om hun teleurstelling niet al te zeer te laten merken. Men mag het met mij oneens zijn, maar voor mij is dit een waardeloos boek: als men het ernstig neemt, is het zo slecht dat het lachwekkend wordt; als men het leest als een persiflage, is het zo onbenullig dat het irritant wordt. Ik zie dus geen enkele reden om het te lezen. Wat een teleurstelling!

    Ik eindig met een terzijde uit het boek, dat echter wellicht Barnes’ schuldige binnenpretjes verraadt. De ik-persoon vraagt in de snackbar waar hij vaak gaat eten of de huisbereide (hand-cut)frieten voor hem ook dunner konden gesneden worden. Na enig over en weer gepraat met de verbaasde patron blijkt dat hand-cut op het menu niets anders betekent dan dat de frieten dik zijn; ze worden niet ter plaatse en vers dik gesneden met de hand, maar komen zo van het industriële aardappelverwerkende bedrijf, met hand-cut als technische term voor dikke frieten.

    Ook dit boek is niet echt hand-cut, dus eerlijk artisanaal ter plaatse bereid uit verse producten; het is een wel heel flauwe grap van deze auteur. De werkelijke waarde ervan wordt perfect uitgedrukt door de prijs voor de tweedehandse exemplaren: niet meer dan enkele eurocenten. Dat een auteur als Barnes zich hiertoe verlaagd heeft, is onbegrijpelijk.

     


    Categorie:literatuur
    Tags:literatuur
    08-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Recensie: Ludo Abicht, Democratieën sterven liggend.

    Ludo Abicht, Democratieën sterven liggend. Kritiek van de tactische rede, Antwerpen/Utrecht: Houtekiet, 2014, 214 blz., € 18,95 (paperback).

    Ludo Abicht (1936) schreef dit boek in zijn intussen bekende stijl: wijdlopig, gezapig badinerend, met talrijke nevengedachten en ondergeschikte bijzinnen, overvloedige verwijzingen naar andere werken, naar anekdoten en gebeurtenissen uit het verleden of de actualiteit, in bladzijden lange paragrafen zonder enige typografische of structurele adempauze. Ik noemde het eerder al een waar teksttapijt dat zich schier eindeloos en onappetijtelijk voor de lezer uitspreidt. Het vraagt telkens weer een inspanning om aan de volgende uitzichtloze portie van die woordenvloed te beginnen.

    Abicht heeft ook de irritante gewoonte om geen komma’s te plaatsen tussen opeenvolgende vervoegde werkwoordvormen. Dat maakt sommige zinnen erg lastig om lezen en begrijpen: ‘Dat dit verlangen naar zekerheid des mensen is wordt mooi geïllustreerd in…’ (blz.41). ‘… een beschrijving die ofwel niets betekent, want vanaf het moment dat iemand het om welke reden dan ook niet met je eens is en dat ook zegt kan je als controversieel bestempeld worden.’ (blz. 113).

    De auteur komt traag op gang. De inleiding loopt op tot dertig bladzijden, maar maakt de lezer niet wijzer over de bedoeling van het boek of de structuur van wat hem te wachten staat. Het vraagt van de lezer een akte van geloof om zich er doorheen te worstelen, in de hoop dat de volgende hoofdstukken enig soelaas zullen bieden. Maar ook dat valt tegen. Het is pas ruim voorbij de helft van het boek dat Ludo Abicht enigszins op dreef komt en dat zijn opzet duidelijk(er) wordt. Het blijkt te gaan om een kritiek op de verschillende maatschappijmodellen, ideologieën en economische en sociale theorieën, waarbij telkens de vinger gelegd wordt op tere plekken en open wonden. Stilaan laat de auteur ook zijn eigen voor- en afkeuren blijken, zij het altijd relativerend en wel erg begripsvol voor het menselijk tekort.

