Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (169)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    30-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gollem, Gollum & Golem
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gisteren hadden we het hier over artificiële mensen in mythen, legenden en de literatuur. Daarbij vermeldde ik ook de Joodse Golem. Toen ik in 1965 voor het eerst ‘De hobbit’ las en daarna ook ‘In de ban van de ring’, leerde ik ook Gollem kennen, Gollum in het originele Engels. Ik schreef toen voor SFAN, een gestencilde sfanzine of een ledenblaadje voor science fiction fans, een artikeltje over de opvallende gelijkenis tussen die twee namen. Sindsdien is dit natuurlijk ook anderen opgevallen. Meestal ontkent men elk verband en stelt men dat de naam steunt op de geluiden die Gollem voortbrengt en ook op zijn oorspronkelijke hobbitnaam: Smeagol. Dat blijkt ook wel heel duidelijk uit Tolkiens tekst.

    Toch vind ik nog altijd dat er voldoende elementen aanwezig zijn om enige beïnvloeding door de golem-legende niet uit te sluiten. Tolkien heeft de naam Smeagol vrij gekozen, evenals de naam Gollem eens de hobbit Smeagol door de Ring, symbool voor de hebzucht, machtswellust en het kwaad in het algemeen, ontaardt in een waarlijk monsterlijk wezen. Het is dus een beetje kringredenering om te stellen dat ‘Gollem’ gewoon teruggaat op ‘Smeagol’. En ook de geluiden die hij maakt: Tolkien had hem net zo goed andere geluiden kunnen laten maken, die even geloofwaardig zouden geweest zijn.

    Naast de naam heeft Gollem ook enkele andere eigenschappen gemeen met de golem. De Joodse Golem was een hulpje voor de rabbi en voor de hele gemeenschap: hij poetste de ‘sjoel’, het leslokaal of de synagoge en vervulde nog andere taken, waarvoor veeleer kracht dan verstand vereist was; men denke aan dorpsidioten en andere zwakzinnigen, die vooral op het platteland nog zinnige taken te vervullen kregen, zoals we dat ook in Geel nog steeds zien. Ook Gollem is een hulpje, zeker vanaf het ogenblik dat hij met Frodo en Sam naar en door Mordor trekt, hij is zelfs de gids, en zorgt onderweg voor een konijn en ander voedsel en dwingt de hobbits steeds verder, ook als ze ten einde raad en aan het einde van hun krachten zijn. Natuurlijk heeft hij daarbij zelf snode plannen, waarin Shelob te spin en vooral het bezit van de Ring de hoofdrol speelt. Uiteindelijk is het trouwens Gollem die de Ring vernietigt, niet Frodo, die op het moment suprême geen afstand kan nemen van de machtige Ring; Gollem duikt plots op, bijt Frodo’s ringvinger af en verdwijnt dan met de Ring in het vuur van de Doemberg. Ook daar ‘helpt’ hij Frodo.

    Opvallend is ook dat Gollem aanvankelijk nauwelijks praat, zoals de ‘stomme’ Golem; het is pas wanneer hij met Frodo in een vertrouwensrelatie komt, dat zijn normale hobbit-taal en zijn spraakvermogen geleidelijk aan terugkomt. Typisch voor golems is ook dat zij op hol kunnen slaan, dat de maker alle controle verliest over zijn creatuur. Ook dat zien we gebeuren bij Gollem, die wel doet alsof hij tam, of getemd is, maar op verscheidene momenten als een wildeman tekeer gaat: als hij gevangen wordt door Gandalf, vervolgens bij zijn ontsnapping, dan in de episode met Faramir, ook bij Shelob de spin en uiteindelijk op de Doemberg.

    Tolkien heeft zelf geen aanduidingen nagelaten over deze kwestie, net zo min trouwens als over bijna alle andere elementen uit zijn boeken. Toen men hem ooit vroeg of de tweede wereldoorlog een belangrijke invloed had gehad op de trilogie (denk aan Hitler-Sauron, Mussolini-Saruman, Stuka-Nazgul,…) antwoordde hij ontkennend en verwees, in zeer algemene bewoordingen, veeleer naar de eerste wereldoorlog als ingrijpende gebeurtenis in zijn leven. Er is sindsdien een hele ‘wetenschap’ ontstaan die zich bezig houdt met het verklaren en toelichten van de boeken van Tolkien, daarbij stevig (be)geleid door zoon Christopher Tolkien, die recentelijk ook een ‘nieuw’ boek van zijn vader heeft uitgebracht: The Children of Hurin, het ligt hier naast me, je krijgt een bespreking over enkele dagen, maar dat terzijde. Tolkien zelf wist wat hij kon opnemen in zijn meesterwerk en wat hij terzijde moest laten als ballast, achtergrond, verkeerde sporen, valse starten en onnodig vertragende elementen. Hij was geen verzamelaar, geen analist, maar een creatieve maker van een summa, een samenvatting, een nieuwe synthese, waarin allerlei draden verweven zijn, honderden, ja duizenden verwijzingen, associaties, spielereien, grapjes en puns, niet zo drastisch en cryptisch als Joyce, gelukkig maar voor ons, en al dat materiaal heeft hij autonoom en magistraal bewerkt met zijn eigen literair inzicht en zijn diepmenselijk aanvoelen. Nergens zie je letterlijke citaten of evidente ontleningen; hij gebruikt al wat hij weet, maar hij verwerkt het tot een eigen complex en geladen literair corpus. Gollem is dus geen kopie van de golem, maar hij heeft er iets van weg, zoals hij ook iets weg heeft van Fafnir uit de Noorse mythologie en Fafner uit Wagners Ring, van kwelduivels en dwergen en watergeesten en nog zoveel meer.

    Het is evenwel in de filmversie van TLOTR, zoals The Lord of the Rings als letterwoord door de media gaat, dat Gollem echt een golem is. Op basis van een echte acteur is er een digitale pop gemaakt om de figuur van Gollem tot leven te brengen en wat men verder ook van de film moge denken, Gollem is een ongelooflijk goed gemaakte artificieel personage, bijna volmaakt levensecht, zodat je gewoon vergeet dat het geen acteur is maar een ‘tekening’, virtuele realiteit, iets dat niet echt bestaat, maar enkel als filmbeeld geprogrammeerd resultaat van de kundigheid van de mens.

    Daarmee zijn we nog ver verwijderd van ‘echte’ robots, zou je denken, en dat is ook zo: een filmbeeld is echt nog geen realiteit. Maar… er is in onze computer, internet en mediawereld een zeer merkwaardige omgekeerde (r)evolutie aan de gang: om de enorme moeilijkheden te ontwijken die gepaard gaan met het in de realiteit scheppen van alternatieve werelden, zoals pretparken, is men begonnen met de creatie van virtuele werelden, waar het individu virtueel aanwezig is en als dusdanig als gelijke omgaat met andere virtueel aanwezige ‘echte’ mensen en met de hele louter virtuele realiteit die door programmeurs gemaakt wordt. Je betaalt er, met echt geld, let op! voor je aanwezigheid en je activiteiten, je grond en je huis, je wapens, je ‘levens’… Die alternatieve wereld oefent een enorme aantrekkingskracht uit op een aanzienlijk aantal mensen. Het is een logische maar uitermate belangrijke stap verder dan de ‘spelletjes’, hoe ingewikkeld en realistisch en interactief die ook waren. Het is een ‘realiteit’ waar men niet meer om heen kan. Hoever zullen we daarin gaan? Voor velen is dit tweede, ongelimiteerde fascinerende en dus ook verslavende leven al belangrijker dan hun ‘normale’ maar teleurstellende leven, zowel emotioneel als materieel.

    Toch moeten wij ons enkele vragen stellen bij deze ontwikkeling. Zolang het gaat om ontspanning na en naast de dagtaak en naast andere activiteiten, is er weinig aan de hand. Maar als bij een mens de verbeelding de bovenhand krijgt op de realiteit, spreken we van waan-zin. Het zou wel eens kunnen dat de mens, als een apprenti sorcier, een leerling-tovenaar, zich aan het verliezen is in een realiteit die enkel bestaat in het geheugen van computers. Dan houden we op de materie aan ons te onderwerpen en ze zinvol te gebruiken voor onze eigen ontplooiing; dan zijn wij de slaaf, de robot van de elektronische materie. Overdreven? Stel je eens deze vraag: hoe zou je je voelen als op dit eigenste ogenblik je computer zou ‘crashen’ en al je gegevens onherroepelijk zouden verloren gaan? En als hetzelfde zou gebeuren met alle computers ter wereld, bijvoorbeeld door een bijzonder krachtig virus?

    Kan je je voorstellen wat er dan nog zou overschieten van onze maatschappij?


    29-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Adam, Golem, Frankenstein, robot, cyborg & Co.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De aanhef van het eerste hoofdstuk van het boek Genesis van de Bijbel luidt: In den beginne schiep God hemel en aarde. Op zes dagen tijd maakt hij zijn werk af. De eerste dag scheidt hij het licht van het duister in dag en acht; op dag twee maakt hij het verschil tussen het water en de lucht; op dag drie ontstaan de zee en het land en wordt de aarde begroeid; de vierde dag maakt hij de zon en de maan en de sterren en de tijd en de seizoenen; de vijfde dag is voor de vissen in het water en de vogels in de lucht; de zesde dag is voor de levende wezens op aarde: eerst wilde en tamme dieren, dan de mens, man en vrouw, ‘naar zijn eigen beeld’. En de zevende dag was de rustdag en dat is hij nog altijd.
    Maar dan raakt het boek Genesis, dat is het Griekse woord voor geboorte, ontstaan, een beetje in de war. Want in hoofdstuk twee doet God zijn werk nog eens over: de wereld is plots weer nog helemaal kaal, omdat het nog niet heeft geregend; dus komt er een soort mist op en weer maakt God de mens, deze keer uit kleiaarde en hij blaast de levensadem in zijn neus, ‘zo wordt de mens een levend wezen’. Vervolgens maakt God de tuin van Eden, met al de planten en bomen en een rivier en ook die speciale boom der kennis van goed en kwaad. En plots zegt God: het is niet goed dat de mens alleen blijft, ik zal hem een passend hulpje maken. Hij maakt eerst uit klei allerlei dieren en brengt ze naar de mens en die geeft hen wel allemaal een naam, maar hij vindt geen gepaste hulp; God doet de mens dan in slaap, neemt een van zijn ribben weg en zet er vlees voor in de plaats en uit die rib maakt hij een vrouw en brengt haar naar de mens. En die zegt: ‘dit is eindelijk been van mijn gebeente, vlees van mijn vlees; mannin zal ze heten, omdat ze uit de man is gemaakt’.

    De schepping van de mens is overal ter wereld in allerlei mythen en verhalen verteld. Heel vaak gaat het op die typische manier: er wordt een model gemaakt, naar het beeld van God, uit een of andere dode materie en die wordt dan tot leven gebracht. Het is het begin van een vast onderwerp in mythen, legenden en dus ook in de literatuur en de andere kunsten.

    In de Joodse mythologie, als we dat zo mogen noemen, heb je de golem, die gemaakt is van aarde of klei en die door een rabbi kan tot leven gewekt worden om als helper te dienen; hij beschikt over grote kracht, maar spreken kan hij niet. Soms loopt het fout met een golem: hij wordt heel groot en gaat de mensen aanvallen en moet dan vernietigd worden. In de periode van de romantiek, toen de belangstelling voor het irrationele, het spookachtige en voor allerlei zogenaamd historische legenden groot was, verschijnt de legende van de golem ook in de literatuur, vanaf ongeveer 1850, met de bekende (nu, ja…) versie van Gustav Meyrinck in 1915.

    Waarschijnlijk moeten we daar de verre oorsprong zoeken van het monster van Frankenstein uit het bekende boek van Mary Shelley (1797-1851), die eigenlijk Mary Godwin zou moeten heten, als dochter van William Godwin, een bekend atheïstisch filosoof, schrijver en journalist, en de even bekende schrijfster, pedagoge en feministe Mary Wolstonecraft; de dochter ging door het leven als Mary Wolstonecraft Godwin, waarschijnlijk een feministisch trekje van haar moeder. Ze groeide op in een zeer alternatieve artistieke wereld, zeker toen de jonge Percy Byssche Shelley zijn intrede deed in haar leven. Hoewel de vrije liefde het ideaal was, zowel van haar vader als van Shelley, trouwden ze uiteindelijk toch en hadden drie kinderen, van wie er slechts één in leven bleef. Shelley zelf kwam om op zee toen hij 27 was. Maar dat terzijde.

