Foto
Categorieën
  • etymologie (76)
  • ex libris (58)
  • God of geen god? (171)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (241)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (226)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    22-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Il y avait une fois...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     















    Errante, perdue

    dans l’étendu ténébreux du temps

    enfermée dans l’angoisse et le désarroi,

    je cherche ton nom.


    Des souvenirs d’antan

    se frayent un chemin

    dans le huis clos de ma mémoire.


    Hésitante encore,

    j’épèle le conte:


    Il y avait une fois…

     

    Gedicht van Lut De Rudder bij de sculptuur van Anne Cornil, Les pénitents,

    vertaling door Karel D’huyvetters

    Klik hier voor het origineel in het Nederlands


     

     


     

     

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    11-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.poème traduit
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

















    Dans son être silencieux

    la sculpture renferme

    le mystère nocturne.

     

    La lumière naissante

    du point du jour

    embrasse

    ce qui reste

    conclu

    en formes

    et lignes

    ciselées

    dans la pierre séculaire

    par des mains humaines.






    Een gedicht van Lut De Rudder bij het beeld van Anne Cornil, Deux Pénitents

    vertaling Karel D'huyvetters
     



    voor de Nederlandse tekst, klik hier: http://blog.seniorennet.be/lutderudder/archief.php?ID=1008990

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    25-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het beeld onthuld

     

     

    Een thrénodie wil ik voor u zingen

    een klaagzang een treurlied

    als een schaafwonde zo rauw

    voor de bolsterruwte in de straten

    voor dolle dolken

    en de woorden die kwetsen en inslaan

    als bijtend ijzer en ijstijd.



    Een lamentatie hef ik aan

    een trage treurzang

    voor rouwende ouders

    het nest geroofd en verlaten

    vertwijfeld met lege handen

    en ongeziene etterwonden

    een leven lang verweesd achtergelaten.



    Nee ik zal niet mee opstappen

    bedank voor stille mars

    of woelige fakkels in kristallen nachten

    ik zing mijn klaaglied in stilte

    en de kilte van het lange wachten.



    Is er tussen de sterren

    een onvermoede vader?

    zal na lengten van dagen

    uw hand mijn hand beroeren

    uw blik mijn oog ontroeren

    een einde maken aan de hunker en het vragen?

    Hoort het woord van de Wijze:

    geen engelen geleiden ons ten paradijze.



    Ik zing mijn trage thrénodie in stilte

    voor de kinderen en hun moeders

    voor hen die niemand wilde

    alle mensen zijn geen broeders.

     

     

    Ik zing dit klaaglied mijn lament

    voor het leed dat nimmer went

    voor vaders en zonen en broers en zussen

    die ons met hun koude lippen kussen.

     

     

    Gij die dit hoort gedenk uw dierbaren

    Die niet meer zijn en ooit zo onmisbaar waren.

     

     

     

    Dit beeld is voor ons geen hoopvolle of veilige kunstbelegging in woelige beurstijden, geen artistiek design element in een pronkerige siertuin, geen trots etaleren van onze financiële welstand. Met deze sobere, intense sculptuur van Anne Cornil willen we vorm geven aan onze diepste gevoelens op dit moment van ons leven, wanneer ook wij het hoofd buigen, denkend aan de tegenslagen, de teleurstellingen en de vernederingen, aan wat ons heeft pijn gedaan, aan de smart die ons allen treft en die niet overgaat. Denkend aan de geliefden die van ons zijn heengegaan. Zij die ons verlaten hebben, die we uit het oog verloren zijn, die wij in de steek gelaten hebben, die ons de rug hebben toegekeerd. Maar vooral denkend, blijvend denkend aan hen die ons zo dierbaar nabij waren, uit wie wij geboren zijn en die uit ons geboren zijn, aan onze ouders, kinderen, broers, zussen en levensgezellen die nu gestorven zijn, door ziekte, ongeval, ouderdom of die de zwaarte van het leven niet meer aankonden en zelf de laatste stap hebben gezet.

    Voor hen en voor ons hebben we dit beeld opgericht als een blijvende herinnering.

     

     

    Cette sculpture n’est pas pour nous un placement sain et sauf de notre argent dans ces temps boursiers turbulents, ni un ornement  élégant dans un parc d’agrément fastueux, ni un prodigieux signe extérieur de notre richesse.  Avec cette sculpture sobre et intense d’Anne Cornil, nous voulons donner expression à nos sentiments les plus profonds en ce moment de notre vie, quand nous aussi baissons la tête, nous inclinant devant les contretemps, les déceptions, les humiliations, pensant à ce qui nous a fait du mal, au chagrin qui nous touche tous et qui ne cesse jamais. Ces deux pénitents nous rappellent surtout nos proches bienaimés qui ne sont plus là. Ceux qui nous ont abandonné, ceux que nous avons perdus de vue, ceux que nous avons délaissés, ceux qui nous ont tourné le dos. Mais elle nous rappelle  avant tout et à tout jamais ceux qui nous ont été tellement cher, qui nous ont donné la vie, à qui nous avons donné la vie: nos parents, nos enfants, nos frères, nos sœurs, nos amants, qui sont morts maintenant, à cause de maladie, d’accident, ou de vieillesse, et ceux-là qui ne supportaient plus la pesanteur de cette vie et qui ont eux-mêmes fait le dernier pas. 

    C’est pour eux et pour nous que nous avons érigé cette sculpture en mémoire perpétuelle.

     

     










    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    24-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het beeld geplaatst



















    Categorie:poëzie
    02-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.amateurkunsten in Tremelo en Werchter

    Tijdens de jaarlijkse week van de amateurkunsten (WAK) organiseerde Kunstkring Gesigneerd uit buurgemeente Tremelo ook dit jaar een heuse kunstwandeling in een heerlijk
    stukje natuurgebied vlak bij de dorpskern. Lut is lid van de kunstkring en zo komt het dat ik een aanbod kreeg om met enkele gedichten mee te doen. Het werd een boeiende combinatie van beeldende kunstenaars en dichters. Aanvankelijk was ik wat onwennig, maar het contact met de andere amateurkunstenaars en hun werk en met het vrij talrijk opgekomen publiek was echt deugddoend. We hadden het weer ook echt wel mee.

    Mijn lezers kennen de gedichten die ik mocht tentoonstellen wellicht al, je kan ze selecteren door hiernaast links onder categorieën op poëzie te klikken. Voor enkele sfeerbeelden klik je hier.

    Volgend weekend, op zondag 8 mei 2011, van 11 tot 18 uur is er dan de Kunstroute in Werchter, die gaat onder de veelbetekenende benaming ’t alent: in het dialect van de streek betekent dat ‘bij jullie’; in diezelfde taal verwijst het naar de ligging van Werchter als een eiland tussen Demer, Dijle en Laak. En ten slotte slaat het vanzelfsprekend ook op het soms wat schuchtere maar toch onmiskenbare talent van de deelnemers. Het is een aantrekkelijke wandel- en/of fietsroute in het landelijke dorp dat wereldwijde bekendheid
    geniet, maar dan om heel andere activiteiten. Je kan er op huisbezoek bij een aantal kunstenaars van alle slag. Beginnen doe je het best in het Cultuurhuis Jack-Op. Het ligt
    aan de oever van de Dijle, goed verscholen in het riet, in de schaduw van de kerktoren, naast de werkplaatsen van de internationaal bekende bouwers van podia voor rockconcerten Stageco. Daar krijg je een plannetje met de adressen; je kan er ook terecht voor een versnapering, onder meer het weer tot leven gewekte plaatselijke bier, de Jack-Op en er is ook live muziek door plaatselijke artiesten, van wie sommige zelfs nationale faam genieten.

    Ook ons huis staat op de agenda, Lut laat vooral recent werk zien en licht het graag toe. In de marge kan je kennis maken, als dat nog nodig zou zijn, met mijn website, de blog die je nu leest, maar ook die van Lut en vooral met ons beiden, in levenden lijve, in onze natuurlijke habitat, onze biotoop. Een verfrissing of een kop thee of koffie bieden we je graag aan.

    Van harte welkom!




    Categorie:poëzie
    27-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichtendag 2011

    Als uit voorname fusten

    Borrelen vreedzaam of verbolgen

    Ongerept gerijpte gedachten

    Naar een helderder verwerken

    Die ik aan mijn vingers toevertrouw

    En de vroede vormen

    Van vroom verworven woorden


    Povere moedermoorden


    Verloren overvloed onuitgesproken

    Uit gistend voorbewust berusten

    Temend tasten naar verklaard beraad

    En de stralende waan van gave dagen


    Als uit loden luchten

    Zijgt mijn velijnen kwijnen

    Naar jouw wantrouwige gouwen

    Die onvertrouwd zich het horen berouwen

    En de ogen in lankmoed hebben geloken

    Voor fluisterend duister

    En spichtig licht


    Hoe kunnen de welige walmen

    Van het belegen talmen

    Tot rijk begrijpen rijpen

    Hoe kan eigengereid ontwijden

    Donkere lichtjaren overschrijden

    En pijnend wanbegrip vermijden


    Hoe kan ik jou mijn hand

    Mijn woord toereiken?


    Wij zijn dezelfde weg gegaan

    Van ontluikend zelfverstaan

    Wij hebben als zuster en broeders

    Als wondere woordenbehoeders

    Elkaar de angstige danspassen geleerd

    De blik binnenstebuiten gekeerd

    Wij horen tot een zelfde ras

    Wij dragen dezelfde tekens in de ogen

    Wij lopen in dezelfde pas


    Taal snelt troosteloze eenzelvigheid voorbij

    Wij hebben elkaar ongemerkt begrepen

    Woordeloos ons denken niet ons spreken

    Moeiteloos overspannen de immense leegte

    Die tergend gaapt tussen zin en zijn

    Tussen de zachte onrust van het ongewisse weten

    En de perplexe speelsheid van het spontaner spreken


    Sapienti sat

    Een zucht is ons genoeg

    Een oogopslag

    Een halfverholen woord

    Genadig gesproken

    Bevrijdend aangehoord

    Als achtergelaten aren gelezen


    Al het onzegbare met povere klank

    Rune unciaal boekstaaf

    Foliant pamflet palimpsest

    Papyrus perkament foedraal

    Zomaar begrepen

    Argeloos dankbaar aanvaard

    Of tergend laaghartig gedagvaard


    Wij kunnen met elkander spreken

    We lezen wat er niet staat

    We horen wat niet gezegd kan worden

    En zeggen wat onuitspreekbaar is


    En schrijven

    En schrijven nog


    Voor wie oren heeft om te oren

    En ziet wat er niet staat

    Die luistert naar de stilte van het woord

    En de ruimte ademt die niet vergaat.