    Wanneer de auteur naar het einde van zijn boek dan toch aanstalten maakt om na de kritiek ook naar oplossingen uit te kijken, heeft hij het al even moeilijk om uitgesproken keuzes te maken, hetzij voor remedies voor het falen of de aberraties van de bekende systemen, hetzij om een radicaal ander systeem aan te prijzen. Een hoofdstuk draagt als titel: ‘Voor een christendom zonder God’, een ander ‘Voor een communisme zonder leiders’. Daarmee wrijft hij inderdaad zout in de wonden, maar indien hij ervan overtuigd is dat door het weglaten van God en de leiders die systemen plotseling wel werkbaar zouden zijn, overtuigt hij geenszins.

    God is immers de essentie van het christendom, en leiders de essentie van het communisme zoals van alle ondemocratische systemen. Het zijn ideologieën die uitgaan van hun eigen gelijk, dat ze afleiden uit heilige geschriften, openbaringen, ernstige filosofieën of idiote prietpraat, en die anderen dwingen om te denken zoals de ideologie het voorschrijft. Terecht spreekt Abicht van fundamentalisme, maar hij lijkt te geloven in een toekomst voor een gemitigeerd en dus niet-fundamentalistisch christendom en communisme, en misschien wel een verlichte Islam, en dat lijkt wel erg problematisch, zowel theoretisch als praktisch.

    Terecht besluit de auteur, zij het pas in de allerlaatste bladzijden, en toch nog erg aarzelend, dat enkel een radicaal alternatief uitkomst biedt, namelijk een democratisch en sociaal bestel.

    Ludo Abicht zet zich terloops en tersluiks maar toch opvallend herhaaldelijk af tegen het kapitalisme. Dat is meestal terecht, maar in tegenstelling met zijn waardering, ondanks de kritiek, voor bepaalde aspecten van fundamentalistische systemen, heeft hij bitter weinig aandacht voor het onmiskenbare succes van het kapitalistisch systeem, dat grotendeels verantwoordelijk is voor de materiële welvaart en de technologische vooruitgang die het leven van zeven miljard mensen mogelijk maken, een ver van volmaakt leven, maar een veel beter leven dan voor de opeenvolgende industriële revoluties. Hij vraagt zich op geen enkel ogenblik af wat de ultieme drijfveer is voor het menselijk handelen, en dat is toch de hamvraag.

    Stel dat een of ander fundamentalistisch systeem gelijk zou hebben, dat het in staat zou zijn om iedereen gelukkig te maken, zoals ze overigens allemaal pretenderen. Dan nog blijft men voor het probleem staan om iedereen daarvan te overtuigen: een onmogelijke opgave. Dan is er geen andere mogelijkheid dan dwang, fysiek en mentaal. En bijgevolg verlaat men de democratie. Een ideologie of een maatschappijmodel moet dus gebaseerd zijn op iets dat noodzakelijk aanwezig is in elke mens, en waarvan niemand met geweld moet overtuigd worden. Er is een lange traditie in het denken die stelt dat zelfbehoud intrinsiek aanwezig is in elk levend wezen. Het is wat de biologische evolutie aandrijft en wat mensen ertoe aanzet om niet alleen in leven te blijven, maar het eigen lot te verbeteren. Het winstprincipe van het verguisde kapitalisme is dus geen inhumaan verderfelijk bedenksel van misdadige machtswellustelingen die enkel uit zijn op het verwerven van zoveel mogelijk persoonlijke rijkdom, maar het essentieel kenmerk van alle leven.

    Vanzelfsprekend moeten we dat principe correct duiden, anders komen we inderdaad terecht in hetzelfde destructieve fundamentalisme. Zelfbehoud is voor alle leven en dus ook voor de mens een individuele aandrift, die echter enkel in gemeenschap beleefd en waargemaakt wordt. Geen enkel wezen kan individueel of als soort overleven, en de mens, als de onmiskenbaar hoogste trap van de biologische evolutie, is voor zijn bestaan en voortbestaan als soort totaal afhankelijk van de samenleving, de maatschappij, de beschaving waarin wij leven. Dus geen sociaal Darwinisme, dat men veel beter niet met de naam van Darwin zou associëren, aangezien het niets te maken heeft met zijn theorieën, geen ongeremd egoïsme en winstbejag, geen strijd van allen tegen allen, maar het welbegrepen inzicht dat de mens essentieel een sociaal wezen is.