    Frankenstein is niet het monster, zoals men vandaag meestal denkt. In het verhaal, dat Mary in 1817 schreef als antwoord op een uitdaging van Lord Byron, is Victor Frankenstein een dokter, een geleerde, die zijn kennis van de moderne wetenschap combineert met de oude alchemie en zo van ledematen uit lijkenhuizen een ‘mens’ samenstelt; maar het resultaat valt tegen en hij vlucht weg van zijn creatuur. Een tijd later verneemt hij dat zijn broer is vermoord door diens huishoudster. Hij begeeft zich ter plaatse, in Zwitserland en tijdens een storm in de bergen ziet hij een glimp van zijn creatuur en hij beseft dat dat de werkelijke moordenaar is van zijn broer. Justine, de huishoudster bekent de moord onder bedreiging door de dominee met excommunicatie. Victor Frankenstein durft de ware toedracht niet bekennen en Justine wordt terechtgesteld. Tijdens een vertwijfelde tocht in de bergen ontmoet Victor nog eens het monster. Het komt tot een gesprek en zo verneemt hij hoe zijn creatuur, door hem achtergelaten, zijn weg zocht en bijleerde, onder meer hoe hij leerde spreken. Maar het is ook een verhaal van verstoting, want telkens als hij zijn afzichtelijk lichaam laat zien, vluchten de mensen verschrikt weg. Hij bekent ook dat hij Victors broer heeft vermoord en Justine de schuld liet krijgen, om zich te wreken op Victor. Om zijn eenzaamheid te verlichten, vraagt hij Victor nu hem een gezellin te maken. Victor stemt toe, maar halverwege het werk vernietigt hij wat hij heeft gemaakt bij de gedachte aan de eventuele kinderen van een dergelijk koppel en vlucht opnieuw weg. Uit wraak vermoordt het monster Victors beste vriend en ook de echtgenote van Victor, tijdens hun eerste huwelijksnacht. Victors vader sterft wanneer hij dit verneemt. Nu gaat Victor op zoek naar zijn monster met de bedoeling het te vernietigen. Hij lukt daarin niet en belandt op een ijsschots in de IJszee waar hij op het nippertje gered wordt van de dood. Hij vertelt zijn verhaal aan de kapitein van het schip en sterft dan. Het monster komt aan boord, vindt zijn dode maker en uit zijn berouw over wat hij hem heeft aangedaan. Hij springt overboord en verdwijnt.

    Veel bekender dan het boek zijn de talrijke versies op het witte doek en dan zeker die met Boris Karloff als het monster, een film uit 1931 (foto). Recente remakes, parodieën en persiflages maken er wel eens een zootje van.

    De ondertitel van Frankenstein is: or: The Modern Prometheus. In de vele Griekse en Romeinse verhalen rond Prometheus vinden we herhaaldelijk de scheppingsmythe terug. Ook Prometheus maakt mensen en dieren uit klei, naar het beeld van de goden, samen met zijn broer Epimetheus en Zeus blaast hen leven in. Maar als Prometheus de mensen ook de geheimen van de goden wil aanleren, zoals vuur maken en andere kennis, wordt hij door Zeus gestraft. Voor de ontwakende wetenschappers van de 18de eeuw was Prometheus het ideaal van de emancipatie van de mens. Percy Shelley schreef in 1820 een toneelstuk in verzen Prometheus Unbound.

    Ook in andere klassieke mythen komen levenloze voorwerpen tot leven: Hephaistos maakt uit klei hulpjes voor in zijn smidse. Daedalos was een meester-vakman die allerlei nuttige uitvindingen deed en ze tot leven bracht met kwikzilver. Pygmalion was de beeldhouwer die verliefd werd op zijn ivoren of marmeren beeld van de nimf Galatea, dat prompt door Afrodite tot leven gewekt werd. G.B. Shaw, naast Goethe, Schiller en vele anderen, maakte er een bewerking van in een toneelstuk, dat wij vooral kennen van de musical en de verfilming van die musical: My Fair Lady, waarin professor Higgins een ordinair bloemenverkoopstertje ‘opvoedt’ tot een ‘lady’. Er is ook een knappe film: Educating Rita over dit thema.

    Een parallel verhaal is dat van Pinocchio uit het gelijknamige boek van Carlo Collodi uit 1881/3, dat wij dan weer vooral kennen van de Disney-versies als stripverhaal en als heerlijke kinder- en jeugdfilm.

    In haar boek laat Mary Shelley ook literaire werken rondslingeren, die door het monster gelezen worden: Coleridges bevreemdende Rhyme of the Ancient Mariner waarin een schipper een albatros doodt en daarvoor gestraft wordt met een lange reis in vreemden zeeën, en Miltons Paradise Lost, waarin Adam en Satan als twee versies van Prometheus opgevoerd worden.

    Monsters en artificiële mensen zijn er natuurlijk volop in Science fiction and Fantasy, het literair genre dat ons vanuit Amerika bereikt heeft, vooral na de tweede wereldoorlog. Het is zelfs een type-verhaal geworden: de robot. De term danken we aan de Tsjechische auteur Karel Čapek (zeg Tsjapek) (1890-1938), die een vroeg robotverhaal bracht in zijn toneelstuk R.U.R. (Rossum’s Universal Robots) van 1921. In het Tsjechisch is robotnik een slaaf, robota is slafelijke arbeid.

    Ontelbaar zijn de navolgingen, maar we kunnen niet om een vermelding van de meester, Isaac Asimov (1920-1992) heen, die in zijn I, Robot (1950) de drie wetten van de robotica toepaste, die hij al in kortverhalen in de jaren ’40 formuleerde:

    1. A robot may not injure a human being or, through inaction, allow a human being to come to harm.
    2. A robot must obey orders given it by human beings except where such orders would conflict with the First Law.
    3. A robot must protect its own existence as long as such protection does not conflict with the First or Second Law.

    Later heeft Asimov daaraan de Zeroth Law toegevoegd: A robot may not harm humanity, or, by inaction, allow humanity to come to harm.

    De vraag is natuurlijk hoe de robots kunnen weten wanneer ze in overtreding zijn, een vraag die uiteraard ook voor de mens geldt. Asimov heeft het thema in talloze verhalen op ingenieuze wijze uitgewerkt en uitgediept.

    Men vindt vaak ook de term cyborg terug voor dergelijke artificiële ‘mensen’, zoals die uit de bekende Terminator-serie. Het is een samenvoeging van cyber(netisch) en org(anisme); cyber gaat terug op het Grieks kubernaõ: sturen, zoals een wagen of een schip. Al in 1834 verscheen het woord cybernétique in de Franse taal voor ‘de kunst van het besturen’, maar pas honderd jaar later kreeg het de betekenis, eerst in het Engels en later ook in andere talen, van: het sturen van machines. Nu vindt men het woord in vele combinaties: cyberspace, cybercafé…
    Het Latijn heeft het verwante gubernare, dat in vrijwel alle moderne talen sporen heeft nagelaten: gouverneur, government, gouvernante…
    Andere termen zijn androïde, kloon, automaat of automaton.

    Vandaag zijn we heel dicht bij de realisatie van wat de mens in de vroegste mythen heeft proberen uitdrukken of in zijn fantasieën in legenden of literatuur heeft neergelegd. Wij hebben de materie op een ongelooflijke manier aan ons onderworpen, zodanig zelfs dat hier en daar de grens nog moeilijk te trekken is van wat louter materie is, en wat al bezield. Daarbij rijzen belangrijke vragen, of zouden moeten rijzen, bijvoorbeeld rond het gebruik van kunstmatig bevruchte menselijke eicellen en stamcellen en ook bij het proces van het klonen.

    Het is al bij al toch een zeer vreemde zaak dat de mens zoveel aandacht besteedt aan het thema van het creëren van artificiële mensen of het artificieel creëren van mensen, terwijl de menselijke voortplanting zo’n wonderbaarlijk maar in feite vanzelfsprekend, simpel en natuurlijk proces is.

    De mens is blijkbaar nog steeds opzoek naar de geschikte hulp uit het eerste hoofdstuk van Genesis.


    24-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.omgedicht: Bertolt Brecht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Jenny’s lied

    Mijne heren, mijn moeder voorspelde
    me ooit dit droevig lot:
    ik zou nog eens eindigen in het lijkenhuis
    of in een nog erger kot.
    Ja, zoiets, dat is gemakkelijk gezegd.
    Maar ik zeg jullie: daar komt niets van, hoor!
    Dat gaat echt niet door, dat feest!
    Hoever ik het ooit nog breng, dat zullen we nog eens zien!
    Want een mens is geen beest!

    Zoals je in bed kruipt, zo lig je der ook bij
    want er is niemand die je komt instoppen
    en als er een is die vertrappelt, dan is ’t ikke
    en als er een vertrappeld wordt, dan is ‘t jij.

    Mijne heren, mijn vriendje, hij zei me
    ooit eens zomaar in ‘t gezicht:
    Het grootste goed op d’aarde is Liefde!
    En nog: aan morgen denken we toch niet.
    Ja, liefde, dat is gemakkelijk gezegd.
    Maar als je elke dag een dagje ouder wordt
    dan wordt er niet naar liefde gevraagd
    dan moet men zijn korte tijd hier goed benutten
    want een mens is geen beest!

    Zoals je in bed kruipt, zo lig je der ook bij
    want er is niemand die je komt instoppen
    en als er een is die vertrappelt, dan is ‘t ikke
    en als er een vertrappeld wordt, dan is ‘t jij.

    Uit: Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny, opera van Bertolt Brecht en Kurt Wel

    vertaald door Karel D’huyvetters op 24 april 2007


    23-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Henryk Gorecki
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wat benijd ik jou, als je nog nooit van Henryk Gorecki (1933-) gehoord hebt of van zijn derde symfonie (1976). Er staat je dan namelijk nog een ongelooflijke muzikale en menselijke ervaring te wachten.

    Zoals dat al gaat met recente werken van nog levende componisten, werd de symfonie hier en daar eens opgevoerd en dat was dan dat. Maar in 1985 was er een Franse film, Police die het derde deel van de symfonie gebruikte als achtergrondmuziek bij de eindgeneriek. Waarschijnlijk was dat het begin van een ruimere bekendheid. Op een bepaald ogenblik trok de muziek de aandacht van een disk-jockey van een populair Engels raidioprogramma en hij draaide ze elke dag, zonder ophouden, tot iedereen de muziek herkende. De opname met Dwan Upshaw en de London Sinfonietta uit 1992 verkocht een miljoen exemplaren, Gorecki stond op nummer 6 op de Britse pop charts en stond er 36 weken nummer 1 op de lijsten van klassieke muziek.

    Er zijn drie trage, elegische bewegingen:

    Lento - Sostenuto tranquillo ma cantabile

    Lento e largo - Tranquillissimo

    Lento - Cantabile semplice

    Het eerste deel duurt zesentwintig minuten en is op zijn beurt onderverdeeld in drie delen.

    Het begint met de opgang van een tienstemmige canon voor strijkers op een melodie van 24 maten; de canon begint met de contrabassen en elke volgende stem begint een quint hoger en één maat verder, tot we alle stemmen samen krijgen in een indrukwekkende climax. Dan zingt de sopraan een muzikale bewerking van een 15de eeuws Pools gebed, het Klaaglied van het Heilig Kruis, een Maria-lied uit de Lysagora-verzameling van het Klooster van het Heilig Kruis. Ik heb de tekst hieronder voor u vertaald, samen met de andere teksten die in dit werk gebruikt worden.

    Het Maria-klaaglied werkt zich in het tweede deel eveneens in een frenetieke spiraal naar een ademstokkende climax, die nog onderlijnd wordt door de volle tien stemmen van de openingscanon.

    Het derde onderdeel is het afbouwen van de canon, steeds lager en ijler terug naar de schrijnende eenvoud van de diep schorrende contrabassen.

    De tweede beweging duurt negen minuten en daarin zingt de sopraan een tekst die werd aangetroffen op een wand in cel nr. 3 van de Gestapo-gevangenis van Zakopane, het “Paleis”, en die getekend was: Helena Wanda Blazusiakowna 18 jaar oud, opgesloten sinds 26 september 1944. Het is een kort gebed tot Maria. De strijkers ondersteunen de klagende klanken tot aan een minuten lang onverbiddelijk aangehouden akkoord.

    De derde beweging is een bewerking van een volkslied uit Opole. Het is eveneens een klaaglied van een moeder voor haar zoon, die ze verloor in de oorlog. Het tempo is iets minder traag. Door zijn delicate dynamiek en subtiele doorwerking is het mysterieus, meeslepend, rijk geschakeerd en aangrijpend. Het duurt vijftien minuten.

    Toen ik gisteren Gorecki III nog eens opzette, kwam Lut nadien kijken van wie die muziek was: ze was er zo sterk door aangesproken, het deed haar denken aan de Holocaust… Zo duidelijk en universeel is de muzikale taal. Als je het werk nog niet kent: kopen! Er zijn ondertussen tientallen uitvoeringen, onder meer een erg knappe in de bekende goedkope Naxos-serie. Als je het toch al kent, maak het eens erg stil om je heen en zet het nog eens op. Het is universele muziek.

    Klaaglied

    uit de Lysagora liederenverzameling van het Klooster van het Helig Kruis, 15 de eeuw.

    Mijn zoon
    mijn uitverkoren geliefde
    laat je moedertje
    nu je wonden delen.
    Heb ik je niet altijd
    bewaard in mijn hart
    mijn liefste zoon
    en je altijd getrouw gediend
    spreek nog eens tot je moedertje
    maak haar gelukkig toe
    nu je me hier achterlaat
    mijn liefste hoop en toeverlaat.




