Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    09-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Libertijn?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De laatste boekbespreking die je hier kon lezen dateert al van 27 februari 2010. Heb ik sindsdien het lezen afgezworen? Geen van mijn lezers zal dat geloven en terecht: mijn dagen zijn nog steeds grotendeels gevuld met lezen, ik zit nog altijd met de neus in de boeken.

    De inspiratie voor mijn lectuurkeuze vind ik vaak in andere boeken. Als ik een nieuw boek vastneem, lees ik eerst de bibliografie, daarna de inleiding en dan gaat het boek op de boekenplank bij de andere die op lezing wachten en dat zijn er gelukkig en helaas niet weinig. Werken die herhaaldelijk vermeld worden in de bibliografie van de boeken die ik lees, inzonderheid in de boeken die ik interessant, boeiend, goed geschreven en belangrijk vind, trekken onvermijdelijk mijn nieuwsgierige aandacht. Zo ben ik op het spoor gekomen van onder meer Jonathan Israel, Antonio Damasio en Steven Pinker.

    René Pintard was ook een auteur die op die manier al een hele tijd nadrukkelijk in mijn blikveld gekomen was, met zijn Le libertinage érudit dans la première moitié du XVIIe siècle.

    Toen ik hem zocht bij enkele internetboekhandels, schrok ik van de prijs: meer dan 100 euro… Op antiquarische sites was het niet veel beter: ongeveer 70 euro. Dan maar op zoek in de Leuvense universiteitsbibliotheek. Daar bleken twee exemplaren aanwezig te zijn; een bevindt zich in het Tabellarium van de Bibliotheekcentrale aan het Ladeuzeplein, waar bijzondere uitgaven bijeen staan. Ik daarheen en dank zij de vriendelijke en behulpzame medewerker had ik het boek eindelijk in handen. Maar… je mag geen boeken ontlenen die zich in het Tabellarium bevinden. Het is een boek van bijna 800 bladzijden, kleine druk; het exemplaar in het Tabellarium is een ingebonden fotokopie van mindere kwaliteit. Ik was om deze redenen niet geneigd om gedurende de tijd die nodig was om het indrukwekkende boek te lezen, mijn tenten op te slaan in het Tabellarium, hoe aangenaam de omgeving daar ook is. 

    De medewerker van het Tabellarium vestigde mijn aandacht op het bestaan van een tweede exemplaar, dat zich in de bibliotheek van de Kortrijkse Campus bevindt en dat een originele uitgave is, geen fotokopie, allicht zelfs het origineel van de Leuvense kopie. Toen ik navraag deed, bleek dat ik dit exemplaar naar Leuven kon laten komen via het Interbibliothecair leenverkeer (IBL), mits het betalen van de geringe som van twee euro, maar vooral: dat ik dat exemplaar wel mocht ontlenen! Zo gezegd, zo gedaan en enkele weken later kreeg ik een e-mailbericht dat mijn boek op mij lag te wachten. Tegen de tijd dat ik het ging afhalen, was echter al de helft van de maand verlopen van de toegemeten ontleenperiode. Gelukkig bleek ook de medewerker van de afdeling IBL vol begrip en verlengde de periode gul met een maand. Fier als een pauw trok ik met ‘mijn’ boek naar huis: een mooi gebonden exemplaar, fraaie lederen kaft, crèmekleurig papier. Ik zette me onmiddellijk aan het lezen.

    Het is de moeite om even stil te staan bij de drukgeschiedenis (printing history) van dit boek. Het is geschreven in de periode 1932-38, op basis van research die al in 1925 begonnen was. Het uitbreken van de oorlog stelde de publicatie uit tot 1943, toen men de uiterst schaarse papiervoorraad, bestemd voor een wetenschappelijk tijdschrift, besloot aan te wenden voor dit boek. Het werd geen luxueuze uitgave: kleine letter, een meer dan volle bladspiegel, bijna geen marges links, rechts, onder of boven. De voetnoten en het wetenschappelijk apparaat danig ingekort en in een nog kleiner lettertype. Ook het zetwerk was verre van optimaal: veel van de letters dansen, de uitvulling is zeer onregelmatig. Alleen de orthografie is perfect: er staan géén (!) tikfouten in en bij mijn weten slechts één keer een grammaticale fout (le voor la discussion, p. 506). Maar het is niet de uitgave van 1943 die ik in handen kreeg, die is absoluut onvindbaar. Gelukkig is er de uitgeverij Slatkine in Genève die in 1982 een anastatische uitgave bracht, een kopie, zeg maar, van de oorspronkelijke, een herdruk zonder het zetwerk opnieuw te doen. Dat heeft naast de evidente financiële voordelen ook duidelijke nadelen.

    Om te beginnen neemt het al de nadelen over die ik vermeldde bij de oorspronkelijke uitgave. Komen daarbij: bij het (fotografisch) kopiëren van de tekst neemt men ook een beetje de achtergrond mee, die dan als een min of meer grijze fond verschijnt bij het drukken, of als vervelende kleine grijze vlekjes; naargelang de belichting en de kwaliteit van de originele afdruk van elke bladzijde, wisselt ook de kwaliteit van de afdruk van de kopie. Soms zijn de letters zwart, helder en scherp, soms meer wazig en grijs. Dat was dus zo in het exemplaar (1982) dat ik in handen had.

    Daarin staat ook een kopie van een artikel van de hand van de auteur, René Pintard (1902-2002), waarin hij onder meer toelicht waarom hij toen, op 80-jarige leeftijd, er niet meer toe gekomen was om een volledig nieuwe, herziene uitgave te brengen van zijn boek uit 1943.

    Tijdens het lezen van het boek was ik op een gegeven ogenblik zo onder de indruk, dat ik besloot om mij het boek ook zelf aan te schaffen. Dan hoefde ik me ook niet opgejaagd te voelen door de onheilspellend naderende vervaldag van de uitleenperiode.

    Slatkine geeft het boek nog altijd uit, er is een herdruk, nog steeds anastatisch, van 2000. Die is te koop bij Slatkine zelf, voor 100 Zwitserse frank, ongeveer 70 euro. Daar komen nog de verzendkosten bij. Ik dus op zoek naar een minder dure versie en uiteindelijk heb ik die ook gevonden, via de Franse internetverkoopsite PriceMinister, waar ik bij één boekhandelaar in Frankrijk een exemplaar vond voor 48 euro plus 14 euro verzendkosten. Bij PriceMinister mag je ook een lager bod doen, dus deed ik dat maar: 36 euro plus 14 euro verzendkosten, samen mooi rond 50 euro, je weet nooit hoe een koe een haas vangt. Tot mijn verrassing werd mijn bod aanvaard en bleken de verzendkosten slechts negen euro te zijn, dus alles samen 45 euro, niet slecht! Een week later was ik dus de exclusieve bezitter van het elusieve boek. Het papier bleek van een iets minder kwaliteit te zijn en gewoon wit, met een papieren omslag en wel genaaid maar geplakt, niet gebonden.

    De kwaliteit van het drukwerk was dus bedenkelijk en dat zal ik geweten hebben: hoofdpijn, brandende ogen, duizeligheid… Naast de fysieke inspanning was er ook de intellectuele: Frans is mijn derde taal, ver na Engels, dat mijn eerste taal geworden is voor het lezen. Het Frans van professor aan de Sorbonne René Pintard en van voor de Tweede Wereldoorlog is ook niet alledaags: dit is literatuur van niveau. Ik had dus constant een Frans-Nederlands woordenboek naast me. Voor het Engels gebruik ik nooit een vertaalwoordenboek, steeds een Engels verklarend woordenboek, hoofdzakelijk Webster’s New Collegiate Dictionary (1979) of een geïllustreerde luxe-uitgave op groter formaat van The American Heritage Dictionary, Fourth Edition (2000). Voor het Frans stelde ik me tevreden met het bescheiden maar handige woordenboek van Wolters, 13de druk (1958), dat me geen enkele keer in de steek heeft gelaten, veeleer dan de geïllustreerde Petit Larousse, grand format 2003 te raadplegen die naast me ligt bij de computer.

    Ik heb dus meer dan een maand lang verbleven in de Franse wereld van de eerste helft van de zeventiende eeuw, in het Frans en de gedachtewereld van René Pintard en bij de libertijnen van die tijd.

    Libertinus is het verkleinwoord van libertus of liberatus, letterlijk ‘bevrijd’. Het komt uit de Handelingen van de Apostelen, hoofdstuk 6, vers 9, waar het verwijst naar Joden die door de Romeinen gevangen genomen waren en weggevoerd, maar later bevrijd en teruggekomen waren naar Israel en daar een eigen synagoge hadden. Veel later, in 1544 is die Bijbelse term in Genève door Calvijn aangewend om de opposanten aan te duiden van zijn strenge leer en nog later voor tegenstanders van elke kerkelijke leer en uiteindelijk, bij Molière bijvoorbeeld en sindsdien algemeen, voor personen die lak hebben aan elke moraal. Wij herinneren ons de kortstondige libertijnse politieke partij van Jean-Pierre Van Rossem.

    Toen ik in de Leuvense bibliotheek naar dit boek informeerde, reageerde men met een nauwelijks verholen geamuseerd lachje dat ik echter in mijn louter wetenschappelijk geïnspireerde onschuld niet begreep; de medewerker van het Tabellarium legde me fijntjes uit dat men dacht dat het om een ‘libertijns’ werk ging, dat zich bij de erotica bevond, in de enfer, dat gedeelte van de bibliotheek waar men gewaagde of verboden publicaties bewaart en waartoe je enkel met speciale toelating toegang krijgt. Niet dus.

    De libertijnen uit de eerste helft van de 17de eeuw waren af en toe ook wel losbandig en zedeloos, of toch sommigen van hen, maar de term verwijst in de eerste plaats naar vrijdenkers, atheïsten zouden we nu zeggen, een term die toen gewoon levensgevaarlijk was. Libertin, libertinage zijn dus eufemismen, net zoals ‘vrijdenker’ trouwens. Voor de kerk stond vrijdenken gelijk met zedeloosheid, een deugdzame atheïst was ondenkbaar, tot Bayle in zijn woordenboek een uitgebreid artikel schreef over Spinoza, waarin die wel beschuldigd werd van atheïsme, maar waarin zijn moreel hoogstaande levenswijze en de voorname ernst van zijn filosofie werd geprezen. De kerkelijke hiërarchie vond dat nonsens: wie het geloof afzwoer, deed dat om zich te onttrekken aan de morele regels, om ongehinderd te kunnen zondigen, zich te buiten te gaan aan alle mogelijke uitspattingen en liederlijkheden.

    Men zal het mij niet kwalijk nemen dat ik zelfs geen poging waag om een boek als dit en van 800 bladzijden samen te vatten. Ik beperk me wijselijk tot enkele bedenkingen.

    Het valt op hoe verrassend modern de personages zijn uit die periode, nu vierhonderd jaar geleden. Zij verschillen op geen enkel belangrijk punt van ons. Ze denken zoals wij, praten en schrijven zoals wij en handelen ook zoals wij.

    De beschreven personen behoren zeer duidelijk tot de hogere klassen: de landadel, de hofadel, de rechterlijke macht, de hogere clerus, de rijkste kooplui. Af en toe verschijnt er een zoon van eenvoudige lieden, maar die werkt zich dan op basis van zijn verstandelijke vermogens spectaculair snel op tot een of andere belangrijke post, zonder evenwel ooit het stigma van zijn afkomst te verliezen. Er is een zeer duidelijk onderscheid tussen het filosofisch ongeloof van de libertijnen en het onwetend en onverschillig ongeloof van de vulgaire massa’s.

    Onder elkaar konden de libertijnen alles zeggen en ze deden het met plezier en overtuiging tijdens hun vriendschappelijke bijeenkomsten. In hun briefwisseling waren ze meer voorzichtig; ze namen hun toevlucht tot het Latijn, soms zelfs het Grieks, ook als ze in het Frans schreven, en tot coderingen en pseudoniemen wanneer ze vrijmoedige gedachten naar voren brachten. In hun publicaties waren ze hinderlijk huichelachtig: ze hoedden zich ervoor om zich uitgesproken tegen de kerk of de theologie te keren; hun kritiek en ongeloof verstopten ze achter allerlei min of meer subtiele omschrijvingen en allusies.

    Om te kunnen overleven, zeker op een aangename manier, was toen, zoals nu, geld nodig, veel geld. De libertijnen die geen vaste inkomsten hadden, bijvoorbeeld uit landerijen en erfelijk bezit, moesten die zien te verwerven uit lucratieve aanstellingen aan het hof, in de administratie of in de kerk. Maar dergelijke postjes brachten met zich mee dat elke verdenking van libertinage niet alleen tot onmiddellijk ontslag kon leiden maar zelfs levensgevaarlijk was. Geen enkele van de beschreven libertijnen is helemaal trouw gebleven aan zijn jeugdige overtuigingen. Allen hebben ze zich vroeg of laat aan de kant van het establishment geschaard en hebben dan, ten minste publiekelijk, verzaakt aan hun libertijnse opvattingen of hebben die zorgvuldig verzwegen en verborgen.

    De katholieke kerk, zowel in Rome als lokaal, en de katholieke vorsten hebben protestanten en libertijnen massaal en letterlijk, zonder enige scrupule omgekocht met geld, aanstellingen, landerijen, bezittingen… Bekeringen werden cash betaald, soms herhaaldelijk: er waren ongure types die zich bij verscheidene instanties van verschillende kerken tegelijk aanboden om zich tegen vergoeding of lijfrente te bekeren.

    De erudiete libertijnen, dus de hooggeschoolde vrijdenkers of de intellectuele atheïsten waren een zeer kleine minderheid. Zij waren zich daarvan trots bewust en cultiveerden die elitaire status. Ze vormden een kleine intellectuele gemeenschap, een geheim gezelschap, een club van gelijkgezinde bevoorrechte leden die bijna dagelijks bijeenkwam, samen at en dronk en praatte en elkaars boeken kocht en las. Ze zorgden ook voor elkaar wanneer iemand in moeilijkheden geraakte of tijdelijk materiële hulp of opvang nodig had.

    Het is zeer moeilijk om uit hun geschriften, zelfs hun privé brieven, op te maken hoe ver hun vrijzinnigheid ging. Wat zij formuleerden was vooral kritiek, op alles en nog wat, ook op de meest fundamentele dogma’s van de kerk. Maar nooit liet iemand zich betrappen op een openlijk afzweren van het bestaan van God, de heiligen, de engelen en de duivels, mirakels, aflaten, de hemel en de hel, de ziel en het hiernamaals. Ze maakten een absoluut onderscheid tussen wat men kon weten als rationeel mens en wat als gelovige, op basis van de Goddelijke openbaring en de leer van de kerk. Vanuit hun rationaliteit bewezen ze dat elk zogezegd mirakel een logische en natuurlijke verklaring had, maar als gelovige hielden ze vol dat mirakels wel degelijk (in principe kunnen) bestaan. 

