Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (169)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    28-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bij een schilderij van Lut
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    Je hebt niet naar me omgekeken
    ik volgde je al die tijd op de voet
    je bent je gang gegaan
    je hebt me nooit ontmoet
    alsof ik er niet was aanhankelijk
    onlosmakelijk met jou verbonden
    ik heb je gevolgd op al je wegen
    gezien wat jij zag en wat je deed
    woordeloze getuige van je leven

    de warme armen de kille blikken
    je dwaze dazen
    je vale falen
    ik ben je onverwiste weten
    je verstild verlangen
    je gesmoorde kreten
    je ongeboren zonen
    je ongeschonden dochters
    je opgeborgen dromen
    je woorden in de wind

    waar je ook gaat ik glijd met je mee
    kleurloos en zonder klagen
    en als je soms omkijkt vragend
    zie je me niet je ziet me niet
    want ik ga schuil achter jouw naam
    de keerkant van jouw maan
    waar het licht nooit schijnt
    die onder je blik verdwijnt

    ik verberg me in je ooghoek
    vlakbij onvatbaar
    onvermoed maar daar
    zonder jou besta ik niet
    ik ben niet zonder jou
    al ken jij mijn droeve volgen niet
    en ik je niet beroeren kan
    slechts toezien en aanvaarden
    jouw leven louter schouwen

    niets blijft me bespaard
    ik draag de donkerste last
    die je zelf niet ondergaat
    ik ben je zwijgende gezellin
    de grijze zwijgende geheugenrest
    waar de grauwe rauwe sporen zijn
    van al wat was.

    Ik ben je schaduw
    ik kijk over je schouder
    ik ben je andere ego
    ik ben jou
    onbelicht.

    bij het schilderij 'De schaduw' van Lut De Rudder, 2009


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    26-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'t Schrijverke (M.C.)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    't Schrijverke

    O krabbelende, kriebelende kerelskind

    trek gauw een kostumeke aan!

    Wat zie 'k u toch geren zo plechtig en flink

    op 't hoogste schavotteke staan.


    Gij denkt en gij leest en gij schrijft zo wel

    als gaat het vanzelf, op één been.

    Gij roert in elke stinkende wereldrel;

    als jij durft er dat haast geen een.


    Wat is of wat ware 't seniorennet

    dat webmaster dat eens verklaart!

    Wat ware het zonder jouw bloggerkestekst

    dat ieder in cijfers verslaat?


    Gij geeft over Yves-ke en God van katoen,

    de lezers zijn heel diep geraakt.

    Gij leest uwen Trevor van d'ochtend tot noen

    en gauw is weer 't blogje gemaakt.


    O Karelke, Karelke, zeg het me dan,

    al zijt ge zo druk in de weer.

    Er is er maar één die 't me zeggen kan:

    waarom schrijft ge nog niet wat meer?


    'k Wil dichtekes die je nog schrijven moet,

    verhalen van vreugd en verdriet

    en mailtjes die doen het toch ook altijd goed.

    O Karel, vergeet dat toch niet!


    't Mag gaan over 't klokje dat vredig nog tikt

    al is 't al wat ouder en moe.

    Of over een reiger die goudbrasem pikt

    of over Lut ... or over you too...


    En 't krabbelende, kriebelende kerelskind

    heeft gauw zijn kostuum aan gedaan.

    Hij zet zijne borstkas en brilleke recht

    en is weer aan 't schrijven gegaan!


    Hij schrijft er, zo tikt nu het kerelke knap,

    zoals jufke zo goed heeft geleerd.

    Eerst peinzen en nooit meer té rap

    de letter aan 't woord zijne steert!


    'k Blijf schrijven en schrijven en kunt ge toch

    niet altijd snappen waarom?

    Ik schrijf en ik schrijf en 'k schrijf morgen nog

    omdat ik zo uit mijn coconneke kom!



    Voor jou als gelukwens bij de 100 000 unieke lezers!

    Van harte,

    M. C.


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    25-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.honderdduizend of niets
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    Ik groet u, lieve lezer dezer

    en zelfs u, waarde andersdenkende tegenstrever

    al lig je me soms wat zwaar op de lever

    je bent nog altijd geen bedenkelijke pezewever.


    Gegroet ook nog lievere lezeres

    vooral die ene, een schat van een onderwijzeres

    al spel je me meer dan eens terecht de les

    als ik d en t verwar ben jij mijn zwaard van Damocles.


    Vandaag loopt het hier serieus in het honderd

    en doe nu niet alsof het in Keulen dondert

    we stevenen af op lezer duizend maal honderd

    de honderdduizendste unieke lezer komt verwonderd afgedonderd.


    Wie zal die onverwachte uitzonderlijke eer te beurt vallen?

    Wie wordt de omhooggevallen koning der grote getallen?

    Helaas, dat is een statistisch geheim voor in de mottenballen

    zo moet niemand met een hartaanval naar spoedgevallen.


    Wie zijn jullie trouwens die mijn teksten onverdroten lezen

    die dag na dag hier stiekem komen gedachtelezen

    en daarbij litotes, oxymoron, praeteritio noch epibrering vrezen

    o, onvolprezen uitgelezen onterecht nagewezen zenuwpezen!


    Het kan niet anders of jullie moeten geschifte masochisten zijn

    niet bereid om veel water te doen in jullie ambrozijn

    die niet afgaan op de schone schijn, potjes- of visserslatijn

    manegeur noch rozenschijn, rookgordijn of dertien in een dozijn.


    Jullie zijn kenners, genieters, savoereurs, gourmands, fijnproevers

    geen beunhazen, lefgozers, sycofanten, tenentellers of gamellenboefers

    jullie weten waar Abraham de mosterd haalt en Sarah de nagellakremover

    jullie weten een auteur te smaken, al treedt hij wel eens buiten zijn oevers.


    Ik sta versteld van de ware doodsverachting die ik van jullie snuit kan lezen

    als ik weer eens tekeer ga tegen al wat paaps is, God of Opperwezen

    is Jezus Christus nedergedaald ter helle, de derde dag verrezen?

    de Bijbel de onversneden waarheid of een boek voor simpelmezen?


    Ook het koningshuis is bij mij niet veilig, al ben ik niet zo grappig als Hoste

    ik ben serieuzer, ik moet jullie niet doen lachen te allen koste

    toen ik vernam hoeveel miljoenen Albert II voor het koninklijk jacht loste

    wou ik dat iemand die al te royalen uit hun en ons lijden verloste.


    Ik ben een D’huyvetter(s) een binnenvetter een kletterende ketter

    een beetje een etter, een nauwgezette wapenkletterende letterfretter

    die zijn rijmen zo rap opsoupeert dat hij zich op zijn derde regel te pletter

    schrikt en amper nog een passend woord vindt of een greep van een letter.


    Ik ben weg van boeken, ze te zoeken, te kopen, te lezen en te recenseren

    waarbij ik al eens durf bekritiseren, polemiseren en me vergalopperen

    Nabokov, P.D. James, Updike, William Trevor weet ik steeds te waarderen

    voor evolutionaire psychologen en de sociobiologen zal ik applaudisseren.


    Uren steek ik in het zoeken naar de wortels van onze woorden

    voor een vergezochte uitleg zou ik als het ware moorden

    ware het niet dat mijn hart en nieren dergelijke gevoelens smoorden

    zelfs voor een etymologie doe ik geen Bijbelse kindermoorden.


    Goede, geduldige lezer, ik weet niet goed waar ik vandaag moet stoppen

    bij honderdduizend letters, woorden, regels, coupletten of Belgenmoppen

    ik weet het, ik kan de ontroering nauwelijks verkroppen of verstoppen

    die ik voel tot in mijn vingertoppen, maar ik moet toch ooit eens floppen.


    Ik kan nog uren doorgaan met het aaneenrijgen van rijmen

    om u en mezelf aan het scherm en aan de stoel te lijmen

    maar ik zou niet willen dat jij of ik zou bezwijmen

    onder de kwatrijnen, dubbel-, staf- of bakerrijmen.


    Ik wou u allen nog uitruchtig en luidvoerig danken

    van achter mijn toetsen, scherm en boekenplanken

    mijn dokter verbiedt me helaas alle sterke dranken

    ik ben ontroerd, perplex, seffens ga ik nog janken.


    Ik verheug me over elk van de honderdduizend bezoekers die ik kreeg

    het doet me wat, het brengt vreemde gevoelens in mij teweeg

    ik weet niet wat, ben ik nu halfweg, halfvol of al halfleeg?

    Ik stop, gedaan, vaarwel, ’t is tijd dat ik mijn schup afveeg.


    Het ga jullie allen goed

    wat je met je tijd ook doet

    ik eindig met bekwame spoed

    voor iemand mij en jou van arren moede komt wegrukken van deze blog, van Seniorennet en van het wereldwijde web en terecht boos over zoveel verslaving en asociaal gedrag de PC op slot doet, voor goed.


    Karel


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    24-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sint-Bartholomeusnacht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bartolomeus, wiens feestdag het vandaag is, was een onopvallende apostel, hij kreeg maar een klein bijrolletje in het evangelieverhaal; zijn naam, Gr. Bartholomaios moeten we lezen als (in het Aramees) Bar-Tolmay, of zoon van Ptolemaeus, een Egyptische, Hellenistische naam. Hij staat in de drie synoptische evangeliën vermeld als de gezel van Filippus (Mt 10, 3 par.), maar alleen in de opsomming van de namen van de twaalf apostelen. Het is een ‘stomme rol’, hij krijgt niets te zeggen, hij is maar een figurant en hij mag ook niets doen. Bij Johannes komt de naam niet voor; daar is de gezel van Filippus een zekere Natanaël: de evangelisten zijn er blijkbaar zelfs niet in geslaagd om de twaalf leerlingen van Jezus correct te identificeren. Voor het gemak heeft men dan maar aangenomen dat met die twee wel zeer verschillende namen dezelfde persoon bedoeld was, maar niet alle exegeten zijn het daarover eens, wat dacht je.

    Johannes heeft in het eerste hoofdstuk een mooi maar vreemd verhaal over de roeping van Natanaël:

    45 Hij kwam Natanaël tegen en zei tegen hem: ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!’ 46 ‘Uit Nazaret?’ zei Natanaël. ‘Kan daar iets goeds vandaan komen?’ ‘Ga zelf maar kijken,’ zei Filippus. 47 Jezus zag Natanaël aankomen en zei: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.’ 48 ‘Waar kent u mij van?’ vroeg Natanaël. Jezus antwoordde: ‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat.’ 49 ‘Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israël!’ zei Natanaël. 50 Jezus vroeg: ‘Geloof je omdat ik tegen je zei dat ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere dingen zien.’ 51 ‘Waarachtig, ik verzeker jullie,’ voegde hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’

    We hebben er het raden naar wat Natanaël zat te doen onder die vijgenboom, maar uit Jezus’ prachtige begroeting: ecce vere Israhelita in quo dolus non est, leiden sommigen af dat het een verwijzing naar de Bijbelstudie is; Natanaël betekent: God heeft gegeven, Theodoor dus, Bogdan of Dieudonné.

    Hoewel we dus van Bartolomeus niet meer hebben dan zijn naam, heeft hij, als een van de apostelen, in het christendom een plaats ingenomen die in schrille tegenstelling staat met zijn bescheiden evangelische achtergrond. Een lange en ingewikkelde reeks van legenden brengt hem tot in Indië en Armenië, waar hij als martelaar stierf, gevild en ondersteboven gekruisigd. Michelangelo beeldt hem af met zijn eigen vel gedrapeerd over zijn arm… De Kerk zag daarin voldoende reden om hem patroon te maken van de leerlooiers, de infame (wegens de geurhinder: urine was een veel gebruikt middel om de huiden te bewerken) huidevetters die aan de oorsprong liggen van mijn mooie Vlaamse familienaam: D’huyvetters. Ach, ik zal je verder niet lastig vallen met de vele mirakels en verhalen die er over Sint-Bartolomeus gaan; ik vermeld enkel nog dat hij ook de patroon is van vele ziekenhuizen, vooral in Engeland, die naar hem genoemd zijn, nog altijd vanwege het villen, blijkbaar.

