Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (169)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    27-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichtendag 2011

    Als uit voorname fusten

    Borrelen vreedzaam of verbolgen

    Ongerept gerijpte gedachten

    Naar een helderder verwerken

    Die ik aan mijn vingers toevertrouw

    En de vroede vormen

    Van vroom verworven woorden


    Povere moedermoorden


    Verloren overvloed onuitgesproken

    Uit gistend voorbewust berusten

    Temend tasten naar verklaard beraad

    En de stralende waan van gave dagen


    Als uit loden luchten

    Zijgt mijn velijnen kwijnen

    Naar jouw wantrouwige gouwen

    Die onvertrouwd zich het horen berouwen

    En de ogen in lankmoed hebben geloken

    Voor fluisterend duister

    En spichtig licht


    Hoe kunnen de welige walmen

    Van het belegen talmen

    Tot rijk begrijpen rijpen

    Hoe kan eigengereid ontwijden

    Donkere lichtjaren overschrijden

    En pijnend wanbegrip vermijden


    Hoe kan ik jou mijn hand

    Mijn woord toereiken?


    Wij zijn dezelfde weg gegaan

    Van ontluikend zelfverstaan

    Wij hebben als zuster en broeders

    Als wondere woordenbehoeders

    Elkaar de angstige danspassen geleerd

    De blik binnenstebuiten gekeerd

    Wij horen tot een zelfde ras

    Wij dragen dezelfde tekens in de ogen

    Wij lopen in dezelfde pas


    Taal snelt troosteloze eenzelvigheid voorbij

    Wij hebben elkaar ongemerkt begrepen

    Woordeloos ons denken niet ons spreken

    Moeiteloos overspannen de immense leegte

    Die tergend gaapt tussen zin en zijn

    Tussen de zachte onrust van het ongewisse weten

    En de perplexe speelsheid van het spontaner spreken


    Sapienti sat

    Een zucht is ons genoeg

    Een oogopslag

    Een halfverholen woord

    Genadig gesproken

    Bevrijdend aangehoord

    Als achtergelaten aren gelezen


    Al het onzegbare met povere klank

    Rune unciaal boekstaaf

    Foliant pamflet palimpsest

    Papyrus perkament foedraal

    Zomaar begrepen

    Argeloos dankbaar aanvaard

    Of tergend laaghartig gedagvaard


    Wij kunnen met elkander spreken

    We lezen wat er niet staat

    We horen wat niet gezegd kan worden

    En zeggen wat onuitspreekbaar is


    En schrijven

    En schrijven nog


    Voor wie oren heeft om te oren

    En ziet wat er niet staat

    Die luistert naar de stilte van het woord

    En de ruimte ademt die niet vergaat.




    Karel D’huyvetters

    Gedichtendag, donderdag 27 januari 2011


    Categorie:poëzie
    25-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Culinair contrast
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vorige zaterdag zijn we uit gaan eten. De reden daarvoor was dat we een cadeaubon hadden gekregen voor een sterrenrestaurant, voorwaar. Ik laat bewust alle details achterwege die zouden kunnen leiden tot de identificatie van dit etablissement, uit mijn verhaal zal je begrijpen waarom.

    Om de context een beetje te schetsen, wil ik vermelden dat het niet onze gewoonte is om dure restaurants te bezoeken. We zijn gepensioneerd en hebben dus geen zakenrelaties die ons uitnodigen en zelf voelen we niet de minste behoefte om veel geld uit te geven voor een bezoek aan een sterrenrestaurant. Wat we daarvan zien in de vele kookprogramma’s op tv bezorgt ons veeleer een afkeer van wat daar geserveerd wordt: te veel, te verfijnd, te vergezocht, te zwaar en vooral: te duur.

    Wat ons zaterdag overkomen is, beantwoordt volledig aan dit beeld. Het begon al met de amuse-gueules, die bestonden uit ingrediënten die totaal onherkenbaar waren gemaakt onder de vorm van chips en een dipmousse. Dit was een echter slechts een voorbode van wat daarna kwam. Geen enkel van de gerechten werd geserveerd in zijn natuurlijke verschijning, alles was gemaskeerd of onherkenbaar gemaakt, niet alleen van uitzicht maar ook van smaak, door de toevoeging van sauzen, ‘zalven’, coulis, schuim, lak, reducties en gels, altijd in microscopische hoeveelheden. De gerechten zelf waren ook van zeer bescheiden omvang en wat er aan aardappelen of pasta op het bord kwam, was al even onherkenbaar en in omvang, als we dat woord al zouden mogen gebruiken, beperkt tot een louter symbolische aanwezigheid.

    Er was keuze tussen twee vaste menu’s, maar per tafel kon je maar één menu kiezen, iedereen moest dus hetzelfde eten. Tussen de gangen hebben we uren gewacht, de hele vertoning heeft geduurd van 19 tot 24 uur. Om onze honger te stillen hebben we tussendoor al de broodjes verorberd die we konden te pakken krijgen. De wijn was goed, maar aangezien ik geheelonthouder ben, heb ik er alleen van geproefd en dan veel water gedronken om de vrij zoute gerechten door te spoelen. De nagerechten waren overvloedig, maar kwamen veel te laat op de avond en vielen daardoor als een baksteen op de maag, net als de veel te straffe koffie.

    Toen de rekening kwam, waren we meteen ontnuchterd. De cadeaubon was net genoeg voor de helft van de rekening, die opliep tot ongeveer € 100 per persoon en dan hadden we nog het minst dure menu gekozen en slechts de helft van het gezelschap had wijn gedronken. Wij vielen zowat van onze (harde, oncomfortabele) stoel.

    Wij waren niet zozeer zwaar ontgoocheld als diep verontwaardigd. Dit is, in onze ogen althans, een aanfluiting van wat een gezamenlijk feestmaal zou moeten zijn. De nodeloze en onzinnige zogenaamde verfijning die ten toon gespreid werd, ontlokte ons niet zozeer de verwachte verwondering en extase, maar veeleer wrevel en zelfs ronduit ironische opmerkingen. De hongerporties waren frustrerend. Een voorbeeld: de visschotel was zeetong, mijn lievelingsgerecht. Maar in plaats van een tong, kregen we één filetje, dus een vierde van een (kleine) tong, versierd met allerlei niet ter zake doende elementen, die de heerlijke natuurlijke smaak en de vaste textuur van een verse tong ten enenmale naar de bliksem hielpen. Dat is lekker eten verknoeien, zonder meer.

    De onvrede omwille van de gerechten werd nog geaccentueerd door de lange wachttijden. De bediening was professioneel maar allesbehalve hartelijk, zelfs niet eens vriendelijk. Geen wonder dus dat we bij het naar huis rijden uitvoerig lucht gaven aan onze negatieve gevoelens. We zijn er nog altijd niet goed van, trouwens. Eer wij honderd euro uitgeven, moet het al lelijk doen. Een boek van € 100, bijvoorbeeld, daar aarzel ik toch ten minste twee jaar voor en meestal beslis ik dan om het toch maar niet te kopen, hoe graag ik het ook zou hebben. Niet dat ik het me niet kan permitteren, maar ik kan het gewoon niet over mijn hart krijgen om daar zoveel geld aan te besteden. En nu hebben we elk zoveel uitgegeven voor één op alle punten totaal onbevredigend en frustrerend avondje uit, dat ons bovendien heeft achtergelaten met een gevoel van groot ongenoegen. Dit is niet het wereldje waarin wij ons willen bewegen, dit is gewoon decadent, moreel niet meer te verantwoorden. Dit was een domme, pijnlijke vergissing die we ons nog lang zullen berouwen.

    In scherp contrast daarmee staan de biologische en vegetarische kooklessen die ik op vijf opeenvolgende maandagen volg in het mooi gelegen en aantrekkelijke gezondheidscentrum Amethist in Ramsel, klik hier: http://www.amethist.be/site/. Samen met enkele familieleden en kennissen en begeleid door Ketty Roegist bereiden we daar samen een uitvoerige maaltijd die we dan gezamenlijk met veel smaak verorberen. We leren er veel bij over producten en gerechten en hun bereidingswijze. We genieten van het samen koken, twee aan twee en van de gezellige sfeer, waarbij eenieder aan het woord komt en respectvol aangehoord wordt. Ook de afwas en het poetsen doen we samen. De omgeving is landelijk, de keuken helder en uitstekend ingericht, Ketty is een bron van inspiratie en bruikbaar advies. Per les betaal je een som die je normaal moet overhebben voor een diner in een goed vegetarisch restaurant. Tevredenheid alom, een sociaal aangename en culinair leerrijke en smakelijke ervaring. Zo moet het, daar voel ik me goed bij.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    19-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antonio Damasio: zelfbewustzijn, Self Comes to Mind
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor mijn vaste lezers is Antonio Damasio geen onbekende. Ik besprak hier al zijn drie vorige werken die voor een ruimer publiek bestemd zijn. Dat zijn achtereenvolgens Het ongelijk van Descartes (1994), Ik voel dus ik ben (1999) en Het gelijk van Spinoza (2003). Toen ik via Amazon vernam dat er een nieuw boek van hem stond te verschijnen, heb ik het onmiddellijk besteld; je krijgt het dan thuis bezorgd bij verschijnen, aan de beste prijs. Zo geschiedde en ik heb er enkele weken over gedaan om het nieuwe boek rustig, zonder overhaasting te lezen: Antonio Damasio, Self Comes to Mind. Constructing the Conscious Brain, Pantheon Books, New York, 2010, xi + 367 pp., index, $ 28.95 (hardcover). Op de uiterlijke verschijning van het boek valt niets aan te merken, behalve misschien het ontbreken van een leeslint, maar dat heb ik er dan zelf maar in gekleefd, een koud kunstje en echt wel gemakkelijker in het gebruik dan een bladwijzer.

    Dr. Damasio (°Lissabon 1944) is niet de eerste de beste. Hij bekleedt de David Dornsife leerstoel van ‘Neuroscience, Psychology, and Neurology’ en is directeur van het Brain and Creativity Institute van de University of Southern California. Zijn wetenschappelijk werk en zijn publicaties werden herhaaldelijk bekroond. Hij is dus geen kamergeleerde, maar een gespecialiseerd arts en een researcher die zijn eigen laboratorium leidt, waar hij patiënten onderzoekt en begeleidt die met neurologische problemen te maken hebben, ten gevolge van hersenbeschadigingen, door ziekte, ongeval of genetische afwijkingen. Het is vanuit dat concrete medische werk dat hij steeds vertrekt en dat geeft aan zijn boeken een geloofwaardigheid die anderen, die zich eveneens wagen aan het onderzoek van het menselijk bewustzijn, soms zo pijnlijk moeten missen. Je kan als filosoof of theoretisch psycholoog inderdaad wellicht nuttige veronderstellingen maken over de werking van onze hersenen, maar zonder verwijzing naar de experimentele en medische informatie daarover, blijft dat werk op zand gebouwd.

     De nieuwe gedachte in dit werk in de uitzonderlijk belangrijke reeks van publicaties van Dr. Damasio is er een die mij onmiddellijk aangenaam verraste: terwijl daar in de vorige nauwelijks enige aandacht werd aanbesteed, is dit werk doordesemd van de evolutiegedachte. De titel had dus, aansluitend bij het ongelijk van Descartes en het gelijk van Spinoza, kunnen zijn: het grote gelijk van Darwin. De (sl)echte Nederlandse titel luidt evenwel: Zelf wordt zich bewust. Hersenen, bewustzijn, ik (Wereldbibliotheek, ISBN 90-284-2376-1, € 27,50). In Filosofie Magazine verscheen onlangs een interview met de auteur, klik hier: http://www.veenmagazines.nl/00/FM/nl/0/artikel/print/27064/Antonio_Damasio:__Ons_ik_is_een_symfonie_.html .

    Met die idee sluit Damasio aan bij wat anderen al naar voren brachten, inzonderheid de vertegenwoordigers van de evolutionaire psychologie en de sociobiologie en auteurs als Steven Pinker, Richard Dawkins, Daniel Dennett, die hier allen al de revue passeerden. Het is dus helemaal geen nieuwe gedachte, maarwel een die tot nog toe opvallend afwezig was in de benadering van Damasio. Daardoor kon mogelijks het vermoeden rijzen dat hij dat nochtans wijdverbreid gedachtegoed niet zou delen. Met zijn nieuw boek heeft de auteur de waanideeën daaromtrent van kwaadwillige fundamentalisten en creationisten voorgoed weerlegd. Hij vertrekt nu zonder enige aarzeling of terughoudendheid van het feit dat de mens een vorm van leven is die zich ontwikkeld heeft uit de eerste, meest eenvoudige beginselen van het leven op aarde; dat het bewustzijn langzaam aan gegroeid is, geëvolueerd tot wat het vandaag is en dat volgens de wetmatigheden van de evolutieleer; dat andere levensvormen andere vormen van bewustzijn kennen, die ons veel kunnen leren over de gelijkenissen en de verschillen met het menselijke bewustzijn; dat het menselijk brein en zijn hele lichaam de bron is van zijn mind. Over de moeilijke terminologie en de vertaling ervan schreef ik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=464, het lijkt me nuttig dat je dat nog even zou nalezen.