    Dat ging zover dat ze bijvoorbeeld het bestaan aanvaardden van twee ‘zielen’, een materiële die we van onze ouders overerven en die verdwijnt bij ons afsterven en een andere, immateriële en dus onsterfelijke die door God wordt ingestort bij de geboorte (maar waaraan ze verder geen enkele functie toekenden). Sommigen reisden frenetiek de christelijke wereld rond om overal vreemde natuurverschijnselen, wonderen, bezetenheid, verschijningen enzovoort op te sporen, te analyseren en te verwerpen als fopperij of terug te voeren op natuurlijke oorzaken. Maar hun relaas daarover was steeds slechts een impliciete veroordeling. Nooit hebben ze openlijk de stap gezet naar het atheïsme, hoewel ze daartoe alle voorbereidende stappen hebben gezet. Het is onmogelijk dat ze zich daarvan zelf niet bewust geweest zijn. Zij hebben dus het dubbelzinnig spel volop meegespeeld, enerzijds uit vrees voor de gevolgen voor zichzelf, voor hun lijfsbehoud, hun carrière, hun status, maar ongetwijfeld ook vanuit een voor ons onbegrijpelijk en zelfs onaanvaardbaar moreel voorbehoud.

    Die laatste gedachte moet ik echter toch ernstig nuanceren.

    Zolang ik aan de Katholieke Universiteit te Leuven werkte, eerst gedurende dertig jaar als administratief secretaris van de Faculteit Godgeleerdheid en de laatste (bijna) tien jaar in de centrale administratie, heb ook ik mij onthouden van publieke uitspraken over mijn ongeloof. Nooit heeft iemand mij dat bevolen of zelfs maar aangeraden. Het was een vorm van zelfcensuur: je deed niet aan nestbevuiling. Pas sinds ik op pensioen ben en dus financieel onafhankelijk, voel ik me bevrijd om mijn ideeën te ontginnen en de resultaten daarvan, wat die ook zijn, zonder enige terughoudendheid bekend te maken, zowel aan de mensen in mijn omgeving als hier, op mijn publieke website. Ik hoef nu immers geen enkele reprimande te vrezen, geen enkel ongemak, geen negatieve invloed op mijn carrière of reputatie.

    Bij mij is de evolutie dus in omgekeerde richting gegaan. Terwijl de libertijnen op jeugdige leeftijd hun opstandige en kritische ideeën cultiveerden en uitwisselden, is dat bij mij pas op rijpe leeftijd gebeurd. Terwijl zij in de laatste periode van hun leven de kant van koning en kerk gekozen hebben, heb ik de precies dan de moed gevonden om in de herfst, de Indian Summer van mijn leven terug te keren naar de iconoclaste gedachten van mijn jeugd, die gedurende veertig jaar in de ijskast waren gebleven.

    Voor mij was dit boek een ware openbaring. Ik had nooit gedacht dat de vrijzinnigheid toen al zo ontegensprekelijk en zo uitvoerig, zo gedetailleerd en zo overtuigend geargumenteerd aanwezig was, vierhonderd jaar geleden. Er is geloof ik geen enkel argument in de recente vloed van atheïstische literatuur, dat al niet voorkomt bij de erudiete libertijnen van de eerste helft van de 17de eeuw, een periode die we beter kennen omwille van de Contrareformatie en de triomf van de kerk en het vorstelijk absolutisme. Er zijn zelfs merkwaardige getuigenissen uit de 16de eeuw: Pomponazzi, Cardano, Vanini.

    Dit heeft me gesterkt in mijn vrijzinnige overtuiging. Er zijn inderdaad steeds verstandige mensen geweest die niet anders konden dan inzien dat het ‘grote verhaal’ van het christendom niets anders is dan legenden, menselijke machtswellust en gewin, grote en vooral kleine politiek, huichelarij, halve waarheden, verdraaiingen, leugens en bedrog.

    Dat wij van dit merkwaardige aspect van de geschiedenis niets afweten, werkelijk absoluut niets, dat dit nooit of te nimmer ter sprake komt in de geschiedenislessen, dat zelfs in atheïstische geschriften deze periode volledig afwezig blijft, is onbegrijpelijk en een pure schande.

    Ik heb hier vrij uitvoerig uit de doeken gedaan hoeveel moeite ik heb moeten doen om dit boek in handen te krijgen. Dat was niet zomaar een leuke anekdote, lieve lezers, maar een bewijs dat wij in onze maatschappij, zelfs op het hoogste intellectuele niveau, talloze grote blinde vlekken hebben. Uit de vele discussies die wij voortdurend voeren, laten wij zowel bewust als onbewust zeer veel belangrijke en onweerlegbare gegevens weg die, indien wij ze zouden kennen, erkennen en ter harte nemen, ons tot gans andere conclusies zouden verplichten.

    Ik voel mij in gedachten zeer innig verbonden met die libertins érudits van vierhonderd jaar geleden en met de auteur die hen voor ons aan de vergetelheid heeft onttrokken. Vandaag, in deze eenentwintigste eeuw, op mijn leeftijd en in mijn maatschappelijke situatie ben ik eindelijk vrij om zonder omwegen naar voren te brengen wat zij toen slechts konden fluisteren in hun besloten conclaven. Ik voel het aan als een hoge eer en een verdomde plicht om die kans met grote overtuiging aan te grijpen en zo op bescheiden wijze bij te dragen tot de verwezenlijking van hun hoogste intellectuele en maatschappelijke betrachtingen.




    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    07-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris: rotgodje
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ex libris: Guus Kuijer, Hoe een klein rotgodje God vermoordde, 2006, 167 pp., paperback, Het Trojaanse Paard € 9,86

     

    Een titel zoeken voor je boek moet ongeveer zo lastig (en leuk) zijn als een naam voor je kind bedenken. Het resultaat is er dan ook vaak naar. En die stumpertjes moeten dan voor de rest van hun leven uitleggen dat hun vader een fan was van Mötörhead, Wagner of Abfab. Boeken krijgen meestal een zogenaamde eyecatcher, vaak in overleg met de uitgever. Er wordt zoveel geschreven en alle baten helpen om de aandacht van de belangstellende of verveelde boekenliefhebber te trekken. Ook die zijn ondertussen wat gewoon: naakte apen, hearts of darkness, honderd dagen in Sodom en Gomorra…

    Wie is dan dat kleine rotgodje dat de moord op God op zijn geweten heeft? De god van de moslimfundamentalisten. En hoe hebben die God omgebracht? Via Theo Van Gogh. Dat is althans wat Kuijer ervan vindt. En gaat het boek daarover? Nee, gelukkig, of toch maar af en toe.

    De auteur doet er geen doekjes om: van bij de eerste bladzijden bekent hij dat hij ongelovig is. Hij is streng christelijk opgebracht, maar heeft, zoals zovelen, in zijn vroege volwassenheid vaarwel gezegd aan dat stuk van zijn opvoeding. De God van zijn vader kon hem niet overtuigen. Best mogelijk, niets aan de hand, dat maken we allemaal mee. 

    Uit wat volgt blijkt dat Kuijer, zoals wij allen die zo opgevoed zijn, toch nog met handen en voeten vastzit aan die christelijke vorming. Hij leest de Bijbel en ook de commentaren en ook de koran en de commentaren daarop. Het is een waar plezier om hem de meest waanzinnige contradicties en ongerijmdheden te zien hekelen: de broer van Mozes is bijvoorbeeld ook de broer van Maria, volgens de koran. Het is leuk lezen, af en toe barst je zelfs in schaterlachen uit. Maar het is ook wat goedkoop. Er staan nu eenmaal dergelijke letterlijke onmogelijkheden in die geschriften die over een lange periode zijn tot stand gekomen, door verschillende auteurs geschreven en herschreven zijn en op bepaalde momenten bevroren in een historische context. Het enige dat je dan bewijst is wat ik in de vorige zin gezegd heb. 

    Ontkracht je op die manier de hele Bijbel, de hele koran? Soms wil Kuijer het ons doen geloven, vooral als het over de koran gaat. Met de Bijbel gooit hij het over een andere boeg. Natuurlijk zijn er ook daar rare, dwaze en onmogelijke teksten. Een aantal van die verhalen onderwerpt hij aan een innoverende exegese die ons moet overtuigen van een totaal andere en voor de moderne mens meer aanvaardbare betekenis dan de algemeen gangbare. Hij verdedigt zijn wisselwaarheden met verwijzingen naar alle andere exegeten die net hetzelfde doen: interpreteren. Vaak is hij overtuigend, maar even vaak lijkt het allemaal wat vergezocht, en waarom? 

    Wat is het nu: is de Bijbel het lezen waard, of niet? Kunnen we God vinden in de Bijbel, spreekt hij zo tot ons? Kuijer, als overtuigd ongelovige, meent van niet. Waarom dan het grootste deel van zijn boek wijden aan een herlezen van die Bijbel en zo een Godsbeeld aanbieden dat wel aanvaardbaar lijkt, in tegenstelling tot het rotgodje dat de fundamentalisten letterlijk in dezelfde teksten lezen? Als een ongelovige de passie preekt, boer let op uw zieltjes…

    Het is een vreemd boek. Uiterst vlot geschreven, hilarisch, puntig, verrassend, actueel, uitdagend, wat kan je nog meer willen?

    Wel, ik althans bleef wat beduusd achter. Wat ben ik nu wijzer?

    De echte God is helemaal niet vermoord door het rotgodje van de moslim-fundamentalisten. Hun lezing van de heilige teksten is zo doorzichtig kwaadaardig dat je al goed mesjogge moet zijn om ook maar een moment te denken dat ze kunnen gelijk hebben. Het helpt de geloofwaardigheid van de goddelijke boodschap natuurlijk niet als ook vooraanstaande mensen fundamentalistische trekjes gaan vertonen: een paus die homoseksuelen naar de hel stuurt, condooms en andere contraceptie verbiedt, vrouwen een tweederangs rol geeft in de kerk en zelfs in de wereld, dat zal wel een paar gelovigen van Rome afgekeerd hebben. Ayatollahs, mullahs en andere gezagsdragers die moord en brand schreeuwen en dat heel letterlijk bedoelen, dat is uiteindelijk voor niemand aanvaardbaar. En als politieke leiders primitieve theologische onzin gebruiken om hun wereldpolitiek op te bouwen, dan kan het alleen maar erg verkeerd gaan: Hitler, Stalin, Pol Pot, vader en zoon Kim, George W. Bush, Khomeini...

    In onze wereld was God al eerder gedumpt als een afgewezen minnaar of een mislukte huwelijkspartner en daarvoor hebben wij hebben de moslims niet nodig gehad. Nietzsche had het over ons, de westerse intellectuelen en de geëmancipeerde massa’s in de democratische landen toen hij vaststelde, niet predikte! dat God dood was. De vooruitgang van de beschaving heeft God stilletjes tot zijn mythische proporties herleid. Godsdienst is enkel nog goed voor je gemoedsrust, een soort TM, transcendentale meditatie, een westers Zen, ogentroost, overlevingstechniek, zelfredzaamheid, life style. En dat is goed zo. Als godsdienst weer de zwaarden trekt en de ongelovigen over de kling moeten gejaagd worden, dan pas wordt er echt gemoord.

    Goden doden geen mensen, dat is een privilege dat we voor onszelf opeisen, voor onze lust, onze macht.

    Als dat gebeurt in de naam van God, is het omdat laffe, berekenende misdadigers erin slagen om hun goed-gelovige volgelingen zo gek maken dat ze naast hun medemens ook zichzelf opblazen of een heel land met het geweer, de tank en raketten de democratie injagen. Dat heeft niets meer met godsdienst te maken. Het wijst alleen op het inherente gevaar van elke godsdienst: als ik, gelovige, gelijk heb, dan heeft de on- of anders gelovige ongelijk en dan legt mijn God mij op die andere te bekeren, kost wat kost, desnoods zijn kop. De moslims zijn helaas niet de enigen die dat prediken, christenen zijn even wreed, en de aanhangers van de totalitaire ongodsdienst die het communisme was ook. Vandaag is het de democratie die de wereld gewapenderhand moet veroveren. Of is het het kapitalisme?

    Ik droom van een wereld met mensen die aan elkaar genoeg hebben.

    Dan heeft God zijn doel bereikt.

     


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    06-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Blauwbaard
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Enige tijd geleden vermeldde ik hier al de sprookjes van Moeder de Gans van de Franse auteur Charles Perrault, klik even hier om het nog eens na te lezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=87475.

    Het is over een van die sprookjes dat ik het vandaag even wou hebben: Blauwbaard. Terwijl we perfect weten hoe het Roodkapje vergaat, zelfs met de precieze woorden: ‘Maar grootmoeder, waarom heb jij zulke grote oren?’, zijn de elementen van het Blauwbaardverhaal nooit zo in detail tot ons doorgedrongen. Misschien vonden onze ouders dat het sprookje van Blauwbaard niet geschikt was voor kinderen. Dat is het probleem met bijna alle sprookjes: ze worden wel aan kinderen verteld, maar ze zijn oorspronkelijk helemaal niet voor kinderen bedoeld. Het waren verhalen die men rond het haardvuur vertelde in het halfdonker; kinderen die dan nog op waren hoorden het half-slapend en verstonden amper de woorden of de beschreven situaties en de vreemde allusies.

    Er bestaan talloze versies van de oude sproken (letterlijk: het gesprokene), speciaal voor kinderen herschreven, gekuiste versies, ad usum Delphini, zegt men geleerd, naar het gebruik aan het Franse hof om allerlei werken aan te passen voor de opvoeding van de kroonprins, de Dauphin.

    Laten we even dit zijspoor volgen. De etymologie van Dauphin is niet zeer ingewikkeld maar wel leuk. Het begint allemaal bij de dolfijn, jawel, dat had je ook al door. In het Grieks is dat delfis, genitief delfinos. In het Latijn werd dat delphinus en in de vroege Middeleeuwen ook wel dalphinus en zo zijn we bij het Franse dauphin en onze dolfijn. Maar waarom is de Franse kroonprins de Dauphin? Dat is een oud verhaal, waarbij we heel wat aanknopingspunten hebben.

    Delphinus was al in de Oudheid een persoonsnaam. Misschien woont er in jouw buurt nog wel een (wellicht oudere) vrouw met de mooie naam Delphine. Rond het jaar 400 was er in Bordeaux een bekende bisschop die de naam Delphinus droeg.

    Tussen 1040 en 1349 was de streek rond de Franse stad Vienne, het oude Romeinse Vienna, net ten zuiden van Lyon, een zelfstandige feodale staat. Graaf Guigues IV van Albon (c.1095–1142) voerde in zijn blazoen of wapen een dolfijn. Waarom? Een aardigheidje, wellicht, dat hem al gauw de bijnaam ‘de dolfijn’ opleverde en aangezien Vienne lang de belangrijkste stad was van de streek voegde men er dat aan toe: le Dauphin Viennois. Dat werd zelfs de officiële titel van het huis, zoals wij zeiden: de graaf van Vlaanderen. De streek kreeg de eponieme naam: le Dauphiné (Viennois) en zo heet ze nog altijd. Wij kennen ze van de wielerronde Le Dauphiné libéré, die genoemd is naar de organiserende krant met die naam en die kreeg haar triomfantelijke eretitel bij de bevrijding in 1945.

    In 1349 werd de Dauphiné opgenomen in het Franse koninkrijk. Toen werd bedongen dat de oudste zoon van de Franse koning de erfelijke titel zou dragen van Dauphin, zoals in Groot–Brittannië de kroonprins, nu Charles, traditioneel Prince of Wales of the Black Prince is. En zo is het gebleven tot aan de Franse revolutie en het einde van de monarchie. Het was trouwens omwille van onrust in de Dauphiné dat in 1789 de Staten-Generaal werden bijeengeroepen.