    Ik wil wel even uw aandacht vragen voor een gruwelijke gebeurtenis die plaatsvond in Parijs op 24 augustus, de feestdag van onze heilige in het jaar ‘onzes Heren’ 1572 en die in Frankrijk bekend staat als le massacre de la Saint-Barthélemy. Frankrijk was toen verwikkeld in de godsdienstoorlogen die ook in onze gewesten woedden. De koning, Charles IX (1550-1574) was toen dus nog vrij jong maar al koning vanaf zijn tiende jaar in 1560; het bestuur van het land was in handen van zijn moeder, Cathérine de Medicis en een reeks van adviseurs. Frankrijk probeerde vooral om economische redenen een gematigd standpunt in te nemen en enige religieuze verdraagzaamheid te verdedigen, wat naar de zin was van katholieken noch protestanten, natuurlijk. Die protestanten, nooit meer dan ongeveer tien procent van de bevolking, konden zich toen nogal vrij bewegen en min of meer ongestoord hun godsdienst belijden en ze waren ook niet uitgesloten van belangrijke functies. Heel wat edelen, tot aan het koninklijk hof toe, waren openlijk hugenoten (van het Duits Eidgenossen, eed- of bondgenoten, oorspronkelijk een katholieke spotnaam voor de Zwitserse Calvinisten, later algemeen overgenomen in het Frans en andere talen, mogelijks mede onder invloed van de naam van een van de leiders van de Geneefse opstandelingen, Hugues de Besançon). Een van hen, admiraal Gaspard de Coligny oefende grote invloed uit op de jonge koning, die hem zelfs mon père noemde. Dat was niet naar de zin van moeder Cathérine en zij zou de opdracht of de toelating gegeven hebben voor een aanslag op Coligny, op 22 augustus. Hij bleek slechts licht gewond, maar de protestanten waren furieus omwille van die aanslag op hun leider. Een bezoek van de koning aan de gewonde kon de gemoederen niet bedaren en de protestantse leiders gingen bij de koningin-moeder luidruchtig hun beklag doen. Die moet zich erg ongerust gemaakt hebben en drong aan op maatregelen tegen de protestanten. Tegen de zin of veeleer op uitdrukkelijke vraag van de koning (hijzelf vertelde daarover verschillende verhalen, al naargelang hij tot katholieken of protestanten sprak) besliste de Koninklijke Raad om de poorten van de stad te sluiten en de burgermilities te bewapenen. In de stad bevonden zich op dat ogenblik talrijke protestantse edelen voor het huwelijk van de protestantse koning van Navarra, Henri, de latere Henri IV van Frankrijk, met Marguerite, de dochter van Cathérine de Medicis, later la reine Margot. Onder de persoonlijke leiding van de Duc de Guise, de leider van het katholieke kamp, heeft men velen in die nacht van 23 op 24 augustus van hun bed gehaald, door de straten gesleept en brutaal omgebracht; enkel de meest hoog geplaatsten bleven op bevel van hogerhand gespaard. Coligny werd vermoord, zijn lijk uit het raam gegooid.

    Deze nachtelijke militaire operatie verliep natuurlijk niet zonder gerucht en veroorzaakte paniek onder de bevolking. De protestanten waren enerzijds danig aangeslagen door de brutale moord op hun leiders, maar ook uit op wraak. De katholieken legden alle schuld bij de protestanten, die ze als oorzaak van de troebelen zagen. Hoe dan ook, er brak een vreselijk volksoproer uit, waarbij al wat protestant was, opgejaagd en uitgemoord werd, ook vrouwen, kinderen en ouderlingen. De katholieken lieten zich daarbij opzwepen door het onophoudelijk luiden van de stormklokken op alle kerken van de stad, le tocsin (van het Provençaals tocar, doen klinken en signum, letterlijk ‘teken, signaal’, een middeleeuwse benaming voor de noodklok die bij brand of onheil luidde). De vervolging van de protestanten was bijzonder gewelddadig en wreed en duurde verscheidene dagen, ondanks schuchtere pogingen van het Hof om er een einde aan te maken. Binnen de omwalde en afgesloten stad was er geen ontsnappen mogelijk. De verminkte lijken wierp men naakt op straat, waar ze dagenlang lagen te rotten. Het lichaam van Coligny, door de woeste massa teruggevonden, werd postuum ontmand en verder verminkt in de Seine geworpen en na drie dagen aan de galg gehangen. In Parijs vallen er meer dan 3000 doden. Tijdens de volgende dagen verspreidt het nieuws zich over Frankrijk en zijn er gelijksoortige vervolgingen in nog twintig andere steden, met nogmaals vele protestantse doden, men schat het totale aantal op wel 10.000, maar er zijn ook schattingen die veel hoger zijn, tot honderdduizenden.

    Merkwaardig maar helaas niet verbazingwekkend is de reactie van de Paus, Gregorius XIII bij het vernemen van de slachting: hij droeg terstond een plechtig Te Deum op en liet een herinneringsmedaille slaan met als beeldenaar zijn pauselijk uitgedoste buste en aan de keerzijde een tafereel met de moord op de protestanten, hier voorgesteld als bedreven door engelen uit den hemel, het vlammende zwaard in de hand. Aan de schilder Vasari gaf hij de opdracht voor een reeks zeer gewelddadige fresco’s, waarvan er vandaag nog ten minste een ostentatief prijkt in de Sala Regia van het Vaticaan, waar men buitenlandse vorsten ontvangt. Filips II van Spanje noemde het ‘de mooiste dag uit zijn leven’… In Frankrijk is dit een voorlopig einde van het gedoogbeleid tegenover religieus andersdenkenden en een herneming van het katholicisme als het officiële geloof van het hof, de adel, de staat en de hele bevolking.

    Men zegt wel eens dat de godsdienstoorlogen uit deze periode niet veel met godsdienst te maken hadden en alles met politiek. Dat de twee sterk verweven waren, dat weten we: cuius regio, illius et religio, zo besliste men al in de godsdienstvrede van Augsburg in 1555: de plaatselijke vorst beslist of hij katholiek blijft, dan wel luthers en meteen is ook over het geloof van al zijn onderdanen beslist. Dat neemt niet weg dat er tussen de katholieken en de gereformeerden wel degelijk strijd gevoerd is omwille van de overtuiging, omwille van het geloof. De kerken waren hoe langer hoe meer onverdraagzaam, de katholieke overduidelijk het meest. Het uitmoorden van duizenden onschuldige medeburgers tijdens de Bartholomeusnacht heeft zo goed als niets te maken met welke politiek dan ook, maar alles met het opzetten van de ene groep gelovigen tegen een andere.

    In het Nederlands noemt men de gebeurtenissen van 24 augustus 1572 ook wel de Bloedbruiloft, omdat de onlusten volgden op het huwelijk van de zus van de koning met een protestant, zoals ik hierboven vermeldde. Vreemd, maar ik vind die term niet terug in het Frans; waarom hebben wij een specifieke Nederlandse naam bedacht voor een Franse gebeurtenis?

    In de Franse nationale geschiedenis is la Saint-Barthélemy meestal voorgesteld als een noodzakelijke en volkomen verantwoorde reactie van de koning tegen de protestantse rebellen die de macht wouden grijpen; het is vanzelfsprekend dat het uitmoorden van religieuze andersdenkenden niet in aanmerking kwam voor een voorstelling als een nationale heldendaad. De situatie ligt gans anders in de geschiedschrijving aan protestantse zijde, in Frankrijk, maar na de intrekking van het tolerante edict van Nantes in 1685 en de uittocht van honderdduizenden hugenoten, ook uit protestantse landen: Engeland, Duitsland en Nederland. Daar heeft men al snel een regelrechte complottheorie uitgewerkt, waarbij de katholieken de protestantse edelen, met medeweten van het Hof, naar Parijs lokten om er vermoord te worden. Het huwelijk van de zuster van de koning met een van de hoogst geplaatste protestantse edelen, de koning van Navarra, was slechts een uitvlucht, opgezet spel; Henri bleef gespaard tijdens het oproer, maar enkel omdat hij toezegde zich te bekeren, wat hij ook deed, om dat vervolgens weer af te zweren en nog later zijn bekering tot het ware geloof (?) nog eens over te doen toen hij koning van Frankrijk werd.

    Het is al bij al zeer begrijpelijk dat in het Frans de hatelijke en beschuldigende uitdrukking ‘bloedbruiloft’ niet voorkomt (bij mijn weten), maar wel in het Engels (blood wedding) en het Nederlands. Ondanks ernstige inspanningen (zo zijn we) ben ik er niet in geslaagd te achterhalen waar en wanneer en door wie de uitdrukking voor het eerst gebruikt is (dat ook Van Dale het niet weet zal wel niemand verwonderen), maar het is duidelijk dat ze afkomstig is uit het protestantse kamp, dat het bloedbad van 24 augustus 1572 heeft steeds heeft voorgesteld als een vuige katholieke misdaad tegen onschuldige Franse protestanten.

    Zo, dat was het. Ik hoop dat je net zoveel plezier hebt gehad aan het lezen als ik aan het opzoeken en schrijven.


    Categorie:historisch
    Tags:geschiedenis
    22-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.37 miljoen euro
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een man uit België heeft bij Euromillions 37 miljoen euro gewonnen. BNP, de bank die Fortis heeft overgenomen voor een prikje, zet een miljard euro opzij om met bonussen zijn top traders te belonen, dat zijn de specialisten in het verdienen van geld door met geld te ‘spelen’, spelletjes die onlangs nog de hele wereldeconomie in gevaar brachten en honderdduizenden banen gekost hebben. En koning Albert II van België geeft meer dan vier miljoen euro uit voor een boot, excuseer een jacht, volgens Van Dale een ‘sierlijk en vaak weelderig ingericht (plezier)vaartuig ten dienste van vorsten, hoge colleges enz.’

    Lieve lezer, ik neem nu even aan dat jij en ik het niet kwaad hebben, dat we geen sukkelaars zijn. We leven in een rijk land, met uitstekende scholen, prachtige culturele voorzieningen, een nauwsluitende sociale zekerheid, medische verzorging van het hoogste niveau en ter beschikking van vrijwel iedereen, eten en drinken in grote verscheidenheid en overvloed… Wij mogen voorwaar niet klagen, al doen we dat wel eens, onder elkaar, zonder het echt te menen. Als we om ons heen kijken, op een zondagmorgen bij de warme bakker, hoe we gekleed gaan, met welke auto’s of fietsen we ons verplaatsen, en hoeveel we uitgeven aan broodjes, koeken en patisserie, dan blijkt ten overvloede onze overvloed. En dan heb ik het nog niet over onze vakanties, in het meervoud, in de zomer, het najaar, de winter en het voorjaar, of over onze GSM, GPS, digitale TV, MP3, Bluetooth, DVD, PC, Netbook of Kindle.

    Maar er is nog wel een verschil met de werkelijk rijken der aarde, of ze nu trader zijn bij BNP, lottowinnaar of koning der Belgen, of filmacteur, tennistoptiener, snookerspeler of wat dan ook.

    Ik vraag me dan af, wat doe je met al dat geld? Wat vang je aan met 37 miljoen euro? Akkoord, een huis kost veel geld, maar zelfs een behoorlijke villa maakt nog geen deukje in zo’n som. Je kan nog alle dagen op vakantie, alleen al met de interest die het opbrengt op een jaar: zelfs aan amper 3% is dat nog altijd meer dan een miljoen euro per jaar, of meer dan drie duizend euro per dag, onvoorstelbaar toch!

    We leven in een wereld waarin dat mogelijk is, niet alleen voor die zeldzame koningen die de Franse Revolutie overleefd hebben of pas nadien een land hebben gevonden, maar ook voor Jan met de baseballpet, de wielertoerist van bij jou om de hoek, die met zijn bierpens en grijze snor die in de krantenwinkel zijn kans waagt op een financiële waterval.

    Het moet zijn dat we van ongelijkheid houden, want naast de honderdduizend regels die onze sociale markteconomie en de vakbonden hebben uitgevonden om het BNP grondig te herverdelen bij elke beweging die we maken, van de geboortepremie tot de erfenisrechten, dulden, nee stimuleren wij de werkelijk onvoorstelbare verschillen in inkomsten en bezit die onze samenleving kenmerken.

