Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    30-05-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15

    Astérix (deel 1)

    Intro

    Van jongs af groeide ik er mee op, met strips. Tussen mijn zesde en twaalfde kreeg ik voor mijn verjaardag een Suske en Wiske en met Sinterklaas mocht ik in de Grand Bazar aan de Groenplaats of in de Innovation aan de Meir een album van Kuifje kiezen. Van de Suske en Wiske’s herinner ik er mij maar drie: Bibbergoud, De stalen bloempot en De Tartaarse helm. De albums van Kuifje ken ik nog alle zes: De scepter van Ottocar, het tweeluik Het geheim van de Eenhoorn en De schat van Scharlaken Rackam, De krab met de gulden scharen, De zonnetempel en Raket naar de maan.

    Als volwassene ben ik strips blijven lezen. Het beeldverhaal voor volwassenen is ondertussen een aparte kunstvorm geworden. Denk maar aan wat de Hasselaar Brecht Evens maakt. Toen ik in Brussel ging werken leerde ik ‘la bande dessinnée’ kennen. Na zes jaar middelbaar onderwijs à rato van zes uur per week Frans was ik niet in staat een fatsoenlijk gesprek in die taal te voeren. De tekst in de ballonnetjes van beeldverhalen is spreektaal, geen betere manier om gesproken Frans onder de knie te krijgen. Het lezen van Astérix heeft mijn parate kennis van het Frans een vlucht gegeven.

    In de buurt waar ik werkte, waren er vier à vijf stripwinkels. Daar bevoorraadde ik mij. Eén van de stripwinkels heette La Bande des Six Nez. Goed gevonden, de scenarioschrijver van Astérix waardig. Ze zijn van een superieure kwaliteit, vind ik, de scenario’s van René Goscinny, en de tekeningen van Albert Uderzo zijn goddelijk. Ik word het nooit moe van ernaar te kijken en plezier te scheppen in de taal- en visuele gags van het creatieve duo.
    Iets van dat enthousiasme probeer ik over te brengen. Ik zal mij beperken tot de albums waar Goscinny het scenario voor schreef. Dat zijn er vierentwintig. Maar eerst iets over de auteurs.

    De auteurs en hun reeks

    René Goscinny is geboren in 1926 in Parijs waar zijn ouders, Poolse joden, mekaar hadden leren kennen. Hij verblijft in Argentinië en de Verenigde Staten, maar keert na de oorlog terug naar Frankrijk voor zijn legerdienst.
    Albert Uderzo is geboren in 1927 in Fismes, in de buurt van Reims. Zijn ouders waren Italiaanse immigranten die in 1934 het Frans staatsburgerschap verkregen.

    Goscinny en Uderzo leren mekaar kennen in 1951, het begin van een langdurige samenwerking. Hun meest bekende reeks is Astérix, maar het is niet de enige. Goscinny werkt ook samen met Morris aan albums van Lucky Luke. Hij overlijdt in 1977 aan een hartaanval in een Parijs ziekenhuis… tijdens een inspanningstest. Uderzo is in 2020 thuis overleden, eveneens aan een hartaanval.

    Na de dood van Goscinny gaat Uderzo alleen verder. Hij maakt nog acht albums waarvoor hij zelf het scenario schrijft. Ze zijn niet zó goed als die van Goscinny, vind ik, maar diens spitse humor is nog sterk voelbaar. De jarenlange samenwerking heeft blijkbaar voor een soort symbiose gezorgd. Dat is, naar mijn smaak, niet meer het geval vanaf 2013 wanneer de reeks is verkocht aan Hachette en een ander duo het overneemt.

    De reeks
    Astérix is de best lopende Europese stripreeks. Verdeeld in zeventig landen, vertaald in honderd talen inbegrepen het Esperanto, het Latijn en verschillende streektalen zoals het Fries, het Limburgs en het Twents voor Nederland, het Bretoens en de Langue d’Oc voor Frankrijk en meerdere Duitse streektalen. Wereldwijd zijn er al driehonderdvijftig miljoen exemplaren verkocht.

    Het begint nochtans bescheiden. Het eerste album Astérix le Gaulois verschijnt in 1961 op zesduizend exemplaren. Maar dan gaat het snel in stijgende lijn. Van het vierde album Astérix gladiateur worden er honderdvijftigduizend gedrukt. De oplage van het achtste album Astérix chez les Bretons bedraagt vierhonderdduizend en het negende Astérix et les Normands 1,2 miljoen. Daarna ligt de oplage nooit meer onder het miljoen.
    Het laatste album waar Goscinny aan meewerkt is Astérix chez les Belges. Uderzo moet het alleen afmaken en dat heeft even geduurd, want het verschijnt pas in 1979, twee jaar na de dood van Goscinny.

    Alle albums zijn in het Nederlands vertaald, maar ik heb er slechts een viertal. Ik ben de Franse uitgaven blijven kopen, ook toen ik ze niet meer nodig had om Frans te leren. De titels geef ik in het Frans weer, zo ook de namen van de personages, want daar zit heel veel humor in. Hier en daar haal ik er een geestige Nederlandse vertaling bij.

    De historische (sic) context
    Op bladzijde drie van elk album staat een kaart van het door de Romeinen als provincie ingelijfde Gallië. We zijn in vijftig voor Christus (voor de vrijzinnigen: vijftig voor het jaar nul).
    Is heel Gallië door de Romeinen bezet? Nee hoor. Een klein dorpje in het uiterste Westen van Bretagne ‘résiste encore et toujours à l’envahisseur’. Daarom is het omringd door Aquarium, Laudanum, Petibonum en Babaorum (Adfundum in het Nederlands, goed gevonden), vier Romeinse legerkampen waarvan de legerleiding en de soldaten er niet in slagen de onoverwinnelijke Galliërs van het dorp onder de knoet te krijgen. Hoe komt dat? Haha, door een toverdrank die hen een bovenmenselijke kracht geeft!
    De historische correctheid van sommige gebeurtenissen in de verhalen moet je met een korrel zout nemen. Een kniesoor die daarover valt.

    De hoofdpersonages

    Astérix
    Uderzo wou hem graag groot en sterk, maar Goscinny zag dat anders. Hij moest slim, vindingrijk en ondernemend zijn om alle avonturen tot een goed einde te brengen, maar klein van stuk, eerder een antiheld dan een superman, want hij heeft de toverdrank nodig om te slagen in wat hij onderneemt. Meestal trekt hij het avontuur op gang, neemt de leiding op zich of heeft een schitterend idee om een dreiging af te weren en de Romeinen of andere snoodaards een hak te zetten. Zo is hij het die er opkomt dat ze als Galliërs aan de Olympische Spelen kunnen deelnemen want ‘Wij zijn ook Romeinen!!!’. ‘Da’s juist’ zegt de druïde, ‘we zijn door César ingelijfd in het Romeinse Rijk’. Heel het dorp, enfin het mannelijk gedeelte, mee naar Griekenland en iedereen blij want met de toverdrank kunnen ze niet verliezen… dénken ze. Het pakt anders uit, want een stimulerende substantie innemen is verboden. Maar in een speciale race (alleen voor Romeinen die immers nog niets hebben gewonnen) luist Astérix de corrupte concurrentie erin en hij verovert de palm.

