Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (166)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    31-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ritme, tempo, metrum
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    Als jobstudent werkte ik ooit als kelner in een café. De patron was een zachtaardig man wiens bescheiden ambities en dromen toch nog zijn praktische begaafdheden en zakelijke mogelijkheden in ruime mate overtroffen. Toen hij een naam moest verzinnen voor zijn pasgeopende zaak, kwam hij niet verder dan Ritmo-bar; dat kwam dan in grote letters op de ramen. Het heeft niet mogen zijn, de verwachte studenten kwamen niet opdagen, na enkele maanden kon hij me niet meer betalen en nog een paar maanden later stond het café leeg. Ondertussen zijn er veertig jaar verlopen. Wat zou er van Pierre geworden zijn en van zijn trotse Spaanse echtgenote? Ach, herinneringen kunnen soms zo opdringerig zijn als de kinderen die in onze grootsteden zwijgend hun verwijtende hand uitsteken voor een stukje van onze overvloed.


    Ik wou het over ritme hebben. Wat is dat eigenlijk? Er zijn geleerde definities die wellicht heel precies zeggen wat ritme is en niet is, maar ik probeer het eenvoudig te houden. Laten we vertrekken van iets dat we allemaal kennen: een walsje; al dansend tellen we één twee drie, één twee drie... De één krijgt wat nadruk, twee en drie zijn wat stiller. Dat is een ritme. Een mars, dat gaat zo: één twee, één twee, links rechts, links rechts... Dat is een ander ritme. Het gaat dus om een vast, herhaald patroon in een muziekstuk. We mogen dit niet verwarren met het tempo, dat is namelijk de 'snelheid' van de uitvoering van een muziekstuk: je kan een wals snel spelen of traag; de Britten hebben die typische slepende 
    slow march, maar ook de kwieke, bijna komische double quick, je hebt dat wel al eens gezien bij een taptoe of the Trooping the Colour. 
    Het tempo van een muziekstuk gaat dus van traag of
    lento tot snel, presto of zelfs prestissimo. Op partituren duidt men het tempo soms aan met een cijfer, dat overeenkomt met een aanduiding op een metronoom, een toestelletje dat een regelmatige tik weergeeft, traag of snel, één twee, één twee... Met de elektronica kan je de twee combineren: dan geeft de metronoom niet alleen het tempo maar ook het ritme weer. Elektronische orgels en synthesizers hebben allerlei toetsen om een volledige ritmesectie te imiteren.


    We weten ook dat muziek met een vast ritme en een even vast tempo na een tijdje behoorlijk kan gaan vervelen. Componisten weten dat ook en brengen dus veel variatie in hun muziek: een stukje traag, een stukje snel, een stukje traag en dan op een rapje naar het einde, bijvoorbeeld, zoals in vele klassieke stukken. Vaak hoor je nog nauwelijks welke 'maat' er gebruikt is, want dat wisselt ook en er zijn talloze variaties mogelijk, ook als je globaal het zelfde ritme behoudt.


    Die begrippen: ritme, tempo, maat komen niet alleen in de muziek voor, maar ook in de taal. Tempo is duidelijk: als je Frans hoort praten, of Italiaans en Spaans, dan weet je wat ik bedoel: zij praten veel rapper dan wij, ze proppen meer woorden in een minuut, zoals een laagvlieger meer kilometer per uur aflegt: hij gaat sneller. Je kan ook heel bewust trager praten: als je iets heel nadrukkelijk wil meedelen, dan doe je dat erg langzaam, woord voor woord, op een zeer rustig tempo.


    Maar spreken wij ook in een bepaald ritme? Dan zitten we bij Molières
    Bourgeois Gentilhomme; toen men hem het verschil uitlegde tussen proza en poëzie, stelde hij tot zijn verbazing en trots vast dat hij al heel zijn leven in proza sprak... Als we gewoon met elkaar praten, dan komen de woorden spontaan en dan is er geen vast ritme. Maar sinds de mens begon te praten heeft hij ook het ritmisch praten ontdekt. En als dat zeer bewust gebeurt, dan kan je die wat kunstmatige of zelfs kunstzinnige manier van spreken en van schrijven poëzie noemen. Niet dat we daarmee een volledige definitie van poëzie gegeven hebben; er is ook nog het rijm en nog vele andere kunstgrepen, zoals je in de muziek naast ritme en tempo ook nog de dynamiek hebt tussen luid en stil &c. En dan hebben we het nog niet over de inhoud gehad.


    Zoals voor de muziek heb je in de poëzie bepaalde ritmes die vaak voorkomen. Er is een hele 'wetenschap' gebouwd op het gebruik van ritmische patronen in de poëzie en dichters hebben zich in alle mogelijke bochten gewrongen om te laten zien dat ze al die technische middeltjes perfect beheersen. Maar niet alle poëzie volgt een vast ritme, of metrum, zoals men dat dan noemt. Zeker in de moderne tijd hebben dichters de noodzaak aangevoeld om zich te bevrijden uit de dwingelandij van rijm en metrum en de indeling van de versregels in een vaste opeenvolging van ritmische patronen en een opgelegd aantal lettergrepen. Denk aan Van Ostaijen en zijn Bezette Stad, waar de woorden en zelfs de letters zich vrij bewegen over de pagina.


    Dat brengt me bij een opmerking die een lezer me maakte over mijn vertalingen op deze blog van Shakespeare en Arnold en over mijn meta-sonnet, waarin ik in sonnet-vorm uitleg wat een sonnet is. Volkomen terecht zegt die lezer dat ik geen gebruik maak van metrum, zelfs niet in mijn meta-sonnet, dat een van de meest bekende gestileerde dichtvormen is, met vast afgesproken vormgeving. Ik had wel de moeite genomen om het vereiste vaste aantal lettergrepen te behouden, maar dat maakt er inderdaad geen metrum van, geen vast ritme, daarvoor heb je een ritmisch patroon nodig, zoals jamben (kort-lang of onbenadrukt-benadrukt) dat een vast aantal keren herhaald wordt en zo de versregels vult.


    Nu we dat ook voor onszelf verduidelijkt hebben, toch nog enkele beschouwingen over al die technische elementen van muziek en dichtkunst.

    Toen ik Latijn en Grieks leerde in de humaniora, van mijn twaalfde tot mijn achttiende, heeft men geprobeerd om mij in te wijden in de geheimen van het scanderen, het ontdekken en analyseren van de versvoeten in een tekst. Het was alsof de waarde van poëzie afhing van de technische virtuositeit van de dichter en de metrische complexiteit van de dichtwerken. Ik moet toegeven dat ik dat nooit erg zinvol gevonden heb. Vooreerst bleek de meeste Latijnse en Griekse poëzie de eenvoudige regeltjes die we moesten leren maar ‘min of meer’ te volgen, met veel dichterlijke vrijheid dus, maar bovendien hadden wij er nauwelijks een idee van hoe we die gedichten moesten lezen, wat de precieze uitspraak was, waar de nadruk lag in een woord en of we die moesten aangeven met meer volume, dus harder, of met een hogere toon of door het tempo... En voor ons was en is poëzie in de eerste plaats iets dat je leest, stil, zonder je lippen te bewegen. Gedichtjes voordragen hebben wij nooit gedaan, ik kon trouwens zelfs met de beste wil geen gedicht onthouden dat langer was dan vier regels, iets dat eigenaardig genoeg wel lukte met liederen van verscheidene strofen...

    Al dat technisch bravourewerk ging en gaat dus grotendeels aan mij voorbij. Ik heb er geen idee van, tenzij iemand het voor mij opmerkt, dat een gedicht, oud of modern, een vast metrum gebruikt en om het met Clark Gable te zeggen,
    frankly, my dear, I don't give a damn. Dat is misschien spijtig voor de auteur die zo zijn best gedaan heeft, maar het is iets dat bij mij niet aanslaat, ik zie de meerwaarde ervan echt niet in. En dat is niet enkel zo bij poëzie maar ook bij muziek: ik maak me bij het beluisteren niet de minste zorgen over de maatsoort of het cijfertje op de metronoom, of de tonaliteit en al die andere aspecten die alles te maken hebben met het maken van muziek en poëzie en met het bestuderen ervan, maar die voor de dilettant en dat is Italiaans voor liefhebber, letterlijk iemand die van iets houdt, nauwelijks en slechts zeer impliciet opgemerkt worden. Ik geef het toe: hoe meer je van iets afweet, hoe beter je ervan kan genieten, maar dat is een andere, bijna professionele manier van benaderen, niet wat wij, jij en ik, gewoonlijk doen in onze onschuld...

    Metrum is voor mij
    a bridge too far, het is aan mij niet besteed, ik zie het niet, ik hoor het niet... Bij muziek hoor je het natuurlijk wél, je kan niet anders, maar in geschreven, niet voorgedragen poëzie is metrum ongeveer zo belangrijk, althans voor mij, als de kleur van de pagina's in een brailleboek voor een blinde lezer. Noem me maar een cultuurbarbaar, een ongecultiveerde analfabeet.

    Merk wel: ik heb geen enkel bezwaar tegen het gebruik van metrum, door dichters van vroeger of nu en door handige en metrisch beslagen vertalers. Ik zeg enkel dat het ongemerkt aan mij voorbijgaat, dat het een aspect is dat ik niet aanvoel of spontaan ontdek. Ik kan me soms vreselijk opwinden als een dirigent een naar mijn aanvoelen te snel tempo gebruikt in een bekend stuk, vaak zet ik dan de muziek gewoon af. Maar vraag me niet naar de maatsoort van de eerste beweging de vijfde van Beethoven, of het metrum van de sonneten van Shakespeare. Ik weet het niet en dat deert me niet en belet me niet ervan te genieten, dat is althans mijn intuïtief aanvoelen. Het is zoals met de ‘vliegende’ steunberen van een gotische kathedraal: ze zullen wel ergens voor nodig zijn, maar voor mij zijn het vooral visueel aantrekkelijke elementen in een groter geheel van lijnen en verdeling van massa’s, ik hoef niet te weten waarom ze zo dik of dun zijn, en of ze wel op de juiste plaats zitten en of er niet te veel of te weinig zijn en waarom ze precies die boogvorm hebben: dat is het werk van de bouwer van de kathedraal, ik hoef er alleen naar te kijken, gelukkig maar.