    Wij vinden het normaal dat een directeur van een groot bedrijf een wedde trekt die 25 of zelfs duizend maal zo hoog is als die van de minste werknemer, ook al werkt de eerste daar niet langer dan een paar jaar en de andere trouw zijn hele leven. We vinden het normaal dat topsporters of artiesten fabuleuze gages vragen voor een optreden, enkel en alleen omdat we er met zijn allen zitten op te kijken op TV. Roger Federer is net 28 geworden en zijn prijzengeld tot nog toe is net geen 50 miljoen dollar; wat hij daarnaast verdiend heeft, kunnen we enkel gissen. En toch blijft hij spelen als hing zijn leven ervan af.

    Tijdens mijn loopbaan aan de universiteit heb ik altijd goed mijn boterham verdiend, met een wedde die maar iets hoger lag dan die van een leraar in het secundair onderwijs. Maar ik heb nooit, ook niet toen ik directiefuncties waarnam, een wedde gehad die tweemaal zo hoog was als die van mijn slechtst betaalde medewerkers. Mijn Vader was een eenvoudige bediende, mijn Moeder verdiende wat bij met een buurtwinkeltje van drank en sigaretten. Ze hebben nooit een eigen huis gehad, nooit een auto, ze gingen nooit op vakantie, nooit uit eten, naar de bioscoop of theater. Hun kinderen hebben het beter gedaan, zonder stinkend rijk te worden.

    Ik heb, ik beken het, een afschuw van de enorme verschillen in de bezoldiging en het persoonlijk vermogen in onze maatschappij, ik vind dat niets dat kan verantwoorden. Het is een overblijfsel van het feodale stelsel van de Middeleeuwen, toen de samenleving gebaseerd was op de macht van de sterkste en iedereen al wie zwakker was dan hijzelf beroofde, uitbuitte, verkrachtte en vermoordde. De levensomstandigheden van de laten waren toen zo verschillend van die van de koningen, dat geen van beiden zich ervan bewust was dat zij tot het zelfde mensenras behoorden. Pas met de opkomst van de steden en de burgerij hebben we geleerd dat we beter kunnen overleven als we samenwerken, als we de lasten en de lusten delen, als we ook zorg dragen voor de armen, de zieken en de personen met een handicap, voor hen die door een tegenslag zijn getroffen of die, door historische omstandigheden of genetische factoren, niet in staat zijn gebleken om tot de hoogste bevolkingslagen door te dringen, als we niemand aan zijn of haar lot overlaten.

    Al te grote verschillen in rijkdom zijn wraakroepend. Ze wekken niet alleen een verantwoorde afgunst op, die niet zonder gevaar is, zoals is gebleken uit een aantal uiterst gewelddadige opstanden revoluties, ze zijn ook economisch niet verantwoord. Geen enkel bedrijf is immers gebaat met het uitbetalen van pijnlijk hoge lonen en vergoedingen, dat is weggegooid geld, dat zijn middelen die faliekant aan het bedrijf onttrokken worden. En hoe vaak verdienen de topmanagers hun hoge wedde en hun afscheidspremies ook terug? Het is een perverse spiraal van onderling opbod, waarvan alleen een heel beperkt aantal slimmeriken profiteren.

    Maar we kunnen er niet onderuit, we moeten erkennen dat wij als mensen gefascineerd zijn door rijkdom, grote, uitdagende, stinkende rijkdom en het etaleren ervan. Als iets groots is in afmetingen, en/of gemaakt van zeer duurzame of uiterst zeldzame materialen, als er aan gewerkt is door uitzonderlijke talenten of met een massa mensen, kortom als het duur is, onbetaalbaar duur, dan staan we in bewondering. Een piramide, een marmeren tempel, een verlucht manuscript, een kathedraal, een retabel, een schrijn, een schilderij, een wapenrusting, een sieraad, een boek… Een vergulde kelk ziet er net zo uit als een massief gouden exemplaar, maar iedereen zal wel weten wat kiezen.

    Velen van ons hebben wel iets van enige waarde in huis, een erfstuk of iets dat we zelf hebben verworven, waar we voor gespaard hebben en dat we koesteren. Er zijn talloze televisieprogramma’s over onze schatten op zolder en de hamvraag daarbij is steeds hoeveel iets waard is en hoe groot het verschil is tussen de verwachtingen en de realiteit. Ik kijk erg graag naar The Antiques Roadshow of ‘Tussen kunst en kitsch’. Maar wat zich afspeelt in de roepzalen van de internationale kunst- en antiekdealers, daar kunnen we niet bij, dat tart alle verbeelding, dat heeft niets meer te maken met een terechte waardering van iets dat mooi is en zeldzaam, dat is pure speculatie, waarbij de kunstwerken permanent onttrokken worden aan het oog, niet alleen van het publiek, maar zelfs van iedereen als ze opgeborgen worden in een bankkluis.

    Ik weet natuurlijk niet hoe het aanvoelt om Euromillions te winnen en ik zal het nooit weten, ik heb nog nooit in mijn leven aan een loterij meegedaan. Ik heb ook nooit getracht om een meer winstgevende baan te vinden, heb nooit om andere bevorderingen gevraagd dan die mij toekwamen. Ik heb nooit iets met grote winst verkocht, heb nooit gespeculeerd, heb nooit sommen van enige betekenis geërfd. Ik behoor tot de middenklasse. Hoewel ik nu zoals zoveel anderen echt wel beter af ben dan mijn ouders hebben kunnen dromen, ga ik evenmin op vakantie, ik heb geen eigen vervoersmiddel sinds mijn val met de moto enkele jaren geleden, onze tweedehandse wagen heeft 170.000 km op de teller en vertoont ettelijke blutsen en schrammen; naar film, theater of concert gaan we uiterst zelden, uit eten doen we wel eens, maar enkel in zeer bescheiden restaurants, we hoeven geen sterren of uitzonderlijke schotels. Onze hobby is lezen en dus hebben we wel wat boeken bijeen, grotendeels tweedehands, dus veel waarde hebben die niet en voor diefstal hoeven we ook niet te vrezen, wie is er nu geïnteresseerd in een werk over de opkomst van de Verlichting in de late zeventiende eeuw? Het proces van Neurenberg? Het verzameld werk van William Trevor, P.D. James, John Le Carré? Plato of Boëthius iemand? Nee, dat dacht ik al.

    Wij leven vrij sober en dat doen we bewust, we vinden dat het zo hoort. We leven van ons pensioen, dat niet veel verschilt van het uwe, one way or the other. Al zijn we geen vrekken, toch hebben we geen behoefte aan grote uitgaven voor wat dan ook. We zijn best tevreden met wat we hebben, we benijden niemand wat dan ook, we verlangen niets dat we niet kunnen betalen en veroorloven ons wellicht veel minder dan we ons eigenlijk wel kunnen permitteren. Wat anderen verdienen, krijgen, hebben, doen of laten, maakt ons niet ongelukkig, maar vaak wel erg meewarig, omdat we het zelf met zoveel minder doen, zonder daarom minder gelukkig te zijn, of zo voelen we het toch aan.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:politiek, maatschappij
    17-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eugen Drewermann
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op aanraden van Lut, die al verscheidene van zijn werken gelezen heeft, nam ik dit boek ter hand: Eugen Drewermann, God zonder omwegen. Gesprekken met Gwendoline Jarczyk, 184 blz., Averbode/Meinema, 1995, 96.

    Drewermann (°1940) is een fenomeen. Hij is theoloog, psychoanalist, auteur en conferencier. Hij was katholiek priester, maar na veel moeilijkheden met zijn bisschop en met Rome werden hem alle priesterlijke functies en bevoegdheden ontzegd. In 2005 besliste hij formeel om de katholieke kerk te verlaten. Hij heeft een indrukwekkende lijst van publicaties op zijn naam, houdt lezingen overal ter wereld en heeft een drukke psychotherapeutische praktijk. Je vindt een goede introductie op zijn leven en werk op Wikipedia, volg deze link: http://nl.wikipedia.org/wiki/Eugen_Drewermann.

    Het minste dat je van Drewermann kan zeggen, is dat hij kritisch, zeer kritisch staat tegenover de katholieke kerk: haar geschiedenis, haar leer, haar leiding, haar organisatie. Waar hij aanvankelijk gehoopt had dat hij ertoe kon bijdragen dat de kerk van vandaag zou evolueren, hebben de omstandigheden hem gedwongen om uiteindelijk die kerk te verlaten. Toch blijft hij zich een christen noemen. Hij is gelovig, zeer gelovig zelfs en een overtuigd, begeesterd volgeling van Jezus Christus. Maar zijn lezing van de evangelies en de andere christelijke teksten verschilt grondig van de gevestigde interpretaties en vooral van die van het Romeinse instituut. Vandaar de breuk, eerst door Rome, dan uiteindelijk ook door Drewermann zelf. Hij is altijd al eigenzinnig geweest, nu is hij een einzelgänger. Hij gaat nu ook officieel zijn eigen weg. Niet dat dit veel veranderd heeft in zijn leven: hij gaat gewoon door met zijn publicaties, met zijn lezingen en met zijn praktijk als psychotherapeut.

    Dat iemand in de clinch kan gaan met Rome en met de traditionele theologie, dat verbaast niemand meer, je hebt zelfs de indruk dat er meer gelovigen zijn die het niet eens zijn met Rome en de katholieke leer dan brave volgelingen. Zeker is dat de overgrote meerderheid van het officiële miljard katholieken geen flauw idee heeft van zelfs de essentie van de katholieke leer; voor hen is katholiek zijn een geheel van rituelen en tradities, die ze volgen zonder er lang bij stil te staan.

    Zo niet Drewermann. Hij onderwerpt elk element van de geschiedenis en de leer aan een grondig wetenschappelijk onderzoek. Hij stelt pertinente vragen bij de huidige organisatie van de katholieke kerk. Hij geeft en eist radicale alternatieve oplossingen voor eeuwenoude en hedendaagse vragen. Hij is een extreme hervormer, eerst binnen de kerk, nu erbuiten.

    Voor mij is hij een vat vol tegenstrijdigheden. Als vrijzinnige volg ik hem in al zijn kritieken en in de meeste van de oplossingen en alternatieve lezingen die hij voorstelt. Zonder ook maar iets van hem gelezen te hebben, ben ik de laatste jaren tot dezelfde conclusies gekomen als hij, veel van wat ik hier op mijn website over de kerk en het christelijk geloof heb geschreven zal je, met veel meer bravoure en ook met veel meer wetenschappelijke onderbouw bij hem terugvinden. Hij steunt zich immers, zoals ik, op het gezond verstand en op de historisch-kritische wetenschappelijke methoden die ik ook genegen ben. Daarnaast maakt hij echter ook uitvoerig gebruik van psychoanalytische methodes, iets waarvan ik geen kaas gegeten heb en dat me intuïtief ook niet erg aantrekt. De verklaringen die Drewermann daaruit puurt, overtuigen me niet echt, zelfs al zijn ze wel verhelderend. Ik twijfel er alleen aan of het oorzakelijke verklaringen zijn, zoals hij voorhoudt. Maar dat terzijde.

    Wat mij verbaast is dat Drewermann zo lang binnen een kerk gebleven is die niets van hem moest weten, die hem bestreden heeft, veroordeeld, gebroodroofd, beschimpt en bestraft en die geen enkele van zijn kritieken heeft aanvaard of zelfs maar beluisterd. Wat mij nog meer verbaast is dat hij zich een gelovige blijft noemen. Uit dit ene boek heb ik niet kunnen opmaken wat God voor hem betekent, hij spreekt er helemaal niet over. Hij heeft het steeds over Jezus Christus, maar ook die noemt hij niet God, veeleer een profeet, die door zijn woord en zijn voorbeeld de mens een richting getoond heeft om zijn leven zinvol te leven.