    Ik aarzel om hier een uitgebreide bespreking van dit uitzonderlijk boek te maken. Om te beginnen meen ik dat anderen beter geplaatst en geschoold zijn om dat te doen en ik neem aan dat we niet lang zullen moeten wachten voor her en der grondige besprekingen zullen verschijnen: de publicatie van een boek van Dr. Damasio gaat nooit ongemerkt voorbij. Een tweede moeilijkheid is dat je een diepgaand werk als dit onmogelijk recht kan doen door het samen te vatten. Daarmee bewijs je niemand een dienst, niet de auteur en evenmin de lezer, want met enkele slogans en wat citaten kom je niet eens in de buurt van de subtiele redeneringen en de zorgvuldig opgebouwde argumentaties die dit boek kenmerken. Je zal het dus zelf moeten doen, lieve lezer. Meer nog dan de voorgaande werken van deze auteur is dit een ongemeen leesbaar boek. Het is op zichzelf al een samenvatting en verwerking van de standpunten uit de vorige werken en uit de lange lijst van wetenschappelijke artikels in tijdschriften die Damasio, vaak samen met zijn echtgenote Hanna en met andere medewerkers van zijn Instituut heeft gepubliceerd in de loop der jaren.

    Dit boek leest als een summa, een auto da fé, een geloofsbelijdenis, een wetenschappelijk testament, het resultaat van vele jaren geconcentreerd en geconcerteerd onderzoek en nadenken. Ik heb het gevoel dat hij geland is, eindelijk thuisgekomen. Alles wat hij tot nog toe heeft ontdekt of als hypothese naar voren gebracht, valt nu in de plooi, versterkt en bekrachtigd door een ruimer inzicht, dat hij deelt met de meest vooraanstaande denkers en wetenschappers van het ogenblik. Dit is niet alleen een vlijmscherpe analyse van wat ons bewustzijn kan zijn, het is ook een uiterst geloofwaardige en overtuigende synthese van zijn eigen onderzoeksresultaten en van die van vele anderen, in verschillende maar convergerende domeinen van de wetenschap.

    Er zijn op dit ogenblik tientallen, zo niet honderden recente boeken voorhanden over het wezen en de werking van het menselijk bewustzijn. Als je er één van leest, en dat ben je jezelf toch wel verplicht, meen ik, dan kan je veel slechter doen dan te kiezen voor dit meesterlijk geformuleerde en uiterst overtuigende meesterwerk van een van de meest geloofwaardige wetenschappers van onze tijd, op het toppunt van zijn kunnen. Wij moeten hem dankbaar zijn dat hij al zijn indrukwekkende kennis en ervaring heeft willen inzetten om ons een boek te brengen dat ook wij, met onze bescheiden achtergrond en onze beperkte verstandelijke vermogens, kunnen smaken, begrijpen en vervolgens ook integreren in onze gedachten over onszelf, over de anderen en over de samenleving.

    Antonio Damasio heeft met dit boek een belangrijke bijdrage geleverd voor het zelfverstaan van de mens. Niet te missen, dus.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    18-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de (vroege) geschiedenis van de vrije gedachte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vlaanderen is beroemd en berucht om zijn middenveld, zoals men dat tegenwoordig zegt. Waarschijnlijk is geen enkel land ter wereld zo sterk georganiseerd op alle domeinen van het sociaal leven. Omdat Vlaanderen ook een katholiek land was, zijn het de katholieke organisaties die hier de kroon spannen. Je kan het zo gek niet bedenken, of er is wel een katholieke vereniging die zich ermee bezighoudt, van het respectabele OKRA (Open, Kristelijk (sic), Respectvol, Actief), de beweging voor 55+, tot de zeker niet minder eerbare katholieke duivenbod (niet voor duiven, maar voor duivenmelkers). Vlaamse katholieken behoorden tot alle mogelijke verenigingen, van in hun jeugd en tot op hun sterfbed.

    Hetzelfde kan niet gezegd worden van de vrijzinnigen in Vlaanderen. Er is een Unie van Vrijzinnige Verenigingen, klik hier voor hun website. Ik onthoud me voorlopig van commentaar.

    Aan Franstalige kant is er CAL, Centre d’action laïque, klik hier. Ik weet niet goed meer hoe ik daar terechtkwam, enige tijd geleden, waarschijnlijk toen ik op zoek was naar de uitgever van de Dictionnaire historique de la laïcité en Belgique, klik hier.

    Bij dat Centre d’action laïque vind je onder meer een overzicht van de talrijke publicaties die het centrum zelf uitgeeft of promoot, klik hier. Als je goed kijkt, zal je zien dat een aantal titels met een asterisk* gemerkt zijn. Dat betekent dat ze in uitverkoop zijn, voor 2,50 € per boek, verzendingskosten inbegrepen. Ik heb niet lang geaarzeld en enkele dagen later bracht de postbode me een flink pakket van acht boeken, netjes uitgegeven, voor 20 €. IK heb er intussen ook al een van gelezen: Raymond Trousson, Histoire de la libre pensée, des origines à 1789, Collection Espace de Libertés, 1993, 314 p., bibliografie, index.

    In het eerste hoofdstuk behandelt de auteur het ontstaan van het vrije denken in de context van de Griekse en de Romeinse oudheid, de ontmoeting van het Romeinse Imperium en het christendom, het einde van het heidendom en de Middeleeuwen.

    Het tweede hoofdstuk behandelt de periode van de Renaissance tot aan de Franse Revolutie. Het eerste deel behandelt de periode van de Reformatie, het tweede le siècle classique, de 17de eeuw en het derde deel is gewijd aan de Verlichting, vanaf 1700 tot aan de Franse Revolutie.

    Raymond Trousson (°1936) is hoogleraar geweest aan de ULB, waar Franse literatuur doceerde en vergelijkende literatuurwetenschap. Hij publiceerde vooral over J.-J. Rousseau, Voltaire, Diderot, Arnault en de utopische roman. Is het die beroepsmatige vertrouwdheid met de literatuur die hem, in tegenstelling met veel professionele filosofen, zo’n voorbeeldige auteur maakt? Dit boek, dat qua genre behoort tot de Ideengeschichte, l’histoire des idées, leest in alle geval als een (goede) roman. Zijn Frans is bloemrijk maar zonder te vervallen in de typisch Franse verbositeit of het bedenkelijk postmodern structuralistisch gewauwel. Het volgt de mens die zelf wil denken, wars van alle sociale, politieke of religieuze druk. Dat brengt met zich mee dat weliswaar veel aandacht gaat naar precies die druk allerhande, maar meer nog naar de vele personen of groeperingen en bewegingen die zich daartegen steeds hebben verzet.

    De auteur doet dat steeds aan de hand van soms vrij uitvoerige maar steeds zeer sprekende citaten van de elkaar bestrijdende auteurs en autoriteiten. Hij steunt daarbij op betrouwbare monografieën en belangrijke verzamelingen van historische teksten, maar ook op de originele publicaties. Vaak is dat in gedateerd Frans, maar ik heb me daaraan nooit geërgerd, in tegendeel: het geeft een eigen charme aan de citaten van Voltaire, Montaigne, Rousseau, Diderot (afbeelding) en zovele anderen.

    Belangstellenden hoeven zich ook niet te laten afschrikken door de ondertitel: van de oorsprong tot 1789, alsof dit slechts een inleidend eerste deel zou zijn, een voorspel voor een belangrijker tweede deel. Ik heb in de bibliografie van de professor in elk geval geen dergelijk tweede deel gevonden; bovendien is de beschreven periode veel belangrijker voor de ontwikkeling van de vrije gedachte dan wat daarop gevolgd is. De Franse Revolutie is immers een duidelijke illustratie geweest van hoe het niet moet: men kan de democratie niet afdwingen met ondemocratische middelen, zoals de binnenlandse terreur of internationale militaire veroveringen op grote schaal.

    Beethoven was terecht teleurgesteld toen Napoleon zichzelf tot keizer troonde. Na zijn nederlaag volgde de Restauratie en een 19de eeuw die uitblonk in kleinburgerlijkheid, hypocrisie en sociale ongelijkheid. Die onzalige toestand duurde voort en culmineerde in de waanzinnige eerste Wereldoorlog, het echte einde van het Ancien régime. En nog had Europa zijn les niet geleerd. In plaats van democratie kregen we het tegenovergestelde, enerzijds in de voortzetting in sommige landen, zoals Engeland en Frankrijk, van de 19deeeuwse burgerlijkheid en de sociale ongelijkheid en het kolonialisme die haar zo kenmerkten, terwijl in Duitsland en in Rusland dictatoriale stelsels de Franse Revolutie op hun manier overdeden, met dezelfde vergissingen en uitspattingen en met nog meer onschuldige slachtoffers.

    Het is pas na het einde van de tweede Wereldoorlog, en vooral vanaf 1960 dat in vele westerse landen echte democratische bewegingen op gang kwamen en ook een einde maakten aan de beschamende en onmenselijke koloniale overheersing van andere 'rassen' en werelddelen.

    Wanneer wij vandaag in een democratisch land wonen, in een beschaafd Europa, in een wereld die althans formeel gesteund is op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, dan is dat omdat wij weer aangeknoopt hebben met het gedachtegoed dat ons is overgeleverd door de geschiedenis die zo krachtig en verhelderend beschreven is in dit boek van Raymond Trousson.

    Wij hebben de democratie niet uitgevonden in de 20ste eeuw. Ze is geboren uit de vrije gedachten in de hoofden van mensen, geleerden en eenvoudige arbeiders, sinds mensen gingen samen wonen en de beschaving zich langzaam voltrok. Zij hebben de idealen van vrijheid, gelijkheid, solidariteit levendig gehouden in de donkerste tijden van tirannie en religieuze dwingelandij; het was de leuze van de Verlichting en van de intellectuele leiders die hun bloedig einde vonden in de waanzin van de Franse Revolutie. Het imperialisme van de 19de eeuw en de onmenselijke dictaturen van de 20ste hebben die idealen kunnen onderdrukken, maar niet uitroeien. De fakkel is steeds doorgegeven, ook aan mijn generatie.

    Men mag over de soixante-huitards denken wat men wil, maar ik althans ben trots dat ik die glorieuze revolutie heb meegemaakt en dat ik de democratische gedachten mee heb helpen realiseren waar ik dat kon, hoe bescheiden mijn bijdrage ook geweest is.

    Ik kan dit werk van professor Trousson dus zonder enige aarzeling aanbevelen. Ja, het is in het Frans geschreven en dat is voor veel mensen een drempel. Uit eigen ervaring kan ik echter zeggen dat wie de moed heeft om daarover heen te stappen, een verrijkende intellectuele ervaring wacht. Het is nu eenmaal waarschijnlijker dat er in de grote wereldtalen meer uitzonderlijke bijdragen geleverd zijn tot de geschiedenis van onze beschaving dan er te vinden zijn binnen de nauwe perken van onze eigen taal. Dat je een buitengewoon goed geschreven en belangrijk boek als deze Histoire de la libre pensée in huis kan halen voor amper 2,5 euro is in feite een schande; dat je daarvan geen gebruik zou maken, is dat nog meer.