    Wij kennen ook nog de lekkere gratin dauphinois: schijfjes aardappelen, kaas, boter en melk, alles in de oven: heerlijk!

     

    Zo, dat weten we ook weer. Terug naar Blauwbaard. Ik stel voor dat je nu even het verhaal leest, in het Frans nogal, dat valt wel mee, klik hier: http://fr.wikisource.org/wiki/La_Barbe_bleue. Een Nederlandse versie vind je hier: http://www.sprookjesbos.be/sprookjes/Blauwbaard/.

    Als je het verhaal zo leest, dan merk je een aantal typische sprookjeselementen, zoals de rituele herhaling van de vraag: zie je mijn broers nog niet komen? Je merkt ook dat de auteur allerlei beschrijvingen heeft toegevoegd die het verhaal rekken en de luisteraars moeten geboeid houden, precies door het uitstellen van de belangrijke gebeurtenissen. Als je al de ballast weglaat, dan heb je een heel eenvoudig verhaaltje: een man die fysiek onaantrekkelijk is, een mooi en onschuldig meisje dat zich laat verleiden, een vreselijk geheim en een happy end.

    Men heeft aan dit verhaal in de loop der tijden veel interpretaties gegeven en die zullen allemaal wel een element van waarheid bevatten. Maar het is ook gewoon een goed horrorverhaal.

    Moeten we heel diep gaan graven naar de betekenis van de bloedige kamer met de lijken van de vorige echtgenotes? Ligt een waar gebeurd verhaal van een seriemoordenaar aan de basis van dit sprookje? Horen we hier echo’s van de primitieve vrees van de vrouw voor de seksuele agressie van de man? Is hun bloed een allusie op de ontmaagding, staat hun dood voor het einde van hun jeugd? Of is het bloed op de sleutel een bewijs dat de jonge vrouw geen maagd meer was toen ze trouwde en doodt Blauwbaard haar daarom? Is Blauwbaard de typische man die het niet kan laten om vreemd te gaan, zijn de moorden symbolen voor zijn herhaald overspel?

    De vrouw heeft geen naam bij Perrault, in tegenstelling met haar zuster, die Anne heet. Dat maakt haar tot een archetype, ‘de’ vrouw, die typisch nieuwsgierig is, maar niet boosaardig en die tot drie keer toe de beschikking krijgt over al de bezittingen van de man, de eerste keer door het huwelijk, de tweede keer wanneer hij op reis gaat en haar al de sleutels geeft, de derde keer wanneer ze alles erft. De vrouw als behoedster van het erfgoed, de man als een seksuele vrijbuiter.

    Of is het gewoon een gruwelfantasie, iets dat zo onwaarschijnlijk afschrikwekkend is dat het de toehoorders of de lezers de stuipen op het lijf jaagt, zodat ze ‘lekker’ kunnen griezelen? ‘Toe, Opa, vertel nog eens van Blauwbaard!’

    Er zitten in dit bizarre verhaal typische elementen die we terugvinden in tientallen andere sprookjes evenals mogelijke verwijzingen naar historische gebeurtenissen. Wellicht ligt de aantrekkingskracht van sprookjes in de vele allusies en symbolen die hen een eigenaardig soort van geloofwaardigheid geven, ook al weten we bij definitie dat ze onwaar zijn, sprookjes, vruchten van onze vreemde vindingrijke verbeelding, die duistere dubbelganger van ons helder denkend verstand.

    Blauwbaard heeft vele kunstenaars geïnspireerd. Er zijn vele bewerkingen voor film en TV, opera, ballet en theater en voor alle denkbare muzikale ensembles. Het verhaal is in alle talen vertaald en aangepast aan het publiek of de tijd. Ook in de beeldende kunsten is Blauwbaard een thema, vooral als illustratie bij het sprookje.

     

     

     


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie, wetenswaardig
    02-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Barnard, Vermeersch, God en Allah
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wat is er toch aan de hand met intellectueel en (dus) vrijzinnig Vlaanderen?

    Eerst was er Etienne Vermeersch die het absoluut nodig vond om zijn erudiete stem te verheffen en te pleiten voor een hoofddoekverbod in de scholen en voor ambtenaren. Nu is er ook Benno Barnard die zich heeft laten verleiden tot een (poging tot) lezing onder de idiote en uitdagende titel ‘Leve God, weg met Allah’. Na waarschuwingen van de politie liet hij zich bewaken door twee ‘kleerkasten’, maar desondanks en zelfs met de politie in de zaal is zijn lezing niet kunnen doorgaan. Ik heb me afgevraagd: had hij wel een tekst? Of alleen maar die dwaze, onnozele en nutteloos uitdagende titel? En heeft hij zijn honorarium opgestreken?

    Wat is toch zijn werkelijke bedoeling geweest? Ik kan me niet voorstellen dat hij het kamp heeft gekozen van het christelijk fundamentalisme (‘leve God!’) of van het fundamentalistische extreem rechts gedachtegoed (‘weg met Allah!’). Wie heeft hij willen bereiken? Wie heeft hij willen kwetsen? Wie wil hij bekeren? Welk spelletje heeft hij met de media en via hen met onze goedgelovigheid gespeeld?

    Natuurlijk was er goedkope verontwaardiging alom: hoe durven die moslimfundamentalisten een lezing verstoren, in een universiteitsaula nog wel, door een van onze geliefde auteurs! Ook in het zogenaamd duidingprogramma Terzake bleek de journaliste van dienst enkel geïnteresseerd in de ene kant van de kwestie, namelijk het optreden van de moslims. Hoe vaak heeft het Vlaams Blok/Belang bijeenkomsten allerhande verhinderd, vaak met lijfelijk geweld? Hoe vaak extreem linkse groupuscules? Waarom is de kinderachtig sloganeske en zogezegd ironische mening van Barnard meer vrij en beschermenswaard dan de luidruchtige liturgische mening van de aanhangers van Allah? Omdat hij een van ons is en zij niet?

    Barnard heeft blijkbaar een reputatie als fervent Islamcriticus. Voor moslims vertaalt zich dat in moslimbashing. Dat er dan harde woorden vallen en af en toe zelfs klappen, dat hoeft niemand te verwonderen. Maar hebben jullie gezien hoeveel volk er in de zaal was, buiten de lijfwachten en de politie? Het was voorwaar geen massabijeenkomst.

    Barnard geeft nu ook af op de ‘sufkoppen’ die niet doorhebben dat de Islam binnenkort de hele wereld onderdrukt en iedereen de sharia oplegt, een opvatting die hij deelt met Vermeersch.

    Nou…

    Ik ben het niet eens met Vermeersch wanneer die de schoolgaande jongedames wil verbieden een hoofddoek te dragen. Ik ben het ook niet eens met Barnard wanneer hij in de Islam een reële en concrete bedreiging ziet voor onze democratie. Ben ik nu een sufkop?

    Laat me zeer duidelijk zijn: ik ben atheïst en antiklerikaal, wie daaraan twijfelt, moet maar eens rondneuzen hier op mijn website. Ik ben dus een fel tegenstander van al wat godsdienst is. Men moet van mij dus geen goed woord verwachten over Christendom noch Islam. Ik ben ervan overtuigd dat onze wereld beter af is zonder godsdienst.

    Maar ik zie in de Islam niet de wereldbedreigende internationale macht die Vermeersch en Barnard zo blijken te vrezen. En ik vind ook niet dat de Islam een groter gevaar is voor de democratie dan het Christendom. Het zijn allebei achterlijke ideologieën en idiote godsdiensten, die hun volgelingen volkomen waanzinnige ideeën voorhouden, hen teisteren met nutteloze, bespottelijke voorschriften en hen paaien met stupide beloften over het hiernamaals, die zelfs een klein kind als uit de lucht gegrepen herkent. Maar daar blijft het bij, voor mij.

    Ik kan me namelijk niet voorstellen dat de mensheid wereldwijd zo gek zou zijn om het Christendom van onze voorouders in te ruilen voor de Islam van de ayatollahs. Ik deel de mening van velen die ervan overtuigd zijn dat de Islam vroeg of laat het lot zal ondergaan van het Christendom, namelijk een geleidelijke erosie en aftakeling van binnen uit, een steeds verder gaande secularisering die eindigt in een marginalisering van elke godsdienst.

    Ik zie de toekomst van de wereld tegemoet als een burgerlijke maatschappij, waarin godsdienst een bijkomstigheid is, een randverschijnsel dat niet kan weerstaan aan het gezond verstand, de wetenschap en de redelijkheid.

    Ik heb mij de laatste drie jaar erg verdiept in de filosofie en de geschiedenis van het atheïsme. Dat heeft me gesterkt in de overtuiging dat vanaf het begin van onze beschaving godsdienst slechts één van de aspecten was en zeker niet het belangrijkste. Er zijn ontelbare godsdiensten geweest en geen enkele is de ware gebleken. Gelovigen zijn meestal totaal onwetend over hun godsdienst en trekken zich er bijzonder weinig van aan in hun concrete gedragingen. Godsdienst is een bescheiden onderdeel van de beschaving van een land, een volk, een tijd, het is niet meer dan dat. Zelfs in de perioden die men traditioneel beschouwt als de hoogtepunten van de christelijke godsdienst, bijvoorbeeld de periode na Constantijn en de ‘duistere’ middeleeuwen, of de Contrareformatie of het Victoriaanse tijdperk, waren er veel meer ongelovigen dan gelovigen en binnen de kerk meer ketters en andersdenkenden dan rechtgelovigen. De macht van de kerk was steeds vermengd met de wereldse en wie zal zeggen wie of wat in die onzalige belangenvermenging de bovenhand had?

    In alle landen en in alle tijden is er steeds de kritische stem geweest van het gezond verstand, van de intellectuele benadering, van de wetenschap, van het overleg, van het protest. Men kan boeken verbranden, maar nooit allemaal, nooit helemaal. Men kan de mens niet verhinderen te denken en te spreken en te schrijven, hoe hard men dat ook probeert.

    We moeten met andere woorden godsdiensten niet overschatten. Het is niet al goud dat blinkt, het is niet al godsdienstig dat bidt. Het zou me sterk verbazen dat al de zogenaamd fundamentalistische moslims zo deugdzaam en vroom zouden zijn als men ons wil doen geloven. We hebben tweeduizend jaar ervaring op dat punt en we weten dus wel beter. Onder al dat godsdienstig vertoon gaan gewone mensen schuil, mensen zoals u en ik en wij weten dat wij geen heiligen zijn; waarom zouden de anderen het dan wel zijn?

    Wij hebben gezien hoe christelijke Tv-predikanten publiekelijk wenend door de mand gevallen zijn, hoe talloze priesters en religieuzen hun kap over de haag hebben gegooid; we maken het mee dat priesters en religieuzen zich aan onze vrouwen en onze kinderen vergrijpen, dat ze uit zijn op materieel gewin, op een welgedaan leven. Waarom zou dat anders zijn bij de moslims? Wij weten dat de strenggelovige Saudische prinsen zich in Westerse lustoorden wentelen in al de zondige praktijken die de Koran zo scherp veroordeelt. Waarom zouden eenvoudige moslims anders zijn dan eenvoudige christenen?

    Ik geloof dus niet dat wij over enkele jaren allemaal moslims zullen zijn en dat de sharia hier binnenkort onder handgeklap zal ingevoerd worden. Dat weten Vermeersch en Barnard ook maar al te goed en als zij nu even in de media doen alsof zij dat vergeten zijn, dan moeten wij ons afvragen waarom.

    Wat wel mogelijk is en zelfs waarschijnlijk, is een groeiende invloed van de Islam op onze maatschappij, nu er zoveel moslims naar het Westen geëmigreerd zijn. We zullen dus meer exotische klederdrachten zien, meer moslimfeesten en –gebruiken en ongetwijfeld ook wel enkele ideeën die eigen zijn aan die godsdienst. Is dat een evolutie die we moeten verwerpen en bestrijden?

    Vooreerst zal het überhaupt niet gemakkelijk zijn om die beïnvloeding te vermijden. Je kan bijvoorbeeld de mensen niet verbieden om op een bepaalde manier gekleed te gaan. België gaat als eerste land ter wereld de boerka verbieden op publieke plaatsen. Maar zelfs onder de ondertekenaars van dat wetsvoorstel zijn er die terecht vermoeden dat we nog lang niet zover zijn. We weten dat men van de kant van de Islam alle rechtsmiddelen zal aanwenden om die wet tegen te houden. Zelfs als de hoogste rechtsinstanties in België het verbod op de boerka zouden bevestigen, wat absoluut niet zeker is, dan zijn er nog de internationale en het is meer dan onwaarschijnlijk dat die zich daartoe zouden (durven) lenen.

    Ben ik nu een voorstander van de boerka? Niet echt, nee, maar ik vind het geen belangrijke kwestie en dus moeten we er niet te veel mee bezig zijn, we hebben wel andere katten te geselen, als ik het even zo mag stellen.

    Onze wereld is al gevoelig veranderd. We leven niet meer in het eenvormige land van onze ouders. Die multiculturele evolutie zal zich onweerstaanbaar doorzetten, we hoeven maar naar de grootsteden in Amerika en Europa te kijken, om van Azië en Afrika te zwijgen, om te zien hoe het er hier in de toekomst gaat uitzien: een bonte verscheidenheid in onze uiterlijke verschijning en in onze gebruiken en gewoonten, ook de godsdienstige. Maar dat alles binnen een rechtsstaat waarin alle inwoners zich voegen naar de wetgeving die zij gezamenlijk opgesteld hebben.

    Het zou me verbazen indien dat de sharia zou zijn. Het zou me verwonderen indien dat iets fundamenteel anders zou zijn dan de democratie die wij nu kennen, die gebouwd is op de principes van de Verlichting, zoals die vastgelegd zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

    Intellectuelen als Vermeersch en Barnard zouden moeten weten wanneer die democratie in het gedrang komt. Dat is niet het geval als pubermeisjes een hoofddoek willen dragen op school, noch wanneer enkele heethoofden zich door de bewust provocerende titel van een lezing laten verleiden tot wat verbaal protest en enige kleinschalige baldadigheid.




    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij
    01-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.William Trevor The Collected Stories
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het is ongetwijfeld geen van mijn lezers ontgaan: William Trevor is mijn lievelingsauteur. Klik even hier, dan heb je een goed vertrekpunt voor alles wat ik hier al over hem schreef: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=340461.

    In zijn bibliografie vallen vooral de short stories op, hij heeft er een aanzienlijk aantal geschreven. Die verschenen hier en daar en werden dan gebundeld, meestal twaalf in een bundel en uitgegeven onder een eigen titel. In 1983 verscheen voor het eerst een verzameling van die verzamelingen, onder de titel The Stories of William Trevor, 799 pp., Penguin, 1992². Die uitgave is nog steeds tweedehands te vinden; een nadeel ervan is dat het lettertype van deze paperback nogal klein is en vanzelfsprekend ook dat je er enkel vindt wat voor 1983 verschenen is, namelijk de kortverhalen uit deze bundels:

            The Day We Got Drunk on Cake and Other Stories (1967)

            The Ballroom of Romance and Other Stories (1972)

            Angels at the Ritz and Other Stories (1975)

            Lovers of Their Time and Other Stories (1978)

            Beyond the Pale and Other Stories (1981).