    Maar ook daar verbaast Drewermann me. Hij die in alle verhalen gaat zoeken naar de grond van de zaak, lijkt me een beeld van Jezus Christus aan te hangen dat maar nauwelijks te vinden is in de evangelies, bij Paulus of in de teksten van het vroege christendom. Hij verwerpt heel wat Bijbelse en theologische elementen op basis van zijn eigen interpretaties en anderzijds legt hij Jezus uitspraken in de mond en ideeën in het hoofd die eigenlijk van Drewermann zelf zijn en van de ontelbare sceptici die zoals hij de confrontatie aangegaan zijn met de christelijke boodschap in al haar vormen. Hij aanvaardt vrijwel kritiekloos die elementen uit de openbaringsgegevens en zelfs uit de christelijke dogmatiek die passen in zijn radicaal wereldbeeld. Hij stelt zich niet echt vragen bij de historische Jezus, hoewel daarover een bibliotheek vol geschreven is door niet onverstandige mensen, ook katholieken. Noch maakt hij zich veel zorgen over het tot stand komen van de Bijbelse teksten, maar beperkt zich tot het weren van die elementen die niet overeenkomen met zijn interpretatie. Dan zegt hij letterlijk: Jezus kan dat niet gezegd hebben. Punt. Dat er een hele exegetische literatuur bestaat, ook aan katholieke kant, die grondige vragen heeft over de openbaringsteksten, zowel de officieel erkende als de andere, die dezelfde (twijfelachtige) historische betrouwbaarheid hebben, maar die om ideologische redenen door de machthebbers van het ogenblik verbannen zijn, daarvoor heeft hij veel minder oog.

    Wie of wat God is voor Drewermann is verre van duidelijk. Het beeld dat hij van Jezus creëert is enerzijds ontdaan van veel van zijn traditionele aspecten en anderzijds beladen met verworvenheden van de moderne seculiere filosofie, de maatschappijleer, de psychoanalyse, de literatuurkritiek, de evolutieleer... Het is een super-Jezus, een übermenschensohn waaraan Drewermann zich vastklampt. Voor mij niet gelaten, maar ik verkies nog een stap verder te gaan. Het is, dat geeft ook Drewermann toe, mogelijk en zelfs noodzakelijk om atheïst te zijn, om te leven zonder een vaag achtergrondbeeld van God, zonder de uitzonderlijke profetische inspiratie van Jezus of de dogmatische leer van de kerk. Het is mogelijk en nodig van afstand te doen van dat alles, de oude gewaden af te leggen en consequent een nieuw begin te maken, gebaseerd op de mens alleen, levend in solidariteit met evenwaardige anderen, in respect voor een wereld waarin ook ander leven is en een rijke natuur. Zeker, wij moeten het verleden goed bestuderen en de ontelbare waardevolle elementen erkennen en valoriseren. Maar wij moeten dat doen in alle objectiviteit, als vrije individuen, niet onderworpen aan enige dwang van buiten uit of hogerop, of van menselijke machthebbers of instituten.

    Ik kan je dus de lectuur van Drewermann sterk aanbevelen, want zijn kritische analyses zijn overweldigend, revolutionair, fris en vrolijk, sterk iconoclastisch, bevrijdend, deugddoend, zijn alternatieven weloverwogen, sterk onderbouwd, menslievend, ontwapenend eerlijk, getuigend van gezond verstand. Maar wie dieper graaft zal ontdekken dat het godsdienstige of religieuze kader waarin hij zich bewust blijft bewegen meer vragen oproept dan ook Eugen Drewermann helder en overtuigend kan beantwoorden.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst
    16-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Scepsis en ongeloof
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WIE MIJN BEDENKINGEN van gisteren gelezen heeft over scepsis, kon zich al enigszins verwachten aan een vervolg. Wie dat niet deed, leest dus het best eerst even die tekst na, dat bespaart me de moeite om een en ander te herhalen, dank u wel.

    Scepsis, twijfel, ongeloof: je kan inderdaad het pyrronisme als filosofische instelling ook toepassen op het geloof. Dat deden de Grieken, al moeten we erbij zeggen dat hun geloof en hun goden wel iets anders waren dan het geïnstitutionaliseerde christelijk monotheïsme dat wij zo goed kennen. Socrates heeft men ter dood veroordeeld wegens zijn vermeend ongeloof, omdat hij lastige vragen durfde stellen, als eerlijk intellectueel, over rituele praktijken en religieuze tradities die niet in overeenstemming te brengen waren met zelfs maar gewoon het gezond verstand, laat staan een doorgedreven en onbevangen filosofische analyse.

    Geloof en rede, het is nooit een gelukkig huwelijk geweest. Met rede bedoelen we het vermogen van de mens om zelfstandig na te denken, om de dingen te onderzoeken en te onderwerpen aan kritiek, om na te gaan of beweringen juist of vals zijn, of redeneringen opgaan of niet, of ze een interne logica hebben, of ze de confrontatie met andere beweringen of opvattingen kunnen doorstaan, of ze bruikbaar zijn, nuttig of voorbijgestreefd en zelfs schadelijk. Het is een onafhankelijk denken, dat bewust afstand neemt van gevestigde opvattingen en van gezagsargumenten, zelfs als die bekleed zijn met de hoogste waardigheid. Het is een radicale manier van nadenken, die uiteindelijk geen enkele consequentie uit de weg gaat, een levensgevaarlijke onderneming, zoals ook voor en na Socrates zo vaak is gebleken, een denken ten dode toe.

    Rationeel denken betekent echter helemaal niet een streng formele en steriele, ijzige logica, die geen rekening houdt met menselijke emoties of de onvermijdelijke, onbegrijpelijke onvolkomenheid van ons bestaan. ‘Redelijk’ betekent immers ook dat men niet overdrijft, dat men menselijk blijft, dat niets menselijks ons vreemd is. De rede is het geheel van de hogere, ‘geestelijke’ vermogens van de mens.

    Een gelovige benadering gaat uit van een wereldbeeld waarin er naast of boven de wereld met alles wat erop en eraan is, nog een andere dimensie is, die totaal verschilt van de wereld, maar die er toch onlosmakelijk en ingrijpend mee verbonden is, een realiteit van een hogere orde, die we niet met het redelijk denken mogen of kunnen benaderen, maar met een nederige houding van gelovig aanvaarden, een positief beantwoorden van een uitnodiging, een appel dat uitgaat van de overzijde, van God.

    En daarmee zitten we natuurlijk in medias res en meteen in de rats (een verkorting van ratjetoe, van Fr. ratatouille, zelf een samentrekking van ratouiller en tatouiller, vergelijk met in de puree zitten).

    Want als die andere dimensie boven de wereld uitstijgt, hoe kan ze er dan mee verbonden zijn? Hoe kan God van aan de overkant deze wereld bestieren? Hoe kunnen wij in contact treden met God, zelfs als hij het kan met ons? Hoe kunnen wij ook maar iets zeggen over die andere dimensie, behalve dat ze anders is? Iets over God dan dat hij is, en dan nog? Elk gezond boerenverstand en elk ander intelligent nadenken moet noodzakelijkerwijze tot de conclusie komen dat geloof en rede onverenigbaar zijn. Met de rede komt men niet tot geloof en geloof sluit een ongeremd, vrij gebruik van de rede uit. Dat is ook de stelling van de Kerk zelf en voor een keer sluiten de atheïsten zich daarbij volmondig aan. Daarover zijn veel geleerde boeken geschreven en de meest vernietigende beschuldiging die de Kerk en de theologie steeds maakten aan de rationalisten was precies scepticisme, pyrronisme en spinozisme: de redelijke twijfel aan de geloofsinhoud en aan het bestaan van die andere dimensie en uiteindelijk van God.

    In een tijd dat het hele Westen door en door christelijk was en dat de kerkelijke hiërarchie tot op de hoogste niveaus nauw verbonden was met het wereldlijk gezag, was het niet evident of zonder gevaar om twijfels te uiten. Naast de eigen kerkelijke rechtbanken, die uiterst zware bestraffingen konden uitspreken voor overtredingen van de geloofsregels, beschikte de Kerk over de mogelijkheid om bij de zwaarste religieuze overtredingen de beschuldigden over te leveren aan het burgerlijk gezag, dat instond voor de ultieme straf, de dood, meestal op de meest gruwelijke en publieke manier. Zo zijn niet weinig mensen met zware geldstraffen beboet, hun bezittingen verbeurd verklaard, zijzelf aan brutale lijfstraffen onderworpen of genadeloos doodgemarteld omwille van wat zij dachten, schreven of zegden, dus louter omdat hun eerlijke overtuiging niet overeenkwam met die van een aantal andere mensen, de machthebbers.

    Een bijzonder pijnlijke en ongetwijfeld zonder meer sadistisch geïnspireerde straf voor het schrijven en publiceren van wat de Kerk als godlasterlijk beschouwde, was de veroordeling van de auteur én de geschriften, waarbij de boeken opgenomen werden in een lijst van verboden werken, de beruchte Index librorum prohibitorum, voor het eerst opgesteld in 1559 en, ondanks een dubbelzinnige wijziging van het statuut, tot op vandaag geldig als een leidraad voor de gelovigen. Naast de straffen die de auteurs of uitgevers moesten ondergaan, werden namelijk ook de schuldige boeken zelf bestraft: ze werden ‘gefolterd’ zoals mensen en, zoals mensen, op de brandstapel ‘gedood’. Dat is de oorspronkelijke betekenis van de boekverbrandingen, die onder het Naziregime en onder alle andere dictatoriale regimes een vast ingrediënt van het intolerante cultuurbeleid zouden worden. Zoals de Kerk er ook op stond dat de familieleden van veroordeelden aanwezig waren bij lijfstraffen en de marteldood, zo waren ook de auteurs verplicht, voor zover ze dan nog in leven waren, om de publieke verbranding van hun boeken bij te wonen.

    En toch konden zij het niet laten. Je moet immers geen genie zijn, noch een kletterende ketter, een harteloze heiden of een geniepige godhater om in te zien dat de manier waarop de Kerk het geloof formuleerde op zijn minst krakkemikkig was, vol tegenspraken zat en gaandeweg verworden was tot een formalistisch ritueel en een oeverloos complexe, esoterische en onbruikbare theologie, waarbij de oorspronkelijke boodschap nog nauwelijks aan bod kwam.

    Steeds weer zijn er binnen de Kerk personen opgestaan die zich hebben verzet tegen flagrante misbruiken, tegen de schandelijke wereldse rijkdom en de morele verdorvenheid van de kerkvorsten, tegen de fatale maar onaanvechtbare vermenging van wereldlijke macht en kerkelijk gezag. Steeds weer zijn er frisse hervormingen op gang gekomen en weer teniet gedaan, steeds weer zijn er interne twisten geweest en ook afscheidingen van welhaast ontelbare grote en kleine groepen. Maar de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk hield stand, smoorde de opstanden en het verzet in bloed, hield zich aan de macht en bleef hooghartig blind voor alle oprechte en terechte kritiek. De hedendaagse Catechismus van de Rooms Katholieke Kerk (KKK) verschilt niet wezenlijk van die van het Concilie van Nicea (325) of van dat van Trente (1545-1563).

    De Kerk en de theologen hebben zich met hand en tand, nee te vuur en te zwaard verzet tegen het gebruik van de rede om het bestaan te verklaren of om het samenleven te ordenen. Het christendom is een openbaringsgodsdienst. Enkel het gezag van God en zijn vertegenwoordigers op aarde gold, wie zich daartegen verzette wachtte de excommunicatie, de doodstraf en/of de eeuwige verdoemenis in de hel. Wanneer de sceptische rede tot het onvermijdelijke besluit kwam, op verscheidene momenten van de geschiedenis, dat er geen absolute waarden of waarheden zijn, ook niet de goddelijk geopenbaarde, dan kon de kerk niet anders dan met afschuw en de meest vlammende banbliksems reageren. Zelfs elk vermoeden van scepticisme, pyrronisme of spinozisme was voldoende voor verdachtmaking, broodroof, lijfstraffen, verbanning en rituele moord.

    Vele filosofen en theologen hebben zich dan toch maar ingehouden in het vooruitzicht van dat vreselijk en onvermijdelijk lot. Copernicus heeft slechts op zijn sterfbed toestemming gegeven om zijn kosmologische geschriften te publiceren, Galilei heeft zijn uitspraken herhaaldelijk (zij het gedeeltelijk, moeten) herroepen. Descartes heeft grote delen van zijn oeuvre ingehouden, Hume besliste dat zijn Dialogues Concerning Natural Religion pas na zijn dood mochten uitgegeven worden, Meslier deed hetzelfde met het geheel zijn in alle opzichten indrukwekkend testament, Spinoza publiceerde slechts één werk tijdens zijn leven, de rest zijn de nu vermaarde maar kort na zijn dood anoniem door zijn vrienden uitgegeven Opera Posthuma van B.DS. Vele anderen hebben zich in bochten gewrongen of lippendienst bewezen aan de orthodoxie en hebben slinkse literaire middelen gevonden om, onder het mom van rechtgezindheid en kritiek op ketterijen, toch tersluiks hun verborgen agenda ter sprake te brengen; Pierre Bayle is daarvan het meest succesvolle voorbeeld. Nog anderen, zoals Newton, Leibniz en Voltaire, hielden vast aan het bestaan van een God, maar dan louter als een kracht die de wereld heeft geschapen en in stand houdt. Voor hen is godsdienst een noodzakelijk middel om vooral de lagere klassen in bedwang te houden, een politiek (onder-)drukkingmiddel.