    Categorie:historisch
    Tags:maatschappij
    16-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik heb de goede strijd gestreden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op mijn vijfenzestigste verjaardag


    Ik heb de goede strijd gestreden

    het genot uitgesteld, de eer en centen opgestreken

    belegd, gespaard, nerveus geïnvesteerd

    de middenweg gevolgd, gedeprimeerd

     

    het avontuur ontmoet in onderpand

    de wereld aan mijn voet in eigen land

    ik heb haar in de zwarte ogen gekeken

    onhandig bemind en zonder zegeteken

     

    Ik heb mezelf vaak goedgepraat

    zocht pratend uitstel voor de daad

    verliefd, verlangend, och steeds steriel

    niets dat blijvend bekoorde of beviel

     

    Toen de passie op sterven na dood was en stil

    en oude gezellen vol ongeduld of driest of kil

    aan die zomerslaap een tergend einde maakten

    kon ik aarzelend een laatste vuist nog maken

     

    Een doorstart, een laat begin, sans rancune

    nog even opgevoerd op een dolle bühne

    zo oud en toch nog moeten leren dat niets zeker is

    dat de droesem onder in de beker is

     

    Ik heb de goede strijd gestreden tot het eind

    aards bezit door erosie tergend ondermijnd

    nu kan ik even nog kranig genoeg van geest en lijf

    gul geschonken dagen vullen met temend tijdverdrijf

     

    De oogst is binnen, de schuren vol schoven

    de lang verwachte renten beloven

    dat de Indian Summer stralend gekomen is

    maar dat genot en wonne steeds onvolkomen is

     

    Wrevel brengt nog wrange onrust elke dag

    die smeulend ondergaat, maar vol ontzag

    kijk ik op en geniet van diepe kleuren

    levend woord en melodieën als wijd open deuren

     

    Het is wel wennen na veertig jaar ic dien

    om zo onverzadigd al lijdzaam toe te zien

    onwennig zoekend naar nieuwe oude wegen

    naar wat tendresse en vroege avondzegen

     

    Veertig jaar plooien in de wind heeft riet gekromd

    maar niet geknakt dat nu weer recht komt

    nu eerst is het dat ik onbevangen spreek en schrijf

    aere perennius of niet en gaandeweg de tijd beschrijf

     

    die ons nog rest eer over alle volle schuren

    slopend de nacht en winter sluipt in de bange uren

    laat het afscheid kort zijn ongewelddadig

    de akkers ingezaaid het lot ook dan nog mij genadig.

    (2006)


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    14-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voltaire, Prière à Dieu
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De naam van Voltaire (François-Marie Arouet, 1694-1778) is terecht onverbrekelijk verbonden met de Verlichting. Zoals wel meer van zijn tijdgenoten aanvaardde hij echter wel het bestaan van een God, maar dan een die los staat van alle bestaande godsdiensten, een soort van eerste beginsel, dat nodig is om de wereld in gang te zetten, een ordeningsprincipe om alles in stand te houden en te behoeden voor de totale ondergang. Voor hem is God als het ware de verpersoonlijking van al wat zinvol en ordenend is in de Natuur. Voor die God kan Voltaire in aanbidding neervallen, zoals een anekdote vertelt: bij een prachtige zonsopgang zeeg hij op de knieën neer en riep uit: Dieu tout-puissant! Je crois! Maar hij voegde er meteen aan toe: Quant à Monsieur le Fils, et Madame sa Mère, c’est une autre affaire…

    Voltaire was dus een deïst. Hij aanvaardde het bestaan van een Godheid, omdat die noodzakelijk was om de wereld te verklaren. Maar die God kwam verder niet tussen in de wereld, zeker niet in het concrete bestaan van de mensen. Het heeft dus geen zin om tot hem te bidden om iets te bekomen of om onheil af te wenden, men kan hem ten hoogste aanbidden vol ontzag en hem dankbaar zijn. Over die God kunnen we verder niets zeggen. Er is immers geen goddelijke openbaring, die is verzonnen door de kerk, wij kennen God enkel uit zijn schepping. Voltaire verafschuwde al de bestaande godsdiensten en hun wereldse praktijken. Over de katholieke kerk was hij vernietigend: Écrasez l’infâme!

    Merkwaardig is ook dat hij geen goed woord overhad voor atheïsten. Ik haast me erbij te vermelden dat zijn opvatting over wat een atheïst is grondig verschilt van wat men tegenwoordig daaronder verstaat. Voltaire beschouwde hen veeleer als nihilisten: mensen die in niets geloven, die geen enkel gezag aanvaarden, ook niet het wereldse, die geen morele wetten kennen, die menen dat alles is toegestaan en die leven als wilde dieren. Ik weet niet of er ooit verstandige mensen geweest zijn die een dergelijke levensopvatting gehuldigd of verdedigd hebben. Zeker is dat ook al ten tijde van Voltaire sommigen zich atheïst noemden of door anderen met die scheldnaam werden bedacht, maar die moreel zeer hoogstaande persoonlijkheden waren. Het is immers maar een kleine stap van het abstracte deïsme van Voltaire (en anderen) naar een eerlijk atheïsme dat de tussenstap van een als persoonlijk gedacht goddelijk natuurbeginsel overslaat en zich resoluut bekent tot de Natuur zelf, zonder een God die de natuur schept, in stand houdt of voor verval behoedt, of die de mensen die hem aanbidden op een bijzondere manier liefheeft en voor hen zorgt.

    Voltaire geloofde wel in de noodzaak van een soort van natuurlijke godsdienst, die de mensen door opvoeding, predicatie en religieuze praktijk de beginselen van de moraal bijbrengt, hen van het kwade weerhoudt door te dreigen met bestraffing en het goede aanprijst door hen te wijzen op de grote voordelen die dat oplevert. Voor de grote massa is het noodzakelijk dat zij geloven in een God die beloont en straft. Je veux que mon procureur, mon tailleur, mes valets croient en Dieu, et je m’imagine que j’en serai moins volé! Het is enkel in die zin dat we ook zijn meest bekende uitspraak moeten begrijpen: si Dieu n’existait pas, il faudrait l’inventer. God en godsdienst zijn dus noodzakelijke geachte politieke en sociale begrippen, middelen om de samenleving in goede banen te leiden. Voltaire heeft lak aan alle metafysica, aan alle theologie.

    Hij kon zich niet voorstellen, vanuit zijn uiterst geprivilegieerde intellectuele en maatschappelijke positie, dat gewone mensen uit zichzelf of geleid door andere principes dan religieuze, tot een moreel verantwoord leven zouden kunnen komen. Noch kon hij bevroeden dat de staat ooit zelf de morele opvoeding en de beloning en de bestraffing van (maatschappelijk) goed en kwaad op zich zou nemen.

    In het licht van dat alles moeten wij Voltaire, ondanks zijn levenslang fulmineren tegen kerk en staat, rekenen tot de gematigde denkers van de Verlichting, niet tot wat Jonathan Israel the Radical Enlightenment noemt.

    Hieronder vind je mijn vertaling van het korte maar krachtige 23ste hoofdstuk uit zijn Traité sur la Tolérance, het beroemde Prière à Dieu. Merk dat hij zich wel formeel tot God richt, maar van hem geen enkele tussenkomst verwacht; God heeft immers alles al gegeven. De aanhef, waarin hij stelt dat hij zich niet (meer) tot de mensen richt, is dus een misleidende literaire stijlfiguur. Het is wel degelijk een oproep tot de mensen zelf. Oordeelt u zelf:

    Ik richt me [dus] niet [meer] tot de mensen; maar tot u, God van al wat is, van alle werelden en van alle tijden, indien het aan povere schepsels, verloren in de onmetelijkheid en onmerkbaar voor de rest van het universum, vergund is u iets te durven vragen, gij die alles hebt gegeven, wiens decreten even onveranderlijk als eeuwig zijn; verwaardig u om met medelijden neer te kijken op de dwalingen die samenhangen met onze natuur: mogen die dwalingen niet tot ons onheil leiden.

    Gij hebt ons geen hart gegeven om onszelf te haten, geen handen om ons te wurgen. Maak dat wij elkaar helpen om de last te dragen van een penibel en kortstondig leven; dat de kleine verschillen in de kleding die onze zwakke lichamen bedekken, of tussen al onze ontoereikende talen, tussen al onze onvolmaakte wetten, tussen al onze onzinnige opinies, tussen al onze situaties die zo verschillend zijn in onze ogen en zo gelijk in uw aanschijn; maak dat al die kleine verschillen die de atomen onderscheiden die wij ‘mens’ noemen geen tekens van haat en vervolging zijn. Dat zij die kaarsen doen branden midden op de dag om u te eren, verdraagzaam zijn tegenover hen die vrede nemen met het licht van uw zon; dat zij die hun kledij bedekken met een wit gewaad om ons te zeggen dat we u moeten beminnen de anderen niet verwensen die hetzelfde prediken bekleed met een mantel van zwarte wol; dat het om het even is of we u aanbidden in een jargon dat gemaakt is in een dode taal of in nieuwere bewoordingen; dat zij wiens kledij gekleurd is in het rood of paars, die heersen over een klein deeltje van een klein hoopje van de modder van deze wereld, die enkele ronde stukjes bezitten van een bepaald metaal, dat zij zonder hovaardigheid genieten van wat zij grandeur noemen en rijkdom en dat de anderen hen beschouwen zonder afgunst; gij weet immers dat in die ijdelheden geen reden tot afgunst is gelegen, noch voor enige trots.

    Mogen alle mensen zich bewust zijn dat ze broeders [en zusters] zijn! Dat ze een afschuw mogen hebben van alle tirannie over onze zielen, net zoals ze het verfoeien dat ze met geweld beroofd worden van de vruchten van hun arbeid en van hun vreedzame bedrijvigheid! Als de gesel van de oorlog onvermijdelijk is, laten we dan elkaar niet haten in tijden van vrede. Laten we het korte moment van ons bestaan gebruiken om in duizend verschillende talen tegelijk, van Thailand tot in Californië, uw goedheid te prijzen die ons dit moment heeft geschonken.

    En dit is de oorspronkelijke tekst in modern Frans:

    Ce n’est donc plus aux hommes que je m’adresse;c’est à toi, Dieu de tous les êtres, de tous les mondes et de tous les temps:s’il est permis à de faibles créatures perdues dans l’immensité, et imperceptibles au reste de l’univers, d’oser te demander quelque chose, à toi qui as tout donné, à toi dont les décrets sont immuables comme éternels, daigne regarder en pitié les erreurs attachées à notre nature;que ces erreurs ne fassent point nos calamités. Tu ne nous as point donné un cœur pour nous haïr, et des mains pour nous égorger;fais que nous nous aidions mutuellement à supporter le fardeau d’une vie pénible et passagère;que les petites différences entre les vêtements qui couvrent nos débiles corps, entre tous nos langages insuffisants, entre tous nos usages ridicules, entre toutes nos lois imparfaites, entre toutes nos opinions insensées, entre toutes nos conditions si disproportionnées à nos yeux, et si égales devant toi;que toutes ces petites nuances qui distinguent les atomes appelés hommes ne soient pas des signaux de haine et de persécution;que ceux qui allument des cierges en plein midi pour te célébrer supportent ceux qui se contentent de la lumière de ton soleil;que ceux qui couvrent leur robe d’une toile blanche pour dire qu’il faut t’aimer ne détestent pas ceux qui disent la même chose sous un manteau de laine noire;qu’il soit égal de t’adorer dans un jargon formé d’une ancienne langue, ou dans un jargon plus nouveau;que ceux dont l’habit est teint en rouge ou en violet, qui dominent sur une petite parcelle d’un petit tas de la boue de ce monde, et qui possèdent quelques fragments arrondis d’un certain métal, jouissent sans orgueil de ce qu’ils appellent grandeur et richesse, et que les autres les voient sans envie:car tu sais qu’il n’y a dans ces vanités ni de quoi envier, ni de quoi s’enorgueillir.
    Puissent tous les hommes se souvenir qu’ils sont frères! Qu’ils aient en horreur la tyrannie exercée sur les âmes, comme ils ont en exécration le brigandage qui ravit par la force le fruit du travail et de l’industrie paisible! Si les fléaux de la guerre sont inévitables, ne nous haïssons pas les uns les autres dans le sein de la paix, et employons l’instant de notre existence à bénir également en mille langages divers, depuis Siam jusqu’à la Californie, ta bonté qui nous a donné cet instant.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    09-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Prima la musica?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Prima la musica, poi le parole

    Je moet geen pizzeria openhouden om het Italiaans van de titel van dit stukje te verstaan. Eerst de muziek, dan de woorden, zoiets. Benieuwd waarheen dat ons zal leiden? Ik ook…

    Muziek en woord, zo heette destijds ook het programmablad van Klara, de klassieke zender van de VRT. Daarmee verwees men naar de twee soorten uitzendingen: gesproken en muziek. Toen Klara nog BRT3 was, hebben ze eens een enquête georganiseerd onder hun luisteraars. Een ervan stelde voor om de dagprogramma’s om te wisselen met die van de nacht… Je moet weten dat van 24 tot 7 uur op Klara doorlopend klassieke muziek gespeeld werd, met enkel aan- en afkondiging; vandaag zijn zelfs die korte inleidingen verdwenen. De ondeugende luisteraar, met wie ik me wel wat verwant voelde, wou de vele praatprogramma’s verbannen naar de nacht en de hele dag mooie muziek beluisteren, zonder gezanik van commentatoren. Recentelijk is het nog meer de praatkant opgegaan: voortdurend krijgen we interviews met muzikanten, dirigenten, organisatoren, experts… wat ik van een muzikant wil horen is toch in de eerste plaats muziek, vele uitvoerende kunstenaars zijn niet steeds goed van de tongriem gesneden.