    Neen, moeder, ween maar niet
    Allerzuiverste Koningin van de Hemel
    Sta me altijd bij
    “Zdrowas Mario”

    Tekst gevonden op de wand van cel 3 in de kelders van het Gestapo-hoofdkwartier, het “Paleis” in Zakopane. Het was ondertekend: Helena Wanda Blazusiakowna 18 jaar oud opgesloten sinds 26 september 1944. Zdrowas Mario is de aanhef van het Weesgegroetje: Ave Maria.



    Waar is hij heen gegaan
    mijn liefste zoon?
    Misschien was het in het oproer
    dat de wrede vijand hem heeft vermoord.

    Oh, wrede lieden
    in de naam van de hoogheilige God
    zeg me toch waarom heb je hem vermoord
    mijn zoon?

    Nooit zal hij nu nog
    voor mij zorgen.

    Al ween ik
    mijn oude ogen uit
    al stromen mijn bittere tranen
    als een nieuwe Oder
    toch brengen ze hem niet weer tot leven
    mijn zoon.

    In zijn graf ligt hij nu
    waar weet ik niet
    al vraag ik het iedereen
    overal.

    Misschien ligt mijn arme jongen
    ergens in een smerige gracht
    terwijl hij had kunnen rusten
    in zijn warme bed.

    O, zing dan voor hem
    Gods lieve vogeltjes
    nu zijn moeder
    hem niet vinden kan.

    En ook jullie Gods bloemekens
    bloei maar overal in het rond
    en leg mijn zoontje
    rustig te slapen.

    Volkslied uit de Opole-streek.

    Vertalingen: Karel D’huyvetters, 22 april 2007


    18-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Franz Kafka: Ein Bericht für eine Akademie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Verslag aan de Academie.

    Hoge heren van de Academie!

    U bewijst me de eer mij uit te nodigen bij de Academie een verslag in te dienen over mijn vorig bestaan als aap.

    Het is mij evenwel helaas onmogelijk om aan uw uitnodiging zoals bedoeld tegemoet te komen. Vijf jaren scheiden mij van het apendom, een korte tijd, misschien, gemeten in kalendertijd, maar oneindig lang om er doorheen te galopperen, zoals ik het heb gedaan, af en toe begeleid door voortreffelijke mensen, goede raad, bijval en orkestmuziek, maar in de grond helemaal alleen, want alle begeleiding hield zich, om in de beeldspraak te blijven, ver van de barrière. Deze prestatie van mij zou onmogelijk geweest zijn, indien ik eigenzinnig had willen vastgehouden aan mijn oorsprong, aan mijn jeugdherinneringen. Precies het afzien van alle eigenzinnigheid was het opperste gebod, dat ik mij heb opgelegd: ik, als vrije aap, onderwierp mij aan dit juk. Daardoor echter sloten mijn herinneringen zich automatisch steeds meer van mij af. Indien mij van in den beginne, met goedvinden van de mensen, de keuze vergund was geweest van een terugkeer door een poort zo groot als de ganse hemel boven de aarde vormt, dan zou het terzelfder tijd steeds bescheidener en nauwer gesteld geweest zijn met mijn opgezweepte ontwikkeling. Beter en meer ingesloten voelde ik mij in de mensenwereld. De storm die mij uit mijn verleden achterna blies, werd zachter. Heden is het nog slechts een lichte tocht, die mij de hielen verkoelt; de holte in de verte waardoor die tocht komt en waardoor ook ik ooit eenmaal kwam, is zo klein dat, zelfs indien de kracht en de wil daartoe me überhaupt toereikend zouden zijn, het vel mij van het lijf gevild zou moeten worden, om er doorheen te komen. Eerlijk gezegd, en hoe graag ook ik hiervoor beelden zou uitkiezen, eerlijk gezegd, úw apendom, mijne heren, in zoverre u iets dergelijks achter de rug zouden hebben, kan voor jullie niet verder verwijderd zijn dan het mijne voor mij. Maar eenieder die op aarde gaat of staat, voelt het een beetje kittelen aan de hielen, de kleine chimpansee net zo goed als de grote Achilles.

    In de allerbeperktse zin evenwel kan ik anderzijds wellicht toch uw vraag beantwoorden en ik doe het dan ook werkelijk met veel plezier.

    Het eerste dat ik leerde was: pootje geven; een handdruk betekent openheid. Nu is het is me vergund, om op dit ogenblik, wanneer ik op het hoogtepunt van mijn carrière sta, het van die eerste handdruk tot aan het open gesproken woord te brengen. Het zal de Academie niets wezenlijks nieuws bijbrengen en zelfs ver achteropblijven bij datgene wat van mij verlangd is en wat ik met de beste wil niet kan zeggen. Toch zal het zoiets als een richtsnoer zijn voor de wijze waarop een gewezen aap binnengedrongen is in de mensenwereld en zich daar gevestigd heeft. Nochtans zou ik voorwaar zelfs het onbeduidendste, dat hierna volgt, niet durven te verwoorden, indien ik niet volkomen zeker was van mezelf en indien mijn stelling niet op de planken van al de grote variété-theaters van de beschaafde wereld als onweerlegbaar was komen vast te staan.

    Ik ben afkomstig van de Goudkust. Hoe ik gevangen werd, daarover ben ik aangewezen op berichten van anderen. Een jachtexpeditie van de Firma Hagenbeck – met de zaakvoerder heb ik overigens sindsdien reeds menige goede fles rode wijn gekraakt – lag in een hinderlaag in het kreupelhout toen ik op een avond in het midden van de roedel naar de drinkplaats kwam. Er werd geschoten; ik was de enige die getroffen werd; ik werd tweemaal geraakt.

    Een schot in de wang; een lichte verwonding, die evenwel een groot rood kaalgeschoren litteken naliet, die me de stuitende, geheel en gans ontoepasselijke, regelrecht door een aap uitgevonden naam van Roodpietje bijgebracht heeft, alsof ik me van het onlangs gecrepeerde, hier en daar wat bekende gedresseerde aapdier Pietje enkel zou onderscheiden door die rode plek op mijn wang. Maar dat terzijde.

    Het tweede schot trof me onder de heup. Het was een ernstige wonde en het is ten gevolge daarvan dat ik ook nu nog een beetje mank loop. Onlangs las ik in een artikel van een van de wel tienduizend windbuilen die zich in de kranten over mij uitlaten, dat mijn apennatuur nog niet helemaal zou verdwenen zijn. Het bewijs daarvan zou hierin gelegen zijn dat, telkens er bezoekers komen, ik er genoegen in schep om mijn broek uit te trekken, om te laten zien waar de kogel ingeslagen is. Men zou die kerel elke vinger van zijn schrijfhand een voor een moeten afschieten. Ik, ik mag mijn broek uittrekken voor wie ik maar wil; men zal daar niets anders vinden dan een welverzorgde pels en het litteken van – en laten we hier voor een duidelijk afgelijnd doel een duidelijk woord gebruiken, dat men evenwel niet verkeerd moet begrijpen – een litteken van een misdadig schot. Heden ten dage is alles open en klaar, niets mag verborgen blijven; als het op de waarheid op aan komt, laat iedere voorname heer de aller-fijnste manieren achterwege. Mocht daarentegen dat schrijvertje zijn broek uittrekken als er bezoek komt, dan biedt dat voorwaar een gans andere aanblik, en ik zal het als een teken van verstand laten gelden dat hij zulks niet doet. Maar dan moet hij mij ook niet met zijn fijngevoeligheid op de kop zitten.

    Na die twee schotwonden ontwaakte ik, en hier beginnen allengs mijn eigen herinneringen, in een kooi op het tussendek van het Hagenbeckse stoomschip. Het was geen vierwandige traliekooi, veeleer drie wanden aan een kist vastgehecht, de kist vormde zo de vierde wand. Het geheel was te laag om rechtop te staan en te smal om erin neer te zitten. Ik hurkte dus neer met gebogen en voortdurend bevende knieën en wel in de richting van de kist, omdat ik op dat moment waarschijnlijk niemand wenste te zien en in het donker wenste te blijven. De tralies sneden me langs achteren in het vlees. Men houdt dergelijke manier van bewaring van wilde dieren onmiddellijk na de vangst voor de meest aangewezene en ik kan na mijn eigen ervaring vandaag niet loochenen dat dit in menselijke zin daadwerkelijk ook wel het geval is.

    Maar daaraan heb ik toen niet gedacht. Voor het eerst in mijn leven zag ik nergens een uitweg. Rechtdoor was onmogelijk: recht voor mij was de kist, de planken vast aan elkaar. Er was wel een doorlopende opening tussen de planken, die ik, toen ik ze voor het eerst ontdekte, begroette met het gelukzalige gehuil van het onverstand; de opening was niet eens breed genoeg om er mijn staart door te steken en was zelfs met al mijn apenkracht niet breder te maken.

    Naar men mij later bevestigde, zou ik toen ongewoon weinig drukte gemaakt hebben, waaruit men besloot dat ik ofwel spoedig aan mijn einde zou komen, dan wel dat, indien ik erin slaagde die eerste kritische periode te overleven, ik zeer geschikt zou zijn voor de dressuur. Ik overleefde deze periode. Dof zitten snikken, pijnlijk vlooien, moedeloos likken aan een kokosnoot, met mijn schedel tegen de wand van de kist bonken, mijn tong uitsteken als iemand in mijn buurt kwam, dat waren mijn eerste bezigheden in mijn nieuwe leven. Door alles heen was er toch steeds alleen dat ene gevoel: geen uitweg. Ik kan natuurlijk mijn toenmalige aapachtige aanvoelen vandaag enkel met mensenwoorden nabootsen en daardoor is het ook een vertekening. Indien ik er inderdaad niet meer in slaag om de oude apenwaarheid te bereiken, dan ligt zij ten minste toch in de richting van mijn afschildering ervan, dat lijdt geen twijfel.

    Tot dan toe had ik zovele uitwegen gehad en nu had ik er geen enkele meer. Ik was vastgelopen. Indien men mij had vastgenageld, dan ware mijn bewegingsvrijheid daardoor niet geringer geweest. En waarom? Krab tot je geen vlees meer tussen je tenen hebt, je vind geen grond. Druk je langs achter tegen de stangen van de tralies tot het je in twee scheurt, de grond zal je niet vinden. Ik had geen uitweg, maar ik moest mij er een verschaffen, want zonder enige uitweg kon ik niet leven. Voor altijd aan die kistenwand? Dat ware onverbiddelijk mijn einde. Maar apen horen bij Hagenbeck nu eenmaal aan de kistenwand; hoe dan ook, zo kwam er trouwens een einde aan mijn aap zijn. Het was een heldere, mooie gedachtegang, die ik op een of andere manier met de buik moet uitgekiend hebben, want apen denken nu eenmaal met hun buik.

    Ik vrees dat men niet helemaal zal begrijpen wat ik met uitweg bedoel. Ik gebruik het woord in zijn eenvoudigste en volste betekenis. Ik zeg met opzet niet: vrijheid. Ik heb het niet over dat grote gevoel van vrijheid naar alle kanten. Als aap kende ik dat misschien en ik heb mensen leren kennen die daarnaar snakten. Wat mij betreft, evenwel, ik verlangde toen nóch nu naar vrijheid. En dit terzijde: onder mensen vergist men zich al te vaak wat de vrijheid betreft. En zoals de vrijheid tot de meest verheven gevoelens gerekend wordt, zo behoort ook de beroving ervan tot de belangrijkste. Vaak heb ik in het circus voor mijn optreden een of ander stel kunstenaars bezig gezien aan de trapeze hoog tegen het dekzeil aan. Ze zwaaiden heen en weer, ze schommelden, ze sprongen, ze zweefden in elkaars armen, de ene droeg de andere met zijn tanden bij zijn haar. “Ook dat is menselijke vrijheid, dacht ik dan, dat soevereine gevoel!” Wat een bespotting van de heilige natuur! Geen gebouw bleef overeind bij het gelach van het apendom bij de aanblik van dat spektakel.

    Neen, vrijheid wilde ik niet. Enkel een uitweg: rechts, links, om het even waarheen, ik had verder geen speciale verlangens; de uitweg mocht zelfs een begoocheling zijn: mijn verlangen was niet groot, het bedrog zou niet veel groter zijn. Wegkomen, weg! Alles behalve met opgeheven armen stilstaan, tegen de wand van een kist aangedrukt.

    Vandaag zie ik het duidelijk in: zonder een zeer grote innerlijke rust ware ik nooit ontkomen. En inderdaad dank ik waarschijnlijk alles wat ik geworden ben aan de rust, die mij overkwam na die eerste dagen daar in het schip. En die rust dank ik dan weer in het bijzonder aan de scheepslui.