    Zeer zeldzaam zijn de mensen die het aangedurfd hebben om zonder omwegen hun gedacht te zeggen en de meesten van hen hebben dit gedaan in de bloeiende anonieme ondergrondse pers, zoals zo overtuigend aangetoond door Jonathan Israel in zijn monumentale studies over de Verlichting, die ik hier besprak. Het is pas wanneer het wereldlijk gezag eindelijk de moed opbracht om op te komen voor het onvervreemdbare recht op vrije meningsuiting van de burgers, dat het stilaan mogelijk werd om vrijelijk en zonder gevaar voor eigen hachje de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek en de filosofie te publiceren. Maar zelfs Charles Darwin hield zijn inzichten over de evolutieleer dertig jaar lang onder zegel in zijn schrijftafel, met een boodschap om ze na zijn dood te publiceren en voorzag daartoe een som gelds in zijn testament. Het was pas toen Alfred Russell Wallace tot dezelfde revolutionaire inzichten gekomen was, dat Darwin zich door zijn vrienden liet overhalen om een samenvatting te publiceren. Onder druk van de publieke opinie en het verzet van de Kerk heeft hij bij elke nieuwe editie een aantal standpunten afgezwakt… We spreken hier over het einde van de 19de eeuw, Darwin stierf in 1882! Ik schreef hier ook al over Gerard Walschap en de kuiperijen van de Kerk tegen zijn werk en zijn persoon, en hij stierf in 1989! Lees hier meer: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=431.

    Scepticisme en ongeloof zijn in onze tijd bijna synoniemen geworden. Op enkele bedenkelijke uitzonderingen na zijn er zelfs geen ernstige katholieken meer die zonder meer geloven in de mirakels vermeld in de evangelies, in de losgeslagen fantasie van de middeleeuwse heiligenlevens of zelfs in de omstreden Mariaverschijningen en bijhorende mirakels en voorspellingen van de laatste eeuw. Zelfs een waardig, verstandig, welmenend en ongetwijfeld onverdacht prelaat maakte me niet zo lang geleden de opmerking dat ‘die kerk nu toch niet meer bestaat’. Men hoeft niet meer bijgelovig, noch goedgelovig te zijn om gelovig christelijk te zijn, al zijn velen dat helaas zeker nog altijd wel degelijk.

    Maar het gezond scepticisme heeft vooral voor gevolg gehad dat althans in grote delen van het oude Europa het geloof een plotse en massale teruggang gekend heeft, een evolutie die des te spectaculairder was in de landen, zoals hier in Vlaanderen, waar nog niet zo lang tevoren de godsdienst alomtegenwoordig en almachtig was. Op een miraculeuze heropleving durven vandaag enkel de meest vermetele nostalgische dromers nog hopen.

    De (post-)moderne filosofie is sterk getekend door het scepticisme, heeft er vrijwel haar bestaansreden van gemaakt. De moderne maatschappij heeft ontdekt dat het perfect mogelijk is om de wetten en voorschriften die de samenleving ordenen, af te leiden van volstrekt seculiere, burgerlijke beginselen en niet-gelovige ideologieën en inzichten. En ik daag eenieder uit om aan te tonen dat onze tijd in moreel opzicht ook maar enigszins zou moeten onderdoen voor een van de voorbije twintig eeuwen waarin het christendom ruim de kans heeft gekregen om het op zijn manier te doen. Zeker, er is nog kwaad in de wereld, en de rol van de religies is nog lang niet uitgespeeld. Maar de scepsis is gevestigd op ijzersterke beginselen, ze is wijd verbreid en wint overal aan invloed, zelfs in de meest onverzettelijke reactionaire bastions en de meest achterlijke of maligne groeperingen en organisaties. De moderne media brengen, althans in de democratieën waar ook ter wereld, elke neiging tot obscurantisme, onverdraagzaamheid, morele dictatuur of geestelijke dwingelandij aan het licht. Het verhelderende licht van de scepsis schijnt onverbiddelijk in de donkerste militaire folterkamers, in de meest verborgen schuilplaatsen van ‘religieuze’ terroristen, in de opulente hoofdkwartieren van belastingontwijkende sekten en volksverlakkerende groupuscules, in de op misdadige olierijkdommen gebouwde kitscherige sheikpaleizen; het schijnt liefdevol in de hunkerende harten van ontelbare goedmenende eenvoudige mensen, die zo verlangen naar bevrijding uit sociaal onrecht en uit de vernederende betutteling van machtsgeile pseudo-intellectuele goeroes en geriatrische glorieus gemijterde gebenedijden.

    Oef… dat moest ik even kwijt.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst
    15-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Scepsis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SCEPSIS is, je zal het wel vermoeden, geen woord met een Nederlandse stam. We weten ook niet goed hoe we het moeten uitspreken: Van Dale zegt dat zowel ‘sepsis’ als ‘skepsis’ mogen en wie ben ik dat ik me daartegen zou verzetten? Ik twijfel trouwens zelf ook af en toe: ik sta sceptisch tegenover de bereidheid van de Franstaligen om over Vlaamse autonomie te praten; zeg ja dan sk- of gewoon ‘septisch’? De aarzeling om die laatste uitspraak te gebruiken vindt wellicht haar oorsprong in die andere betekenis van septisch, die van de septische put. Ik schreef daarover deze tekst, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=330. We willen de mogelijke betekenisverwarring van de homoniemen (gelijkluidende woorden met een verschillende betekenis, mijt en meid en mijd) ver…mijden, evenals de moeilijkheid dat de betekenis van het woord niet eenduidig uit de uitspraak blijkt maar enkel uit de context kan afgeleid worden, gekozen uit twee of meer alternatieven. En dus verkiezen we de uitspraak met sk-. Meestal.

    Met sk- is scepsis de Griekse uitspraak, van skepsis en van het werkwoord skeptomai. De betekenis van het werkwoord is in de eerste plaats: aandachtig toekijken, speuren; vervolgens ook (met het verstand) bekijken, onderzoeken, overwegen. De betekenis van het substantief volgt: het zien, de waarneming met de zintuigen, maar ook en vooral het onderzoek, de over- of afweging, bespiegeling, overpeinzing; vervolgens ook de aarzeling, twijfel. Het is in die laatste betekenis dat wij het woord hebben overgenomen. Als we iets nauwkeurig bekijken en om een of andere reden aarzelen, dan zijn we sceptisch. We zijn niet zonder meer overtuigd, er is iets dat ons doet twijfelen.

    Een sceptische houding wordt vaak aangeprezen. Je moet immers niet alles geloven wat men probeert je wijs te maken. Zeker als men ons spectaculaire voordelen voorspiegelt, hebben we de neiging om te vragen: ben je wel zeker? Is dat wel zo? Zijn er geen nadelen aan verbonden? Wat staat er in de kleine lettertjes? Sceptisch zijn staat tegenover domme goedgelovigheid. Maar het is soms ook een verwijt: scepticisme staat dan gelijk met altijd en overal aan twijfelen, ook als daar geen aanleiding of reden toe is. Een scepticus is een twijfelaar en dat is geen compliment, een twijfelaar is nooit helemaal zeker en zo kan je niet leven. Gezonde argwaan is niet slecht, zeker als het over belangrijke zaken gaat, maar eeuwig twijfelen werkt verlammend, je moet ook kunnen beslissen. Wie altijd aarzelt, is niet spontaan en mist zo goede kansen. Met een obstinate twijfelaar valt niet te praten, met eeuwige twijfels kan je niet leven.

    De mens heeft altijd geschipperd tussen de twee: spontane zekerheid en vertrouwen vs. argwaan en scepsis. De primitieve mens moest voortdurend beslissen en de keuze was zelden triviaal: het kon telkens gaan tussen leven en dood. Is die plant eetbaar of niet, medicinaal of giftig? Gaat dat dier aanvallen of niet? Is die andere mens vriend of vijand? Overleven hing in grote mate af van een juist inzicht, wie niet nadacht, niet kritisch was, niet goed oplette, niet voorzichtig was, niet twijfelde, was geen lang leven beschoren. De mens heeft geleerd om zijn verstand te gebruiken, heeft die mogelijkheid op een fenomenale manier uitgebouwd, ook fysiek, in een overmatige hoeveelheid hersenen en een relatief groot hoofd om die te herbergen. Een sceptische houding loont, evolutionair gezien.

    Men kan twijfels koesteren over concrete dingen. Maar eens homo sapiens er was, met al zijn hersenen, ging die zich ook meer algemene vragen stellen. Als je een vis in het water ziet en je probeert die met een spies te vangen, dan moet je rekening houden met de straalbreking. Als je een stok in het water steekt, dan lijkt het alsof die stok vanaf het wateroppervlak een hoek maakt. Om dezelfde reden is de vis niet waar je hem ziet, maar net daarnaast, je moet er dus net naast mikken om hem te treffen. De dingen zijn niet altijd wat ze lijken, dat leer je met schade en schande. Vandaar dat filosofen zich al heel vroeg vragen gingen stellen over de wereld om ons heen. Aangezien we ons soms, vaak zelfs vergissen over wat we waarnemen, moeten we misschien afvragen of wij met onze zintuigen de wereld wel op een juiste manier ‘zien’. Is de wereld wel zoals hij aan ons voorkomt? Hoe is de wereld voor een blinde, een dove, een doof en blinde, een dier? Als de wereld anders is naargelang wie er kijkt, hoe is de wereld dan écht? Als iedereen de wereld anders ziet, blijft de echte, onveranderlijke wereld buiten ons bereik. We kunnen de echte wereld niet kennen, hij gaat onze kennis, ons begrip te boven, wat we zien is slechts schijn.

    Over de Griekse sceptische filosofen zijn er uitdagend vreemde verhalen. Pyrrho van Elis (omstreeks -300, afbeelding), naar wie het pyrronisme genoemd is, de filosofische strekking van de twijfelaars, zou zelfs niet gereageerd hebben op het hulpgeroep van zijn leermeester Anaxarchus toen die in het water gesukkeld was: hoe kon hij er zeker van zijn dat het zijn meester was? Dat hij echt in het water lag? Dat wat hij hoorde hulpgeroep was? We moeten dat lezen als een filosofisch argument, niet als een anekdote, een waar gebeurd verhaal. Indien men echt aan alles zou twijfelen, dan is enkel de dood nog mogelijk. Wat men bedoelde is: je mag nooit, nergens helemaal zeker van zijn, alles is onzeker, vertrouw nooit voor de volle honderd percent op een waarneming, een indruk, een overtuiging. Als we ons kunnen losmaken van al die onbetrouwbare gegevens die op ons afkomen en waarvan we onmogelijk kunnen weten of ze goed of slecht zijn voor ons, dan pas zullen we een onbezorgde, twijfelloze, zekere gemoedsrust vinden.

    Latere Hellenistische filosofen formuleerden hun kritiek op de filosofie van Plato en Aristoteles met vragen als: hoe kan je zo zeker zijn van wat je zegt? Hoe kan je weten dat alles echt zo is als je denkt en uitlegt? Moet je niet ook aan je diepste overtuigingen en je meest scherpzinnige verklaringen twijfelen? (Veel later, helaas, zou blijken dat er inderdaad voldoende reden was om aan allerlei vaste opvattingen te twijfelen, al was het maar de voorstelling als zou de zon om de aarde draaien en niet andersom). Sextus Empiricus leefde waarschijnlijk rond het jaar 200 ergens in het oosten van het Romeinse rijk. Hij schreef enkele werken waarin hij het pyrronisme of het scepticisme beschrijft en aanprijst. Men wordt scepticus omdat men verlangt naar een gelukkig leven. Door niet voor een of ander (extreem, eenzijdig) standpunt te kiezen, vermijdt men valse oplossingen en schone schijn en zo kan men een toestand bereiken waarin men bevrijd is van alle kommer en kwel. Het geluk ligt dus in een houding waarbij men veeleer het oordeel opschort, dan in kiezen voor een of andere van de vele mogelijkheden die er voor alles en nog wat zijn. De gemoedsrust bereiken we door ons niet (te veel) te verlaten op de veelheid van indrukken die de wereld op ons maakt. Er is immers geen vaste maatstaf voor de dingen, geen manier om eens en voor altijd uit te maken wie er gelijk heeft, er zijn altijd verscheidene aspecten en verschillende benaderingen mogelijk, die allemaal hun verdedigers hebben.