    Ik wou het hier hebben over de ontmoeting van muziek en woorden, over zingen dus, al dan niet met begeleiding.

    Je staat er niet bij stil, maar eigenlijk is zingen een best vreemde bezigheid: woorden krijgen iets extra mee, namelijk een melodie, met wisselende toonhoogte en ook een ritme en een tempo. Stel je voor dat je de weg zou vragen in een vreemde stad, en men zou je antwoorden met een liedje… En toch! Zingen is echt wel in, denk maar aan de talloze ‘songs’ die je op de radio hoort en hoe populair die zijn. Denk aan de meezingers op festivalweiden, popconcerten en de Last Night of de Proms in the Royal Albert Hall, aan de IJzerbedevaart, het Vlaams Nationaal zangfeest, aan krasse(nde) oudjes tijdens een begrafenisdienst in de dorpskerk. De mens is een zingend wezen, is dat altijd geweest en zal dat wellicht ook blijven, al zingen we nu zelf veel minder dan in mijn jeugd, toen er geen dag voorbij ging zonder een lied.

    Zingen is een speciale manier die mensen hebben om met elkaar te praten. In dat gezang zitten twee elementen: muziek en woord. En dan komt de vraag: wat is nu het belangrijkste? De noten? Of de tekst?

    Je zou denken dat de tekst toch wel voorrang heeft. Om je boodschap over te brengen gebruik je in de eerste plaats woorden. De muziek is iets dat eraan wordt toegevoegd, om het mooier te maken, als het ware. Muziek alleen, zonder woorden, is veel minder evident om een mededeling te doen.

    Tja, dat zou kunnen.

    Maar dan denk ik aan gezongen muziek, zoals de cantates van Bach en dan begin ik te twijfelen. Zowat alle muziekliefhebbers vinden Johan Sebastian Bach het begin en het einde van de muziek. Zelfs wie met totaal andere muziekvormen bezig is, drukt zijn erkentelijkheid en bewondering uit voor dit universele muzikale genie. Van al de mensen die zich ooit met muziek hebben bezig gehouden, is die ene mens, die geleefd heeft van 1685 tot 1750, nog steeds zonder enige twijfel de beste.Enkele jaren geleden ben ik als de gesmeerde bliksem ingegaan op een uitzonderlijk aanbod van Kruidvat: het verzameld werk van Bach, op 160 Cd’s. De prijs: € 80, dat is een halve € of twintig frankskes per CD, en daar staat meestal ruim 70 minuten muziek op. Vandaag kan je via de website van Kruidvat geen boeken, dvd's of cd's bestellen, jammer. De Brilliant Classics box is nog te koop via Amazon, de prijs is nu ongeveer 90 €.

    Maar ik dwaal af. Zelfs kenners zijn het erover eens dat de teksten van Bachs muziek vaak lamentabel zijn, karamelleverzen, melige godsdienstige prietpraat, zielloos gewauwel, werk van derderangs broodschrijvers, ongeïnspireerde dorpskapelanen. Dus daar gaat de redenering niet op: de letterlijke tekstboodschap is om zo snel mogelijk te vergeten, de muziek is duidelijk waar het om gaat.

    Een extreem voorbeeld van dezelfde stelling: in de jazzmuziek heb je scatt songs of een gedeelte ervan waar de zanger of zangeres geen woorden zingt maar zinloze geluiden maakt, zo van biebabelooba tadumdumtadiela… Louis Satchmo Armstrong en Ella Fitzgerald maakten pareltjes in dat genre.

    Ook in de klassieke muziek heb je dat: de vocalise is een lied of een aria zonder woorden, bijvoorbeeld op de letter a, of enkel geneuried, zoals het beroemde zoemkoor uit Madama Butterfly van Puccini. Het kan dus dat de woorden pas op de tweede plaats komen.

    Richard Strauss, ongetwijfeld een van de meest interessante figuren in de muziekwereld in eerste helft van de vorige eeuw, wijdde zijn hele leven aan het verkennen van de mogelijkheden van het samengaan van woord en muziek. Zijn laatste opera noemde hij zelf een ‘conversatiestuk voor muziek’, een muzikaal gesprek dus en gaat alleen daarover. Capriccio brengt het verhaal van een gravin die aan haar hof een groep kunstenaars bijeengebracht heeft. De componist en muzikant Flamand, de dichter Olivier en ook de regisseur La Roche vechten om haar aandacht, haar charmes en haar opdrachten. Elk vindt wat hij doet het belangrijkste en probeert dat ook te bewijzen. Volop gelegenheid voor Strauss om zijn beste kunnen te laten zien.

    Zijn Vier laatste liederen, geschreven enkele jaren voor zijn dood, zijn even betoverende staaltjes van het volmaakte huwelijk dat mogelijk is tussen woorden en muziek.

    Ik luister graag naar wat men oude muziek noemt. Dat is een ruime term voor alles wat vóór de romantiek komt, zeg maar voor Beethoven, anderen zullen zeggen voor Mozart, om het even. Bij veel van de vroegste stukken lijkt het wel alsof de woorden niet zoveel te betekenen hebben. Vaak zijn ze niet te verstaan, omdat ze gezongen worden in een taal die je niet verstaat, zoals gestileerd Italiaans of Middelnederlands, of omdat er zoveel versieringen gemaakt worden dat de woorden niet te herkennen zijn, zo van A-a-a-aa-aaa-a-mo-o-o-o-oooor… En dat dan voor twee, drie vier, tot zestien of zelfs tweeëndertig verschillende stemmen tegelijkertijd. Duidelijk dat de componist hier wou laten zien wat hij kon, de woorden waren kennelijk bijzaak.

    Iemand die daarin serieus verandering bracht, is Claudio Monteverdi. Die leefde van 1567 tot 1643. Laat de data die ik hier vermeld je niet afschrikken. Ze geven alleen maar een idee van hoelang geleden deze mensen leefden en hoe vreemd het eigenlijk is dat ze nu nog steeds belangrijk en modern zijn: er wordt overal ­ter wereld meer muziek van Bach gespeeld op een dag dan van The Rolling Stones, Eros Ramazotti of K3.

    Monteverdi wordt vaak de vader van de opera genoemd, hij zou dus de eerste opera gecomponeerd hebben. Wellicht is dat niet zo, maar L’Orfeo werd voor het eerst opgevoerd in Mantua aan het hof van de hertog, in 1607. Het is een feestelijke voorstelling van het oude Griekse verhaal van zanger Orfeus en zijn geliefde Euridice. Zij sterft door een beet van een adder tussen de bloemen, hij wil haar dood niet aanvaarden en gaat haar zoeken in de onderwereld, en brengt haar mee terug naar de levenden… of toch bijna. Het is verrassend om naar die muziek te luisteren, ze is zo ongelooflijk modern, levendig, de personages die opgevoerd worden zijn echte mensen, met echte gevoelens, die ze vertolken in tekst én muziek die onmiddellijk aanspreken, ook vandaag nog.

    En een andere belangrijke vernieuwing was dit: waar vroeger gezang begeleid werd met een harp, een gitaar of een tokkelinstrument, of een beperkte combinatie daarvan, werden nu alle bestaande instrumenten bijeengebracht in een afzonderlijke muzikale eenheid, het orkest, dat als een volwaardige partner optrad, als een eigen ‘stem’, een eigen personage, met toepassing van de juiste klankkleur van een instrument bij elke gelegenheid, zoals de jachthoorn in de verte, of de fluit voor de vogeltjes, of vernieuwende combinaties van instrumenten voor mysterieuze nevels.

    Er zijn verscheidene echt goede uitvoeringen van L’Orfeo, nu ook op DVD, zoals die met Jordi Saval, die voor de gelegenheid ook zichzelf en het hele orkest in aangepaste kledij stak. Alsof je erbij bent in 1607… In een brief zegt Monteverdi het heel scherp: de zangers vertolken gevoelens van echte mensen, niet van mythologische figuren, of van bomen, winden of abstracte goden.

    Muziek kan dus door toevoeging van tekst nog beter worden, nog krachtiger, een nieuwe dimensie krijgen. Denk aan Verdi, die een aantal drama’s van Shakespeare bewerkte voor de opera en aan zijn fenomenale expressieve versie van het Requiem. Denk aan Wagner, die in zijn tijd wellicht de belangrijkste componist van symfonieën had kunnen zijn, maar hij verkoos opera’s te schrijven en die te laten opvoeren in een operahuis dat speciaal voor zijn werken was gebouwd, een ‘gezamenlijk’ kunstwerk, waarin het hoogste waartoe een mens op artistiek gebied in staat was, in een groter geheel werd bijeengebracht.

    Tekst kan door muziek opgefleurd en zelfs verheven worden. Een eenvoudig gedicht wordt een lied en wordt door een groot publiek eigen gemaakt, zoals de Internationale, ooit, en andere verzetsliederen. Beethoven verbaasde zijn toehoorders toen hij in zijn Negende symfonie plots een koor en vier zangers inschakelde voor wat nu de Europese hymne is geworden. Mahler smokkelde kinderversjes en ook meer ernstige poëzie in zijn symfonieën binnen. In de Carmina Burana snerpt pijnlijk de hoge stem van de gans aan het spit boven het vuur, je zou voor minder.

    De eerste vijfendertig jaar van mijn leven luisterde ik vrij regelmatig naar operamuziek, zonder er ooit een gezien te hebben. Op zondagnamiddag krijg je trouwens nog altijd geliefde en soms minder bekende operafragmenten op Klara. Vaak licht men nu het verhaaltje wat toe, maar vroeger had ik er geen idee van waarover het ging, dus toen was de muziek voor mij het enige. Italiaans, dat ik niet begreep, klonk goed, met al die open klinkers, waar een tenor als Pavarotti of een sopraan als Callas een feest van verstaanbaarheid konden van maken. Bij opera-opvoeringen kon je een programma kopen met de tekst van het libretto, maar de zaal was in het duister gehuld, dus lezen kon je enkel tijdens de pauze. Dat lost men nu elektronisch op: de tekst wordt als onder- of boventitels van de scène geprojecteerd of in een lichtkrant gebracht, in de Munt zelfs in de beide landstalen, voor en na de pauze afwisselend links en rechts. Er zijn al huizen waar je de tekst kan volgen op een schermpje in de rug van de zetel voor jou. Dat maakt het trouwens overbodig om opera in vertaling te brengen, iets wat vroeger overal gebeurde, in het Frans, het Duits, het Engels, het Russisch, in Antwerpen zelfs in het Vlaamsch. Dus is tekst toch belangrijk!

    Ook Richard Strauss (niet van de wals-familie!) bood uiteindelijk bewust geen antwoord op de vraag wat nu eerst kwam, la musica of le parole. De Gravin wandelt weg uit de slotscène terwijl ze twijfelt wie ze ’s anderendaags zal ontmoeten, Olivier, de dichter, of Flamand, de muzikant. Zijn antwoord lijkt me nochtans evident: de versmelting van de twee in de zang van solisten en koor, begeleid door een majestueus orkest, opera dus, is de bekroning van de beide.

    Niets is zo kras als de mens, zei Sofokles al (op school noemden wij hem Chocofles…). De mens moet niet kiezen tussen al zijn mogelijkheden, hij kan gebruik maken en genieten van alles wat hij vermag. Demosthenes oefende zich voor zijn redevoeringen door aan het strand te staan schreeuwen boven het gedruis van de aanstormende golven, of met steentjes in zijn mond (iets voor de mensen onder ons die worstlzen mez eem kunftgebif). Hitler bouwde zijn macht op zijn voor de spiegel ingestudeerde dramatische toespraken. Hugo Claus las zijn gedichten voor en betoverde zijn publiek. Een eenzaam jongenssopraantje zingt tijdens de Advent in een lege kloosterkerk het Rorate caeli desuper en de dauw daalt neder over de harten van zeldzame gelovigen en de vele vertwijfelden. Evita Perón neemt afscheid van haar land en bezweert: don’t cry for me, Argentina. Het opwindend thema van Star Wars begeleidt de troopers op hun laatste dodelijke aanval op het hart van de Battle Star. Pavarotti heft aan het einde van zijn laatste concert Nessun dorma aan en geen mens die slaapt in Bayreuth, in Salzburg, in Glyndenbourne, Rome, Berlijn, Milaan, Madrid, New York, Sint-Petersburg, Los Angeles, of in Werchter.