    Obélix
    Op de boezemvriend van Astérix kon Uderzo zijn behoefte aan een grote sterke figuur botvieren. Meer dan dubbel zo groot als (dan?) Astérix en drie keer zo dik, omdat hij niet genoeg krijgt van everzwijn eten. Maar o wee wie zegt dat hij dik is. ‘Je ne suis pas gros! Un peu fort peut-être, mais pas gros!’ Als kind is hij in de ketel met toverdrank gevallen, waardoor de effecten bij hem permanent zijn (bij de anderen zijn ze slechts tijdelijk). Hij heeft weinig besef van zijn kracht, want hij staat altijd mee in de rij om ook toverdrank te krijgen (‘ik voel mij een beetje zwakjes’) en is verontwaardigd als de druïde hem wandelen stuurt. Klopt hij op een deur, dan is die in gruzelementen. Hij heeft graag veel Romeinen om een pak rammel te geven, maar ook weer niet té veel, want Romeinen zijn lijk oesters, ‘als je er te veel van eet, blijven ze op je maag liggen’ (hij eet ze dan ook met schelp en al). Slagzin van Obélix: ‘Ils sont fou ces Romains’, in het Nederlands ‘Rare jongens, die Romeinen’. Hij is zonder meer de grappigste figuur van het hele pak. Omdat hij niet van de slimste is, begrijpt hij niet altijd wat er gebeurt en dat vindt hij niet fijn. ‘Mij wordt nooit iets uitgelegd. Ik ben hier maar voor de decoratie’. En het stoort hem weleens dat Astérix het altijd beter weet, met kletterende ruzies als gevolg (dialogen in grote vette zwarte letters). Geen nood, ze leggen het altijd weer bij.

    Panoramix
    Hij is de eerbiedwaardige druïde van het dorp. Met zijn gouden snoeimes snijdt hij de maretak waarmee hij toverdranken maakt. Zijn succesnummer is de drank die een bovenmenselijke kracht geeft, maar hij heeft nog veel meer in petto. In het eerste album probeert de centurion van Petitbonum het geheim van de toverdrank te achterhalen door Panoramix gevangen te nemen en hem te dwingen hem voor hem klaar te maken. Wat uiteraard niet lukt. De druïde speelt een spelletje met het verlangen van de Romein om zelf onoverwinnelijk en de machtigste van het Rijk te worden. Hetzelfde thema herhaalt zich in het derde album Astérix chez les Goths wanneer een commando Oosterburen Panoramix ontvoert en de auteurs ook hier de machtswellust in de kijker zetten, niet alleen als persoonlijke ambitie, maar als een nationale trek. Het zou nu wellicht niet meer mogen.

    Abraracourcix
    Hij is de chef van het dorp. Gewaardeerd oud-strijder van belangrijke veldslagen met de Romeinen, waaronder de glorierijke overwinning van Gergovie en de smadelijke nederlaag van Alésia (grote zwarte letters: ‘Alésia? Ken ik niet! Weet niet waar Alésia ligt! Niemand weet waar Alésia ligt! / Commentaar van de auteurs: betreurenswaardig chauvinisme dat door de eeuwen heen is blijven bestaan, want nu weten we heden ten dage nog altijd niet waar Alésia ligt). Hij heeft slechts van één ding schrik, ‘dat de hemel op mijn kop valt’. Als chef verplaatst hij zich op een schild gedragen door twee van zijn onderdanen. Niet zonder problemen. De deuropening van het huis van de chef is nogal laag, als ze ‘en vitesse’ in of uit moeten en de dragers zich niet bukken… Je ziet het gebeuren, hé!
    ‘Uit mijn ogen, stommeling’, brult hij tegen een van zijn dragers wanneer die een ambetante opmerking maakt. Het volgende plaatje ligt hij tegen de grond. In een ander album heeft hij er genoeg van en ontslaat hij zijn dragers. ‘Hij was nochtans goedgezind vanmorgen’ zeggen die tegen Astérix en Obélix. ‘Kijk wat een mooi weer het is, zei hij’. ‘Maar toen wij naar de hemel keken, was de chef daarna niet meer op zijn schild. Hij heeft ongelijk om zich van de steun van de basis te vervreemden’. Soms moet hij helpen in het huishouden. Zo zien we hem aan het begin van een verhaal, op zijn schild, duidelijk tegen zijn zin, met enkele emmers in de handen, aangemaand door zijn vrouw om water te halen voor de was waarmee ze bezig is, getuige de schuimende wastobbe. Een andere keer staat hij, zichtbaar misnoegd, op zijn schild, zijn dragers puffend, want ze torsen niet alleen hun chef, maar ook al de boodschappen die hij in zijn handen heeft.

    Assurancetourix
    Geliefd is de bard, dat wel, behalve als hij zingt, want dan gaat iedereen lopen of legt iemand, meestal de smid, hem het zwijgen op, vaak preventief. ‘Stelletje barbaren’ brult hij wel eens ‘jullie begrijpen niets van mijn kunst’. In album vier, Astérix gladiateur,ontvoeren de Romeinen hem in opdracht van een hooggeplaatste pief die hem als onoverwinnelijke Galliër cadeau wil geven aan Jules César. Als hij begint te zingen in de arena wordt hij afgevoerd, want zowel het publiek als de roofdieren slaan in paniek op de vlucht. Soms is hij nuttig. Bijvoorbeeld om te zorgen dat er plaats vrij komt in de Griekse herberg die volzet is omwille van de Olympische Spelen (een groep Wisigothen heeft zich gauw uit de voeten gemaakt maken toen hij begon te zingen). Als dank zit hij aan het eind van het verhaal mee aan het banket. Dat is heel uitzonderlijk, want meestal is hij, gemuilkorfd, vastgebonden aan een boom terwijl de anderen feest vieren. Toch duldt het dorp niet dat hem onrecht wordt aangedaan. Daar speculeert Astérix op wanneer hij de Romeinen wil verdrijven uit het Romeinse domein dat in de nabijheid van het dorp is gebouwd en dat hun eenheid dreigt te verbreken. Met een list heeft Astérix de bard een kamer in het gebouw laten betrekken. Maar wanneer die ’s nachts zijn liederen begint te oefenen verlaten de volgende dag alle Romeinse bewoners het luxeverblijf en wordt Assurancetourix buiten gesmeten. ‘De Romeinen hebben een van ons verjaagd. Gaan we dat accepteren?’ roept Astérix. ‘Jamais!’ is het antwoord. Het vervolg laat zich raden: het hele dorp bestormt eensgezind ‘le domaine des dieux’ en verjaagt de soldaten die er zijn ingetrokken. Ook deze keer mag de bard mee feest vieren, al staat zijn harp wel buiten handbereik.