    We kunnen ons echter de vraag stellen of de grond onder deze sceptische benadering wel vast genoeg is. Het is waar, we kunnen ons vergissen, de dingen blijken inderdaad soms, vaak zelfs, of misschien op de duur wel meestal anders te zijn dan we denken. Maar het is een grote sprong naar een extreme houding waarin we zeggen dat we de dingen zoals ze echt zijn helemaal niet kunnen kennen. Het is zeker dat er over ongeveer alles discussie is, maar daarom moet je nog niet meteen gaan zeggen dat er ook een reële werkelijkheid is, los van alle verschillen en die voor elk van ons verborgen blijft, die wij slechts vaag kunnen zien en slechts heel gedeeltelijk en onvolkomen kunnen benaderen.

    Is er immers wel een wereld als er geen waarnemers zijn? Zelfs als die er al zou zijn, dan zou het geen enkele zin hebben om erover te spreken, want er zou niemand of niets zijn voor wie die wereld zin zou hebben, niemand om erover te spreken en niemand om te luisteren. Elke uitspraak daarover zou volkomen absurd zijn. We moeten dus altijd spreken over een wereld die zich manifesteert aan iemand, het ‘zijn’ is een ontmoeting, een gezamenlijk bestaan, waarbij de beide partners noodzakelijk zijn. Er is met andere woorden geen objectieve, abstracte, zogezegd echte wereld, met echte, objectieve en onveranderlijke kenmerken, die we op een of andere manier moeten weten te doorgronden. Er is alleen de concrete, variabele, facetrijke, veelvormige, onuitputtelijk verschillende wereld van alle mensen en dieren die er ooit geweest zijn en ooit zullen zijn.

    Het standpunt van het scepticisme is gesteund op het verschil tussen de wereld zoals hij voorkomt voor de mens en de wereld zoals hij op zichzelf is. We zagen dat dit een zinloos, absurd onderscheid is. Maar anderzijds is een gezonde sceptische houding wel degelijk nuttig én filosofisch verantwoord. Als er namelijk geen ‘objectieve’, eeuwig stabiele wereld is met onveranderlijke kenmerken (die we vreemd genoeg tóch zouden kunnen ontdekken), en enkel een veelvoudig subjectieve wereld met eindeloos veel wisselende aspecten, dan is er ook geen plaats voor absolute uitspraken, voor onweerlegbare vaststellingen. Dat is ook het besluit waartoe de wetenschapsfilosofie gekomen is: wetenschap is ook ‘maar’ een voorlopige benadering, gekleurd door het standpunt van de waarnemer. De uitspraak: alle zwanen zijn wit en alle kraaien zijn zwart gaat maar op tot men inderdaad zwarte zwanen en grijze kraaien ontdekt. Maar we doen het ondertussen wel met de algemene regels die we ontmoeten en we kunnen erop verder bouwen, als we maar steeds beseffen dat het geen absolute maar slechts tijdelijk geldende regels zijn, tot we ze onder druk van de waarnemingen en nieuwe inzichten moeten herzien of zelfs helemaal laten vallen en andere paradigmata of wetenschapsmodellen moeten uitwerken en aanvaarden.

    Praktisch gezien houdt dit sceptisch relativisme nuttige, ja broodnodige levenslessen in voor de moderne mens. Wij beseffen elke dag meer dat we leven in een multiculturele wereld, dat mensen verschillend zijn en niet alleen die van andere culturen, nee, ook binnen een bepaalde cultuur zijn er ontelbare schakeringen. Het model ‘mens’ komt voor in meer dan zes miljard nu levende mensen en misschien wel 100 miljard ooit geleefd hebbende exemplaren, van wie er geen twee identiek zijn of waren. De woorden die wij gebruiken in al onze talen hebben voor werkelijk iedereen een andere, persoonlijk gekleurde betekenis, die in schakeringen of essentieel kan verschillen voor elke mens: vrijheid, democratie, God, geluk, liefde, waarheid… Er is geen enkel ‘model’ van mens dat de voorkeur verdient boven een ander: al de kleuren en formaten zijn evenwaardig, de relatieve verschillen veranderen niets aan het feit dat het allemaal mensen zijn die genieten van dezelfde basisrechten. Er zijn geen absolute waarheden die moeten opgelegd of verdedigd worden. Niemand mag anderen regels opleggen die een inbreuk betekenen op die elementaire mensenrechten en de persoonlijke vrijheid. Niemand kan voor iemand anders bepalen waarin het geluk gelegen is, niemand mag anderen dwingen om dingen te doen die in strijd zijn met hun rechten als individu of als groep, of hen weerhouden van het rechtmatig nastreven van het eigen geluk.

    Wij zijn vrije individuen, geroepen om samen te leven in solidariteit.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    12-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaams nationalisme
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Nationalisme: bij het vermelden van het woord gaan heel wat mensen steigeren, het heeft een negatieve bijklank, er is iets verkeerds mee. De Franstalige media van België vereenzelvigen het met de collaboratie met het Nazisme (dat ook een National-Socialismus was; merk overigens op dat de collaboratie verre van uitsluitend in Vlaanderen voorkwam…) en met alle latere Vlaamse verzuchtingen naar zelfbestuur, die louter gezien worden als pogingen om een einde te maken aan België, ten nadele van de Franssprekenden.

    Toegegeven: nationalisme verwijst naar een houding waarin men aan het eigen land, het eigen volk een bepaalde voorkeur geeft. Maar voor zover ik weet interpreteert men dat nergens ter wereld als een negatieve instelling, nee, een gezond patriottisme, een nationale trots is een deugd veeleer dan een ondeugd. Politici roepen op om zich met fierheid een burger van het land te noemen, of dat nu de Verenigde Staten van Amerika is of Iran. Niemand die eraan denkt om aanstoot te nemen aan de nobele gevoelens van vaderlandsliefde. Vooral uit de romantiek hebben we die verknochtheid aan onze eigen aard overgehouden, aan de eigen streek, aan de gebruiken en gewoonten, aan onze literatuur, muziek en beeldende kunst, aan de grote figuren uit het verleden, aan de symbolen ook van de natie: de vlag, het volkslied, de instellingen, de vorst of president.

    Het probleem met het Vlaams nationalisme is dat sommigen het wel eens willen verwarren, bewust of niet, met het historisch Vlaams-Nationalisme van tussen de wereldoorlogen en van tijdens de tweede, toen het zich inderdaad in een aantal gevallen gecompromitteerd heeft in de collaboratie met de bezetter, een bezetter die zich daarenboven schuldig maakte aan een onaanvaardbaar imperialisme en aan onder alle opzichten misdadige methodes die op geen enkele manier moreel goed te praten zijn.

    Het probleem is ook dat het Vlaams nationalisme van vandaag door België en al wie België verdedigt, uit eigenbelang of om welke reden dan ook, geïnterpreteerd wordt als incivisme, onburgerlijk en onpatriottisch gedrag: in België is alleen Belgisch nationalisme verantwoord. Elk particularisme, elke verdediging van andere belangen dan de Belgische, is zo goed als misdadig.

    En dat is nu juist het probleem: Vlaanderen en de Vlamingen hebben geen enkele reden, historisch, politiek, sociaal of economisch, om patriottische gevoelens te koesteren tegenover België. De Belgische staat, zijn vorstenhuis en zijn instellingen hebben Vlaanderen steeds behandeld als een wingewest en de Vlamingen als quantité négligeable, ongeletterde onbenullen, enkel goed genoeg om te werken en belasting te betalen. De Vlaming heeft daarop gereageerd door België als een vreemde bezetter te beschouwen en zijn instellingen als verwerpelijke instrumenten van zijn onderdrukking, zijn vorst als een volksvreemde landvoogd, zoals we er in de loop van de geschiedenis zoveel gehad hebben.

    Met het romantische nationalisme is in principe niet zo heel veel verkeerd. Het is goed dat we ons bewust zijn van wat ons kenmerkt als een gemeenschap van mensen, gebonden aan een streek, verbonden door een gemeenschappelijke geschiedenis. Het gaat pas de verkeerde kant uit wanneer men het gaat voorstellen als zouden we daarmee beter zijn de andere gemeenschappen of volkeren. Hebben immers niet alle volkeren het recht, ja de burgerlijke plicht om het eigen land en volk een warm hart toe te dragen? Er is niet mis met ‘fan’ te zijn van een voetbalploeg, maar men hoeft daarom de anderen nog niet uit te schelden of de hersenen in te slaan. Onze vrijheid stopt waar die van de andere begint. Het is juist dat in elk nationalisme, in de overdreven vorm van chauvinisme (naar de eponieme Nicolas Chauvin uit de Napoleontische tijd) wel degelijk het gevaar schuilt tot fanatisme en minachting voor de anderen. Maar dat is niet wat men vandaag aan het Vlaams streven naar onafhankelijkheid verwijt of zelfs kan verwijten. Wij willen alleen maar onafhankelijk zijn en daarmee willen we niemand benadelen. Wij eisen alleen maar onze rechten op, niets meer maar ook niets minder. En als anderen zich daardoor bedreigd voelen, dan kan dat alleen maar zijn omdat zij nu meer hebben dan waarop zij recht hebben…

    Als de Franssprekenden vrezen dat zij nadelen zullen ondervinden bij een eerlijke herverdeling van de lasten en de lusten tussen de gemeenschappen in België, dan moeten we daaruit besluiten dat zij sinds 1830 genoten hebben van een ongelijke verdeling en dat zij die onrechtvaardige toestand wensen te behouden, tegen alle beter weten in. Dat is geen Belgisch patriottisme, maar een verwerpelijk Franstalig incivisme. Met andere woorden: de Franstaligen verdedigen helemaal niet de Belgische staat, waarvan Vlaanderen het belangrijkste deel uitmaakt, maar de onrechtmatig verworven bevoordeelde positie van de Franstaligen binnen die staat. Zij maken zich dus schuldig aan wat zij de Vlamingen verwijten: particularisme, of het belang van een groep stellen boven dat van de gemeenschap, misplaatst nationalisme dus, en dat is een vorm van separatisme. Zo zie je maar.

    Er zijn dus goede redenen voor het Vlaams nationalisme. Vooreerst vormen wij wel degelijk een eigen gemeenschap, dat is zo vastgelegd in de Belgische grondwet. Vervolgens is de huidige staatsstructuur manifest nadelig voor de Vlaamse gemeenschap, ook dat is objectief vastgesteld door de Belgische staatsinstellingen zoals de Raad van State en het Grondwettelijk Hof. En naast en boven alle andere redenen die men nog zou kunnen aanhalen is er deze: dit land is niet meer te besturen zoals het nu is, dat heeft zelfs de vorst verklaard in zijn recente toespraken tot het volk. Met de rabiate Franstaligen valt al lang niet meer te praten, laat staan samen te regeren. Zij zijn niet geïnteresseerd in het overleven van België, enkel in het wanhopig verdedigen van hun eigen bevoorrechte positie.

    Hoewel ik dus een hevige tegenstander ben van elk bekrompen nationalisme, waar ook ter wereld en ik veruit de voorkeur geef aan grensoverschrijdende structuren en wetten voor heel veel aspecten van onze samenleving, toch noem ik mezelf evengoed met waardige trots een ware Vlaamse nationalist en zal ik, al is het maar door mijn stemgedrag en door het verheffen van mijn stem en in geschrifte, blijven ijveren voor een solidair maar onafhankelijk Vlaanderen in het Europa van de volkeren en in de globale samenleving die stilaan onvermijdelijk aan het worden is.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij
    09-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gouden Eeuw, Maarten Prak
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Maarten Prak, Gouden Eeuw, Het raadsel van de republiek, uitg. SUN, 2002², 341 blz., gebonden, enkele zwart-wit afbeeldingen, literatuuropgave, noten, register; ISBN 90 5875 0485, in de handel ongeveer € 30, gekocht In ’t Profijtelijk Boeksken Leuven voor € 18.

    Mijn belangstelling voor de filosofische ontwikkelingen in de periode tussen 1650 en 1750 en vooral voor Spinoza kan zelfs de minder geïnteresseerde lezer niet ontgaan zijn. Geen wonder dus dat toen ik dit mooi uitgegeven boek zag staan in de tweedehandsboekhandel, ik er niet kon aan weerstaan. Ik heb het onmiddellijk ter hand genomen na lezing van Jonathan Israels meesterwerk over dezelfde periode, dat ik hier besprak. Het bleek een zeer interessante aanvulling te zijn bij de vooral filosofische analyse van Israel, een verruiming van het perspectief met nog meer specifiek economische, politieke, maatschappelijke, sociale en culturele elementen dan Israel zelf in zijn twee monumentale werken al had aangebracht.

    Het is dus blijkbaar mogelijk om over die periode boeiend en zinvol te schrijven en toch Spinoza niet eens en passant te vermelden, noch een van de andere Nederlandse en andere filosofen die bij Israel zo prominent aanwezig zijn dat ze wel onvermijdelijk, ja onmisbaar lijken. De reden daarvoor is dat het objectief van (professor) Maarten Prak ‘zuiver’ of ‘louter’ historisch is: een beschrijving van het geheel van de maatschappij zoals ze in een bepaalde periode was, hoe ze zo gegroeid is en hoe ze verder geëvolueerd is. Prak heeft dan ook vrijwel geen belangstelling voor de details van het elitaire denken van enkele uitzonderlijke grote geesten, maar des te meer voor het dagelijkse leven van de mensen, de armen en de rijken en de grote massa daartussenin.

    Hij slaagt er op een briljante manier in om je als lezer mee te nemen in dat uitzonderlijk verhaal van het woelige ontstaan, de spectaculaire bloei en de tragische ondergang van de Nederlandse republiek in een tijd van amper honderd jaar. Op het toppunt van de Gouden Eeuw waren de noordelijke Nederlandse provinciën zonder meer het rijkste land ter wereld, met het hoogste per capita inkomen, een handels- en oorlogsvloot die groter was dan die van Engeland en Frankrijk samen, het talrijkste en best georganiseerde leger ter wereld, een internationaal net van handelsposten en kolonies, een vermaarde schilderschool… de benaming Gouden Eeuw is dan ook volkomen terecht.

    De ondertitel van het boek luidt: Het raadsel van de republiek. Het is inderdaad zeer verwonderlijk dat een land van zeer bescheiden territoriale omvang en een gering bevolkingsaantal, gelegen aan de rand van Europa, zonder aanzienlijke natuurlijke rijkdommen of grondstoffen, zonder centraal gezag of politieke eenheid, geteisterd door na-ijver tussen zijn steden en gewesten en door eindeloze religieuze twisten, belaagd door al zijn buren en politieke vijanden en zijn economische concurrenten, waaronder de machtigste der aarde: Duitsland, Frankrijk, Spanje, Engeland, er toch in geslaagd is om op korte tijd, zij het ook voor korte tijd, op álle gebied de meest vooraanstaande positie van de hele wereld heeft weten te verwerven. Dat is wat de auteur zich ten doel stelt: het wonder van die vreemde samenloop van omstandigheden en eigen kenmerken ontraadselen of toch ten minste de elementen duiden die hebben geleid tot het glorieuze succes van onze noorderburen, een glorie die is uitgedijd tot zelfs na 1945 en die nog steeds voelbaar is in het huidige staatsbestel, al heeft Nederland nu in de rij der volkeren een positie ingenomen die, hoewel nog verbazingwekkend hoog in vergelijking met vele andere volkrijkere, grotere in gebied en natuurlijke rijkdommen, toch meer overeenstemt met vergelijkbare westerse landen, zoals het onze, en zijn toekomst en welvaart meer en meer bepaald ziet door internationale structuren zoals de Europese Unie en andere Westerse allianties. In de concurrentiële wereldeconomie heeft het sinds lang zijn positie aan de top moeten prijsgeven ten bate van Spanje, Portugal, Engeland, Frankrijk, Duitsland, Amerika en de nieuwe Oosterse economieën.

    Voor Nederlanders is dit boek wellicht al te bekend terrein, al was het maar van de schoolse opleiding en zijn er talloze andere werken over deze glorietijd uit de vaderlandse geschiedenis. Toch vermoed ik dat het in die reeks een prominente plaats inneemt. Het is zeer goed geschreven, leest aangenaam, verveelt nooit. De auteur vermengt brede overzichten met treffende vignetten waarin hij individuele figuren schetst en hun levensloop tekent, zowel uitzonderlijke talenten zoals Vermeer als een eenvoudige, armoedige weduwe met haar kinderen in een armenhuis. Hij staaft zijn beweringen met concrete cijfers en met verhelderende vergelijkingen met andere landen en periodes, die ons toelaten de eigentijdse betekenis van de historische gegevens naar waarde te schatten. Dit is veruit het beste ‘geschiedenisboek’ dat ik ooit in het Nederlands gelezen heb. Ik heb nog twee andere publicaties in bestelling over dezelfde periode: van de ‘meester’ zelf, Jonathan Israel is er het nog maar eens monumentale standaardwerk The Dutch Republic en van de bekende Simon Schama The Embarassment of Richess, allebei ook in het Nederlands verschenen. Ik zal niet nalaten hier verslag uit te brengen over mijn verdere lectuur en hoe me dat bevallen is. Ik hoop van harte dat ik daarmee uw interesse heb gewekt of versterkt voor de Nederlandse Gouden Eeuw, die zonder Vlaamse inbreng toch aanzienlijk minder schitterend ware geweest.


    Categorie:historisch
    Tags:geschiedenis
    06-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roofdieren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    THE RIGHT to bear arms: het recht om wapens te dragen. Het staat ingeschreven in de grondwet van de Verenigde Staten van Amerika, om precies te zijn in het beruchte Second Amendment: A well regulated militia, being necessary to the security of a free State, the right of the People to keep and bear arms, shall not be infringed. Vrij vertaald is dat: Aangezien een goed gereglementeerde militie noodzakelijk is voor de veiligheid van een vrije staat, mag het recht van het volk om wapens bij te houden en te dragen, niet worden geschonden.

    We moeten die tekst in zijn historische context zien. Ik besprak hier onlangs, op de Amerikaanse nationale feestdag, de vierde juli, de tekst van de onafhankelijkheidverklaring. Daarin is al sprake van de vrijheid van een volk om zijn lot in eigen handen te nemen, zeker als de overheid zijn rechten niet vrijwaart. Wanneer de overheid als een dwingeland wordt aangevoeld, die geen rekening houdt met de verlangens en de rechten van de meerderheid van de bevolking, dan erkent elke menselijke wetgeving het recht tot kritiek, actie, weerstand, ja zelfs gewapende opstand, wanneer alle andere middelen uitgeput zijn en zeker wanneer ook de overheid gebruik maakt van wapens om de bevolking onrechtmatig te onderdrukken.

    Het was tekenend voor de revolutionaire periode tussen 1750 en 1850, toen er een einde kwam aan de willekeur van het ancien régime en de burgers hun rechten gingen opeisen, dat men zich zorgen maakte over het bezit van en het dragen van wapens. De overheid zag erop toe dat zij daarvan het monopolie had: enkel het leger en in veel mindere mate de ordehandhavers mochten wapens hebben en die werden strikt bewaakt in de kazernes. Zo is de toestand ook nu nog, met uitzondering van jacht- en sportwapens. Dat betekent dat, wanneer de bevolking in opstand komt, zij die wapens moet veroveren of de bewakers ervan moet overtuigen om ze over te leveren. Dat ligt niet voor de hand, want de overheid zal vooral haar meest getrouwe dienaars aanstellen om de wapens te bewaken en hen daarvoor ruim vergoeden en met eerbewijzen overladen. Vandaar dat de Amerikaanse revolutionairen, met hun onafhankelijksstrijd tegen de Britten vers in het geheugen, stelden dat de burgers zelf moesten kunnen beschikken over wapens en het recht behielden om ze te gebruiken ter beveiliging van de staat. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Wellicht zoiets als de schuttersgilden vanaf de middeleeuwen of de vrijwillige brandweer: georganiseerde (well regulated) groepen van burgers die zich in hun vrije tijd oefenden met wapens die in de lokalen van de vereniging achter slot en grendel werden bewaard en die enkel in geval van nood werden opgeroepen. Het beruchte Second Amendment kan dus, volgens de meeste interpretaties, niet ingeroepen worden om het recht te verdedigen van elke burger om wapens te bezitten en er gebruik van te maken.

    Maar er is altijd een grijze zone geweest en dat is vandaag ook nog zo: de wetten hebben steeds toegelaten dat burgers in beperkte mate wapens bezaten, voor hun eigen veiligheid, om zich te beschermen tegen grote roofdieren, bijvoorbeeld, in streken waar die voorkomen, maar ook tegen misdadigers. Het is dit laatste punt, namelijk het gebruik van wapens ter zelfverdediging, dat in een beschaafde maatschappij voor controverse zorgt.

    Tot de essentie van een beschaafde maatschappij behoort dat zij in staat is om haar burgers te beschermen tegen alle vormen van geweld, zodat zij vreedzaam kunnen samenleven. Daartoe probeert men om het geweld zoveel mogelijk uit te schakelen en het te beperken tot het leger, ter bescherming tegen aanvallen uit het buitenland, maar sinds dat gevaar steeds minder reëel geworden is, vooral tot de ordehandhavers, ter bescherming tegen misdadigers en gekken. In principe moet de burger dus niet meer zelf beschikken over wapens en dat is voor de allermeeste burgers ook het geval, sinds vele eeuwen zelfs. In uitzonderlijke gevallen laat men nog toe dat iemand een wapen bezit voor zelfverdediging, maar de wetten die dat regelen worden steeds strenger. Wij hebben het onlangs meegemaakt dat alle vergunningen werden ingetrokken, dat alle wapens moesten ingeleverd worden en dat voor elk wapenbezit een nieuwe toestemming vereist werd, toestemming die aan strenge voorwaarden onderworpen was. Die nieuwe wapenwet was het gevolg van enkele ophefmakende incidenten, waarbij de daders al te gemakkelijk aan hun zware vuurwapens gekomen waren.

    Het verzet in ons land tegen die nieuwe wet was vrijwel onbestaand. Als we dat vergelijken met de toestand in de Verenigde Staten, dan stellen we vast dat elk voorstel om de wapenwetten die zij ook wel hebben, maar die veel soepeler zijn dan wat ze hier bij ons ooit geweest zijn, dat elke poging dus om die wapenwetten te verstrengen zonder meer gedoemd is om afgewezen te worden, meestal zelfs nog voor het tot een stemming zou komen in het parlement. Presidentskandidaten en anderen die een politiek mandaat ambiëren en die dergelijke voorstellen in hun programma zouden opnemen, maken geen enkele kans op verkiezing.

    Het is sinds vele jaren bewezen dat de wapens die men in huis heeft, waar ook ter wereld, in de eerste plaats gebruikt worden tegen huisgenoten, met opzet, passioneel of per ongeluk. Het is ook duidelijk dat wanneer mensen ‘door het lint gaan’ zij gebruik maken van de (vuur-)wapens die zij in hun bezit hebben. Maar hoe spectaculair dergelijke wilde schietpartijen ook zijn, hoe verpletterend ook de statistieken over het gebruik van vuurwapens in eigen huiskring, hoe afschuwelijk ook het resultaat van het gebruik van wapens in jeugdbendes en de professionele criminaliteit, hoe veel politici, tot presidenten toe er het slachtoffer zijn van aanslagen, toch blijkt het in de V.S. onmogelijk om ook maar iets te doen aan het individueel recht om wapens te kopen, te bezitten en te gebruiken.

    Dat moet ons toch doen nadenken over de Amerikaanse maatschappij. De tijd van het ‘wilde westen’ is lang voorbij, maar de gewelddadigheid is gebleven. Ze beperkt zich ook niet tot het intern huiselijk en crimineel geweld. De Verenigde Staten zijn voortdurend verwikkeld in internationaal geweld, onder de vorm van open oorlogsvoering of op meer verdoken manieren, op vele plaatsen in de wereld. Zij beschikken over een onvoorstelbaar arsenaal aan wapens, over het machtigste leger ter wereld, over een technologisch hoogstaande en efficiënte wapenindustrie. Zij behouden zich het recht voor om met geweld tussen te komen in de wereldpolitiek en als zij daarvoor geen geldige redenen hebben, dan fabriceren ze die zonder enige scrupule, tot op het hoogste niveau. Zij geloven dat zij met wapengeweld de vrede kunnen bewaren of opleggen.

    Zij zouden nochtans beter moeten weten. In eigen land kijken ze aan tegen torenhoge statistieken over geweld en criminaliteit. Hun acties in het buitenland stuiten op verzet van de betrokken landen, van de bondgenoten van die landen, van religieuze leiders en van vredelievende of zelfs maar neutrale derde landen, ja, van hun eigen nauwste bondgenoten. Het resultaat van hun internationale tussenkomsten is in alle gevallen negatief, bedenkelijk of van zeer voorbijgaande aard.

    Men verwijst in die discussie vaak naar de rol van de Amerikanen, samen met andere geallieerden of bondgenoten, in de bevrijding van Europa en andere gebieden in de eerste en de tweede wereldoorlog. We kunnen niet ontkennen dat zij zeker in 1945 een beslissende rol hebben gespeeld in het beëindigen van het Nazi-regime en van het Japans expansionisme; wij kunnen evenmin stellen dat die tussenkomsten ongewenst, ongepast of onverantwoord waren, of dat de wereld er niet beter op geworden is. We kunnen, moeten ons vragen stellen over de manier waarop de oorlog gevoerd is, niet alleen in Europa, denk aan Dresden, maar vooral ook in het Oosten, met het gebruik van atoombommen op de Japanse burgerbevolking. We kunnen twijfels hebben over de verdeling van de wereld tussen de supermachten en de ideologische blokken (kapitalisme tegen communisme). Maar we moeten vooral erkennen dat zelfs het neerslaan van misdadige regimes als het Nazisme en het Japanse imperialisme geen vrijgeleide zijn voor elke militaire tussenkomst. We moeten beseffen dat de V.S. zich steeds ook hun eigen voordeel hebben gedaan, dat zij hun militair overwicht hebben gebruikt om hun economische overmacht te vestigen in grote delen van de wereld. We moeten ons ervan bewust zijn dat steeds meer landen in de wereld het militair, politiek, moreel en economisch leiderschap van de Verenigde Staten niet (meer) erkennen, dat zij zich het recht voorbehouden om hun eigen weg te gaan, ook op religieus en maatschappelijk gebied, en dat zij de V.S. als een bedreiging, ja een regelrechte vijand zien, een onduldbare dwingeland tegen wie ook zij het recht opeisen om wapens te bezitten en te gebruiken. Het is cynisch te moeten vaststellen dat die wapens in de meeste gevallen van Amerikaanse makelij zijn.

    Hoe meer we nadenken over de geschiedenis, de recente en de wat oudere, hoe meer we zien dat de welvaart van de enen gesteund is op de onderwerping, de uitbuiting van de anderen. De wereldmacht van Spaanse Habsburgers, de luxe die Nederland zich kon permitteren in de Gouden Eeuw, de koloniale overheersing die leidde tot het Britse Imperium, de pracht en praal van de Tsaren: steeds waren er ook onderworpen volkeren en bevolkingen die tot slaven werden gemaakt. Het is een patroon in het menselijk gedrag, niet alleen op wereldschaal maar ook in de persoonlijke relaties tussen de mensen onderling: met geweld kan men zich een plaats veroveren in de wereld die beter is dan die van iemand anders, kan men het zo regelen dat mensen gedwongen zijn om te werken voor het goed van een andere, die op die manier ‘slapend rijk wordt’.

    Dat geweld kan vele vormen aannemen. Brutale koloniale overheersing is nu wel uit de mode, maar de manier waarop grote bedrijven en banken de wereld veroveren, verschilt nauwelijks van de plundering van Afrika en Azië in de vorige eeuw. Het principe van het kapitalisme is nog steeds in grote mate: maximaal winst maken, de concurrentie uitschakelen, groter worden, macht verwerven. Het wereldwijd failliet van het communisme heeft die agressieve en gewelddadige ideologie nog in overtuigingskracht doen toenemen. De diepe financiële en economische crisis die het systeem de laatste tijd doormaakt, zet niet aan tot een grondige herziening, hoogstens tot enkele correcties. Er is geen ernstig alternatief voor het kapitalisme, zegt men, en zelfs de groenen hebben hun fundamentele kritiek opzijgeschoven en spreken nu niet meer van anders gaan leven maar van een groene economie, een groen kapitalisme: het milieu kan enkel efficiënt beschermd worden door het kapitalistisch systeem in te zetten: groene stroom, zonnepanelen, warmtewisselaars, windenergie, biobrandstof, waterkrachtcentrales. Het kapitalisme heeft zich na de puinhopen van het communisme, nu ook meester gemaakt van de composthopen van de milieuactivisten en de anders-globalisten.

    Het is een regel die elk van ons heel vroeg leert: werken kost moeite, genieten van het leven is gemakkelijker en aangenamer. Om aangenaam te kunnen leven moet je ofwel eerst zelf werken, ofwel anderen zover krijgen dat ze voor jou werken. Het is evident dat ze dat niet zomaar zullen doen, je moet hen daartoe dwingen, op een of andere manier, want ook zij zullen liever genieten van het leven dan te werken, zeker voor een ander. Je zal dus een of andere vorm van overtuigingskracht of geweld moeten gebruiken. Op die eenvoudige regel is het kapitalisme gesteund. Uit onze geschiedenis is gebleken dat die regel werkt, dat hij beter werkt dan welke andere regel ook. Systemen die niet op die regel gebouwd zijn, blijken niet bestand tegen de concurrentie van het kapitalisme of moeten zich beperken tot randverschijnselen in een globaal roofzuchtig kapitalistisch systeem.

    Onze maatschappij is, op dit hoogtepunt van onze beschaving, nog geen stap verder dan de roofvogels, de reiger en de ijsvogel en daarbij nog de overvoede katten van de buren die in onze tuin de eieren en de jongen komen roven uit de nesten van de merels en de kleinere zangvogels en de vissen uit onze vijver. Om te overleven moeten levende wezens eten en het meest voor de hand liggende, het minst tijdrovende is andere levende wezens. Weinig dieren vreten systematisch hun jongen op, maar er zijn er geen die er een probleem van maken om die van anderen dieren te verslinden. Zo is ook de mens begonnen, de veelvraat aan de top van de voedingsketen en zo zijn we in principe nog altijd bezig, ook al zijn we technologisch zoveel verder. We zijn nog steeds op rooftocht, op zoek naar gemakkelijke prooien, naar snel resultaat, naar de weg van de minste weerstand. We hebben nog steeds niet echt begrepen dat het ook helemaal anders kan: dat we groot kunnen zijn zonder iemand anders te kleineren, dat we ons kunnen voeden zonder anderen te laten verhongeren, dat we zelf moeten werken om te overleven, dat we samen meer kunnen dan alleen, dat de aarde onze moeder is, onze thuis en niet het onuitputtelijk voorwerp van onze roofzucht, dat we allen gelijk zijn en dat overdreven ongelijkheid alleen onheil brengt, dat je niet de beste moet zijn om goed te zijn, niet de rijkste om rijk te zijn, dat je niet moet stelen om te hebben, dat je niet moet doden om te leven, dat er een ethische grens is aan hebzucht en machtsgeilheid, dat al wat je nog meer neemt als je al genoeg hebt te veel is, en vooral: dat het leven kort is en dat de dood eenieder wacht.


    Categorie:samenleving
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    02-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enlightenment Contested, Jonathan Israel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De voorbije weken heb ik vele uren doorgebracht, verdiept in het tweede boek van Jonathan Israel over de Verlichting: Enlightenment Contested. Philosophy, Modernity and the Emancipation of Man 1670-1752, OUP, 2006, 2008 paperback, xxiv + 983 pp. Ik heb geen Nederlandse vertaling kunnen vinden.

    Het is een kanjer van meer dan duizend bladzijden, ook fysiek zware kost, want zo’n boek gaat op den duur wegen in je hand of op je schoot. Ik heb er zelfs mijn leestafeltje bijgehaald om het toch wat draaglijk te maken. Vandaag heb ik de laatste bladzijden gelezen en nu zit ik hier, met gemengde gevoelens. Ik ben trots dat ik dit boek gelezen heb, ik voel me bevoorrecht dat ik heb mogen delen in de kennis en de wijsheid van de auteur, die zijn leven gewijd heeft aan deze cruciale periode in onze intellectuele geschiedenis. Het is ook een beetje een triest moment, het afsluiten van een boeiende, zelfs schokkende ervaring: een wekenlange onderdompeling in een stuk geschiedenis, in een volgehouden filosofisch betoog, in een onderliggende ideologische stellingname. Het heeft me diep beroerd, het heeft me beïnvloed, het heeft me veranderd.

    Ik stel voor dat je nog even naleest wat ik hier schreef over het eerste deel, ‘Radicale Verlichting’, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=229741. Ik heb dat ook gedaan en ik heb daar bijzonder weinig aan toe te voegen.

    Voor een uitvoerige boekbespreking kan je onder meer hier terecht:
    http://www.liberales.be/boeken/israel

    Met die twee zeer uitvoerige studies achter de rug voel ik me evenwel nog geen expert ter zake, verre van. Enerzijds is er nog zoveel te weten over de Verlichting en de secundaire literatuur erover is zeer uitvoerig, hier alleen al zesenvijftig pagina’s bibliografie; anderzijds moet je toch ooit iets gelezen hebben van de oorspronkelijke teksten, de primaire bibliografie en die beslaat in dit boek vijfentwintig bladzijden, kleine druk… Ik heb een paar werken besteld bij een gespecialiseerde onafhankelijke uitgeverij in Frankrijk, Coda genaamd, klik hier voor hun website:
    http://www.editions-coda.fr/index.php, je hoort er nog van.

    Ik eindig met een citaat uit het nogal strijdbare Postscript, waarin Jonathan Israel een opsomming geeft van wat hij ziet als de kerngedachten van Radicale Verlichting; ik vertaal voor u:

    1. het aannemen van de filosofische (mathematische, historische) rede als het enige en exclusieve criterium voor wat waar is;
    2. het afwijzen van elke bovennatuurlijke kracht, magie, geesten zonder lichaam, en goddelijke voorzienigheid;
    3. gelijkheid van het mensdom, raciaal en seksueel;
    4. seculiere universaliteit van de ethiek, geankerd in gelijkheid en met de nadruk vooral op gelijkberechtiging, rechtvaardigheid en menslievendheid;
    5. omvattende verdraagzaamheid en vrijheid van denken gebaseerd op individueel kritisch denken;
    6. persoonlijke vrijheid van levensstijl en seksueel gedrag tussen toestemmende volwassenen, met vrijwaring van de waardigheid van ongehuwden en homoseksuelen;
    7. vrijheid van meningsuiting, politieke kritiek en van de pers, in de publieke sfeer;
    8. de democratische republiek als de meest legitieme vorm van politiek.

    Wij leven in een land en in een tijd waarin geen van die stellingen een echt probleem zijn, ze zijn zelfs vastgelegd in onze grondwet en andere wetten en verordeningen. Weliswaar zijn deze idealen niet allemaal ten volle gerealiseerd, maar het verschil met de periode waarin de mensheid zich voor het eerst expliciet en op grote schaal bewust is geworden van deze grondbegrippen, vooral de periode 1670-1750, is ontstellend groot. Het is goed dat we ons bewust zijn van de lange weg die we hebben afgelegd en van onze uitzonderlijke situatie, hier en nu, die scherp contrasteert met zelfs de meeste andere landen ter wereld en met die van het overgrote deel van de wereldbevolking. Het is ongemeen belangrijk dat we ook de reële bedreigingen van onze échte waarden onder ogen zien, of ze nu komen van andersdenkenden, auto- of allochtoon, dan wel van onze eigen luxueuze zelfgenoegzaamheid, laksheid, genotzucht of schuldige onverschilligheid.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, Spinoza


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!