    Muziek en woord, de mens in zijn nobelste gedaante.


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    06-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Holocaust
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor uitzonderlijke gebeurtenissen gebruiken wij meestal grote woorden. We spreken van de Slag der Gulden Sporen, van de Franse Revolutie, van de Grote Oorlog (WO I); de ellende en de gruwel van oorlogen drukken we uit door ze met hun duur te benoemen: de Dertigjarige, de Tachtigjarige, Honderdjarige oorlog. We hebben het ook over de Copernicaanse Revolutie, over de Grote Verandering. In Ierland was er een Great Famine, in Londen the Great Fire, in 1348 heerste de pest of the Black Death. Alles is begonnen met de Big Bang, alles eindigt in de Apocalyps. Maar geen enkel woord heeft in onze tijd zo’n grote weerklank gevonden als de naam die wij geven aan de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog: de Holocaust.

    Dit vreemde woord hebben we overgenomen uit het Grieks. Je vindt er twee Griekse woorden in terug, holos en kaustos, ‘heel’ en ‘verbrand’. De term holokauston bestond al in de Griekse oudheid en verwees naar brandoffers waarbij een offerdier helemaal opgebrand werd (holokautein), tot er niets dan as van overbleef. Dit was in tegenstelling tot thyestai, waarbij de eetbare delen werden geroosterd en verorberd door de priesters, soms samen met de gelovigen; de beenderen en het vet liet men dan verder opbranden voor de goden. Ook de Joden kenden dat verschil: de term olah verwijst naar een ‘volledig offer’, waarbij er niets resteerde dan wat as, die dan door de priesters ritueel werd verwijderd en gedeponeerd op een koosjere plaats. Toen het Oude Testament in het Grieks werd vertaald als de Septuagint (rond 200 voor onze tijdrekening), gebruikte men voor het Hebreeuwse olah, brandoffer, het Griekse woord holokauston. Naar verluidt is men die term in zijn letterlijke, etymologische betekenis vanaf rond 1850 beginnen te gebruiken voor grote rampen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het de vaste term, misschien ook omwille van de vreemde afkomst en de associatie met de Bijbel en het Jodendom, voor de vernietiging door de Nazi’s van zes miljoen Joden (en vele anderen). In de Joodse traditie spreekt men van de Shoah, Hebreeuws voor ‘onheil’. Nog later, in de Koude Oorlog, toen de totale vernietiging van de wereld in een nucleaire wereldbrand een reële mogelijkheid was, kreeg die verschrikking ook de titel van Holocaust, met hoofdletter.

    Een van de vindplaatsen in het Oude Testament van ons woord is het verhaal van Jephtha, Jeftha of Jefte. We vinden het in het Boek Rechters of Richteren, hoofdstuk 11. Jefta is de leider van de Israëlieten in een territoriaal conflict (toen ook al, ja…) met de Ammonieten. De onderhandelingen lopen op niets uit en

    29Toen werd Jefta gegrepen door de geest van de HEER. Hij trok door heel Gilead en Manasse, ging daarna weer terug naar Mispa in Gilead en trok van daar op tegen de Ammonieten. 30Hij beloofde de HEER: ‘Als u de Ammonieten aan mij uitlevert, 31dan zal het eerste dat me bij mijn behouden thuiskomst tegemoet komt voor u zijn; dat zal ik als brandoffer (= holokauston) aan u opdragen.’ 32Toen trok hij op tegen de Ammonieten en bond de strijd met hen aan, en de HEER leverde ze aan hem uit. 33Jefta sloeg hen terug van Aroër tot Minnit en Abel-Keramim en nam daarbij niet minder dan twintig steden in. Zo bracht hij een zware nederlaag toe aan de Ammonieten, die het hoofd moesten buigen voor de Israëlieten.

    34Toen Jefta terugkwam in zijn woonplaats Mispa, werd hij met reidansen en trommelspel verwelkomd. Zijn dochter ging voorop. Zij was zijn enige kind, andere zonen of dochters had hij niet. 35Meteen toen hij haar zag scheurde hij zijn kleren en riep uit: ‘Ach mijn kind, dat jij me deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die me in het ongeluk stort! Ik heb de HEER een gelofte gedaan en daar kan ik niet op terugkomen.’ 36‘U hebt de HEER een gelofte gedaan, vader,’ antwoordde ze. ‘Nu hij u gewroken heeft op uw vijanden, de Ammonieten, moet u met mij doen zoals u hebt beloofd. 37Maar dit wil ik nog vragen: gun me voordat u uw gelofte ten uitvoer brengt nog twee maanden tijd, zodat ik met mijn vriendinnen de bergen in kan trekken om erover te treuren dat ik nooit iemands vrouw zal zijn.’ 38‘Goed,’ zei Jefta, en hij liet haar voor twee maanden de bergen in gaan om met haar vriendinnen om haar maagdelijkheid te treuren. 39Toen die twee maanden voorbij waren keerde ze naar haar vader terug, en hij bracht zijn gelofte ten uitvoer. Nooit had ze met een man geslapen. Sindsdien is het in Israël de gewoonte 40dat de jonge meisjes elk jaar vier dagen lang rouwklagen om Jefta’s dochter.

    Het is een verhaal dat de katholieke kerk vandaag niet onder de aandacht van de gelovigen brengt, om begrijpelijke redenen. Toch wordt Jefta in de Hebreeënbrief (die overigens niet van Paulus is) 11de hoofdstuk wel expliciet vernoemd en geprezen om zijn geloof:

    32Wat valt hier nog aan toe te voegen? De tijd ontbreekt me om te vertellen over Gideon en Barak, Simson en Jefta, David en Samuel, en over de profeten, 33die door hun geloof koninkrijken overwonnen, gerechtigheid lieten gelden, en kregen wat hun beloofd was; die leeuwen de muil toeklemden, 34aan vuur de laaiende kracht ontnamen en ontkwamen aan de houw van het zwaard; die hun zwakheid krachtig overwonnen, in de oorlog machtige helden werden en vijandelijke legers op de vlucht joegen. 35Vrouwen kregen hun doden terug doordat die uit de dood opstonden. Anderen werden gemarteld tot de dood erop volgde en wilden van geen vrijlating weten, omdat ze uitzagen naar een betere opstanding. 36Weer anderen kregen te maken met bespotting en geseling, zelfs met arrestatie en gevangenschap. 37Ze werden gestenigd of doormidden gezaagd, of stierven door een moordend zwaard. Ze zwierven rond in schapenvachten of geitenvellen, berooid, vernederd en mishandeld. 38Ze doolden door verlaten oorden en berggebieden en verscholen zich in grotten en holen onder de grond. Ze waren voor de wereld te goed. 39Al deze mensen, die van oudsher om hun geloof geprezen worden, hebben de belofte niet in vervulling zien gaan 40omdat God voor ons iets beters had voorzien, en hij hen niet zonder ons de volmaaktheid wilde laten bereiken.

    De traditie heeft het heel moeilijk gehad met dit Bijbels verhaal, meer nog dan met dat van het offer van Isaac; lees hierover meer en klik: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=426499

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=427925

    Bij Isaacs brandoffer, olah of holocaust weerhoudt de hand van God of zijn engel op het laatste moment het mes van Abraham. Jefta voert zijn verschrikkelijke belofte aan God zonder meer uit, zijn enige dochter onderwerpt zich na de gepaste rouwperiode goedschiks aan zijn barbaarse daad. In de vele bewerkingen die van dit verhaal zijn gemaakt, heeft men er een happy end aan gebreid zoals bij Isaacs offer: Iphis, zoals de dochter dan heet, wordt niet (al dan niet levend) verbrand, maar gebruik makend van de elementen in het verhaal die naar haar maagdelijkheid totterdood verwijzen, wordt haar doodsvonnis op het laatste moment na de obligate tussenkomst van een engel omgezet in een zeer betreurde levenslange verplichte maagdelijkheid.

    Zo is het in het oratorium van Haendel, Jephtha (1751), waar de heldhaftige vader een ontroerende aria zingt, waarin hij de engelen vraagt om zijn dochter op haar weg naar de hemel te begeleiden. De Deus ex machina-oplossing was allicht ook aanwezig in Meyerbeers opera De gelofte van Jefta (1812). Rond 1648 schreef Carissimi een oratorium Jephte, dat in 1967 door Hans Werner Henze werd gemoderniseerd, wellicht met dezelfde elegante vervorming van de oorspronkelijke Bijbelse versie. In 1659 schreef Vondel zijn ‘Jefta, een offergelofte’; ik vermoed dat ook daar voor die formule gekozen is. Meer recentelijk was er een roman van de Duitse schrijver Lion Feuchtwanger (1884-1958) Jefta und Seine Tochter (1957); daar is geen sprake van een soft versie, natuurlijk: de auteur is geen katholiek maar een jood en keert dus terug naar de originele versie in al haar dramatische onbegrijpelijkheid. Wanneer Oedipus beseft dat hij zijn vader heeft vermoord en zijn eigen moeder tot vrouw heeft genomen verwacht je ook niet dat Zeus in de wolken verschijnt om te zeggen dat het maar een grapje was om hem te testen en dat hij zich helemaal de ogen niet hoef uit te steken, toch?

    Zoals ik hier al vaker heb aangetoond, vind je in de Bijbel meer teksten die absoluut niet passen in de christelijke interpretatie dan andere. Het Oude Testament is voorwaar geen Gewijde Geschiedenis, behalve in de grondig gekuiste versies die wij op school in beduimelde handboeken aangeboden kregen. Ook dat is wat men in de christelijke theologie ‘accommodatie’ noemt (klik hier voor meer: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=506048). Als men in de Bijbel iets tegenkomt dat niet past in het beeld dat men van God wil ophangen, dan zegt men doodleuk dat het eigenlijk niet zo bedoeld is, dat het een andere, verborgen of onderliggende betekenis heeft, dat je dat storend element in zijn historische context moet begrijpen, dat God zich immers steeds heeft aangepast of geaccommodeerd aan zijn publiek. Hij sprak dus anders tegen de Israëlieten destijds dan hij nu tot ons zou spreken.

    Dat is allemaal goed en wel, het lijkt een aanvaardbaar hermeneutisch principe, dat we zonder enige aarzeling ook op profane teksten toepassen: je moet rekening houden met de Sitz im Leben als je een tekst wil begrijpen; je leest een middeleeuwse ballade niet zoals de tekst van een rapper. Het probleem met een dergelijke manier om de Bijbel te lezen is dat men die enkel toepast op de vervelende, storende of ronduit onaanvaardbare passages en al het overige, dat wel in overeenstemming is met het ideale godsbeeld, toch als het onomstootbare Woord van God zelf aanneemt.
     
    Exegeten hebben zich in de meest ingenieuze grammaticale en stilistische bochten gewrongen om het verhaal van Jefta anders te verklaren; wanneer dat niet lukte, heeft de kerk en de door de kerk gecensureerde kunst de tekst gewoon veranderd, al dan niet met een verwijzing naar het accommodatieprincipe. Maar waarom dat dan ook niet toepassen op de duizenden andere onaanvaardbare passages? Waarom vasthouden aan de mirakels? Eerst heeft het christendom die van het Oude Testament, van de Joden dus, verworpen als slechts een manier van spreken; later hebben de meest progressieve theologen dat ook willen toepassen op de mirakels die Christus zelf zou gedaan hebben, maar de kerk heeft dat nooit aanvaard. Ook zo voor de Verrijzenis: geen sprake van dat men dat figuurlijk zou lezen, nee: de Heer is waarlijk opgestaan, terwijl Jefta’s dochter niet echt vermoord is door haar vader als een zoenoffer voor God. Zie je wat ik bedoel?

    Laten we even terugkeren naar dat verhaal van Jefta. Aandachtige lezers of fervente operaliefhebbers hebben ongetwijfeld een belletje horen rinkelen toen ze het verhaal hier lazen: een koning of veldheer doet een uitdagende belofte aan de goden of God: indien hij een veldslag wint, zal hij het eerste dat hij tegenkomt bij zijn thuiskomst offeren; dat blijkt helaas zijn eigen kind te zijn. Het is het verhaal van de bekende opera van Mozart: Idomeneo Re di Creta (1781), op een libretto van Varesco. Erg origineel was dat libretto niet: in 1712 componeerde André Campra al een opera op een tekst van Antoine Danchet en Varesco liet zich gewillig en klakkeloos leiden door die versie van het Idomeneus-verhaal. Danchet had dat verhaal evenmin zelf bedacht. Het behoorde, althans wat de personages betreft, tot de klassieke oudheid, meer bepaald het Iliasverhaal, waar Idomeneus een van de aanvoerders is van de Grieken, een belangrijk adviseur van Agamemnon, een van de Grieken die plaats namen in het Trojaanse paard. Maar het verhaal dat ook hij een belofte deed aan de goden en dan zijn eigen zoon, Idamante bij Mozart, moest offeren, vinden we niet bij Homeros, ook niet bij Vergilius, maar pas veel later, bij een geleerd commentator van de Aeneis van Vergilius, namelijk Maurus Servius Honoratus (4de eeuw) en naar verluidt ook bij anderen na hem. Het verhaal werd opgepikt door Fénélon in zijn beroemde Les Aventures de Télémaque (1693-4), een onverbloemde kritiek op het vorstelijk absolutisme. Van daar heeft het dan zijn weg gevonden tot bij Mozart.