    Contacten met andere volkeren

    Astérix en Obélix maken tijdens hun avonturen kennis met andere volkeren en al hun eigenaardigheden. Goscinny en Uderzo schuwen de clichés en de stereotypen niet.

    De Gothen
    Vierendelen, radbraken, koken in de olie… voor de pret in de arena zijn ze even inventief als de Romeinen. Astérix en Obélix bevrijden de ontvoerde Panoramix. Hij geeft alle Goten die hij tegenkomt een beetje toverdrank zodat Téléféric, Electric, Casseurdebric, Satiric, Histéric en anderen mekaar bekampen om de sterkste te zijn. ‘Zolang ze dat onderling blijven doen, duurt het nog eeuwen voor ze eraan denken om hun buren binnen te vallen’ monkelt Panoramix.  

    De Egyptenaren
    Een volk van piramidebouwers, maar een paleis bouwen voor -joli nez- Cléopatra, hó maar. De architect die de opdracht krijgt, roept de hulp in van Panoramix. Want Cléopatra (quel nez!) is het gejen van César beu en wil bewijzen dat haar volk nog tot grootse dingen in staat is. Het lukt dankzij de toverdrank en het pareren van de tegenwerking van een jaloerse concurrent-architect. Gelukkig maar, voor de leeuwen gooien kennen ze niet, maar aan de krokodillen voeren wel. Bij het afscheid zegt Astérix tegen Cléopatra ‘Als u in Egypte eens wat anders wilt bouwen, een kanaal tussen de Middellandse en de Rode Zee bijvoorbeeld, kunt u altijd beroep doen op iemand van bij ons, par Toutatis!’

    De Britten
    Obélix vindt dat ze raar praten. Ze zeggen niet potion magique maar magique potion. Maar hij leert snel bij. ‘Vous avez vu mon chien petit?’ vraagt hij aan Jolitorax die bij de Galliërs om hulp komt bedelen. Hun eet- en drinkgewoonten vindt hij maar niks. Warm water met een wolkje melk, lauw bier, everzwijn met een muntsaus (‘arm beest!’). Maar de Britten zijn even argwanend naar de overzeese keuken. ‘Er zit toch geen look in die toverdrank, mag ik hopen?’ Nee hoor, Astérix heeft er het kruid in gedaan dat hij bij Panoramix had zien liggen en meegenomen. ‘Wat was dat eigenlijk’ vraagt hij als hij terug thuis is. ‘O, een plant uit verre landen’. ‘En hoe heet die?’ … ‘Thee!’.

    De Noormannen
    Vele eeuwen te vroeg landt een drakar met woestelingen uit het Noorden op de Bretoense kust, vlakbij het dorp van de onoverwinnelijke Galliërs. Ze zijn op zoek naar iets wat ze nog niet kennen: angst. Die geeft vleugels en dan kan je vliegen, hebben ze van horen zeggen. Het is onverdraaglijk dat ze dat niet kunnen. Abraracourcix maakt zich vrolijk om hun namen. Niet te geloven, ze eindigen allemaal op -af: Grossbaf, Cinématograf, Dactilograf, Sténograf, Complètementpaf. ‘Hahaha, grappig hé Panoramix, Assurancetourix, Aventurépix, Allégorix?’ Astérix heeft het lumineuze idee om de bard een ‘homme-spectacle’ te laten geven voor de Noormannen. Zijn gezang jaagt hen de stuipen op het lijf en vierklauwens maken ze zich uit de voeten.

    De Grieken
    Ze zijn zeer gastvrij. Als de Galliërs aan de hotelbaas vragen of hun everzwijnen er ook nog bij kunnen, want het hotel zit vol, antwoordt die vriendelijk ‘Nous acceptons les petites bêtes dans l’auberge’. En knappe vrouwen! De oudste van het dorp, Agecanonix, krijgt er niet genoeg van, maar er lang naar kijken is hem niet gegund. ‘Met die georganiseerde reizen ben je nooit vrij om te doen wat je wilt’ moppert hij. ‘s Avonds in een Griekse taverne demonstreert hij Gallische dansen aan de Grieken en doet hij goed mee met hun sirtaki. ‘Dat heeft me tien jaar… hips …jonger gemaakt’ lalt hij als ze weer op straat staan. ‘Dan ben je nog altijd drieëntachtig’ zegt Astérix ‘en je moet nu naar bed, want morgen is het vroeg dag’.

    De Spanjaarden
    Een fier volk. Olé! En een vakantieland. De koers van de sesterce is voordelig, hoewel de prijzen stijgen (ze zijn ook niet gek, die Iberiërs), maar er is altijd zon. Aan de grens staan ze in de rij met hun ‘rijdende huisjes’, Galliërs én Goten. In een Andalousische herberg bestaat het dagmenu uit worst met kool en spek en bier. Astérix en Obélix kamperen bij zigeuners en leren zingen en dansen, de nacht lang. Geen leeuwen in de arena, maar een grote pikzwarte stier. Astérix houdt hem aan de praat met een rode cape die in de arena is gevallen en introduceert zo het beroep van torero (noot van de auteurs: en niet toreador zoals verkeerdelijk wordt gezegd). Spaanse namen zijn ofwel een heel menu zoals Soupalognon y crouton of een bekend lied als Dansonsurlepon y davignon.

    De Zwitsers
    ‘Probeer er goed doorvoed uit te zien, dan val je minder op’ zegt Petisuix tegen Astérix en Obélix als ze door Geneva lopen. ‘Goed doorvoed, goed doorvoed’ bromt Obélix ‘van al die kaas met gaten zeker!’ Petisuix is een herbergier die de tijd aangeeft door elk uur heel hard coucou teroepen, tot grote ergernis van zijn gasten. De Romeinse elite ergert zich dan weer blauw aan de manie van de Zwitsers om alles proper te houden want ‘… een orgie moet smerig zijn, stop met frotten, par Jupiter!’. Astérix en Obélix moeten de bergen in om edelweiss te plukken. Hoe kan dat met Obélix die, té veel wijn gedronken, zijn roes uitslaapt? Astérix stelt voor om alle medeklimmers én Obélix met touw aan mekaar vast te maken. (Commentaar van de auteurs: en zo ontstond later een techniek die heden ten dage nog wordt toegepast).