    Goede mensen waren dat, ondanks alles. Ook nu nog denk ik met genoegen terug aan de klank van hun zware schreden, die destijds weerklonk in mijn halfslaap. Ze hadden de gewoonte om alles uiterst langzaam aan te pakken. Als er zich eentje in de ogen wou wrijven, dan trok hij zijn hand op als was het een gewicht van een klok. Hun grappen waren grof, maar hartelijk. Hun gelach ging steeds met een gevaarlijk klinkend maar onschuldig gehoest gepaard. Ze hadden altijd wel iets in hun mond om uit te spuwen en waar ze het spuwden kon hen niet schelen. Ze bekloegen zich steeds erover dat mijn vlooien op hen oversprongen; toch waren ze daarvoor nooit echt kwaad op mij: ze wisten immers dat vlooien op mijn vel gedijen en dat vlooien nu eenmaal springen, daar legden ze zich bij neer. Als ze vrij van dienst waren, kwamen er vaak enkelen in een halve kring om mijn kooi zitten, zonder veel te zeggen, knorden elkaar wat toe, rookten hun pijp terwijl ze zich op de kisten uitstrekten en kletsten zich op de knie van zodra ik ook maar de geringste beweging maakte. Af en toe was er een die een stok nam en me kittelde waar ik het aangenaam vond. Indien ik vandaag een uitnodiging zou ontvangen om een rondvaart op een dergelijk schip mee te maken, dan zou ik die uitnodiging wis en zeker niet aannemen, maar even wis en zeker is het dat het niet enkel odieuze herinneringen zijn, die ik daar op het tussendek opdeed.

    De rust, die ik me eigen maakte in het gezelschap van deze mensen, weerhield me in de eerste plaats van alle pogingen tot vluchten. Als ik er vandaag op terugkijk, dan komt het mij voor dat ik op een of andere manier moet aangevoeld hebben dat, als ik dan al een uitweg moest vinden om te kunnen overleven, die uitweg niet bestond in het wegvluchten. Ik weet niet meer of vluchten wel mogelijk was, maar ik denk van wel: voor een aap zal vluchten altijd wel mogelijk zijn. Met mijn tanden in hun huidige staat moet ik zelfs bij mijn gewoonlijk notenkraken al voorzichtig zijn, maar toen zou het me op den duur toch hoe dan ook gelukt zijn om het deurslot door te knagen. Maar ik deed het niet. Wat zou ik daarmee ook gewonnen hebben? Men zou me, van zodra ik mijn kop naar buiten stak, weer gevangen hebben en in een nog slechtere kooi opgesloten. Of ik had kunnen vluchten naar de andere dieren, zoals de reuzenslangen in de kooi tegenover de mijne en mijn laatste adem in hun omarmingen kunnen uitblazen. Of als het me toch gelukt was om tot op het dek te geraken en overboord te springen, dan had ik enige tijd op de golven kunnen dobberen en was dan verzopen. Wanhoopsdaden. Ik berekende het niet op die menselijke manier, maar onder de invloed van mijn omgeving gedroeg ik me zo, alsof ik het werkelijk zo berekend had.

    Berekenen deed ik dus niet, maar ik bekeek alles wel in alle kalmte. Ik zag die mensen op en af gaan, altijd dezelfde gezichten, dezelfde bewegingen, soms leek het me wel alsof er maar één was. De mens of deze mensen liepen ook ongemoeid rond. Zo werd me een hogere doelstelling stilaan duidelijk. Niemand heeft me toen ooit beloofd dat, als ik zou worden zoals zij, de tralies zouden weggenomen worden. Dergelijke beloftes voor wat ogenschijnlijk onmogelijk kon waargemaakt worden, werden niet gedaan. Maar als ze worden waargemaakt, dan verschijnen vervolgens plots ook daar de beloften, waar men ze vroeger vruchteloos zocht. Nu was er aan deze mensen niets dat mij speciaal tot hen aantrok. Indien ik een aanhanger geweest was van die vrijheidsdrang waarvan ik zo-even gewaagde, dan had ik zeker de wereldzee als de uitweg aangewezen, die ik in de droeve blik van deze mensen ontwaarde. Maar zeker bekeek ik hen al lang van te voren, nog alvorens ik aan dergelijke dingen dacht; het waren precies deze opgestapelde waarnemingen die mij uiteindelijk in de juiste richting dwongen.

    Het was spotgemakkelijk om die mensen na te bootsen. Spuwen kon ik al vanaf de eerste dagen. We spuwden elkaar dan wederzijds in het gelaat. Het verschil bestond alleen hierin, dat ik nadien mijn gezicht proper likte, zij het hunne niet. De pijp rookte ik al gauw als een oude; als ik dan ook nog mijn duim in de pijpenkop drukte, dan juichte gans het tussendek. Alleen is het verschil tussen een lege en een gestopte pijp me lang duister gebleven.

    De meeste moeite had ik met de jeneverfles. De geur ervan was een marteling; ik dwong mezelf met alle kracht, maar er verliepen weken voor ik mezelf overwon. Deze innerlijke strijd werd door de mensen ernstiger genomen dan om het even welk ander aspect van mijn ontwikkeling. Ook in mijn herinneringen maak ik niet echt een onderscheid tussen de verschillende mensen, maar toch was er een die steeds terugkwam, alleen of met kameraden, bij dag of nacht, op de meest verscheidene uren. Hij plaatste zich dan voor mij met de fles en gaf me onderricht. Hij begreep mij niet, hij wou het raadsel van mijn wezen doorgronden. Langzaam ontkurkte hij de fles en keek me dan aan, om te zien of ik het begrepen had. Ik beken dat ik hem steeds gretiger en met overijlde opmerkzaamheid aankeek, zo’n mensenleerling vindt een mensenleraar nergens ter wereld. Als de fles ontkurkt was, bracht hij ze naar zijn mond; ik volgde hem met mijn blik tot in zijn keel; hij knikt, tevreden met wat ik doe en zet de fles aan zijn lippen; ik, verrukt met een langzamerhand doordringend inzicht, krab me schreeuwend in het lang en het breed over mijn gans lijf. Dat maakt hem blij, hij zet de fles aan de mond en neemt een slok. En ik, in mijn ongeduld en mijn vertwijfeling om hem overijverig te volgen, bevuil mezelf in mijn kooi, wat hem dan weer veel voldoening geeft. Met een wijds gebaar ontdoet hij zich van de fles en neemt ze dan in één beweging weer tot zich en drinkt ze, in een overdreven pedagogische achterover gebogen houding, in één keer leeg. Ik ben uitgeput van dat al te grote verlangen, ik kan niet meer volgen, ik hang verzwakt tegen de tralies, terwijl hij het theoretische onderricht beëindigt door zich over de pens te wrijven en te grijnzen.

    Dan pas beginnen de praktische oefeningen. Ben ik niet al volkomen uitgeput door de theorie? Jawel, al te zeer uitgeput. Maar dat hoort bij mijn lot. Desondanks grijp ik de aangereikte fles vast, zo goed als ik kan, ontkurk ze sidderend en door dat succes ontstaan er stilaan nieuwe krachten; ik hef de fles, in een perfecte imitatie van het origineel, zet ze aan mijn mond… en werp ze met afschuw, met afschuw, hoewel ze leeg is en enkel de geur er nog in is, met afschuw werp ik ze op de bodem van mijn kooi, tot treurnis van mijn leraar, tot nog grotere treurnis van mezelf. En het is voor hem noch voor mij niet de minste troost, dat ik na het wegwerpen van de fles niet vergeet voorbeeldig over mijn buik te wrijven en daarbij ook nog te grijnzen.

    Maar al te vaak verliep het onderricht op die manier. En het strekt mijn leraar tot eer: hij was niet verbolgen op mij; hij hield wel vaak zijn brandende pijp tegen mijn vel, tot het hier of daar, op een plek waar ik er niet gemakkelijk bij kon, begon te smeulen, maar dat loste hij dan zelf weer op met zijn reusachtige goede hand. Hij was niet boos op mij, hij zag immers in dat wij aan dezelfde kant stonden in het gevecht tegen de apennatuur in mij en dat ik het daarbij nog het zwaarst had.

    Wat een overwinning voorwaar, zowel voor hem als voor mij, toen ik op een avond, voor een grote schare van toeschouwers – er was waarschijnlijk een feest, er was een grammofoon, een officier had zich tussen de mannen gemengd – toen ik op die bewuste avond, helemaal onopgemerkt een bij vergissing voor mijn kooi achtergelaten jeneverfles vastgreep en die onder de stijgende opmerkzaamheid van het gezelschap volgens de regels van de kunst ontkurkte, ze naar mijn mond bracht en zonder aarzeling, zonder enige grimas, als een vakkundig drinkebroer, met ronddraaiende ogen en klotsende keel, echt en waarachtig leegdronk, en niet meer als een vertwijfelde maar als een echt kunstenaar de fles wegwierp; helaas vergat ik daarbij me over de buik te wrijven, maar omdat ik niet anders kon, omdat het zich aan mij opdrong, omdat mijn zintuigen in een roes verkeerden, riep ik daarop kort en goed: Hallo! en barste los in mensengeluid en stortte mij met deze kreet in de gemeenschap der mensen. Hun reactie: Moet je nu horen: hij spreekt! voelde ik als een kus op heel mijn met zweet doordrenkte lichaam.

    Ik herhaal: het trok mij niet aan om de mensen na te bootsen. Ik bootste na, omdat ik een uitweg zocht en voor geen enkele andere reden dan die. Overigens bracht die ene overwinning me bijzonder weinig voordeel. Mijn stem liet mij meteen weer in de steek en kwam pas na verscheidene maanden weer naar boven. Mijn tegenzin tegen de jeneverfles werd alleen nog sterker. Maar mijn richting was vanaf dan eens en voorgoed zonder meer duidelijk gesteld.

    Toen ik in Hamburg aan de eerste dierentemmer toevertrouwd werd, zag ik meteen in dat er maar twee mogelijkheden voor mij openstonden: de Zoo of de variété. Ik aarzelde niet. Ik sprak tot mezelf: zet al je krachten in om in de variété te geraken, dat is je uitweg. De Zoo betekent alleen maar een nieuwe kooi met tralies, als je daar terechtkomt, ben je verloren.

    En ik heb bijgeleerd, mijne heren. Ach, leren doet men als men moet; men leert als men een uitweg wil, men leert dan zonder weerga. Men houdt zichzelf onder controle met de zweep, bij de minste weerstand wordt men verscheurd. De apennatuur stoof al buitelend uit mij weg, zodat mijn eerste leraar daardoor voorwaar zelf echt aapachtig werd en mijn opleiding moest opgeven en in een hersteloord moest opgenomen worden. Gelukkig is hij snel weer komen opdagen.

    Ik verbruikte echter vele leraars, ja zelfs verscheidene leraars te gelijkertijd. Toen ik zekerder geworden was van mijn capaciteiten, de duidelijke vooruitgang zag die ik maakte en mijn toekomst voor mij begon te dagen, nam ik zelf leraars aan, liet ze plaatsnemen in vijf aaneengesloten kamers en leerde bij alle vijf tegelijk, terwijl ik heen en weer sprong van de ene kamer naar de andere.

    De vooruitgang die ik maakte! Dat van alle kanten binnendringen in de hersenen van de stralen van het weten! Ik verzeker u: het maakte me gelukkig. Maar ik geef ook grif toe: ik overschatte het niet, toen al niet en des te minder vandaag. Door een krachtinspanning, die zich tot nog toe op aarde niet opnieuw heeft voorgedaan, heb ik het opleidingsniveau bereikt van de doorsnee Europeaan. Op zichzelf is dat misschien niets bijzonders, maar voor mij betekende het toch maar dat het mij uit mijn kooi hielp en mij deze heel bijzondere uitweg bood, deze mensenuitweg. Er is een mooie Nederlandse uitdrukking: de biezen pakken; welnu, dat heb ik gedaan: ik heb de biezen genomen. Een andere weg was er niet, steeds ervan uitgaande dat de vrijheid geen optie was.

    Als ik terugblik op mijn ontwikkelingsgang en het einddoel ervan, dan mag ik niet klagen, maar evenmin ben ik volledig tevreden. Met mijn handen in de broekzakken, de fles wijn op tafel, zit ik half liggend in de schommelstoel en staar door het venster. Komt er bezoek, dan ontvang ik hen zoals het hoort. In de voorkamer zit mijn impresario; als ik bel, dan komt hij en luistert naar wat ik te zeggen heb. Elke avond is er wel een voorstelling en mijn succes houdt niet op steeds aanzienlijker te worden. Als ik ’s nachts terugkom naar huis van een banket, of van een wetenschappelijke bijeenkomst of van een gemoedelijk samenzijn, dan wacht me daar een halfgedresseerd apinnetje en ik laat me bij haar graag eens gaan, zoals apen doen. Overdag wens ik haar niet te zien; ze heeft namelijk in haar ogen de waanzin eigen aan verwarde gedresseerde dieren; ik ben de enige die dat merkt, en ik kan het niet verdragen.