    Dat ziet ook Abicht in, maar hij legt helaas het verband niet met het biologische, genetische principe van het zelfbehoud. Hij roept op tot een verdediging, een voortdurende strijd voor het behoud van het sociale en van de democratie, en dat siert hem, en het maakt dit boek uiteindelijk leesbaar en verdienstelijk. Maar hij blijft ervan overtuigd dat de mensen moeten overtuigd worden (door anderen, zoals hijzelf) van het belang van die sociale democratie, en vrijwel nergens blijkt dat hij zich ervan bewust is dat wanneer men anderen moet overtuigen van iets, er steeds overredingskracht nodig is, en dus een vorm van ‘geweld’.

    Men zou kunnen stellen, zoals Abicht ook doet, dat het Verlichtingsideaal, namelijk het ‘verlichten’ van alle mensen, zodat ze uit zichzelf het goede zien en het ook doen, de oplossing is. De ervaring leert ons echter dat dit een utopische gedachte is. Ook het opvoeden van de hele mensheid tot helder denken, kan enkel onder dwang, en is dus gedoemd om te mislukken. En zelfs mensen die perfect in staat zijn om helder te denken, doen dat daarom niet altijd, en doen daarom ook nog niet altijd het goede. Wij zijn niet volmaakt en zullen dat allicht nooit zijn, dat zou de geschiedenis ons althans moeten geleerd hebben.

    Als we eerlijk zijn, moeten we toegeven dat het enige principe dat echt werkt, dat van het zelfbehoud is. Als we daarop wijs kunnen verder bouwen, hebben we enige kans op slagen. Alle andere principes neigen uiteindelijk naar geweld, ook wanneer ze vertrekken van de meest verheven idealen. Dat is de verrassende paradoxale conclusie die ik overhield aan dit boek: niet de gepredikte naastenliefde, of de afgedwongen broederlijkheid en opgelegde gelijkheid zijn de idealen die we moeten nastreven; we moeten integendeel enkel ons welbegrepen egoïsme volgen.


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    06-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Recensie: Paul Frentrop, Het jaar 1759.

    Paul Frentrop, Het jaar 1759. Een doorsnede van de Verlichting, Amsterdam: Prometheus, 2014, 224 blz., € 19,95 (paperback). Noten, bibliografie, z/w afbeeldingen.

    Dat er nog een boek meer verschijnt over de Verlichting kan alleen maar toegejuicht worden. Het is een van de meest boeiende periodes uit onze beschavingsgeschiedenis, en de discussies die toen op gang zijn gekomen of vaste vorm hebben gekregen, beroeren ons vandaag nog steeds.

    Zowel bij de eerste aanblik van dit boek, dat op het kaft prominent het bekende schilderij van François Boucher etaleert waarop een naakte jonge vrouw als een onverholen seksobject van machtigen en rijken en nu als een wel heel weinig subtiel commercieel lokkertje prijkt, als na lezing van de veertien korte hoofdstukken, moeten we onze vreugde over deze nieuwe publicatie echter behoorlijk temperen.

    Laten we eerst het jaartal uit de titel verklaren. De auteur gebruikt het als de rode draad die door zijn betoog heen loopt, maar veel meer dan een gimmick is dat niet. 1759 was een jaar in het leven van alle personages uit de periode die men als het hoogtepunt van de Verlichting ziet, maar het was zelden een bijzonder jaar in hun leven, en 1759 was, hoewel er natuurlijk wel een en ander gebeurde gedurende dat jaar, evenmin een jaar dat in zijn tijd wereldschokkend was, noch werd het later zo gekarakteriseerd door historici. Het was dus al bij al een banaal jaar in de Verlichting, en de keuze van de auteur is dus niet alleen arbitrair, maar even banaal als het jaar zelf.