    De Corsicanen
    ‘Wij zullen pas een keizer aanvaarden als hij een van ons is’ zegt Ocatarinetabellatchitchix aan het eind van het verhaal met zijn rechterhand ergens ter hoogte van zijn linkerborst (heb j’ hem?). Onbuigzaam en onverstoord zijn ze. De verbannen chef Ocatarineta… (enzovoort) wil zijn siësta niet onderbreken, zelfs niet als de centurion van Babaorum hem vrijlaat, want die vreest de traditionele aanval van de Gallische buren om de verjaardag van de overwinning van Gergovie te vieren. Trots ook. Hij raakt het everzwijn niet aan op het feest na de stormloop op het kamp. ‘Het is me aangeboden uit meelij’. ‘Niks van, ik eet het wel op als je het niet wilt’ zegt Obélix. ‘ ‘k Heb je gekwetst. Je bent trots en lichtgeraakt. Tu me plais, petit’, en hij eet mee. Waarop Obélix met zijn vingertje omhoog vraagt ‘nog een everzwijn, par pitié’.

    Indianen en Vikings
    Onze helden zijn bij stormweer met hun vissersboot uit de koers geraakt en stranden op een ongekende kust. In de plaats van everzwijnen vinden ze er ‘glouglous’ en beren. Ook lekker. De inwoners van het vreemde land waarderen hun kracht en hun manier van jagen. Ze willen dat ze blijven en hun chef biedt Obélix zijn dochter aan. Dat is meer dan een brug te ver voor onze celibatair. Ze geraken weg met een Vikingboot onder leiding van Kerøsen, de visionair op zoek naar nieuw land, en Åvånsen, de scepticus. Astérix verstaat geen snars van hun taal. ‘Met al die ˚ en  ̷  ook’ moppert Obélix. ‘Misschien zet ik ze niet op de juiste plaats’ oppert Astérix. Eenmaal bij de Vikings kunnen Astérix en Obélix ontsnappen, tijdens de onvermijdelijke bagarre, samen met een Gallische visser die de Vikings gevangen namen.

    De Belgen
    ‘De dappersten aller Galliërs’ zei Jules. ‘Da’s gelogen’ tiert Abraracourcix en hij wil het ter plekke rechtzetten. ‘Ga maar mee’ fluistert Panoramix tegen Astérix en Obélix ‘want anders komen er vodden van’. De Belgen die ze weldra ontmoeten spreken Frans ‘met haar op’ maar onze helden zijn erger gewoon. ‘Het is hier nogal plat’ zegt Abraracourcix tegen chef Geuselambix. ‘Oué, dans ce plat pays qui est le mien, nous n’avons que des oppidums pour uniques montagnes’. Hij nodigt hen uit om te komen eten (‘Alors, vous venez avec?). Zijn vrouw Nicotineke tovert een ‘sobere’ maaltijd op tafel. Obélixeke is razend enthousiast.  ‘Welterusten Astérixeke’ zegt hij later. ‘Welterusten Imbécieleke’ krijgt hij als antwoord.

    De Romeinen
    Met de Romeinse bezettingsmacht hebben Astérix en Obélix bijna dagelijks te maken als ze op everzwijnenjacht gaan in het bos. De klappen die ze uitdelen zijn niet te tellen. Obélix heeft een spelletje bedacht: Romeinse helmen verzamelen. Als ze een tijdje geen Romein zien, is Obélix niet content. Hij snapt niet dat de Romeinen het niet prettig vinden om in mekaar geslagen te worden.

    En het contact met de gewone Romeinse burgers en hun gewoonten? Als ze in Rome zijn om de bard te bevrijden bezoeken Astérix en Obélix een badhuis. ‘Het is hier zo warm’ zegt Obélix ‘waarom zetten ze geen raam open?’ In het massagesalon is het prijs. De masseur geeft Astérix en pets op de billen en krijgt een uppercut. ‘Blijf van mijn masseurs af, ze zijn heel duur’ roept de uitbater. ‘Hij is begonnen’ riposteert Astérix. ‘Da’s waar, ik heb het gezien’ vult Obélix aan. 

    O ja, de namen van de Romeinen eindigen op -us, soms kort als Langélus, Sacapus of Roidprus, soms lang als Fleurdelotus, Hotelterminus, Plutoqueprévus, Absolumentexclus, Gazpachoandalus of Encorutilfaluquejelesus.

    Namen als taalspel

    Alle Gallische namen eindigen op -ix, dat hebt u door. De vrekkige, corrupte en met de Romeinen collaborerende chef van een Gallische stam heet Moralélastix (‘Maar ik laat de Romeinen altijd het dubbele betalen voor mijn producten!’). Amnésix is een collega-druïde van Panoramix. Een gokker/afzetter op de wagenrennen heet Distributiondéprix, en Catédralgotix is een schooljongen die dringend pipi moet doen. Als Obélix personeel nodig heeft om voor hem menhirs te kappen of everzwijnen te jagen roept hij Monosyllabix, Petitélégrafix, Harenbaltix en Choucroutgarnix.
    De Nederlandse vertaling van de naam van de bard is beter dan het origineel: Kakafonix. Maar het toppunt van vertaalcreativiteit is de naam van de Corsicaanse chef die in het Frans verwijst naar een lied. In het Nederlands wordt het Ozewiezewozewiezewallakristallix.

    Figuralégoric is een Goot die dienst wil nemen in het Romeinse leger, maar wordt afgekeurd… want  te mager. De namen van de Egyptenaren eindigen op -is zoals Misenplis, Tournevis en Courdeténis. Grieken heten Mixomatos, Calvados, Scarfas of Plexiglas.

    Tijdens de rugbymatch in Astérix et les Bretons is Ipipourax de aanmoedigingskreet van het publiek voor één van de spelers. Andere bewoners van het eiland heten Jolitorax, Relax, of Faupayélatax, allemaal eindigend op -ax dus. Eén uitzondering, de naam van de chef die weerstand biedt aan de Romeinen is… Zebigbos.

    Een volgende keer meer.                                                                                     

    Hugoke D’hertefeltix

    Hasselt, juni-juli 2021.