    Dus metrum: nee, niet voor mij. 


     


     


    29-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bart Stouten, Emily Dickinson, John Adams
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    Toevallig… vond ik in ’t Profijtelijk Boeksken in de Diestsestraat in Leuven in het boekenrek waar de dunnen bundeltjes van zovele dichters wat vereenzaamd tegen elkaar aanleunen, de recente bundel Happy Christmas, Happy New York (2006) van Bart Stouten. Wat is daar zo speciaal aan, zal je me misschien vragen; misschien, want Bart Stouten is voor vele luisteraars van Klara zowat een begrip geworden. Hij presenteert elke weekdag in de vooravond tussen vijf en zeven zijn programma De tuin van Eden, met steeds uitstekende en zeer gevarieerde muziek, bindteksten die je de oren doen spitsen, poëzie die verteerbaar is en ontroeren kan. Zijn programma is ook een oase van rust op Klara: er is geen wedstrijd aan verbonden, je kan niet inbellen, er zijn geen interviews, geen luidruchtige en infantiele lokkertjes voor andere programma’s, geen vergelijkende beluistering van verschillende uitvoeringen van het zelfde muziekstuk, geen lange geleerde monologen, geen uitnodiging om mailtjes te sturen of zelf muziek te kiezen. Dit is radio zoals alle radio zou moeten zijn, althans zo voel ik het aan.

    Bart Stouten is zelf dus ook een dichter met enkele bundels op zijn naam. Ik laat je meer over hem, zijn poëzie en zijn leefwereld ontdekken op zijn eigen website, die je zeker bij je favorieten moet zetten:

    http://stilleven.skynetblogs.be/

    Een proevertje uit zijn dichtbundel:

    Nooit meer alleen

    Ben ik ooit alleen in huis?
    Duizenden handen omringen me:
    Van de meubelmaker in mijn stoel
    Tot de schilder aan de wand.

    Ook ziekte en armoede en heimwee
    Omsingelen me. En nieuwe meningen
    Daarover, die zich viraal gedragen.
    De postbode wacht al aan de voordeur
    Met het ontij van zijn krant.

    En voor de Engelstalige lezers van Bart deze benaderende vertaling:

    Alone nevermore

    Am I alone at home, ever?
    Thousands of hands surround me all:
    Those of the carpenter in my chair
    Those of the painter on the wall.

    Sickness, poverty, nostalgia
    Besiege me. And also new opinions
    About them, as viruses contagious.
    The newspaper boy hits the front door
    With the paper’s bad tidings.

    (translation: Karel D’huyvetters 2007)

    Op die blog van Bart Stouten was het voor mij ook een aangenaam weerzien, na mijn onterechte veronachtzaming gedurende enkele jaren, met Emily Dickinson, de Amerikaanse dichteres die een uiterst teruggetrokken leven leidde van 1830 tot 1886 en bijna 1800 gedichten schreef, soms enkele versregels, soms ook langer. Tijdens haar leven was ze onbekend en is er bijna niets van haar gepubliceerd, en dan nog anoniem en zonder haar medeweten. Sinds vele jaren is ze nu, samen met Walt Whitman, erkend als het belangrijkste Amerikaanse poëtisch talent van de 19de eeuw en heeft ze wereldwijd een schare bewonderaars, zowel bij kenners als bij eenvoudige poëzieminnaars. Dit is een van haar pareltjes:

    Wild Nights — Wild Nights!
    Were I with thee
    Wild Nights should be
    Our luxury!

    Futile — the Winds —
    To a Heart in port —
    Done with the Compass —
    Done with the Chart!

    Rowing in Eden —
    Ah, the Sea!
    Might I but moor — Tonight —
    In Thee!

    Dit is mijn vertaalhulpje voor de lezers die niet zo vertrouwd zijn met het Engels:

    Smachtende nachten,
    smachtende nachten!
    Kon ik bij jou zijn,
    dan zouden smachtende nachten
    onze overdaad zijn!

    Nutteloos is de wind
    is kaart en kompas
    voor een hart
    dat in de haven kwijnt.

    Roeiend in Eden,
    oh, de zee!
    Mocht ik toch
    aanmeren, vannacht
    getwee!

    (vertaling Karel D’huyvetters 2007)

    De Amerikaanse componist John Adams (1947) zette dit op muziek, samen met nog een ander van haar gedichten en een gedicht van John Donne, in zijn Harmonium (1980), een zeer intens stuk muziek. Adams is onder meer bekend door zijn moderne opera’s, zoals Nixon in China en het pakkende The Death of Klinghoffer, naar de kaping van de Achille Lauro door Palestijnse terorristen in 1985.

    Sporen trekken door het landschap van onze cultuur: een hedendaagse dichter en radiomaker en zijn zeer persoonlijke en rijke website; een Amerikaanse dichteres uit een vorige eeuw, maar zo hedendaags als onze Bart Stouten; een componist van klassieke muziek die zich laat inspireren door de grootste van allen, de eindeloze en onmeetbaar diepe Bach, die ook Bart Stouten zo dierbaar is.

    Reizen in de ruimte en de tijd van jouw en hun verbeelding.



    22-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leterme: de kwadratuur van de cirkel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    Je hoort voortdurend zeggen dat de formateur (waarom blijven wij al die Franse bastaardwoorden gebruiken als we toch zo oer-Vlaams willen zijn?) voor een onmogelijke opdracht staat: hij moet de kwadratuur van de cirkel realiseren. Uit onderzoek is gebleken dat onze jongeren een heel beperkte kennis van de wetenschappen hebben. Maar wie van onze senioren en medioren (die tussen de junioren en de senioren) weet wat daarmee bedoeld is?


    Even opfrissen. Een cirkel heeft een omtrek (c, van circumferentia), een oppervlakte (A van area), een straal (r, van radius) en een diameter (d), zover kunnen we nog volgen. De middellijn of diameter is twee keer de straal, natuurlijk. Maar hoe berekenen we de oppervlakte en de omtrek? Met een eenvoudige formule, waarin telkens het ‘getal’ pi voorkomt, meestal afgebeeld met een Griekse
    p.

    De omtrek is 2 p r

    De oppervlakte is r² p

    Maar wat is die pi of p ?

    Het drukt de vaste verhouding uit tussen de omtrek van een cirkel en zijn diameter of middellijn: c/d=p.

    p is de eerste letter van perifereia, omtrek, maar het gebruik van het symbool p kwam er pas veel later, vooral met de grote mathematicus Leonhard Euler, in 1737.

    Die verhouding hebben de vroegste meetkundigen, Egyptenaren, Indiërs, Chinezen en Grieken al proberen vastleggen maar dat bleek niet simpel. Je kan bijvoorbeeld een touwtje gebruiken om de lengte van een cirkelomtrek te meten en als je dan de lengte van dat touwtje meet en die deelt door de lengte van de diameter, dan krijg je ongeveer 3, maar ‘ongeveer’ is niet goed genoeg, natuurlijk. Men zocht naar een formule om dat getal preciezer te berekenen.


    We weten dat de diameter twee keer de straal is, dus kunnen we
    p=c/d ook schrijven als p=c/2r. Als we de straal r kennen en we kennen de waarde van p, dan kunnen we zowel de omtrek als de oppervlakte berekenen van elke cirkel en dat is best handig voor allerlei toepassingen, ook al in de oudheid. Maar dan moest men beter doen dan ‘ongeveer 3’.

    Een vroege Babylonische benadering van p was 25/8=3,125 en dat is er al dicht bij, het is maar 0,5% fout! Je kan nog verder gaan: 256/81 &c. maar het was Archimedes die een systeem uitwerkte waarbij hij in een cirkel een altijd maar grotere (met meer hoeken) veelhoek construeerde, die dus altijd maar dichter de cirkel benaderde. De lengte van de zijden van een veelhoek berekenen kan perfect als je de straal kent, want dat is de lengte van twee van de zijden van de driehoeken die de veelhoek vormen, maak zelf maar eens een tekeningetje… Hij kon zo bewijzen dat p moest liggen tussen de waarden van 223/71 en 22/7 en dat is ‘ongeveer’ 3,141; men noemt p dan ook de constante van Archimedes.
    De zoektocht ging verder; in 1873 berekende een amateur de waarde tot op 707 cijfers na de komma en publiceerde zijn resultaten in wat ongetwijfeld het meest onleesbare boek ooit moet zijn, maar hij maakte een stom foutje bij de 528ste decimaal en dus was alles daarachter ook verkeerd. Ferguson berekende in 1947 de juiste waarden tot op 808 decimalen juist, maar hij gebruikte wel een vroeg rekenmachientje…


    Ondertussen had men wel door dat
    p een waarde had die wellicht niet in een gewoon getal te vatten was, met andere woorden er komt geen einde aan de zoektocht, er blijven altijd cijfers na de komma bijkomen. Wiskundigen wouden wel eens weten waarom dat was maar het duurde tot 1761 voor men ook kon bewijzen dat p nooit het resultaat kon zijn van de deling van twee getallen: p is een irrationeel getal. In 1882 bewees men dat het ook een transcendentaal getal is, dat wil onder meer zeggen dat het geen construeerbaar getal is, een getal waarvan men de coördinaten kan bepalen met enkel een passer en een (ongemarkeerde) liniaal (een ‘regel’ zeggen wij).