    De selectie van de onderwerpen van de verscheidene hoofdstukken sluit daarbij aan. De auteur kiest een anekdote uit, en plaatst die dan in het ruimer tijdskader. Dat is best leuk, maar alles hangt af van de manier waarop dat gebeurt. Een pittig detail kan de lezer moeiteloos naar inzichten brengen die een lang wetenschappelijk betoog nooit kan onthullen. Helaas blijft de auteur al te vaak steken bij het detail, bij de anekdote, die hij uitmelkt tot in het triviale, dat elk verband met de diepere inzichten mist, en dat integendeel de aandacht daarvan afleidt en zo jammer genoeg niet meer is dan oppervlakkig badineren over goeddeels onbetekenende gebeurtenissen, veeleer dan ze hun juiste plaats geven in het grotere verhaal.

    De auteur haalt zijn wijsheid niet zelden bijna letterlijk uit de literatuur die hij heeft geraadpleegd, en dat is opvallend secundaire literatuur. Er is geen spoor van Jonathan Israel’s monumentaal werk over de Radicale Verlichting, maar evenmin vinden we er Porter terug, Cassirer, Margaret Jacob, Gay, Trevor-Roper, Adorno, Himmelfarb… Wel allerlei onbehoorlijk gedateerde werken uit de vroege 20ste eeuw, waaronder opvallend veel biografieën, die vanzelfsprekend de bron zijn voor pittige details en anekdotes.

    Een goed voorbeeld van de werkwijze van de auteur is het hoofdstuk gewijd aan het boek van Helvétius, De l’Esprit. 1759 is het jaar van de pauselijke veroordeling, maar is overigens niet echt betekenisvol in de geschiedenis van het boek of van de auteur. Over de inhoud van het boek vernemen we zo goed als niets, maar wel alle details over zijn wedervaren met de censuur en over alle personen die er ook maar iets over gezegd of geschreven hebben, vele bladzijden lang, met als afsluiter een zielige maar overigens totaal irrelevante ‘beschrijving’ van Madame Helvétius door een rivale, ik bespaar je de gore details.

    Dit is niet de geschiedenis van de Verlichting, maar la toute petite histoire van enkele hoofd- maar vooral van talloze randfiguren uit die periode. Wie daarvoor belangstelling mocht hebben, zal misschien wel goed aan zijn trekken komen in dit boekje. Wie echter eerlijk op zoek is naar de ideeën van de Verlichting, zal fameus op zijn honger blijven ondanks de anekdotische hoorn des overvloeds die hier werkelijk niet-aflatend over ons uitgestort wordt.

    Al bij al dus veeleer een gemiste kans, omdat de lezer nauwelijks enig inzicht verwerft in de oorsprong, de ontwikkeling en de nawerking van de Verlichting, terwijl de onvermijdelijke banaliteit van de overvloedige anekdotische details daarvoor absoluut geen compensatie kan bieden en uiteindelijk toch gaat vervelen en zelfs op de zenuwen werken, wat althans deze lezer helaas onbevredigd achterliet.


    Categorie:historisch
    Tags:geschiedenis
    04-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Edward Elgar, Sea Pictures

    Edward Elgar (1857-1934) is voor de meeste mensen in het beste geval een naam die ze wel eens gehoord hebben, een componist misschien? Inderdaad. Een typische Brit, zoals blijkt uit zijn foto’s, maar ook uit zijn muziek.