    Categorie:poëzie
    27-05-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Secretaris
    Secretaris
    In onze complexe maatschappij zijn er ontelbare functies, die allemaal ingevuld worden door personen. Denk aan de koning, bijvoorbeeld. Toen België, of eigenlijk 'La Belgique' destijds werd opgericht, vond men dat een land, om toch enig prestige te hebben, het best over een eigen koning moest beschikken. En zo geschiedde. De eerste koningen waren echt wel koning, en gedroegen zich ook zo. Zij stonden aan het hoofd van het land, hun wil was wet, en er was geen wet zonder hun wil. Zij hadden macht.
    Maar niet alle functies zijn van dien aard, dat is niet mogelijk, we kunnen niet allemaal koning zijn. En zelfs een koning kan op zijn eentje geen land besturen, daarvoor heeft hij personeel nodig. En dan gebeurt er iets eigenaardigs: voor de koning mogen werken, wordt als een grote eer beschouwd. Of het nu als privésecretaris is, of als kok, als eerste minister of als hofleverancier, het feit dat je voor de koning werkt, verleent aan een persoon een groot prestige. Een eenvoudige huisvrouw of -man, die voor het gezin kookt, wordt misschien wel gewaardeerd, maar er is nauwelijks prestige gemoeid met die functie. Voor wie men werkt, is bepalend voor de waardering van de functie, terwijl wat men in de praktijk doet best hetzelfde kan zijn als in een veel bescheidener functie. De secretaris van de plaatselijke fanfare is niet te vergelijken met de secretaris-generaal van de UNO, vanzelfsprekend.
    Naast elke voorzitter is er een secretaris. Voorzitters zijn meestal vooraanstaand. Men wordt voorzitter omdat men over bepaalde kwaliteiten beschikt, of verondersteld wordt dat te doen. Maar een voorzitter is zelden de persoon die het werk doet, daarvoor heeft hij een secretaris. En hoewel die secretaris over geen enkele bevoegdheid beschikt, is de functie niet onbelangrijk: met de taken die de voorzitter delegeert, verwerft de secretaris de facto niet zelden aanzienlijke invloed en zelfs enige macht, zeker wanneer de voorzitters voor een beperkte periode verkozen zijn, terwijl de secretaris een permanente functie is.
    Maar secretarissen moeten hun plaats weten. Zij mogen zich niet schuldig maken aan insubordinatie, zoals dat heet. Zij treden altijd op namens de voorzitter, of namens de instelling, nooit in eigen naam. Zij nemen geen eigen beslissingen, maar voeren de beslissingen uit van de voorzitter of van de raad.
    Een goede secretaris vereenzelvigt zich met die dienende functie. Er zijn mensen die zich daarin goed voelen: ze hoeven geen beslissingen te nemen, en kunnen daarop ook niet afgerekend worden. Ze verschuilen zich achter hun voorzitter, terwijl ze door hun nauwe band en hun functie vanzelfsprekend van heel dichtbij betrokken zijn bij de besluitvorming, en die niet zelden in ruime mate sturen, zeker als de voorzitter genoegen neemt met de eer die deze functie met zich meebrengt, en niet geïnteresseerd is in het dagelijkse bestuur. En intussen geniet de secretaris van alle voordelen die de functie meebrengt.
    Als we goed om ons heen kijken, zijn er talloze functies die in grote lijnen beantwoorden aan die bijzondere omschrijving van 'secretaris', ook al hebben ze vaak een andere naam. Maar bijna altijd is er dezelfde dubbelzinnigheid, namelijk het formele ontbreken van elke macht of bevoegdheid, en de praktische onmisbaarheid, die gepaard gaat met aanzienlijke invloed en zelfs macht, naast het prestige dat men ontleent aan de persoon of de instelling die men ten dienste staat. Personen die het ontbreekt aan de kwaliteiten die men van een voorzitter verwacht, of wier kwaliteiten niet (h)erkend worden, zullen een dergelijke dienende functie ambiëren, en genieten van het aanzien dat ermee gepaard gaat.
    Nergens anders is dat meer het geval dan in de godsdienst, waar de functie van 'secretaris' verheven is tot het hoogste wat men kan bereiken. In een Kerk of een godsdienst kan een mens immers geen 'voorzitter' zijn, dat is God alleen. Dat is tenminste wat men voorwendt, het is de aloude list van Mozes. Door het hoogste gezag niet zelf op te eisen, maar het toe te schrijven aan een bovennatuurlijke persoonlijke God, zijn alle mensen dienaren van God. Zelfs Mozes, en na hem de hogepriester en de koning van de Joden, nam geen beslissingen, dat deed God zelf, die aan sommige mensen zijn wensen, zijn geboden en verboden te kennen gaf. God is de ultieme, absolute en ongenaakbare 'voorzitter', de priesters zijn 'slechts' secretarissen, die de beslissingen uitvoeren. Maar dat is overduidelijk een voorwendsel: aangezien er geen God is, aangezien dat een louter verzinsel is van sluwe lieden, zijn het die mensen die de beslissingen nemen die ze aan God toedichten. Het is de ultieme, absolute perversie van het zeer eerbare menselijke verschijnsel van de secretarisfunctie: onder het mom van de loyale en nederige dienstbaarheid aan het hoger gezag, nemen de dienaren Gods zijn rol over. Door van de voorzitter een absolute maar bovennatuurlijke God te maken, schakelen ze hem de facto uit en nemen ze zelf alle macht in handen. Op die manier verwerven ze niet alleen de absolute macht, en wel zonder ooit door iemand ter verantwoording te kunnen worden geroepen (het is immers God die in zijn ondoorgrondelijke wijsheid de beslissingen neemt), maar tevens het hoogst mogelijke prestige, aangezien zij dienaren zijn van de allerhoogste instantie, God zelf.
    We doen er goed aan op onze hoede te zijn voor 'secretarissen', welke titel ze ook voeren. Steeds moeten we ons afvragen of ze wel degelijk spreken namens, en niet in eigen naam, en namens wie. Wij mogen niet dulden dat zij zich verschuilen achter gezagsargumenten, of daarvan gebruik maken om hun eigen ideeën naar voren te brengen. We moeten inderdaad altijd ten gronde de argumenten horen en beoordelen voor elke beslissing of opinie, zelfs wanneer die afkomstig is van de hoogste gezagsdragers, zelfs wanneer die gesteund is op de hoogste wetten van het land. Alle gezagsdragers zijn immers mensen zoals wij, en kunnen zich dus vergissen, en alle wetten zijn opgesteld door mensen zoals wij, en zijn dus mogelijk voor verbetering vatbaar.
    En wie zich geroepen voelt om als secretaris ten dienste te staan van anderen, moet enerzijds inderdaad zijn plaats weten, en nooit de functie en de macht en het prestige die ermee gepaard gaan, misbruiken om de eigen doelstellingen na te streven, maar altijd uitsluitend ten dienste te staan van de personen en de instellingen waarvan men de secretaris is. Anderzijds blijft een secretaris een vrije persoon, en mag en moet die als zodanig weigeren om beslissingen uit te voeren of ideeën te verkondigen waar die zelf in gemoede niet achter kan staan. De zo geroemde en geloofde loyauteit van secretarissen kan voor hen nooit een excuus zijn om te dulden van wat onduldbaar is, of uit te voeren wat nooit uitgevoerd zou mogen worden.