    Karel D’huyvetters

    Gedichtendag, donderdag 27 januari 2011


    Categorie:poëzie
    16-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik heb de goede strijd gestreden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op mijn vijfenzestigste verjaardag


    Ik heb de goede strijd gestreden

    het genot uitgesteld, de eer en centen opgestreken

    belegd, gespaard, nerveus geïnvesteerd

    de middenweg gevolgd, gedeprimeerd

     

    het avontuur ontmoet in onderpand

    de wereld aan mijn voet in eigen land

    ik heb haar in de zwarte ogen gekeken

    onhandig bemind en zonder zegeteken

     

    Ik heb mezelf vaak goedgepraat

    zocht pratend uitstel voor de daad

    verliefd, verlangend, och steeds steriel

    niets dat blijvend bekoorde of beviel

     

    Toen de passie op sterven na dood was en stil

    en oude gezellen vol ongeduld of driest of kil

    aan die zomerslaap een tergend einde maakten

    kon ik aarzelend een laatste vuist nog maken

     

    Een doorstart, een laat begin, sans rancune

    nog even opgevoerd op een dolle bühne

    zo oud en toch nog moeten leren dat niets zeker is

    dat de droesem onder in de beker is

     

    Ik heb de goede strijd gestreden tot het eind

    aards bezit door erosie tergend ondermijnd

    nu kan ik even nog kranig genoeg van geest en lijf

    gul geschonken dagen vullen met temend tijdverdrijf

     

    De oogst is binnen, de schuren vol schoven

    de lang verwachte renten beloven

    dat de Indian Summer stralend gekomen is

    maar dat genot en wonne steeds onvolkomen is

     

    Wrevel brengt nog wrange onrust elke dag

    die smeulend ondergaat, maar vol ontzag

    kijk ik op en geniet van diepe kleuren

    levend woord en melodieën als wijd open deuren

     

    Het is wel wennen na veertig jaar ic dien

    om zo onverzadigd al lijdzaam toe te zien

    onwennig zoekend naar nieuwe oude wegen

    naar wat tendresse en vroege avondzegen

     

    Veertig jaar plooien in de wind heeft riet gekromd

    maar niet geknakt dat nu weer recht komt

    nu eerst is het dat ik onbevangen spreek en schrijf

    aere perennius of niet en gaandeweg de tijd beschrijf

     

    die ons nog rest eer over alle volle schuren

    slopend de nacht en winter sluipt in de bange uren

    laat het afscheid kort zijn ongewelddadig

    de akkers ingezaaid het lot ook dan nog mij genadig.

    (2006)


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    02-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwjaar 2011

    Lieve lezers, beste mensen

    welkom en gegroet allemaal

    mijn alternatieve kerstwensen

    kreeg je al in mijn kerstverhaal.


    Nu het nieuwe jaar is begonnen

    past het dat we ook dat vieren

    niet met wat ik heb verzonnen

    maar op gans andere manieren.


    Vandaag staan we even stil

    bij de 365 die nu voorbij zijn

    en kijken naar wat er is op til

    zoals we hier gewend zijn.


    Het is me het jaartje wel geweest

    daar heeft de natuur de harde hand in gehad

    en ook de politiek dat vreemde beest

    van parlementair en publiek debat.


    Het was het jaar van de purperen woede

    van gelovigen vroom en al op jaren

    die verbijsterd door wat niemand vermoedde

    door een bisschop bedrogen waren.


    We lieten ons in drommen ontdopen

    en liepen verontwaardigd de kerk uit

    maar we hebben het nog altijd niet gesnopen

    godsdienst zelf moet de wereld uit, amen en uit.


    Het jaar ook dat Vlamingen er genoeg van kregen

    om geregeerd te worden door volksvreemde lieden

    al kwam het de Franstaligen bijzonder ongelegen

    dat de Vlamingen zich over hun onafhankelijkheid berieden.


    Water vuur lucht en aarde

    zorgden elk op hun beurt

    voor rampen die opzien baarden

    de wereld werd met modder, as en lava besmeurd.


    Het water stond ons weer aan de lippen

    en weer waren het de armen en de hulpelozen

    die zich hun schamel bezit zagen ontglippen

    terwijl de sterkere rijken het hazenpad kozen.


    Ons spaargeld brengt niets meer op

    de banken gaan met miljarden lopen

    wij draaien voor hun wanbeheer op

    en kunnen niet eens op beterschap hopen.


    Ons land is de hemel op aarde

    vloeit over van melk en honing

    althans voor wie het van verre ontwaarde

    op zoek naar kost en inwoning.


    Maar eens hier aangekomen of gestrand

    is de ontnuchtering pijnlijk en groot

    voor wie hier ongewenst is aanbeland

    in de vrieskou wacht hen honger en dood.


    De minister van oorlog en gewapend verdediger van de democratie

    stelt zijn lege legerkazernes gastvrij open

    maar zijn liefdadigheid is een politieke kijkoperatie

    de soldaten rijden gratis met de bus het schorem moet maar lopen.


    We zitten met een regering die ontslag heeft gekregen

    en dan aanblijft maar niets meer mag beslissen

    aan andere partijen hebben we onze stem gegeven

    maar die zoeken nog altijd naar smerige compromissen.


    Arbeider of bediende, wat zal het zijn?

    groene, rode of blauwe plastieken kazuifels en gefluit

    helpen niet als kapitalisten het hier beu zijn

    en hun geld en fabrieken versassen op zoek naar nog meer buit.


    Maar wat maakt het uit? We gaan op pensioen

    in de fleur van ons leven

    en grijpen met graaiende handen de poen

    die de bazen en de vakbonden ons geven.


    We moeten langer werken hoewel we dat niet willen

    en wie toch nog werken wil als ie vijftig is

    moet ervaren dat ze hem of haar niet meer willen

    zelfs als hij of zij handig vriendelijk en zelfs vlijtig is.


    We zitten in een wereldwijde crisis

    maar kijk eens om je heen

    niemand die merkt dat er iets mis is

    al klaagt iedereen steen en been.


    We gaan nog altijd op vakantie

    we verdienen nog steeds goed ons brood

    en met een onwaarschijnlijke arrogantie

    maken we van de deugd een nood.


    We zijn met altijd maar meer klanten

    voor de vleespotten van vadertje staat

    altijd maar meer mensen weten van wanten

    als het om het meepikken van gratis graantjes gaat.


    Zonder te beseffen dat de minderheid van zij die werken

    altijd maar meer moet afdragen aan de gemeenschap

    om op het einde van hun rit te moeten merken

    dat de beloning voor dat alles niet meer is dan een grap.


    Denk nu maar niet, lieve lezer

    dat ik me daardoor laat terneerdrukken

    en dat verwacht ik ook van de lezer dezer

    met zijn allen moet ons dat wel lukken.


    We hebben het, globaal gezien en gemiddeld

    nog nooit zo goed gehad en zoveel kansen gekregen

    we zijn nu veel gezonder slimmer en meer bemiddeld

    we baden in voorspoed en heil en zegen.


    We zijn beter gewapend tegen al wat tegen gaat

    griepprik, hospitaal-, brand-, levens-

    familiale, auto- en uitvaartverzering zijn obligaat

    werkloosheidsuitkering pensioen en mutualiteit benevens.


    We lopen niet op krukken maar op dure prothesen

    we kijken door multifocale, lees- en zonnebrillen

    of beter nog lenzen, laten we wel wezen

    want wie zou die oude rommel nog willen?


    Als we niet goed meer horen is er soelaas

    en als de prostaat te groot is laten we die schrapen

    impotentie kunnen we met een pilletje de baas

    en een ander helpt ons om goed te kunnen slapen.


    Tandeloosheid behoort tot het verleden

    en ook rimpels moeten we niet meer dulden

    hangbuiken zuigt men weg de dag van heden

    nu laten we alles zien wat we ooit verhulden.


    We hebben het eindelijk begrepen

    we malen niet om de dag van morgen

    voor ons is niets nog te hoog gegrepen

    we leven zonder last of zorgen.


    Er volgt geen afrekening na dit leven

    voor alles wat we nalieten of ten onrechte deden

    voor hel of vagevuur hoeven we niet te beven

    er is geen hiernamaals, alleen het heden.


    Maar daarvan willen we dan wel het beste maken

    voor onszelf natuurlijk maar ook voor de anderen

    in het besef dat we zonder hen niet ver raken

    dat is gelukkig een wet die niemand kan veranderen.


    Dat is lieve lezers op deze bijna eerste dag

    mijn vurige wens en meteen mijn besluit

    dat elke dag je dichter bij jezelf en bij je naasten brengen mag.


    En toen kwam er een varken met een lange snuit

    en dit vertelselke is tierelierenuit.



    Karel




    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    17-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.White Christmas, Witte kerstdag
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    I’m dreaming of a white Christmas…

    Dit moet een van de meest populaire kerstliederen zijn, na Stille nacht, natuurlijk. Tekst en muziek zijn van Irving Berlin en dateren van 1940. De legende wil dat hij het zou geschreven hebben bij het zwembad van een hotel in Phoenix, Arizona. De eerste regels van de tekst, die men gewoonlijk weglaat, lijken daarop te wijzen:

    The sun is shining, the grass is green,
    The orange and palm trees sway.

    There's never been such a day
    in Beverly Hills, L.A.

    But it's December the twenty-fourth,—
    And I am longing to be up North—

    Het thema is dus heimwee en herinnering aan andere kerstmissen, vroeger en elders. Kerstmis doet dat met een mens. Het neemt ons mee in de tijd, naar onze jeugd vooral. Naar zeldzame witte kerstdagen, met veel sneeuw en bittere kou. Die eerste sneeuw die we als kind zagen, die het uitzicht van onze leefwereld zo plots en integraal omtoverde, die ook ingrijpend ons dagelijks leven veranderde, dat moet een enorme indruk gemaakt hebben op onze ontvankelijke jeugdige geest. Kerstmis werd toen ook zeer intens gevierd, na de voorbereiding van de advent met zijn wekenlange liturgische opbouw, met adventskransen waarop elke week een nieuwe kaars werd aangestoken. We stuurden elkaar toen ook kerstkaarten, meestal zoete kitscherige wintertafereeltjes. Er was de kerstboom met de versieringen die maar één keer per jaar uit hun verpakking gehaald werden. Bij ons thuis gebruikten we het zijdepapier waarin sinaasappelen (wij zeiden: appelsienen) verpakt waren, om de fragiele geblazen glazen kerstballen te beschermen, maar toch waren er elk jaar weer die we gebroken aantroffen in de kartonnen rood-bruine Solo-doos, de zelfde kleuren als het roodborstje. We kregen dan wat kleingeld om enkele nieuwe ballen te gaan kopen, met speciale vormen en felle kleuren. Met de sneeuw kwamen ook de sledes en arren naar boven, wij hadden zelfs een ijsstoel, een echte ouderwetse stoel op latten, ik weet niet waar die vandaan kwam en waar hij naartoe is gegaan, we hebben hem misschien maar één of twee keer gebruikt.

    Thuis hadden we een bescheiden buurtwinkel, onder meer van tabak, wijn en likeuren. Gedurende het jaar stelde de verkoop niet veel voor, maar in december sloeg mijn Moeder grote voorraden in, de hele winkel vol, in de rekken en tot op de grond, geen plekje bleef vrij, overal stond en lag rode en witte wijn, veel zoete Monbazillac voor bij de taart, maar ook porto, en likeuren met exotische namen als sherry brandy, Curaçao, Cointreau en nog straffere dranken zoals Elixir d’Anvers en Kümmel, soms dwarrelden er kleine stukjes bladgoud in, fascinerend voor een kinderoog. Mijn zus Godelieve, die stierf toen ze amper vijfendertig was, maakte toen prachtige kerststronken, met hulst, dennenappels en takken, schors en rode kaarsen en gouden linten en veelkleurige kerstballen en watten en engelenhaar, die ons Moeder dan verkocht.

    Dit is het vervolg van de tekst van White Christmas:

    I'm dreaming of a white Christmas
    Just like the ones I used to know
    Where the treetops glisten,
    and children listen
    To hear sleigh bells in the snow

    I'm dreaming of a white Christmas
    With every Christmas card I write
    May your days be merry and bright
    And may all your Christmases be white.

    Het is een niemendalletje, een kattebelletje, bijna niets. Maar als we de warme bariton van Bing Crosby horen, krijgen we allen een krop in de keel. Vreemd, maar het is wel zo.

    In Vlaanderen is lange tijd een gans ander kerstgedicht heel bekend en geliefd geweest. Vandaag is het helemaal vergeten. Het draagt dezelfde naam: Witte kerstdag en het dateert van rond 1930. Het is van de hand van André Demedts (1906-1992) en maakt deel uit van de bundel Voortijds in de verzamelde gedichten van 1976. Het verscheen oorspronkelijk in zijn debuutbundel Jasmijnen (1929). De bundel Voortijds is de grondige herwerking van die Jasmijnen en van zijn tweede dichtbundel Geploegde aarde (1931); er zijn slechts elf gedichten overgehouden en zelfs die heeft de dichter grondig herwerkt. Merkwaardig is dat hij uitgerekend Witte kerstdag nauwelijks veranderd heeft, op enkele details en de scheiding van de oorspronkelijke lange versregels na. Wellicht is de reden daarvoor te vinden in de toenmalige aanzienlijke publieke bekendheid van het gedicht. Dit is de volledige tekst, in de oorspronkelijke versie, zodat je het rijm duidelijk ziet.

    Witte kerstdag

    ‘Klein broertje heeft gebeden om deze Kerstdag wit te zien,

    met voetstappen in de verse sneeuw voor het raam,

    en een roodborstje op een twijg, dat zingt van de verre lente en de bloemen misschien,

    en als de middagklokken over de vlakte ontwaken

    een vage glans van de zon op de bomen en daken

    en de mensen zo zwart in de sneeuw, zeer groot en eenzaam.


    Maar ons hart is zo licht te dragen vandaag, het is of we opnieuw mochten beginnen

    en alles vergeten dat niet meer is; in ieder oog blinkt een vlam en een traan,

    er is zo'n blij welwillen in ons, vandaag zullen wij allen met een grote liefde beminnen

    en niet één zal zijn blik in wantrouwen nederslaan.


    Want ieder mens, die een eind weg met ons gaat,

    kan Christus zijn, die voor één dag over de wereld gaat

    en daarom willen wij allen weerhouden: Blijf nog wat, want het wordt nacht,

    ieder jaar is het maar eenmaal Kerstdag en ons hart heeft zo lang op uw komst gewacht.

    Want zo veel moeten we zeggen en vragen, wat ons verheugde, wat leed heeft gedaan

    en ik kom bedelen ieder jaar weer op deze dag, want mijn armoe en honger eindigen niet.


    Als ik vanavond door de sneeuw naar huis zal gaan, Jezus, en gij Moeder, genees mijn verdriet

    en help ons allen, die over de vlakte het rinkelen van sleebellen horen

    en die geen meester zijn over het heimwee van ons bloed;

    help ons allen, die vruchteloos sjouwen onder de mensen en die onze hoop verloren,

    wij zijn dompelaars en boeven ook, maar over alle sneeuwpaden komen wij U en de sterren tegemoet.


    Moeder, voor allen vandaag laat me bidden: voor mijn dode vriend,

    geef vader en moeder geluk en ook mijn kameraden

    en wat liefde aan uw dwaas, die het niet verdient

    en veel trouwe liefde aan Vlaanderen, Moeder, want het werd zo dikwijls verraden.


    Ik ben maar een schamel arbeider, die U niets geven kan dan wat scherven van zijn hart,

    het is zo weinig, het is niets om dat alles te vragen...

    maar als het niet mag, wees voor allen niet even hard

    en laat één, die jong is en sterk, het lastigste dragen.


    Moeder, klein broertje heeft gebeden opdat uw Kerstdag wit zou zijn,

    geef aan ons allen over de sneeuw, veel zonneschijn!’


    Wij vinden hier hetzelfde heimwee, dezelfde herinneringen: de voetstappen in de verse sneeuw, het scherpe contrast van het steenrode roodborstje, de goudgele glans van de vale winterzon op de egale witte wereld, de zwarte mensenschaduwen. Met de winterzonnewende beseffen we dat een jaar voorbij is. We staan stil bij wat voorbij is, bij wie ons ontvallen zijn, maar wij mogen ook vooruitkijken, naar het jaar dat komt en aan de vergetelheid toevertrouwen wat ons verdriet heeft gedaan. Verderop in het gedicht is het rinkelen van sleebellen voldoende om ons gemoed te doen overlopen van het onweerstaanbaar heimwee in ons bloed.

    Het vrome christelijke beeld dat zo typisch is voor de tijd en voor André Demedts krijgt hier een heel menselijke inkleding: niet het kerstekind, maar Emmaüs: een anonieme Christus die met ons meegaat; wat ge aan de minsten der mijnen hebt gedaan… Hier is het eerste gebod niet God beminnen, maar de medemens; alleen door onze broeders en zusters lief te hebben, dienen we God. Demedts grijpt liever terug naar de eerste christenen dan naar het rijke Roomse leven. Hij is of was toen ideologisch meer een communist dan een burger. Deze zinsnede: want iedere mens die een eind weegs met ons gaat, kan Christus zijn die voor één dag over de wereld gaat, is opgenomen in ons collectief geheugen, omdat ze in onze jeugd talloze keren geciteerd en herhaald is door priesters en kapelaans en opvoeders allerhande, die evenwel steeds hebben nagelaten te vertellen waar ze de mosterd hadden gehaald, of zelfs niet meer wisten dat ooit iemand die prachtige zin had gesmeed in een ontroerde opwelling tijdens een winteravond.

    De hele tweede helft van het gedicht neemt de vorm aan van een gebed, gericht aan Jezus en aan zijn Moeder Maria, die in de Vlaamse poëzie en liederenkransen nooit ontbreekt. Het is het gebed van de jonge idealist die gebukt gaat onder de tegenstand en de nutteloosheid van zijn inzet, maar die in de eenvoudige, menselijke Moeder en haar Zoon een hoopvol aanknopingspunt ziet voor zijn machteloos streven. De laatste drie strofen zijn expliciet aan de Moeder gericht, met een bijna voorchristelijke, heidense Mariologische overgave en devotie die in onze tijd en onze theologie onbegrijpelijk is geworden. Wie was de vriend die gestorven was? Wij weten het niet, misschien een van de ontelbare gevallenen in de Grooten Oorlog, die zich zo dicht bij zijn geboortestreek heeft afgespeeld in zijn kindertijd? Ontroerend is het voor mij ook om hier die andere zinsnede terug te vinden, die ik in mijn jeugd vaak uit de mond van mijn Vader heb gehoord: het arm Vlaanderen, dat al zo dikwijls is verraden, dat de speelbal is geweest van vreemde vorsten en minachtende machten, eeuw na eeuw, zelfs en vooral in de Belgische staat, dat wangedrocht dat aartsvijanden achteloos en met mateloos dédain voor onze volkeren als een loutere militaire buffer hebben opgetrokken tegen hun eigen geile machtswellust.

    Verontrustend en bevreemdend is de voorlaatste strofe. Wat moet een jongeman van vooraan in de twintig met zware woorden als ‘schamele arbeider’, ‘scherven van zijn hart’? Hij wist uit de ervaring in het gezin van zijn ouders dat een mens op zijn wegen zelden rozen gestrooid vindt. Hij had een zus die aan kinderverlamming leed; zijn moeder was voortdurend zwanger, ze heeft misschien wel tien miskramen gehad en was vaak bedlegerig. Hij wou zo graag, als sterke jonge man, dat leed van zijn geliefden op zich nemen, de zwakkeren sparen. Maar hij wist toen al dat je daar wel kan voor bidden, dat je ernaar kan verlangen, dat je bereid kan zijn om offers te brengen als je zoveel leed en armoede ziet, maar ook dat de wereld is zoals hij is, dat het onheil onverbiddelijk toeslaat, daar helpt geen lievemoederen aan.

    Uit een interview met Joos Florquin met de dichter uit 1968 weten we dat het kleine broertje uit het de aanvangs- en slotverzen van het gedicht de jongere broer was van de dichter, Michel, die zestien jaar jonger was. Het was klein broertje die bad voor een witte kerst, niet de dichter. Die had als boer al ingezien dat je God niet letterlijk mag nemen, dat bidden niet helpt als het over het weer gaat. Het staat in de Bergrede: Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Mt 5, 45). Het kinderlijk gebed van Michelleke heeft de oudere broer ontroerd, het onschuldig blind vertrouwen dat sprak uit zijn simpele smeekbede was slechts een onbeholpen, spontane manier van dat kind om zijn verlangen te uiten naar die mythische witte kerst waar ook wij elk jaar nog van dromen. Maar zoals het slotvers nadrukkelijk stelt: niet de sneeuw is ons diepste verlangen, maar het licht, de warmte, het leven dat we danken aan de zon.

    Twee maal witte kerst, twee teksten uit een ver verleden, de ene straks weer overal te horen, de andere nu helemaal vergeten, behalve hier en daar bij een nostalgische Vlaamse gepensioneerde. Kerstmis is een tijd van herinnering en heimwee. De moderne wetenschap heeft er een uitleg voor: onze hersenen maken te weinig melatonine aan, we voelen de winter blues of ondergaan een winterdepressie. Onze biologische klok loopt niet meer gelijk met de natuur, onze retina weigert het licht op te nemen. We moeten dat tegengaan met lichttherapieën, drie uur per dag als konijnen voor een lichtbak plaatsnemen, dat zou helpen, zegt men.

    Ach, dat is goed voor hyperactieve mensen, die zichzelf niet sparen en niet willen luisteren naar de signalen van hun lichamen. Laat ons maar een beetje mistroostig zijn in deze tijd, laat het heimwee maar opwellen, laat de krachtige beelden uit een ver verleden maar opkomen, laten we maar opnieuw aansluiting vinden met onze lieve doden, met vrienden die we ooit hadden en die we nu uit het oog verloren zijn, met mensen die we hebben liefgehad of die we nodeloos hebben gekwetst, zo nodeloos en onterecht dat we de pijn nog altijd even schrijnend voelen na al die jaren. Laten we in deze donkere dagen ons verleden binnenlaten in de lichtende warmte van onze huizen, als een onvermoede gast, een onbekende oude bekende die op een winternacht in een sneeuwstorm aanklopt en ons door zijn stilzwijgende, indringende, nadrukkelijke aanwezigheid terugvoert naar de droom die we ooit hadden van onszelf.


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    08-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gerard Manley HOPKINS
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gerard Manley Hopkins (1844–89)

    Poems, 1918.

     

    7. God’s Grandeur

     

    T

    HE WORLD is charged with the grandeur of God.

      It will flame out, like shining from shook foil;

      It gathers to a greatness, like the ooze of oil

    Crushed. Why do men then now not reck his rod?

    Generations have trod, have trod, have trod;         

      And all is seared with trade; bleared, smeared with toil;

      And wears man’s smudge and shares man’s smell: the soil

    Is bare now, nor can foot feel, being shod.

     

    And for all this, nature is never spent;

      There lives the dearest freshness deep down things;         

    And though the last lights off the black West went

      Oh, morning, at the brown brink eastward, springs—

    Because the Holy Ghost over the bent

      World broods with warm breast and with ah! bright wings.

     

    De wereld is vervuld van Almachts pracht

    vlammend als flitsend fonkelend floret

    in grootsheid groeiend, als olie uit welige persen gered

    waarom volgt de mens nu niet die kracht?

    Generaties zijn gekomen, gegaan, getreden

    alles heeft hun wandel verschroeid, bezoedeld en besmeurd

    nu walgt de aarde in mensensmet en mensenstank, verbeurd

    en braak de grond, geschoeid is elke voet, gevoel aldus vermeden.

     

    En toch en desondanks is nimmer uitgeblust het vuur

    pril en dierbaarst fris is het diepste diep der dingen

    en al slinken de laatste lampen somber weg in westelijk uur

    toch zal de dageraad duistere drempels oostwaarts ontspringen

    Want de Geest waakt koesterend over die vertrappelde natuur,

    zal ons met warme borst en vleugelglans omringen.

     

    vertaling © Karel D’huyvetters 2006, 

    opgedragen aan Jacques Haers, s.J., die destijds mijn aandacht vestigde op dat prachtige vers:

    there lives the dearest freshness deep down things.

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    29-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Le bonheur de ce monde
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het is wat onrustig, de laatste tijd.

    Vooreerst in de politiek, de grote en de kleine. We hollen van de ene crisis naar de andere, geen enkel probleem krijgen we opgelost, niet in Afghanistan, niet in Irak en ook nog altijd niet in Israël en dat zijn slechts de meest in het oog springende conflicten. In eigen land, België draait alles vierkant, en in Vlaanderen raken we het niet eens of er in Antwerpen nu het best een brug of een tunnel komt. Een aswolk houdt de vliegtuigen aan de grond. We hebben de bankencrisis nog niet achter de rug of we horen al dat Griekenland en Portugal afstevenen op het financieel failliet van de staat zelf.

    De katholieke kerk in Vlaanderen krijgt een strak denkende nieuwe aartsbisschop te verwerken en een bisschop die zijn neefje jarenlang seksueel misbruikt. De Belgische regering is weer gevallen over problemen tussen Vlamingen en Franstaligen. Hier in Werchter zijn er maandenlange hinderende werken aan het verkeersknooppunt bij de brug waar Demer en Dijle samenvloeien. En nu hebben ze ook nog onze straat voor maanden opengelegd om een gescheiden riolering aan te leggen voor het regenwater.

    Lut is druk in de weer voor de Week van de Amateurkunstenaars en voor een tentoonstelling in Boortmeerbeek-Schiplaken. Ze houdt zich ook bezig met de maandelijks wisselende tentoonstellingen in de Universiteitshallen in Leuven en in Aike’s Danscentrum.

    Ikzelf word geplaagd door kleine kwaaltjes. Het is nog zoeken naar een gepast medicijn voor mijn onregelmatig kloppend hart, een met zo weinig mogelijk vervelende nevenverschijnselen. Ik neem nu ook iets voor het te hoge suiker- en cholesterolgehalte. Voor het eerst in mijn leven heb ik vrijwel voortdurend last van hoofdpijn. Waarschijnlijk door het vele lezen en computeren heb ik een stramme nek gekregen en ben ik duizelig als ik naar omhoog en opzij kijk. Mijn ogen gaan er ook niet op vooruit, het is zoeken naar een goede leeshouding en de juiste bril. En omdat ik veel te weinig beweeg, is mijn algemene lichamelijke conditie verre van optimaal.

    Mijn vrijwilligerswerk in de gemeentelijke bibliotheek in Rotselaar heb ik opgezegd. Men heeft daar nu een elektronisch systeem geïnstalleerd voor het in- en uitchecken van de boeken en voor de betaling en dus is er minder werk voor de vaste bedienden, zodat die het werk van deze vrijwilliger kunnen overnemen.

    Ik heb nu geen enkele externe verplichting meer, maar ook geen enkel structureel contact met de buitenwereld. Ik zou me graag inzetten voor een of andere liefdadige of sociale zaak, het liefst iets dat te maken heeft met vrijzinnigheid, maar ik heb geen enkel vooruitzicht of aanbieding in die zin. Ik ging al eens kijken op de website voor vrijwilligers, maar kon niets vinden dat me echt aantrok.

    Dat alles maakt dat ik wat op mijn ongemak ben.

    Ik heb natuurlijk mijn boeken en mijn blog en daar ben ik zowat de hele dag mee bezig. Maar om te lezen en te schrijven heb je een stevige bodem nodig, vind ik. Je kan wel eens uit je krammen schieten over de politiek of de seksschandalen in de kerk, maar dat is veeleer journalistiek en ik verkies toch iets dieper te graven.

    Ik heb soms het gevoel dat ik het allemaal al eens gezegd heb. Ik kan sommige teksten van vorig jaar en van nog langer geleden zo opnieuw aanbieden, ze passen perfect bij de gebeurtenissen van vandaag. Mijn standpunten zijn duidelijk en bekend, heeft het zin om mezelf nog te herhalen? Lezers suggereren wel eens dat ik een synthese maak van teksten rond bepaalde onderwerpen en dat ik die publiceer in boekvorm, maar dat soort werk trekt me niet aan en ik sta ook niet te springen om boeken te schrijven, ik verkies de bescheiden, kosteloze, snelle, efficiënte, onafhankelijke, open en directe vorm van communicatie van de weblog, mijn blog, mijn Kroniek, mijn website.

    Onlangs gaf ik nog uiting aan mijn desolaat gevoel van vereenzaming bij het ouder worden en citeerde daarbij de tekst van een van Gustav Mahlers aangrijpende Ruckertlieder: Ich bin der Welt abhanden gekommen, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=605875.

    Is dat de oplossing: je stilaan uit de wereld terugtrekken, je niets meer aantrekken van de grote en de kleine politiek, van organisaties en actiecomités, verkiezingen, politieke en economische crisissen, twisten tussen Vlamingen en Franstaligen, moslims en christenen, het hedendaagse kunstaanbod? Je afsluiten van het actieve, publieke leven en als een welgedane rentenier stilletjes genieten van je welstand? Een niche zoeken waarin je de dagen en je leven kan doorbrengen, een hobby zoals filatelie (postzegels verzamelen), avi- (vogel-) of apicultuur (bijenteelt), pyrogravure (door verhitting in hout tekenen)? Of vissen, fitnessen, museabezoek, toerisme?

    Ik kocht ooit in het heerlijke Plantijn-Moretusmuseum in Antwerpen een mooie afdruk op de oude persen van het bekende sonnet van Christoffel Plantijn (1520-1589). Het heeft jaren lang mijn kantoor gesierd. Ook al is het gedateerd en vandaag niet meer helemaal toepasselijk op mezelf of op jou, lieve lezer, toch kan het ons nog ontroeren. Je vindt het hierbij, met de stijlvolle vertaling die Ward Ruyslinck ervan maakte.

     

    Le Bonheur de ce Monde

    Avoir une maison commode, propre et belle,
    Un jardin tapissé d'espaliers odorans,
    Des fruits, d'excellent vin, peu de train, peu d'enfans, 
    Posséder seul sans bruit une femme fidèle ;

    N'avoir dettes, amour, ni procès, ni querelle,
    Ni de partage à faire avecque ses parens,
    Se contenter de peu, n'espérer rien des grands,
    Régler tous ses desseins sur un juste modèle ;

    Vivre avecque franchise et sans ambition,
    S'adonner sans scrupules à la dévotion,
    Domter ses passions, les rendre obéissantes,

    Conserver l'esprit libre et le jugement fort,
    Dire son chapelet en cultivant ses entes,
    C'est attendre chez soi bien doucement la mort.



    Het werelds geluk

    Een schoon en fleurig huis, een tuin met ranken langs de muren, 
    een beker flonkerende wijn en vruchten in de schaal, 
    geen al te talrijk kroost, geen last en geen schandaal, 
    een trouwe vrouw die helpt het huisgezin besturen.

    Noch schulden noch gedingen noch geschillen met je buren, 
    om have en om erf geen zorg en geen kabaal, 
    en zonder hoge voorspraak, zonder nijd om de rivaal, 
    je zedelijke kracht uit een bezonken inzicht puren.

    Geen waarheid schuwen, voor geen zwarigheden zwichten, 
    je zonder schroom, in godsvrucht, onderwerpen aan je plichten, 
    je driften meester blijven en ze richten naar je wil.

    Je vrijheid bewaren, in geweten en gedachten, 
    je ziel tot God verheffen in gebed en vreedzaam, stil, 
    in eigen huiselijke kring de dood afwachten. 


    (vertaling Ward Ruyslinck)






    Categorie:poëzie
    Tags:levensbeschouwing
    29-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Queen Mab, P. B. Shelley (3)

    De Fee spreekt:

    Sterren, verleen uw zalvende zegen!

    Aardse elementen, staak uw toorn!

    En gij, Oceaan, slaap

    binnen de rotsige grenzen

    die je domein omcirkelen!

    Laat geen ademtocht verstoren

    de ruïne op deze grazige heuvel

    laat zelfs de rusteloze herfstdraden

    sluimeren op de onbewogen lucht.

    Ziel van Ianthe!

    jij bent uitzonderlijk waardig bevonden

    voor de felbegeerde gunst

    die de goeden en de eerlijken wacht

    en hen die hebben gestreden

    en met resolute wilskracht overwonnen

    de trots der aarde en haar nijd

    die de ketenen verbroken hebben

    de ijzige ketens van de sleur

    en die gestraald hebben

    als de Morgenster van hun tijd.

    Ziel van Ianthe!

    Ontwaak! Verrijs!

     

    Plots verrees

    Ianthe’s ziel en stond

    gans schoon in naakte zuiverheid

    een perfecte afstraling

    van haar lichamelijke vorm

    vervuld van onuitspreekbare pracht en gratie

    elke aardse smet was nu vergaan

    de ziel nam haar aangeboren waardigheid weer op

    en stond onsterfelijk te midden van ’t verval.

     

    Op het sterfbed lag het lijk

    gewikkeld in diepten van sluimer

    de trekken verstard en uitdrukkingsloos

    maar toch was het nog een levend wezen

    en elk orgaan vervulde nog steeds

    zijn natuurlijke functie

    het was wonderlijk om zien

    de aanblik van het lichaam en de ziel

    dezelfde wezenstrekken waren daar

    dezelfde tekenen van identiteit

    en toch o zo verschillend!

    Het ene verlangt naar de Hemelen

    snakt naar zijn eeuwig durend erfgoed

    in voortdurende verandering

    en immer rijzend wentelt het zich

    in eindeloos zijn.

    Het andere is voor korte tijd

    de onwillige speelbal van het lot

    en van de passies en zwoegt en strijdt

    en flitsend snelt het door zijn trieste tijd

    en dan als een nutteloos en versleten tuig

    rot het, vergaat en is voorbij.

     

    De Fee spreekt:

    Geest die zo diep zijt neergedaald!

    die zo’n hoge vlucht hebt genomen, Geest!

    Gij de onverschrokken en milde

    aanvaard de gunst

    die uw waardigheid heeft verdiend

    stijg met mij in de wagen.

     

    De Geest:

    Droom ik nu? Is dit nieuw gevoel

    slechts een visioen

    een waanbeeld van mijn sluimer?

    Als ik waarlijk een ziel ben

    een vrije, van haar lichaam bevrijde ziel

    spreek dan nogmaals tot mij.

     

    Fee:

    Ik ben de Fee Mab en mij is het vergund

    de wonderen van de mensenwereld te bewaken:

    de geheimen van het onmetelijk verleden

    vind ik in het onfeilbare bewustzijn van de mens

    die gestrenge onverbloemde kroniekschrijvers

    de toekomst telkens resultaat van eigen oorzaak

    die vergaar ik

    niet de scherpe pijn die het vergeldend geheugen

    achterlaat in de harde inborst van een zelfzuchtig mens

    noch het extatisch bonzen van het hart

    dat degene voelt die aan de deugd is toegewijd

    wanneer hij terugblikt op wat hij heeft gedacht en gedaan

    in een welbestede dag

    al dat is door mij niet voorzien en niet geteld

    en toch is het mij gegeven om te verscheuren

    de sluier van sterfelijke kwetsbaarheid

    zodat de geest bekleed met onveranderlijke zuiverheid

    mag vernemen hoe hij ten spoedigste

    het grote doel mag bereiken

    waarvoor hij in leven was

    en de vrede mag smaken

    de vrede waaraan uiteindelijk

    alle leven deelachtig zal zijn.

    Dit is de het loon voor deugdzaam leven

    gelukkige Ziel, bestijg de wagen met mij!

     

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    23-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Queen Mab (2)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hoor! vanwaar komt dat geruis?

    Het is als de wonderlijke klank

    die opstijgt rond een verlaten ruïne

    en die een begeesterd wandelaar

    des avonds hoort langs de weerkaatsende kust.

    Zachter dan het zuchten van de westenwind

    wilder dan de mateloze noten

    van de wondere windharp

    waarvan de briesgeesten

    de snaren strelen.

    De banen van regenbooglicht

    zijn als manestralen die vallen

    door kathedraalramen

    in tinten die hun gelijke

    op aarde niet vinden.

    Daar is de strijdwagen van de Elfenkoningin!

    Hemelse rossen stampvoeten in weerbarstige lucht

    op haar bevel vouwen ze hun ragfijne wieken op

    en houden halt gehoorzaam aan de teugels van licht

    die de Toverkoningin aantrok.

    Over die plek spreidde ze haar magie

    leunde gracieus over de etherische wagen;

    lang heeft ze gestaard en in alle stilte

    de sluimerende jonkvrouw aanschouwd.

    O, nee er is geen visionair poëet

    die in zijn dromen

    wanneer zilveren wolken

    door zijn verbijsterde geest drijven

    als hem de aanblik van al het lieflijke, wondere en machtige

    verbaast, verrukt, verheft,

    wanneer de verbeelding met één oogopslag

    het wonderbaarlijke met het wondermooie vereent,

    die ooit een verschijning zag

    zo lichtend, zo mooi, zo prachtig

    als die de rossen van de lucht beteugelde

    en de tover van haar blik liet stromen

    over de slapende jonkvrouw.

    De wijde goudgele maan

    scheen gedempt door de vormen

    van haar volmaakte symmetrie

    de wagen als paarlemoer doorzichtig

    verbrak de manestralen niet eens

    dit was geen aards tableau.

    Wie dit tafereel had aanschouwd

    dat alle menselijke glorie oversteeg

    zou niet de goudgele maan hebben gezien

    noch het sterfelijke vertoon

    hoorde dan het ruisen van de nachtwind

    noch enig aards geluid weerklinken

    zag slechts het feeërieke vertoon

    hoorde slechts de hemelse klanken

    die de verlaten omgeving vervulden.

    De Fee was teer van vormen;

    gindse uitgerafelde wolk

    die slechts de zwakste zweem

    ontleent aan de avondlucht

    en die de ingespannen blik

    nauwelijks kan vatten

    of wanneer ze wegsmelt in de waas

    van het gloren in het oosten,

    was amper zo fijn, zo frêle.

    Maar de heldere ster

    die als een edelsteen siert

    de glinsterende kroon van de morgen

    vertoont geen licht zo mild, zo krachtig

    als wat uit de Elfenverschijning barstte

    een purperen aureool over het tafereel spreidde

    en met een golvende beweging

    gracieus rond haar silhouet deinde.

    Van haar hemelwagen

    daalde de Fee neer

    en driewerf bewoog ze haar scepter

    omweven met kransen van amarant

    haar tere wazige verschijning

    bewoog met het wiegen van de wind

    op heldere zilveren tonen

    en sprak toen deze woorden

    die geeneen kan horen

    tenzij daartoe begiftigd.


    Dit is de tweede aflevering van mijn voorgenomen volledige vertaling van Queen Mab, een jeugdwerk van Percy Byssche Shelley (1792-1822). Het eerste deel kan je hier lezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=541850.

    Ik heb geen weet van een vroegere Nederlandse vertaling van dit jeugdwerk. Mijn vertaling is beschermd door de auteurswet van 1994 en mag dus enkel met mijn toestemming gebruikt worden; een simpel mailtje volstaat evenwel.





    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    17-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.A rose is a rose is a rose...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ontluikende rozen

     

    Het was lente en de klare dag

    herboren in de krokusrode morgen

    verjoeg met aangenaam gevoel

    de bijtende kou.

    Voor het aanbreken van de dag

    was het weer al te streng geweest

    voorbode van de warmte van de dag.

    Ik slenterde door de besproeide tuinen

    over de haakse paden, begerig

    naar het genot van het volle daglicht.

    Hier hing de rijp gestold

    aan de gebogen grashalmen

    en prijkte op de kronen van de groenten,

    daar speelden ovale druppels

    op de brede koolblaren.

    Hier vergenoegden zich bedauwde rozenperken

    zoals men die vindt in Paestum

    in de opkomst van een nieuwe dageraad.

    Daar glansde her en der een parel

    op de berijpte struiken die verdween

    bij het eerste gloren van de dag.

    Was het nu de dageraad

    die uit de rozen zijn roze tint putte

    of verleende het rijzende daglicht

    hen die en zo hun kleur.

    De dauw is eender en de kleur

    de morgen maakt ze gelijk

    want Venus is de ene Godin

    van de Morgenster en de roos.

    Wellicht is ook hun geur eender

    maar de ene waait uiteen hoog in de lucht

    terwijl dichterbij de andere heviger is.

    De godin van Paphos

    heersend over ster en bloem tezamen

    verleent aan beide een zelfde purperen pracht.

     

    Toen brak het ogenblik aan

    waarop de ontluikende bloemknoppen

    zich ontplooiden in eendere blaadjes.

    Hier is er een groen gedekt

    met een nauwsluitende blarenhoed

    daar toont een andere haar purperrood

    met een aller-fijnst streepje.

    Hier opent er een de verheven kroon

    van haar fraaie obelisk en bevrijdt

    de tip van haar purperen knop.

    Een andere ontknoopt bovenaan

    haar samengesnoerde kleed

    reeds bedacht om zich te sieren

    met zijn blaadjes.

    Zonder aarzelen nu spreidt ze open

    de glorie van haar glimlachende kelk

    en laat de opeengepakte meeldraden zien

    van haar purperen binnenste.

    Een andere heeft nog maar net haar hoofd

    in volle vurige gloed gekleurd

    verbleekt nu verlaten

    door haar verlepte blaadjes.

    Ik verbaasde me over de snelle roof

    en dit vluchtige seizoen

    waarin rozen wijl ze ontluiken

    al helemaal verwelken.

    Zie hoe de rode manen van een purperen bloem

    afvallen terwijl ik spreek

    en de aarde fonkelt donkerrood bedekt.

    Al de levensvormen, al de nieuwgeboren

    brengt één dag voort en vernietigt

    dezelfde dag.

    Betreurenswaardige Natuur

    die de bloemen slechts kort genadig is.

    Wat je aan geschenken voor onze ogen tovert

    ontruk je ons meteen.

    Zolang als één dag

    zo lang is het leven van een roos.

    In hun jeugd belaagt de oude dag hen al.

    Wat de rode dageraad aanschouwde

    bij het prille ontluiken

    ziet hij bij zijn terugkeer

    aan het einde van de dag

    oud en afgeleefd.

    Maar zo hoort het:

    hoewel ze in weinige dagen ten onder gaat

    verlengt de roos haar leven

    en volgt zo zichzelf op.

    Komaan dan meid

    pluk de rozen

    terwijl de bloem jong is

    en jeugdig je kracht

    denk eraan

    dat je leven zo voorbij is.

     

    Dit is mijn vertaling of omzetting als je wil van een Latijns gedicht, De rosis nascentibus. Ik kan je niet zeggen wie de auteur is, want men weet het niet. Ooit is het toegeschreven aan niemand minder dan Vergilius zelf, maar dat geloven de latinisten vandaag niet meer. Al te veel eergierige auteurs hoopten door hun werk toe te schrijven aan de allergrootsten het prestige van hun aanzien en gezag op hun eigen werk te doen afstralen. Een andere kandidaat was Magnus Deci(m)us Ausonius, een laat-Romeins auteur die rond 393 in Bordeaux stierf. Maar als je dit gedicht in zijn vrij omvangrijk en verscheiden werk gaat zoeken, wacht je niets dan verwarring en teleurstelling.

    Een onverdachte autoriteit als Lewis & Short, toch niet de minste onder de wetenschappelijke Latijnse verklarende woordenboeken, vermeld s.v. rosa dat de band van die bloem met Venus te vinden is bij Ausonius: sacred to Venus: Idyllia 14; cf. id. ib. 6, 76 and 92. Maar wie op zoek gaat naar de Idyllia of Edyllia van Ausonius komt van een kale reis thuis: zij komen niet voor als titel in de lijst van zijn werken. We moeten dus besluiten dat iemand op een bepaald ogenblik een verzameling of beter: een selectie heeft gemaakt uit de gedichten van Ausonius en die afzonderlijk heeft uitgegeven onder de titel Idyllia. Wanneer dat gebeurd is? Geen idee. Het kan zowel in de Oudheid gebeurd zijn als in de Renaissance, dat geeft ons ongeveer tien eeuwen om in te grasduinen.

    Wie op zoek gaat… Lieve lezer, zoals Multatuli moet ik toegeven dat mijn verhaal eentonig is. Je zal het niet geloven, maar ons gedicht over de ontluikende rozen staat niet in het werk van Ausonius. Eén van de tekstuitgaven heeft het in een appendix, met de vermelding dat het gaat om een gedicht van ‘wellicht oudere datum’, maar van een anonieme auteur, ‘wellicht’ uit de vierde eeuw (en dus niet van Vergilius, 70-19 voor onze tijdrekening). De toeschrijving aan Ausonius zou pas gebeurd zijn door Aleander in een tekstuitgave van 1511. Zou dat misschien onze Idyllia zijn?

    Waarom ik me zo verbeten op deze tekst geworpen heb, wil ik jullie graag verduidelijken.

    Vooreerst beken ik gefascineerd te zijn door de roos als symbool. Ik schreef daarover een tekst die ik zelf nog steeds als een van mijn meest interessante beschouw. Ik nodig je uit om die nog eens na te lezen, want in wat hierna volgt, verwijs ik vaak naar die eerdere tekst. Klik dus even hier:

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=395

     

    Voor ons is de roos het symbool van brandende liefde; dat behoort tot onze cultuur. Als je iemand een of meer rode rozen schenkt, dan is dat bijna steeds een duidelijke boodschap van liefde of diepe genegenheid. Wij staan daar niet bij stil. Ik wel natuurlijk, ik wil nodig weten hoe we daartoe gekomen zijn en wanneer. Allerlei instanties willen ons laten geloven dat dit al zo was in de klassieke Oudheid. De roos was toen inderdaad bekend en wijdverspreid, dat zal elke geschiedenis van die bloem je duidelijk maken. Maar ik heb vergeefs gezocht naar een klassieke Griekse of Latijnse tekst waarin dat onomwonden kan vastgesteld worden.

    In mijn wanhoop deed ik zelfs een beroep op mijn vriend Paul Claes, uitnemend latinist, literatuurkenner, vertaler, dichter en romanschrijver. Hij bevestigde de gevestigde opvatting en verwees naar de Anthologia Palatina, een verzameling van antieke teksten. Ik dus op zoek daarin, maar, lieve lezers, eentonig is mijn verhaal…

    Onlangs deed ik nog maar eens een poging, die me een hele dag van het PC-kastje naar de muur van mijn bibliotheek liet hollen. Ik vertrok nogmaals van Lewis & Short, kwam dan weer bij Ausonius en vond uiteindelijk het gedicht over het ontluiken van de rozen, klik hier als je graag de Latijnse tekst eens leest:

    http://www.hs-augsburg.de/~Harsch/Chronologia/Lsante01/Vergilius/ver_apro.html

     

    Maar wat ben je met een tekst in het Latijn? Ook voor mij is dat zo goed als Chinees, met dat verschil dat ik met de hulp van een goed woordenboek na een dagje werk een omzetting in het Nederlands kan aanbieden van dit Latijns gedicht (en niet van een Chinees). Ik weet niet of er al Nederlandse vertalingen van bestaan, maar ik behoud me toch het copyright voor van deze versie. Men mag ze raadplegen en aanwenden voor persoonlijk gebruik en vermelden met mijn naam, dank u wel.

     

    Hebben we nu een aanduiding dat de roos sacred to Venus is? Het lijkt er wel op: sideris et floris nam domina una Venus (v. 14) en: communis Paphie dea sideris et dea floris (v. 16), je herkent deze verzen wel in mijn vertaling. Merk op dat vers 14 klopt met de eerste verwijzing in Lewis & Short; de tweede en derde kan ik maar nakijken als ik ooit een exemplaar van de Idyllia vastkrijg. Maar is dat een bewijs dat de roos reeds in de oudheid het symbool was van de liefde? We weten dat dit gedicht niet van Vergilius is, dus is het geen bewijs voor de klassieke periode; het is ‘wellicht oud’, maar hoe oud? De toeschrijving aan Ausonius zou ons een bewijs leveren voor rond 390, wat al heel laat in de Romeinse tijd is, maar wij weten dat die toeschrijving onterecht is… Als we zouden aannemen dat het Aleander was die het gedicht opdiepte uit ik weet niet welke gedrukte bundel of duister manuscript, dan zitten we in 1511 en dat is de Renaissance.

    Ik besluit dan maar ten voorlopige titel dat we nog steeds geen bewijs of zelfs maar een betrouwbare aanduiding hebben voor een band tussen de roos en Afrodite of Venus in de klassieke oudheid en dat dit verband dus uit een latere periode moet dateren, zoals ik stelde in mijn tekst over de uitdrukking sub rosa.

     

    Toevallig bracht Google me na talloze pogingen nog eens op de prachtige en voortreffelijke website Theoi, klik hier voor een leerrijk bezoek: http://www.theoi.com/. Daar vond ik een interessant lijstje van citaten die onze godin in verband (zouden) brengen met onze roos.

    Laten we ze even doornemen.

    Het eerste is een fragment uit de Anacreontea, een onderdeel van de Anthologia Palatina, met gedichten die ten onrechte toegeschreven zijn aan Anacreoon (570-488); ze dateren uit de ruime periode die gaat van 100 voor onze tijdrekening tot de zesde eeuw. We lezen in fragment 35 dat de ‘zachte roos de adem is van de goden en de vreugde van de stervelingen, de glorie van de Kharites (de Gratiën) en de vreugde van de Erotes (of Amores, halfgoden in het gevolg van Afrodite/Venus) met hun rijke guirlandes en van Afrodite; het is een onderwerp voor poëzie en een gracieuze plant van de Muzen’.

    De roos wordt hier uitbundig geloofd, maar slechts terloops, naast al de andere goden, halfgoden, muzen en de dichters aan Afrodite toegeschreven. Erg overtuigend is dit niet. Als we er dan nog bij bedenken dat het gaat om anonieme en vrij late Griekse teksten, die zelfs tot de vroege Middeleeuwen kunnen behoren…

    Fragment 44 is nog vager voor een concrete toewijzing aan Afrodite: er is zelfs geen rechtstreekse band, enkel via haar zoon Eros/Amor.

    Een volgend fragment (288), toegeschreven aan Ibycus (zesde eeuw voor onze tijdrekening) zegt: Kypria (=Afrodite, de godin van Cyprus) en Peitho met de zachte oogleden brachten jou op te midden van de rozenbloesems. Tja…

    Dan komen we bij Pausanias, die leefde in de tweede eeuw, de tijd van Marcus Aurelius. Hij maakte een Beschrijving van Griekenland, wellicht op grond van eigen waarneming tijdens zijn reizen. In boek 6, 24, 6-7 lezen we: ‘Er is daar ook een heiligdom voor de Gratiën; de beelden zijn van hout, de kleren verguld, de aangezichten, handen en voeten zijn van wit marmer. Een van hen houdt een roos vast, die in het midden een teerling en de derde een kleine mirtentak. De reden waarom ze deze dingen vasthouden kunnen we hieruit raden. De roos en de mirte zijn aan Afrodite gewijd en verbonden met het verhaal van Adonis, terwijl de Gratiën van alle goden het meest verwant zijn met Afrodite (&c).’

    Is dit de smoking gun of beter de geurige roos die we zo wanhopig zoeken? Wel… Ten eerste kunnen we Pausanias niet echt een vroege auteur noemen en dus niet representatief voor het oude Griekenland en wat Rome betreft niet voor de Republiek, enkel voor het latere keizerrijk. Bovendien vindt hij het nodig om uit te leggen dat de mirte en de roos aan Venus gewijd zijn, wat erop wijst dat dit niet evident was of algemeen geweten. Vervolgens is het niet een beeld van Afrodite dat de roos in de hand heeft, maar een van de Gratiën. Pausanias sleurt Afrodite er met de lieflijke lokken bij, mag je wel zeggen. Want de verwijzing naar Adonis klopt ook niet. Volgens het klassieke mythologisch verhaal besprenkelde Afrodite het dode lichaam van Adonis met nectar en veranderde zo elke druppel bloed in een… nee, geen roos maar een anemoon!

    Volgens een heel recente en weinig betrouwbare tekst op het internet zouden de eerste rozen ontstaan zijn toen Venus haar teen kwetste aan een doorn toen ze Adonis bijstond in zijn laatste uren, maar wat daarvan de oorsprong zou zijn, behalve een rijke verbeelding van een romantische herbariste, is me niet duidelijk.

    Bij Apuleius, de auteur van het Satyricon, die leefde rond 150, vinden we in ‘De Gouden Ezel’, een onderdeel van de ‘Metamorfosen’, een korte verwijzing naar een aantrekkelijke plek waar, naast vele andere planten en bloemen, ook ‘enkele schitterende rode rozen’ stonden; die plek, zegt hij, doet hem denken dat het de woonplaats is van Afrodite en de Gratiën’ (4.2). Ook hier is het veeleer een amalgaam van verschillende elementen, waaronder weliswaar ook enkele rozen, dat naar Afrodite verwijst; men kan hier bijgevolg evenmin spreken van een expliciete en directe band tussen de bloem en de godin.

    Dan belanden we bij Nonnus, een epische dichter over wie we bijzonder weinig weten, zelfs niet in welke eeuw hij precies leefde, wellicht de derde of vierde eeuw na het begin van onze jaartelling. Hij schreef (naast een parafrase van het evangelie van Johannes!) een epos over Dionysos en zegt daarin: ‘de mirte, een kruid van de passie, dat (Afrodite) evenzeer bemint als de roos en de anemoon.’ (32.10) Een late, meer dan vage bron, een vrij algemene toewijzing van allerlei bloemen en planten aan Venus. In een verder fragment zien we wel rozen, maar niemand betwist dat die in de oudheid alom tegenwoordig waren om met hun geur de omgeving enigszins draaglijk te maken voor beschaafde menselijke omgang; dat die ook bij huwelijken gebruikt werden, betekent nog niet dat ze specifiek met Venus of de liefde verbonden waren, ze kwamen immers bij álle gelegenheden aan bod.

    Ten slotte is er nog een vage tekst over ‘een schilderij van Zeuxis, in de tempel van Afrodite in Athene, waarop een heel jeugdige Eros afgebeeld staat, omringd door rozen’ in de Suda, een Byzantijnse encyclopedie uit de tiende eeuw. Vage band met Afrodite zelf, heel late bron.

     

    Als dat alles is waarmee men voor de dag kan komen, dan blijf ik, nog steeds voorlopig, op mijn standpunt dat de roos pas in de Middeleeuwen het symbool is geworden van de liefde.

     

    Ik vond nog een verwijzing naar Bonaventure Des Périers, een Franse auteur die rond 1543 gestorven is in Lyon en die onder de titel Des Roses een bijna letterlijke vertaling schreef van ‘ons’ gedicht (aangezien niemand anders het als auteur opeist). Ik citeer een kort stukje, dat aandachtige lezers moeiteloos zullen herkennen:

    …

    Pour donc un peu recréer mes espritz

    au grand verger tout le long du pourpris

    me promenois par l’herbe fresche et drue.

    Là je veis la rose épandue

    et sur les choulx ses rondelettes gouttes

    courir, couler, pour s’entrebaiser toutes

    &c.

     

    Die tekst deed bij een Duitse Goethe-enthousiast in 1894 een belletje rinkelen: hij herkende in de aanvang van Des Roses de eerste verzen van een vroeg gedicht van Goethe: Zueignung (er is ook een korter, later gedicht van hem met dezelfde titel):

     

    Der morgen kam; es scheuchten Seine Tritte

    Den leisen Schlaf, der mich gelind umfing.

    Dass ich, erwacht, aus meiner stillen Hütte

    Den Berg hinauf mit frischer Seele ging; &c.

     

    Maar daarin is nergens sprake van rozen.

     

    Ik wil jullie ook dit zeer bekende gedichtje van Robert Herrick (1591-1674) niet onthouden, omdat het zo goed aansluit bij ons thema en zowat helemaal gestolen is uit het anonieme De rosis nascentibus of, meer waarschijnlijk, Des Périers’ Des Roses.

     

    To the Virgins, to Make Much of Time

    Gather ye rosebuds while ye may,

    Old Time is still a-flying:

    And this same flower that smiles to-day

    To-morrow will be dying.


    The glorious lamp of heaven, the sun,

    The higher he's a-getting,

    The sooner will his race be run,

    And nearer he's to setting.


    That age is best which is the first,

    When youth and blood are warmer;

    But being spent, the worse, and worst

    Times still succeed the former.


    Then be not coy, but use your time,

    And while ye may, go marry:

    For having lost but once your prime,

    You may for ever tarry.

     

    Dit is mijn omzetting voor wie zelfs dit simpele Engels te lastig is:

     

    Aan de jonge meisjes, opdat ze hun tijd goed zouden gebruiken

     

    Verzamel de rozenknoppen zolang je kan

    de oude tijd vliegt immer heen

    dezelfde bloem die je vandaag toelacht

    zal morgen sterven.

     

    De glorieuze hemellamp, de zon

    hoe hoger ze stijgt

    hoe sneller zal haar loop voleindigd zijn

    en hoe dichter bij het ondergaan.

     

    Er is geen betere leeftijd dan de eerste

    wanneer het bloed en de jeugd warmer zijn

    maar wanneer ze afgelopen zijn, volgen slechtere

    en de slechtste tijd komt altijd na de vorige.

     

    Laat je dus niet pramen en gebruik je tijd

    en zolang je nog kan, trouw dan

    want eens je je jeugd verloren hebt

    kan je wel eeuwig blijven dralen.

     

     

    Het thema van het plukken van de rozen herinnert onvermijdelijk aan Horatius’ Carpe diem (Carmina, 11). De Latijnse tekst vind je hier, samen met heel wat toelichting, in het Engels: http://www2.cnr.edu/home/sas/araia/horace1.11.html

     

    Deze Nederlandse vertaling is van Anton Van Wilderode, natuurlijk. Hij zal me vanuit de hemel wel geen copyrights aanrekenen, ik haalde de tekst uit zijn ‘Liederen uit mijn landhuis’, en wel het exemplaar dat hij speciaal voor mijn zoon Dirk dedicaceerde in 1988.

     

    Zoek niet te weten (het is ongeoorloofd)

    welk levenseinde de goden voorbeschikken

    aan mij, aan jou, Leuconoë, lief gekje!

    Probeer niet verder naar de calculaties

    te gissen van Chaldeeuwse wichelaren!

    Veel beter is het lijdzaam te aanvaarden

    wat ons te beurt zal vallen. Om het even

    of Jupiter je nog méér winters toestaat

    of thans de lààtste geeft die de Thyrrhenum

    tekeer doet gaan tegen de puimsteenriffen:

    wees wijs, filtreer je wijn, doe liever afstand

    van iedere verwachting in de verte.

    Het is immers kort dag. Terwijl we praten

    ontvlucht de tijd ons treiterachtig.

    Geniet ten volle van de dag van heden

    en reken niet te zeer op die van morgen!

     

     

    Vergeten we ondertussen ook het Sonnet voor Hélène niet van Ronsard dat ik hier enkele dagen geleden vertaalde en dat eindigde met:

    Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain :

    Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.

    Klik hier voor de volledige tekst: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=596000

     

    Ik besluit met een opmerking over ‘ons’ gedicht. Misschien is het je bij eerste lezing van mijn vertaling niet opgevallen, maar ik vind het niet alleen erg fris en modern aandoend, maar in de beschrijving van de ontluikende rozen ook nogal overduidelijk erotisch… of is dat mijn oude-bokken-lusten-groene-blaadjes verbeelding? Klik hier om alles te weten over deze uitdrukking: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=157

     

    Dank dat je met mij deze lange wandeling wou maken door de rozentuinen van de poëzie en de geschiedenis.

     

    Karel


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    13-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sonnet voor Hélène
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wanneer je al goed oud zal zijn

    en s’ avonds bij kaarslicht

    zit bij de haard

    afhaspelend en spinnend

    en mijn gedichten neuriënd opzegt

    besef je blij verwonderd

    Ronsard bezong me toen ik nog knap was.

     

    Dan is er geen van je meiden die dat verneemt

    al half ingedommeld van het labeur

    die niet wakker schiet bij het horen van mijn naam

    die de jouwe met mijn loftuitingen vereeuwigde.

     

    Ik lig dan al onder de grond

    een schim zonder gebeente

    bij de mirtenstruiken ging ik rusten.

     

    Dan ben jij krom en oud

    en treurt nu om mijn liefde

    die je toen trots afwees.

     

    Geloof me, wacht om te leven niet tot morgen

    pluk vandaag nog de rozen van het leven.

     

    (vertaling © Karel D’huyvetters 2010)

     

    Dit is mijn werkvertaling van een van de meest geliefde gedichten van Pierre de Ronsard, uit de bundel Sonnets pour Hélène (1587).

    Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle,

    Assise auprès du feu, dévidant et filant,

    Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant :

    Ronsard me célébrait du temps que j’étais belle.


    Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle,

    Déjà sous le labeur à demi sommeillant,

    Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant,

    Bénissant votre nom de louange immortelle.

     

    Je serai sous la terre et fantôme sans os :

    Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : 

    Vous serez au foyer une vieille accroupie,

     

    Regrettant mon amour et votre fier dédain.

    Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain :

    Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.

     

    En dit is een parafrase door W.B. Yeats in zijn bundel van 1893 ‘The Rose’.

    When You are Old


    When you are old and grey and full of sleep,

    And, nodding by the fire, take down this book,

    And slowly read, and dream of the soft look

    Your eyes had once, and of their shadows deep.

     

    How many loved your moments of glad grace

    And loved your beauty with love false or true,

    But one man loved the pilgrim soul in you,

    And loved the sorrows of your changing face.

     

    And bending down beside the glowing bars,

    Murmur, a little sadly, how Love fled

    And paced upon the mountain overhead

    And hid his face amid a crowd of stars.

     

    Wanneer jij oud bent en grijs en overmand door slaap

    en knikkebollend bij het vuur dit boek openslaat

    en traagzaam leest en droomt van de zachte glans

    die ooit je ogen sierde en over hun schaduwen zo diep.

     

    Hoeveel waren er niet die genoten van je blije gratie

    en van je schoonheid hielden met een liefde vals of echt

    slechts een enkele hield van de pelgrimsziel in jou

    en van de zorglijnen die je gelaat vertekenden.

     

    Dan zit je gebogen bij de gloeiende kolen

    en mompelt met spijt over een liefde die vervloog

    en haar schreden richtte naar de berg daarboven

    en haar gelaat verborg tussen een menigte sterren.

     

    (vertaling © Karel D’huyvetters 2010)

     

      

     

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    28-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichtendag 2010
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een gedacht is geen gedicht

    dichten is niet zomaar woorden schrijven

    zonder denken, al dan niet verlicht

    kan van dichten niet veel overblijven.


    Het is niet omdat ze op rijm staan

    dat gedachten een gedicht zijn

    of dat ze keurig in de maat gaan

    anders zou dat wel verplicht zijn.


    Soms voelen we de vreemde behoefte

    om onze regels wat korter te maken

    maar wie het ooit beproefde

    weet: ook dat zal het verschil niet maken.


    Dichten is gedachten verdichten

    de woorden helderder brengen

    zodat ze de lezer verlichten

    of verplichten een stille traan plengen.


    Dichten is naar binnen kijken

    in eigen hart en dat van de dingen

    dat kan een vreemde toestand lijken

    zoals dagdromen of woordeloos zingen.


    Dichten is gedachten  dichter schrijven dan gewoon

    moeite doen om uit de band te springen

    en te spreken op ongewone toon

    over verlangens en herinneringen.


    Vandaag is het gedichtendag

    dat vieren we met deze coupletten

    niet met een tricolore of leeuwenvlag

    maar met deze verzonnen kwartetten.


    Geen zielenroerselen of angstschreeuwen

    gewoon deze kleine vingeroefening

    geen klotsende baren of krijsende meeuwen

    enkel deze broze woordenwisseling.


    Toch wil ik zo bij je binnen komen

    je prozaïsche taken ernstig verstoren

    plaats maken voor koele winterdromen

    en het rozevingerig ochtendgloren.


    Ik probeer je kwansuis af te leiden

    van het ritme van lege dagen

    en je stiekem in te wijden

    in een weliger welbehagen.


    Ik beken het, ik wil je verleiden

    versieren met gekunstelde taal

    ik wil je van jezelf bevrijden

    verzin voor jou een beeldverhaal.


    Ik wil als dichter dichter bij je zijn

    je omarmen en fluisteren in je oor

    woorden van wonne en minnepijn

    en dromen dat ik aldoor bij je hoor.


    Ik wil even je hele aandacht vragen

    je even bij me houden

    je schuwe blik even doen vertragen

    even, heel even van je houden.



    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    14-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.No man is an island

    No man is an island, entire of itself; every man is a piece of the continent, a part of the main. If a clod be washed away by the sea, Europe is the less, as well as if a promontory were, as well as if a manor of thy friend's or of thine own were: any man's death diminishes me, because I am involved in mankind, and therefore never send to know for whom the bell tolls; it tolls for thee. (from John Donne, Meditation XVII, 1623)

    Een mens is geen eiland, geheel op zichzelf. Elke mens is een stuk van het continent, een deel van het geheel. Als een kluit aarde door de zee wordt weggespoeld, is Europa verminderd, evenzeer als wanneer het om een heel voorgebergte gaat, of het landhuis van een vriend of van jezelf. De dood van elke mens vermindert mij, want ik ben in de mensheid betrokken. Daarom, als de klok luidt, laat dan niet vragen voor wie ze luidt: ze luidt voor jou.


    Bij een afscheid.

    Het gebeurt, dat mensen elkaar ontmoeten.

    Bij de eerste oogopslag weet je meteen of je elkaar in de ogen zal kijken, of wegkijken en je weg verder zetten. Niemand weet wat het is dat ons aanzet tot die interesse of onverschilligheid. Ons lichaam zendt spontaan signalen uit die wij niet beheersen, die wij niet bewust kunnen sturen, maar die door de andere moeiteloos worden opgepikt. Het kan het begin zijn van een ontmoeting, hoe kortstondig ook.

    Banaal is zo’n moment nooit. Het raakt je ongewild, verrassend overrompelend in je hele wezen. Het opent een wereld van onvermoede mogelijkheden die als een wijds landschap voor je openbreken als onder de zon die de glijdende schaduw van de wolken verdrijft. De ontmoeting met de andere is het verbreken van de eenzaamheid en eenzaam zijn we allen, altijd.

    Wat daarna gebeurt, daar heb je op dat moment geen weet van. Je hebt jezelf opengesteld, hoop is ontloken en met de hoop ook verlangen. Misschien zie je elkaar nooit meer terug. Misschien wissel je enkel die ene blik, meer niet. Soms doet de gelegenheid zich voor om elkaar beter te leren kennen. Dat gaat dan met horten en stoten, wij zijn niet gewoon om spontaan open en eerlijk of zelfs maar vriendelijk te zijn met elkaar. Wij aarzelen, twijfelen, onhandig en verward. We doen ons anders voor dan we zijn en haten onszelf daarvoor: nee, zo hadden we het niet bedoeld, nee, dat wou ik net niet zeggen, nee… Stilaan vinden we de woorden, de golflengte, de taal die we zullen spreken, de wereld waarin we ons samen zullen bewegen. Wij zijn gevoelig voor elkaars boodschappen, we reageren welwillend en delicaat, maar ontwapenend openhartig en gul.

    Het gebeurt, dat mensen elkaar verlaten.

    Soms merken we, dat we ons hebben vergist. Het begint met een toevallige opmerking, over iets onbelangrijks, maar die ons opvalt, bijblijft, doet fronsen, meewarig. Je doet nog alsof je het niet gehoord hebt, maar het heeft je wel degelijk geraakt. Je hebt gemerkt dat je zorg niet gedeeld is, dat de andere iets anders aanvoelt dan jij. Het doet je op je hoede zijn. Er verandert niet onmiddellijk iets in je contacten, maar wel in je gedachten. Je bent niet meer spontaan, de argwaan groeit. Onbewust zend je dan zelf signalen uit, die de andere opmerkt, die je meteen ontkent en ontkracht: nee, er is niets aan de hand, natuurlijk niet! Waarom denk je dat?

    Maar op een dag merk je dat er meer is, of juist minder. Het moment de grâce is voorbij, de begoocheling is verbroken, disenchantment is ingezet. Je verwachtingen zijn niet ingelost, de hoop op een intens en blijvend zorgeloos verblijdend contact is vervlogen. Je past niet bij elkaar, je bent te verschillend en niet bereid of in staat om te veranderen.

    Het gebeurt, dat mensen elkaar kwetsen.

    Wij mensen hebben er geen verstand van om elkaar openhartig tegemoet te treden, maar nog minder weten we hoe we van elkaar afscheid moeten nemen. Dat doen we nog veel onhandiger en dan kwetsen we elkaar onvermijdelijk. We vermijden elkaar bewust, we kijken niet meer blij gespannen uit naar het volgende contact. We zeggen of schrijven iets dat we heel erg menen, maar dat we stuntelig of juist heel nadrukkelijk verwoorden, zonder kans op een wederwoord. Dat lokt een reactie uit en wrevel, soms woede en verwijten. Dan kwetsen we elkaar, zonder het echt te willen, maar ongenadig hard. We leggen alle schuld bij de andere, daar voelen we ons beter bij, dat vermindert onze eigen pijn. Zo beperken we de schade bij onszelf, ten koste van de andere.

    Partir, c’est mourir un peu. Achtergelaten worden, verstoten, uitgesloten, doet nog meer pijn.

    Hoe vaak ontmoet je iemand op je levenspad? Hoe vaak ga je door dat heerlijk, ellendig proces van leren kennen en het dan weer afleren? Hoe vaak zeg je goeie dag en hoe vaak vaarwel? Elke echte ontmoeting is een verrijking, elk afscheid een verarming. Bij elk verlaten verlies je een stuk van jezelf. No man is an island… Elke mens die uit mijn leven verdwijnt, kwetst me diep, want ik ben betrokken in de mensheid. Ik houd van elke mens en wil dat elke mens ook van mij houdt. Maar als het einde gekomen is en de klok luidt, als het tijd is om voorgoed afscheid te nemen, dan vraag je niet wie er begraven wordt, je weet: het is een stuk van jezelf.





    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    11-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Queen Mab, Percy Byssche Shelley
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Percy Byssche Shelley (1792-1822) was een Brits romantisch dichter. Hij leidde een stormachtig leven. Zijn eerste echtgenote, Harriet, een eenvoudig schoolmeisje, was amper 16 toen ze samen wegliepen; hij was 19. Hij verliet haar na drie jaar en zij verdronk zich in Hyde Park in 1816. Ianthe was hun dochtertje.

    Queen Mab is een jeugdwerk, geschreven toen Shelley amper 18 was. Ik heb het vermetele plan opgevat om het hele werk en de bijhorende aantekeningen voor u te vertalen. Op de vertaling staat copyright.

    Dit is een eerste aflevering.

    De dichter staat bij het levenloze lichaam van zijn geliefde.


    Koningin Mab

    Een filosofisch gedicht met aantekeningen

    Ecrasez l’infame! (Voltaire, Correspondence)

    Avia Pieridum peragro loca, nullius ante

    trita solo; iuvat integros accedere fontes;

    atque haurire: juvatque novos decerpere flores

    …

    Unde prius nulli velarint tempora musae.

    Primum quod magnis doceo de reubus; et arctis

    religionum animos nodis exsolvere pergo.

    (Lucretius, liber iv)

    Dos pou stoo, kai kosmon kinèsoo. (Archimedes)



    Vermorzel de infame!


    Ik doorloop ongebaande domeinen van de muzen; van geen een tevoren

    betreden grond; behaaglijk is het om ongerepte bronnen aan te boren

    en er diep van te drinken: behaaglijk om nieuwe bloemen te plukken

    (om voor mijn hoofd een uitzonderlijke lauwerkrans te vlechten)

    uit streken van waaruit de Muzen nog nimmer iemand de slapen sierden.

    Vooreerst omdat ik uitleg geef over machtige dingen; en omdat ik

    vervolgens de geesten bevrijd van de boeien van de religie.

    (Lucretius, De rerum natura, I, 926-932)


    Geef mij een plaats om te staan, en ik beweeg de wereld.


    Aan Harriet *****

    Wiens liefde is het die de wereld doorglanst

    en de giftige pijl van zijn misprijzen afweert?

    Van wie de warme en lieve lof,

    het zoetste loon der deugd?


    Onder wiens blikken herleefde mijn ziel,

    en werd rijper in waarheid en waardige moed?

    Van wie de ogen waarin ik zo graag staarde,

    en daarom de mens nog meer beminde?


    Harriet! de jouwe; jij was mijn puurder gemoed;

    jij was de inspiratie van mijn lied;

    van jou zijn deze vroege wilde bloemen

    al heb ik ze aaneengeregen.

    Druk deze liefdesgelofte aan uw boezem

    en weet, ook al verloopt de tijd en gaan de jaren heen,

    elk bloempje dat mijn hart vergaart

    is jou toegewijd.



    Koningin Mab

    I

    Hoe wonderbaar de Dood,

    Dood en haar broeder Slaap!

    De ene, bleek als gindse tanende maan

    met lippen van luguber blauw;

    de andere rozig als de morgen,

    getroond op de golven van de oceaan

    die over de wereld bloost;

    en toch zijn beide overweldigend wonderbaar!


    Heeft dan de sombere Macht

    die heerst over de rottende graven

    bezit genomen van haar zondevrije ziel?

    Moet dat uiterlijk, dat zijns gelijke niet kent,

    dat liefde en bewondering niet zien kan

    zonder een hart dat klopt en azuren aderen

    die zich als stromen door een veld van sneeuw slingeren;

    die lieflijke contouren, helder

    als ademend marmer, moet dat vergaan?

    Moet de rottende asem

    niets overlaten van deze hemelse aanblik

    dan walgelijke ruïne?

    Niets anders sparen dan een somber thema

    om lichthartig op te moraliseren?

    Of is het slechts een zoete sluimer

    sluipend over de zintuigen

    en die de ademtocht van de rozige morgen

    dra naar de duisternis verjaagt?

    Zal Ianthe weer ontwaken

    en vreugde brengen aan mijn trouwe

    en slapeloze wake, klaar om licht, leven en verrukking

    te plukken van haar glimlach?


    Ja! zij zal weer ontwaken

    al zijn haar glanzende leden nu bewegingloos

    en zwijgen haar zoete lippen

    die eens welsprekend genoeg ademden

    om de razernij van een tijger te sussen

    of het ijzige hart van een overweldiger te ontdooien.

    Haar dauwvochtige ogen zijn geloken

    de ragfijne oogleden verhullen nauwelijks

    de donkerblauwe oogbollen daaronder.

    Daar slaapt ze als een baby in dons

    haar gouden lokken omschemeren

    de trotse ongerepte boezem

    kronkelend als de ranken van klimop

    rond een marmeren kolom.




    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    04-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedicht en omgedicht: W.B. Yeats The Second Coming
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Sinds vele jaren kom ik her en der dit citaat tegen: 

    Things fall apart, the center cannot hold, mere anarchy is loosed upon the world, 

    soms in die vorm, soms slechts een van de drie zinsneden, soms de eerste twee, soms de laatste. Schrijvers, dichters, politiekers en filosofen, beschavingspessimisten en religieuze leiders, ze vinden er allemaal hun gading in, vooral in de centrale enigmatische wanhopige noodkreet: the center cannot hold.

    Google zegt je meteen wie de auteur is, en seconden later heb je ook de hele tekst en context. Je vindt de Engelse tekst hieronder.
    Ik heb ook nu weer voor een eigen vertaling gezorgd, waarin ik geprobeerd heb trouw te blijven aan het bevreemdende, hallucinante poëtisch materiaal en de eigenzinnige, soms archaische taal van de dichter.

    De datum, 1920 is betekenisvol. Yeats was nog aan het nahuiveren van de verschrikkingen van de oorlog en zag om zich heen de beschaving in diepe crisis, de ineenstorting van het traditionele wereldbestel en de eerste stappen van een drastisch nieuwe maatschappij, met allerlei nieuwe politieke, sociale en religieuze systemen die de mensheid moesten redden van een onafwendbaar cataclysme. Uit de ruines van het oude Egypte zag hij een nieuwe messias opstaan, die het tijdsgewricht zou keren, een nieuwe orde zou instellen.

    Yeats overleed in 1939. Hij heeft met zijn laatste levensadem ook die ijdele hoop zien verzwinden.

     

     

     

    Yeats, William Butler, 1865-1939, Irish poet & dramatist

     

    The Second Coming (1920)

     

    TURNING and turning in the widening gyre

    The falcon cannot hear the falconer;

    Things fall apart; the centre cannot hold;

    Mere anarchy is loosed upon the world,

    The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere

    The ceremony of innocence is drowned;

    The best lack all conviction, while the worst

    Are full of passionate intensity.

     

    Surely some revelation is at hand;

    Surely the Second Coming is at hand.

    The Second Coming! Hardly are those words out

    When a vast image out of Spiritus Mundi

    Troubles my sight: somewhere in sands of the desert

    A shape with lion body and the head of a man,

    A gaze blank and pitiless as the sun,

    Is moving its slow thighs, while all about it

    Reel shadows of the indignant desert birds.

    The darkness drops again; but now I know

    That twenty centuries of stony sleep

    Were vexed to nightmare by a rocking cradle,

    And what rough beast, its hour come round at last,

    Slouches towards Bethlehem to be born?

     

    Draaiend, draaiend in wijdere wieling,

    aanhoort de valk niet meer de valkenier;

    alles valt uiteen, het centrum houdt geen stand;

    aan loutere anarchie gaat de wereld te loor,

    het bloedvertroebelde tij is geloosd en wijd en zijd

    wordt ongerepte wijding driest verdronken;

    de besten missen mateloos moed, dewijl

    van intense passie d’allerbarsten barsten.

     

    Voorwaar, openbaring is op handen,

    de heilands wederkomst voorwaar op handen.

    Wederkomst! Maar amper is dat woord gevallen

    of uit de wereldgeest komt een weids tafereel

    mijn ogen verontrusten: verloren in het zand der blakte

    een bleke gedaante, leeuwenlijf en mensenkanis,

    de blik blank en als de blakende zon zonder mededogen,

    trekt danig traag de dijen teweeg, terwijl daaromtrent alom

    gebelgde schaduwvogels duizelen in de verlaten ruigte.

    Dan daalt het duister weer neer; maar nu weet ik:

    het wiegen van de kribbe heeft twintig eeuwen stenen slaap

    tergend gewekt tot een bijstere nachtmerrie.

    Nu kwam haar uur ten langen leste weerom rond, en kromlijnig

    kruipt met reuzenschreden schromelijk de ruige rups

    naarstig ruiend richting Bethlehem,

    haar nakende geboorte tegemoet.

     

    © Karel D’huyvetters 2006


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    06-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sinterklaas en zwarte Piet
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Zwartepietlied

     

    Zie ginds komt een lekkende roestboot uit Afrika weer aan

    hij brengt ons zwarte mensen, ik zie ze opeengepakt staan

    hoe kotsen de kinderen en zwangere vrouwen het dek op en neer

    hoe waaien hun lompen al heen en al weer.

     

    De schipper staat te lachen en roept hen smalend toe

    wie ziek is krijgt straks een dunne deken, wie moeilijk doet de roe

    Och, lieve zwarte mensen, och kom toch maar niet bij mij

    en loop toch maar mijn huisje zo vlug mogelijk voorbij.

     

    Dan loop je maar wat in onze straten rond

    schichtig of loom als een verloren schurftige hond

    je arme warme vaderland ontvlucht in arren moede

    omdat je hier het aards paradijs vermoedde.

     

    Maar wij houden de knip op de deur

    wij hebben het niet zo voor mensen met een andere kleur

    we willen wat we verdiend hebben niet zomaar delen

    met profiteurs uit andere werelddelen.

     

    We kopen liever cadeautjes voor onze kleinkinderen

    die ons geweten niet zo hinderen

    daarom vieren we enthousiast Sinterklaas

    en blijven in ons eigen landje zelf de baas.

     

    Zwarte Piet

    die vieren we niet.

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    Tags:Sinterklaas


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!