    We kennen hem wellicht van een van de klassiekers op de Last Night of the Proms, de jaarlijkse razend populaire afsluiter van de Londense concerten in Albert Hall: zijn marsmuziek onder de naam Pomp and Circumstance, zoiets als ‘pracht en praal’, vooral dan de eerste van de vijf marsen, waarop iemand later, naar verluidt op verzoek van de vorst, de gevleugelde patriottische tekst schreef die door het laaiend enthousiaste publiek nog steeds uit volle borst wordt meegezongen: Land of Hope and Glory! Ook vaste kost op die avond is de hooggestemde hymne Jerusalem van Parry, die Elgar orkestreerde. Wellicht herinneren we ons nog zijn Enigma Variations, die vaak gebruikt worden om (te proberen) schoolkinderen toch enige kennis van de klassieke muziek bij te brengen. Melomanen, dat zijn de echte muziekliefhebbers, zijn wild van zijn celloconcert, vooral dan in de legendarische cult uitvoering van de Jacqueline Dupré, de hoogbegaafde en zeer geliefde maar jong aan MS gestorven celliste.

    Ik wil hier echter een lans breken voor een van zijn zeker in Vlaanderen minder bekende werken, namelijk zijn Sea Pictures op. 37 voor alt en orkest (1897-1899); er is ook een versie voor piano en sopraan. Het zijn vijf liederen, op teksten van vijf verschillende dichters, die allemaal iets met de zee te maken hebben, maar verder geen echte eenheid vormen; die komt er uitsluitend door de muziek.

    Er zijn verscheidene uitvoeringen, ook op YouTube; die met Janet Baker is werkelijk uitmuntend. Neem eens de tijd om er een half uurtje rustig te gaan bij zitten, open je hart voor de ontroering en de verrukking van de fascinerende klanken van de lage vrouwenstem en de meeslepende brede golven van de nu eens majestueuze, dan weer subtiele en intieme orkestrale begeleiding, die vooral in het heerlijke vierde lied, Where the Corals Lie een absoluut hoogtepunt bereikt.

    En voor wie er zin in heeft, ziehier mijn bescheiden werkvertaling van de gebruikte Engelse teksten.

    1. Sea Slumber Song, Roden Noel

    Zee-sluimerlied

    De zeevogels slapen, de wereld vergeet te wenen; de zee murmelt zacht zijn sluimerlied op het beschaduwde zand van dit elfenland.

    Ik ben je milde moeder en ik sus je, mijn kindje, vergeet de wilde stemmen, sus, sus, toe.

    Eilanden dromen in elfenlicht, de rotsen en grotten, gewiegd door fluisterende golven, omhullen hun schitterend marmer, schuim glanst vagelijk wit op het schelpenzand van dit elfenland.

    Zeegeluid als van violen wiegt in sluimer en slaap, ik murmel mijn zachte sluimerzang, weg, wee en weeklacht en verdriet.

    De schaduwduistere macht van de oceaan zucht goede nacht, goede nacht.

     

    2. In Haven (Capri), Caroline Alice Elgar (zijn echtgenote)

    Hou me stevig bij de hand, storm raast over zee en land, liefde alleen houdt stand.

    Klamp je vast, want de golven slaan snel toe, schuimvlokken bewolken de haastige vlagen, liefde alleen houdt vol.

    Kus mijn lippen en zeg me zacht: vreugde, aangewakkerd door de zee, kan elke dag vergaan, liefde alleen blijft bestaan.

     

    3. Sabbath Morning at Sea, Elizabeth Barrett Browning

    Plechtstatig voer het schip uit

    Het duister van het diep tegemoet

    Ging het plechtstatig schip.

    Daar boog ik neer, vermoeid

    Want afscheidstranen en slaap die kwam

    Drukten mijn oogleden dicht.

     

    Die nieuwe aanblik, wat een wonderlijk zicht

    Het water turbulent om me heen

    De lucht roerloos boven me uit

    Kalm in een maanloos, zonloos licht

    Alsof verheerlijkt bij zelfs maar de wil

    Om de heerlijkheid van het daglicht vast te houden.