    Alles samen genomen heb ik echter bereikt, wat ik wilde. Men kan niet zeggen dat het niet de moeite waard is geweest. Voor het overige wens ik over niemand een oordeel uit te spreken, het is enkel mijn bedoeling de kennis vermeerderen, ik breng enkel verslag uit, ook voor u, hoge heren van de Academie, heb ik slechts mijn verslag uitgebracht.


    vertaald door Karel D'huyvetters, 17-18 april 2007


    Categorie:literatuur
    Tags:literatuur
    17-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jim Jones & David Koresh
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    In 1978 vielen er meer dan 900 doden in Jonestown (foto), een religieus kamp in de jungle van Guyana. De leider van de sekte, Jim Jones, stierf er door schotwonden, waarschijnlijk door zelfmoord of wederzijdse moord met enkele van zijn nauwste medewerkers; de meeste van zijn volgelingen dronken een snelwerkend gif.

    In 1993 viel de Amerikaanse overheid binnen in een religieuze gemeenschap, de Branch Davidians, geleid door een man die zich David Koresh noemde. Er waren beschuldigingen van bezit van verboden wapens (en dat wil wat zeggen in Amerika, waar het bezit en dragen van vuurwapens in de grondwet staat), druggebruik, mishandeling, ook van minderjarigen, seksueel misbruik van minderjarigen en nog een reeks andere misdaden. Bij de eerste confrontatie vielen er tien doden: vier agenten en zes Davidians. Er volgde een belegering die 51 dagen duurde en eindigde met een bestorming met tanks en traangas. 79 Davidians vonden de dood, onder wie 21 kinderen.

    Dit zijn slechts enkele voorbeelden van hoe verkeerd het kan gaan als mensen vreemde dingen beginnen te geloven. Het toont ook aan dat mensen extreem goedgelovig kunnen zijn. De volgelingen van Jones hadden al hun bezittingen en persoonsbewijzen aan hun leider afgestaan. De Davidians stonden zelfs hun kinderen af.

    Met het zelfde ongeloof waarmee wij terugblikken op deze faits divers, denken we met verbijsterd onbegrip na over wat er gebeurd is op zovele momenten van de geschiedenis, tot in onze tijd, bijvoorbeeld bij het uiteenvallen van Joegoslavië, wanneer bevolkingsgroepen die honderden jaren min of meer vreedzaam naast elkaar geleefd hadden, plots elkaar naar het leven stonden, vaak op de meest beestachtige wijze. Pas na twee maanden bombardementen door de NAVO kon in 1999 een einde gemaakt worden aan de bloedige wederzijdse etnische ‘zuiveringen’: grootschalige moordpartijen, massale verkrachtingen, zinloze vernieling.

    De meeste mensen kennen meestal en zonder daar diep te hoeven over na te denken, het verschil tussen goed en kwaad. Maar diezelfde mensen doen, onder bepaalde omstandigheden, toch de verkeerde dingen. Waarom? Meestal zijn ze, net als de volgelingen van Koresh en Jones, overtuigd dat ze niet anders kunnen, dat er redenen zijn om toch zo te handelen. Dat moeten ook de volgelingen van Hitler, Stalin en Pol Pot gedacht hebben. Het is dus mogelijk mensen van alles wijs te maken, zeker als men beschikt over macht en mediamiddelen. Mensen raken dan overtuigd van wat men hen onverdroten voorliegt en verdringen hun natuurlijke kritische vermogens en moreel aanvoelen onder invloed van de directe dreiging die van de machthebbers uitgaat.

    Dat zelfde mechanisme is aan het werk in de godsdiensten die zich steunen op de Bijbel: joden, christenen en moslims. Religieuze leiders en een hun medewerkers leggen regels voor het denken en handelen op aan hun gelovigen. Indien die leiders bovendien beschikken over macht en daar ook gebruik van maken, zijn de gevolgen even desastreus als bij totalitaire regimes, denk aan de excessen van de sharia, ook vandaag nog. Maar ook de blijvende machtspositie van christelijke organisaties in onderwijs en ziekenzorg, bijvoorbeeld, zijn potentieel gevaarlijke structuren.

    Mensen leven samen, we zijn met zovelen op deze wereld dat het niet anders kan. Hoe wij dat doen, moeten wij samen vrij kunnen beslissen in overleg. Daarbij mogen we geen ander gezag erkennen dan dat van de mens zelf; geen mens mag zich daarbij beroepen op bovennatuurlijke krachten of zichzelf charismatische macht aanmatigen, of een positie van ongecontroleerde uitzonderlijk grote macht of invloed innemen gedurende een langere periode. Geweld mag, ook en zeker door de staat zelf, enkel gebruikt worden als er werkelijk geen andere mogelijkheid meer is om de fundamentele rechten van de mens te vrijwaren.

    Onze democratie mag dan af en toe wankelen, zij is veruit te verkiezen boven elk bekend alternatief. Laten we dus op onze hoede zijn als iemand zegt dat zijn godsdienst geen democratie is, of dat je een bedrijf niet kan runnen als een democratie. We weten waar wij dan onvermijdelijk terecht komen.



    15-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.opera: Francesco Cilea
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    In de wereld van de opera heb je naast de allergrootsten, zoals Verdi, Puccini, Bellini, Rossini, Donizetti, Wagner, Händel, Mozart, Monteverdi en Strauss, om de meest bekende eens op een rijtje te zetten, ook mindere goden. Sommigen hebben heel weinig voor de opera geschreven, maar des te meer andere muziek, zoals Beethoven en Shostakovich, anderen hebben gewoon weinig geschreven. Een van hen is Francesco Cilea (1866-1950).
    Als kind raakte hij onder de indruk van Bellini’s muziek; zijn muzikaal talent werd vroeg opgemerkt en hij mocht muziek studeren aan het Conservatorium in Napels, waar hij door hard werk en veel talent uitzonderlijk goede resultaten behaalde. Zijn eindwerk was een opera, Gina en de schooluitvoering werd nog eens overgedaan in een echt theater; hij kwam onder contract bij de grote uitgever van operamuziek, Sozogno. Op hun verzoek schreef hij in 1892 La Tilda, een verismo-opera in de stijl van Cavaleria rusticana, waarmee Sozogno goed geld hoopte te verdienen. Maar Cilea was er niet met zijn hart bij en het werd een mislukking. In 1897 volgde zijn versie van L’arlesiana, met het bekende Lamento di Federico: E’ la solita storia del pastore, door Caruso (foto) zo beroemd gemaakt als op onze dagen Nessun dorma uit Puccini’s Turandot door Pavarotti.

    De enige opera van Cilea die ook vandaag nog eens opgevoerd wordt, is Adriana Lecouvreur, met de bekende sopraanaria Io son l'umile ancella, die vaak opduikt op recitals en in radioprogramma’s.

    Na nog enkele andere mislukte pogingen om een succesopera te schrijven, onder meer met de steun van het fascistische regime, gaf Cilea het op en wijdde zijn verdere leven aan de muziekopleiding, uiteindelijk als directeur van het conservatorium van Napels, waar hij zijn carrière begonnen was. Hij ging op pensioen in 1936, maar leefde nog tot 1950 als ereburger in Varazze in Liguria.

    Als je de twee vermelde aria’s beluistert, dan zal je met mij toegeven dat het onbegrijpelijk is dat iemand die zo’n pareltjes kon schrijven, nooit echt doorgebroken is. Als je dan bedenkt dat Verdi, Donizetti en Rossini elk tientallen opera’s op hun naam staan hebben… Wat maakte het verschil? Werkkracht? Talent? Toevallige omstandigheden? Wat maakt de ene componist tot een uitzonderlijke figuur in de wereldgeschiedenis en de andere tot een voetnoot?

    Luister eens naar een aria van Cilea, mooier kan het niet.

    http://www.collectionscanada.ca/obj/m2/f7/18121.mp3


    14-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris: Edmund Wilson
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    De naam Edmund Wilson zegt je meer dan waarschijnlijk niets. Onlangs pikte ik een boek van hem op in een goedkope Pelican herdruk, de non-fiction afdeling van Penguin, zoals Puffin de jeugdafdeling is. Een pelikaan is wat steviger, wat zwaarder ook dan een pinguïn, terwijl een puffin, een papegaaiduiker, heel wat lichter is en er een beetje uitziet als een clown.

    Edmund Wilson (1895-1972) was een Amerikaans literair criticus. Hij las dus boeken en besprak die voor literaire tijdschriften. Natuurlijk las hij ze niet zo oppervlakkig als jij en ik: hij wist dat hij er een boekbespreking moest aan overhouden en dat die met aandacht zou gelezen worden door de vele lezers van de belangrijke tijdschriften waarvoor hij schreef en, niet te vergeten, door zijn collegae die op de loer lagen om hem bij elke typefout, bij elke lapsus door de mangel te halen. Dus moest hij zijn huiswerk maken en in de verzameling essays The Triple Thinkers van 1952 heeft hij dat gedaan, zoals ze ginds zeggen with a vengeance: niet gezeverd, zeggen ze bij ons. Er zit een beetje van alles tussen: een paar herinneringen aan zijn schooltijd, ter gelegenheid van het afsterven van een leraar of collega; de tekst van een lezing aan Princeton in 1940, over literaire kritiek, jawel; een antwoord op de vraag of verzen maken nog in is; een pleidooi voor het lezen van Pushkin, ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van diens overlijden, in 1937, met een bespreking van Evgeny Onegin en een prozavertaling van ‘De bronzen ruiter’; en verder bijdragen over A.E. Housman, Flaubert, Henry James, J. J. Chapman, Bernard Shaw bij zijn 80ste verjaardag, Ben Jonson (niet erg lovend), en ook een (te) lang essay over Marxisme en literatuur.

    Akkoord, het zijn grotendeels vergeten auteurs, maar dat waren ze toen ook al, dus dat is geen reden om de essays niet te lezen. Een erg goede reden om het wel te doen is dat ze, ondanks hun lengte, buitengewoon vlot lezen, omdat ze zonder meer buitengewoon goed geschreven zijn. Het is een plezier om de welgebouwde zinnen te volgen terwijl de auteur zijn gedachten ontvouwt voor jouw kritische geest. Hij geeft je net genoeg informatie om te blijven lezen, ook al heb je nooit van de auteur in kwestie gehoord en er zeker nooit iets van gelezen. Het is interessant, omdat hij het interessant maakt en met sommige van zijn onderwerpen is dat geen kleine verdienste. Een aanrader dus, al kan ik me niet voorstellen dat jullie nu allemaal rechtspringen en naar de (tweedehandse) boekhandel of naar de bibliotheek stormen. Maar misschien, als je ergens een boek van hem ziet liggen op een rommelmarkt, dat je die 50 cent toch maar neertelt, je weet nooit.

    Edmund Wilson was een man van de wereld: de juiste opleiding, de beste universiteiten, de beste uitgevers, de betere tijdschriften (The New Yorker!), aan huis bij de beste families, altijd te vinden in de betere restaurants en hotels, een gast op elke grote receptie. Hij was ook een onvermoeibare versierder, trouwde verscheidene keren, deed zelfs Anais Nin een aanzoek, met bijkomend aanbod om haar te leren schrijven…

    Voor Nabokov-liefhebbers is Wilson een oude bekende. Hij was het die de jonge Nabokov na zijn aankomst in Amerika, gevlucht, na zijn meer dan overhaast vertrek uit Rusland na de revolutie, voor het Nazisme, eerst uit Berlijn en dan nog eens uit Parijs, een baan bezorgde en hem introduceerde bij uitgevers en tijdschriften. Hij was het ook, die later Lolita maar zozo vond, wat Nabokov natuurlijk niet gelukkig maakte. Maar het was vooral zijn reactie op Nabokovs monumentale vertaling van en commentaar bij dat zelfde Evgeny (of Eugene) Onegin van Pushkin die de twee voorgoed uit elkaar dreef, met scherpe open brieven over en weer. Je moet ook maar durven: Nabokov was tenslotte een gepubliceerd Russisch auteur, een taalvirtuoos en stilist in zijn eigen taal voor hij dat ook werd in het Engels, leraar Russisch aan Cornell University, a native speaker. Wilson las ook Russisch en meende Nabokov te moeten terechtwijzen, niet alleen op stilistische subtiliteiten, maar ook op feitelijke taalkennis. Hij zal het geweten hebben…

    Wilson was geen gemakkelijk man. Hij lag niet wakker van de gevolgen van of de reacties op zijn kritische stukken. En zijn kritiek bleef niet beperkt tot de literatuur. Politiek was hij een democrat en hij was niet mals voor de politiek van de republikeinen. Hij was een tegenstander van de Koude Oorlog en van de inmenging in Vietnam, weigerde zelfs zijn belasting te betalen, maar of dat helemaal uit politieke overtuiging was…

    De titel van het boek: The Triple Thinkers is een citaat uit een brief van Flaubert aan Louise Colet in 1853: À l'heure qu'il est, je crois même qu'un penseur (et qu'est-ce que l'artiste si ce n'est un triple penseur?) ne doit avoir ni religion, ni patrie, ni même aucune conviction sociale. Le doute absolu maintenant me paraît être si nettement démontré que vouloir le formuler serait presque une niaiserie.

    Een (goed!) literair criticus en zeker Wilson verdient best een dergelijk epitheton ornans, maar laten we het met een double entendre bij een double thinker houden, dat is al lof genoeg.


    13-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.fietsen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Ik weet niet of het in uw hoekje van Vlaanderen of Nederland ook zo is, maar hier in Werchter wemelt het van fietsers: wielertoeristen in indrukwekkend dichte drommen, niet alleen op zondagmorgen, maar de hele week door; kleinere groepjes even kleurrijk uitgedoste ouderen of jongeren, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat; senioren in gemengde of geslachtelijk gescheiden bescheiden pelotons, meestal in de tijd tussen het middagmaal en het vieruurtje; eenzame hardrijders die niet op- of omzien en hun kilometers afmalen in verbeten Kantiaans plichtsbesef; de gepensioneerde buren die hun dagelijkse trip volbrengen naar de krantenwinkel, de bakker of beenhouwer, of hun lichtlopend gezondheidswandelingetje.

    De fietsen die ze zo trots bestijgen schitteren feestelijk in de kermiszon en verraden door hun ondraaglijke lichtheid of hun lichtmetalen stoerheid en subtiel afwijkend zilvergrijs design en spitsvondige techniek de vele euro’s die er achteloos voor neergeteld zijn.

    Fietsen is gezond. Ik ben dan ook een grote voorstander van fietsen, al doe ik het zelf niet veel meer, het komt er meestal niet van. Als je bij een club of ploeg of groep behoort, dan moet je op de afspraak zijn, er is de sociale druk en het groepsgevoel, ook al voel je de frietjes nog op je maag of de stramme benen van de vorige uitstap. Voor mij is de aanblik van de uitwaaierende kuddes in fluo-kleuren gehulde rood-aangelopen groot-, schoon-, peet-, ruil-, stief- en andere vaders met glanzend geoliede en scherp afgelijnde spieren, in zwarte spannende short-met-ingebouwd-zeemvel een overtuigende demonstratie van hoe ik op mijn oude dag niet wens naar buiten te komen. Daarin ligt geen verwijt verborgen, of kritiek of hoon: het is niets voor mij, dat is al; als anderen zich daarbij goed voelen: vooral doen!

    Toch maak ik mij, samen met toch nog enkele anderen, neem ik aan, wel eens behoorlijk druk over het arrogante rijgedrag van vooral de semi-professioneel aangetutte would-be flandriens van alle leeftijden, alleen of in dreigende horden. Zij nemen het niet erg nauw met de klassieke verkeerstekens, rode lichten inbegrepen, met hun geëigende plaats op de weg, met het al bij al toch verplicht gebruik van de vele goede fietspaden die we allemaal mee betalen met het al te ruim bemeten belastingsgeld, met oversteken en met de voorrangsregels. Zij rekenen erop dat zij gezien worden en dat men met hen rekening houdt, want Zij Zijn Aan Het Fietsen, en dat is toch iets helemaal anders dan gewoon met de fiets ergens naartoe rijden. Net als vrachtwagenchauffeurs vinden zij dat andere weggebruikers zich spontaan moeten aanpassen aan hun speciaal tweewielig voorkeurstatuut, waarbij remmen en weer optrekken vanzelfsprekend zoveel als mogelijk moeten vermeden worden, ook al omdat die beide activiteiten indien uitgelokt door anderen steevast begeleid moeten worden met verontwaardigd verbaal en gesticulair omhaal, wat de bloeddruk en het hartritme nog meer de hoogte in jaagt.

    En wij, de niet-fietsende zwijgende minderheid laat die zelfverklaarde bolsjewieke meute maar begaan, want wat doe je eraan? Als je met de wagen bent, blijf je het best veilig uit hun buurt, want zij zijn de zwakke maar o, zo zelfbewuste weggebruiker. Ben je te voet, dan verlaag je jezelf daardoor meteen tot het weinig benijdenswaardige statuut van toeschouwer en ben je niet eens een blik waard, tenzij de blikjes die ze vrolijk in je voortuintje kieperen.

    Het is een onschuldige bezigheid, fietsen. Maar net zoals bij het autorijden en het supporteren komen daarbij onvermijdelijk allerlei zeer kleinmenselijke trekjes naar boven.

    Toch predik ik hier met veel nadruk grote verdraagzaamheid tegenover onze fietsende medemens. Ik zou het immers niet graag meemaken dat ze hier straks massaal afstappen om fluitend hun opgekropte blaas moegetergd maar tevreden kreunend en met glazige blik volop genietend te ledigen tussen mijn geelknoppige mahonia’s, nederige dwergconiferen en de blakend bloeiende blozende pieris formosa…

    © fietsers, echt waar!




    11-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: acrobaat
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    Een acrobaat is een artiest, een lenige, krachtige en uitstekend getrainde atleet, die ons laat zien wat uitzonderlijk getalenteerde mensen met hun lichaam kunnen doen na eindeloos oefenen. Vroeger waren dat vooral koorddansers, maar in het moderne circus zijn de mogelijkheden onbeperkt.

    Het woord komt, misschien via het Duits en het Frans, waar het blijkbaar vroeger voorkomt dan bij ons, van het Grieks akrobatos, en dat betekent: op de toppen van je tenen lopen; in het klassieke Grieks had het woord echter niets te maken met een acrobaat, een koorddanser is daar een schoinobatès; batein betekent stappen, lopen, gaan; schoinion is een koord, een touw; akra is een top, een uitsteeksel. Een acrobaat loopt niet op zijn tenen, hij of zij loopt niet gewoon op de grond maar op of naar hogere plaatsen (akra), bijvoorbeeld op een touw dat (hoog) boven de grond gespannen is. Het is dus potjeslatijn, of beter: potjesgrieks.

    Het lijkt er dus op dat de Fransen en de Duitsers voor de koorddansers een nieuw woord gemaakt hebben, kwestie van het wat speciaal te doen klinken. Dat komt wel meer voor in de wereld van de kunsten en het amusement, denk maar aan de kermis, vroeger, waar de mensen naar binnen gelokt werden met allerlei florissante praatjes en ingewikkelde woorden voor vrij eenvoudige dingen: het gevecht met de beer was steevast de ‘lut’ met de beer; acrobaten die, op hun rug liggend, voorwerpen of collega’s op hun voeten in de lucht balanceren en bewegen zijn antipodisten, letterlijk: tegenvoeters; een goochelaar (onzekere etymologie: joculari? guichelen?) was een schamoteur (van het Spaans escamotar, iets laten verdwijnen), een buikspreker is een ventriloquist (van het Latijn venter, buik en loqui, spreken), een monocyclist rijdt op een fiets met één wiel, een krachtpatser of een kermisworstelaar is een hercuul en je hebt ook nog trapezisten, voltigeurs, dompteurs, clowns, equilibristen, contorsionisten of slangenmensen &c. In het Frans heb je zo ook een prachtige tongbreker: prestidigitateur: een goochelaar met heel rappe (presto!) vingers (digitus).

    Het zal allemaal ook wel te maken hebben met het zeer internationale circus- en amusementsvolkje, dat woorden uit alle mogelijke talen ‘een beetje’ aanpaste aan de lokale taal.

    Kom binnen, kom binnen, het spel gaat beginnen!

    Een Leuvense prof zei me eens bij het begin van het nieuwe academiejaar: het circus gaat weer beginnen; ’t zijn nieuwe beesten, maar ’t zijn dezelfde clowns…


    09-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een zwarte legende
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    Black is beautiful…

    Zwart is niet mooier dan wit en ook niet minder mooi. Zwart is gewoon een kleur, of wetenschappelijk juister: de afwezigheid van kleur; een zwart oppervlak weerkaatst het licht niet. Toch heeft zwart een sinistere bijklank. Bij ons is het de kleur van het rouwen. Als je op de zwarte lijst staat, betekent dat niets goeds. In het zwart werken of kopen mag niet, maar… een zwarte markt is er altijd al geweest, zwart geld evenzeer. De pest heet ook de Zwarte Dood. Als we de dingen zwart inzien, zijn we depressief, we hebben dan een zwarte bril op. Er zijn zwarte bladzijden in onze geschiedenis, zoals een bepaalde zwarte zondag. In de oorlog waren de zwarten de collaborateurs en die naam is als scheldnaam blijven bestaan voor alle flaminganten. Er zijn talloze uitdrukkingen waarin zwart de betekenis heeft van slecht, verkeerd. Je zou er een zwartboek kunnen mee vullen, met daarin een hoofdstukje voor zwarte humor.

    De etymologie van zwart is waarschijnlijk dezelfde als die van het Latijnse sordidus, vuil. Het Duits heeft schwarz, het Engels kent nog swart en swarthy.

    Wat we in het Nederlands niet kennen, bij mijn weten, is de uitdrukking zwarte legende. We vinden ze terug in het Spaans: la leyenda negra, waar ze in het algemeen betekent: een veralgemeende ongunstige opinie over iets of iemand, meestal ongegrond. Dat kan dan zijn: de zwarte legende van Spanje, of van de (Spaanse) Inquisitie, van de Kruisvaarten, van de katholieke kerk, van Panama, van de (Spaanse!) Borgia’s, van de Medici’s of zelfs van paus Pius XII. Ook buiten het Spaans vinden we de term steeds meer terug, zeker in het Engels, al ontbreekt hij nog in de Britannica van 1968. Buiten het Spaans heeft de uitdrukking niet de algemene betekenis, maar verwijst ze naar de kwade faam van Spanje, vooral wegens de rol van de inquisitie en van Filips II als verdedigers van de katholieke kerk.

    De uitdrukking gaat terug op een boek uit 1914 van Julian Juderias: La leyenda negra y la verdad historica. Daarin verwijst de auteur naar al het slechte dat over Spanje verteld wordt, vooral sinds het midden van de zestiende eeuw en probeert hij de reputatie van Spanje te herstellen, vooral door aan te tonen dat de argumenten tegen Spanje ongegrond of historisch onjuist zijn.

    Wat is het precies dat men aan Spanje verwijt? Zoals het meestal gaat met verwijten, is dat moeilijk precies te zeggen. Ongetwijfeld was Filips II een man die erg rechtlijnig dacht. In de confrontatie met het protestantisme zag hij zich als door God zelf aangesteld als de verdediger van het ware geloof en hij heeft die taak met alle middelen proberen waar maken. Maar daarin verschilt hij nauwelijks van de andere vorsten van zijn tijd, of van alle tijden… Ongetwijfeld was de Spaanse inquisitie een instelling die de grove middelen niet schuwde, maar ook dat is eigen aan grootmachten, ook vandaag nog. De katholieke kerk is in Spanje tot ver in de twintigste eeuw zeer machtig én behoudsgezind gebleven. Er is de langdurige dictatuur van Franco, de dubbelzinnige houding tijdens de tweede wereldoorlog…

    Er is nog een ander aspect, dat voortdurend terugkomt, meestal zijdelings of onderhuids. In Spanje waren de Arabieren binnengedrongen in Europa en leefden er samen met de Europese bevolking én met de talrijke Joden die daar een onderkomen hadden gevonden. Het was een smeltkroes van culturen en rassen en hoewel de groepen ook grotendeels onderscheiden bleven, waren er toch talrijke gemengde huwelijken. Dat ‘gemengde bloed’ is iets dat men de Spanjaarden steeds heeft verweten, ten minste impliciet, in zoverre zelfs dat sommige Spanjaarden zelf zich beginnen beroepen op hun zuiver bloed, zoals de Spaanse adel verwees naar zijn ‘blauw’ bloed, in tegenstelling tot dat van de ‘moren’. Dezelfde redenering vinden we terug in de wetten die de Nazi’s in Duitsland tegen de Joden en andere groepen uitvaardigden om het bloed en het ras zuiver te houden.

    De geschiedenis van Spanje is er een van voortdurende strijd: de reconquista of de herovering van het hele grondgebied op de Arabieren, de verdrijving van de Moslims en van de Joden en de vrijwaring van het protestantisme. Wanneer Spanje dan een wereldmacht wordt, een rijk waar de zon niet ondergaat, is het de ambitie van keizer of koning om de hele wereld te onderwerpen en zuiveren van elke afwijkende opinie. Dat dit bij andere mogendheden zeer sterke reacties opriep is evident. Dat onafhankelijke geesten zich verzetten tegen zoveel autoritaire onverzettelijkheid, ligt voor de hand.