    Categorie:levensbeschouwing
    16-05-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14

    Thomas Gray
    Vader van de kerkhofpoëzie

    Hugo D’hertefelt
    Hasselt, juni 2021

    Proloog

    In november 2007 begon Luk Cluysen, dirigent van het Hasselts Omroerkoor, met het aanleren van The Curfew. Hij had het lied gevonden op de website van Koor & Stem. Het was een oude tekst, want bovenaan de partituur stond de naam Thomas Gray en tussen haakjes (1716-1771). Er zaten in het repertoire nog wel enkele oude teksten, maar meestal zongen we toch hedendaagse liederen. De melodie was niet gemakkelijk, maar wel heel mooi. We zongen het lied graag. Maar waarover ging het? Dat werd mij pas duidelijk toen ik thuis in een van de vele dichtbundels van H. de tekst vond en vaststelde dat het de twee eerste strofen waren van een heel lang gedicht[1]. Kende Luk het hele gedicht? Wist hij dat Gray het opnam voor de armen? In de twee eerste strofen is daar niet veel van te merken. Pas als je het gedicht in zijn geheel leest, ontdek je maatschappijkritische toon die perfect past in de visie van het Omroerkoor.

    Wie was Thomas Gray?

    Thomas Gray was de vijfde van twaalf kinderen, maar de enige die de kindertijd overleefde. Zijn vader was een klerk, zijn moeder hoedenmaakster. De vader was nogal ruw en labiel en zijn vrouw  verliet hem. Thomas bleef bij zijn moeder. Zij slaagde erin om hem een goede opleiding te geven aan Eton College en in Cambridge, waar twee ooms zich over hem ontfermden. Op zijn reizen na bleef Gray zijn hele verdere leven in Cambridge.
    Gray begint gedichten te schrijven na de dood van zijn vader in 1741. Heel productief is hij niet. In heel zijn leven heeft hij niet meer dan 1000 regels geschreven, maar toch wordt hij beschouwd als de tweede belangrijkste Engelse dichter van de achttiende eeuw, na Alexander Pope.

    The Eligy

    Zijn meest bekende gedicht is Eligy Written in a Country Churchyard (Elegie, geschreven op een dorpskerkhof), gepubliceerd in 1750. Hij zou het geschreven hebben op de begraafplaats van Stoke Poges in Buckinghamshire, waar hij zelf begraven ligt naast zijn moeder.
    Door The Eligy noemt men hem de vader van de kerkhofpoëzie. 
    Het gedicht telt 32 kwatrijnen (strofen van vier regels). Elke regel telt tien lettergrepen. Deze versvorm is typisch voor de neoklassieke Engelse poëzie.
    In zijn geheel toont het de overgang van de neoklassieke naar de romantische dichtkunst want het gedicht is een mijmering over de dood. Niemand kan aan de dood ontsnappen, ook de rijken en de hogere standen niet, noch de mensen met veel kennis en ambitie. Het heeft dus geen zin om neer te kijken op de eenvoudige lieden die op het kerkhof begraven liggen. Ook zij waren van belang voor hun omgeving en hun familie en onder hen bevonden zich wellicht mensen met grote mogelijkheden, die zij op hun manier hebben waargemaakt.

    De belangstelling van Gray voor de arme bevolking wijst vooruit naar de romantiek. Het hele gedicht is één groot pleidooi om meer aandacht voor de armen, wat ze betekenen voor de samenleving en is een aanklacht tegen de inperking van hun mogelijkheden. Een arme had misschien een Milton of een Cromwell (liefst minder bloeddorstig!) kunnen worden als hij kansen had gehad.
    In zijn tijd bestond het woord kansengroepen nog niet, maar Gray schreef er wel een gedicht over.

    Hieronder enkele strofen die illustreren dat hij de rijken een toontje lager wil doen zingen.

     

    Let not Ambition mock their useful toil,

    Their homely joys and destiny obscure;

    Nor Grandeur hear, with a disdainful smile,

    The short and simple annals of the poor.

     

    The boast of heraldry, the pomp of power,

    And all that beauty, all that wealth e’er gave,

    Awaits alike the inevitable hour.

    The paths of glory lead but to the grave.

     …

    But Knowledge to their eyes her ample page

    Rich with the spoils of time did ne’er unroll;

    Chill Penury repressed their noble rage,

    And froze the genial current of the soul.

    Some village-Hampden that with dauntless breast
    The little tyrant of his fields withstood;

    Some mute inglorious Milton here may rest,

    Some Cromwell guiltless of his country’s blood.

     

     Dat Eerzucht niet hun nuttig werk veracht’,

    hun huisvreugd en hun lot, al is ’t banaal;

    noch Stand beluist’re met een kille lach

    van d’armen ’t simpele geschiedverhaal.

     

    Gepoch op voorgeslacht, de praal van macht,

    en al wat schoonheid, al wat rijkdom bracht,

    wacht evengoed het onontkoombaar uur.

    Het pad van glorie leidt slechts naar het graf.

    ….

    Maar Kennis heeft hun oog ’t geleerde woord

    rijk met de buit des tijds nimmer ontvouwd;

    de kille Armoe heeft hun vuur gesmoord,

    en ’t gulle stromen van hun bloed werd koud.

    Hier, naast een kleine Hampden, die wellicht
    de dorpstiran trad vreesloos tegemoet;

    een zwijgend’ onberoemde Milton ligt,

    een Cromwell onbesmeurd met burgerbloed?

     

    Het gedicht is nog altijd populair in Engeland en wordt vaak geciteerd. Heel wat poëzieliefhebbers kennen de eerste strofe uit het hoofd.

    Sommige kunstenaars gebruikten bepaalde regels uit het gedicht. Thomas Hardy, bijvoorbeeld, schreef in 1874 ‘Far From The Madding Crowd’, een roman die in 1967 werd verfilmd door John Schlesinger. De titel is gebaseerd op de regel Far from the madding crowd’s ignoble strife (ver van de strijd van ’t dolle stadsgewoel). Stanley Kubrick geeft aan zijn anti-oorlogsfilm de titel ‘The Paths of Glory’. Hij gebruikt een deel van de regel The paths of glory lead but to the grave.

    Het lied

    De eerste twee strofen van The Eligy zijn een lied geworden met als titel The Curfew.
    Hieronder de  originele tekst en de Nederlandse vertaling.

    The curfew tolls the knell of parting day,

    The lowing herd wind slowly o’er the lea,

    The ploughman homeward plods his weary way,

    And leaves the world to darkness and to me.

     

    Now fades the glimmering landscape on the sight,

    And all the air a solemn stillness holds,

    Save where the beetle wheels his droning flight,

    And drowsy tinklings lull the distant folds.

    De klok rouwt om ‘t verscheiden van de dag,

    het loeiend vee trekt sling’rend door de wei,

    de ploeger sjouwt vermoeid naar huis terug,

    en laat het rijk aan duisternis en mij.

     

    Nu dooft het schem’rig landschap voor ’t gezicht,

    de lucht is stille plechtigheid ten prooi,

    behalve waar de tor gonst in de lucht,

    getinkel sust de schapen in hun kooi.

     

    ‘The Curfew’ duidt op de avondklok. ‘To toll’ verwijst naar het luiden van de doodsklok, maar kan ook het afsluiten van de dag betekenen of het afscheid in ruimere zin. Met ‘the knell’ gebruikt de dichter nogmaals een synoniem voor de doodsklok en zet zo de toon voor de rest van het gedicht.

    The curfew of de avondklok werd door Willem de Veroveraar (1028- 1087) in het leven geroepen. Het woord komt van het Franse ‘couvre-feu’, ofwel doven van de vuren. Vanaf het luiden van de klok tot aan de dageraad moest iedereen binnen blijven.

    De componist  

    Stephen Storace is geboren in Londen in 1762. Hij was de zoon van een Italiaanse vader en een Engelse moeder. Hij groeide op in een muzikaal milieu. Zijn vader was componist en muzikaal directeur van een theater in Londen. Zijn zus Nancy was een bekende operazangeres. Hijzelf was al op jonge leeftijd een begaafd violist. Na de dood van de vader in 1782 trok moeder Storace met haar twee kinderen naar Wenen. Tijdens hun tweejarig verblijf schrijft Storace twee komische opera’s en zingt zus Nancy in Mozarts Figaro’s bruiloft.Terug in Londen werkt Stephen Storace voor het Drury Lane theater. Aanvankelijk schrijft hij Engelse versies van bekende opera’s. Later gaat hij meer de Mozart-toer op met diens Singspielstijl. Hij is heel productief en ook succesvol, maar er is weinig bewaard gebleven van de bijna twintig opera’s en muziekstukken die hij schreef.

    Omstreeks 1782 schreef hij acht canzonetta voor stem met begeleiding van harp of klavecimbel. The Curfew is daarvan het vierde. Als titel voor het lied nam Storace de eerste twee woorden van het gedicht. Het stuk staat in d, een toonaard die ook bij het Requiem van Mozart de dood evoceert.

    Storace stierf in 1796, amper 34 jaar oud, nadat hij tijdens een repetitie van zijn laatste muziekstuk een verkoudheid had opgelopen.

    De arrangeur

    Carl Van Eyndhoven bewerkte het lied voor vierstemmig koor. Over het algemeen laat hij de melodie van het oorspronkelijke lied onaangetast, het zijn de sopranen die ze zingen. De andere stemmen dienen als ‘vervanging’ van het begeleidingsinstrument. Enkel in het laatste deel schakelt hij tenoren en bassen in om even de melodie te vertolken. Carl Van Eyndhoven laat de sfeer van het origineel intact, maar maakt het zingbaar voor een koor.  

    Bronnen

    https://nl.wikipedia.org/wiki/Elegy_Written_in_a_Country_Churchyard
    https://en.wikipedia.org/wiki/Elegy_Written_in_a_Country_Churchyard
    https://www.poetryfoundation.org/poets/thomas-gray
    https://en.wikipedia.org/wiki/Thomas_Gray
    https://en.wikipedia.org/wiki/Stephen_Storace

     

    [1] Menno Wigman en Rob Schouten, A Thing of Beauty. De bekendste gedichten uit de wereldliteratuur (Uitgeverij Bert Bakker, 2006). Daarin staan zowel de oorspronkelijke Engelse tekst als de Nederlandse vertaling van J.P. Guépin die is overgenomen uit Gerrit Komrij, Aan een droom vol weelde ontstegen. Poëzie uit de Romantiek 1750-1850. (Meulenhoff, Amsterdam, 1982).