    En dan zijn we terug waar we begonnen zijn. Want als
    p die ongrijpbare eigenschappen heeft, dan is het ook onmogelijk om alleen met passer en liniaal een vierkant te maken waarvan de oppervlakte net zo groot is als die van een cirkel.

    Je kan met passer en liniaal in een cirkel vrij gemakkelijk een middellijn trekken, door bijvoorbeeld een loodrechte te construeren op een koorde, een lijn die van een punt op de omtrek naar een ander gaat; dan heb je meteen ook het middelpunt en de straal. Maar met alleen die gegevens en een passer en liniaal kan je dus nooit het vierkant tekenen dat even groot is als je cirkel.

    Vandaar de uitdrukking dat de ‘kwadratuur’ (een kwadraat is een vierkant) van de cirkel of squaring the circle onmogelijk is. Het was een probleem dat meetkundigen en wiskundigen zich sinds het prille begin van hun wetenschap gesteld hadden en waar veel knappe koppen vele jaren van hun leven aan gegeven hebben: misschien lukte het toch?

    Vandaar dat die uitdrukking ook in het gewone leven terecht kwam, waar ze iets ging betekenen als: een vrijwel onmogelijke zoektocht, of een poging om iets te doen dat wellicht niet kan.
    Uiteindelijk heeft men dan toch kunnen bewijzen dat het écht niet kan, dat vierkant maken met enkel passer en liniaal.

    Vandaag zijn wij allemaal aan het denken dat een ‘Belgische’ regering maken een even onoplosbaar probleem is. Misschien moeten we daaruit de juiste conclusies trekken en niet, zoals al die andere knappe koppen, eeuwenlang blijven zoeken naar een oplossing die er niet is, die er niet kán zijn. De besprekingen vormen nu al een praktisch bewijs van de onmogelijkheid en dat is in de politiek nog veel overtuigender dan een theoretisch. De Franstaligen maken zich vrolijk over onze eisen en blijven bij hun non, in de overtuiging dat een Vlaamse onafhankelijkheid ondenkbaar is. Precies die houding heeft bij ons de reactie dat als het niet anders kan, het dan maar dat moet worden: onafhankelijk Vlaanderen in een federale staat. België heeft meer dan genoeg aan zijn deelregeringen, een nationale regering is echt de kwadratuur van de cirkel. Laten we ons bezighouden met belangrijker politieke kwesties, zoals wat we nog samen zullen doen en hoe, en dan verder onze eigen zaken regelen zonder inmenging van mensen die onze taal en onze idealen niet delen en ons toch maar beschouwen als rare vreemdelingen, nee: als aliens, marsmannetjes.

     


    20-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Selfish Gene - Zelfzuchtige genen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Je kon hier al mijn commentaar lezen bij het recente boek van Richard Dawkins, The God Delusion, je vindt het hiernaast op datum van 21.12.2006. Ik vermeld nu graag dat het boek ook in het Nederlands verschenen is onder de titel God als misvatting, ong. € 20, bijvoorbeeld bij Proxis en Fnac. Zeer aan te raden als je vragen hebt over onze (ik bedoel die van ons, senioren) opvoeding, over onze huidige samenleving, over het verschijnsel godsdienst en over de rol van godsdienst in de politiek, bijvoorbeeld in de U.S., maar ook zeer verhelderend nu een christelijke partij de hoofdrol ambieert in ons land, samen met de restjes van wat ooit een trotse PSC was en nu een minuscuul Centre Democrate et Humaniste, dat zelfs geen verwijzing naar zijn christelijk verleden meer duldt in zijn naam.

     

    Ondertussen heb ik een van de eerste boeken van Dawkins gelezen: The Selfish Gene, dat ook in het Nederlands beschikbaar is als De Zelfzuchtige Genen, bij Proxis ongeveer € 20. Ik las de Engelstalige uitgave van 2006, met een nieuw voorwoord en uitstekende eindnoten ter gelegenheid van de dertigste verjaardag van het eerste verschijnen van het boek in 1976. Had ik het toen maar gelezen! Maar dat is waar voor bijna alles wat ik gelezen heb sinds ik gepensioneerd begin 2006 en waarvan je de besprekingen hier op mijn blog kan nalezen.

     

    De zelfzuchtige genen is een tour de force van hoogwaardige communicatie.

     

    Het is een wetenschappelijk werk over een vrij technisch en niet meteen simpel onderwerp, maar het is zo goed geschreven dat het leest als een roman, een goede roman dan. Het kan door iedereen gelezen worden en het zou ook door iedereen moeten gelezen worden. Het wijdt je in in de evolutietheorie op de meest vlotte en soepele manier, zonder een ogenblik te vervelen of té technisch te worden. Er staat geen enkele wiskundige formule of tabel in, maar je krijgt wel alle informatie die in saaie wetenschappelijke werken in dergelijke formules verborgen wordt. Dawkins opent je ogen voor aspecten van ons mens-zijn die je nooit eerder kon vermoeden en doet dat op een totaal geloofwaardige manier. Op elke bladzijde heb je een aha!-ervaring, een aanstekelig gevoel van: ah, ja, natuurlijk! Je begint zelf verbanden te leggen, bijvoorbeeld naar ervaringen uit je eigen beleving, naar familietwisten, echtscheiding, opvoeding van je kinderen, situaties op het werk…

    Dawkins schrijft haarscherp, met een stevige dosis humor en zin voor zelfrelativering, gedreven, overtuigd en altijd meesterlijk en subtiel overtuigend, zelfzeker en zeker van zijn zaak, enthousiast en meeslepend. Bovendien heb je steeds de indruk dat je iets belangrijks verneemt, het is geen triviaal verhaaltje dat je vandaag leest en morgen vergeten bent, nee: dit is voedsel voor je geest, dit legt zeldzaam diepe fundamenten voor verder denken over vele zaken die belangrijk zijn voor jezelf, je omgang met de anderen en met de rest van de wereld.

    Ik heb nog enkele andere werken van Dawkins klaar liggen en ik moet mezelf dwingen om eerst eens iets anders te lezen. Maar telkens ik iets anders ter hand neemt denk ik: zal het zo goed zijn als Dawkins? zo leerrijk? zo belangrijk? zo plezant om lezen?

    Ik geef toe: je moet wat meer intellectuele inspanning leveren dan bij het lezen van de krant (al moet ik toegeven dat ik nooit kranten lees of gelezen heb), maar de beloning voor die inspanning is fenomenaal, echt waar. Probeer het eens, je hebt niets te verliezen en zoveel te winnen. En als toch zou blijken dat het je niet aanspreekt of boeit, geef het dan cadeau aan een vriend.

    Een goéde vriend, wel te verstaan.



    15-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pater noster van Prévert bis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Naar aanleiding van een opmerking van een aandachtige onbekende bloglezer kom ik even terug op mijn vertaling van het gedicht van Jacques Prévert, Pater Noster, dat begint met de aanhef van het Onzevader. Ik druk de originele Franse tekst hier nog eens af, voor de vertaling verwijs ik naar 25.02.2007.

     

     


    Pater noster

     

     

    Notre Père qui êtes aux cieux

    Restez-y

    Et nous nous resterons sur la terre

    Qui est quelquefois si jolie

    Avec ses mystères de New York

    Et puis ses mystères de Paris

    Qui valent bien celui de la Trinité

    Avec son petit canal de l'0urcq

    Sa grande muraille de Chine

    Sa rivière de Morlaix

    Ses bêtises de Cambrai

    Avec son océan Pacifique

    Et ses deux bassins aux Tuileries

    Avec ses bons enfants et ses mauvais sujets

    Avec toutes les merveilles du monde

    Qui sont là

    Simplement sur la terre

    Offertes à tout le monde

    Éparpillées

    Émerveillées elles-mêmes d'être de telles merveilles

    Et qui n’osent se l'avouer

    Comme une jolie fille nue qui n'ose se montrer

    Avec les épouvantables malheurs du monde

    Qui sont légion

    Avec leurs légionnaires

    Avec leurs tortionnaires

    Avec les maîtres de ce monde

    Les maîtres avec leurs prêtres leurs traîtres et leurs

    reîtres.

    Avec les saisons

    Avec les années

    Avec les jolies filles et avec les vieux cons

    Avec la paille de la misère pourrissant dans l’acier des

    canons.

     

    In mijn vertaling deed ik onvoldoende recht aan een sommige min of meer verborgen elementen van het origineel, die enkel mits close reading te voorschijn komen.

     

    Neem nu het rijm. Soms is het evident en is een woord misschien wel gekozen precies omdat het rijmt met een voorgaand:

    noster           terre             terre

    restez-y        si jolie          Paris             Tuileries

    York              Ourcq

    Morlaix          Cambrai        sujets

    monde          monde          monde          monde

    eparpilées     l’avouer         montrer

    légionnaires  tortionnaires

    légion           saisons         cons             canons

     

    Maar er zijn ook eindwoorden die geen rijm hebben: cieux, Trinité, Chine, Pacifique, là, merveilles, leurs, reîtres.


    Dat is dan weer gecompenseerd door binnenrijmstructuren, herhalingen en klank-allusies:

    restez-y        resterons

    mystères       mystères      

    éparpillées    émerveillées

    merveilles     emerveillées  merveilles

    elles             telles

    qui n’osent    nue              qui n’ose

    légion           légionnaires  tortionnaires

    maîtres         maîtres         prêtres          traîtres         reîtres

     

    Een andere manier om woorden of begrippen met elkaar te verbinden is de tegenstelling:

    père             nous

    cieux            terre

    New York      Paris

    mystères1     mystères2     mystère3 (zie verder)

    petit canal     grande muraille

    canal            rivière

    rivière           bêtises

    océan           bassins

    merveilles     malheurs

    bons enfants mauvais sujets

    saisons         années

    jolies filles     vieux cons

    paille            acier

     

    Soms schuilt er meer achter een woord of een uitdrukking.

    Les mystères de New York is een verwijzing naar Amerikaanse films die onder die titel tijdens de eerste wereldoorlog, vanaf 1915, in Parijs vertoond werden in feuilleton-vorm; het was een initiatief van Charles Pathé, je weet wel, die van de nieuwsberichten in de filmzalen, met de bekende haan. Hij knipte bestaande Amerikaanse films in 12 wekelijkse afleveringen van ongeveer een half uur. Wie daarover meer wil weten kijkt even hier: http://www.louis-feuillade.com/lunelart/cine/feuillade/feu_seri.htm

    Prévert was een fervent filmliefhebber; hij heeft als scenarioschrijver meegewerkt aan beroemde Franse films zoals Drôle de drame, Les Visiteurs du soir, Les Enfants du paradis, Remorques, Lumière d’été.

     

    Les mystères de New York is ook een onuitgegeven roman van Alfred Mercier, die net als de films in afleveringen verscheen, maar dan aan het einde van de 19de eeuw, een avonturenroman zoals ook Alexandre Dumas ze schreef. Dat brengt ons bij Les mystères de Paris, eveneens een roman-fleuve in afleveringen, zoals ook Les mystères de New York een film-fleuve in stukjes was; de auteur ervan was Eugène Sue. Hij verscheen in Parijs in 1842-43 en was een ongelooflijk succes, men zegt zelfs dat hij heeft bijgedragen tot de revolutie van 1848.

     

    Het derde mysterie, dat van la Trinité, zou volgens mijn correspondent verwijzen naar La Trinité-sur-mer, een stadje in Bretagne. New York-Paris-La Trinité, het zou kunnen… als er in La Trinité een mysterie was en dat heb ik er niet gevonden. Mijn vertaling zegt: de Triniteit, dat is de Drievuldigheid. Prévert stelt de ‘mysteries’ van deze wereld, In New York maar vooral in Parijs, zoals de verschenen in romans en films, tegenover het onbegrijpelijke en dus waardeloze mysterie van de Heilige Drievuldigheid, dat zoals Onze Vader ook het best in de hemel mag blijven.

     

    Het petit canal de l’Ourcq is waarschijnlijk gekozen uit een rijmwoordenboek, want wat rijmt er nu met New York? Van dat kleine vaartje in het Dept. de l’Aisne gaat het naar het de enorme Chinese muur, op alle punten het tegenovergestelde, zoals al de andere tegenstellingen uit het lijstje hierboven.

    Waarom het dan terug naar de Morlaix gaat, bij Finistère? Misschien had Prévert jeugdherinneringen aan het gelijknamige stadje, of aan de bêtises de Cambrai, geen zotternijen of dwaasheden, maar een soort snoepjes uit die stad, zoals bij ons in Oostende, Dinant, Geeraardsbergen en zelfs Leuven, met zijn Fonskes en Antwerpen met zijn Handjes.

     

    Toch nog even dankjewel zeggen aan de anonieme lezer die mij op La Trinité wees en me zo op het spoor bracht van de verborgen rijkdom van het Pater noster van Prévert.

     

     

     

     

     

     


    14-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Incest
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Waarschijnlijk behoort het tot de taboesfeer waarin de meesten van ons, senioren, opgevoed zijn, dat we niet al te veel weten over de menselijke voortplanting. Enkele momenten van welbedoelde maar nauwelijks nuttige seksuele voorlichting, noch de lessen biologie op school hebben daar veel aan verholpen, althans niet bij mij en ik vermoed zo dat ik daarin niet alleen ben. In wat volgt ga ik proberen om niet de zelfde fouten te maken. Ik zal geleerde woorden zoveel als mogelijk vermijden, praktische voorbeelden geven en ‘er geen doekjes om doen’.

    Voortplanting kan je op vele manieren benaderen. Ik wil het hier eerst even hebben over de technische kant van de zaak, al zijn de consequenties veel ruimer, zoals later zal blijken.

    De mens plant zich seksueel voort. Hij is daarin niet alleen, de meeste planten en dieren doen dat ook. Dat wil dus zeggen dat je twee variëteiten hebt: mannelijk en vrouwelijk, die ook uiterlijk duidelijk van elkaar (kunnen) verschillen. Bij de mens gebeurt de voortplanting door het bijeenbrengen van een mannelijke zaadcel, het sperma en een vrouwelijke eicel. Dit blijken heel bijzondere cellen te zijn. Al de cellen van ons lichaam hebben dezelfde unieke set van 46 chromosomen, of beter van 23 paren van chromosomen. Daarop zit al onze genetische informatie. Bij de productie van de zaadcel en de eicel gebeurt iets zeer eigenaardigs: in plaats van alle chromosomen te krijgen, krijgen ze maar de helft, 23 dus. Als de twee bijeenkomen, heb je terug een ‘normale’ cel, de bevruchte eicel, die weer 23 paar chromosomen heeft, dus 46. Een chromosomenpaar kan bestaan uit twee chromosomen met identieke kenmerken, het kan ook zijn dat de twee leden van het chromosomenpaar verschillen.

    Dat kan zeer ingrijpende gevolgen hebben voor het individu, zie bijvoorbeeld wat ik hier schreef over het syndroom van Down op 17.06.2007. Een ander duidelijk voorbeeld: bij de mens is het 23ste chromosomenpaar bepalend voor de seksualiteit; je hebt daar een groot chromosoom, dat we X noemen en waarop veel genetische informatie zit en een klein, dat we Y noemen, met veel minder informatie. Een eicel heeft altijd een X-chromosoom, de zaadcel kan een X- of een Y-chromosoom hebben; als de zaadcel op nummer 23 een X heeft, dan is het resultaat X+X en dat zorgt uiteindelijk voor een vrouwelijk kind (vandaar dat een eicel altijd een X-chromosoom heeft). In het andere geval van X+Y krijgen we een mannelijk exemplaar en bij de celdeling die zaadcellen maakt kan je dus een X óf een Y krijgen.

    Wij krijgen dus de helft van ons genetisch materiaal van onze vader en de andere helft van de moeder en dat zorgt voor een unieke combinatie. Dat heeft geleid tot systemen om via DNA-onderzoek iemands vaderschap te bewijzen of te ontkrachten, of om verdachten te laten veroordelen of vrijspreken.

    Niet alle genetisch materiaal is even krachtig. Neem nu de kleur van de ogen: zwart (A) is sterker dan blauw (a). Als een pure blauwogige Zweed trouwt met een pure zwartogige Spaanse, en in de veronderstelling dat ‘puur’ echt bestaat, dan hebben hun kinderen zwarte ogen.

    Niet alle genen zijn ‘goed’: er zijn er bijvoorbeeld die zorgen dat je groeit, maar er zijn er ook die maken dat er iets verkeerd gaat met dat groeiproces. De meest agressieve schadelijke genen verdwijnen vanzelf, want ze maken dat de mensen in wie ze voorkomen vroeger sterven, of minder kans maken om te overleven en zich voort te planten.

    Als een schadelijk gen ook zwak is, recessief, noemt men dat en dat is het tegenovergestelde van dominant, dan gebeurt die natuurlijke uitwieding niet: de negatieve eigenschappen van het zwakke schadelijke gen worden onderdrukt door het dominante gen op het andere chromosoom. Zo blijven er schadelijke genen rondsluipen. Dat kan soms toch zeer negatieve gevolgen hebben. Stel dat een bepaald ‘slecht’ en ‘zwak’ genetisch gegeven zich bevindt op het X-chromosoom. Dat is bijvoorbeeld het geval voor kleurenblindheid. Bij vrouwen, die XX hebben, is de kans klein dat dat ‘gen’ zich op allebei hun X-chromosomen zou bevinden, want chromosomen zijn op zichzelf ook unieke combinaties van genetisch materiaal. De kans is dus veel groter dat op het andere X-chromosoom het dominant gen aanwezig is dat kleurenblindheid tegenhoudt. Maar bij mannen, die XY zijn, is dat positieve dominante gen gewoon niet aanwezig, want het komt enkel voor op het X-chromosoom en mannen hebben er maar één, dus… komt kleurenblindheid enkel bij mannen voor, net zoals de zeldzame bloedziekte hemofilie: in verscheidene koningshuizen was het genetisch materiaal daarvoor aanwezig, het werd doorgegeven door de vrouwen, maar was bij hen (meestal) recessief en dus trad de ziekte niet op, maar bij de mannen wel.

    Dat brengt ons bij een ander aspect, namelijk inteelt.
    Boeren en dierenliefhebbers wisten veel over erfelijke eigenschappen, al heel lang voor de Oostenrijkse monnik Gregor Mendel (1822-84) de basisregels ontdekte en opschreef; zijn inzichten zouden overigens veertig jaar lang zonder gevolg blijven, pas rond 1900 begon men het belang ervan in te zien. Zoals ik zei, boeren en andere ‘kwekers’, bijvoorbeeld duivenliefhebbers, hadden al heel lang door dat je door een goede selectie van de koppels het resultaat van de kweek kon beïnvloeden. Stel dat je witte koeien hebt en zwarte en dat je merkt dat de witte meer melk geven. Dan kweek je verder met enkel de witte, de zwarte eet je op. Of zelfs binnen een groep: met een bijzonder struise stier en een heel goede melkkoe heb je, althans volgens het gezond boerenverstand, meer kans op struise koeien die ook nog veel melk geven, en zo verder met schapen en geiten en kippen, of met duiven: Darwin zelf heeft zich daarmee zeer intensief bezig gehouden, in die mate zelfs dat toen hij zijn werk over de evolutieleer aan zijn uitgever voorlegde, een andere geleerde als advies gaf: laat hem iets schrijven over het kweken van duiven, dat zal beter verkopen, want er zijn talloze duivenliefhebbers…

    Misschien wil je ook een soort ‘zuiver’ houden, bijvoorbeeld omdat je die mooi vindt; dan elimineer je alle onduidelijke exemplaren en je kweekt enkel verder met de ‘raszuivere’. Mendel werkte met erwten en slaagde erin om door kruising bepaalde kleuren te selecteren in de bloesems, zuivere of juist gemengde, of bepaalde eigenschappen van de plant, bijvoorbeeld groot of klein of veel bloemen of weinig.

    Met het kweken van planten en dieren kan je zo ongeveer doen wat je wil: als het resultaat tegenvalt gooi je het weg, of je eet het op, al naar gelang. Je kan bijvoorbeeld aan inteelt doen, dat wil zeggen kweken met directe verwanten, zoals vaders en dochters, moeders en zonen &c. Zo vermijdt je dat er vreemde, ongewenste elementen binnensluipen in je kudde. Hoe komt dat? Het is heel simpel, eens dat je het door hebt. Aangezien elk seksueel wezen, of het nu een dier of een mens is, de helft van zijn genen doorgeeft aan zijn ‘kinderen’, is het genetisch materiaal van die kinderen voor 50% gelijk aan dat van zijn ouders. Idem voor broers en zusters: omdat ze hun genetisch materiaal van dezelfde ouders hebben, is het voor 50% hetzelfde. Een stap verder: nonkels en tantes, volle neefjes en nichtjes, dus de kinderen van je eigen broer of zuster, grootouders en kleinkinderen hebben voor 25 % hetzelfde materiaal, net zoals halfbroers en –zusters. Nog een stap verder: kozijnen en ‘nichten’, dat zijn de kinderen van je oom of tante (de broers en zusters van je ouders), hebben 1/8 het zelfde materiaal.

    Dat heeft allerlei gevolgen voor de voortplanting, vooral bij mensen. Keren we daarvoor even terug naar onze voorbeelden van kleurenblindheid en van hemofilie: deze afwijkingen, die het gevolg zijn van zwakke genen, komen enkel naar voren indien er geen sterk gen is op het andere chromosoom van het paar; twee partners die voor de helft het zelfde genetisch materiaal hebben, zullen, statistisch gezien, een groter aantal chromosomen hebben die identiek zijn met elkaar. Daardoor wordt de invloed van schadelijke zwakke genen niet alleen niet verhinderd, maar zelfs versterkt. Dit is precies wat er gebeurd is toen de Europese koningshuizen aan inteelt gingen doen door onder elkaar te gaan trouwen. Voor de vrouwelijke leden gaf dat niet onmiddellijk problemen, maar de aanwezigheid van één persoon met het gen voor hemofilie was voldoende om talrijke, om niet te zeggen alle mannelijke leden de ziekte te doen krijgen. Zoals gezegd, dit soort van probleem lost zichzelf gedeeltelijk op doordat de mannelijke leden vaak sterven voor ze zich voortplanten.

    ‘Inteelt’ bij mensen is iets om te vermijden: kinderen van nauwe verwanten hebben ‘meestal’ minder overlevingskansen dan kinderen uit huwelijken met partners van buiten de familie. Maar lang voordat men dit inzag, en dat gebeurde pas heel recentelijk: kinderen stierven en sterven helaas ook nu nog vaak en vroeg, om allerlei redenen, zodat het moeilijk is de precieze reden te onderkennen; lang voor men zelfs inzag dat seksualiteit en voortplanting met elkaar te maken hadden, lang voordat men inzag dat er een vrouwelijke eicel was (de mannelijke zaadcellen zijn iets beter zichtbaar), lang dus voor men met eigen ogen kon zien dat menselijke inteelt te mijden is, zijn er in vrijwel elke ontluikende beschaving, binnen families, groepen of clans regels vastgelegd werden die seksuele omgang tussen nauwe verwanten verbieden: het incesttaboe. De schadelijke gevolgen voor de kinderen uit incestueuze verhoudingen bleef daarbij onuitgesproken, omdat die gewoon niet bekend waren. Het verbod nam de vorm aan van een mythe, een ‘goddelijke’ wet, een ‘groot verbod’, zoiets doet men niet!

    Neem nu Oidipoes: wanneer zijn vader van het orakel verneemt dat zijn eigen zoon hem zal vermoorden, geeft hij het bevel om zijn zoontje Oidipoes in de wildernis achter te laten; het kind wordt gered en naar een verre stad gebracht. Wanneer het orakel daar ook hem voorspelt dat hij zijn ‘vader’ zal vermoorden en met zijn ‘moeder’ huwen, vlucht hij weg, precies naar zijn geboortestad, natuurlijk. Zich niet bewust van zijn afkomst, doodt hij de koning, zijn vader, in een gevecht en trouwt vervolgens met zijn moeder, Iokaste. Maar op de stad rust sindsdien een vloek en een ziener zegt dat Oidipoes de oorzaak is. Wanneer de ware toedracht stilaan duidelijk wordt, verhangt Iokaste zich en Oidipoes steekt zich de ogen uit met de spelden van haar kleed. Later zullen zijn beide zonen elkaar vermoorden om de heerschappij, zijn dochter Antigone zal zich verhangen omdat ze door Kreoon, de broer van Iokaste veroordeeld is om levend begraven te worden omdat ze haar broer heeft begraven tegen zijn bevelen in; haar verloofde, de zoon van Kreoon, zal daarom zijn eigen vader doden en dan zelfmoord plegen, zijn moeder zal zich verhangen… Een krachtiger signaal tegen incest met de eigen moeder kan je je moeilijk indenken. Deze mythe heeft haar wortels in het prille begin van de Griekse beschaving rond -800 en is sindsdien niet weg te denken uit onze beschaving.

    Let wel: inteelt en incest zijn twee duidelijk onderscheiden begrippen. Inteelt is de voortplanting onder nauwe verwanten, incest is elk seksueel contact tussen nauwe verwanten, ook los van concrete voortplanting. In die zin kan het incestverbod ook uitgebreid zijn tot verwanten bij wie geen enkel gevaar van inteelt aanwezig is, bijvoorbeeld tussen ouders en hun adoptiekinderen of tussen stiefouders en stiefkinderen. Sommige bevolkingsgroepen hebben strengere incestregels dan andere, maar die tussen de partners met het grootste aantal identieke chromosomenparen is algemeen verspreid.

    Waar komt dat algemeen verspreide incesttaboe vandaan? Wat is de diepste oorsprong van de mythe en van de verhalen en de morele of juridische regels die mensen hebben rond incest? Het is uitgesloten dat het gaat om een bewust inzicht in genetische verwantschap en erfelijkheid, want dat is pas rond 1900 duidelijk beginnen worden in onze westerse beschaving. We kunnen nog aannemen dat bij een zeer gering aantal mensen in de loop van de geschiedenis stilaan het besef gegroeid is dat menselijke inteelt risico’s met zich meebrengt, maar dat lijkt een totaal onvoldoende reden of oorzaak voor een taboe dat zo algemeen verspreid is. Bovendien kennen ook de meest primitieve stammen en de vroegste vormen van beschaving dit verbod, zonder het te verklaren op eugenetische gronden.

    Misschien moeten we achteruit redeneren: als het incesttaboe zo algemeen is, dan moet dat een belangrijk element zijn in de evolutie van de menselijke stam en misschien nog ruimer dan dat. Het betekent dat mensen en dieren die om een of andere reden het incesttaboe toepassen, die met andere woorden trouwen buiten de eigen familie, meer succes hadden in de strijd voor het overleven dan zij die dat niet doen; er zijn namelijk geen overlevenden van bevolkingsgroepen die het incesttaboe stelselmatig overtraden. Er is dus wellicht ergens een stukje genetisch materiaal dat de normale seksuele aantrekkingskracht tussen man en vrouw, hét mechanisme voor de voortplanting, ernstig saboteerde in het geval van nauwe verwanten, of dat leden van buiten de eigen groep als meer aantrekkelijke natuurlijke partners deed ervaren.

    We mogen daarbij niet al te mechanistisch denken: er is een gen dat incest verbiedt, dus er is geen incest. We weten dat dat zo niet is, er is wél incest. Genen bevelen niemand iets: het gaat hier om een strategie van de soort, om een zeer algemene regel die enkel een statistische realiteit is, maar dan wel een erg belangrijke.

    Als we bedenken dat ook hogere diersoorten grotendeels dezelfde regels blijken toe te passen, dan moet dat gunstige genetisch materiaal al heel lang aanwezig zijn in levende wezens, lang voor enig uitgesproken bewustzijn dat het een voordeel betekende in de overlevingsstrijd of dat het negeren ervan nadelig was. Dieren, inclusief de voorouders van de mens, die in het bezit waren van die eigenschap, bleken betere overlevers te zijn dan andere soorten, die dat ‘verbod’ niet hadden. Het is daarbij merkwaardig dat zelfs de vroegste en meest exotische en primitieve specifieke bepalingen van het taboe bijna wiskundig precies de genetische verwantschapsregels volgen die pas in de twintigste eeuw duidelijk geworden zijn.

    Omwille van de algemene verspreiding en het historisch gezien uitzonderlijk vroeg en universeel verschijnen van het incestverbod, gekoppeld aan de uiterste kracht waarmee het opgelegd wordt en zijn verbazende duurzaamheid tot op onze dagen, ben ik geneigd te denken dat het incestverbod zijn verre oorsprong heeft ergens in de vroegste ontwikkelingen van het leven op aarde, toen gedurende vele miljoenen jaren vele miljarden levende organismen en wezens vochten om het bestaan en daarbij gaandeweg de meest gunstige strategieën selecteerden. Toen de eerste ‘bewuste’ diersoorten ontstonden, namen ze de ‘herinnering’ mee aan een van die succesvolle strategieën, namelijk het vermijden van de nauwste verwanten bij de voortplanting, en vertaalden die, eerst in een blinde ‘gewoonte’, later in blindelings aanvaarde mythen, nog later in schuld-veroorzakende morele gedragsregels en afdwingbare en bestrafbare juridische voorschriften, tot men uiteindelijk de wetenschappelijke gronden van de erfelijkheid blootlegde in de twintigste eeuw, inzichten die voldoende moeten zijn om elke incestueuze voortplanting te vermijden.

    We hebben hier te maken met twee van de meest fundamentele drijfveren van de menselijke soort. Enerzijds is er de voortplantingsdrang, anderzijds het uiterst krachtige taboe op incest. Beide zijn primaire gegevens, maar beide zijn, wat de mens betreft, ook essentiële elementen van onze beschaving, zoals moge blijken uit onze kunsten en onze wetenschappen, die de worsteling van de mens met deze primaire gegevens illustreren in al haar verschrikkelijke en heerlijke complexiteit.

    Stilaan lijkt de westerse mens zich los te maken van het nefaste en onnodige taboe dat het christendom tweeduizend jaar lang op seksualiteit gelegd heeft. Stilaan groeit een dieper inzicht in onze genetische samenstelling en in de uitstekende redenen voor het incesttaboe. Maar meteen duiken nieuwe problemen op. Onze technische vooruitgang heeft een scheiding seksualiteit en voortplanting mogelijk gemaakt; ondanks pauselijke banbliksems wordt geboorteplanning door het gebruik van voorbehoedsmiddelen volop toegepast. Meteen krijgt seksualiteit een waarde op zichzelf, niet alleen los van de voortplanting, maar ook los van die andere vaste waarde in onze beschaving: het gezin. Jongeren beleven seksualiteit als een manier van verkennend omgaan met elkaar, zonder meteen aan kinderen te denken. Ouders beleven hun seksualiteit binnen het huwelijk als een volwaardig aspect van hun liefde, ook los van kinderwens. Volwassenen beleven hun seksualiteit op vele manieren, binnen en buiten het gezin, met opeenvolgende of gelijktijdige partners, van het zelfde geslacht of niet.

    Op termijn moet dat aanleiding geven tot zeer complexe toestanden. Nieuw samengestelde gezinnen, pleeggezinnen, adoptiegezinnen: de relaties tussen allerlei vormen van ouders en allerlei vormen van kinderen en andere verwanten zullen de traditioneel zeer duidelijk afgebakende familiebanden grondig in de war brengen. Ik zelf leef in een gezin waarin de kinderen van mijn partner niet die van mij zijn en omgekeerd, waarin twee van de drie overlevende kinderen van mijn partner geen ‘echte’ broer en zus zijn, want twee van hen zijn geadopteerd en ook niet biologisch verwant met elkaar, en zo kan ik nog een tijdje doorgaan, alleen door in mijn naaste omgeving te kijken. Wij zien aarzelingen bij grensverleggend of –overschrijdend gedrag, bijvoorbeeld als Woody Allen tot grote woede van zijn toenmalige echtgenote, Mia Farrow, huwt met een jonge vrouw die ooit haar (en dus zijn) adoptiekind was. In onze beschaving hebben wij, om psychologische en sociale redenen, het incestverbod uitgebreid tot gevallen waarin het gevaar op negatieve genetische afwijkingen onbestaand is, bijvoorbeeld adoptiekinderen of schoon- of stiefouders en –kinderen. Voortplanting is voor de mens geen louter biologisch proces, mensen zijn geen fokdieren, onze omgang, ook de seksuele, is veel rijker dan dat. Eugenetische experimenten, zoals die van de Nazi’s, wekken enkel afschuw.

    Wij hebben het verbod op procreatie met nauwe verwanten (wel erg laat…) vertaald in juridisch vastgelegde regels over het beleven van seksualiteit tussen allerlei personen. Wij moeten ons ooit de vraag stellen of de primitieve en zo lang onverwoestbare genetische gronden voor het incesttaboe bruikbaar zullen blijven voor het regelen van de moderne menselijke samenleving. Indien zou blijken dat bevolkingsgroepen of individuen die het doorbreken daarvoor niet meer zouden gestraft worden, niet door de goden, niet door God, niet door een ‘minderwaardige’ kroost, dan zal onze beschaving andere gronden moeten gebruiken om het menselijk seksueel verkeer te regelen. De oude mythen kennen we alleen nog bij naam, we hebben meestal geen idee wat er in staat en nog minder wat ze betekenen. ‘De wetgever’ ziet zich voortdurend voor nieuwe uitdagingen geplaatst, zowel wat het begin van het leven betreft als het einde ervan en recentelijk ook over het samenleven van bijvoorbeeld homoseksuele personen en hun ‘rechten’ om samen kinderen te ‘hebben’. Politici en hun adviserende specialisten en experten en hun ondersteunende drukkingsgroepen zoeken naar grootste gemene delers en aanvaardbare politieke compromissen, zonder zich veel om principes te bekommeren.

    Terwijl sommigen enkel heil zien in een wanhopige terugkeer naar de oude waarden, zonder goed te weten wat die waren, zijn anderen bereid om de nieuwe uitdagingen aan te gaan en als bewuste mensen samen te zoeken naar het geluk, waar dat ook moge liggen. Nog nooit hebben er zoveel mensen op deze planeet geleefd, nog nooit is het algemene beschavingspeil zo hoog geweest. Wij mensen kunnen er iets van maken, zonder de goden en de demonen van weleer, als we ons maar laten leiden door de liefde voor elkaar en voor onze wereld.




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.20.000 mijlen, 20.000 lezers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Er zijn maar weinig boeken die in mijn jeugd zo’n diepe indruk op mij gemaakt hebben als ’20.000 mijlen onder zee’ van Jules Verne. Ik herinner mij nog precies hoe ik de twee deeltjes las, ontleend uit de parochiale bibliotheek waar mijn peter zaliger een groot deel van zijn vrije tijd als bibliothecaris doorbracht. Later heb ik genoten van de film, met een onstuimige Kirk Douglas als Ned Land en met de memorabele gevechtscène met de reuzenoctopus. Ik ben met Dirk, mijn oudste zoon, de zelfde film gaan zien toen ik dacht dat hij er klaar voor was, al was hij nog erg jong.

    Veel, veel later pikte ik de originele Franse versie van het boek op uit een doos met restanten tijdens een braderie. Het was, spijtig genoeg, niet meer zoals toen, de Franse versie was veel saaier, met bladzijdenlange natuurbeschrijvingen en wetenschappelijke informatie, ik kan me niet voorstellen dat die in de duidelijk voor de jeugd gemaakte Nederlandse vertaling, de versie met het donkerblauwe kaft, ook aanwezig was, waarschijnlijk had men daar serieus in gekuist. De magie van die eerste lezing was weg, waarschijnlijk ook wel omdat de ondertussen verlopen tijd ook mij niet had gespaard. Ik was een andere, meer kritische lezer, het jeugdig enthousiasme was verdwenen.
    Toch zijn zowel de prachtige gravures als de filmbeelden voor altijd in mijn geheugen geprent en zijn de personages en gebeurtenissen ontstellend reëel in mijn verbeelding en herinnering.


    Het leek me een goed idee om even naar die jeugdherinnering terug te keren ter gelegenheid van de onbekende 20.000ste lezer van mijn blog, die als een ondoorgrondelijke kapitein Nemo even in mijn haven heeft aangemeerd, een ‘niemand’ die enkel op een anonieme teller een digitaal spoor heeft nagelaten en dan weer verdwenen is in de maalstroom van het web en de eenzaamheid van de nacht. Mijn dankbare gevoelens jegens hem of haar zijn ook speciaal bestemd voor alle lezers die ooit de moeite genomen hebben om me een berichtje te sturen met een opmerking, een appreciatie, een zure oprisping of wat dan ook. Soms wordt een Nemo dan even ‘iemand’ en dat doet altijd goed.


    Tot binnenkort,


     

    Karel


    12-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Barbara Tuchman
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Er zijn van die auteurs van wie de naam en de werken vaak opduiken in andere werken die je leest. Dat wekt dan je nieuwsgierigheid en als je toevallig een van die boeken tegenkomt, dan neem je het ter hand, bladert erin, je leest de achterflap en de korte inhoud en als het niet te duur is en in goede staat, dan neem je het toch mee naar huis?

    Ik herinner me een documentaire en nadien ook nog een docudrama, zoals dat nu heet, een nagespeelde historische gebeurtenis dus, over de Cuba-crisis in 1962, toen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten op het punt stonden om van een Koude Oorlog over te gaan naar een (veel!) hetere versie. Met de atoomkoppen langs beide kanten in gereedheid, leek het einde van de wereld gevaarlijk naderbij te komen. J. F. Kennedy, toen al een mythische figuur, verzette zich tegen zowat al zijn oorlogszuchtige raadgevers en weigerde halsstarrig gewapenderhand op te treden. Nadien, toen de Russische plannen om atoomraketten te installeren op Cuba opgeborgen waren onder de dreigementen van de VS., verklaarde Kennedy zijn beslissing onder meer met een verwijzing naar een boek van Barbara Tuchman dat toen net verschenen was: The Guns of August. Het beschrijft het begin van de eerste wereldoorlog en geeft veel aandacht aan de machine infernale, het dramatische en vrijwel onafwendbare verloop van de gebeurtenissen, dat leidden tot een oorlog zoals de wereld er nog nooit een gezien had. Kennedy, duidelijk onder invloed van Tuchman, was ervan overtuigd dat indien de wereldleiders toen ‘hun verstand gebruikt hadden’, de catastrofe had kunnen vermeden worden. Wat ook de verdragen zeggen, hoe uitdagend de vijand ook is, er is altijd een ogenblik waarop iemand met gezag kan zeggen: nee, die stap zetten we niet. Later was het boek van Tuchman een van de favoriete geschenken van Kennedy aan bezoekende staatslieden. The Guns of August werd een bestseller.