    En zo ontstond la leyenda negra. Zeker, het is een legende, dus niet stevig gesteund op feiten en op historisch onderzoek naar de waarheid. Allerlei ‘vijanden’ van Spanje hebben eeuwenlang de feiten zeker verdraaid, of aangedikt, of eenzijdig benaderd. Maar legenden ontstaan niet zomaar, er is meestal een historische grond en die is hier zeer duidelijk aan te wijzen: de inquisitie en Filips II zijn nu eenmaal geen hoogtepunten uit onze beschavingsgeschiedenis. Toch moeten we toegeven dat men ook over andere landen zwarte legenden zou kunnen vertellen; de vervolging van de katholieken in Engeland, de godsdienstoorlogen in Duitsland, de vervolging van de protestanten in Frankrijk, de uitroeiing van de oorspronkelijke bewoners van Noord- en Zuid-Amerika… En dan spreken we nog niet over wat er in meer recente tijden is gebeurd in Armenië, Rusland, Nazi-Duitsland, Zuidoost Azië…

    En toch blijft Spanje een reputatie behouden, gebouwd op vele eeuwen turbulente geschiedenis, tot op vandaag. Beelden van Torquemada, de Grootinquisiteur, van een in het zwart geklede Filips II, van Guernica, van Goya’s gruwelen van oorlog en vervolging, van Cortez en Pizarro in Zuid-Amerika zijn ons in het geheugen gebrand.

    La leyenda negra.



    08-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.opera: Boris Godunov
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    We kennen Modest Musorgsky (1839-1881) waarschijnlijk het best van zijn ‘Beelden uit een tentoonstelling’, georkestreerd door Ravel, van de ‘Nacht op een kale berg’, herwerkt door Rimsky-Korsakov, die trouwens ongeveer alles wat Musorgsky ooit componeerde herwerkt heeft, en van zijn vele liederen, zoals de ‘Liederen en dansen van de dood’, waarvan ik hier onlangs nog een van de teksten vertaalde.

    In zijn korte leven - hij stierf zwaar depressief en geplaagd door drankzucht (zie het schilderij hiernaast) toen hij 42 was - schreef hij ook nog werk voor de opera, waarvan ‘Boris Godunov’ het meest bekende is en ook het enige werk dat hij zelf volledig heeft afgewerkt. Hij schreef de opera in zeer korte tijd en zonder enige opleiding of ervaring in het genre. In de originele versie werd het geweigerd, maar na een herwerking in 1872 werd het dan toch opgevoerd in 1874, met groot succes. Het staat nu vast op het repertoire overal ter wereld.

    Het verhaal komt uit de Russische vaderlandse geschiedenis en Musorgsky gebruikte Pushkins gelijknamig drama als losse basis voor zijn opera. Heel kort gezegd komt het hierop neer: Tsaar Ivan de Verschrikkelijke stierf in 1584 en liet twee zonen na: Fjodor, die hem opvolgde en Dmitri, de tsarevitsj of zoon van de tsaar. Fjodor was evenwel geen groot licht en Boris Godunov, een bojaar ofte adellijke grootgrondbezitter, werd als regent aangesteld. In 1591 werd de jonge Dmitri vermoord en de verdenking viel meteen op Boris. In 1598, na de dood van Fjodor, laat Boris zich tot tsaar kronen, maar wordt gekweld door wroeging en het wantrouwen van zijn omgeving. Zes jaar later ontvlucht Grigori, een jonge monnik, het klooster en geeft zich uit voor de vermoorde Dmitri. Hij krijgt veel aanhangers en rukt op naar Moskou om Boris van de troon te stoten. Boris bezwijkt onder de druk van de gebeurtenissen en sterft. De valse Dmitri wordt verwelkomd als de nieuwe tsaar, samen met zijn geliefde Marina, een Poolse katholieke prinses.

    Met dit materiaal, dat elk Russisch kind kende, heeft Musorgsky een opera gebouwd in zeven krachtige scènes, met grote aria’s voor verscheidene hoofdrollen, uitgebreide koorzangen en een machtige orkestratie.

    Op 7 maart 2007 bracht Mezzo een zeer overtuigende super-vertoning van het Salzburgse Paasfestival van 1998, met de Berliners onder Abbado en een indrukwekkende groep solisten en uitgebreide koren, in een imponerende moderniserende maar gelukkig niet-storende enscenering en een efficiënte regie. Het is een lange opera, meer dan die uur muziek, maar vervelen doet het nooit. Wel is het voor liefhebbers die geen Russisch kennen en die niet vertrouwd zijn met de Russische geschiedenis, niet altijd gemakkelijk om volgen, zelfs niet met (Franse) onderschriften, maar dan leun je gewoon achterover in je zetel en geniet gewoon van de muziek: bij Wagner, Verdi of wie dan ook is het al even vaak niet te doen om het verhaal te volgen in al zijn complexiteit. Dit is romantische opera op zijn best, met grootse gebaren, wilde gevoelens, stormachtig confrontaties, massale tonelen, historische gebeurtenissen op grote schaal. Aan het einde heb je het gevoel dat je iets belangrijks hebt meegemaakt.

    En dat kan je toch niet zeggen na weer een aflevering van een of andere soap of de zoveelste Amerikaanse detectiveserie…


    05-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.10.000
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ik kan toch niet laten om even te vermelden dat we weer een mijlpaal gepasseerd zijn: tienduizend unieke bezoekers en ondertussen ook al veertien duizend pageviews. De statistieken per dag, week of maand gaan op mysterieuze manier op en neer. Bezoekers laten af en toe een vriendelijke boodschap. Dat geeft me allemaal goede moed en veel inspiratie. Tot morgen!

    Karel

    op de foto: het statige herenhuis in het Heldenpark van Eeklo, de stad waar ik mijn jeugd doorbracht.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.abnormale seksualiteit
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Dat er in onze samenleving homoseksuelen zijn, dat weten we, hebben we altijd geweten. Er heerst wel nog altijd onzekerheid in wetenschappelijke kringen over de vraag: waarom zijn mensen homo? En die onzekerheid grijpen sommigen dan aan om te stellen dat homoseksualiteit niet alleen iets anders is dan de hetero-versie, maar ook, tja, minder, abnormaal, niet even goed, afwijkend en nog meer eufemistische of ook ronduit beledigende adjectieven. Ik weet natuurlijk zelf ook niet of het gaat om een natuurlijke geaardheid dan wel een bewuste keuze of een combinatie van de twee of een nog veel ingewikkelder samenspel van genen en menselijke historiciteit. Het ziet er ook naar uit dat het nog wel even kan duren voor we er het fijne zullen van weten. Maar heeft het veel belang?

    In alle geval niet voor de meeste mensen, homoseksuelen, vrienden en familieleden, werkgevers &c. Maar blijkbaar wel voor de katholieke kerk. Zij kijken niet naar hun medemens zoals hij is, maar zoals hij zou moeten zijn. Zij hebben voor alles een ideaalbeeld, en wie daaraan niet beantwoordt, is zondig. Het ideaal van de menselijke seksualiteit vinden ze, in goede Aristoteliaanse traditie, in het telos, het einddoel: de menselijke voortplanting. En omdat homoseksuele paring niet tot voortplanting kan leiden, is die verkeerd, zo simpel is dat voor een katholiek.

    Als we dat even overdenken, dan moeten we toch wel toegeven dat dit een erg primitieve manier van redeneren is, ja, een vrijwel dierlijke manier van denken over menselijke seksualiteit, en over de mens als levend wezen in het algemeen. We eten om energie naar binnen te werken, en wie niet eet gaat dood. We drinken om voldoende vocht in ons lichaam te houden, anders gaan we dood. En zo verder. De mens heeft evenwel van het voldoen die basisbehoeften in de loop van zijn geschiedenis wel iets anders gemaakt dan het pure stillen van de honger en de dorst, en dat noemen we cultuur. In die cultuur is het bevredigen van de basisbehoeften nog slechts een ver vertrekpunt voor wat de mens doet. Welnu, ook van het beleven van de seksualiteit heeft de mens sinds de meest primitieve tijden iets meer gemaakt dan de loutere voortplanting. In die primitieve tijden wist de mens overigens niet eens dat seksualiteit leidde tot voortplanting, zodus…

    Seksualiteit herleiden tot voortplanting is het miskennen van ongeveer alles wat seksualiteit zo aantrekkelijk maakt. Het is trouwens de natuur zelf die daarin een flink handje toesteekt: als we alleen maar aan seks zouden denken als we van plan zijn om ons voort te planten…

    In science fiction-verhalen vind je vaak fantasieën over de menselijke voortplanting in de toekomst, bijvoorbeeld een maatschappij waarin de voortplanting helemaal uit de handen van het individu genomen is en toevertrouwd aan de staat. Wellicht is dat de natte droom van onze Waalse harde-lijnbisschop: voortplanting herleid tot haar essentie: eicel en spermatozoïde ontmoeten elkaar nog enkel in vitro, zonder al dat emotionele menselijk gedoe! Als men ziet hoe rampzalig men met voortplanting omgaat in de armste gebieden van bijvoorbeeld Afrika, dan is enige staatsinmenging niet eens zo’n slecht idee…

    Maar in dezelfde SF-fantasieën is seks dan weer herleid tot zijn essentie: genieten… In onze moderne maatschappij is die natte droom zo goed als gerealiseerd, want wij hebben op mechanische of chemische wijze seks en voortplanting netjes gescheiden, behalve voor die paar keer dat het om voortplanting gaat en zelfs dan moeten we meer en meer een beroep doen op de wetenschap…

    Er is altijd al een seksuele cultuur geweest, men zou zelfs kunnen stellen dat elke culturele uiting over seksualiteit gaat… En er is ook altijd al een homoseksuele cultuur geweest, met zeer sterke invloeden trouwens in zowat alle kunstvormen. Abnormaal, zegt onze bisschop bloednuchter, geretardeerd zelfs, infantiel dus. Ach, waarom maak ik me toch druk over zo’n figuur, gehuld in een achttiende-eeuws plunje, met een filosofie uit de donkerste middeleeuwen, lid (al durf ik dat woord hier nauwelijks gebruiken) van een aftandse vereniging met winstgevend doel maar zonder nuttigheidsfactor? Religie is zowat het meest typische cultuurproduct dat je kan bedenken, het heeft namelijk geen enkele zin op zich, beantwoordt zelfs niet aan een natuurlijke behoefte. En uitgerekend dat instituut werpt zich op als de verdediger van de essentiële waarden zoals daar zijn voortplanting, zonder evenwel zelf de hand aan de ploeg te slaan, tenzij in den duik en dan nog het liefst met goedgelovige hulpeloze partners of al te jeugdige weerloze slachtoffers… Bende hypocriete pseudo-celibatairs! Is dat misschien wat ze bedoelen met een normale, volwassen seksualiteitsbeleving?

    Gelukkig heeft onze maatschappij de ogen geopend voor de multiculturele realiteit die ook in de menselijke seksualiteit bestaat. Gelukkig ook dat onze politici gevolgd zijn en de wetten hebben aangepast. Maar vergis u niet: als de katholieken weer aan de macht komen, is het uitkijken naar wat ze uitspoken met de wetten op euthanasie, abortus, homohuwelijk en adoptie door homoseksuele koppels.

    Als het over seksualiteit gaat, zijn we allen expert. Moraalridders zijn er bij de vleet. We staan allemaal klaar om te oordelen. En toch weten we, diep in ons hart en in de donkerste hoekjes van ons brein, dat geen onderwerp zo complex en beladen is als wel seks en voortplanting. Voor iemand in dat verband een steen werpt, kijkt hij best eens in zijn eigen hart om te zien of er ook tussen zijn droom en daad geen zekere afstand te bespeuren valt. Want wij zijn allemaal maar mensen. En het Latijnse woord voor mens, dat zouden ze in de Rooms-katholieke kerk toch moeten weten, is homo.



    03-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heksen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Enkele maanden geleden, in de Leuvense stadbibliotheek, viel mijn oog op een boek over heksen. Meteen was mijn interesse gewekt, want nog enkele maanden daarvoor had ik een totaal onbevredigend boek over dat onderwerp gelezen, we zullen het hier niet vernoemen. Na een paar hoofdstukken vond ik dat de vertaling wel zeer vlot was, maar dat ik voortdurend het Engels erdoor heen las. Dus ging ik op zoek naar de Engelse uitgave en vond een zeer betaalbaar exemplaar op eBay, in Engeland. Van dan af las ik verder in het Engels, zeer tot mijn tevredenheid.

    Het gaat over Witches & Neighbours van Robin Briggs, gepubliceerd in 1996. Meestal lees ik een boek zeer snel uit, maar nu lukte dat niet. Ik heb me door de 457 pagina’s, groot formaat, kleine letter! gewerkt over een periode van twee maanden. Niet dat het niet boeiend was, integendeel. Maar het vraagt een inspanning. Briggs schrijft bedachtzaam en doet je ook nadenken. Eenvoudige zinnen staan er niet in het boek. Mooie des te meer. Zijn gedachten, opinies, stellingen zijn steeds subtiel, evenwichtig, voorzichtig. Overdrijven doet hij nooit, behalve misschien in het niet overdrijven. Na elke zin waarschuwt hij ervoor dat dit zeker niet de enige manier is om dit te zeggen, dat er zeker ook andere opinies zijn en dat er ook nog tal van andere aspecten zijn aan de kwestie. Dat maakt het niet gemakkelijk, wel zeer genuanceerd en complex. Het dwingt je om zelf ook verder na te denken dan je gewoon bent. En het houdt je ogen aan de tekst gekluisterd.