    Categorie:poëzie
    12-05-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
    De boeken die we (niet) lezen (deel 2)
    Lang geleden, rond 1975, leerde ik het weekblad The New Yorker kennen, en ik was meteen verkocht. Ongeveer dertig jaar lang las ik elke aflevering van voren naar achteren, tot er nieuwe eigenaars kwamen en de redactie, en meteen ook de stijl en de inhoud aanzienlijk veranderde, en ik met spijt in het hart mijn abonnement opzegde.
    Een publicatie in The New Yorker was toen zowat het hoogste dat je als auteur kon bereiken. Zo leerde ik tal van schrijvers kennen, en een van hen was William Trevor (1928-2016). De naam van de auteur verscheen toen nog na de tekst, als een soort handtekening, en ik probeerde altijd de auteur te raden zonder te spieken. Met Trevor was dat een kleine moeite, hij is uniek en heel herkenbaar. Ik las zijn kortverhalen altijd verrukt en keek gespannen uit naar elk volgende. Later ging ik zijn talrijke gebundelde kortverhalen verzamelen, evenals zijn romans, kortom alles wat hij geschreven heeft. Hij stierf in 2016. Onlangs schafte ik me zijn postume bundel Last Stories (Viking, 2018) aan, en het was een diep ontroerend weerzien. Er is verrassend weinig van hem vertaald in het Nederlands. Ik waagde me daarom zelf aan een van zijn kortverhalen, An Afternoon, je vindt het resultaat op mijn website waar ook nog meer informatie over hem staat. William Trevor is niet alleen een van de allerbeste schrijvers die ik ken, hij heeft me mede gevormd en maakt voor altijd deel uit van mijn leven. Ik ben hem immens dankbaar.
    In fel contrast daarmee staat Adriaan Koerbagh. Ik leerde hem kennen toen ik me ongeveer vijftien jaar geleden intens begon te verdiepen in Spinoza. Om allerlei redenen was ik er sindsdien niet toe gekomen om een van zijn werken te lezen. Dat heb ik onlangs goedgemaakt, en daarbij is gebleken dat ik hem ten onrechte verwaarloosd heb. Maar niet ik alleen!
    Adriaan Koerbagh werd te Amsterdam geboren in 1633 en stierf daar in de gevangenis in 1669. Hij was veroordeeld voor godslastering, op grond van zijn boek Een licht dat schijnt in duistere plaatsen, om de voornaamste zaken van de godgeleerdheid en de godsdienst te verlichten. Dat boek was niet eens verschenen: halverwege het drukken schrok de drukker zo van de inhoud dat hij de overheden inlichtte. Voor het proces werden enkele van die gedeeltelijke druksels met de hand aangevuld, op basis van het manuscript, en dat zijn de enige exemplaren die bewaard gebleven zijn in Den Haag; de rest werd vernietigd, op enkele uiterst zeldzame exemplaren na die ooit moeten bestaan hebben. Hubert Vandenbossche (VUB, 1945-2016), die in 1971, driehonderd jaar na de feiten, als eerste een studie had gewijd aan Koerbagh, heeft in 1974 voor eigen rekening een kritische (gestencilde) uitgave gebracht op vijftig exemplaren. Op basis daarvan bracht de betreurde Michiel Wielema (1959-2018) in 2011 een tweetalige paralleluitgave met Engelse vertaling. Het was nogmaals Hubert Vandenbossche die een toelage uitloofde voor de hertaling in hedendaags Nederlands van Het licht, en het was vanzelfsprekend Michiel Wielema die deze taak op zich nam en tot een goed einde bracht (2014, Vantilt, Nijmegen), veertig jaar na de eerste kritische tekstuitgave. Zonder al deze merkwaardige inspanningen zou het boek dat Koerbagh in 1668 wou laten verschijnen nooit het daglicht hebben gezien. Overigens is het gedurende driehonderd jaar zo goed als onbekend gebleven. De Nederlandse kerkelijke en burgerlijke overheden zijn dus helaas maar al te goed geslaagd in hun opzet. Het is immers in feite pas door de monumentale publicaties over de radicale verlichting van Jonathan Israel (2001 vv.) dat Koerbagh echt in de belangstelling gekomen is.
    In het uitstekende online boekenprogramma De Gedachtestreep interviewde Johan Braeckman recentelijk Bart Leeuwenburgh over zijn Koerbagh-boek Het noodlot van een ketter (2013).
    De titel van het boek is sprekend: Koerbagh neemt de belangrijke dogma's en praktijken van het christendom scherp op de korrel. Hij heeft het achtereenvolgens over God, de Drievuldigheid, Jezus Christus, de Heilige Geest, goed en kwaad, godsdienst, de Bijbel, ketters en ketterij, hemel en hel, orakels, engelen en duivels, spoken en verschijningen, tovenaars en wonderen. Wanneer je zijn betoog leest in de tekstgetrouwe maar uiterst leesbare hertaling van Michiel Wielema, word je keer op keer getroffen door de 'moderne' gedachten van Koerbagh: hij kan zo zijn plaats innemen naast de zogenaamde Four Horsemen van het atheïsme. Meer nog: hij graaft altijd veel dieper, en met meer kennis van zaken, naar de cruciale en fatale misvattingen van de godsdienst in het algemeen en het christendom in zijn verscheiden vormen in het bijzonder. Want laat je niet misleiden: net zoals Spinoza was Koerbagh een overtuigd atheïst, al zal hij, net zoals Spinoza, deze geuzennaam of eretitel niet in dank afgenomen hebben. Ook voor hem is God de natuur, en is er geen 'bovennatuur': 'God moet in de natuurkunde behandeld worden. (…) Ook de ziel van de mens moet in de natuurkunde behandeld worden' (blz. 220). Hij is ontegenzeggelijk tevens een filosofisch materialist: '… omdat de gedachten de werkingen van de geest zijn, dat wil zeggen van de ziel. (…) De oorzaken (van een kwade of gebrekkige ziel) zijn een slechte gesteldheid van het bloed en een slechte gesteldheid en zwakte van de hersenen en van een paar andere organen, waardoor de ziel niet langer goed kan nadenken' (blz. 198). Het is duidelijk dat hij met de ziel het menselijke gemoed bedoelt.
    Wat de onsterfelijkheid (of 'onverderflijkheid') en het leven na de dood betreft, gaat Koerbagh enerzijds een eind mee in de christelijke opvatting, in zover hij soms lijkt te aanvaarden dat er een wederopstanding zal zijn van de lichamen. Maar hij corrigeert dat opvallend door een redenering die we ook bij Spinoza vinden aan het einde van de Ethica: het hoogste geluk van de mens bestaat in de kennis van en de eenheid met de eeuwige God, en die bereikt men door de rede. Het is overduidelijk dat daarmee geen voortbestaan na de fysieke dood wordt bedoeld, noch een plaats waar dat zou moeten gebeuren.
    Het rationalisme van Koerbagh blijkt op elke bladzijde: de rede is Gods (lees: de Natuurs) grootste gave, en zijn ware openbaring van de universele natuurwetten.
    Kortom, met zijn Licht dat schijnt in duistere plaatsen gaf Adriaan Koerbagh een uitvoerige, gedegen, gedetailleerde en stevig geargumenteerde vernietigende weerlegging van het christelijke geloof en van de Kerk en haar leiders en bedienaars. Geen wonder dus dat toen de drukker daarvan kennisnam, de schrik hem om het hart sloeg en hij uit vrees voor zware sancties tegen hem en zijn bedrijf het werk opschortte en de auteur bij de hogere instanties rapporteerde. Daaruit, en uit het daaropvolgende proces en de zware veroordeling, blijkt hoe uitzonderlijk radicaal het betoog van Koerbagh toentertijd was. Aan de andere kant is een zo voldragen werk als het Licht op zijn minst een overtuigende aanwijzing, zo al niet een onweerlegbaar bewijs voor het bestaan van kritische denkers over God, godsdienst, Kerk, theocratie en klerikalisme, niet alleen ten tijde van de tijdgenoten Spinoza (1632-1677) en Koerbagh, maar ook geruime tijd tevoren.
    Het is namelijk niet denkbaar dat zij hun gedachten als het ware in een vacuüm en zonder enige voorafgaande intellectuele context zouden hebben ontwikkeld. Het is veeleer ondenkbaar dat de eeuwenlange, tergend onredelijke leer van de Kerk, gesteund op het absolute gezag van uiterst bedenkelijke 'heilige' geschriften, niet de spontane weerstand zou opgeroepen hebben van verstandige lieden die er zonder enige twijfel altijd al geweest zijn. Alleen zijn zelfs de sporen daarvan door de Kerk, met de gewillige medewerking van de burgerlijke overheid, steeds weer drastisch verwijderd, zoals niet alleen in dit geval gebeurd is, wat we vooral dankzij deze publicatie weten, maar bovendien in een onbekend aantal nog andere soortgelijke gevallen, waarvan sommige werken, zoals dat van Koerbagh en van Meslier, en ook de Theophrastus Redivivus, pas eeuwen later toch nog opgedoken zijn, terwijl daarentegen andere, misschien minder belangrijke, maar misschien zelfs nog meer verbluffende, ongetwijfeld een stille dood gestorven zijn.
    Onze vreugde en dankbaarheid voor wat wel tot ons gekomen is, wordt zo getemperd door de droefenis omwille van wat zo lange tijd of zelfs definitief verloren is gegaan, en onze verontwaardiging over de infame en brutale ingrepen van godsdienstige personen en instanties tegenover de terechte kritiek van oprechte en rechtgeaarde denkers, niet alleen in hun werken, maar ook in hun leven zelf. Wanneer we daaraan denken, zoals het trouwens hoort, aarzelen we niet om hier althans Voltaire bij te treden en onze bedenkingen zoals hij deed te beëindigen met een welgemeend Écrasons l'Infâme.

    Categorie:levensbeschouwing


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!