    Maar daarmee weten we nog niet waar het verhaal echt is ontstaan. Het was al gemeengoed in de vierde eeuw, Servius heeft het wellicht niet zelf verzonnen. In de Loeb-uitgave van Apollodorus ‘Bibliotheek’ door J.G.Frazer (van de Golden Bough, inderdaad) is er sprake van The Vow of Idomeneus (hoofdstuk 12). Het is echter onduidelijk waar en wanneer ‘de gelofte van Idomeneus’ voor het eerst verschenen is in de literatuur. Er zijn natuurlijk verscheidene elementen die ons bekend voorkomen. Het offeren tot de goden, vooral die van de zee, was een vast gebruik, dat lezen we al herhaaldelijk bij Homeros. Het meest bekende verhaal daaromtrent is dat van Iphiginea, de dochter van Agamemnon en Clytaemnestra, die door haar vader wordt geofferd om een gunstige wind te bekomen voor de Griekse vloot op weg naar Troje. Ook dat berust op een belofte die Agamemnon ooit had gedaan, namelijk dat hij het beste van de oogst van dat jaar zou offeren aan Artemis, niet beseffend dat de godin zijn dochter zou opeisen. Er zijn talrijke bewerkingen voor toneel en opera gemaakt op basis van de treurspelen van Euripides.

    In de Griekse mythologie vallen kinderen wel vaker als slachtoffer, denken we maar aan Medea. Idomeneus keert na de val van Troje terug naar Kreta, net zoals Odysseus en moet de goden van de zee en van de wind gunstig stemmen door zoenoffers. Het is dus geen grote sprong voor de verbeelding naar de tragische ontwikkeling waarbij het beloofde offer het eigen kind blijkt te zijn. Toch meen ik dat het niet onwaarschijnlijk is dat deze late aanvulling bij het Idomeneusverhaal uit de klassieke oudheid zou teruggaan op het Bijbelse verhaal van Jefta. Het Oud Testament was toen al lang vertaald in het Grieks en de Septuagint was in de Hellenistische periode en in de Romeinse tijd alom bekend, het was de versie waarin de Bijbel toen werd gelezen. In de vierde eeuw was het christendom de staatsgodsdienst. Een vermenging van twee tradities, de Grieks-Romeinse en de Bijbelse, is dus niet ongewoon. Dat men het Bijbelse verhaal heeft aangepast door het slachtoffer een zoon te maken in plaats van een dochter, lijkt dan weer te verklaren door de invloed van het verhaal van Abraham en Isaac, dat algemeen bekend en zeer geliefd was in de christelijke traditie.

    Ik eindig met een verwijzing naar twee min of meer recente films rond de Holocaust. In Sophie’s Choice, naar de roman van William Styron (1979), moet een moeder kiezen welk van haar twee kinderen zal gespaard worden in Auschwitz. Zij ‘offert’ haar dochtertje als brandoffer en spaart zo haar zoontje. In La vita è bella (1997) offert een vader zichzelf op om zijn zoontje te redden in een Nazi concentratiekamp.

    Wij denken nogal gemakkelijk dat brandoffers niet meer van deze tijd zijn. De herinnering aan de Holocaust en de gruwelen die ook vandaag nog gebeuren, moeten ons doen inzien dat de vreselijke keuzes waarvoor een mens zich kan geplaatst zien van alle tijden zijn. Misschien is dat de diepere betekenis van het verhaal van Jefta en van Idomeneus: het is niet God of de goden die ons een hartverscheurende, onmogelijke keuze opleggen of ons dwingen om ons aan roekeloos gemaakte beloften te houden. Dat is maar de inkleding, de ‘accommodatie’. De echte boodschap is dat het leven vol verrassingen is, dat tragische gebeurtenissen iedereen kunnen overkomen, dat het noodlot toeslaat wanneer we het niet verwachten, dat we het meest kwetsbaar zijn in wat ons het dierbaarst is.


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie
    05-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.open brief aan een christelijk gelovige (niet kerkelijk)

    Open brief aan een christelijk gelovige

    Op mijn jongste bericht, dat je hieronder kan lezen, kreeg ik een reactie van een lezer die zich christelijk gelovig noemt, maar eraan toevoegt dat hij niet kerkelijk is. Hij kan zich min of meer vinden in wat ik geschreven heb over godsdienstvrijheid, maar hij is het helemaal niet eens met wat ik vervolgens schrijf over de katholieke kerk.

    Vooreerst wil ik nog even kort mijn eigen standpunt samenvatten. Godsdiensten zijn feitelijke verenigingen van mensen. Als dusdanig kunnen zij genieten van de rechten die alle verenigingen hebben in een bepaald land, maar vallen zij ook onder de wettelijke verplichtingen die verenigingen hebben, bijvoorbeeld ook de fiscale. Wanneer zij strafbare feiten plegen, dan kunnen zij daarvoor vervolgd worden. Zij hebben met andere woorden geen bijzonder juridisch statuut uit hoofde van het feit dat zij godsdienstige verenigingen of organisaties zijn. Ik leid dit alles af uit de grondwet, die zegt dat er vrijheid van vereniging is, vrijheid van godsdienst maar ook een volledige scheiding van kerk en staat.

    Laten we nu eens naar de praktijk kijken. De kerk heeft zich in België (ik beperk me tot wat ik weet) een zeer bijzonder statuut verworven. Ze is een staat in de staat. Het feit dat haar invloed en macht sterk getaand is, verandert daar niet zoveel aan. De aartsbisschop van Mechelen-Brussel is nog steeds de eerste in de protocollaire rij, hoeveel of hoe weinig gelovigen hij ook vertegenwoordigt. De kerkfabriek van een gemeente moet nog steeds opdraaien voor de kosten van de eredienst en het onderhoud van de gebouwen, hoeveel of hoe weinig gelovigen er ook nog naar der kerk gaan. De financies en de leiding en het beheer van katholieke scholen, klinieken, hospitalen, weeshuizen, verzorgingsinstellingen voor ouderen, personen met een handicap enzovoort, van kloosters, abdijen en congregaties enzovoort, zijn gehuld in mysterie. De controle op die ondoorzichtige organisaties is onbestaande. Klachten tegen kerkelijke instanties of bedienaars van de eredienst worden in de regel geseponeerd. De kerk onttrekt zich op alle mogelijke manieren aan elk burgerlijk maatschappelijk toezicht. De kerk is onaantastbaar, zij is immers boven alle verdenking verheven.

    Wie de geschiedenis bekijkt, weet dat de kerk allerminst een dergelijk statuut verdient. Als organisatie van mensen heeft zij zich schuldig gemaakt aan alle vergrijpen en misdaden die mensen en organisaties kunnen begaan. Zij heeft zich, om de woorden van kardinaal Danneels en verscheidene bisschoppen te gebruiken, meer bezig gehouden met het belang van de kerk en haar bedienaars dan met de gelovigen. Zij heeft vanuit haar overheersende positie misbruik gemaakt van die macht en dat op alle domeinen, sinds haar ontstaan en tot op de dag van vandaag. Gedurende tweeduizend jaar heeft zij een theocratisch machtsapparaat uitgebouwd dat zijn gelijke niet kent. All power corrupts, absolute power corrupts absolutely, dat is ook gebleken in de kerk. Hoe zij is omgegaan met ongelovigen, heidenen, anders-gelovigen, ketters, afwijkende meningen en dissidenten, is een afschuwelijke geschiedenis die met bloed en tranen is geschreven. Wat zij heeft aangericht in de hoofden van de mensen, in onze geesten, in onze hersenen, in ons verstand, is zo mogelijk nog erger. Zij heeft geprobeerd, en is daar grotendeels in geslaagd, om de hele wereld te doordringen van haar ideeën, om alle mensen te onderwerpen aan haar invloed en haar gezag. Zij heeft in zeer ruime mate bepaald hoe wij denken en doen. Haar leidraad daarbij was, zoals zij zelf toegeeft, haar eigen belang. De vestiging van het Rijk Gods hier op aarde, dat was en is haar doelstelling, kat’ holen tèn gèn, over heel de wereld, vandaar: katholiek.

    Dat gebeurde door de meedogenloze onderwerping van de mens aan de kerk, door het beknotten van zijn persoonlijke autonomie. De kerk schrijft voor wat goed en slecht is, beslist wat mag en niet mag. De kerk schrijft de wet voor, ze is de wet. De kerk is geen democratie, wenst dat niet te zijn, het is een hiërarchie, een gevestigde orde, waarbij alleen het opperste gezag beslist, onfeilbaar en onaanvechtbaar. Het is een organisatie waarin geen inspraak mogelijk is, waar geen verkiezingen zijn (behalve voor de hoogste functie), waar de gelovigen geen rechten hebben, enkel plichten en waar het interne kerkelijk recht enkel dient om het instituut te beschermen en te vrijwaren. De mens is niets, God, of de kerk, is alles.

    Wanneer ik dan de misdaden, en ik bedoel de burgerlijke misdaden, de strafbare feiten van de kerk vergelijk met die van om het even welke dictator: Hitler, Stalin, Pol Pot, Pinochet, Sadam Hoessein, dan stel ik vast dat zowel in omvang als in ernst van de misdaden de kerk ver boven elk van deze regimes uitsteekt. Het aantal onschuldige slachtoffers is ontelbaar, zoals objectief aantoonbaar is in de geschiedenis. Enkele voorbeelden: 90% van de oorspronkelijke bevolking van het Amerikaans continent, even veel mensen als er toen in Europa woonden, is uitgeroeid door de christelijke veroveraars; in de Dertigjarige godsdienstoorlog in Duitsland en omstreken is een derde van de bevolking uitgeroeid, de helft van de mannelijke bevolking, in veel streken bleef slechts een kwart van de bevolking in leven; van de Katharen is niemand overgebleven; het aantal rechtstreekse en onrechtstreekse slachtoffers van de kruistochten is niet te tellen; op de brandstapels en in de martelkamers van de inquisitie stierven honderdduizenden totaal onschuldige mensen, ook geleerden, intellectuelen en wetenschappers. De rijkdom die opgestapeld was in kerkelijke paleizen, abdijen, kerken en kloosters tot voor de Franse revolutie was onschatbaar. De waarde van de kerkelijke bezittingen oversteeg en overstijgt nu nog elke redelijke schatting. Al die bezittingen zijn op zijn minst op bedenkelijke wijze verworven. Wanneer vandaag een sekte als Scientology dat probeert, valt het gerecht er binnen en worden hun activiteiten terecht verboden of aan banden gelegd.

    Hitler en het Nazisme hebben de wereld gedurende enkele decennia in een hel veranderd, de meeste slachtoffers vielen in een periode van slechts enkele gruwelijke oorlogsjaren. De kerk daarentegen heeft een ononderbroken verschrikkelijke geschiedenis van tweeduizend jaar onderdrukking en schrikbewind. Kan men het mij dan kwalijk nemen dat ik zeg dat we duizend keer meer reden hebben om de kerk voor een internationaal strafhof te slepen en haar te vervolgen wegens misdaden tegen de mensheid en de menselijkheid? Men hoort nu voortdurend stellen, in verband met seksueel misbruik door de kerk en haar bedienaars, dat de feiten verjaard zijn. Stel dat Hitler, zoals sommigen blijven beweren, geen zelfmoord had gepleegd en ergens was blijven leven tot 1979 (hij zou dan 90 geweest zijn), met een grote schat aan juwelen en goud, zoals sommigen beweren. Indien men hem dan zou gevat hebben, zou men hem ook vrijpleiten wegens verjaring van de feiten en hem zijn schatten laten behouden?

    Dat is wat ik beweer: de kerk heeft gruwelijke misdaden begaan tegen de mensheid is daarvoor nooit ter verantwoording geroepen; zij heeft de mensheid bestolen en uitgebuit om zichzelf te verrijken en heeft nooit restitutie gedaan; zij heeft de mensheid misleid en opgezadeld met verderfelijke ideeën, die haar natuurlijke ontwikkeling hebben verlamd en haar voorspoed en ontwikkeling op ontstellende manier hebben afgeremd; zij heeft honger en ziekte in stand gehouden en zelfs bevorderd, zoals zij nog doet met HIV door haar condoomverbod. De huidige bewindvoerders van de kerk huldigen nog steeds dezelfde verderfelijke ideologie. Zij zijn nog steeds in het bezit van onschatbare rijkdommen. Hun geheime archieven zijn ontoegankelijk of vernietigd. Hun wereldse macht is nog steeds zeer aanzienlijk. Het seksueel misbruik is een ware plaag geweest in de kerk, altijd en overal, ook nu nog. De financiële malversaties en de witwaspraktijken, tot in het Vaticaan toe, zijn bewezen. De kerk is nog steeds een wereldlijke macht, met een internationaal erkend staatshoofd en met officiële ambassadeurs.

    Waarom treedt de burgerlijke overheid niet op? Waarom is de kerk onschendbaar? Wat is er zo speciaal aan die vereniging van mensen dat zij zich alles kan permitteren, dat zij geen verantwoording dient af te leggen over wat zij vandaag doet, laat staan over haar misdaden in het verleden?

    Indien de kerk vandaag zou behandeld worden zoals alle andere organisaties, dan was zij op korte tijd bankroet, zoals er nu al verscheidene bisdommen zijn die failliet gegaan zijn na veroordelingen voor seksueel misbruik door priesters. Indien zij controles zou krijgen van de fiscus, dan zou zij enorme sommen achterstallige belastingen moeten betalen. Indien men haar instellingen zou doorlichten, dan zou blijken dat zij inbreuken begaat tegen elke denkbare handelswet, tegen elke administratieve bepaling en elke wet uit het burgerlijk wetboek.

    Ik ben een voorstander van godsdienstvrijheid. Maar dan moet elke godsdienst gelijk behandeld worden, als een menselijke organisatie, geen goddelijke. Godsdiensten mogen geen beschermd statuut hebben, op geen enkel domein. Als men hoofddoeken verbiedt, dan ook Romeinse boordjes en gouden borstkruisen. Als men voetbalverenigingen belast, dan ook kerken en kloosters. De staat moet bedienaars van de eredienst geen wedde geven, moet geen kerken of sekten subsidiëren. Kerken mogen het maatschappelijk leven niet overnemen. Onderwijs, medische dienstverlening, zorg voor zieken, ouderen, personen met een handicap, wezen, armen en daklozen moeten door de staat zelf georganiseerd worden, niet door of via kerken. Kerken moeten zich ver houden van politieke beïnvloeding, ook over morele kwesties en de staat mag zich niet laten leiden door religieuze principes wanneer er beslissingen genomen worden voor alle burgers. En vooral: wanneer kerken of hun leden of bedienaars misdaden begaan, dan moeten zij daarvoor vervolgd en gestraft worden zoals iedereen.

    Ik wil deze open brief besluiten met een rechtstreekse vraag aan mijn christelijk gelovige maar niet kerkelijke lezer.

    Beste L., wat moet ik me voorstellen bij uw christelijk geloof? Hoe kan iemand christelijk gelovig zijn en niet kerkelijk? Wat is de basis van uw geloof? Is dat gesteund op een openbaring door God en Jezus Christus in persoon aan jou persoonlijk? Als dat zo is, dan zijn we uitgepraat, daar kan ik niet tegen op. Maar ik veronderstel van niet, want uit je reactie leid ik af dat je veeleer een redelijke mens bent. Dan heb je je geloof te danken aan de kerk, toch? Die heeft de mythische Christus zelf verzonnen, heeft eerst via Paulus haar boodschap verspreid en op schrift gesteld, heeft vervolgens zijn fictief levensverhaal en zijn vermeende uitspraken in het evangelie vastgelegd, na veel controverses over de inhoud. Die kerk heeft zich dan ontwikkeld over de hele wereld en zeer verstandige mensen hebben hun beste krachten gewijd aan haar verbreiding. De kerk heeft haar principes vastgelegd en onderwezen, overal ter wereld.

    Zonder de kerk is er geen geloof, geen beleving, geen principes, geen ideologie, geen Christus, geen God. Als je langer dan dertig seconden nadenkt, beste L., dan moet je erkennen dat jouw christelijk geloof gebaseerd is op wat andere mensen (de kerk) je gezegd hebben. Is het dan nooit bij jou opgekomen dat die mensen, zoals alle anderen, niet altijd zeer betrouwbaar zijn? Dat het loutere woord van een mens een zeer bedenkelijke basis is om je eigen leven op te verankeren? Hoe kan je afstand nemen van een kerk, haar organisatie, haar bedienaars, haar geschiedenis en toch jezelf christelijk gelovig noemen? Met wel recht?

    Waarin bestaat je geloof, beste L.? Waardoor laat jij je leiden? Hoe beslis jij over goed en kwaad? Over wat je doet en laat? Zijn het regels die je zelf autonoom hebt ontdekt? Dan ben je een vrijdenker. Of zijn het de regels van de openbaring, van het evangelie? In dat geval ben je kerkelijk, ook als je niet naar de mis gaat, want zonder de kerk is er geen evangelie, geen openbaring.

    Is je geloof dan misschien een diep ontzag voor het universum, een heilige overtuiging dat wij mensen elkaar als gelijke moeten liefhebben en ons milieu moeten respecteren, dat niemand zijn wil met geweld mag opleggen aan anderen en dat wij vreedzaam moeten samenleven met elkaar?

    Dan heet ik je van harte welkom in de kring van de vrije, gelijke en solidaire maar ongelovige mensen.



    Categorie:God of geen god?
    Tags:maatschappij
    03-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Godsdienstvrijheid en de grenzen van de democratie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vrijheid, gelijkheid en solidariteit zijn nobele principes die wij hoog in het vaandel dragen en terecht. De geschiedenis van onze beschaving is het lange, schrijnende verhaal van de strijd van de mens tegen elke vorm van onderdrukking. Vandaag staan we op dat punt, althans globaal gesproken, veel verder dan ooit het geval is geweest. Meer mensen leven in een democratische maatschappij dan ooit tevoren. Precies dat lijkt wel de aanleiding voor een aantal onder hen om vragen te stellen bij de grenzen van de democratie en van de tolerantie, de vrijheid die wij anderen gunnen.

    Wat bedoelen wij met vrijheid en hoe ver kan die gaan? Moeten wij ook de vijanden van de democratie en van de menselijke vrijheid het recht gunnen om ongehinderd hun gang te gaan en zo het met zoveel moeite opgebouwde en nog steeds precaire bouwwerk van onze vrije samenleving in het gedrang te brengen? Het is een indringende, fundamentele vraag voor ons allen. Laten we er wat dieper op ingaan aan de hand van enkele concrete voorbeelden.

    Een van de meest moeizaam verworven mensenrechten is de vrijheid van meningsuiting, vooral onder de vorm van de persvrijheid. Iedereen heeft niet alleen het recht om te denken wat hij of zij wil, wij mogen ook ons gedacht zeggen en schrijven. Niemand kan worden veroordeeld of bestraft voor het kenbaar maken van een opinie. Er zijn daarop maar heel weinig uitzonderingen en justitie is niet geneigd om die in de praktijk gemakkelijk toe te kennen. Enkel wanneer er zeer uitzonderlijk sprake is van flagrante en bewuste laster en eerroof, met grote persoonlijke schade voor de betrokkene, mag men zich verwachten aan een terechtwijzing of erger. Dat betekent dat men vandaag zowat alles kan schrijven en drukken of op het internet kan zetten. Pornografie in woord en beeld? Alles, alles kan. Persoonlijke aanvallen op een publiek persoon? Toe maar. Het persoonlijk leven van al dan niet bekende figuren in geuren en kleuren openbaar maken? Waarom niet?

    Maar men gaat nog verder, veel verder. Wij maken het mee dat men onschuldige gijzelaars op gruwelijke wijze afmaakt, live op internet. Zelfmoordterroristen spreken ons toe, getooid met hun wapens en springstoffen en loven de God die hen leidt en zal belonen. Politieke en religieuze leiders spreken hun banvloeken uit tegen hun tegenstanders en roepen hun volgelingen op om hun moorddadige fatwa’s voor hen uit te voeren, al dan niet tegen een fikse beloning. Zelfs in de meest democratische landen zijn er lieden die intolerantie prediken, die als enig agendapunt de vernietiging van hun ideologische tegenstanders hebben. Wat te denken van een anti-Islampartij? Van machtshebbers die hun politieke tegenstanders vervolgen, martelen en vermoorden? Van landen die zich gewapenderhand mengen in interne conflicten van andere landen?

    De tolerantie is vaak ver te zoeken. In Hongarije legt een nieuwe wet de persvrijheid grondig aan banden. In Rusland worden journalisten vermoord. In Myanmar en nu ook in China belanden dissidenten in de cel, ook als ze de Nobelprijs krijgen voor de vrede of misschien precies daarom.

    Er is, met andere woorden, een grens aan de verdraagzaamheid. Die ligt, in tegenstelling tot vroeger, niet zozeer op het domein van de welvoeglijkheid, het erotische en het seksuele, waar nu alles toegelaten is of gedoogd. Ook het religieuze, dat vroeger beschermd werd door de strengste wetten en straffen tegen elke vorm van blasfemie, ontkenning of kritiek, lijkt vandaag volledig vogelvrij. In de kunst heerst de grootst mogelijke verdraagzaamheid. Het zijn vooral ondemocratische regeringen of dictators die elke vorm van kritiek op hun bewind de mond snoeren.

    Het ontbreken van elke beperking van de vrijheid van politieke en religieuze bewegingen in de democratische regimes brengt echter met zich mee dat individuen en organisaties ongestraft het democratische karakter van de moderne samenleving in vraag kunnen stellen en zelfs openlijk bestrijden. Een journalist mag zich herhaaldelijk en op de meest grove wijze uitlaten over een bevolkingsgroep of de aanhangers van een religie, maar riskeert dat hij daarvoor vermoord wordt. Een politicus die hetzelfde doet, gaat vrijuit voor het gerecht, wordt verkozen bij acclamatie en bepaalt mede de politiek van het land. Imams mogen hun gelovigen oproepen tot de jihad en de invoering van de sharia bepleiten, bisschoppen mogen de bevolking aanzetten tot burgerlijke ongehoorzaamheid als het gaat om ethische kwesties.

    De vrijheid van meningsuiting lijkt te botsen met de tolerantie die aan de basis ligt van die vrijheid. Moeten wij intolerantie tolereren? Hebben vijanden van de democratie democratische rechten? Het is een moeilijke kwestie. Wij mogen zeker niet zover gaan dat wij dezelfde fouten begaan als degenen die ons systeem belagen. Wij mogen geen geweld gebruiken om geweld te verhinderen. Wij mogen niet liegen om de waarheid te doen zegepralen. Wij mogen of kunnen niemand dwingen om in de democratie te geloven. Wij mogen kritiek op de democratie niet verbieden.

    Tot nog toe is daarop maar één belangrijke uitzondering gemaakt: het is in vele landen verboden om de Holocaust onder het Nazisme te ontkennen. Of dat vandaag nog een terechte en efficiënte maatregel is, valt zeer te betwijfelen. Ook de meest rechtgeaarde filosofen en juristen menen dat men zoiets maar beter niet in een wet vastlegt en overtredingen daarop bestraft. De vrijheid van mening is hoogheilig. Zelfs een misdaad die zo onvoorstelbaar gruwelijk en enorm was als de uitroeiing van de Europese Joden door Nazi-Duitsland is uiteindelijk niet gediend met een dergelijke bescherming.

    Verdedigers van de democratie, zoals dienaars van het gerecht, zijn vaak gefrustreerd door de ongelijkheid tussen de plichten van de behoeders van de democratie en de rechten van haar belagers. Politiemensen hebben de indruk dat de strijd al te ongelijk is, dat misdadigers wettelijk beter bescherm zijn dan zij. Democratische politici zijn soms wanhopig omdat zij geen gebruik kunnen maken van de boosaardige tactieken en financieringsbronnen van opposanten met minder scrupules. Individuen en verenigingen die een humanistische ideologie aanhangen ergeren zich aan de schijnheilige machtspositie en de financiële en fiscale bevoordeling van gevestigde religies en aan de waanzin of de misdadige commerciële bedoelingen van sekten en groeperingen. De vrijheid die wij voor onszelf opeisen, moeten we ook aan alle anderen toekennen, ook als wij het absoluut niet met hen eens zijn.