    Het boek is geen beschrijving van de heksenvervolgingen die in Europa (en ook in de US) tussen 1450 en 1700, maar vooral tussen 1560 en 1660 hebben plaats gevonden en waarbij een aanzienlijk aantal mensen ter dood zijn gebracht. Ik zeg ‘mensen’, want tot 35% van de veroordeelden waren mannen; in Frankrijk was er zelfs een meerderheid van mannelijke veroordeelde heksen. Briggs baseert zich op zijn eigen onderzoek in de archieven van vooral Nancy, naast de overvloedige literatuur. Hij beschrijft evenwel niet zozeer de feiten, tenzij als illustratie, als wel de onderliggende oorzaken: psychologisch, sociaal, historisch, religieus… Hij probeert de heksenvervolgingen te verklaren. Hij beschrijft ook niet de folteringen, of de rechtszaken, al worden die wel voortdurend vermeld. Het is dus eerder een theoretisch werk, een studie, geen historische schets of roman. Je zal dus vergeefs zoeken naar pikante details over heksensabbats, of gruwelijke verhalen over folteringen. Briggs is een gentleman en vermeldt enkel wat in beschaafd gezelschap kan vermeld worden zonder dat iemand gaat blozen. Maar op een zeer efficiënte zijdelingse manier krijg je toch een zeer goed idee van wat er is gebeurd.

    Briggs is een auteur zoals je ze niet meer zo vaak vindt. Hij neemt zijn tijd om complexe zaken of ideeën uit te leggen. Hij schrijft zinnen die je soms het best twee of drie keer leest. Soms is hij zo gevat dat je er versteld van staat: hoe is het mogelijk van zoveel inzicht in één enkele, korte zin te stoppen en toch of precies daardoor zo helder te zijn? Soms heeft hij bladzijden nodig om zijn omfloerste pointe te maken. Maar hij is nooit banaal, nooit wijdlopig, er staat geen enkel overbodig woord in het boek, alles is zonder meer noodzakelijk.

    Ik zal mij er dan ook niet aan wagen om zijn ideeën samen te vatten. Dit is het boek dat je moet lezen als je iets over dit onderwerp wil weten. Niet dat je er dan niets meer over zou hoeven te lezen: het geeft je juist zin om nog dieper in te gaan op allerlei aspecten, op vele pistes die hij opengelaten heeft. Toch enkele dingen die mij opgevallen zijn.

    Over de aantallen van de heksen die op de brandstapel gestorven zijn, of een ander gruwelijk einde kenden, lopen de ideeën uiteen. Het meest extreme cijfer, dat herhaaldelijk opduikt, is 9 miljoen! Er zijn boeken geschreven over hoe men tot dat getal gekomen is en om dat waanzinnige cijfer te weerleggen. Het laagste cijfer is 12.000 processen die zeker geëindigd zijn in de doodstraf. De meeste historici zijn het er nu over eens dat het om ongeveer 40.000 gaat. Over een periode van 250 jaar, en op een bevolking van ongeveer 150 miljoen bewoners van Europa in die tijd, is dat nog altijd een indrukwekkend aantal.

    De titel van het boek, vertaald: heksen en buren, is sprekend voor wat we leren in het boek: heksen waren gewone mensen, buren in het dorp en ze werden ook door hun buren aangeklaagd. Het is dus niet zo dat er door een hogere instantie, de koning of de kerk, een systematische heksenjacht zou ontketend zijn. In 90% van de gevallen ging het om rekeningen die vereffend werden tussen buren. Hekserij was in die periode niets ongewoons, het was een overtuiging die ongeveer iedereen deelde, namelijk dat het bovennatuurlijke een invloed had op het natuurlijke. Als de oogst door hagel vernield werd, dan zat daar waarschijnlijk de duivel achter, die een heks als middel gebruikte. Hetzelfde bij ziekte en dood van mens, kind en dier, of bij onvruchtbaarheid, geldelijk verlies… Dat is het waarvan de buren heksen beschuldigden. In vele gevallen zullen zij overtuigd geweest zijn dat het ook werkelijk zo gebeurde. In andere was het duidelijk kwade wil, wraaknemingen, afrekeningen, familiekwesties, burenruzies.

    De wilde verhalen over de omgang van de heksen met de duivel tijdens de sabbat en wat er daar allemaal gebeurde, kwamen vooral tijdens de processen naar boven en lijken meer geïnspireerd te zijn door de obsessies en fantasieën van de ondervragers dan gesproten uit het brein van eenvoudige mensen. Dat geldt zeker voor de seksuele excessen.

    Waar men helemaal niet uit is, is de zin ­van de agressieve manier van ondervragen van de heksen, de folteringen tot de dood toe. Het moet ook voor de ondervragers duidelijk geweest zijn dat men iedereen om het even wat kon doen bekennen, als men maar ver genoeg ging. De beschuldigingen die heksen tijdens het folteren uitten naar anderen, werden dan ook meestal niet ernstig genomen, hoewel het soms toch voldoende was om in een kettingreactie tientallen anderen mee te sleuren.

    Als men de heksenvervolgingen nu bekijkt, dan is het voor de moderne mens evident dat er van hekserij helemaal geen sprake is geweest, nooit. Er is geen enkel bewijs of zelfs maar een aanwijzing dat heksen iets anders waren dan gewone mensen. Dat blijkt ook uit het grillige patroon van de heksenvervolgingen. In sommige gebieden zijn er nooit heksen vervolgd en in andere duizenden; in sommige jaren duizenden en dan weer jarenlang geen. De vervolging heeft duidelijk heel veel oorzaken, die geen van alle ook maar iets te maken hebben met wat de heksen ook mogen gedaan hebben.

    Toch waarschuwt de auteur ook ons, moderne mensen: het irrationele is nog zeer sterk aanwezig in onze wereld en niet alleen in ontwikkelingsgebieden, maar ook in onze supermoderne maatschappij. En het is nog steeds mogelijk dat er weer omstandigheden komen waarin een gewone mens plots beschuldigd wordt door zijn buren van precies dezelfde vreselijke dingen die men de heksen toedichtte. Denken we bijvoorbeeld aan de beschuldigingen van het seksueel misbruik van kinderen die steeds weer opduiken en waarbij onschuldigen, vaak ook ouders, door de hel gaan voor blijkt dat er niets aan de hand is. Begrijp me niet verkeerd, ik ontken zeker niet dat er seksueel misbruik van kinderen gebeurt, helaas ook door ouders. Ik verwijs alleen naar verscheidene gevallen, zoals onlangs nog in het noorden van Frankrijk, die zeer sterk herinneren aan de heksenprocessen.

    Witches & Neighbours is een ontnuchterend, fascinerend boek. Het is een uitdaging om het te lezen, maar het zal je zeker niet onberoerd laten. Het verandert onherroepelijk en ingrijpend alles wat je ooit over heksen gedacht hebt. En over geschiedenis.

    Hieronder de beschrijving van de Nederlandse vertaling, je vindt al tweedehandse exemplaren vanaf € 10. Voor de originele Engelse tekst betaal je gemakkelijk het dubbele…

    BRIGGS, Robin, Heksenwaan. De sociale en culturele geschiedenis van hekserij in Europa.
    Kampen. Agora. 2000. Hardback, 8vo; 482pp. 3 kaarten, noten, bibliografie, index. Inhoud: 1. Mythen van de volmaakte heks. 2. De ervaring van beheksing. 3. Bovennatuurlijke macht en magische remedies. 4. De projectie van het kwaad. 5. Heksenzieners en heksenremedies. 6. Liefde en haat: echtelieden en verwanten. 7. Mannen tegenover vrouwen: hekserij en sekse. 8. Het ijzeren tijdperk. 9. De machtsverhoudingen. 10. Interne en externe werelden. ISBN: 90-391-0823-4.


    01-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.opera: Gluck Iphigénie en Aulide
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Christoph Willibald, Ritter von Gluck (1714-1787) zocht als jonge muzikant zijn geluk in verscheidene Europese muzikale hoofdsteden zoals Praag, Milaan, Venetië, Londen, in Duitsland en zelfs in Denemarken, maar dank zij de familie van zijn vrouw vond hij uiteindelijke een positie aan het Weense keizerlijke hof, rond 1750. In de volgende tien jaar reisde hij herhaaldelijk naar Parijs voor opdrachten aldaar en kon op die manier bijdragen tot de verschuiving van de smaak van het Weense hof, van de klassieke Italiaanse naar de Franse muziek en naar een meer natuurlijke muzikale expressie van de poëzie en de dramatiek van de teksten. Dat gebeurde door minder aandacht te schenken aan conventies en aan de rol van de virtuoze zangers en meer aan het orkest, het koor en de dans, zoals in de Franse opéra lyrique. Bij Gluck zijn de recitatieven volledig georkestreerd, dus geen simpele begeleiding door een harp of klavecimbel. Hij beleefde enorme triomfen met zijn nieuwe operavormen en was veel gevraagd in Wenen en in Parijs. Na de mislukking, in Parijs, van Echo et Narcisse in 1779 vertrok hij definitief naar Wenen. Zijn laatste levensjaren waren getekend door ziekte. Op zijn sterfbed werd hij bezocht door zijn leerling Salieri, die hem raad kwam vragen over een opdracht die hij had gekregen voor een cantate over het Laatste Oordeel. “Heb nog een paar dagen geduld, zo zou hij gezegd hebben, binnenkort kan ik u van uit de andere wereld laten weten in welke toonaard de Heiland zingt!”

    Gluck is vandaag niet de meest populaire operacomponist. Dat was ooit wel anders, want zelfs lang na zijn dood is hij beroemd gebleven en werd hij zonder enige onderbreking overal ter wereld opgevoerd, en dat is ook zo gebleven. Hij werd bewonderd door Cherubini, Spontini, Weber, Salieri en Mozart en later door Berlioz, Wagner en Strauss. Elke operaliefhebber en vele anderen kennen de aria Che faro senza Euridice? uit zijn Orfeo en de balletmuziek uit dezelfde opera die we vaak te horen krijgen als de ‘Dans van de zalige geesten’.

    Gisteren bracht Mezzo de eerste Franse opera van Gluck: Iphigénie en Aulide (1774). Het onderwerp haalde zijn librettist bij Racine, maar het is een thema dat in de Ilias aanwezig is en dat al in -410 als een klassieke tragedie door Euripides ten tonele werd gebracht.

    Dit is het verhaal: de Grieken liggen voor anker in Aulis, door ongunstige wind opgehouden op hun krijgstocht naar Troje. De Trojaan Paris heeft Helena geroofd, de vrouw van Menelaos, koning van Sparta. Agamemnon, de broer van Menelaos, is de leider van de Grieken en koning van Mycene. De ziener Calchas verkondigt dat het de godin Artemis is, Diane in het Frans, die de gunstige winden tegenhoudt en dat zij moet gepaaid worden met een zoenoffer: Iphigénie, de dochter van Agamemnon. Agamemnon laat zijn dochter overkomen onder het voorwendsel dat ze zal trouwen met de Griekse oorlogsheld Achilles. Hij wordt verscheurd door deze beslissing en stuurt nog een boodschap om haar tegen te houden, maar dat mislukt (bij Euripides omdat Menelaos dat verhindert). Als moeder Clitemnestre en dochter Iphigénie aankomen, zegt Agamemnon dat Achilles Iphigénie ontrouw is geworden en haar verstoot. De twee geliefden ontmoeten elkaar en in een dramatisch duet komen hun ware gevoelens naar voren. Agamemnon lokt dan zijn dochter naar het altaar, als om haar toch te laten trouwen met Achilles, maar in werkelijkheid om haar te offeren, onder druk van de woedende Grieken. Zijn opzet wordt echter verraden. Achilles wil zijn bruid gewapenderhand verdedigen, maar zij wenst zich te onderwerpen aan de wens van haar vader. Op het laatste ogenblik komt de godin Diane tussenbeide en neemt Iphigénie in bescherming: de bekende deus ex machina, in feite een herwerking door maestro Richard Wagner zelf uit 1847. De wind steekt op en de Grieken kunnen naar Troje vertrekken.

    Grote emoties alom dus, dramatische confrontaties en de vele peripetieën of plotwijzigingen maken het verhaal zeer levendig. De instrumentale muziek is verrassend modern, de aria’s volgen inderdaad de spanningen op het toneel. Er is een lang ballet, met goede muziek, de choreografie vond ik af en toe wat minder geslaagd in deze opvoering van 2002 door het ensemble van de Scala van Milaan onder Muti, in het Teatro degli Arcimboldi, met minder bekende maar overtuigende zangers, al zouden topsolisten het artistieke plezier natuurlijk nog groter maken. De enscenering was modern, maar in haar soberheid bijna klassiek, de kostuums grandioos, de regie gelukkig aangepast aan het kunstwerk.

    Ik vertel er nog bij dat Mezzo deze opera heruitzendt op 1, 10, 13 en 20 april. Ik heb niet kunnen ontdekken of er van deze uitvoering ook een Dvd bestaat, of zelfs een andere uitvoering op Dvd. Zonde, eigenlijk, het is best wel de moeite.




    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!