     

    In dezelfde periode verscheen dan als hardcover The Collected Stories, viii + 1261 pp., Viking, 1992. Daarin staan de vijf reeds vermelde verzamelingen, aangevuld met:     

            The News from Ireland and Other Stories (1986)

            Family Sins and Other Stories (1990)

    en met vier kortverhalen die nog niet eerder in boekvorm waren verschenen. Ik kocht deze mooie uitgave onlangs via internet voor amper 6 £ tweedehands maar in nieuwe staat, de oorspronkelijke prijs was 20 £. Met verzendingskosten erbij ongeveer 18 euro. Er is ook een paperback versie, bij Proxis/Club kost die ongeveer 27 euro. Maar lees verder!

    Er is goed nieuws voor wie William Trevor niet kent Embarassed of nog geen van zijn bundels met kortverhalen heeft Crying or Very sad. Bij Penguin verscheen einde 2009 een nieuwe The Collected Stories, hardcover, twee volumes in een fraaie box, normaal voor 60 £ maar bij Amazon voor ongeveer 35 £, ongeveer 40 euro. Het is een luxe-uitgave. Naast alles wat in de Collected Stories van 1992 verscheen, zijn hierin ook deze vier latere bundels opgenomen:       

            After Rain (1996)

            The Hill Bachelors (2000)

            A Bit on the Side (2004)

            Cheating at Canasta (2007).


    Daarmee is de collectie up to date, althans wat de gepubliceerde bundels betreft. William Trevor is 80 en nog steeds actief. Ik vond op de website van The New Yorker nog een kortverhaal van 15 december 2008: The Woman of the House (je kan dat gewoon opvragen en afdrukken, 7 pagina’s) en wellicht zijn er in andere tijdschriften nog enkele verhalen van hem verschenen, die dan binnen afzienbare tijd weer gebundeld worden, dat hoop ik althans.

    Ik heb de laatste vier bundels natuurlijk al als afzonderlijke hardcovers gekocht bij verschijnen, maar ik zal moeilijk kunnen weerstaan aan de prachtig uitgegeven gift set van de verzamelde kortverhalen van november 2009. De vorige bundels kan ik bij gelegenheid altijd nog aan een goede vriend of vriendin cadeau doen…

    Deze uitgave is een unieke gelegenheid om de meer dan 130 kortverhalen van William Trevor goedkoop en in fraaie banden in huis te halen. Ik verzeker je dat je er geen seconde spijt zal van hebben.




    Categorie:ex libris
    Tags:ex libris
    31-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jeu de Maingain, jeu de vilain
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    We leven in een vreemd land.

    De politieke leider van de Brusselse Franstalige partij vergelijkt de beslissing van de Vlaamse regering in verband met de niet-benoeming van drie burgemeesters in de Brusselse rand met die van de Duitse bezetter. Voor hem is dat een heldere logica, een vergelijking die nauwelijks mank gaat.

    Het conflict is vrij eenvoudig.

    Men heeft in België op een bepaald moment een taalgrens getrokken, in een wanhopige poging om een ‘definitief’ einde te maken aan de taalkwestie en aan de voortdurende politieke spanningen tussen de Nederlandstalige en Franstalige inwoners van dit land, vooral in en rond Brussel. De Franstalige Brusselaars hebben die taalgrens nooit echt aanvaard. Zij redeneren zo: wij leven in België en wij vestigen ons waar we willen en we spreken de taal die we willen, zeker onze moedertaal.

    Vlaanderen wil de verfransing rond Brussel tegengaan en houdt zich dus strikt aan de taalgrens en de taalwetten. Die twee opvattingen zijn niet te verzoenen.

    Stel je eens in de plaats van die Franstalige Brusselaars. Zou jij in hun geval je eigen taal opgeven en ‘Vlaams’ gaan spreken?

    Nochtans is dat precies wat Vlamingen altijd doen. De vele tienduizenden Vlamingen die in de Waalse industrie en in de landbouw gaan werken zijn in de negentiende en ook nog in de twintigste eeuw, zijn allemaal, zonder enige uitzondering, op de waardij van één generatie, volledig verfranst. Vlamingen die naar Nederland uitwijken, zelfs tijdelijk, spreken binnen de kortste keren het Nederlands van hun omgeving. De Vlaamse emigranten naar Canada en naar de Verenigde Staten spreken Engels, hun kinderen spreken alléén Engels. Mijn jongste zoon is na zijn studies Germaanse in Leuven naar Brussel gaan werken en sprak binnen de kortste keren zo vlot Frans dat zijn collega’s niet konden geloven dat hij een Vlaming was.

    Wat is het verschil met de Franstalige Brusselaars?

    Heel eenvoudig: zij hoeven zich niet aan te passen. Er wordt op hen geen druk uitgeoefend om zich te onderwerpen aan hun omgeving: zij domineren hun omgeving. Zij zijn meer begoed dan de Vlamingen, ze kopen de huizen en de gronden in de randgemeenten van Brussel gewoon op. Ze werken in de grootstad en hebben er een goede baan, maar verkiezen te wonen in de landelijke groene maar vooral elitaire gordel rond Brussel, waar ze ver zijn van de allochtone emigranten die Brussel onveilig en verloederd maken.

    Waarom zouden ze Nederlands leren?

    Voor onze rijke cultuur? Zij beschouwen de Franse als veel rijker en ze hebben niet eens ongelijk. Geen enkele Vlaming zal beweren dat de Vlaamse taal, de Vlaamse kunst of literatuur belangrijker zijn dan de Franse en gelijk hebben ze.

    Ze hoeven ook geen moeite te doen om zich verstaanbaar te maken, zoals de Vlamingen die naar een anderstalige streek emigreren of gaan werken. Waar ze ook gaan, verstaat men hun Frans en is men zonder meer bereid om hen in het Frans aan te spreken. In enkele randgemeenten zijn ze nu overweldigend in de meerderheid, zodat ze zich kunnen beroepen op ‘democratische rechten’: de drie burgemeesters zijn inderdaad democratisch verkozen, met zeer ruime meerderheden.

    Waarover zeuren wij dan?

    Omdat democratie niet zomaar de wet van de meerderheid is, of van een plaatselijke meerderheid. Democratie veronderstelt ook dat men de wetten van het land respecteert en in België zijn dat ook en vooral de taalwetten en de talloze infame akkoorden die de taalgroepen hebben gesloten om hier samen te kunnen overleven. Men kan dus niet zomaar ergens een streek overnemen, kracht is macht, en alle wetten en overeenkomsten en compromissen aan zijn laars lappen. Wij Vlamingen mogen dat niet op Waals grondgebied, zij mogen dat niet op Vlaams. Ook dat is zeer eenvoudig, ook dat is democratie.

    De Franstalige Brusselaars moeten leren inzien dat België inderdaad een vreemd land is, dat het samenleven van anderstalige groepen slechts mogelijk is als men elkaar respecteert en de afspraken naleeft, als men zich onthoudt van imperialistische praktijken. België hangt aaneen met de subtiele afspraken die de bevolkingsgroepen in de loop der eeuwen hebben gemaakt. Wie daaraan raakt, brengt het voortbestaan van dit België in direct gevaar.

    Jeu de main, jeu de vilain, zegt men in het Frans; bij ons is dat ongeveer: wie wind zaait, zal storm oogsten.

    Misschien heeft Vlaanderen niet veel te winnen met het einde van België. Franssprekend België en met name Wallonië hebben echter zeer veel te verliezen. Maar daar trekken de Franstalige Brusselaars zich niets van aan: hun sterke unie met Wallonië is een cynische politieke berekening, een kwestie van zetels in het parlement. Zij hebben geen last van de economische teloorgang van Wallonië, zij eten uit de vleespotten van Brussel en Europa.

    Men kan en zal wellicht nog honderd jaar zeveren over de taalkwestie in en rond Brussel (want elders stelt die zich niet, tenzij misschien in de bescheiden gemeente Voeren). Maar één ding is zeker: de Vlaamse Gemeenschap zal de veroveringsdrang of zelfs de de facto annexatie van de Brusselse rand door de Franstaligen nooit aanvaarden. Er is geen enkele politieke partij die dat aan haar leden kan verkopen. Er is geen enkele politicus of politica die naar de (Vlaamse!) kiezer kan trekken met een reputatie van laksheid op dat punt, laat staan een schandvlek van capitulatie.

    Er is dus geen politieke oplossing voor het probleem van de verfranste randgemeenten. De onzinnige toestand die er gegroeid is, zal wellicht nooit de officiële erkenning krijgen die de Franstaligen opeisen, noch hebben we veel reden om te hopen dat die verfransing ooit nog ongedaan kan gemaakt worden. Men zal dus, aan beide kanten van de taalgrens, met die onzinnige situatie moeten leren leven, want niemand is bereid ervoor te sterven.

    Als de Franstalige Brusselaars en de Waalse politici die hen steunen of dulden het spel dus hoog willen spelen, moeten ze beseffen dat hen ongetwijfeld hetzelfde lot wacht, en wel in dezelfde streek, als de Franse Empéreur Napoléon in 1815. Het is misschien goed dat ze bedenken dat de leeuw die nu over de povere restanten van het toenmalige slagveld en de al dan niet verfranste maar steeds verder oprukkende verkavelingen waakt, geen symbool is van België/la Belgique maar destijds is opgericht door de (enige) Nederlandse koning van de zeer tijdelijk verenigde Nederlanden ter herinnering aan zijn zoon, overigens een minder dan geniaal strateeg, die tijdens de slag bij Waterloo gewond was geraakt.

    Ook dat is een historische vergelijking en een minder kwetsende, denk ik.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij
    29-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Queen Mab, P. B. Shelley (3)

    De Fee spreekt:

    Sterren, verleen uw zalvende zegen!

    Aardse elementen, staak uw toorn!

    En gij, Oceaan, slaap

    binnen de rotsige grenzen

    die je domein omcirkelen!

    Laat geen ademtocht verstoren

    de ruïne op deze grazige heuvel

    laat zelfs de rusteloze herfstdraden

    sluimeren op de onbewogen lucht.

    Ziel van Ianthe!

    jij bent uitzonderlijk waardig bevonden

    voor de felbegeerde gunst

    die de goeden en de eerlijken wacht

    en hen die hebben gestreden

    en met resolute wilskracht overwonnen

    de trots der aarde en haar nijd

    die de ketenen verbroken hebben

    de ijzige ketens van de sleur

    en die gestraald hebben

    als de Morgenster van hun tijd.

    Ziel van Ianthe!

    Ontwaak! Verrijs!

     

    Plots verrees

    Ianthe’s ziel en stond

    gans schoon in naakte zuiverheid

    een perfecte afstraling

    van haar lichamelijke vorm

    vervuld van onuitspreekbare pracht en gratie

    elke aardse smet was nu vergaan

    de ziel nam haar aangeboren waardigheid weer op

    en stond onsterfelijk te midden van ’t verval.

     

    Op het sterfbed lag het lijk

    gewikkeld in diepten van sluimer

    de trekken verstard en uitdrukkingsloos

    maar toch was het nog een levend wezen

    en elk orgaan vervulde nog steeds

    zijn natuurlijke functie

    het was wonderlijk om zien

    de aanblik van het lichaam en de ziel

    dezelfde wezenstrekken waren daar

    dezelfde tekenen van identiteit

    en toch o zo verschillend!

    Het ene verlangt naar de Hemelen

    snakt naar zijn eeuwig durend erfgoed

    in voortdurende verandering

    en immer rijzend wentelt het zich

    in eindeloos zijn.

    Het andere is voor korte tijd

    de onwillige speelbal van het lot

    en van de passies en zwoegt en strijdt

    en flitsend snelt het door zijn trieste tijd

    en dan als een nutteloos en versleten tuig

    rot het, vergaat en is voorbij.

     

    De Fee spreekt:

    Geest die zo diep zijt neergedaald!

    die zo’n hoge vlucht hebt genomen, Geest!

    Gij de onverschrokken en milde

    aanvaard de gunst

    die uw waardigheid heeft verdiend

    stijg met mij in de wagen.

     

    De Geest:

    Droom ik nu? Is dit nieuw gevoel

    slechts een visioen

    een waanbeeld van mijn sluimer?

    Als ik waarlijk een ziel ben

    een vrije, van haar lichaam bevrijde ziel

    spreek dan nogmaals tot mij.

     

    Fee:

    Ik ben de Fee Mab en mij is het vergund

    de wonderen van de mensenwereld te bewaken:

    de geheimen van het onmetelijk verleden

    vind ik in het onfeilbare bewustzijn van de mens

    die gestrenge onverbloemde kroniekschrijvers

    de toekomst telkens resultaat van eigen oorzaak

    die vergaar ik

    niet de scherpe pijn die het vergeldend geheugen

    achterlaat in de harde inborst van een zelfzuchtig mens

    noch het extatisch bonzen van het hart

    dat degene voelt die aan de deugd is toegewijd

    wanneer hij terugblikt op wat hij heeft gedacht en gedaan

    in een welbestede dag

    al dat is door mij niet voorzien en niet geteld

    en toch is het mij gegeven om te verscheuren

    de sluier van sterfelijke kwetsbaarheid

    zodat de geest bekleed met onveranderlijke zuiverheid

    mag vernemen hoe hij ten spoedigste

    het grote doel mag bereiken

    waarvoor hij in leven was

    en de vrede mag smaken

    de vrede waaraan uiteindelijk

    alle leven deelachtig zal zijn.

    Dit is de het loon voor deugdzaam leven

    gelukkige Ziel, bestijg de wagen met mij!

     

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    28-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Léonard betoogt tegen abortus
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mijn woorden zijn nog niet koud, of de nieuwe aartsbisschop van Mechelen-Brussel haast zich om het goede voorbeeld van zijn voorganger af te zweren en de ergste vrees van velen binnen en buiten de kerkgemeenschap te bevestigen.

    Godfried Danneels hield zich wijselijk aan de raad van Jesaja: ‘men hoorde hem schreeuwen noch roepen en zelfs zijn stem niet verheffen op straat’ (Jes 42, 2-4, klik hier voor meer uitleg: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=592145). De uitzonderingen die hij daarop nu en dan toch meende te moeten maken, bijvoorbeeld toen hij zich memorabel laatdunkend uitliet over de moed van Hugo Claus bij diens beslissing om waardig het leven te verlaten, of toen hij de gelijkwaardigheid van de vrouw schabouwelijk reduceerde tot een geografisch beperkt en recent cultuurgebonden verschijnsel, waren des te opvallender omdat ze zo scherp contrasteerden met zijn meer bewonderenswaardige gebruikelijke en terechte intellectuele schroom.

    Vandaag, 28 maart 2010, was er een betoging tegen abortus en de abortuswetgeving in ons land, die nu twintig jaar van kracht is. Er waren naar verluidt achthonderd manifestanten en aartsbisschop Léonard was zeker de meest opgemerkte onder hen. De primaat van België, de eerste op de protocollaire lijst van het land, verzet zich openlijk, ‘zijn stem verheffend op straat’, tegen een democratisch tot stand gekomen wet, die ook hij wettelijk verplicht is te onderhouden. Wat staat ons nog te wachten met deze man?

    Vanzelfsprekend staat het eenieder vrij om zijn of haar mening te uiten, ook over de vigerende wetten. Wat mij stoort aan dit optreden van de aartsbisschop is dat hij dit niet doet, niet kan doen als een gewone burger van dit land, maar als aangesteld hoofd van de katholieke kerk in België en als aanvoerder van de Belgische protocollaire lijst. Hij maakt derhalve misbruik van zijn (allesbehalve democratisch verworven) positie om het standpunt te helpen verdedigen van een uiterst kleine minderheid.

    Hoewel het een democratisch recht is van iedereen om te protesteren tegen welke specifieke wetgeving dan ook, is het voor een vooraanstaand lid van het establishment totaal ongepast en zelfs ondemocratisch om zich aan te sluiten bij straatacties van enkelingen. Hij moet zich in zijn positie veeleer voegen of ten minste neerleggen bij de democratische meerderheid, wat die ook beslist.

    De reden voor zijn optreden is natuurlijk evident. Hij zal zich wel wachten om wekelijks openlijk allerlei minderheidsverzuchtingen te gaan ondersteunen. Wij zullen hem allicht niet zien mee opstappen ter ondersteuning van de ongeveer even talrijke voorstanders van de wederinvoering van de lijfstraf in het onderwijs, om maar iets te noemen. Neen, het is hem niet te doen om minderheden te steunen in hun democratische verzuchtingen, maar om een standpunt onder de publieke aandacht te brengen dat is voorgeschreven door een ondemocratische internationale macht, namelijk de Rooms-katholieke kerk, die hier in België wel een even rijk als bedenkelijk verleden heeft, maar die vandaag nauwelijks nog enige invloed heeft en aan dewelke zelfs de meest optimistische sociologische studies geen andere toekomst voorspellen dan een steeds snellere af- en definitieve ondergang.

    Léonard is een man van de controverse. Dat wist men, ook in Rome en het is waarschijnlijk dat men precies daarom in Rome voor hem gekozen heeft toen men een nieuwe kerkleider zocht voor dit sterk geseculariseerde landje. Elke hoop dat men daarmee die ontkerkelijking een halt zou kunnen toeroepen lijkt mij echter ongegrond en zelfs meer dan een beetje vermetel. De ongodsdienstigheid van onze bevolking is immers niet te wijten aan onwetendheid over de kerkelijke standpunten, maar aan een terechte en bewuste afwijzing ervan. Ook de meest eenvoudige gelovigen zijn zeer zwaar ontgoocheld over de kerk waarin ze geloofd hebben. Zij hebben ingezien dat ongeveer alles wat men hen heeft voorgehouden, de kritiek van het gezond verstand niet weerstaat. De onderdanige devote houding die men van hen eiste, stond in schril contrast met de arrogantie en de wereldse rijkdom en machtsgeilheid van de kerkleiders en het kerkinstituut. De morele voorschriften van een verstarde en wereldvreemde religie strookten niet meer met hun dagelijkse praktijk en hun diepste overtuigingen. Wat de religie nog aan geloofwaardigheid restte, ging finaal verloren in de ontluisterende schandalen waarin haar bedienaars keer op keer verwikkeld raakten.

    Dit alles resulteerde in een massale terugval van het aantal priesters en religieuzen, van wie velen zelfs op rijpere leeftijd nog voor een burgerlijk leven kozen, maar ook voor het herleiden tot quasi nul van het aantal priesterroepingen.

    Dat maakt dat de gemiddelde leeftijd van de parochiepriesters in België de pensioengerechtigde leeftijd ver overschrijdt, een fenomeen dat niet echt opvalt omdat de gemiddelde leeftijd van de kerkgangers een zelfde trend vertoont. Er is geen enkele parochie meer die nog over een eigen exclusieve priester beschikt.

    Het ziet er niet goed uit voor de kerk in België. Enerzijds verheugt mij dat ten zeerste. Ik meen immers dat de evolutie die wij tijdens ons leven hebben meegemaakt niet alleen onafwendbaar was, maar ook uiterst bevorderlijk voor de emancipatie van ons volk. Wij zijn beter af zonder de kerk zoals we die helaas gekend hebben.

    Nochtans heb ik steeds gehoopt dat er een andere kerk mogelijk zou zijn, een kerk die niet hiërarchisch en dogmatisch afhankelijk was van Rome, een vooruitstrevende en vernieuwende kerk, een menselijke kerk, een gemeenschap van mensen. Velen hebben dit met mij gedroomd ten tijde van het concilie, maar allen zijn we zwaar teleurgesteld in onze verwachtingen. Nogmaals hebben de zogenaamd behoudende krachten het gehaald in de kerk.

    Behoudend, conservatief… dat zijn de kernwoorden van de nieuwe aartsbisschop. Hij stelt bij elke gelegenheid de vraag: wat is er verkeerd met het behouden van het goede?

    De man vergist zich grotelijks. Wat hij voorstelt om te behouden is niet het goede, maar het kwalijke; niet het essentiële maar het toevallige en bijkomstige; niet het ware en waardevolle maar het mythische en bijgelovige; niet het verheffende, maar het vernederende; niet het reddende, maar het veroordelende.

    Het misplaatst conservatisme, het rabiaat en starlings behoudsgezinde van de kerk heeft in de geschiedenis geleid tot de meest afschuwelijke misdaden en tot de verschrikkingen van de godsdienstoorlogen. In onze tijd is het de directe oorzaak van de totale destructie en het trieste einde van de ooit zo trotse kerk in onze contreien. Mensen als de bevriende Ratzinger en Léonard prediken het conserveren en het behouden, maar precies daardoor verjagen zij de gelovigen uit de kerk, net als de cherubs met het vlammend zwaard die in Genesis de ingang van het Aards Paradijs bewaken nadat God de mens eruit verbannen had; als ware Engelen des Doods maken zij in hun intolerante waanzin een einde aan de laatste restanten van het Rijk Gods op Aarde. 


    Categorie:samenleving
    Tags:godsdienst
    27-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bloedbeschuldigingen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een van de argumenten die de katholieke kerk nog steeds aanhaalt om haar prioriteit te bewijzen tegenover andere kerken, zoals de protestantse, is haar apostoliciteit, dat wil zeggen het feit dat zij in een ononderbroken traditie teruggaat op de apostelen zelf. Welke intrinsieke waarde dit argument ook moge hebben of missen, het is een gevaarlijke redenering. Het betekent immers dat de kerk haar hele traditie trots valideert, dat men de hele ononderbroken geschiedenis van de Roomse kerk zelfbewust met zich meedraagt.

    Nu is zelfs bij de meest devote katholieken enige gezonde kritiek niet afwezig op allerlei gebeurtenissen en toestanden uit het rijke Roomse leven. Niet alle pausen waren waardige plaatsvervangers van Christus op aarde, weten we nu wel. Maar er is veel, veel meer te vertellen over die ononderbroken overlevering dat de katholieke kerk vandaag nog steeds verzwijgt.

    Zo is er een bevreemdende en gruwelijke traditie die zich situeert in de Goede Week en die sinds de Middeleeuwen een hardnekkig leven leidt.

    In 1144 verdween in Norwich een jongen, William genaamd, op de maandag van de Goede Week, toen de 20ste maart. Zijn dode lichaam werd teruggevonden op de vooravond van Pasen. Kort daarop verspreidde zich het gerucht dat hij vermoord was door de plaatselijke Joden. Aanvankelijk hechtte men niet onmiddellijk geloof aan die beschuldiging, tot men in kerkelijke middens wees op het feit dat de 20ste maart voor de Joden de 14de dag was van de maand Nissan, het Joodse paasfeest. Men verdacht de Joden ervan de knaap ritueel vermoord te hebben aan het kruis, zoals Christus. Meteen begon de verering van de knaap als een martelaar en een heilige, met als feestdag 26 maart. 

    Bloedbeschuldigingen als deze heeft de kerk bewust verspreid en aangemoedigd. Vaak wanneer een onopgehelderde moord op kinderen of jongeren zich voordeed, richtte men beschuldigingen van rituele moord aan het adres van de Joden. Op 23 maart 1475 verdween een zekere Simon in Trento op Witte Donderdag; zijn verminkte lichaam vond men terug op Pasen. Het bisdom heeft hem officieel vereerd als een heilige tot in 1963.

    Het was niet eens nodig dat de feiten zich afspeelden tijdens de Goede Week. Anderl Oxner uit Rinn in Tirol was zogezegd vermoord door de Joden in 1462; in feite was zijn oom de dader. Desondanks kreeg hij in 1671 een kerk die aan hem gewijd was en een feestdag op 12 juli. Vandaag is de kerk toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw-Boodschap (feest op 2 juli), zijn gebeente heeft men pas in 1985 stiekem verwijderd van onder het hoogaltaar.

    Voor de moord op Little Sir Hugh van Lincoln in 1255 zijn achttien Joden opgehangen; een grafplaat met de valse beschuldigingen was te zien in de kathedraal van Lincoln tot in 1959.

    Het verhaal van de rituele kindermoord door de Joden was wijd verspreid in de katholieke kerk gedurende haar hele geschiedenis. In het Spanje van Franco heeft men de kindermoord door de Joden herhaaldelijk als een historisch feit voorgesteld in burgerlijke en kerkelijke geschriften.

    Op geen enkel moment is er vanuit de katholieke kerk een officiële rechtzetting gekomen, of een verontschuldiging voor de racistische hetze, of een schuldbekentenis voor de moord op onschuldige Joden. Het is een van die horrorverhalen uit de apostolische traditie, die de kerk bewust met zich meedraagt, naast zoveel andere, schaamteloos, schouderophalend. De katholieke kerk staat boven alle verdenking, alle schuld, alle vervolging ook.

    Dat is nog steeds haar standpunt, ook in de huidige felle mediadiscussies over het seksueel misbruik door priesters van kinderen. Men is hoogstens bereid enkele individuele verantwoordelijken intern te ‘berispen’, zoals de Ierse bisschoppen die jarenlang zaken in de doofpot stopten die door iedereen geweten waren. Wat in Ierland is gebeurd, is overal ter wereld gebeurd in de katholieke kerk, crede Roberto experto.

    Dat de kerk als instelling enige verantwoordelijkheid zou dragen, dat is voor haar gewoon ondenkbaar.

    Het is echter totaal onvoldoende dat sommige gezagsdragers nu na al die jaren onder druk van de media eindelijk publiekelijk hun lamlendig en weinig overtuigend leedwezen betuigen over wat er gebeurd is (en nog steeds gebeurt!), niet voor de slachtoffers, niet voor de daders.

    Wij weten niet alles wat zich in de kerk heeft afgespeeld in tweeduizend jaar. De meeste gelovigen weten er zo goed als niets van en willen er ook niets van weten.

    Wanneer slechts één op duizend van de vreselijke beschuldigingen zouden kloppen waarvoor er overvloedige bewijzen zijn, dan zou dat nog meer dan voldoende moeten zijn voor elke eerlijke gelovige én priester om zich voorgoed met diepe afschuw en schaamte af te keren van de kerk als instituut en van het overgrote deel van zijn bedienaars.

    Op het graf van Sir Christopher Wren, de architect van (onder meer) Saint-Paul’s Cathedral, in die kathedraal, staat gebeiteld: Lector, si monumentum requiris, circumspice! Vertaald: gij die dit leest, als je naar een monument zoekt, kijk dan om je heen. 

    Lieve lezers, als je een monument zoekt voor de liefdeloosheid van de kerk, kijk om je heen…


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst
    25-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.rond de Kreutzersonate
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Als het goed is, dan zeggen we het ook.

    Gisteren zijn we naar een concert geweest en dat was lang geleden. We moesten er niet eens ver voor lopen: in onze eigen gemeente, Rotselaar, waarvan Werchter een deelgemeente is. Sinds enige tijd hebben we in de gerestaureerde vroegere brouwerij Mena een cultuurcentrum en daar vond de voorstelling plaats.

    Dit was het programma:

    Strijkkwartet nr. 1 in g opus 8 van Prosper Van Eechaute

    een monoloog van Luc De Smet naar Tolstoj.

    Strijkkwartet nr. 1 ‘Kreutzersonata’ van Leoš Janáček

    Strijkkwartet Prosperus ontleent zijn naam aan Prosper van Eechaute (1904-1964). Rond deze vrijwel onbekende Belgische componist organiseerde het Conservatorium van Brussel ooit een huldeconcert, waarop het Prosperus kwartet debuteerde met de uitvoering van het impressionistische Strijkkwartet nr.1 opus 8 à la mémoire de Maurice Ravel. Dit concert was voor Prosperus het begin van een jarenlange samenwerking met uitvoeringen van diverse werken uit het grote kwartetrepertoire (Dvořak, Schumann, Sjostakovitsj, Debussy, ...) naast creaties van hedendaags talent.

    Naast het kwartet van Van Eechaute brachten zij het sterk aansprekende eerste kwartet van Leoš Janáček. De Tsjechische componist baseerde dit werk op een kortverhaal van de Russische schrijver Leonid Tolstoj, 'de Kreutzersonate', een verwijzing naar dit werk voor viool en piano van Beethoven. Dit aangrijpende verhaal over liefde, overspel en moord werd meeslepend verteld door acteur Luc De Smet. De muziek van Janáček sloot daarbij inderdaad perfect aan.

    Luc De Smet studeerde Letteren en Wijsbegeerte aan de K.U. Leuven en toneel aan de École Internationale de Théâtre Jacques Lecoq in Parijs. Hij speelde en regisseerde voor gezelschappen in België, Nederland en Frankrijk en schreef scenario's voor film en televisie. Als pedagoog werkte hij aan diverse kunsthogescholen en universiteiten in Europa en de VS. Sinds 1986 leidt hij in Brussel zijn eigen internationale toneelschool ‘De Kleine Academie’.

    Prosperus is samengesteld uit Eric Robberecht en Sophie Demoulin op viool, Tine Janssens op altviool en Stijn Kuppens op cello.

    We waren met ongeveer vijfenzeventig aandachtige luisteraars. Waarschijnlijk had niemand ooit iets over, laat staan van Prosper Van Eechaute gehoord. Ik vroeg me stilletjes af of dat ook zo was voor Janàček (1854-1928). Ik hou al sinds heel lang erg veel van zijn zeer herkenbare en nooit vervelende muziek. Zijn overweldigende, spetterende Sinfonietta (1926) verbaast me keer op keer, vooral in de schitterende uitvoering met Václav Neumann en het Tsjechisch Filharmonisch Orkest. Ook zijn tweede strijkkwartet, Intieme brieven (1928) is heel sterk. De titel, zeer ongebruikelijk door de componist zelf toegevoegd, verwijst naar de passionele briefwisseling (meer dan 700 brieven) die hij van 1917 had met een gehuwde vrouw die 38 jaar jonger was dan hijzelf. Misschien speelde bij de keuze van die titel ook de herinnering mee aan de benaming van het tweede en laatste (volledige) strijkkwartet van Sibelius: Voces Intimae, opus 56 (1909).

    Onvermijdelijk vergelijk je bij een live uitvoering de klank met die van je stereoset thuis. Het valt me altijd op hoe zacht, omfloerst en ruisend de strijkers klinken in het echt. Het is vrijwel onmogelijk om dat zelfde geluid uit je luidsprekers te toveren. Toch zal je me niet horen zeggen dat een live uitvoering ‘beter’ is, nee: gewoon anders. Ik luister nu al ongeveer vijftig jaar dagelijks vele uren naar muziek uit luidsprekers. Ik ben dat zo gewoon, dat ik de meeste muziek enkel op die manier ken en er ook op die manier van houd, ik ben geconditioneerd door die luistergewoonte. Voor mij klinken instrumenten zoals ze uit mijn (B&W) luidsprekers komen. Live muziek is voor mij zoals voor de meeste stervelingen de hoge uitzondering en het is telkens even wennen. Zo vond ik gisteren de eerste viool bijvoorbeeld veel te iel klinken, ze werd overstemd door de veel krachtiger altviool en de prominente cello. Bij een opname op CD werkt men zoiets elektronisch bij tot men een goede balans heeft.

    Wij waren best tevreden over ons avondje uit. Toen we na afloop naar de auto wandelden, merkten we dat er rond de bochelmaan een tweede, heel groot donker aureool was, een intrigerend verschijnsel dat we nog nooit gezien hadden.

     

     

     

     


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    24-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de eenzaamheid van de lange-afstandsloper
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze morgen heb ik me weer eens geërgerd aan een van de luidruchtige jonge presentators van Klara; we zullen maar geen namen noemen. Waar vroeger die functie steeds bescheiden en sober was en men zich hoofdzakelijk beperkte tot een stijlvolle aan- en afkondiging, meent men nu, in deze lossere informele tijden, daar allerlei persoonlijk commentaar te moeten aan toevoegen, ex tempore nog wel, dat wil zeggen voor de vuist weg, de ingevingen van het moment volgend. Die drukdoenerij lijkt dan wel heel spontaan, maar het houdt vele risico’s in.

    Vooreerst ben je volledig afhankelijk van de kwaliteiten of het gebrek daaraan van de presentator. Niet iedereen is even bekwaam, begaafd en toegewijd en het ad libitum live commentaar leveren is niet iedereen gegeven. Je hoort mensen dus ook stotteren en naar hun woorden zoeken en zich af en toe ook fenomenaal vergissen. Bart Stouten had het vorige zondag heel even over de aria La donna è mobile, die volgens hem uit Verdi’s opera Otello komt. Dat is zo ongeveer hetzelfde als zeggen dat To be or not to be uit Romeo and Juliet komt. Gelukkig herpakte hij zich snel bij het afkondigen van de aria uit Rigoletto, evenwel zonder zich te verontschuldigen voor zijn faux pas.

    Men kan niet alles weten, natuurlijk en het grootste gedeelte van wat we zogezegd weten, omdat we er al eens iets over gehoord, gelezen of gezien hebben, is niet noodzakelijk ook parate kennis, was dat maar zo… Het zou dus goed zijn dat radio- en TV-mensen zich terdege zouden voorbereiden voor live interviews en andere praatprogramma’s en dat ze zich ook enigszins terughoudend, voorzichtig zouden opstellen, om geen dwaasheden te vertellen. Maar in een tijd waarin alles vlot moet zijn, de hele dag door, is dat natuurlijk niet mogelijk en dat is eraan te zien en te horen.

    Een andere opvallende nieuwe trend betreft de programmering: we horen voortdurend dezelfde muziek. Enerzijds kiest men veilig, namelijk de kaskrakers en het overbekende repertoire, anderzijds speelt men de CD’s die men toegestopt krijgt van de platenfirma’s en die brengen hoofdzakelijk muziek uit waarvan ze zeker zijn dat ze zal verkopen. Bovendien krijg je die CD’s ook op de verschillende zenders te horen in dezelfde periode, soms zelfs op dezelfde dag… De radiozenders als reclamestations voor de platenfirma’s.

    We kunnen die nieuwe ontwikkelingen betreuren en dat doe ik af en toe hartsgrondig. Maar we kunnen er helaas niet veel aan veranderen. Ik heb ooit op de website van de VRT een reactie geschreven over een execrabele reportage over de Last night of the Proms, nee niet ons afkooksel maar het Britse origineel. Ik kreeg daarop een verontwaardigde reactie van de betrokken beginnende reporter (dezelfde die deze morgen Daniel Daniels 'een jong aankomend contratenor van de nieuwe lichting' noemde, terwijl de man in 1966 geboren is en al sinds 1992 professioneel zingt, en ons vervolgens uitnodigde voor het nieuws van acht uur… om negen uur). Het helpt dus niet om te reageren.

    Dus moeten we berusten. Dat betekent afhaken en dat heb ik voor Klara’s praatprogramma’s dan ook node gedaan. Ik luister daar nog enkel naar concerten zonder commentaar. Ik verneem van enkele correspondenten dat zij tot dezelfde conclusie gekomen zijn. We schakelen over naar andere zenders, maar daar is het probleem vaak hetzelfde. We kunnen nog altijd een zender opzoeken die continu muziek geeft zonder commentaar, zoals Klara Continuo. Maar daar hebben ze de slechte gewoonte om vrijwel nooit een muziekstuk in zijn totaliteit te laten horen, behalve als het om korte stukken gaat. Je krijgt dus één beweging uit een symfonie, dan één lied, dan drie onderdelen uit een suite van zes enzovoort. Dat is misschien goed als muzak of muzikaal behang, maar een horreur voor een muziekliefhebber.

    Moeten we dan, met het enorme aanbod dat er is, toch nog onze eigen CD’s opzetten? Ik doe het in alle geval meer en meer.

    Het is echter niet alleen het muziekaanbod dat me op stang jaagt. Wat we op TV te zien krijgen is niet beter, in tegendeel. Idem voor de (Nederlandse) literatuur, voor kranten en tijdschriften, voor opera en theater, beeldende kunst… Zeldzaam zijn de gelegenheden waarbij ik me in mijn sas voel bij het aanbod. En als er dan al eens iets is, zoals een grote tentoonstelling over El Greco, dan lokt die zoveel volk dat ik me wijselijk aan de drukte onttrek.

    Het zal wel de kribbige oude dag zijn... Want ik verneem dat Klara nu meer luisteraars trekt dan voorheen, dat er meer jonge mensen luisteren. Dat is prachtig, natuurlijk, maar moet alles dan uitsluitend op dat nieuwe jonge publiek afgestemd worden? Zijn wij oudere mensen dan van geen tel meer? Zijn wij geen luisteraars, geen klanten, geen doelgroep, geen publiek, geen mensen?

    Ik ontleen aan de jood Shylock deze bittere woorden: If you prick us, do we not bleed? If you tickle us, do we not laugh? If you poison us, do we not die? And if you wrong us, shall we not revenge? If we are like you in the rest, we shall resemble you in that. (Shakespeare, The Merchant of Venice).

    Wij hebben heel ons leven gewerkt en belastingen betaald en nu genieten we van ons pensioen. We zijn met steeds meer en we hebben geld, want we behoren tot een generatie die geleerd heeft dat je geen onnodige uitgaven moet doen, dat je moet sparen voor je oude dag. We zijn gezonder en leven langer, maar we leven steeds meer in een wereld die aan ons voorbijgaat, die met ons maar weinig rekening houdt.

    Men dwingt ons om af te haken, men sluit ons uit. Hoeveel senioren zitten niet te kijken naar TV-programma’s die bestemd zijn voor kleuters, kinderen, pubers, jonge volwassenen, dertigers, tweeverdieners, ja voor alle leeftijdsgroepen behalve de hunne?

    Oud worden is eenzaam zijn. Dat denk ik vaak bij het beluisteren van een van Gustav Mahlers aangrijpende Ruckertlieder: Ich bin der Welt abhanden gekommen.

    Ich bin der Welt abhanden gekommen,
    Mit der ich sonst viele Zeit verdorben,
    Sie hat so lange nichts von mir vernommen,
    Sie mag wohl glauben, ich sei gestorben!

    Es ist mir auch gar nichts daran gelegen,
    Ob sie mich für gestorben hält,
    Ich kann auch gar nichts sagen dagegen,
    Denn wirklich bin ich gestorben der Welt.

    Ich bin gestorben dem Weltgetümmel,
    Und ruh' in einem stillen Gebiet!
    Ich leb' allein in meinem Himmel,
    In meinem Lieben, in meinem Lied!


    Ik ben de wereld uit handen genomen

    waar ik vroeger zoveel tijd heb mee verloren

    men heeft al zo lang niets meer van mij vernomen

    men zou wel gaan geloven dat ik ben gestorven.


    Er is me ook helemaal niets aan gelegen

    dat men mij voor gestorven houdt

    ik kan helemaal niets inbrengen daartegen

    voor de wereld ben ik goed en wel dood.


    Ik ben dood voor werelds gewemel

    en rust in een stil gebied

    ik leef alleen in mijn hemel

    in mijn liefde, in mijn lied.


    vertaling © Karel D’huyvetters 2010




    Categorie:samenleving
    Tags:poëzie
    23-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Queen Mab (2)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hoor! vanwaar komt dat geruis?

    Het is als de wonderlijke klank

    die opstijgt rond een verlaten ruïne

    en die een begeesterd wandelaar

    des avonds hoort langs de weerkaatsende kust.

    Zachter dan het zuchten van de westenwind

    wilder dan de mateloze noten

    van de wondere windharp

    waarvan de briesgeesten

    de snaren strelen.

    De banen van regenbooglicht

    zijn als manestralen die vallen

    door kathedraalramen

    in tinten die hun gelijke

    op aarde niet vinden.

    Daar is de strijdwagen van de Elfenkoningin!

    Hemelse rossen stampvoeten in weerbarstige lucht

    op haar bevel vouwen ze hun ragfijne wieken op

    en houden halt gehoorzaam aan de teugels van licht

    die de Toverkoningin aantrok.

    Over die plek spreidde ze haar magie

    leunde gracieus over de etherische wagen;

    lang heeft ze gestaard en in alle stilte

    de sluimerende jonkvrouw aanschouwd.

    O, nee er is geen visionair poëet

    die in zijn dromen

    wanneer zilveren wolken

    door zijn verbijsterde geest drijven

    als hem de aanblik van al het lieflijke, wondere en machtige

    verbaast, verrukt, verheft,

    wanneer de verbeelding met één oogopslag

    het wonderbaarlijke met het wondermooie vereent,

    die ooit een verschijning zag

    zo lichtend, zo mooi, zo prachtig

    als die de rossen van de lucht beteugelde

    en de tover van haar blik liet stromen

    over de slapende jonkvrouw.

    De wijde goudgele maan

    scheen gedempt door de vormen

    van haar volmaakte symmetrie

    de wagen als paarlemoer doorzichtig

    verbrak de manestralen niet eens

    dit was geen aards tableau.

    Wie dit tafereel had aanschouwd

    dat alle menselijke glorie oversteeg

    zou niet de goudgele maan hebben gezien

    noch het sterfelijke vertoon

    hoorde dan het ruisen van de nachtwind

    noch enig aards geluid weerklinken

    zag slechts het feeërieke vertoon

    hoorde slechts de hemelse klanken

    die de verlaten omgeving vervulden.

    De Fee was teer van vormen;

    gindse uitgerafelde wolk

    die slechts de zwakste zweem

    ontleent aan de avondlucht

    en die de ingespannen blik

    nauwelijks kan vatten

    of wanneer ze wegsmelt in de waas

    van het gloren in het oosten,

    was amper zo fijn, zo frêle.

    Maar de heldere ster

    die als een edelsteen siert

    de glinsterende kroon van de morgen

    vertoont geen licht zo mild, zo krachtig

    als wat uit de Elfenverschijning barstte

    een purperen aureool over het tafereel spreidde

    en met een golvende beweging

    gracieus rond haar silhouet deinde.

    Van haar hemelwagen

    daalde de Fee neer

    en driewerf bewoog ze haar scepter

    omweven met kransen van amarant

    haar tere wazige verschijning

    bewoog met het wiegen van de wind

    op heldere zilveren tonen

    en sprak toen deze woorden

    die geeneen kan horen

    tenzij daartoe begiftigd.


    Dit is de tweede aflevering van mijn voorgenomen volledige vertaling van Queen Mab, een jeugdwerk van Percy Byssche Shelley (1792-1822). Het eerste deel kan je hier lezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=541850.

    Ik heb geen weet van een vroegere Nederlandse vertaling van dit jeugdwerk. Mijn vertaling is beschermd door de auteurswet van 1994 en mag dus enkel met mijn toestemming gebruikt worden; een simpel mailtje volstaat evenwel.





    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    22-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Locus iste, Anton Bruckner
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Anton Bruckner (1824-1896) is niet eenieders lievelingscomponist. Ik heb ooit, lang geleden, zelfs mijn abonnement op het muziekmaandblad ‘Luister’ opgezegd omdat er in elke aflevering een ellenlange en voor mij onverteerbare musicologische bijdrage stond over de componist en zijn werk. Nadien heb ik zijn muziek beter leren kennen en appreciëren, maar hoewel ik sinds jaren zijn negen symfonieën op CD in huis heb, gebeurt het me niet vaak dat ik zelf het initiatief neem om naar zijn muziek te luisteren, ik beperk me tot wat radio en TV van hem aanbieden en dat is overigens niet echt weinig.

    Ongetwijfeld is zijn meest gekende werk het prachtige miniatuurtje Locus iste voor a capella of onbegeleid koor. Hij schreef het als een gelegenheidsstukje bij de inwijding van de votiefkapel in de kathedraal van Linz op 11 augustus 1869. Men noemt het soms een motet, maar liturgisch gezien is de tekst die van het graduale, een gebed, al dan niet gezongen, tussen de eerste en de tweede lezing, dus tussen epistel en evangelie. Het staat in de mis die voorgeschreven is voor kerkwijdingen.

    Dit is de Latijnse tekst:

    Locus iste a Deo factus est,

    inaestimabile sacramentum;

    irreprehensibilis est.

    Vrij vertaald: Deze plek is door God gemaakt, een onschatbaar sacrament; ze is onberispelijk.

    Voorwaar geen staaltje van grote liturgische diepgang of religieuze inspiratie, zou je zeggen. Het is wellicht door een devote monnik of vicaris snel neergepend toen er bij de mis voor kerkwijdingen ook nog gauw enkele passende tussenteksten moesten gevonden worden. De band met de Bijbel is niet evident, maar dit is waarschijnlijk de tekst die men in gedachten had:

    Genesis 28,10-22

    Jakobs droom in Betel

    10 Jakob verliet dus Berseba en ging op weg naar Charan. 11 Op zijn tocht kwam hij bij een plaats waar hij bleef overnachten omdat de zon al was ondergegaan. Hij pakte een van de stenen die daar lagen, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats liggen slapen. 12 Toen kreeg hij een droom. Hij zag een ladder die op de aarde stond en helemaal tot de hemel reikte, en daarlangs zag hij Gods engelen omhoog gaan en afdalen. 13 Ook zag hij de HEER bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal ik aan jou en je nakomelingen geven. 14 Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. Alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jij en je nakomelingen. 15 Ikzelf sta je terzijde, ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en ik zal je naar dit land terugbrengen; ik zal je niet alleen laten tot ik gedaan heb wat ik je heb beloofd.’

    16 Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is zeker,’ zei hij, ‘op deze plaats is de HEER aanwezig. Dat besefte ik niet.’ 17 Eerbied vervulde hem. ‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,’ zei hij, ‘dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’ 18 De volgende morgen vroeg zette Jakob de steen die hij als hoofdsteun had gebruikt rechtop, en wijdde hem door er olie over uit te gieten. 19 Hij gaf die plaats de naam Betel; vroeger heette het daar Luz. 20 Daarna legde hij een gelofte af: ‘Als God mij terzijde staat en mij op deze reis beschermt, als hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, 21 en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de HEER mijn God zijn. 22 Deze steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden – en ik beloof dat ik u dan een tiende deel zal afstaan van alles wat u mij geeft.’

    Het graduale is (misschien) zo genoemd omdat het gezongen werd op de trappen (gradus) van het altaar, of omdat ondertussen het missaal van de rechterkant van het altaar naar de linkerkant werd gedragen. Het behoort tot het proprium of het eigene van de mis van de dag. Mocht je het vergeten zijn (of nooit geweten hebben), dit zijn de delen van de katholieke mis:

    • Ordinarium Missae: Kyrie Gloria Credo Sanctus Agnus Dei Ite missa est;
    • Proprium Missae: Introïtus Graduale Alleluia / Tractus / Sequentia Offertorium Communio.

    Zeker bij feestelijke misvieringen werden ook de teksten van het proprium gezongen en dat is de gelegenheid die Bruckner heeft aangegrepen om dit kleine meesterwerk te componeren.

    Als je even googelt, krijg je een ruim aanbod van goede uitvoeringen, ook op Youtube en ik raad je aan om dat eens te doen, zeker als je het werkje niet kent, het duurt maar enkele minuten. De kans is echter groot dat je het al verscheidene keren gehoord hebt, want het is een erg geliefd repertoirestuk voor koren.





    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    21-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Etienne Vermeersch en Filip Dewinter in het hoofddoekendebat
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Emeritus professor Etienne Vermeersch heeft de kat de bel aangebonden: hij heeft zich in een veertig bladzijden tellend essay uitgesproken voor een wettelijk verbod op het dragen van een hoofddoek voor leerlingen (op school) en voor ambtenaren (bij de uitoefening van hun ambt). Toen ik dat vernam, heb ik stomverbaasd opgekeken.

    Het is immers meer dan verrassend dat een overtuigd vrijzinnige het nodig vindt om in deze discussie een standpunt in te nemen ten gunste van een wettelijke beperking van de persoonlijke vrijheid. Zelfs indien men daarvoor overtuigende argumenten zou kunnen aanhalen, wat Vermeersch naar mijn aanvoelen op overtuigende wijze niet gedaan heeft, dan nog getuigt het van een merkwaardig agressieve opvatting over de rol van de politiek in de maatschappij, een opvatting die hij dan overigens deelt met zijn tegenstanders, de voorstanders van de afschaffing van de scheiding van kerk en staat. Waar ‘de islam’ hoofddoeken oplegt (op basis van de koran, de sharia of wat dan ook), wil Vermeersch die verbieden (in bepaalde omstandigheden) op basis van bestaande of nog te stemmen wetten.

    Wie dat wil, kan nog eens nalezen wat ik hier al over de hoofddoeken kwestie schreef: typ in de linkerkolom ‘hoofddoek’ in het vakje ‘zoeken' in blog en klik dan op ‘zoeken’. De zeer lezenswaardige tekst van Vermeersch is te vinden op de website van De Morgen: http://www.demorgen.be/dm/nl/989/Binnenland/article/detail/1078671/2010/03/11/De-islam-en-de-hoofddoek-in-Belgie-een-bredere-benadering-Etienne-Vermeersch.dhtml

    Professor Vermeersch meent dat men op zijn tekst enkel mag reageren met een even lange tekst. Ik zal het wel laten, lieve lezers, om elke gedachte, elk citaat, elke commentaar, elke conclusie van zijn tekst te analyseren en van mijn bedenkingen te voorzien. Ik beperk me tot wat ik als zijn belangrijkste beoordelingsfout beschouw.

    Op grond van zijn jarenlange studie van de Islam meent de professor te mogen stellen dat het dragen van een hoofddoek zonder meer een bewijs is van een integristische, fundamentalistische, expansionistische, extremistische en zelfs terroristische islamitisch-godsdienstige levenshouding. Vertrekkend van die stelling, bouwt hij zijn betoog op, vaak tot in het absurde. Maar wat indien zijn grondstelling niet klopt?

    Je hoeft voorwaar geen groot filosoof te zijn om in te zien dat wellicht slechts een zeer klein percentage van al de jonge vrouwen die een hoofddoek dragen ook een fundamentalistische moslima is. Je kan er zelfs donder op zeggen dat zij over hun godsdienst net zo weinig weten als gedoopte christenen over de hunne en dat het weinige dat ze erover weten in beide gevallen nauwelijks strookt met de teksten van de heilige boeken of de officiële leer van hun kerk.

    Jonge moslima’s dragen een hoofddoek om allerlei redenen. Het is een intellectuele vergissing om precies daarin en daarin alleen de oorzaak te zoeken van alle conflicten tussen bevolkingsgroepen in onze maatschappij; het is dan ook overdreven, ongepast en zelfs onnozel om daarvan een breekpunt te maken; nochtans is dat precies wat Vermeersch doet.

    Het is spijtig dat een vooraanstaand vrijzinnige zich aan dergelijke simplistische en eenzijdige journalistiek bezondigt en dat bovendien doet onder het mom van een wetenschappelijk onderbouwd betoog en vanuit een verlicht respect voor de vrijheid van godsdienst, geweten en vrije meningsuiting.

    Enerzijds breekt hij alle mogelijke en onmogelijke argumenten af die de Islam zou kunnen aanbrengen voor het dragen van een hoofddoek (= het hoofddoek is helemaal niet belangrijk), maar anderzijds verheft hij het dragen van dat zelfde hoofddoek tot een onduldbare, uiterst zware inbreuk op de mensenrechten (= niets is belangrijker dan het hoofddoek). Dat is de kern van zijn vergissing en aangezien al zijn argumenten uitsluitend daarop gebouwd zijn, valt en staat zijn betoog met de juistheid van die zeer betwistbare basisstelling. Hij heeft die dubbelzinnigheid niet uit zijn tekst kunnen houden. Op verscheidene plaatsen spreekt hij zichzelf tegen. Een voorbeeld: hij roept herhaaldelijk de moslims op om dit symbool, dat geen historische grond heeft en dat voor hen dus secundair en zelfs onbelangrijk moet zijn, vrijwillig op te geven, iets wat hen niet moeilijk kan vallen, aangezien het niet tot de essentie van de godsdienst behoort. Maar hoe kan een zo onbenullig symbool dan een zo verwoestende invloed hebben op onze maatschappij dat het moet verboden worden, bij wet, nota bene? Een ander: op een plaats noemt hij (terecht) de huidige vrede tussen vrijzinnigheid en katholicisme en het moderne geseculariseerde Vlaanderen hard bevochten, op een andere plaats is die evolutie zonder problemen verlopen (quod non).

    Waar de redenering faalt, zijn ook de conclusies onbewezen en onaanvaardbaar.

    Er is geen enkele goede reden waarom men iemand waar dan ook zou kunnen verbieden om een hoofddoek te dragen. Het is onthutsend dat Etienne Vermeersch zich met zijn uitdagend standpunt allicht ongewild aan dezelfde extreemrechtse racistische zijde plaatst als de immer provocerende VB-kopman Filip Dewinter, die onlangs in plenaire zitting eiste dat een jonge vrouw met een hoofddoek van de tribune van het Vlaams Parlement zou verwijderd worden. Gelukkig kreeg de onverbeterlijke Dewinter daar de wind van voren van de voorzitter en van de andere partijen. Ik hoop dat er ook tegen dit idiote standpunt van onze professor, hoe emeriet en erudiet ook, voldoende reactie komt om hem tot wat meer ideologische terughoudendheid aan te zetten. Ik vrees evenwel dat hij zich in zijn oude dag heeft laten verleiden tot een betreurenswaardig maar koppig extremisme dat hem in andere tijden en andere dossiers zo bewonderenswaardig vreemd was, een goede eigenschap die er overigens toe geleid heeft dat men daarin toen wel tot belangrijke doorbraken is gekomen, iets wat wij van zijn huidige misplaatste inmenging in dit debat zeker niet kunnen verwachten, noch mogen verhopen.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    18-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pentagon Papers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Gisterenavond was er laat op Canvas een uitstekende reportage over de Pentagon Papers, de top secret documenten over de Vietnamoorlog die door Daniel Ellsberg doorgespeeld werden aan de pers. Het was een boeiende en ontnuchterende bezinning op hoe democratie in de praktijk werkt.

    Wij stellen ons Amerika (soms) voor als the land of the free, zoals ze in hun volkslied zingen, de grootste democratie ter wereld. Dat mag dan al zo zijn, maar democratie is een relatief begrip, zoals alle abstracte begrippen overigens. Wat in 1971 voor democratie doorging, zouden wij vandaag veeleer vergelijken met wat toen Oost-Duitsland was, de zogenaamde Duitse Democratische Republiek, de infame D.D.R. Het is niet omdat er verkiezingen gehouden worden, of dat er een parlement is dat er ook echt een democratisch bestel heerst in een land. Verkiezingen en parlementen waren er in alle communistische landen ook al, zij het met voorspelbare uitslagen, zoals de lachwekkende monsterscores van 99,9% bij de herverkiezing van zelfs de meest bloedige dictators.

    Tijdens de Koude Oorlog maakte bijna elk land ter wereld zich schuldig aan ontoelaatbare geheime praktijken. Men zag overal vijanden, die met alle middelen, ook de meest verwerpelijke, moesten bestreden worden. Dat was ongetwijfeld een gevolg van de Tweede Wereldoorlog, toen de hele wereld opgedeeld was in vrienden en vijanden, allies en enemies. Daarin is pas met de val van de communistische regimes achter het IJzeren Gordijn enige verandering gekomen. Er zijn nu nog wel enkele schurkenstaten zoals Noord-Korea, Iran en de Taliban, maar Obama zal niet meer over Rusland spreken als the Evil Empire, het Rijk van het Kwaad, zoals Reagan steevast deed.

    Wat is een democratie dan wel?

    Etymologisch is het woord afgeleid van het Grieks, een samenstelling van dèmos, volk en kratos, macht. Het is dus een politiek systeem waarbij de macht bij het volk ligt. Maar een rechtstreekse, directe democratie bestaat in geen enkel land: het is niet denkbaar dat zelfs in een klein land als het onze iedere burger dezelfde rol zou spelen in het politieke bestel. Een parlement bestaat niet uit álle burgers, maar uit volksvertegenwoordigers. We spreken dan van een parlementaire of representatieve democratie.

    Die vertegenwoordigers worden na vrije verkiezingen aangesteld en ze duiden in hun rangen mensen aan die bepaalde politieke en maatschappelijke functies opnemen, telkens voor een bepaalde termijn.

    Met vrije verkiezingen bedoelen we dat elke burger zich kandidaat kan stellen, dat alle burgers gelijk zijn voor de wet, dat er geen privileges meer zijn, zoals in het feodale stelsel of de absolute monarchie. We bedoelen ook dat de mensen vrij zijn om een mening te hebben, om ze te uiten, ook als ze niet overeenstemt met die van anderen of van het regime dat aan de macht is.

    Geldt in een democratie dan steeds de wil van de meerderheid, heeft de meerderheid altijd gelijk? Dat is een van de problemen binnen elk staatsbestel, ook binnen de democratie. Als mensen bijeen zitten om een beslissing te nemen, is het een democratische regel dat de meerderheid beslist. Maar dat betekent niet noodzakelijk dat het een democratische beslissing is of zelfs dat ze op democratische wijze genomen is. Een voorbeeld zal dat duidelijk maken.

    Als een volksvergadering, met welke overweldigende meerderheid dan ook, een maatregel zou goedkeuren die strijdig is met democratische principes, bijvoorbeeld de afschaffing van de vrije meningsuiting of de discriminatie van een bevolkingsgroep, dan is die beslissing desgevallend wel op geldige wijze genomen, maar kan toch niet democratisch genoemd worden.

    Evenmin is een beslissing echt democratisch wanneer ze wel in overeenstemming is met de democratische beginselen, maar slechts door een minderheid wordt goedgekeurd. De twee elementen moeten dus aanwezig zijn: meerderheidsbeslissing én in overeenstemming met de democratische principes.

    En dan nog is er vaak een probleem: de meerderheid moet ook op een democratische manier tot stand gekomen zijn. Als men bijvoorbeeld de leden van een volksvergadering, het parlement zeg maar, onder druk zet, op welke manier dan ook (omkopen, bedreigen, voorliegen…) om een bepaald resultaat te bereiken, dan hebben we wel een meerderheid, maar geen democratische. Het is evident dat de communistische monsterscores niet het resultaat waren van vrije verkiezingen of van democratisch samengestelde en oordelende meerderheden.

    Dat is dikwijls de moeilijkheid in onze moderne democratieën, ook hier bij ons. Wij spreken van particratieën, waarbij het de politieke partijen zijn die de werkelijke macht uitoefenen, niet de individuele verkozenen des volks. Onze vrije verkiezingen gaan niet echt of hoofdzakelijk tussen individuele burgers, maar tussen politieke partijen. Het partijbestuur legt de lijst en de volgorde van de kandidaten voor de verkiezingen vast, bepaalt de thema’s, de strategie, de prioriteiten, de allianties… Het is voor een individu vrijwel onmogelijk om zich als onafhankelijke kandidaat voor te stellen, los van een partij, hoofdzakelijk omdat hij of zij daartoe de middelen niet heeft. Die middelen komen van de staat zelf of van bijdragen van andere burgers en daar geldt het mattheuseffect: het water stroomt naar de zee.

    In Vlaanderen spreken we van democratische partijen en andere, om een onderscheid te maken tussen het Vlaams Blok/Belang en alle andere. Die ene partij noemen we ondemocratisch en terecht: zij huldigt principes die niet stroken met de elementaire democratie, vooral het principe van de gelijkheid: het VB erkent immigranten en Moslims niet als evenwaardige burgers. In Nederland heeft men een partij die gelijksoortige denkbeelden voorstaat.

    Het is in principe mogelijk dat partijen, of ze nu democratische principes huldigen of niet, democratisch samengesteld zijn en intern op een democratische manier functioneren. Dat dit zowel bij de ene als bij de anderen niet steeds het geval is, daar hoeven we geen tekeningetje bij te maken. Het VB lijkt meer op een dictatuur, door de langdurige concentratie van de macht bij slechts enkele personen en de weinig transparante werking. Maar het is ook een dictatuur van de meerderheid, die ondemocratische populistische ideeën voorstaat.

    Men kan zich echter ook terecht vragen stellen bij het democratisch gehalte van álle politieke partijen. Dat is bij de Vlaamse Socialisten steeds het geval geweest en het is vandaag niet anders. Allerlei incidenten en interne afrekeningen maken dat duidelijk, het woord ‘democratisch deficit’ is zelfs openlijk gevallen. Binnen de CD&V heerst eveneens nog steeds een ijzeren partijdiscipline: het zijn de partijstandpunten die verdedigd worden; het aantal keren dat de volksvertegenwoordigers in het parlement hun geweten mochten volgen bij de stemming is op één vinger te tellen. De uitslag van stemmingen in het parlement is voorspelbaar: meerderheid tegen oppositie. Wisselmeerderheden zijn een taboe voor alle patijen, natuurlijk. In de Verenigde Staten zijn er maar twee partijen en dat maakt het nog bedenkelijker: het is ja of nee, er is geen plaats voor nuances.

    Er zijn dus heel wat aspecten aan het democratisch karakter van een politiek bestel en van een samenleving en het is onwaarschijnlijk dat er ooit ergens een volmaakte democratie zou kunnen bestaan. We moeten het dus doen met benaderingen van dit ideaal. Dat betekent dat we voortdurend op onze hoede moeten zijn voor afwijkingen en inbreuken op de democratische principes, op alle niveaus en in alle omstandigheden.

     

    De mens is niet steeds lief voor zijn medemens, homo homini lupus. De geschiedenis van het mensdom is er een van onvoorstelbaar geweld, vroeger en nu. Een van de vormen daarvan is de quasi onweerstaanbare neiging van mensen of groepen om dwang uit te oefenen op anderen. Dat gebeurt onvermijdelijk met wapens en wie de machtigste wapens heeft, heeft ook de grootste macht. Dat was vroeger zo en het is vandaag niet anders. Het is duidelijk dat dit geen democratisch principe is.

    Daarom moeten wij ons steeds zonder aarzelen en ondubbelzinnig verzetten tegen elk gewapend ingrijpen, ook als dat zou ingegeven zijn door een terechte bezorgdheid voor de democratische principes. Laten we enkele voorbeelden bekijken.

    De oorlog in Vietnam was, dat bleek overduidelijk uit de geschiedenis met de Pentagon Papers, geen strijd voor de democratie, noch politiek gezien, noch in de aanwending van de middelen; het was een onverdedigbare ingreep in een soeverein land, met als enige bedoeling het vrijwaren van de ideologische, politieke en economische macht van de V.S. in Indochina.

    Hetzelfde moeten wij zeggen over de inval in Irak. Zeker, ook het bewind van Sadam Hoessein was allesbehalve een democratie, maar een gewapende inval door enkele landen, zonder mandaat van de Verenigde Naties en veroordeeld door vele democratieën en alle communistische en ex-communistische landen, is een ongeoorloofde inbreuk op alle internationale rechtsprincipes. Het is een aanfluiting van de democratie en het is onwaarschijnlijk dat men op die manier in een land een democratie kan herstellen of stichten.

    Wij moeten ook de eindeloze conflicten en burgeroorlogen in centraal Afrika scherp veroordelen. Wij westerlingen dragen een zwaar koloniaal verleden met ons mee en dat maakt het ons onmogelijk om op een serene manier met onze vroegere kolonies om te gaan. Onder die omstandigheden zijn militaire contacten met hen, van welke aard dan ook, steeds totaal uit den boze. Als wij het regime in Kinsjasa of het leger van dat regime rechtstreeks of indirect steunen, dan zijn wij mede verantwoordelijk voor de misdaden tegen de mensheid die daar ontegensprekelijk begaan worden.

    Het is een gruwelijke gedachte dat wij hier in onze militaire scholen sinds jaren de hogere kaders opleiden van een leger dat als een van de meest bloeddorstige ter wereld berucht is. Het is een ijzingwekkende gedachte dat wij met onze subsidies een leger helpen in stand houden dat zich voortdurend schuldig maakt aan vreselijke humanitaire aanslagen op het eigen volk. Het is een surrealistische gedachte dat het Congolese leger hier bij ons op onze nationale feestdag mee zou opstappen in het militair defilé en dat onze ‘jongens’ zouden opstappen in een parade in Kinsjasa ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de onafhankelijkheid van onze vroegere kolonie. Welk detachement zouden we daarvoor selecteren? De para’s die tijdens de onlusten in 1960 mishandeld zijn en die op hun beurt ettelijke slachtoffers gemaakt hebben onder de bevolking bij de ‘bevrijding’ van Belgen? Of de afdeling die tien nauwelijks bewapende strijdmakkers verloor in 1994?

    Wat kan zelfs een ceremoniële Belgische militaire aanwezigheid in Kongo anders oproepen bij een bevolking die jarenlang door Belgische militairen is onderdrukt in de koloniale periode, dan een diepgewortelde weerzin? Militaire hulp gebeurt onvermijdelijk steeds aan het regime dat aan de macht is, niet aan de oppositie en in Kongo is het regime uitsluitend gesteund op militaire macht. Er zijn verkiezingen geweest, maar wij weten dat ze niet of nauwelijks democratisch waren en wij moeten vaststellen en durven erkennen dat dergelijke verkiezingen geen garantie zijn voor een democratisch bewind of voor een democratische maatschappij. Wij mogen ons niet verbergen, zoals de Belgische regering doet, achter die verkiezingen. Wij moeten durven uitspreken wat iedereen weet, namelijk dat er in Afrika wellicht geen enkel land is dat ook maar enigszins het ideaal van de democratie benadert en dat Kongo in de rij van die ‘prille’ democratieën zeker niet op de eerste plaats staat.

    Pieter De Crem, onze Crembo, flamboyant minister van Oorlog, onvermoeibaar wereldreiziger, lakei van de Amerikaanse oorlogsindustrie, christendemocraat en katholiek gelovige, is een gevaarlijke idioot. Hij is dat vooral omdat hij zich daarvan niet eens bewust is. Hij is overtuigd van zijn eigen gelijk, zoals ook Nixon dat was. Hij glorieert in zijn rol als pseudomilitair aanvoerder, would-be veldmaarschalk, condottiere, Führer van ons afgeslankt, jonger en daardoor nu zoveel performanter leger, een leger dat zich op zijn instigatie ver moet houden van vredesmissies en zich concentreren op zijn basistaken: vechten, tegenstanders doden, collateral dammage of niet. Onze F-16 toestellen bestoken in Afghanistan met de meest gesofisticeerde wapens een zootje ongeregeld, de Taliban, ‘religieuze vrijheidsstrijders’ bewapend met gestolen AK-47’s en ineen geknutselde bermbommen. Ook dit is een oorlog die we niet alleen niet kunnen winnen, maar ook, zoals in Vietnam, een onverantwoorde en ongeoorloofde inmenging in een land waar we niets te winnen hebben, maar veel te verliezen.

    Wij hebben niets geleerd uit Vietnam of uit andere conflicten, niets.

    Dat heeft ook Daniel Ellsberg zich gerealiseerd. Toen hij de Pentagon Papers verspreidde onder senatoren en volksvertegenwoordigers, gebeurde er absoluut niets. Pas toen hij naar de pers trok en Nixon zich als een razende op deze klokkenluider wierp, kwam er enige politieke reactie. Maar dat betekende nog niet dat iedereen de 7000 bladzijden plots ging lezen; dat Nixon niet herverkozen werd; dat men zich onmiddellijk uit Vietnam ging terugtrekken: dat heeft allemaal nog jaren geduurd en Ellsberg is moeten blijven vechten, ook later onder meer tegen de inval in Irak.

    Het is goed dat we even blijven stilstaan bij de gebeurtenissen van toen en bij mensen die de geschiedenis eigenhandig hebben veranderd zoals Daniel Ellsberg. Als we zo iemand vergelijken met het onthutsend frivole militarisme van feldwebel Pieter De Crem, dan stijgt het diepe rood van de plaatsvervangende schaamte ons tot over de oren. Wat moeten we aanvangen met dergelijke gevaarlijke idioten? In een democratisch bestel hebben daartoe verscheidene mogelijkheden. We kunnen zelf de alarmbel laten rinkelen, zoals ik hier nu doe. We kunnen ook aan hem en aan de partij waarvan hij een zo prominente vertegenwoordiger is, op de gepaste manier denken bij de volgende verkiezingen. Of we kunnen weer het speldje gaan dragen met het gebroken geweer, het symbool van dienstweigeraars en tegenstanders van oorlog.

    Oorlog is immers een misdaad tegen de mensheid.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    17-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.A rose is a rose is a rose...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ontluikende rozen

     

    Het was lente en de klare dag

    herboren in de krokusrode morgen

    verjoeg met aangenaam gevoel

    de bijtende kou.

    Voor het aanbreken van de dag

    was het weer al te streng geweest

    voorbode van de warmte van de dag.

    Ik slenterde door de besproeide tuinen

    over de haakse paden, begerig

    naar het genot van het volle daglicht.

    Hier hing de rijp gestold

    aan de gebogen grashalmen

    en prijkte op de kronen van de groenten,

    daar speelden ovale druppels

    op de brede koolblaren.

    Hier vergenoegden zich bedauwde rozenperken

    zoals men die vindt in Paestum

    in de opkomst van een nieuwe dageraad.

    Daar glansde her en der een parel

    op de berijpte struiken die verdween

    bij het eerste gloren van de dag.

    Was het nu de dageraad

    die uit de rozen zijn roze tint putte

    of verleende het rijzende daglicht

    hen die en zo hun kleur.

    De dauw is eender en de kleur

    de morgen maakt ze gelijk

    want Venus is de ene Godin

    van de Morgenster en de roos.

    Wellicht is ook hun geur eender

    maar de ene waait uiteen hoog in de lucht

    terwijl dichterbij de andere heviger is.

    De godin van Paphos

    heersend over ster en bloem tezamen

    verleent aan beide een zelfde purperen pracht.

     

    Toen brak het ogenblik aan

    waarop de ontluikende bloemknoppen

    zich ontplooiden in eendere blaadjes.

    Hier is er een groen gedekt

    met een nauwsluitende blarenhoed

    daar toont een andere haar purperrood

    met een aller-fijnst streepje.

    Hier opent er een de verheven kroon

    van haar fraaie obelisk en bevrijdt

    de tip van haar purperen knop.

    Een andere ontknoopt bovenaan

    haar samengesnoerde kleed

    reeds bedacht om zich te sieren

    met zijn blaadjes.

    Zonder aarzelen nu spreidt ze open

    de glorie van haar glimlachende kelk

    en laat de opeengepakte meeldraden zien

    van haar purperen binnenste.

    Een andere heeft nog maar net haar hoofd

    in volle vurige gloed gekleurd

    verbleekt nu verlaten

    door haar verlepte blaadjes.

    Ik verbaasde me over de snelle roof

    en dit vluchtige seizoen

    waarin rozen wijl ze ontluiken

    al helemaal verwelken.

    Zie hoe de rode manen van een purperen bloem

    afvallen terwijl ik spreek

    en de aarde fonkelt donkerrood bedekt.

    Al de levensvormen, al de nieuwgeboren

    brengt één dag voort en vernietigt

    dezelfde dag.

    Betreurenswaardige Natuur

    die de bloemen slechts kort genadig is.

    Wat je aan geschenken voor onze ogen tovert

    ontruk je ons meteen.

    Zolang als één dag

    zo lang is het leven van een roos.

    In hun jeugd belaagt de oude dag hen al.

    Wat de rode dageraad aanschouwde

    bij het prille ontluiken

    ziet hij bij zijn terugkeer

    aan het einde van de dag

    oud en afgeleefd.

    Maar zo hoort het:

    hoewel ze in weinige dagen ten onder gaat

    verlengt de roos haar leven

    en volgt zo zichzelf op.

    Komaan dan meid

    pluk de rozen

    terwijl de bloem jong is

    en jeugdig je kracht

    denk eraan

    dat je leven zo voorbij is.

     

    Dit is mijn vertaling of omzetting als je wil van een Latijns gedicht, De rosis nascentibus. Ik kan je niet zeggen wie de auteur is, want men weet het niet. Ooit is het toegeschreven aan niemand minder dan Vergilius zelf, maar dat geloven de latinisten vandaag niet meer. Al te veel eergierige auteurs hoopten door hun werk toe te schrijven aan de allergrootsten het prestige van hun aanzien en gezag op hun eigen werk te doen afstralen. Een andere kandidaat was Magnus Deci(m)us Ausonius, een laat-Romeins auteur die rond 393 in Bordeaux stierf. Maar als je dit gedicht in zijn vrij omvangrijk en verscheiden werk gaat zoeken, wacht je niets dan verwarring en teleurstelling.

    Een onverdachte autoriteit als Lewis & Short, toch niet de minste onder de wetenschappelijke Latijnse verklarende woordenboeken, vermeld s.v. rosa dat de band van die bloem met Venus te vinden is bij Ausonius: sacred to Venus: Idyllia 14; cf. id. ib. 6, 76 and 92. Maar wie op zoek gaat naar de Idyllia of Edyllia van Ausonius komt van een kale reis thuis: zij komen niet voor als titel in de lijst van zijn werken. We moeten dus besluiten dat iemand op een bepaald ogenblik een verzameling of beter: een selectie heeft gemaakt uit de gedichten van Ausonius en die afzonderlijk heeft uitgegeven onder de titel Idyllia. Wanneer dat gebeurd is? Geen idee. Het kan zowel in de Oudheid gebeurd zijn als in de Renaissance, dat geeft ons ongeveer tien eeuwen om in te grasduinen.

    Wie op zoek gaat… Lieve lezer, zoals Multatuli moet ik toegeven dat mijn verhaal eentonig is. Je zal het niet geloven, maar ons gedicht over de ontluikende rozen staat niet in het werk van Ausonius. Eén van de tekstuitgaven heeft het in een appendix, met de vermelding dat het gaat om een gedicht van ‘wellicht oudere datum’, maar van een anonieme auteur, ‘wellicht’ uit de vierde eeuw (en dus niet van Vergilius, 70-19 voor onze tijdrekening). De toeschrijving aan Ausonius zou pas gebeurd zijn door Aleander in een tekstuitgave van 1511. Zou dat misschien onze Idyllia zijn?

    Waarom ik me zo verbeten op deze tekst geworpen heb, wil ik jullie graag verduidelijken.

    Vooreerst beken ik gefascineerd te zijn door de roos als symbool. Ik schreef daarover een tekst die ik zelf nog steeds als een van mijn meest interessante beschouw. Ik nodig je uit om die nog eens na te lezen, want in wat hierna volgt, verwijs ik vaak naar die eerdere tekst. Klik dus even hier:

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=395

     

    Voor ons is de roos het symbool van brandende liefde; dat behoort tot onze cultuur. Als je iemand een of meer rode rozen schenkt, dan is dat bijna steeds een duidelijke boodschap van liefde of diepe genegenheid. Wij staan daar niet bij stil. Ik wel natuurlijk, ik wil nodig weten hoe we daartoe gekomen zijn en wanneer. Allerlei instanties willen ons laten geloven dat dit al zo was in de klassieke Oudheid. De roos was toen inderdaad bekend en wijdverspreid, dat zal elke geschiedenis van die bloem je duidelijk maken. Maar ik heb vergeefs gezocht naar een klassieke Griekse of Latijnse tekst waarin dat onomwonden kan vastgesteld worden.

    In mijn wanhoop deed ik zelfs een beroep op mijn vriend Paul Claes, uitnemend latinist, literatuurkenner, vertaler, dichter en romanschrijver. Hij bevestigde de gevestigde opvatting en verwees naar de Anthologia Palatina, een verzameling van antieke teksten. Ik dus op zoek daarin, maar, lieve lezers, eentonig is mijn verhaal…

    Onlangs deed ik nog maar eens een poging, die me een hele dag van het PC-kastje naar de muur van mijn bibliotheek liet hollen. Ik vertrok nogmaals van Lewis & