Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (169)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    22-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Diderot, d'Holbach: wicked company, slecht gezelschap?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Toen ik nog aan de Leuvense Universiteit werkte, gebruikte ik het middagmaal in een van de vele studentenrestaurants in de stad, meestal alleen, bij manier van spreken; vrouw en kinderen aten op school. ’s Avonds aten we dan in de huiskring boterhammen met beleg. In de weekends was het net andersom. Dan was het middagmaal warm en het avondmaal een broodmaaltijd. Omdat ik graag kook, heb ik altijd spontaan de rol van kok op mij genomen. Dat is zo gebleven toen ik in 1998 een nieuwe relatie begon met Lut, met dat verschil dat we nu ’s middags meestal een broodje of een snack aten en ik het warme avondmaal bereidde. En zo is het nu nog. Ik bak enkele keren per week een brood met een broodmachine, waarbij ik een vijftal soorten bloem combineer en er allerlei zaden en noten aan toevoeg, al naar gelang de inspiratie. Het menu voor het avondmaal is erg klassiek: zelfgemaakte soep, vers of uit de diepvries en een beperkt aantal gerechten die mijn Moeder zaliger onmiddellijk zou herkennen. We eten minder vlees dan vroeger, meer vis en vleesvervangers.

    Tijdens het koken luister ik met een half oor naar Babel, het programma op de VRT waarin cultureel nieuws aangereikt wordt, althans als het onderwerp me interesseert en de geïnterviewden vlotte sprekers zijn, wat helaas niet altijd het geval is. Op een avond, enkele weken geleden, hoorde ik zo een gesprek met de auteur Philipp Blom over het boek dat hij recentelijk geschreven heeft over de Verlichting. Ik luisterde, wegens het onderwerp onmiddellijk geboeid maar ook met stijgende verbazing naar een auteur die rustig en bevattelijk kon praten over zijn boek, inhoudelijk, niet over zichzelf, in een voortreffelijk idiomatisch Nederlands. Wie was die Philipp Blom?

    Philipp Blom is geboren in Hamburg in 1970. Hij studeerde in Wenen en Oxford en behaalde een doctoraat in de Letteren. Hij werkte als vertaler, redacteur, freelance journalist en schreef bijdragen voor vooraanstaande kranten, tijdschriften en radioprogramma’s in Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, de Verenigde Staten, Nederland en Frankrijk. Hij publiceerde ook een roman.

    In 2001 vestigde hij zich in Parijs om zich helemaal te wijden aan het schrijven van boeken. In 2007 trok hij naar Wenen, waar hij vooral historische non-fictie schrijft, naast journalistiek werk en fictie. Hij heeft een vast cultureel programma op de Oostenrijkse radio. Hij geeft lezingen over de hele wereld over filosofische en historische onderwerpen.

    Het boek dat hij op de VRT kwam voorstellen is A Wicked Company. The Forgotten Radicalism of the European Enlightenment, Basic Books, New York, 2010, xx + 361 pp., bibliografie, noten, index. De hardcover kost $ 29,95 en is bijvoorbeeld op Amazon voorhanden voor minder dan € 20. Bij Proxis betaal je iets meer. De Nederlandse vertaling verscheen quasi gelijktijdig met de oorspronkelijke Engelstalige versie, onder de weinig geslaagde en onaantrekkelijke titel ‘Het verdorven genootschap’, bij De Bezige Bij, EAN 9789023458319, prijs ongeveer € 30.

    Waarom die kritiek op de titel? Het gaat helemaal niet over een genootschap, een vereniging, maar over enkele individuen die elkaar geregeld ontmoetten in wisselend gezelschap. Er was ook niets verdorvens aan dat gezelschap of aan de leden ervan, het waren op enkele notoire uitzonderingen na allemaal personen met een uitzonderlijk hoogstaande moraal en een levenswandel die enkel in gunstige zin afweek van hun tijdgenoten.

    Nog voor ik het boek in handen kreeg, had ik ook mijn twijfels over de ondertitel: het vergeten radicalisme van de Europese Verlichting. Wie enigszins vertrouwd is met de literatuur over de Verlichting zal mijn twijfels delen. Het is inderdaad moeilijk om te beweren dat de Verlichting of haar radicale kant vergeten zouden zijn als men het indrukwekkende vooroorlogse werk van Hazard en Pintard voor ogen en op de boekenplank heeft; de heerlijke studies uit de jaren 1970 van Alan Charles Kors precies over deze Franse radicale verlichte auteurs; het veel geroemde en zeer uitvoerige tweedelige werk van Peter Gay uit de jaren ’60, de monumentale vierdelige Encyclopedia of the Enlightenment (2003), bijna 2000 bladzijden en meer dan 700 artikels, eveneens onder de leiding van Kors; de Dictionnaire européen des Lumières onder leiding van Michel Delon (1997), bijna 1300 bladzijden en last but not least, de twee reeds verschenen afleveringen van het verbluffende drieluik van Jonathan Israel over de Radicale Verlichting die ik hier al zo vaak roemde, naast zijn scherpzinnig A Revolution of the Mind dat ik hier ook al besprak. En dan ga ik nog voorbij aan Margaret Jacob en talrijke andere auteurs die van de Verlichting hun levenswerk hebben gemaakt in zowat alle landen ter wereld. Ik heb bijvoorbeeld helemaal geen zicht op de recente Duitse, Spaanse of Italiaanse literatuur over ons onderwerp, maar ik vermoed dat die evenmin onaanzienlijk is.

    De Verlichting, de Aufklärung, les Lumières: ze zijn dus helemaal niet vergeten. Ook het onderscheid tussen de radicale richting en de meer behoudsgezinde is sinds jaren onderwerp van levendige discussies en talrijke publicaties. Philipp Blom is daarvan ongetwijfeld op de hoogte. Wat heeft hij dan bedoeld met zijn ondertitel?

    Het is pas na lezing van zijn boek dat een en ander me duidelijker geworden is. Het is helemaal niet zo dat hij zich erop zou beroemen de Verlichting of haar radicaal karakter aan de vergetelheid te onttrekken. In zijn summiere bibliografie verwijst hij naar Gay en Kors en ook naar Jonathan Israel, die hem zeker geïnspireerd hebben. In de Epiloog van zijn boek, onder de titel A Stolen Revolution die ik niet hoef te vertalen, gaat hij uitvoerig in op wat men de receptie van de Verlichting noemt, de invloed die de radicale auteurs van vooral de Franse Verlichting hebben gehad op hun tijdgenoten en op de geschiedenis. Dan wordt duidelijk dat vrijwel onmiddellijk na hun hoogtepunt de verlichte auteurs en hun gedachtegoed in de vergetelheid zijn geraakt. 1789 is het jaar dat de Franse revolutie uitbrak en hoewel een aantal conservatieve auteurs geprobeerd hebben om de verantwoordelijkheid voor de terreur van die jaren op de rekening te schrijven van de inderdaad revolutionaire verlichte auteurs, blijkt uit de feiten, zoals aangevoerd door Philipp Blom, overduidelijk dat zij enkel verantwoordelijk kunnen gehouden worden voor de principes van de Revolutie, maar geenszins voor de onzalige bloedige en destructieve praktijk ervan. Gelukkig waren de meeste van onze auteurs overleden tegen die tijd, anders zouden zij zeker geëindigd zijn onder de guillotine of in een kerker. De Revolutie heeft hun werken verbrand, hun portretten en bustes vernietigd, hun graven geschonden en hun gebeente verstrooid, en vooral: hun democratische principes verloochend. In de honderd jaar die daarop volgde zijn zij wel degelijk in de vergetelheid geraakt, terwijl de minder radicale, lauwe, om niet te zeggen valse of zogenaamd verlichte auteurs als Voltaire en Rousseau een ereplaats hebben gekregen, tot in het Panthéon.

    Er is een tweede aspect aan die merkwaardige eclips van een intellectuele beweging die gedurende meer dan een eeuw lang het intellectuele leven in Europa beheerste (1650-1775). Dat is de merkwaardige infame samenzwering van de gevestigde machten die ervoor gezorgd heeft dat de Verlichting en haar democratische idealen doodgezwegen werd in het onderwijs en het openbaar debat. Dat was zo onder Napoleon, dat bleef zo gedurende de hele 19de eeuw en dat duurt voort tot op onze dagen. Wij mogen ons verheugen over talrijke en uitstekende recente publicaties over die periode uit onze intellectuele geschiedenis, zoals ook dit boek van Philipp Blom. Maar wie is er op dit ogenblik bijvoorbeeld in politiek België of Nederland bezig met de Verlichtingsidealen? Wat hebben wij in onze opleiding daarover geleerd? Wat vertelt men onze kinderen en kleinkinderen over de verlichting?

    Nochtans hebben we daartoe genoeg redenen. Wij beschouwen nu terecht de democratie als de evidente bestuursvorm en de verspreiding ervan als de belangrijkste internationale politieke doelstelling van elk land afzonderlijk maar vooral ook van onze internationale instellingen. Wij vergeten daarbij dat de democratische principes ontstaan zijn uit de filosofische en maatschappelijke discussie uit de Verlichting en dat de onderwerpen die ons vandaag bezig houden toen voor het eerst vanuit een humanistisch en democratisch standpunt besproken werden. Vandaag komt de Islamwereld steeds meer in opstand tegen de dictators die de democratische vrijheden van het volk ondergeschikt houden aan hun persoonlijke macht en fortuin en aan een politieke stabiliteit die niet gesteund was op de instemming van het volk maar op de onderdrukking door een politiestaat en de overheersende rol van het leger. Het was niet anders in de periode van de Verlichting. De rol van de godsdienst staat vandaag ter discussie, overal ter wereld. Het christendom is in verval overal in Europa, maar in Afrika en in Amerika maakt het opgang in zijn meest onaantrekkelijke, fundamentalistische vorm. In Azië en in het Midden-Oosten en Noord-Afrika is het de Islam die aan invloed wint en de kans is groot dat de recente revoluties zullen eindigen in samenlevingsvormen waarin de Islam een belangrijke rol speelt. Het was niet anders in de periode van de Verlichting.

    Wij doen er derhalve goed aan om na te gaan wat er toen gebeurd is, wat men toen dacht en schreef, hoe dat denken en die geschriften de politiek en de maatschappij hebben beïnvloed. Onze grote Westerse democratieën zijn gebouwd op de ideeën van de Verlichting. De Amerikaanse en ook onze Belgische en Nederlandse grondwet zijn geschreven door radicale Verlichtingsdenkers. De Universele en de Europese verklaringen van de rechten van de mens zijn gestoeld op de principes en de verworvenheden van de Verlichting. Het is niet alleen ondankbaar maar ook onwijs om de basis zelf van onze democratische principes uit het oog te verliezen. Het kan de rijke voedingsbodem zijn voor de talrijke discussies vandaag die gevoerd worden in onze landen en tussen onze landen.

    In die context is dit boek van Philipp Blom een zeer welkome gebeurtenis. Het is om te beginnen zeer goed geschreven, het leest gemakkelijk, het is boeiend van het begin tot het einde. Het brengt ons de concrete levensomstandigheden van enkele van de meest vooraanstaande figuren uit de Verlichting. Dat is in de eerste plaats Denis Diderot, voor eeuwig verbonden met de publicatie van de Encyclopédie, en ook de voor het grote publiek totaal onbekende Thiry d’Holbach, gastheer van de coterie en (anoniem) auteur en uitgever van talrijke werken over vrijzinnigheid en tegen de godsdienst. Die figuren worden in scherp contrast geplaatst met de niet-radicale Voltaire en Jean-Jacques Rousseau. Daarnaast verschijnen een hele reeks levendige nevenfiguren, die ons moeiteloos verplaatsen naar de leefwereld van het midden van de 18de eeuw in Frankrijk, met uitstapjes naar Nederland, Rusland, Amerika, Engeland, Zuid-Amerika, China…

    De auteur heeft zich gebaseerd op enkele interessante secundaire werken die vroeger al over dit onderwerp verschenen zijn, maar hij heeft niet verzuimd om ook de teksten zelf te raadplegen en die uitvoerig te citeren en voor ons te parafraseren. Hij doet dat steeds gepast en ondersteunt daarmee op overtuigende wijze de ideeën die hij ontwikkelt over de Verlichting en haar protagonisten.

    Er zijn enkele kleinere opmerkingen die men zou kunnen maken bij dit boek. Zo zijn enkele citaten in het Frans geplaagd door storende taalfouten en de vertalingen uit het Frans zijn soms minder dan adequaat. Spinoza, die natuurlijk niet mag ontbreken in het relaas van de auteur, wordt telkens weer omschreven als een Joodse filosoof, met als voornaam Baruch en dat terwijl hij al op zeer jonge leeftijd door zijn Joodse gemeente is uitgestoten met een banvloek die verschrikkelijk is om lezen en hij nadien nooit meer contacten heeft gehad met zijn Joodse achtergrond en zijn brieven steeds ondertekende met de Latijnse versie van zijn Joodse naam: Benedictus.

    Op inhoudelijk vlak valt het me op dat de auteur in zijn appreciaties van de figuren die hij beschrijft vaak zelf lijkt te worstelen met de oudste vraag van de filosofie, namelijk de verhouding tussen de passie en de rede. Hij projecteert naar mijn aanvoelen zijn eigen onzekerheid daaromtrent iets te nadrukkelijk in de figuur van Denis Diderot en in de meningsverschillen tussen hem en Rousseau. Indien dat zijn objectiviteit eventueel enigszins zou kunnen beïnvloeden, is het anderzijds een overtuigend bewijs van de persoonlijke betrokkenheid van de auteur bij zijn onderwerp. Philipp Blom is niet zomaar een filosoof en een historicus die het zoveelste boek heeft geschreven over een periode uit de beschavingsgeschiedenis. Hij is een geëngageerd auteur, hij is net zoals Jonathan Israel een fervent verdediger van het gedachtegoed van de Verlichting. Hij kiest beslist partij in de maatschappelijke discussies tussen de filosofen van toen en bewijst daarmee zijn eerlijke betrokkenheid in de filosofische en maatschappelijke discussies van onze tijd. Dat is zeker een van de meest aantrekkelijke aspecten van het verhaal dat Philipp Blom ons aanbiedt in dit voortreffelijke en zeer toegankelijke boek.


    Categorie:God of geen god?
    19-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rationeel denken
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ratio, rede… als we stilstaan bij een belangrijk begrip als dit, weten we meteen niet meer wat zeggen. Laten we toch maar een poging doen.

    Rede is ons verstand gebruiken: gebruik toch uw verstand! Ons verstand situeert zich in ons hoofd. Denken doen we met onze hersenen. Maar dat is niet het enige wat we met onze hersenen doen. Ook onze emoties behoren essentieel tot onze verstandelijke vermogens, ook dat gebeurt in onze hersenen. Recent onderzoek heeft aangetoond dat onze hersenen bestaan uit verscheidene delen, die elk gespecialiseerd zijn in bepaalde activiteiten. Maar het is even duidelijk dat geen enkele van die hersenzones onafhankelijk van al de andere kan werken. Wanneer zelfs maar een klein gedeelte van de hersenen forfait geeft of beschadigd geraakt, komt de hele persoonlijkheid in het gedrang. We hebben dus in onze hersenen niet één centrum dat zich bezig houdt met de rede, het puur verstandelijk redeneren en een ander, dat uitsluitend met onze emoties begaan is; en misschien nog een derde waar ons geheugen gehuisvest is en een vierde waar ons vermogen tot taal huist en zo verder. De rede, het verstand, dat zijn slechts woorden waarmee we bepaalde specifieke activiteiten van het geheel van onze hersenen benoemen. Om helder na te denken moeten we kunnen rekenen op al onze verstandelijke vermogens, niet slechts over een deel.

    Met de rede bedoelen we in het bijzonder dat gebruik dat zich niet uitsluitend of vooral laat leiden door rauwe emotie, maar dat op die emoties reflecteert, dat zich bewust wordt van de emoties en ze incalculeert of juist verwerpt bij het nemen van de beslissingen.

    De mens kan daardoor verschillende belangen afwegen tegen elkaar: direct genot of een uitgesteld maar hoger genot of een hogere waarde? De krekel en de mier… De redelijke mens is niet het machteloze slachtoffer van zijn brute, primaire emoties, maar houdt steeds de belangrijkste menselijke waarden in ere. De mens is vooruitziend en houdt rekening met eerdere ervaringen en aangeleerde wijsheid. Alcohol drinken geeft een vorm van onmiddellijk genot, maar ook een kater, het tast je hersencellen aan, het leidt tot verslaving, het beïnvloedt je gedrag, het bedreigt je sociaal functioneren… Je kan jezelf opleggen om niet te drinken, of met mate.

    De basisdrift van de mens is persoonlijk zelfbehoud en instandhouding van de soort door voortplanting en door het vormen van een gunstige samenleving; daarbij komt de empathie, die spontaan de gevoelens van zelfbehoud plaatsvervangend opwekt tegenover onze partners, onze nakomelingen, onze vrienden &c. in afnemende mate van verwantschap of vriendschap. Uit eigen ervaring weten we dat als we met een hamer op onze vinger slaan, dat behoorlijk pijn doet. Als we dan zien hoe iemand anders op zijn duim hamert, dan ontlokt ons dat een reactie. Als het gaat om uw zoon, dan kan je als het ware de pijn zelf voelen. Als het gaat om een filmpje op tv over een Japanner die zijn huis aan het verbouwen is, dan schieten we in een lach. Medelijden, empathie is een relatief begrip.

    De rede stelt ons in staat om de complexe belangenconflicten die zich voortdurend aandienen op een bevredigende wijze op te lossen. Ik voel me aangetrokken tot een persoon die ik ontmoet; maar veeleer dan daarop onmiddellijk in te gaan, zal ik een afwachtende of voorzichtige houding aannemen. Ik weet immers dat die andere persoon waarschijnlijk helemaal niet zal zijn zoals ik nu denk, dat die een eigen leefwereld heeft die ik zomaar niet kan binnendringen en eventueel vernietigen, dat toegeven aan mijn ‘verliefdheid’ misschien wel aangenaam zal zijn voor mij, maar ook veel andere waarden en belangen kan bedreigen.

    Redelijk denken en handelen is dus een kwestie van afwegen, van vergelijken en van keuzes maken. Het is geen kwestie van genot of afzien van dat genot, maar een keuze tussen verschillende vormen en gradaties van genot. Daarbij zal de hoogste waarde steeds de primaire zijn: het individueel overleven onder de meest bevredigende omstandigheden, het samenleven in gemeenschap en de instandhouding van de soort door de voortplanting. Dat is de basis van alles, daarover zijn we het meest bezorgd, dat mogen we nooit helemaal of gedurende langere tijd uit het oog verliezen. Men zegt wel eens dat een kort, intens leven beter is dan een lang leven waarin niets speciaals gebeurt. Maar hoeveel mensen zouden er kiezen voor het korte leven, indien ze voor de keuze gesteld werden?

    Hoe die topprioriteit concreet ingevuld wordt, hangt af van de unieke combinatie van gegevens in elk van ons. Er zijn allicht wel enkele min of meer algemene regels. Gij zult niet doden, gij zult het bezit of de echtgenote van een ander niet begeren, gij zult niet liegen… Maar op elke regel is er een uitzondering en regels kunnen ook met elkaar in conflict komen, er zijn in het leven lastige dilemma’s en onoplosbare problemen: damned if you do, damned if you don’t. Het komt mij voor dat als we in dergelijke situaties de basisprincipes in eer houden, we al behoorlijk ver komen. Dat kan dan als een eerste belangrijke regel voor het denken en het handelen gelden. Om te kunnen genieten moet je leven, dus zorg er eerst voor dat je in leven blijft. Om in leven te blijven, heb je de anderen nodig, dus maak dat je met hen kunt samenleven. Overleven doe je op deze aarde, dus draag zorg voor je milieu.

    Dat de primaire waarden primeren, dat ze voorrang hebben op de secundaire, betekent dat we ze in ons afwegen het grootste gewicht geven, in die mate zelfs dat zij beslissend zijn wanneer ze in conflict komen met andere belangen. Met de auto naar het werk rijden is voor de meeste mensen blijkbaar aangenamer dan met het openbaar vervoer of met de fiets. Dat merk je elke morgen en avond. Maar de vervuiling die dat meebrengt, kan levensbedreigend zijn. Op dat ogenblik zetten we de auto aan de kant, vrijwillig of gedwongen. Overleven is belangrijker dan het bedenkelijke plezier van in de file te staan.

    Maar het brengt ook mee dat die waarden ons opeisen. De mens is een vreemd wezen, dat zich in zijn leven met allerlei zaken bezighoudt. Mensen hebben de neiging om zich te specialiseren, om intensief of zelfs obsessief met een bepaald aspect van het leven bezig te zijn en andere te verwaarlozen. Dat kan te maken hebben met de taakverdeling die het samenleven met zich meebrengt: je hebt loodgieters en computerspecialisten, handenarbeiders en meer intellectuele types. Maar vaak is die specialisatie veeleer een hobby en dat kan werkelijk de meest vreemde en zelfs bizarre vormen aannemen. Het gaat van min of meer onschuldige verzamelwoedes tot ziekelijke dwangneuroses. Zo heb ik me destijds verbaasd over mijn jeugdvriend André, de meest begaafde en verstandigste jongeman die ik ooit heb mogen ontmoeten: hij verzamelde de deksels van luciferdoosjes in dikke albums. Zelf maak ik me schuldig aan het verzamelen van postuurtjes. De boog kan niet altijd gespannen staan, het is goed van een onschuldige hobby te hebben, het beantwoordt blijkbaar aan een menselijke drang.

    Maar het bezig zijn met een onschuldige hobby mag niet de hoofdzaak worden. We moeten onze primaire doelstellingen steeds voor ogen houden en daar vooral mee bezig zijn, rechtstreeks of onrechtstreeks. Hobbyvissen is een hobby als een andere, maar wie de hele dag niets anders doet, verengt zijn leven al te zeer en kan moeilijk als een volwaardige deelgenoot gezien worden in de samenleving. We zouden idealiter het grootste gedeelte van onze mentale en materiële energie moeten besteden aan de instandhouding van onze persoon, aan de samenleving en het milieu en aan de instandhouding van de soort door de voortplanting (al dan niet actief). Wanneer dat al te zeer ontbreekt in ons leven, moeten we ons vragen gaan stellen.

    Onze materiële noden vragen steeds minder inspanning, dank zij onze technologische samenleving. Er komt dus meer tijd vrij voor niet-essentiële bezigheden, voor tijdverdrijf, voor het genieten van de aangename kanten van het leven. Voor velen is dat het vrolijk meedraaien in de entertainmentindustrie. Enerzijds werkt men keihard, anderzijds geniet men zo intens mogelijk. Men gaat zo van de ene piek naar de andere. Er is dan nog maar weinig plaats voor gestadig leven in een gezonde mengeling van werk en genot, of voor genot in het werk. Het werk wordt dan meer en meer gezien als een onaangename bezigheid, die ons weerhoudt van het genot. Negotie, een oud woord voor handel, komt van negotium, letterlijk de afwezigheid van vrije tijd. Voor Marx was alles wat de mens afhoudt van het nietsdoen (otium) een vorm van vrijheidsberoving, een aliënatie.

    Redelijk leven, rationeel denken heeft dus te maken met de prioriteiten die we stellen. We denken na over onze emoties. We doen niet zoals Acchille Van Acker destijds memorabel zei: d’abord j’agis et puis je réfléchis.

    Een ander aspect van de samenwerking tussen de rede en de emoties, naast het min of meer beredeneerd nastreven van het genot, is het vermijden van pijn, dat zelf slechts een andere formulering is van het genotbeginsel. Maar vermijden van pijn staat niet gelijk met genot. Genot en pijn staan aan de beide uiteinden van een schaal waarvan het middenpunt de ataraxie is, de onverstoorbaarheid, het rustig en ongehinderd beleven van het bestaan. Toch ligt die ataraxie dichter bij genot, omdat de afwezigheid van pijn op zichzelf al als een positieve ervaring geldt.

    De mens is evenzeer bezig met het angstvallig vermijden van pijn als met het actief nastreven van genot. De kans op pijn is immers zo groot, dat als men niet voorzichtig is, de pijn voortdurend zal toeslaan. Het leven is precair. Wie enkel aan het genot denkt, verliest het risico op pijn uit het oog. De rede zal waarschuwen voor de mogelijke pijn die een onbeheerst nastreven van het genot met zich meebrengt.

    De redelijke mens zal dus zijn aandacht vooral richten op de primaire menselijke activiteiten en zijn energie vooral daaraan besteden. Wie daarvan in belangrijke mate afwijkt, beleeft zijn mens-zijn op een minder dan optimale manier. Het is mogelijk dat dat op een onschuldige manier gebeurt, dat wil zeggen dat de persoon zelf noch de maatschappij eronder lijden. Toch moeten we inzien dat al de tijd die we besteden aan onbelangrijke zaken, in principe te kort doet aan de meer belangrijke. Dat wil niet zeggen dat we altijd en uitsluitend met de belangrijke moeten bezig zijn, maar toch vooral.

    Dat brengt me bij een van mijn blogcorrespondenten. Hij is naar eigen zeggen christelijk gelovig, gelooft in astrologie en nog veel vreemdere zaken. Ik neem hem als voorbeeld van de zeer talrijke schare van mensen die de wereld bekijken op een niet-rationele manier. Op zichzelf is daar niets verkeerds mee, door zo te denken berokkent men niet meteen zichzelf of anderen grote schade. Maar het is een niet-efficiënte, onproductieve en steriele manier van denken. Als iedereen daarmee bezig was, dan zaten we nu nog in de Middeleeuwen. Het kan zijn dat de zogenaamd wetenschappelijke denkwijze zeer onvolmaakt is, maar we kunnen niet anders dan vaststellen dat ze onze maatschappij op een indrukwekkend manier ten goede heeft veranderd op vrijwel alle mogelijke vlakken. Denk alleen al maar aan wat de wetenschap heeft bereikt in de geneeskunde en voor het spectaculair opvoeren van de gemiddelde leeftijd van de mens.

    Enerzijds zijn wij mensen allemaal op een of andere manier bezig met het opbouwen van een maatschappij die gesteund is op wetenschappelijke inzichten, anderzijds heb je mensen die op een totaal onwetenschappelijke manier in het leven staan, te midden van die zelfde wereld, gebruik makend van de vele resultaten van die wetenschap, maar zelf de wetenschappelijke ingesteldheid en de rationaliteit verwerpend. Toch sluipt de rationaliteit ongewild en ongemerkt weer naar binnen, want wat is godsdienst en astrologie anders dan de rationele verwoording van niet-rationele principes? Zelfs de meest fundamentalistische gelovigen zoals Jehova’s Getuigen, doen een beroep op de (in hun ogen) meest overtuigende argumenten om hun geloof te verspreiden. De astrologie is een echte pseudowetenschap, ze gebruikt een ‘wetenschappelijke’ methode voor niet-wetenschappelijk vaststelbare verschijnselen.

    Rationeel denken staat niet alleen tegenover het zich laten leiden door rauwe emoties, maar ook tegenover vormen van denken waarbij men zich min of meer blind laat leiden door anderen. Dat gebeurt onder meer in godsdienstige en bijgelovige context, in sekten en dictatoriale organisaties of maatschappijen en ook in zeer traditionele vormen van samenleving. Men vertrouwt dan, al dan niet gedwongen of mentaal beïnvloed, op wat anderen voorhouden. Toch is het in dergelijke gevallen steeds mogelijk, maar niet altijd even gemakkelijk, voor een individu en voor groepen om zich daaruit los te maken door gebruik te maken van de eigen verstandelijke vermogens.

    Rationeel denken wordt vaak ook in contrast geplaatst met intuïtief denken. Wie intuïtief denkt, komt ‘zomaar’ tot een besluit, een inzicht, in een flits, het bekende lampje dat gaat branden in een tekstwolkje van stripverhaal. Rationeel denken brengt men dan in verband met een manier van denken waarbij men achtereenvolgens min of meer moeizaam bepaalde stappen doorloopt die een voor een zorgvuldig worden afgewogen en waarbij alle consequenties op voorhand onderzocht worden. Men noemt dat ook logisch denken. Het syllogisme is daarvan een voorbeeld. Men vertrekt van een algemene stelling (major), toetst daaraan een bijzonder geval (minor) en trekt daaruit een besluit (conclusio). Het klassieke voorbeeld is: Alle mensen zijn sterfelijk; Socrates is een mens; dus is Socrates sterfelijk. Een ander even klassiek hilarisch voorbeeld is dit: Ik kan in mijn jas. Mijn jas kan in mijn valies. Ik kan dus in mijn valies…

    Rationaliteit, redelijkheid in de goede betekenis van het woord kan echter zeer goed samengaan met intuïtief denken, met niet-autonoom denken en zelfs met denken dat louter gebaseerd is op emoties. De mens beschikt inderdaad over verscheidene manieren om tot de waarheid te komen. Eenvoudige mensen komen niet zelden tot zeer diepe inzichten in de meest subtiele of complexe vragen die men zich kan stellen. Levenservaring kan tot wijsheid leiden. Gelovigen kunnen uit hun godsdienst die elementen halen die hen toelaten om tot conclusies te komen die perfect overeenkomen met wat men via autonoom denken ontdekt. Het is inderdaad niet zo dat iets verkeerd of irrationeel is louter omdat een godsdienst het voorschrijft. Een of meer keer per week vis eten is gezond. Het is vaak beter om rekening te houden met wat gezagsvolle mensen of instellingen zeggen over een of ander onderwerp. Traditionele opvattingen zijn daarom nog niet zinloos. Zonder intuïtieve inzichten en zelfs dromen zou de wetenschap veel armer zijn. Wie zich laat leiden door zijn emoties kan zich vreselijk vergissen, maar niet noodzakelijk: onze emoties zijn vaak een uitstekende leidraad.

    We kunnen dus een nuttig onderscheid maken tussen rationeel denken als een bepaalde methode om tot een conclusie te komen enerzijds en de kwaliteit van een conclusie, hoe men daartoe ook gekomen is.

    Een voorbeeld.

    Iemand staat aan de oever van een diepe, brede, snelstromende rivier en ziet dat een kind in het water valt en meegesleurd wordt. We veronderstellen dat noch het kind, noch de toeschouwer kunnen zwemmen. Wat zal de toeschouwer doen? Ik veronderstel dat we geredelijk kunnen aannemen dat die persoon al het mogelijke zal doen om het kind te redden, behalve zelf in het water springen. Het maakt daarbij niet uit of de persoon in kwestie daarover rationeel heeft nagedacht of niet; of hij of zij intuïtief heeft aangevoeld dat het zinloos is om het eigen leven te riskeren zonder enige kans op redding voor het kind; of hij of zij bewust is ingegaan tegen de regel van de naastenliefde zoals bijvoorbeeld het christendom die voorschrijft, of tegen de burgerlijke wetgeving die zegt dat men verplicht is om een medemens in nood bijstand te verlenen.

    Ik neem aan dat de meeste mensen het erover eens zullen zijn dat die toeschouwer de juiste beslissing heeft genomen, namelijk alles doen dat mogelijk is, maar niet het eigen leven zinloos in gevaar brengen. Hoe we het ook bekijken, het lijkt ons een juiste beslissing, maar ze is hartverscheurend en treft ze ons zeer diep; hoe zeer we ook overtuigd zijn dat we de juiste beslissing hebben genomen, emotioneel kunnen we ons er maar moeilijk mee verzoenen.

    Een ander voorbeeld. Een kind is zwaargewond bij een verkeersongeval en heeft dringend een bloedtransfusie nodig. Er is toevallig geen bloed van het juiste type voorhanden. Een van de ouders heeft hetzelfde type als zijn kind, maar zij behoort tot een godsdienst die bloedtransfusies verbiedt. Indien zij beslist om desondanks toch haar bloed te geven, zullen we dat een rationele beslissing noemen, maar ook emotioneel en intuïtief is het de juiste houding. Indien zij integendeel de transfusie zou weigeren om religieuze redenen, dan zou dat vanuit alle andere standpunten onaanvaardbaar zijn.

    Rationaliteit is dus veeleer een eigenschap van beslissingen dan een exclusieve manier om tot een dergelijke beslissing te komen. Het heeft uiteindelijk geen enkel belang hoe men tot een conclusie komt, als het maar de goede is. Anderzijds moeten we toch erkennen dat zeker in een groot aantal van de gevallen het meer waarschijnlijk is dat men tot de juiste conclusies zal komen als men (rationeel) nadenkt dan als men dat niet doet. Onze emoties zijn niet altijd de beste raadgevers. De wanhopige toeschouwer bij het verdrinkende kind uit ons voorbeeld zal zich daarvan zeer pijnlijk bewust zijn. Onze intuïtie laat ons wel eens in de steek, zeker wanneer wij bewust om de tuin geleid worden door reclame of door gewiekste boosaardige individuen. Het zo geprezen gezond verstand moet dikwijls de duimen leggen voor de nuchtere wetenschap.

    Men verwijt me wel eens dat ik alles veel te rationeel bekijk. Mijn ietwat uitdagend antwoord daarop is steevast: is er een andere manier? Wat ik eigenlijk bedoel is: ik weet wel dat men ook irrationeel kan te werk gaan en met niets en niemand rekening houden, maar wie zou dat echt willen? Ik vind van mezelf niet dat ik gevoelloos ben, een koele kikker, dat ik geen emoties zou kennen, gelukkig maar! Die soms zeer hevige, overweldigende en ontredderende gevoelens verhinderen me echter (meestal...) niet om daarnaast en daarbij ook na te denken bij wat ik doe, denk en schrijf. Nadenken doodt de emoties niet. Filosofen en wetenschappers, de schoolvoorbeelden van mensen die nadenken, zijn vaak zeer emotionele mensen, het volstaat om hun biografieën te lezen om daaraan nooit meer te twijfelen. Emoties verdwijnen niet als men erover nadenkt, ze worden vaak nog complexer en zelfs heviger. Rationeel leven betekent niet dat men alle gevoelens vermijdt of uitschakelt. Wat we moeten betrachten is een gezond evenwicht tussen alles wat ons beroert, ook al weten we dat we daarin slechts zelden slagen.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    14-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Arvo Pärt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wie ooit muziek van Arvo Pärt gehoord heeft, zal dat nooit meer vergeten.

    Liefhebbers van klassieke muziek zijn er legio. Slechts heel weinig mensen lusten er helemaal niets van. Iedereen heeft zo zijn lievelingsstuk: Morgenstemming uit Peer Gynt van Grieg, de vijfde van Beethoven, de Radetzky-mars op Nieuwjaarsdag, de Bloemenwals van Tsjaikovski, Kleine Nachtmuziek van Mozart, Für Elise van Beethoven, Alle Menschen werden Brüder (idem), Traümerei van Schumann, een nocturne van Chopin, de Forel van Schubert, de triomfmars uit Aïda van Verdi, Nessun dorma uit Turandot van Puccini, Casta Diva uit Norma van Bellini…en zo kunnen we nog wel even doorgaan, keuze te over.

    Maar al die klassiekers van de klassieke muziek zijn oud, ze gaan al vele jaren, soms eeuwen mee. Je krijgt dan de indruk dat er sindsdien geen ‘klassieke’ muziek meer geschreven is. Voor veel mensen houdt de muziekgeschiedenis op ergens rond 1850. Wat daarna nog gecomponeerd is, ligt niet zo goed in het gehoor. Muziek uit de twintigste eeuw is… moeilijk, of dat denken we toch. Muziek van na 1950, daar weten we zo goed als niets van. Hedendaagse klassieke muziek, bestaat dat wel?

    Ik laat deze retorische vraag even nazinderen, om je dan mee te nemen naar een onbekend land, een onbekende componist en zijn onbekende muziek.

    Arvo Pärt werd geboren op 11 september 1935 in Estland, een lidstaat van de Sovjet-Unie sinds de bezetting in 1940, nu weer een onafhankelijk land, lid van de Europese Unie, met ongeveer 1,4 miljoen inwoners. In 1980 bereikten de wrijvingen en conflicten van Arvo Pärt met de Sovjetautoriteiten een hoogtepunt. Hij week uit met zijn echtgenote en twee zonen, eerst naar Wenen, waar hij de Oostenrijkse nationaliteit verwierf, daarna naar Berlijn. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie keerde hij terug naar zijn vaderland en verblijft nu vaak in Tallinn, de hoofdstad van Estland.

    Aanvankelijk schreef Pärt muziek in de stijl van zijn leermeesters aan het conservatorium, die zich vooral lieten leiden door de moderne, zelfs experimentele muziek van het begin van de twintigste eeuw, met als grote voorbeelden de dodecafonische en seriële muziek van Schönberg, Berg en Webern, maar ook het werk van Bartok, Sjostakovitsj en Prokofiev. Net als deze laatste twee had Pärt een gespannen verhouding met de cultuurkritiek van de Sovjet dictatuur. Soms werd zijn werk geprezen en bekroond, soms verboden als volksvreemd en elitair. Dit leidde tot een van de verscheidene periodes van stilte in het muzikale oeuvre van Pärt. Hij trok zich terug en bestudeerde zeer intensief de (Frans-) Vlaamse polyfone muziek van de 14de tot de 16de eeuw. Later zouden zijn opzoekingen hem naar de wortels zelf van de Europese muziek brengen: het Gregoriaans, de middeleeuwse muziek en die van de vroege Renaissance. We moeten daarbij bedenken dat tijdens de periode van de Koude Oorlog contacten met het Westen vrijwel onmogelijk waren.

    Geïnspireerd door zijn musicologische research begon hij te componeren in een totaal nieuwe stijl, gekenmerkt door een radicale vereenvoudiging. Waarom veel noten schrijven, als één enkele kan volstaan? Waarom complexe structuren opzetten en ingewikkelde methodes, als je met de eenvoudige toonladders uit het begin van onze muziektraditie al oneindig veel mogelijkheden hebt? Waarom vergezochte samenklanken uitproberen wanneer de eenvoudige drieklank, het samenklinken van drie tonen zoals do-mi-sol, waarbij je dus telkens een toon overslaat, al zo expressief is in al zijn mogelijke combinaties?

    Men noemt de muziek van Arvo Pärt minimalistisch en verwijst naar andere 20ste-eeuwse componisten die ongeveer tegelijker tijd die weg opgingen: John Cage, Terry Riley, Philip Glass, Steve Reich en John Adams in de States, in Europa onze nationale Karel Goeyvaerts, Louis Andriessen (Nederland), Henryk Gorecki (Polen), John Taverner (Groot-Brittannië), om de belangrijkste te vernoemen. John Cage ging het verst in die richting. Zijn compositie getiteld 4’33” is in de praktijk vier minuten en drieëndertig seconden stilte, voor een of meer muzikanten, met willekeurige instrumenten, die dus geen noot muziek spelen.

    Zover gaat Arvo Pärt niet, maar de stilte is hoorbaar aanwezig in al zijn composities. Het is alsof hij beschroomd is om de stilte te doorbreken, alsof hij enkel klanken wil laten horen die beter zijn dan de gewijde stilte, die de stilte nog accentueren.

    Wanneer ik spreek van ‘gewijde’ stilte, raak ik meteen een ander verrassend en opvallend aspect aan van de muziek van Pärt. Veel van zijn composities, vooral dan de vocale, dragen religieuze titels of verwijzen op een of andere manier naar godsdienstige thema’s: Stabat Mater, Miserere, Missa, Magnificat, Passio, De profundis, Nunc dimittis, Salve Regina, Da pacem Domine, Te Deum… Zijn symfonische en instrumentale werken dragen dan weer meer klassieke titels: symfonie, passacaglia, sonatine, quintetto, sonatine; soms zijn er meer sprekende titels, zoals het belangrijke Fratres (Broeders).

    Is Pärt een religieus componist? Ik zou het niet weten. Was Bach een religieus componist? Ben je een religieus componist als je religieuze muziek schrijft? En wat is religieuze muziek precies? Is muziek die ten gehore gebracht wordt bij religieuze plechtigheden ipso facto religieuze muziek? Luister eens naar een Bach-cantate, naar een mis van Haydn, naar de polyfone Vlaamse muziek die Pärt zich zo eigen heeft gemaakt… De kerken hebben steeds een beroep gedaan op de kunst, zowel de bouwkunst, de schilderkunst, de sierkunsten en de toegepaste kunsten en dus ook op de muziek. Zij zijn eeuwen lang de belangrijkste opdrachtgevers geweest, samen met de wereldlijke machthebbers, voor kunstenaars van alle slag. Zo is het ook met Pärt gegaan. Waar kon hij terecht met zijn composities voor koor? Bij de vele traditionele kerkkoren. In het door de goddeloze Sovjets bezette Estland was dat overigens zelfs een daad van verzet.

    Ik weet niet of Arvo Pärt een atheïst is of een diep gelovig man. Voor mij doet het er ook niet toe. Als ik zijn ‘gewijde’ muziek beluister, hoor ik nauwelijks de religieuze teksten, ik hoor de muziek, de klanken, ik luister bijna niet naar de betekenis van de (soms zeer banale of zelfs storende) woorden. Pärt is er niet op uit om die woorden naar voren te laten komen, om die religieuze betekenis te accentueren of te illustreren. Het is hem duidelijk te doen om de puur muzikale ervaring, net zoals bij Bach, dat andere grote voorbeeld van Pärt en van elke componist sinds Bach.

    Arvo Pärt noemt zijn muziek tintinnabuli, naar het Latijn voor ‘bel, klok’. Hij gaat inderdaad met de muzikale klanken om alsof het onveranderlijke, autonome auditieve gegevens zijn, zoals de toonhoogte en de klankkleur van klokken, die je enkel kan laten weerklinken zoals ze zijn. De klank van een viool kan je beïnvloeden door de manier van erop te spelen, die van een klok niet. Pärt beperkt zich ertoe de klanken die de mens ter beschikking staan te laten horen in hun meest eenvoudige vorm, hun simpelste combinaties. Door zijn goede muzikale smaak, zijn historische en musicologische opzoekingen en zijn subtiel emotioneel aanvoelen en zijn uitzonderlijk artistiek genie slaagt hij er telkens weer in om ons te verrassen en te boeien.

    Men zegt wel eens dat de tijd de beste toetssteen is voor kwaliteit: wat de kritiek der eeuwen heeft doorstaan, wat overblijft als al het onbelangrijke is vergeten, dat zijn de onvergankelijke meesterwerken van de mensheid, de klassiekers, dat is de canon en de norm. De werkelijkheid is anders. Er is een tijd geweest dat niemand nog naar werk van Johan Sebastian Bach wou luisteren, tot Mendelssohn hem weer onder de aandacht bracht. De muziek van voor 1600 was eeuwenlang totaal vergeten. Schuberts werk is tijdens zijn leven nauwelijks opgevoerd. Wie had er vijftig jaar geleden ooit muziek van Monteverdi gehoord, of van Bellini? Niemand had ooit van Henryk Gorecki gehoord, tot in 1992 een nieuwe opname van zijn vijftien jaar eerder gecomponeerde derde symfonie door een disc jockey gepromoot werd op de BBC; sindsdien zijn er een miljoen exemplaren van verkocht…

    De muziekgeschiedenis is er een van vergeten, miskennen en van revival. Wie we vergeten, wie we tot klassiekers verheffen, wie we van onder het stof halen, het heeft ongetwijfeld met de intrinsieke waarde, de kwaliteit te maken, maar ook met het toeval. Hoe zal het de muziek van Arvo Pärt vergaan? Ik weet het niet. Ik vond het in alle geval de moeite om hem onder uw aandacht te brengen. Misschien kende je hem niet, had je nog nooit zijn muziek beluisterd. Dan is het nu het moment om daar iets aan te doen. Zoek hem eens op in de mediatheek, ga eens naar youtube, koop eens een cd van hem. En als het niet meteen bevalt, wat ik durf te betwijfelen, geef hem dan een tweede kans. Die verdienen we toch allemaal?


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    10-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paulus' hooglied van de liefde

    Paulus, 1 Korintiërs 13,1-13

    De liefde

    1 Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal.

    Words, words, words… (Shakespeare, Hamlet, Act 2, scene 2).

    Dat is wat Hamlet antwoordt wanneer Polonius hem vraagt: wat ben je aan het lezen? De mens is het enige dier dat echt spreekt, het enige talige levende wezen. Wat wij met woorden kunnen vertolken is eindeloos, overweldigend, fabuleus. Stel je al de woorden voor, al de zinnen die de mensheid ooit heeft uitgesproken, gezongen, geschreven, geschreeuwd! En toch meent Paulus dat het allemaal niets is, als we de liefde niet hebben. Dan is ons spreken waardeloos, klinkt het luid maar hol. Is dat zo?

    Natuurlijk niet. Mensen praten voortdurend met elkaar zonder dat er liefde mee gemoeid is. Wij voeren zakelijke gesprekken, wij schrijven handleidingen voor het gebruik van elektrische apparaten en technologische gadgets, we luisteren naar wetenschappelijke uiteenzettingen… Je hoeft niet door liefde bevlogen te zijn als je spreekt, het komt er vooral op aan dat je verstaanbaar bent, dat je je gedachten helder kunt formuleren en ze overtuigend overbrengen. Liefde komt er slechts in uitzonderlijke gevallen aan te pas: wanneer je iemand je liefde verklaart, of je diepste zielenroerselen aan het papier of het scherm toevertrouwt; wanneer je afscheid neemt, tijdelijk of voorgoed. Maar dan blijkt pas hoe moeilijk het is om je gevoelens in woorden om te zetten. Dan voelen we aan dat woorden altijd tekortschieten, ontoereikend zijn. Net wanneer we ze het meest nodig hebben, glippen de woorden ons door de vingers en staan we, tot tranen toe bewogen, woordeloos, onmachtig om onze liefde in woorden te uiten.

    Er is nog meer aan de hand met deze beeldspraak van Paulus. Een dreunende gong, de schelle cimbalen, dat is wat een orkest de grootste schittering geeft, de meest indrukwekkende klank! Als een componist werkelijk alles uit de kast wil halen, dan doet hij precies daarop een beroep. De cimbalen zijn het exuberante hoogtepunt van elk machtig orkestraal meesterwerk, het apogeum, het ultieme paroxisme van de spetterende klankrijkdom. De Chinese gong overstemt met zijn doordringend galmende en minutenlang nazinderende klank het hele orkest. Ik wou dat ik met mijn taal een fractie kon bereiken van wat een bescheiden muzikant vermag met de oudste, meest simpele maar machtigste van alle muziekinstrumenten.

    Het spreekwoord zegt: je bent zo vaak mens als je talen kent. En wie bewondert niet een leraar of een spreker of een woordkunstenaar die mensen kan beroeren met zijn woorden? Is lezen niet een van de meest verheven menselijke vermogens? Schrijven wij niet elk jaar een miljoen boeken? Het is wel degelijk belangrijk dat we onze moedertaal kennen, dat we haar spontaan beheersen; dat we ook vreemde talen kennen, levende en zogenaamd dode, om teksten in hun oorspronkelijke bewoordingen te begrijpen. Het grootste gedeelte van de jarenlange opleiding die we onze kinderen geven, bestaat uit het aanleren van taal.

    Lewis Carroll biedt ons in zijn Through the Looking-Glass, ook een verhaal met een spiegel, volgende dialoog aan tussen Alice en Humpty Dumpty:

    `When I use a word,' Humpty Dumpty said in rather a scornful tone, `it means just what I choose it to mean -- neither more nor less.'

    `The question is,' said Alice, `whether you can make words mean so many different things.'

    `The question is,' said Humpty Dumpty, `which is to be master - - that's all.'

    Om het dan met Tina Turner te zeggen: What’s love got to do with it? What’s love but a second hand emotion…`Liefde’ is een weinig elegante kapstok waaraan we alles ophangen wat we niet met zijn eigen naam durven benoemen. Het is een vuig eufemisme, een verbastering van elk eerlijk spreken, de ultieme verleider uit de cataloog van Don Giovanni. Love is a four-letter word.

    2 Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.

    In de oudheid en nog lang daarna lieten boosaardige lieden hun goedgelovige medemensen geloven dat profetieën werkelijk mogelijk waren, dat bepaalde bijzonder begaafde mensen de toekomst konden voorspellen. Ook vandaag nog vind je mensen die hun horoscoop raadplegen of naar waarzeggers trekken. Maar we weten wel beter: alleen charlatans wagen zich aan dat soort van voorspellingen. Wetenschappers baseren zich op feiten om voorspellingen te doen, zoals de erg accurate weersvoorspellingen die we in de media krijgen. Beursgoeroes verkopen hun voorspellingen voor grof geld, maar als ze het zo goed weten, waarom zijn ze dan niet rijk? Er is dus niet zoiets als de gave van het profeteren, ook al heeft de katholieke kerk daaraan steeds vastgehouden, niet alleen over de voorspellingen in het Oude Testament, maar ook nu nog.

    Wij vertrouwen daarentegen voortdurend en bijna blindelings op onze kennis en die van anderen. We vertrouwen erop dat de brug sterk genoeg is om de trein te dragen of de duizenden auto’s. We rekenen erop dat de harde schijf onze gegevens ongerept zal bewaren. We verdringen elke irrationele vrees dat het vliegtuig misschien zomaar zal neerstorten. Nam et ipsa scientia potestas est (Bacon, Meditationes sacrae, 1579): want de kennis zelf is macht. Wij weten echter ook dat alle kennen, alle weten slechts voorlopig is, tot we weer een stap verder zetten. Of we ooit alles zullen doorgronden is weinig waarschijnlijk. Maar wat we nu al weten, is ronduit indrukwekkend.

    ‘Het geloof verzet bergen’. We lezen hier bij Paulus de bron van dit bekende gezegde. Coaches allerhande weten het: motivatie is alles! Wie overtuigd is dat hij tot iets in staat is, heeft een grotere kans om dat ook waar te maken dan iemand die pessimistisch is over zijn eigen kansen. Toch is dat niet altijd zo. Vaak overschatten we onze mogelijkheden en proberen we iets terwijl we goed weten dat het nooit kan lukken, dat we er niet toe in staat zijn. Vermetelheid, noemen we dat. Overdreven zelfvertrouwen en dat is nergens goed voor.

    Geloof alleen verzet geen bergen, je moet ook de middelen hebben. Een toerist vroeg ooit aan de beroemde pianist Arthur Rubinstein de weg naar Carnegie Hall in New York: “How do I get to Carnegie Hall?” Zijn laconiek antwoord: “Practice, practice, practice…” Oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Wij verzetten onze bergen niet met geloof, maar met dynamiet, enorme graafmachines, bulldozers en trucks die vele tonnen rotsen in een keer kunnen vervoeren. Met hard werken, niet met bidden.

    Liefde, zegt Paulus, dat is wat we nodig hebben. In vergelijking met de liefde is de niet geringe gave van de profetie, het verstand om geheimen te doorgronden, de kennis die macht geeft en zelfs het geloof dat bergen verzet, niets, helemaal niets. Dat maakt ons op zijn minst nieuwsgierig naar wat die liefde dan wel mag zijn. Laten we verder lezen.

    3 Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.

    Liefde, zegt Paulus, heeft niets te maken met liefdadigheid. Zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat iemand al zijn bezittingen zou verkopen om de honger te stillen van de armen: het zal niet baten, dat wil zeggen: je hebt er geen verdienste aan, het zal je niet ten goede gerekend worden, als je de liefde niet hebt. Dat is wat dubbelzinnig: moet je goede werken doen én bovendien de liefde hebben, moet je dus de goede werken doen uit liefde voor je medemens? Dat lijkt logisch. Als je het goede doet uit berekening, dan ben je een handeltje aan het drijven, zoals dat in de late middeleeuwen gebruikelijk was in de kerk: aflaten kopen, goede werken doen maar er verder lustig op los leven. Dat is het waartegen Luther in opstand kwam en vele andere ernstige gelovigen met hem. God is niet omkoopbaar, vonden ze. Of bedoelt Paulus iets anders, namelijk dat goede werken onbelangrijk zijn, dat je gewoon (nou ja, gewoon) de mensen moet liefhebben? Maar waarin bestaat dat liefhebben? Ook dat hopen we verder in de tekst te ontdekken.

    Wat bedoelt Paulus met het prijsgeven van ons lichaam en daar trots op zijn? Letterlijk staat er: zelfs al geef ik mijn lichaam over om het op te branden. Mogelijks verwijst hij naar de christelijke martelaars, maar het lijkt ons vreemd dat hij zelfs daarop zou afdingen, op wat Cicero servitutis extremum summumque supplicium,(In Verrem 2.5.169) noemde, en de "wreedste en meest afschuwelijke straf (crudelissimum taeterrimumque supplicium, ibid. 2.5. 165), de glorievolle marteldood, voor het christendom en vandaag ook voor de Islam de meest zekere weg naar de hemel. Misschien dat zijn toehoorders van toen deze allusie begrepen, voor ons en voor de meeste commentatoren, vroege en nu, is ze duister, om niet te zeggen onbegrijpelijk.

    4 De liefde is geduldig en vol goedheid.

    Hier begint Paulus aan de opsomming van de positieve aspecten van de liefde, na eerder benadrukt te hebben wat liefde niet is, of wat onbelangrijk is in vergelijking met de liefde. Vooreerst is liefde geduldig. Dat zal wel, in bepaalde gevallen. Een vader die zijn kind opvoedt, doet er goed aan geduldig te zijn, want met ongeduld komt ie nergens. Hij moet dus wel geduldig zijn, hij kan niet anders, kinderen laten zich nu eenmaal niet dwingen. Dat geldt ook voor andere geliefden. Maar geduld is niet identiek met liefde. Geduld is niet altijd de oplossing, soms moet je er ook eens flink kunnen invliegen. Doortastendheid en ijver zijn zeker zo belangrijk als geduld. Geduld kan ook een ondeugd zijn. Wij moeten ons durven verzetten tegen onrecht, het geeft geen pas om dan verduldig te zijn. Het Belgisch justitiebeleid is een schoolvoorbeeld van overdreven en misplaatst geduld, van schuldig verzuim, met andere woorden. Een overdaad aan geduld maakt meer slachtoffers dan gepast reageren.

    Dat liefde vol goedheid is, daar zal niemand aan twijfelen. Maar wat betekent goedheid hier? Niets. We worden er niet wijzer van, het is een leeg begrip. Laten we verder lezen.

    De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. 5 Ze is niet grof en niet zelfzuchtig;

    Dit lijkt wel erg evident. Afgunst is zowat het tegenovergestelde van liefde, net zoals oppervlakkigheid, aanstellerij en eigenwaan. Dat we in onze omgang met anderen niet brutaal mogen zijn of egoïstisch, we hebben Paulus niet nodig om dat te weten.

    ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan,…

    Dat is al veel moeilijker. Dat liefde zich niet laat opwinden en zomaar het kwaad over zich zou moeten laten gaan, dat geloof ik niet. Wij krijgen hier een beeld van de al te zachtaardige christen, de gelaten, onverstoorbaar lankmoedige gelovige die in alle omstandigheden vertrouwt in de wijsheid, en de liefde, wel te verstaan, van God. Het is een onmenselijk beeld, dat zelfs vloekt met andere Bijbelcitaten. Jezus zelf was allicht behoorlijk opgewonden toen hij de kooplui uit de tempel ranselde met zijn gordel… Dat liefde immuun zou zijn, of moeten zijn, voor alle kwaadwilligheid, dat aanvaarden wij niet. Een echtgenote die moe getergd is door haar bazige echtgenoot doet er goed aan om aan zichzelf en haar kinderen te denken en de onverlaat vaarwel te zeggen. De liefde moet van beide kanten komen. De tijd is gelukkig voorbij dat anderen voor ons beslisten wat huwelijksliefde is. De mens heeft het recht om voor zichzelf op te komen. Een liefde die doodt, fysiek of psychisch, is geen liefde, maar haat. De gedweeë, onderdanige gelovige die zijn plaats weet in de maatschappij en die zich willoos laat onderwerpen door hoogmoedige vorsten, barbaarse krijgsheren, gewiekste kooplui en machtsgeile afgodendienaars, die heeft zijn rug gerecht en kijkt zijn medeburgers vrank en vrij in de ogen. Vergelijk dat met dit citaat uit het deze brief:

    7, 17In het algemeen: laat ieder in de positie blijven die de Heer hem heeft gegeven, blijven wat hij was toen God hem riep. Dat schrijf ik voor aan alle gemeenten. 18Iemand die besneden was toen God hem riep, moet het niet ongedaan laten maken. Iemand die onbesneden was toen God hem riep, moet zich niet laten besnijden. 19Het is volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is, belangrijk is dat men de geboden van God in acht neemt. 20Laat ieder blijven wat hij was toen hij geroepen werd. 21Wanneer u als slaaf geroepen bent, moet u dat niets kunnen schelen (hoewel u de kans om vrij te worden zeker moet benutten). 22Want een slaaf die door de Heer geroepen is, is een vrijgelatene van de Heer, zoals degene die als vrij man geroepen is een slaaf van Christus is. 23U bent gekocht en betaald, dus wees geen slaven van mensen. 24Laat, broeders en zusters, ieder voor God blijven wat hij was toen hij geroepen werd.

    Merk op dat vers 21 zeer controversieel is. In het Griekse origineel staat er: zelfs als je een vrij man kan worden, mallon chrèsai. Over de vertaling van die twee woorden zijn dikke boeken geschreven. Letterlijk betekent het: maak veeleer (daarvan) gebruik. Dat kan dan alle kanten uit: maak gebruik van de mogelijkheid om een vrij man te worden? Of, zoals de onverdachte Willibrord-vertaling het heeft: ‘blijf dan toch liever slaaf’! Die interpretatie past veel beter in Paulus’ redenering dat iedereen het best blijft wat hij is. Hij voegt er immers aan toe: zelfs als je officieel de manumissio zou krijgen en vrij man worden, dat betekent nog niets in de ogen van God. In de Nieuwe Bijbelvertaling krijgen we een verdacht vrije en modernere interpretatie: ‘hoewel u de kans om vrij te worden zeker moet benutten’. Maar waarom zou Paulus dan vervolgens blijven stellen dat slaaf zijn van mensen niets betekent: wie slaaf is van mensen is vrij voor God en omgekeerd.

    6 ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid.

    Wat is dat nu voor iets! Is er iemand die zich verheugt in onrecht, hetzij tegenover zichzelf, hetzij tegenover anderen? Geen mens die masochisme of leedvermaak zou gelijkstellen met liefde. En dat de waarheid ons meer verheugt dan leugen of misleiding, ook daaraan zal geen mens twijfelen.

    7 Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.

    Nee, dat doet ze niet. We zegden daarnet al dat liefde absoluut niet alles verdraagt, dat het helemaal geen teken van liefde is om geweld, onderdrukking, mishandeling of vernedering ‘liefdevol’ te verdragen. Waarom zouden we alles geloven wat men ons vertelt? Wat is er verkeerd met enig gezond wantrouwen? Waarom zouden we goedgelovig zijn? En waarom zouden we al onze kaarten op de hoop stellen, in plaats van te vertrouwen op eigen kunnen? Hoop op wat? Op het geluk, het fatum, op God? Wat is er zo goed aan volharden? Wij mogen bijvoorbeeld niet volharden in de boosheid. Overdreven ijver is een zonde. Onvoorwaardelijke trouw is waanzin.

    8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – 9 want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt.

    Profetieën zullen verdwijnen, zegt Paulus, nadat hij er zelf een heeft ten beste gegeven: de liefde zal nooit vergaan. Hij is er even zeker van dat onze taal en onze kennis zullen verloren gaan (samen met de onzinnige voorspellingen). Het is een apocalyptisch beeld, dat niet strookt met onze wereld, waarin taal en kennis hoogtij vieren en zorgen dat zeven miljard mensen erin slagen om te overleven, de meesten zelfs in behoorlijke tot ronduit luxueuze omstandigheden.

    Welke liefde is het die nooit zal vergaan? Wij mensen weten dat elke liefde stuk kan gaan. Paulus verbiedt echtscheiding, behalve bij gemengde huwelijken, wanneer de niet-christene partner wenst te scheiden. Blijkbaar is in dat geval de liefde niet zo onvergankelijk, de huwelijksband toch niet zo onverbrekelijk… Ouders hebben hun kinderen verstoten, kinderen hun ouders. De mens is in staat tot liefde, maar ook tot haat. Mensen kunnen elkaars hart breken.

    10 Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen.

    Ook dit is een irrationele verwijzing naar een aanstaande totale catastrofe, een wereldbrand, het einde van de wereld, de aanstaande terugkeer van Christus op aarde. Maar op welke gronden maakt Paulus deze gratuite, bevreemdende profetie, die overigens niet uitgekomen is?

    11 Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. 12 Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.

    Dit zijn de woorden die mij en vele anderen het meest beroeren en ook het vaakst geciteerd worden. Paulus vergelijkt de overgang naar de volwassenheid met de sprong die wij zullen maken wanneer wij oog in oog zullen staan met, naar wij vermoeden, God zelf, hij die alles weet, die in het diepste van ons hart kan kijken en die ons weten zal verheffen tot een goddelijke absoluutheid, een ware identificatie tussen kennen en gekend worden. Maar wat als die overgang er niet is? Als er geen God is die op ons wacht?

    Wat is die wazige spiegel waar Paulus naar verwijst? Vooreerst moeten we beseffen dat de heldere spiegels die wij kennen in Europa pas in de Renaissance ontstaan zijn, in Venetië, de glas-stad bij uitstek, op het eiland Murano, waar de glasblazers naartoe verbannen waren wegens de gevaarlijke uitwasemingen in hun ateliers. Toen is men voor het eerst op grote schaal glazen spiegels gaan fabriceren, waarbij op de achterkant van geslepen glas een dunne laag kwik werd aangebracht. Pas rond 1850 heeft Justus von Liebig (die van de Liebig bouillonblokjes, ja) een procedé ontdekt om met het minder giftige zilvernitraat een hoogreflecterende laag aan te brengen op glas. In de oudheid waren spiegels gewoon gladde natuurlijke materialen, zoals obsidiaan en later alle metalen die men kon pollijsten. Korinthe was in de oudheid befaamd om zijn spiegels, zoals Murano later. Maar de kwaliteit van dergelijke spiegels was niet te vergelijken met wat wij nu gebruiken. Binnenshuis waren spiegels onbruikbaar, zelfs met kaarslicht. Het gereflecteerde licht is nauwelijks voldoende om veel meer dan een vage schaduw weer te geven van of voor wie erin kijkt. De vergelijking die Paulus maakt slaat dus op de primitieve spiegels die hij kende.

    Maar wat staat er letterlijk in de tekst? Blepomen gar arti di’ e[i]soptrou en ainigmati. ’Wij kijken nu immers bij middel van (of door) een spiegel naar een raadsel’.

    Wie in een antieke spiegel keek, zag slechts een vage, onduidelijke afspiegeling van zijn aangezicht of van datgene wat erin gereflecteerd werd. Als je niet wist dat het je eigen aangezicht was, dan zou je het niet eens herkennen, het zou een enigma zijn, een raadsel. In het Engels vertaalt men deze zinsnede gewoonlijk als volgt: For now we see through a glass, darkly. We weten inderdaad niet zeker of Paulus een echte spiegel bedoelde, want spiegels waren duur en zeldzaam. Hij kan ook verwezen hebben naar de primitieve half opake glazen of perkamenten ruiten die in de betere huizen gebruikt werden. Hoe dan ook, hij verwijst naar een onbeholpen, onvolmaakte manier om de dingen te zien, die hij contrasteert met het zien van aangezicht tot aangezicht, prosoopon pros prosoopon. Nu zien we slechts een gedeelte van wat er is, omdat de spiegel een onvolledig beeld weergeeft, maar dan zullen we alles zien, want als twee mensen van aangezicht tot aangezicht naar elkaar kijken, zonder dat er iets in de weg staat, dan herkent de ene de andere zoals de andere de ene herkent. Paulus beschrijft hier louter de manier van kijken, niet wát we zullen zien. De vertaling ‘dan zal ik kennen zoals ik zelf gekend ben’ is misleidend, dat staat er niet; de letterlijke tekst zegt: dan zal echter ik herkennen zoals ik ook herkend wordt: epigignooskoo betekent niet ‘door en door kennen, volledig kennen’, maar wel ‘toekijken’ en vandaar herkennen, erkennen, leren kennen, ontdekken, te weten komen. We moeten in de beeldspraak van de spiegel blijven: als we van aangezicht tot aangezicht kijken, dan is de herkenning on-middellijk en onmiddellijk. Het gaat niet over een diep doordringende kennis, maar om het doorbreken van het raadsel, de vage verschijning in de onvolmaakte antieke spiegel.

    13 Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.

    Geloof is misschien een erg menselijke karakteristiek, maar het is een deugd die we met mate moeten beoefenen. Geloof mag geen lichtgelovigheid zijn, dat hebben de mensen van vandaag zeer goed ingezien. Zonder hoop kan een mens ook niet leven. Maar ook hier zal niemand een blinde hoop verdedigen, een hoop tegen alle beter weten in. We moeten onszelf niets wijsmaken. Ongegronde hoop is een vorm van wanhoop. Blijft dus enkel de liefde over, de grootste van alle deugden.

    Maar weten we nu meer over die liefde dan tevoren? Hebben we iets bijgeleerd met deze beroemde passage uit de brief aan de Korintiërs, de stad waar uitgerekend de godin van de liefde werd vereerd, vooral onder de vorm tempelprostitutie? Ik niet.

    Het is een onsamenhangende tekst, oppervlakkig, banaal, nietszeggend. De liefde die erin beschreven wordt is er een die de mens vandaag en zeker de moderne vrouw niet meer ernstig kan nemen, niet meer aanvaardt.

    Waar Paulus aanvankelijk nog lijkt te spreken over de relaties tussen mensen hier op aarde, verwijst hij in het tweede gedeelte naar het eeuwigheidskarakter van de liefde tussen God en mens, naar een mystieke vereniging die ons wacht na de spoedige wederkomst van Christus, of na onze dood, een liefde die niet van deze wereld is.

    Gelovigen weten dat deze tekst vooral bij huwelijksmissen gelezen wordt. Hier volgen enkele andere citaten uit dezelfde brief; je zal met mij aannemen dat ze niet bij deze gelegenheden worden voorgelezen… Dat illustreert nog maar eens de ergerlijke gewoonte van de christenen om de Bijbel zeer selectief te gebruiken. Ik heb enkele opvallende passages vetjes weergegeven.

    1 Korintiërs 7

    De gehuwde en de ongehuwde staat

    1 Dan nu de punten waarover u mij geschreven hebt.

    U zegt dat het goed is dat een man geen gemeenschap met een vrouw heeft. 2 Maar om ontucht te vermijden moet iedere man zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man. 3 En een man moet zijn vrouw geven wat haar toekomt, evenals een vrouw haar man. 4 Een vrouw heeft niet zelf de zeggenschap over haar lichaam, maar haar man; en ook een man heeft niet zelf de zeggenschap over zijn lichaam, maar zijn vrouw. 5 Weiger elkaar de gemeenschap niet, of het moest zijn dat u er wederzijds mee instemt u enige tijd aan het gebed te wijden. Kom daarna echter weer samen; anders zal Satan uw gebrek aan zelfbeheersing gebruiken om u te verleiden. 6 Ik zeg u dit niet om u iets op te leggen, maar om u tegemoet te komen. 7 Ik zou liever zien dat alle mensen waren zoals ik, maar iedereen heeft van God zijn eigen gave gekregen, de een deze, de ander die.

    8 Wat de weduwen en weduwnaars betreft, zeg ik dat het goed voor hen zou zijn alleen te blijven, zoals ik. 9 Maar wanneer ze dat niet kunnen opbrengen, moeten ze trouwen, want het is beter te trouwen dan te branden van begeerte.

    10 Degenen die getrouwd zijn geef ik, nee, niet ik – de Heer geeft hun het volgende gebod: een vrouw mag niet scheiden van haar man 11 (is ze al gescheiden, dan moet ze dat blijven of zich met haar man verzoenen), en een man mag zijn vrouw niet wegsturen.

    12 Verder geef ik zelf nog – niet de Heer – het volgende voorschrift: wanneer een broeder een ongelovige vrouw heeft die bij hem wil blijven, mag hij niet van haar scheiden. 13 Dit geldt ook voor een zuster: wanneer ze een ongelovige man heeft die bij haar wil blijven, mag ze niet van hem scheiden. 14 Want de ongelovige man behoort dankzij zijn vrouw God toe en de ongelovige vrouw dankzij haar man eveneens. Zou dat niet zo zijn, dan zouden uw kinderen onrein zijn. Maar nu zijn ze geheiligd. 15 Maar als de ongelovige partij wil scheiden, moet dat maar gebeuren; in dat geval is de broeder of zuster niet gebonden. Bedenk echter dat u door God geroepen bent om in vrede te leven. 16 Wie weet, u zou uw man toch kunnen redden? En wie weet, u kunt uw vrouw toch redden?

    25Voor de ongehuwden heb ik geen voorschrift van de Heer, dus ik geef mijn eigen mening, als iemand die door de barmhartigheid van de Heer betrouwbaar is. 26Ik meen dat het vanwege de huidige beproevingen voor een mens goed is te blijven wat hij is. 27Hebt u een vrouw beloofd met haar te trouwen, verbreek die belofte dan niet; bent u niet gebonden aan een vrouw, zoek er dan ook geen. 28Het is weliswaar niet zo dat u door te trouwen zondigt, en ook wanneer een meisje trouwt zondigt ze niet, maar het huwelijk wordt een zware belasting die ik u graag zou besparen.

    29Wat ik bedoel, broeders en zusters, is dat er maar weinig tijd rest. Laat daarom ieder die een vrouw heeft zo leven dat het hem niet in beslag neemt, 30ieder die verdriet heeft zo dat hij er niet door wordt beheerst, ieder die vreugde voelt zo dat hij er niet in opgaat, ieder die bezit verwerft alsof het niet zijn eigendom is, 31ieder die in deze wereld leeft alsof ze voor hem niet meer van belang is. Want de wereld die wij kennen gaat ten onder. 32Ik zou willen dat u geen zorgen hebt. Een ongetrouwde man draagt zorg voor de zaak van de Heer en wil de Heer behagen. 33Een getrouwde man draagt zorg voor aardse zaken en wil zijn vrouw behagen, 34dus zijn aandacht is verdeeld. Een ongetrouwde vrouw en een meisje dat nog niet getrouwd is, dragen zorg voor de zaak van de Heer, en wel zo dat ze God met heel hun lichaam en geest zijn toegewijd. Maar een getrouwde vrouw draagt zorg voor aardse zaken en wil haar man behagen. 35Ik zeg dit in uw eigen belang, niet om u aan banden te leggen, maar om u tot onberispelijk gedrag en onverminderde toewijding aan de Heer te brengen.

    36Maar wanneer iemand bang is zich tegenover zijn toekomstige vrouw te misdragen, omdat zijn verlangen naar haar te groot wordt, laat hij dan gevolg geven aan zijn wens met haar te trouwen. Dat dient dan te gebeuren. Het is geen zonde. 37Iemand echter die uit overtuiging, dus zonder dwang en uit vrije wil, voor zichzelf besloten heeft niet met haar te trouwen, handelt uitstekend. 38Dus iemand die met haar trouwt handelt goed, maar iemand die niet met haar trouwt handelt beter.

    39Een vrouw is gebonden aan haar man zolang hij leeft, maar wanneer hij is gestorven, is ze vrij om te trouwen met wie ze wil, mits het een huwelijk is in verbondenheid met de Heer. 40Maar ze is gelukkiger wanneer ze ongetrouwd blijft. Dat is althans mijn mening, en ik meen dat ook ik de Geest van God bezit.

    11

    1Dus volg mij na, zoals ik Christus navolg.

    De hoofdbedekking van de vrouw

    2Ik prijs het in u dat u mij bij alles als voorbeeld neemt en u aan de voorschriften houdt die ik u gegeven heb. 3Ik moet u echter nog het volgende zeggen.

    Christus is het hoofd van de man, de man het hoofd van de vrouw en God het hoofd van Christus. 4Iedere man die met bedekt hoofd bidt of profeteert, maakt zijn hoofd te schande. 5Maar een vrouw maakt haar hoofd te schande wanneer ze met onbedekt hoofd bidt of profeteert, want ze is in dat geval precies hetzelfde als een kaalgeschoren vrouw. 6Een vrouw die haar hoofd niet bedekt, kan zich maar beter laten kaalknippen. Wanneer ze dat een schande vindt, moet ze haar hoofd bedekken.

    7Een man mag zijn hoofd niet bedekken omdat hij Gods beeld en luister is. De vrouw is echter de luister van de man. 8(De man is immers niet uit de vrouw voortgekomen, maar de vrouw uit de man; 9en de man is niet omwille van de vrouw geschapen, maar de vrouw omwille van de man.) 10Daarom, en omwille van de engelen, moet een vrouw zeggenschap over haar hoofd hebben. 11Echter, in hun verbondenheid met de Heer is de vrouw niets zonder de man, en ook de man niets zonder de vrouw. 12Want zoals de vrouw uit de man is voortgekomen, zo bestaat de man door de vrouw – en alles is ontstaan uit God. 13Oordeelt u daarom zelf. Is het gepast dat een vrouw met onbedekt hoofd tot God bidt? 14Leert de natuur zelf u niet dat lang haar een man te schande maakt, 15terwijl het een vrouw tot eer strekt? Het haar van de vrouw is haar gegeven om een hoofdbedekking te dragen.

    16Iemand die meent zo eigenzinnig te moeten zijn af te wijken van wat ik zeg, dient te bedenken dat wij noch de gemeenten van God een ander gebruik kennen.

    14

    34Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat. 35Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst
    09-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijdenkers in de USA: Susan Jacoby, Freethinkers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een keerpunt in mijn houding tegenover godsdienst was ongetwijfeld het boek van Richard Dawkins, The God Delusion (2006), in het Nederlands vertaald als ‘God als misvatting’. Dit was geen obscuur boekje van een of andere gestoorde godsdiensthater, maar een wereldwijde bestseller van een vooraanstaande en alom gerespecteerde wetenschapper. Het gaf voor mij en voor vele anderen aan het atheïsme een vorm van legitimiteit en haalde de discussie over God en godsdiensten naar het voorplan, in het volle licht van de media. Van de Engelstalige versie zijn er al meer dan twee miljoen exemplaren verkocht.

    Sindsdien heb ik zowat alle boeken gelezen die daarover recentelijk verschenen zijn in het Nederlands, het Engels en het Frans. Vooral dank zij de monumentale studies van Jonathan Israel over de Verlichting ontdekte ik dat atheïsme helemaal geen recent fenomeen is, zoals men zou kunnen denken als men enkel Dawkins’ overigens uitstekende boek zou lezen. Atheïsme heeft altijd bestaan. Er zijn altijd mensen geweest die geen boodschap hadden aan het godsdienstig verhaal, die geen geloof hechtten aan het bestaan van een of meer goden die het rustig en zelfzeker hielden op de situatie van de mens hier op aarde. Over de geschiedenis van die alternatieve ideologie las ik al verscheidene werken, die ik hier ook besprak. Mijn aandacht viel een tijdje geleden op het boek van Susan Jacoby, Freethinkers. A History of American Secularism, Owl Books, New York, 2004, 417 pp., notes, selected bibliography, index, officiële prijs $ 18, maar bij Amazon al te koop voor ongeveer € 8 (paperback).

    Susan Jacoby is geboren in het uitstekende jaar 1946, zoals Jonathan Israel, Julian Barnes en Elfriede Jelinek (Nobelprijs literatuur), Cher, Dolly Parton maar ook George Bush en zijn echtgenote, Bill Clinton… Ze begon als journaliste en werkte mee aan talloze tijdschriften en kwaliteitskranten. Ze schreef een tiental goed onthaalde boeken en was zelfs een keer finalist voor een Pulitzerprijs. Ze is een overtuigde atheïste, zeer actief in wat men in Amerika het secularisme noemt, hier bij ons de humanistisch-vrijzinnige beweging.

    In dit boek gaat haar aandacht naar de vrijdenkers die mede de geschiedenis van de Verenigde Staten geschreven hebben, vanaf de Amerikaanse revolutie in de tweede helft van de 18de eeuw en de onafhankelijkheid in 1776, tot op de dag van vandaag. Voortdurend legt zij zinvolle verbanden tussen die geschiedenis van nu al meer dan twee eeuwen en de politieke en maatschappelijke thema’s die vandaag Amerika en de wereld beheersen.           Dat is zeker een van de meest aantrekkelijke aspecten van haar verhaal. Het verleent haar boek een levendigheid en een tastbaar contact met de actualiteit die een louter historische studie deerlijk zou moeten missen. Dat draagt in hoge mate bij tot de leesbaarheid van dit boek, dat overigens in een voortreffelijke taal en stijl is geschreven, zoals je mag verwachten van een door de wol geverfde journaliste en publiciste.

    Haar onderzoek brengt anderzijds toch een aantal belangrijke figuren uit de Amerikaanse intellectuele en sociale geschiedenis naar voren die naar haar zeggen vandaag zelfs in Amerika helemaal niet de aandacht krijgen die ze verdienen, of zelfs helemaal vergeten zijn. Lezers die niet vertrouwd zijn met de geschiedenis van en de huidige situatie in de Verenigde Staten, zullen nog vaker verrast zijn door de indringende portretten die de auteur schetst van figuren uit de strijd voor de onafhankelijkheid van de Amerikaanse kolonie, de vele disputen tussen de godsdiensten en de vrijzinnigen, de burgeroorlog tussen Noord en Zuid en de strijd tegen de slavernij, de burgerrechtenbeweging voor de negerbevolking en voor de vrouwen, de kwestie van de evolutieleer, de maatschappelijke discussies over socialisme en communisme, de rol van Amerika tijdens de twee Wereldoorlogen en de vele internationale conflicten, de Koude Oorlog en de meer recente maatschappelijke discussies onder George Bush, de president die de vergaderingen van zijn kabinet onverbiddelijk begon met een gebed waaraan al zijn ministers werden geacht deel te nemen.

    Sommige van de namen uit deze alternatieve geschiedenis van de Verenigde Staten zijn ons enigszins bekend, zoals die van Thomas Jefferson, een van de Founding Fathers, de belangrijkste auteur van de Declaration of Independence en de derde President (1801-09) en Abraham Lincoln, president tijdens de burgeroorlog. Anderen zijn voor de meesten van ons nobele onbekenden of ons enkel van naam bekend: Robert Ingersoll, Walt Whitman, Elizabeth Stanton Cady, Suzan B. Anthony, Anthony Comstock van de infame Comstock obscenity laws, W.E.B. Dubois, William Loyd Garrison, Emma Goldman, Lucretia Mott, Thomas Paine, om enkel de belangrijkste te noemen uit de lange lijst van integere mensen die zich hebben ingezet voor ‘de goede zaak’ en daar vaak hebben onder geleden, tot gevangenisstraf en deportatie toe. De auteur besteedt veel aandacht aan de rol van de godsdiensten in Amerika, aanvankelijk vooral de protestantse, later de evangelische en in de twintigste eeuw in het bijzonder de primordiale rol die het katholicisme, meegebracht door de Europese immigranten, speelde op religieus, moreel en maatschappelijk vlak. Zij heeft ook voortdurend oog voor de houding van de joodse bevolkingsgroep en de kleurlingen in al de godsdienstige en maatschappelijke controverses. Als vrouwelijk auteur gaat haar belangstelling vaak maar terecht naar de emancipatiebeweging van de vrouw, waarin vrijzinnige en antiklerikale voorvechtsters ongetwijfeld de grootste rol hebben gespeeld, en dat in een tijd toen alle godsdiensten haar onderworpenheid aan de man en haar plaats aan de haard voorhielden.

    Dit is een boeiend boek. Het werpt een helder licht op aspecten van de Amerikaanse geschiedenis en samenleving die wij niet kennen, maar die essentieel zijn als wij proberen om ook maar enigszins de huidige situatie in de Verenigde Staten te begrijpen. Voor ons in Europa is het een uitdagende confrontatie met wat hier gebeurd is (of net niet, of pas zoveel later…) in dezelfde perioden van de geschiedenis, hoe verschillend en gelijkend de evoluties verlopen zijn, bijvoorbeeld in de strijd om het algemeen enkelvoudig stemrecht, de schoolstrijd, de scheiding tussen kerk en staat, ethische kwesties zoals seksuele voorlichting, de pil, abortus, euthanasie.

    In de geschiedenis van de twintigste eeuw heeft ‘Amerika’, de United States een overweldigende rol gespeeld in Europa, op alle gebied. Deze eerlijke, aandachtige en verhelderende studie van het belangrijke aandeel daarin van de vrijzinnigheid is een uitzonderlijk geslaagde bijdrage voor een goed begrip van Amerika en aldus van onszelf.

    Ik heb helaas geen Nederlandse vertaling gevonden.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    08-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God is liefde
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Godsdienst is voor de mens een vorm van opium die hij zichzelf toedient. De rechtvaardigheid die moet bedongen en soms bevochten worden, stelt hij uit tot later, wanneer ze automatisch zal opgelegd worden door God: het nieuwe Jeruzalem. De rituelen en het slaafs volgen van de kerkelijke voorschriften is dan de garantie dat bij de eindafrekening de gelovige aan het langste eind zal trekken. Het godsdienstig verhaal is ook een manier om de plaats van de mens in het universum te duiden en de samenhang der dingen; er is een metafysica die de fysica verklaart. Dat ontslaat de mens van verder nadenken over de materie en de sociale verhoudingen: alles is immers van bij den beginne vastgelegd door een almachtig hoger wezen; wetenschappelijke verklaringen zijn overbodig, zinloos zelfs; economische, sociale en politieke vernieuwing zijn overbodig en contestatie is uit den boze: er is immers niets te winnen in het ondermaanse, alles wordt bepaald door het tijdloze, het hiernamaals. Men moet er dus alles aan doen opdat de godsdienst zou floreren en de maatschappij op theocratische basis inrichten.

    De kerken spelen handig in en bouwen voort op een voorwetenschappelijke manier van denken die de mens spontaan aankleeft. De priesterkaste en vele acolieten parasiteren op die goedgelovigheid. Toch is elke zinnige mens in staat dat primitieve denken te overstijgen, gewoon op basis van het gezond verstand. Het metafysische model is immers onbevredigend, het hangt met haken en ogen aaneen, het zit vol interne tegenspraak en steunt uiteindelijk op een blind aanvaarden van een geopenbaarde waarheid. Ook als inspiratie voor sociale actie is het niet efficiënt: godsdienst moet uiteindelijk steeds aanleunen bij de gevestigde macht, anders kunnen de kerken niet overleven, zij zouden bestreden worden door de burgerlijke macht of door rivaliserende kerken.

    Het religieus discours is dus gekenmerkt door vaagheid, oncontroleerbare apodictische uitspraken, mysteries, metafysische bespiegelingen en een kinderlijk idealisme dat gelooft dat alles in orde zal komen als iedereen zijn best doet, als we elkaar maar graag zien, als we onze aandacht maar richten op het schone, het goede, het nobele. Het grote woord is ‘liefde’. Het is een panacee, een dooddoener. Deus caritas est. Christus heeft de mens zo liefgehad dat hij zijn leven voor hen gegeven heeft. God heeft de mens zo liefgehad dat hij zijn eigen zoon heeft gezonden. Wij moeten elkaar liefhebben zoals onszelf, we moeten zelfs onze vijanden liefhebben. Als we iets willen begrijpen, moet dat gebeuren door liefde. Als mensen samenleven, kan dat alleen goed aflopen als ze elkaar liefhebben. Alles draait om de liefde, lees het maar bij Paulus:

    1 Korintiërs 13,1-13 De liefde

    1 Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. 2 Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. 3 Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.

    4 De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. 5 Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, 6 ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. 7 Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.

    8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – 9 want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. 10 Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen. 11 Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. 12 Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. 13 Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.  

    Dat klinkt misschien goed, maar niet als je het aandachtig leest. Probeer het eens?

    Ik voor mezelf heb er geen enkele moeite mee om te bekennen dat wanneer men over de liefde spreekt, ik geen flauw idee heb waarover men het precies heeft. Liefde is voor mij een zo goed als onbruikbaar begrip. Het dekt zovele ladingen, kent zoveel interpretaties, dat niemand goed weet wat ermee bedoeld is. Een uitdrukking als : God is liefde, Deus caritas est, is voor mij dan ook totaal onbegrijpelijk en irrelevant, het brengt niets bij aan mijn verstaan van God.




    Categorie:God of geen god?
    06-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brahms compleet
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Aimez-vous Brahms? vroeg Françoise Sagan ooit, maar dat is lang geleden en wie heeft er zelfs toen het boekje gelezen? Wie kent haar nu nog?