    Ook daar zijn er grenzen, maar die hebben te maken met de wet: wat niet verboden is, is toegelaten. Alles wat we derhalve willen verbieden, moeten we nauwkeurig omschrijven. Maar dan vechten we opnieuw met ongelijke wapens: wij mogen alleen de wet toepassen, terwijl misdadigers en tegenstanders van de democratie zich aan geen enkele wet gebonden achten en alles in het werk stellen om aan de bestaande wetten te ontsnappen. Een simpele burgemeester in een dorp ergens in Vlaanderen die een meute neonazi’s over de vloer van zijn parochie- of cultureel centrum krijgt, heeft geen poot om op te staan als hij hun hatelijke samenkomst wil verbieden. Zolang men de wet niet overtreedt, mag men doen wat men wil. De democratie is niet geneigd om veel te verbieden, dat zou in tegenspraak zijn met haar devies van vrijheid en gelijkheid. Er is dus veel toegelaten en dat is maar goed ook. In de kerk was alles verboden, behalve wat toegelaten was en dat was verplicht.

    De democratie laat dus ook het ondemocratische toe en zelfs het antidemocratische. De vrijheid van vereniging laat toe dat de tegenstanders van de democratie zich verenigen, dat openlijk ondemocratische verenigingen zoals godsdiensten wettelijk erkend worden en zelfs financieel zwaar gesubsidieerd en beschermd. Ondernemingen klagen over de duizenden wetten en voorschriften die hen dwingen om de democratische rechten van hun werknemers te respecteren. Maar uitgerekend de godsdiensten ontsnappen aan die regels en wel in naam van de godsdienstvrijheid. In het katholiek onderwijs wordt je ontslagen indien je het niet eens bent met de dogma’s en de religieuze voorschriften of kritiek uit op de kerkelijke leiders, ook als er jou professioneel niets te verwijten valt. Een katholiek priester die openlijk zijn homo- of heteroseksualiteit beleeft of zelfs maar opeist, wordt meteen geschorst. Een vrouw die zich aanbiedt voor de priesteropleiding wordt geweigerd op grond van haar geslacht. En toch worden priesters betaald door de staat.

    Wanneer wij de democratie voorstaan en verdedigen, dan moeten wij altijd en overal trachten om de samenleving zo democratisch mogelijk te maken. Ook wanneer wij de democratie niet kunnen opleggen of afdwingen, moeten wij toch de moed hebben om, in onderling overleg en sine ire ac studio (Tacitus, Annales I, 1), dus zonder ongebreidelde woede of onterechte eenzijdigheid, wettelijk de grenzen van onze verdraagzaamheid vast te leggen. Wij moeten daarbij te werk gaan met grote omzichtigheid, maar met evenveel overtuiging en kordaatheid.

    In zijn alom bekeken Nieuwjaarsconferentie heeft de entertainer Geert Hoste dit jaar enkele ernstige momenten ingelast. Zijn striemende aanklacht tegen het seksueel misbruik van minderjarigen binnen de katholieke kerk leverde hem een voorspelbaar minutenlang daverend applaus op. Toch kan ik het niet eens zijn met de redenering achter zijn uithaal. Hij vertrok van een erkenning van de godsdienstvrijheid, van het priesterschap, zelfs van het recht op celibaat maar, zo waarschuwde hij de kerk en haar bedienaars: van onze kinderen moet ge met uw poten afblijven.

    Ik meen dat hij zich daar vergist. Vanzelfsprekend niet in zijn terechte verontwaardiging en zijn nauwelijks verholen dreigende taal. Hij vergist zich schromelijk wanneer hij enerzijds de kerk haar absolute vrijheid gunt, maar zich anderzijds absoluut verzet tegen de onvermijdelijke gevolgen van die vrijheid. Priesters die hun minderjarige gelovigen en anderen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd seksueel misbruiken, dat komt niet uit de lucht gevallen. Het gaat niet om een of andere kapelaan of onderpastoor, leraar of opvoeder, ooit, ergens, een zeldzame keer, nee: het is, of was een algemeen verschijnsel, eeuwen lang, overal ter wereld. Dat is geen toeval meer, dat is kwaad opzet en voorbedachtheid, zeker wanneer men doet alsof er niets aan de hand is, alsof zoiets normaal of onvermijdelijk is.

    Geert Hoste en vele Vlamingen met hem vergissen zich deerlijk wanneer zij denken dat het seksueel misbruik los staat van het machtssysteem en de seksuele moraal van de kerk zelf. Dat hebben sommige jongere en meer progressieve bisschoppen ingezien, dat heeft zelfs Godfried Danneels erkend. De kerk heeft haar priesters roekeloos in onhoudbare situaties gebracht en hen daar gehouden, hen liefdeloos gedwongen om taken en verantwoordelijkheden op te nemen die hen in de gelegenheid brachten om ongestraft misstappen te begaan. Zij heeft hun zondigheid geminimaliseerd, verzwegen en ontkend en hen alzo bevestigd in hun misdadige machtsposities. Zij heeft een systeem opgebouwd van normvervaging, medeplichtig stilzwijgen en laisser-faire dat het misbruik heeft doen toenemen tot onvoorstelbare proporties.

    Wij moeten de moed hebben om misdaden te bestraffen, waar en door wie ze ook begaan zijn. Als wij misdaden willen vermijden, dan moeten wij echter niet alleen de overtreders bestraffen. Wij moeten ook misdadige organisaties durven aanpakken. Wij aarzelen niet om dat te doen als het om drugsbaronnen of mensenhandelaars gaat. Waarom zouden we het doen wanneer de bewezen gruwelijke misdaden gebeuren onder de schijnheilige dekmantel van godsdienst en religie? De kerk is sinds haar ontstaan ontsnapt aan elke maatschappelijke controle en tot op vandaag bekleedt zij een beschermde positie die zij op objectieve gronden niet verdient. Meer nog, zij heeft de laatste greintjes van respect die wij haar omwille van het heilig principe van de menselijke vrijheid nog zouden kunnen gunnen, totaal verbeurd door haar onverbeterlijke, grenzeloze machtswellust en haar overweldigende misdadigheid.

    Wij hebben duizend keer meer redenen om de kerk te vervolgen voor misdaden tegen de mensheid en de menselijkheid dan wij ooit zouden kunnen aanvoeren tegen zelfs de meest onmenselijke dictator of rebellenleider uit de geschiedenis.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    02-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwjaar 2011

    Lieve lezers, beste mensen

    welkom en gegroet allemaal

    mijn alternatieve kerstwensen

    kreeg je al in mijn kerstverhaal.


    Nu het nieuwe jaar is begonnen

    past het dat we ook dat vieren

    niet met wat ik heb verzonnen

    maar op gans andere manieren.


    Vandaag staan we even stil

    bij de 365 die nu voorbij zijn

    en kijken naar wat er is op til

    zoals we hier gewend zijn.


    Het is me het jaartje wel geweest

    daar heeft de natuur de harde hand in gehad

    en ook de politiek dat vreemde beest

    van parlementair en publiek debat.


    Het was het jaar van de purperen woede

    van gelovigen vroom en al op jaren

    die verbijsterd door wat niemand vermoedde

    door een bisschop bedrogen waren.


    We lieten ons in drommen ontdopen

    en liepen verontwaardigd de kerk uit

    maar we hebben het nog altijd niet gesnopen

    godsdienst zelf moet de wereld uit, amen en uit.


    Het jaar ook dat Vlamingen er genoeg van kregen

    om geregeerd te worden door volksvreemde lieden

    al kwam het de Franstaligen bijzonder ongelegen

    dat de Vlamingen zich over hun onafhankelijkheid berieden.


    Water vuur lucht en aarde

    zorgden elk op hun beurt

    voor rampen die opzien baarden

    de wereld werd met modder, as en lava besmeurd.


    Het water stond ons weer aan de lippen

    en weer waren het de armen en de hulpelozen

    die zich hun schamel bezit zagen ontglippen

    terwijl de sterkere rijken het hazenpad kozen.


    Ons spaargeld brengt niets meer op

    de banken gaan met miljarden lopen

    wij draaien voor hun wanbeheer op

    en kunnen niet eens op beterschap hopen.


    Ons land is de hemel op aarde

    vloeit over van melk en honing

    althans voor wie het van verre ontwaarde

    op zoek naar kost en inwoning.


    Maar eens hier aangekomen of gestrand

    is de ontnuchtering pijnlijk en groot

    voor wie hier ongewenst is aanbeland

    in de vrieskou wacht hen honger en dood.


    De minister van oorlog en gewapend verdediger van de democratie

    stelt zijn lege legerkazernes gastvrij open

    maar zijn liefdadigheid is een politieke kijkoperatie

    de soldaten rijden gratis met de bus het schorem moet maar lopen.


    We zitten met een regering die ontslag heeft gekregen

    en dan aanblijft maar niets meer mag beslissen

    aan andere partijen hebben we onze stem gegeven

    maar die zoeken nog altijd naar smerige compromissen.


    Arbeider of bediende, wat zal het zijn?

    groene, rode of blauwe plastieken kazuifels en gefluit

    helpen niet als kapitalisten het hier beu zijn

    en hun geld en fabrieken versassen op zoek naar nog meer buit.


    Maar wat maakt het uit? We gaan op pensioen

    in de fleur van ons leven

    en grijpen met graaiende handen de poen

    die de bazen en de vakbonden ons geven.


    We moeten langer werken hoewel we dat niet willen

    en wie toch nog werken wil als ie vijftig is

    moet ervaren dat ze hem of haar niet meer willen

    zelfs als hij of zij handig vriendelijk en zelfs vlijtig is.


    We zitten in een wereldwijde crisis

    maar kijk eens om je heen

    niemand die merkt dat er iets mis is

    al klaagt iedereen steen en been.


    We gaan nog altijd op vakantie

    we verdienen nog steeds goed ons brood

    en met een onwaarschijnlijke arrogantie

    maken we van de deugd een nood.


    We zijn met altijd maar meer klanten

    voor de vleespotten van vadertje staat

    altijd maar meer mensen weten van wanten

    als het om het meepikken van gratis graantjes gaat.


    Zonder te beseffen dat de minderheid van zij die werken

    altijd maar meer moet afdragen aan de gemeenschap

    om op het einde van hun rit te moeten merken

    dat de beloning voor dat alles niet meer is dan een grap.


    Denk nu maar niet, lieve lezer

    dat ik me daardoor laat terneerdrukken

    en dat verwacht ik ook van de lezer dezer

    met zijn allen moet ons dat wel lukken.


    We hebben het, globaal gezien en gemiddeld

    nog nooit zo goed gehad en zoveel kansen gekregen

    we zijn nu veel gezonder slimmer en meer bemiddeld

    we baden in voorspoed en heil en zegen.


    We zijn beter gewapend tegen al wat tegen gaat

    griepprik, hospitaal-, brand-, levens-

    familiale, auto- en uitvaartverzering zijn obligaat

    werkloosheidsuitkering pensioen en mutualiteit benevens.


    We lopen niet op krukken maar op dure prothesen

    we kijken door multifocale, lees- en zonnebrillen

    of beter nog lenzen, laten we wel wezen

    want wie zou die oude rommel nog willen?


    Als we niet goed meer horen is er soelaas

    en als de prostaat te groot is laten we die schrapen

    impotentie kunnen we met een pilletje de baas

    en een ander helpt ons om goed te kunnen slapen.


    Tandeloosheid behoort tot het verleden

    en ook rimpels moeten we niet meer dulden

    hangbuiken zuigt men weg de dag van heden

    nu laten we alles zien wat we ooit verhulden.


    We hebben het eindelijk begrepen

    we malen niet om de dag van morgen

    voor ons is niets nog te hoog gegrepen

    we leven zonder last of zorgen.


    Er volgt geen afrekening na dit leven

    voor alles wat we nalieten of ten onrechte deden

    voor hel of vagevuur hoeven we niet te beven

    er is geen hiernamaals, alleen het heden.


    Maar daarvan willen we dan wel het beste maken

    voor onszelf natuurlijk maar ook voor de anderen

    in het besef dat we zonder hen niet ver raken

    dat is gelukkig een wet die niemand kan veranderen.


    Dat is lieve lezers op deze bijna eerste dag

    mijn vurige wens en meteen mijn besluit

    dat elke dag je dichter bij jezelf en bij je naasten brengen mag.


    En toen kwam er een varken met een lange snuit

    en dit vertelselke is tierelierenuit.



    Karel




    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!