    Lut heeft het boek net uit in vertaling en ze is ook zeer onder de indruk. De oorspronkelijke Engelse versie ligt op mij te wachten, helaas naast nog enkele stapels andere interessante werken. Maar de laatste weken heb ik een ander boek van Barbara Tuchman gelezen, waarnaar ook voortdurend verwezen wordt: A Distant Mirror. The Calamitous 14th Century, 1978, 677 pp., kaart, bibliografie en index. In het Nederlands is dat De waanzinnige 14de eeuw en ook dat ligt op het leestafeltje van Lut. Het is een meesterlijk boek, dat boeit van de eerste tot de laatste bladzijde. Iets over de titel: een distant mirror is wat de auteur ons voorhoudt, een ‘verre spiegel’, waarin we de gebeurtenissen zien van 1300 tot 1400, vooral van uit het standpunt van de mensen die toen leefden, maar ons voorgesteld door een moderne auteur, die zich voortdurend afvraagt hoe dat in godsnaam allemaal mogelijk was, maar terzelfder tijd ook steeds verwijst naar meer recente gebeurtenissen, die soms als twee druppels water lijken op de onwaarschijnlijke gruwel van de 14de eeuw, soms zelfs op precies dezelfde plaats, zoals Passchendale. Een spiegel voor ónze tijd. Ik weet niet of Tuchman als eerste dit krachtige beeld heeft gebruikt, misschien als een parafrase van de bijbelse ‘duistere spiegel’. Als je Google laat zoeken, krijg je binnen de seconde enkele miljoenen verwijzingen naar distant mirror, het is een staande uitdrukking geworden, die opduikt in de meest exotische contexten: het bibliotheekwezen in Zuid-Afrika, de interactie van atomen, de Moslimdreiging… Spijtig dat de Nederlandse vertaling die intrigerende trouvaille niet heeft overgenomen. Ook de vertaling van calamitous door ‘waanzinnig’ lijkt me niet gelukkig, het zou me verbazen indien Tuchman (30 januari 1912 – 6 februari 1989) ermee zou ingestemd hebben. Calamitous betekent ‘rampzalig, rampspoedig’, een calamity is een calamiteit, een ramp, onheil. Misschien herinner je je nog Calamity Jane, de vrouwelijke cowboy of cowgirl, onder meer uit de film uit 1953 met Doris Day, maar dat terzijde. Het zou dus ‘de rampzalige 14de eeuw’ moeten zijn, niet ‘de waanzinnige’, want hoe waanzinnig de gebeurtenissen van toen ons nu ook voorkomen, echte waanzin was slechts in enkele zeer uitzonderlijke gevallen, zoals bij koning Charles VI van Frankrijk, de oorzaak van de rampen. Neen, dat is precies wat Tuchman probeert duidelijk te maken: kijk in de verre spiegel van de 14de eeuw en ontdek de mens, de eeuwige mens, ontdek jezelf… Mensliches, allzumensliches zei Nietzsche.

    Ik heb de laatste tijd veel gelezen over de evolutieleer van Darwin en over recente ontwikkelingen in de microbiologie. Toen ik het boek over de 14de eeuw uit had, kwam spontaan deze gedachte bij mij op: als het inderdaad zo is dat sterkere elementen, of dat nu genen, mensen of groepen zijn, meer kans maken op overleven en dus op vermenigvuldiging van hun genetisch materiaal en dus hun specifieke eigenschappen, dan ziet het ernaar uit dat het genetisch materiaal dat mensen aanzet tot geweld niet recessief is, maar dominant. Men zou kunnen denken dat gewelddadige mensen hun eigen ondergang bewerkstelligen, zoals ik ook vermoed(de), zie mijn bedenkingen over Malchus’ oor: wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan (31.05.2006). Maar Tuchman benadrukt dat, hoewel geweldenaars zelden in hun bed sterven, zij desondanks grotere overlevingskansen hebben dan hun slachtoffers. Het is een ontmoedigende gedachte. Agressie lijkt te lonen. Zalig zijn niet de meek, de zachtmoedigen, maar de preux, de stoutmoedigen, de vainglorious, de verwaanden: Tuchman zegt letterlijk dat vainglory, het ijdel najagen van eigen eer en glorie zonder enig respect voor de anderen, tegen alle beter weten in, al net zo onmogelijk uit te roeien is als seks en dat wil wat zeggen!

    Al bij al geen optimistische noot om op te eindigen. Laat dat je er niet van weerhouden om een boek van Barbara Tuchman ter hand te nemen, het is de moeite waard en het is gemakkelijker lectuur dan je zou denken, je hoeft echt geen historicus te zijn om ervan te genieten.


    09-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ook


    ook


    Het is een eigenaardig woordje.

    Het is een bijwoord, en die gebruiken we bij een werkwoord en eventueel ook bij een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een telwoord, maar nooit bij een zelfstandig naamwoord.


    Enkele voorbeelden.

    Ik ga ook mee.

    Dat komt ook vaak voor.

    De muren zijn ook groen geverfd.

    Geef hem er ook tien.


    Ik aarzel zelf bij de laatste drie voorbeelden: staat ‘ook’ echt bij het bijwoord ‘vaak’, of veeleer bij het werkwoord voorkomen? Staat het bij het adjectief ‘groen’ of bij ‘verven’? Bij ‘tien’ of bij ‘geef’? Probeer zelf eens om andere voorbeelden te vinden: niet gemakkelijk! En toch gebruiken we het woord heel dikwijls, want het is best handig en er zijn niet zoveel echte synoniemen: eveneens? …?


    Het is een kort woord en je ziet er niet onmiddellijk een betekenisvolle stam in, zo iets dat je ook in verwante woorden tegenkomt; dat is wel het geval met de meeste woorden, zoals boom, appel, stoel, zeker: elk van die woorden heeft talrijke samenstellingen en afgeleide woorden, die de betekenis van de stam bevestigen en versterken. Niet zo bij ‘ook’: er zijn bijna geen samenstellingen (alsook, …?), geen meervoud (want dat hebben echte bijwoorden niet) maar ook geen vergelijkende of vergrotende trap, geen overtreffende trap of superlatief (zoals in vaak, vaker, vaakst, toch ook een bijwoord).


    Als je lang naar ons woordje staart of het tien keer snel na elkaar zegt, dan verdwijnt de betekenis en blijft alleen de klank en de drie letters over.

     

    Kijken we naar enkele andere westerse talen, dan lijkt het Duitse auch de dichtste buur. Samen met andere oud-Germaanse talen heeft het een oude voorvader die og of aug of ok kan zijn. Dat brengt ons in de buurt van de Latijnse stam aug, van het werkwoord augére, vermeerderen, groter maken en dat klopt, want als je het woordje ‘ook’ gebruikt voeg je iets toe, doe je er iets bij, maak je de groep groter.


    Het Engels had dat woord vroeger ook, maar nu is het helemaal verouderd: eke; je komt dat nu nog enkel tegen als een werkwoord: to eke betekent inderdaad iets toevoegen, iets langer maken; to eke out is dun uitsmeren, met weinig toekomen, dus iets langer doen meegaan.


    Het gangbare Engelse woord is also en dat is eigenlijk het zelfde als het Franse aussi. Dat gaat zo: het eerste deel ‘al’ is afgeleid van het Latijnse aliud: iets; het tweede si is ons ‘zo’ en ook het Engelse so. Samen krijg je dan in het Engels also en in het Frans ‘alsi’ dat dan natuurlijk later aussi werd. Qua betekenis kan je dat vergelijken met ons ‘zoals’: in het Frans gebruikte men aussi aanvankelijk enkel in de betekenis van zoals of evenzo, maar als men zegt dat iets is zoals iets anders, of evenzo is, dan is het ‘ook’ zo en dus gebruikte men aussi dan maar voor ‘ook’.

     

    Het is verleidelijk om aan het oud-Franse oc te denken als een neefje van ons ‘ook’. Lees misschien nog eens het verhaal na over oc en oïl en Languedoc dat ik hier op 5 augustus 2006 schreef. Oc was ‘ja’ in het zuidelijk deel van Frankrijk. Maar het gaat wellicht niet terug op de stam aug- zoals auch, ook, eke maar meer dan waarschijnlijk op het Latijnse hoc, ‘dit hier’.

     


    04-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.batterij
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    Wij gebruiken vandaag de dag voor alles en nog wat batterijtjes, ik had het daarover al bij een vorige gelegenheid, op 8 maart 2007, onder de titel Jongens en wetenschap, je kan het hiernaast aanklikken.

    Maar eigenlijk is een batterijtje… geen batterij.

    De oorsprong van het woord moeten we niet ver zoeken: het komt van het Frans battre, slaan. Een batterie is dus het geklop, het slaan; daarvan afgeleid ook: het lawaai van dat slaan, bijvoorbeeld van dorsvlegels of de inslag van projectielen.

    We vinden het woord vooral terug in militaire omstandigheden. Oorspronkelijk is het daar de plaats waar geschut opgesteld is, te land in het veld of op een versterkte burcht, of ter zee, op de brug van een schip bijvoorbeeld, maar er zijn ook drijvende en rijdende batterijen. Vandaar ging men al gauw ook de ‘stukken’ zo noemen, het geschut zelf dus. Het gaat daarbij altijd over verscheidene al dan niet identieke kanonnen of ander schiettuig, die door hun gezamenlijke vuurkracht een grote invloed kunnen hebben op het verloop van de strijd.

    Toen men elektriciteit begon te gebruiken voor allerlei industriële toepassingen, was het nodig verscheidene cellen of elementen die de stroom opwekken aan elkaar te koppelen om voldoende energie te hebben voor een langere tijd; één celletje was meestal te mager om veel effect te hebben en ook te snel leeg. Zo een koppeling van verscheidene cellen noemde men dan ook maar een batterie, eigenlijk dus een samenkoppeling van elementen om meer kracht te hebben, zoals bij kanonnen. Later, toen de individuele cellen krachtig waren voor afzonderlijk gebruik, behield men de naam voor een groep cellen: batterij.

    Naar Frans voorbeeld zijn we batterie ook gaan gebruiken als een algemeen meervoudswoord, bijvoorbeeld in een legbatterij met honderden kippen die aan de lopende band eieren produceren; in de (professionele) keuken heb je ook een hele batterij potten en pannen, die niet alleen veel lawaai maken als je erop slaat of ermee werkt, maar die zelf ook door koperslagers gemaakt zijn, op de oudste modellen kan je nog zien hoe ze heel fijn gehamerd werden. In jazzorkestjes spraken we vroeger ook van de batterie, met de ‘verengelsing’ van onze taal is dat nu een drumstel. In een café of bar zie je een hele batterij flessen, bij de kapper een batterij scharen &c.

    Als je dus heel precies wil zijn in je taalgebruik, of ronduit pedant, dan spreek je alleen van een batterij als er meer dan één element in het spel is, wat zelfs in eenvoudige afstandsbedieningen al het geval is. Wat je dan moet doen als er echt maar één enkel zo’n ding in zit? Technisch gezien is dat een elektrische cel of ook een accu, de afkorting van accumulator, een ‘toestel’ waarin elektrische energie opgeslagen wordt die later en/of op een andere plaats gebruikt wordt.

    Maar als je naar de elektro-zaak gaat, vraag dan toch maar naar batterijtjes, en niet naar een accu van 1,5 volt.


    02-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geschonden recht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    Toen het Vlaams Blok veroordeeld werd voor racisme heeft een overigens doorgaans bedachtzame Gerolf Annemans zich memorabel laten gaan: hij sprak ronduit dreigende taal tegen de rechters van het hof, zo heet dat: Het Hof en zei onder meer veelbetekenend dat hij zich hun namen zou herinneren… Dit zou op zich moeten voldoende zijn voor een veroordeling, bijvoorbeeld voor smaad aan het hof, of voor incivisme, maar ja…

    Nochtans vergiste het Blok zich toen van vijand. Enerzijds deden die rechters gewoon hun verdomde en domme plicht en ze moesten daarbij gelukkig zelfs niet al te veel nadenken: de wet was op maat geschreven en gestemd door het parlement in een quasi unanieme actie van de democratie partijen, met als enige bedoeling het Blok te kunnen veroordelen. De wet was er, het Blok had zich schuldig gemaakt aan de misdrijven beschreven in de wet, wat dacht je, dus de rechters konden niet anders dan het Blok schuldig verklaren, zo simpel en voorspelbaar kan rechtspraak zijn.

    De tweede reden waarom het Blok niet boos hoefde te zijn op het hof hebben ze zelf al heel snel ingezien: door die uitspraak was een nieuwe verkiezingsoverwinning gegarandeerd. Het Blok kon weer tranerig de geschopte hond spelen, succes verzekerd. Iedereen was weer tegen hen: het parlement, het gerecht, de kerk: niet toevallig de drie ‘toppers’ in elke opiniepeiling naar de personen of instanties die men NIET vertrouwt.

    Nee, Gerolf, je weet het ondertussen maar al te goed, het hof, de rechters die je zo onheus behandelde: het zijn je beste vrienden. Geen verkiezingscampagne, geen toespraak voor de ouwe getrouwen, geen publiciteitsfolder in elke bus van Vlaanderen, geen tv-optreden, geen al dan niet veroordeelde affiche heeft zoveel succes als de zoveelste uitschuiver van Het Hof.

    Hoe moet een mens ook anders reageren? Zowat elke dag krijgen we op het nieuws een onwaarschijnlijk verhaal uit de gerechtelijke wereld. Vetmesters worden vrijgesproken omdat ze door een parlementaire onderzoekscommissie, zowat de meest autonome en gezaghebbende instantie in ons land, ondervraagd werden. Niemand die hun schuld ontkent of betwist, maar ja: hun rechten waren geschonden!

    Vandaag krijgen we weer een staaltje: een drugskoerier, betrapt met kilo’s drugs in zijn lijf, was in flagrante gefilmd door een reportageploeg: zijn privacy was geschonden! Nadat een eerste reeks rechtbanken daar niet in liep, besliste uiteindelijk, na een reeks processen die ons een fortuin gekost hebben (en wie betaalt de advocaten van de koerier, denk je?) besliste het Hof van Beroep dat zijn privacy geschonden was en dat hij onheus behandeld werd.

    Het is iets dat mij al lang danig irriteert: misdadigers, zelfs de meest agressieve, de meest gewelddadige, die de meest gruwelijke dingen doen met andere mensen, zoals bij roofovervallen, blijven recht hebben op ons respect, onze voorkomendheid: wij mogen er geen verkeerd woord tegen zeggen, ze niet áánraken. Dutroux zit nu wel opgesloten, maar de verhalen die we daarover lezen doen ons vermoeden dat degenen die het meest lijden onder zijn opsluiting zijn bewakers zijn. Ik voel zoiets van: mensen die het recht aan hun laars lappen, die ons en onze wetten op zo’n verschrikkelijke manier en zonder enige scrupule verachten, verbeuren hun recht op recht.

    Men mag daarin niet te ver gaan, akkoord, de fundamentele rechten mogen niet geschonden worden. Maar men moet ook niet te ver gaan in het beschermen van misdadigers. Neem nu de drugskoerier. Hij is schuldig, dat is duidelijk. Wat is nu het misdrijf dat gebeurd is bij zijn arrestatie: een inbreuk op de privacy-wetgeving. Wel, dat men dan de bepalingen van die wetgeving toepast: een veroordeling van degenen die zich schuldig gemaakt hebben aan die overtreding en zo mogelijk een herstel van de schade van het slachtoffer of een vergoeding voor het leed dat hij ervan ondervond. Indien er geen wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bestond, zou je nog kunnen stellen dat men geen ongeoorloofde opzoekingsmethodes mag gebruiken en dan zou een uitspraak dat althans een deel van de bewijslast ongeldig is, nog enigszins begrijpelijk zijn. Het is dan ook nog de vraag of een reportage maken, met toestemming van de politie en de gerechtelijke instanties, over een arrestatie, onder die bepalingen valt. Men zou ook rekening kunnen houden met de vrijheid van meningsuiting en van nieuwsgaring door de pers. Maar hoe dan ook: als men een aparte wetgeving heeft voor overtredingen tegen de privacy, dan moet men die wetgeving strikt toepassen en de sancties dáárin voorzien opleggen, en niet de zaken door elkaar halen, zoals nu: de vervolging wegens drugstrafiek, waardoor de man door verscheidene rechtbanken was veroordeeld, wordt ongedaan gemaakt, hij wordt gewoon vrijgesproken! omdat er een overtreding is van de wet op de privacy.

    Dat gaat te ver, geen mens die bij zijn verstand is, kan dat aanvaarden, dat is zo provocerend dat niet alleen de politie, de lagere rechtbanken en de media gaan steigeren, maar ook elke rechtgeaarde burger. Het lijkt wel of Het Hof het erom doet!

    En zo gaat het steeds verder, keer op keer. En het VB, zij lachen in hun vuistje, want op slag hebben ze er weer tien duizend stemmen bij, van mensen die geen andere manier meer zien om aan de heren en dames van Het Hof duidelijk te maken dat hun manier van rechtspreken niet de onze is. Iederéén zegt dat het verkeerd loopt met justitie, dat er iets moet aan gedaan worden. Maar niemand doet er ook in de praktijk iets aan, behalve dat er in Antwerpen nu een prachtig modern gerechtsgebouw staat, dat men in Brussel het protserige Justitiepaleis nóg mooier maakt, met nóg meer bladgoud en dat de rechters nog steeds, als enigen in de hele wereld, optreden in hun alles verhullende toga’s en hun heilig juridische gelijk proclameren, dat steeds verder afwijkt van wat de maatschappij daarvan denkt. Een kloof tussen de burger en de politiek? Tussen de burger en Het Hof gaapt een niet te dichten zwart gat waarin onverdroten mateloze massa’s energie en geld geruisloos verdwijnen zonder dat er ook maar iets verandert aan Het Hof.

    Men zegt soms dat de mens altijd een beetje masochist is. Als je ziet hoe lijdzaam wij blijven toezien op de guitenstreken en vrolijke fratsen van Het Hof, dan zou je het gaan geloven.

    Ach, ik weet het wel, het kan nog veel erger, we zijn gelukkig nog niet in Tsjetsjenië of Soedan. Maar het kan zoveel béter, wij zijn met een kleine inspanning tot zoveel meer in staat, zelfs binnen de juridische wereld gaan er daarover stemmen op en dat wil wat zeggen. Maar doe een mens een toga aan, en hij verandert meteen in een schrikbarende parodie van zichzelf die elke verbeelding tart.

    Man man man…





    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)
  • Rüdiger Safranski: Tijd (recensie)
  • Terroristen
  • De lastige weg


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!