     

    Heb me lief, lieve vrienden, op deze sabbatdag.

    De zee zingt rondom mij terwijl jullie ver weg

    Onveranderlijk de hymne laten weerklinken

    En knielen daar waar ik ooit neerknielde in gebed

    En zegen me dieper in uw ziel

    Want uw stem is gestokt.

     

    En hoewel deze sabbat me treft

    Zonder priester of gewaad

    Of zingende gemeente

    Zal Gods Geest vertroosting brengen, die

    Zacht over sombere wateren zweefde

    Schepper over schepping.

     

    Die zal mijn blik naar hoger richten

    Waar heiligen met harp en gezang

    Een eindeloze sabbatmorgen houden

    En op die zee met vuur vermengd

    Vaak hun oogleden luiken al te lang

    Gericht op het volle vuur van God.

     

     

    4. Where Corals Lie, Richard Garnett

     

    Het diep heeft muziek, zacht en stil

    Wanneer de wind de oude lucht ontwaakt

    Dan lokt hij, lokt hij mij nog verder heen

    Om het land te zien waar de koralen zijn.

     

    Over berg en dal, over weide en beek

    Diep in de nacht en bij volle maan

    Zoekt me die muziek en vindt me weer

    En zegt me waar de koralen zijn.

     

    Ja, druk mijn oogledenmaar toe

    Maar snel vliegt de verbeelding dan

    Naar rollende werelden van golf en schelp

    En al het land waar koralen zijn.

     

    Je lippen zijn als de gloed van de avondzon

    Je glimlach is als de lucht in de morgen

    Maar laat me, laat me, laat me gaan

    En het land zien waar de koralen zijn.

     

     

    5. The Swimmer, Adam Lindsay Gordon

    (enkel de tekst die Elgar gebruikte, wordt weergegeven)

     

    Met korte, scherpe, wilde lichtflitsen verlevendigd

    Zuidwaarts zover als het zicht kan reiken

    Enkel de wieling van het aanstormend water loodgrijs

    De zee die klimt en de golven die krullen

    Enkel de rots en het klif noordwaarts

    De rotsen die wijken en het rif naar voren geworpen

    Strandgoed als wrak naar zee en als afbraak landwaarts

    Op het ondiep bedekt met vlammend schuim.

     

    Een grimmige, grijze kust en een vreselijk strand

    Oeverlijnen zelden door mensenvoet betreden

    Waar de gehavende kiel en de gebroken mast ligt

    Daar liggen ze nu al meer dan tien jaar.

    Liefde! Toen we hier samen wandelden

    Hand in hand door het sprankelende weer

    Van de hoogte en de holten van varen en heide

    God moet ons toen een beetje liefgehad hebben.

     

    De hemel was helderder en het strand vaster

    De blauwe zee rolde over het glinsterende zand

    De glans van zilver en het klateren van goud.

     

    Kijk daar! Omgord met storm en met vleugels van donder

    Gekleed met bliksem en geschoeid met ijsregen

    Hevige wind die de snelle golven schopt

    En de vliegende rollers met schuimende voeten

    Een enkele lichtflits zwemt als een bloedig zwaard

    Aan de hemel en kleurt de groene golf bloedrood

    Een doodsteek fel gegeven door een gedimde zon

    Die toeslaat dwars door zijn stormachtige lijkwade.

     

    O dappere witte paarden! Jullie troepen samen in galop

    De stormgeest viert de teugels in vlagen

    Het sterkste schip is slechts een frêle bark

    Op uw holle ruggen, op de hoge bogen van uw manen

    Ik zou rijden als nooit een man reed

    Verborgen in jullie slaperige, wervelende stortzeeën

    Naar baaien vermoed achter verboden engten

    Waar geen licht vermoeit en liefde niet vergaat.

     

    Vertaling © 2014 Karel D’huyvetters

     


    Categorie:muziek
    Tags:poëzie


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!