    Brahms kennen we beter, denk ik. We hebben zeker allemaal al iets van hem gehoord. Meer dan waarschijnlijk was dat zijn meeslepende en opgewekte academische feestouverture, die gebaseerd is op studentenliederen zoals Gaudeamus igitur. Zeker de ouderen onder ons kunnen die zo mee neuriën. Ook zijn Hongaarse dansen zijn vrij populair, op piano of omgezet voor orkest. Wat mij steeds het meest plezier geeft bij het beluisteren van zijn muziek is zijn gulheid. Zijn composities voor orkest zijn altijd ruim bemeten, geen nouvelle cuisine voor hem. Dat blijkt ook uit zijn figuur. Die leent zich uitstekend tot karikaturen. Hij hield van de klassieke keuken. Daarin vind je genoeg room en boter in de saus om je cholesterolgehalte voor enkele weken in de stratosfeer te doen belanden. Brahms is niet zuinig met de instrumenten, er spelen er altijd een heleboel tegelijk, of met zijn melodieën die steeds verrassen en charmeren. Kortom, zijn muziek is welig en aangenaam.

    Op een dag, heel lang geleden was ik samen met mijn oudste broer aan het schilderen op een zolder die hij had ingericht als kinderkamer. Op de radio hoorden we een stuk kamermuziek dat ik niet kon thuiswijzen. Bij de afkondiging bleek het om een sextet van Brahms te gaan. Ik herinner me mijn reactie van toen nog: het lijkt wel Beethoven, maar het is hem niet. En dat is nog steeds zo: Brahms heeft goed naar Beethoven geluisterd, maar hij is daarbij niet blijven stilstaan, hij is verder gegaan op de weg die zijn grote voorbeeld had ingeslagen. Jarenlang heb ik, misschien mede daarom, Brahms wat links laten liggen. Waarom naar een epigoon (dat is een geleerd woord voor een navolger) luisteren als je het origineel bij de hand hebt?

    Later is dat veranderd en heb ik echt zin gekregen in Brahms, zodat ik nu volmondig bevestigend kan antwoorden op Françoises vraag: oui, je l’aime bien, moi, Brahms.

    Johannes Brahms werd geboren in Hamburg in 1833. Zijn vader was daar stadsmuzikant en moest allerlei officiële gelegenheden op alle mogelijke instrumenten luister bijzetten. Daarnaast speelde hij om den brode in restaurantjes en zelfs havencafés. Maar zijn begaafdheid en zijn ambitie brachten hem hogerop en uiteindelijk werd hij contrabasspeler in het stedelijk orkest, dat ook in de opera speelde. Zoon Brahms kreeg een goede opvoeding, ook muzikaal, maar moest met vader mee in de cafés en de schouwburgen. Zijn talent werd al heel vroeg duidelijk. Op zijn tiende was hij al bekend als wonderkind aan de piano. Toen hij eenentwintig was trok hij samen met een violist te voet door Duitsland en speelde overal waar hij kon; dat was dan Bach, Beethoven, populaire stukken, maar ook zijn eigen muziek, alles uit het hoofd, natuurlijk. Hij ontmoette tijdens de reis de beroemde Josef Joachim, violist en concertmeester, die hem bewonderde en hielp. Hij kwam ook in contact met Liszt, maar tussen die twee en ook met Wagner heeft het nooit geklikt. Het werd er niet beter op na een controverse over muziek, die in de pers enorm opgeschroefd werd. Kunst, en zeker klassieke muziek was toen een belangrijk onderwerp van gesprek en ook in de ‘media’.

    Brahms werd door Joachim geïntroduceerd in de kringen van het echtpaar Robert Schumann en Clara Wieck. Dat was een zeer gelukkige ontmoeting van rasmuzikanten die elkaar uitstekend aanvoelden en heerlijk konden samenspelen. Schumann was in de wolken over de composities van Brahms en schreef er lovend over in muziektijdschriften. Maar Schumanns geestelijke gezondheid was toen al bedenkelijk. Datzelfde jaar nog trachtte hij een eind te maken aan zijn leven door in de Rijn te springen. Hij werd opgenomen in een instelling en overleed in 1856.

    Uit die tijd dateert de hechte vriendschap tussen Brahms en Clara Wieck-Schumann. Zij was zijn muze, maar zelf ook een uiterst begaafde pianiste en meer dan verdienstelijke componiste. Van haar echtgenoot had ze verbod gekregen om na hun huwelijk nog te componeren. Dat zou nu niet meer lukken... Ook na het overlijden van Schumann bleef het tussen die twee bij een zeer warme en intense vriendschap, die gedurende meer dan veertig jaar een zeer grote plaats in hun leven heeft ingenomen. Brahms is nooit getrouwd, al waren er natuurlijk wel vrouwen in zijn leven, even zelfs de dochter van Clara…

    Vanaf 1862 verbleef Brahms in Wenen, de hoofdstad van de wereld in die tijd. Hij was er een belangrijke figuur in het muziekleven en daar schreef hij zijn bekende werken, vaak na vakanties in het gebergte. In Ein Deutsches Requiem vinden koor en groot orkest elkaar in ontroerende, ruisende zeeën van klank. Hij schreef nog vier symfonieën, twee pianoconcerten, een vioolconcert, een concert voor viool en cello, de Hongaarse dansen, een groot aantal werken voor koor, vaak met orkestbegeleiding en met solo’s voor alt of bariton, honderden liederen, sonates en kortere stukken voor piano, voor viool en piano, trio’s, strijkkwartetten, kwintetten en sextetten. Hij kreeg eredoctoraten van twee universiteiten. Voor dat van Breslau schreef hij als dank de Academische Festouverture.

    Brahms is ongetwijfeld een van de groten van de romantiek en zelfs van de hele klassieke muziekgeschiedenis. Hij was misschien niet de grote vernieuwer die Beethoven was. Als je de muziek van voor Beethoven vergelijkt met die erna, valt meteen op hoe verschillend die twee zijn; dat is met Brahms niet zo; hij bleef trouw aan wat hij geleerd had van zijn voorgangers en bleef zijn leven lang muziek schrijven op die prachtige basis. Wie de moeite doet om naar zijn muziek te luisteren, komt niet bedrogen uit. Enkele jaren geleden, tijdens een pianorecital in de Grote Aula van het Maria Theresiacollege in Leuven begon Radu Lupu met enkele betoverende Franse stukken, Ravel, Debussy. Toen hij daarna een sonate van Brahms bracht, kon je het verschil overduidelijk horen. Eerst het lichtvoetige maar wat oppervlakkige Franse aquarelwerk en dan het machtige olie-op-doek landschap van Brahms, substantieel, feilloos opgebouwd, meeslepend, begeesterend, zoals de Duitsers zeggen.

    Brahms was een vakman tot en met, in alle genres. Maar hij was ook steeds geïnspireerd, leverde nooit levenloos maakwerk af. Daarbij getuigt zijn muziek steeds van uitzonderlijk goede smaak: hij vindt een perfect evenwicht tussen ernst en luim, tussen mannelijke en vrouwelijke benaderingen, tussen orde en vrijheid, tussen engagement en bespiegeling.

    Het is moeilijk om niet van Brahms te houden, Françoise, eens je hem wat beter hebt leren kennen. Dat is wel vaker zo met mensen, maar bij Brahms is de moeite die je moet doen niet erg groot. Als je in de bibliotheek komt, ga naar de cd-afdeling, kies een strijkkwartet, een symfonie of een pianosonate en als je thuiskomt, maak jezelf een kop goede thee of koffie klaar, misschien met een chocolaatje van Neuhauss, zet je stereo op, plof neer in je luie zetel en geniet zoals ik.

    Laatst was ik op zoek naar een goede uitvoering van de pianosonates van Brahms. Ik vond op Amazon.fr een aantrekkelijk geprijsde box bij Brillant Classics. Maar toen ik nog wat verder keek, merkte ik van dezelfde producent een volledige uitgave, alles van Brahms, liefst 60 cd’s, voor ongeveer dezelfde prijs als voor het pianowerk alleen. Waarom dan nog aarzelen? Ik betaalde bij een Amazon-verkoper in Frankrijk € 25 plus € 3,40 verzendingskosten, dat is niet eens twee euro per cd. De uitvoeringen zijn uitstekend, de opnametechniek voorbeeldig. Wel uitkijken waar je de box koopt, want bij Amazon.fr zelf betaal je maar liefst € 80,95 en bij Proxis-Azur nog vijf euro meer! Laat je niet afschrikken door het kopen op internet, zeker niet bij Amazon. Ik heb er al tientallen boeken en cd’s en dvd’s gekocht en ik heb nog nooit problemen gehad; je moet wel een kredietkaart hebben, maar wie heeft dat tegenwoordig niet? Het is al bij al een veilig betaalmiddel. Bij Argenta krijg je Mastercard gratis, bij anderen betaal je een beperkte som per jaar.

    Veel luistergenot!


    Categorie:samenleving
    Tags:muziek
    04-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom ik geen socialist ben.

    Waarom ben ik geen socialist?

    Socialisme, communisme… zijn dat immers niet de logische consequenties van de leuze: vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid? Logisch wel, maar in de praktijk? Waar het communisme verkeerd ging, is in het ondemocratisch karakter van de bestuursvorm die zeer snel verwerd tot een abjecte, bloedige dictatuur. Het socialisme heeft een betere pedigree. Wat is er dan verkeerd mee? Laat ons beginnen met enkele storende kantjes.

    In Vlaanderen hebben de socialisten hun Belgicistisch-nationalistische en internationalistische idealen altijd laten primeren op een gezond en solidair streven naar Vlaamse autonomie. Dat is al genoeg volksvreemdheid om nooit meer op een socialist te stemmen. Ook vandaag nog heeft de partijleiding haar les nog niet geleerd. De verkiezingsresultaten laten aan duidelijkheid nochtans niets over.

    Vervolgens identificeren we socialisme ook met syndicalisme en wel met een blind soort fanatiek syndicalisme dat altijd en overal partij kiest voor de ‘werkmens’, ook als die ongelijk heeft en tegen ‘de bazen’, zelfs als die gelijk hebben. Het extreem beschermd statuut van de délégué, de vakbondsafgevaardigde, is daarvan een pijnlijk voorbeeld.

    Economisch gezien is het socialisme vis nog vlees. Ze zijn tegen privatisering en voor staatsbedrijven, maar wat ze ervan maken, bijvoorbeeld in de ziekteverzekering, de post en de spoorwegen, is geen groot succes. Het ziet ernaar uit dat het economisch initiatief het best bij individuen blijft. Maar die eisen dan terecht een groter aandeel op in de winst, als de prijs voor hun inzet en voor de risico’s die ze nemen met hun kapitaal, en een hogere plaats in het bestuur van hun bedrijf. Het socialisme aanvaardt dat, maar gaat dan onverbiddelijk de strijd aan met de bazen voor beter loon voor de arbeider, dus minder winst voor de baas en voor meer medezeggenschap voor de werknemers, maar dan zonder dat die bijdragen in het kapitaal, dus zonder dat ze de risico’s nemen die de baas neemt en vaak ook zonder dezelfde inzet.

    Socialisme is dus geen communisme, maar ook geen kapitalisme, het is een vervelende en onverantwoordelijke spelbreker voor beide. De enigen die profijt hebben van dat soort van syndicaal socialisme zijn de vele vrijgestelden en de vele partijleden voor wie nutteloze postjes gecreëerd worden of die zonder de vereiste bekwaamheden benoemd worden en zo parasiteren op de rug van de arbeider. De arbeider krijgt de indruk dat het syndicaat hem beschermt, terwijl hij in feite nog moet betalen voor het syndicaat en de leeglopers en dus nog minder verdient. Dat het syndicalisme in de loop van de geschiedenis het lot van de arbeider sterk verbeterd heeft (8-urendag, vakantie, ziekteverzekering…) is slechts gedeeltelijk waar: ook de bazen hebben hun verdienste en het is vooral de politiek die de wetten heeft gestemd en de stakingen heeft georganiseerd om de wetten erdoor te krijgen.

    Het socialisme deelt met het communisme de verabsolutering van het gelijkheidsprincipe. Mensen zijn gelijkwaardig voor een aantal fundamentele rechten, maar verder zijn ze verre van gelijk. Ze hebben een individuele persoonlijkheid en die is belangrijker dan de basisrechten die ze gemeen hebben. Men moet dus meer aandacht besteden aan de verschillen dan aan de gelijkenissen. Gelijk loon voor gelijk werk is een goed principe, maar wanneer is werk echt gelijk? Als het aantal uren werk de enige regel is, dan is dat een aanfluiting van het gelijkheidsprincipe. Men moet de inspanning waarderen, maar ook de prestaties. Wie verantwoordelijkheid draagt en leiding geeft, moet met mate beter betaald worden &c. Dus veel minder algemene afspraken en meer echt loon naar werken, dat is de motor op de arbeidsplaats en van de economie. Daarbij moeten ook intellectuele prestaties gewaardeerd worden, waar nodig zelfs hoger dan louter manuele, want wie zou anders bereid zijn om zich ook intellectueel te engageren? In een kenniseconomie is er steeds minder plaats voor domme handenarbeid.

    Traditioneel wordt het syndicaal socialisme geassocieerd met de verdediging van de handarbeiders met de laagste lonen, niet van de intellectueel, die als een parasiet en bondgenoot van de bazen wordt aangezien. Het socialisme verdedigt aldus slechts een gedeelte van het (werk)volk en is mede verantwoordelijk voor de nefaste verdeeldheid onder de werknemers.

    Gelijkheid onder mensen is geen eenvormigheid, het is een gelijkheid van politieke rechten en plichten, niet van economische of sociale status. Het is niet de taak van de staat om alle middelen, alle bezit voortdurend gelijkmatig te herverdelen onder alle burgers, dat is trouwens een eindeloze en dus onmogelijke taak. De staat moet wel de elementaire vrijheden garanderen en de fundamentele gelijkheid van allen. Maar de staat kan en mag niet verhinderen dat mensen zich van elkaar onderscheiden op alle mogelijke manieren, tenzij daarbij geraakt wordt aan de fundamentele rechten van anderen.

    De staat zal zich dus vooral moeten bezig houden met universele voorzieningen, vanuit het principe dat wat door veel mensen gebruikt wordt, het best centraal voorzien wordt, zoals openbaar vervoer, wegen en al hun toebehoren zoals riolering &c.; gas, elektriciteit en andere energievoorzieningen voor huishoudelijk gebruik, water… Maar onmiddellijk stelt zich de vraag waarom sommige wel, zoals gas, maar niet stookolie en benzine? Waarom de postbedeling? Waarom niet internet? Waarom kindergeld? Dienstencheques? Hoever moet een staat gaan in zijn inmenging in het leven van zijn leden? Hier bij ons (en in andere landen, zoals de BBC en Radio France) was vroeger de radio een monopolistische staatsinstelling, er was niets anders. In Amerika was radio niet genationaliseerd. En intussen is het ook bij ons veranderd en er staan ons nog veel dergelijke veranderingen te wachten want de EU is op dat punt globaal veeleer liberaal dan socialistisch.

    De Sovjet-Unie was het tegendeel: alles werd verdeeld, ook het werk. Als er niet genoeg werk was, werkte iedereen minder. Iedereen was werknemer van de staat, artsen verdienden niet meer dan handarbeiders, hun studies waren betaald door de staat. Al de communistische systemen zijn teloorgegaan. Ze werken niet, ze moedigen de mens niet aan om te werken. Idealisme, altruïsme, egalitarisme zijn duidelijk geen algemeen menselijke gevoelens en het lijkt ook niet mogelijk om die blijvend, definitief aan te leren, laat staan universeel op te leggen. De mens zorgt in de eerste plaats voor zichzelf, dat is iets dat je hem en haar niet kan afleren, laat staan verbieden.

    Est modus in rebus: egalitarisme is maar aanvaardbaar als het slaat op een minimum, een overlevingsbasis, een leefloon, waarbij iedereen die zelf niet voldoende verdient door de staat onderhouden wordt zodat hij of zij niet omkomt, maar niet veel meer dan dat, anders ‘wordt het sociaal vangnet een hangmat’.

    Wat dan met de universele voorzieningen? Me dunkt dat daar vooral moet uitgegaan worden van enerzijds het subsidiariteitsbeginsel (leg de verantwoordelijkheid op het laagst mogelijk niveau) en de eis van de grootst mogelijke efficiëntie.

    Het partijprogramma van de SP-A laat er echter geen twijfel over bestaan: ‘Zonder tussenkomst van de politiek leiden krachten in de samenleving spontaan tot sociale achteruitgang’.

    Ik ben het daarmee niet eens. Het is een gedachte die getuigt van een fundamenteel pessimisme, een overtuiging dat de mens, individueel en/of collectief, slecht is. Dat kan en wil ik niet aanvaarden.

    Het is overduidelijk dat alle pogingen om de mensen zoveel mogelijk werkelijk gelijk te maken in de praktijk, faliekant aflopen. Sociale vooruitgang mag niet leiden tot een massa van identieke robotten. De mens is te verscheiden in zijn mogelijkheden om hem te herleiden tot een nummer, een anonieme klant van het staatsbestel, niet te onderscheiden van zijn buur.

    Bovendien stelt zich onvermijdelijk de vraag waarom het met de politiek zoveel beter zou gaan dan wanneer men de maatschappij meer op haar beloop zou laten gaan. Waar halen de politiekers dan wel hun wijsheid vandaan? Wat hebben zij zoal bewezen als maatschappijhervormers? Denk aan Stalin, denk aan Hitler, denk aan Mao… Overigens is de politiek (gelukkig) veel ruimer dan alleen de socialistische partij of de linkse partijen in het algemeen. Een zin als die ik hier citeerde zal je niet vinden in het liberale programma of bij een centrum- of rechtse partij. Die staan veeleer voor een beperking van de rol van de staat.

    In de Sovjet-Unie was er niets anders dan politiek en zie maar hoe het geëindigd is voor de mens in een dergelijk systeem. Politiek heeft het laatste woord in een democratie, maar politiek moet vooral bescheiden zijn, anders is het een dictatuur. Er zijn andere krachten in een maatschappij dan alleen de politieke, bijvoorbeeld economische, sociale, artistieke en ook ideologische en religieuze. En er is nog altijd het autonome individu.

    Als de politiek alles voor het zeggen heeft, worden de andere democratische krachten gekneveld. Er moet dus slechts zo veel politiek zijn als nodig en zo weinig als noodzakelijk.

    Daarom ben ik geen socialist.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    02-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lichtmis, Chandeleur, Candlemas
    Klik op de afbeelding om de link te volgen  2 februari, Lichtmis. Tijdens mijn loopbaan van bijna veertig jaar aan de Leuvense Universiteit heb ik jaarlijks het patroonsfeest meegemaakt: Maria, de Moeder Gods, met de eretitel Sedes Sapientiae, Zetel van Wijsheid, was en is de patrones van de Katholieke Universiteit. Op die dag zijn er geen colleges, de kantoren zijn gesloten. Om tien uur gaan de togati in stoet naar de Sint-Pieterskerk, daarna volgt een academische zitting tijdens dewelke een aantal eredoctoraten verleend worden aan wetenschappers, kunstenaars of publieke figuren.

    Lichtmis, in het Latijn Candelaria, in het Frans la Chandeleur, in het Duits Lichtmesse, kreeg die naam omdat tijdens de processie kaarsen worden meegedragen. Die processie werd door paus Sergius I (687-701) ingevoerd om dit Mariafeest luister bij te zetten. Zoals de Joodse wet voorschrijft, zou Maria haar eerstgeboren zoon naar de tempel hebben gebracht op de veertigste dag na zijn geboorte en hem aan Jahweh hebben aangeboden.

    Lucas 2,22-40 Toewijding van Jezus in de tempel

    22 Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze hem naar Jeruzalem om hem aan de Heer aan te bieden, 23 zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ 24 Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven.

    25 Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. 26 Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. 27 Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, 28 nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden:

    29 ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan,

    zoals u hebt beloofd.

    30 Want met eigen ogen heb ik de redding gezien

    31 die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:

    32 een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen

    en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’

    33 Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over hem werd gezegd. 34 Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: ‘Weet wel dat velen in Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, 35 en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’

    36 Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, 37 en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. 38 Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem.

    39 Toen ze alles overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret. 40 Het kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op hem.

    Aangezien de dag van Kerstmis niet van bij het begin vast lag, varieerde aanvankelijk ook de datum voor dit feest, maar sinds 542 ligt Lichtmis vast op 2 februari, op bevel van keizer Justinianus, om het einde van een plaagepidemie in Constantinopel te gedenken. Dit Mariaal feest heeft echter een moeizame verspreiding gekend in het christendom. Pas rond het jaar duizend komt het zowat overal voor.

    Die ene zin uit het loflied van Simeon, het befaamde Nunc dimittis, die verwijst naar Christus als het licht voor de heidenen, was dus de aanleiding om de processie met kaarsen op te luisteren.

    De mens is voor het eerst kaarsen gaan gebruiken in China, rond 200 voor onze jaartelling. Het principe is vrij eenvoudig en waarschijnlijk afgeleid van het gebruik van olielampen, waarbij een lont (de oorspronkelijke betekenis was: een vodje) of wiek (van ‘wikkelen’) in olie drijft, de olie opzuigt en stilaan zichzelf en de olie opbrandt. Een of andere slimmerik of misschien wel meer dan een heeft dan geëxperimenteerd met allerlei andere brandbare materialen dan de alomtegenwoordige olijfolie en zo kwam men bij dierlijk vet, talg, spermaceti (letterlijk: zaad van walvis, een vette vloeistof in de schedelholte van potvissen). Olijfolie blijft vloeibaar bij kamertemperatuur en ver daaronder, terwijl allerlei vet veel sneller stolt en dus kan verwerkt worden in een rol, met de wiek binnenin: een kaars.

    Er is onenigheid over de vraag of de Romeinen al kaarsen gebruikten. De moeilijkheid is dat er van olielampen wel massa’s archeologische overblijfselen zijn, maar dat kaarsen helemaal opbranden… We weten dus niet goed wat de Romeinen met candela (van candere, schijnen, oplichten) bedoelden: een licht, dat wel, maar welk soort? Een lamp, of een kaars? Zeker is dat rond 400, toen de macht van het Romeinse rijk aan het tanen was en olijfolie schaars werd, overal in Europa kaarsen in gebruik werden genomen. In het Frans: chandelle, eigenlijk een vetkaars, naast bougie (naar de Algerijnse stad met die Franse naam, Bougie, waar een zeer fijne was vandaan kwam) en cierge (van Lat. cereus, van was); Engels candle, Italiaans en Spaans candela.

    Waar komt ons woord ‘kaars’ dan vandaan? De meningen zijn verdeeld.

    Enerzijds verwijst men naar het Griekse woord voor papyrus: chartès. Wieken voor lampen en dus ook voor primitieve kaarsen, eigenlijk in olie gedrenkte wieken, werden gemaakt van papyrusrolletjes of van de pit van de papyrusplant. In het Latijn werd dat charta, zoals in Magna Charta en in ons woord ‘charter’. Maar blijkbaar gebruikte men ook de naam voor de stof waaruit de wiek gemaakt was voor de hele kaars. Van het Latijnse charta is het maar een kleine stap naar ‘kaars’.

    Anderzijds ziet men ons Nederlands woord afgeleid van het Oudhoogduits kerza of charza, maar de oorsprong van dat woord kent men niet, hoewel charza toch behoorlijk goed op charta lijkt, vind ik. Men zoekt het dan nog verder, namelijk bij cerata, van cerare, met was bedekken; cera is Latijn voor bijenwas, in het Grieks is het keros. Maar bijenwas is nu en was toen ook een luxeproduct. Het lijkt me weinig waarschijnlijk dat me de goedkope kaarsen, die meestal gemaakt waren van dierlijk vet, de naam zou geven van iets dat men waarschijnlijk nog nooit gezien had: een dure kaars van bijenwas…

    Naast de evidente ontlening candle heeft het Engels nog een ander woord voor (een dunne) kaars, namelijk taper. Dat zou volgens de Oxford English Dictionary afgeleid zijn van… papyrus (door een omwisseling van de begin p- tot t-. Een van de oudste manieren om een kaars te maken is door de wiek loodrecht onder te dompelen in vloeibare was of vet. Door telkens de aanwassende wiek uit het bad te halen, te laten opstijven en dan weer onder te dompelen, krijgt men stilaan een kaars met een specifieke vorm, namelijk dik van onder en dun van boven, waar de vloeibare was naar beneden loopt en pas daar opstijft. Zo’n taper gaf dan zijn naam aan het werkwoord to taper, schuins op- of aflopen, versmallen of verbreden, naargelang je het bekijkt.

    Zo, dat was nog eens een etymologische rondreis op de dag van de kaarskensprocessie. Steek eens een kaars aan, dat is best gezellig in huis.

     


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie, wetenswaardig
    01-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Huelgas Ensemble: A Secret Labyrinth
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Onlangs vroeg men op Klara, de Vlaamse klassieker radio, aan de luisteraars om hun suggesties voor de beste CD van het jaar 2010. Toevallig hoorde ik dat iemand een verzamelbox vermeldde van het Huelgas Ensemble van Paul Van Nevel, en ik spitste meteen de oren. Ik heb in de loop der jaren enkele Cd’s gekocht en ook enkele concerten bijgewoond van deze unieke formatie. Ik ontmoette de oprichter, dirigent en musicoloog Paul Van Nevel ook ooit toevallig en had toen een interessant gesprek met hem over Nicolas Gombert, wat aanleiding gaf tot de bijdrage die ik hier over Gombert schreef, klik hier als je die nog eens wil lezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=696798. Op de Vlaamse TV waren er af en toe uitgebreide interviews met de maestro, waarin ook zijn extramuzikale interesses aan bod kwamen, zoals zijn uitgebreide vertrouwdheid met alles wat met kwaliteitssigaren te maken heeft. Op een bepaald moment waren er geruchten over moeilijkheden die hij zou gehad hebben met enkele manuscripten of publicaties die hij had ontleend in een Italiaanse bibliotheek, maar ik neem aan dat alle misverstanden daaromtrent al lang opgehelderd zijn.

    Ondertussen is het ensemble onder zijn kundige leiding uitzonderlijke concerten blijven geven in binnen- en buitenland, steeds met een overweldigend succes. Zij doen dit al sinds de oprichting in 1970 aan de befaamde Schola Cantorum Basiliensis. In de loop van hun veertigjarig bestaan hebben ze ongeveer vijftig meesterlijke Cd’s uitgebracht, eerst bij Sony Classics, later bij Harmonia Mundi, maar sinds 2009 terug bij Sony. Bij die gelegenheid bracht Sony inderdaad een verzamelbox uit met vijftien Cd’s uit de eerste periode bij Sony Vivarte, meer bepaald de jaren 1990-98, onder de titel A Secret Labyrinth. Het is dus een heruitgave, maar wat voor een! Vijftien Cd’s in aantrekkelijke kartonnen foedraaltjes, in een stevige doos, alles in strak zwart, en vergezeld van een boekje met alle teksten in de oorspronkelijke talen en een vertaling in het Engels. Deze uitgave kreeg in 2009 dan ook terecht een Diapason d’Or. Alle details en nog veel meer over het ensemble vind je op hun website, klik hier: http://www.huelgasensemble.be/.

    Ik vond deze box bij Amazon en wou hem meteen bestellen. De laatste tijd doe ik dat bij Amazon France, omdat je daar voor bestellingen vanaf € 20 geen verzendingskosten naar België betaalt. Ik vond daar echter een nog interessantere aanbieding bij de verkoper Nagiry: € 21,99 plus € 3,40; samen dus € 25,39 voor vijftien uur muziek van het beste ensemble ter wereld voor muziek uit de Middeleeuwen en de Renaissance. Ter vergelijking: Amazon.fr vraagt voor deze box bijna € 40, FNAC maar liefst € 65! Het is dus wel even uitkijken…

    Intussen is de box aangekomen en wij beluisteren nu de Cd’s een voor een, niet na elkaar natuurlijk, maar af en toe, op momenten dat het rustig is in huis, tussen al de andere muziek door die we in huis hebben of die op de radio of de TV voorhanden is. Ook Lut is weg van de verrassende eenvoud of de overweldigende complexiteit van deze ongewone muziek. De technische kwaliteit van de opnames is voorbeeldig.

    Ik maak hier niet vaak reclame, maar dit is een uitzonderlijk artistiek aanbod en via internet hoef je er niet eens veel geld voor uit te geven: wat koop je nu vandaag nog voor € 25?


    Categorie:muziek
    Tags:muziek


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!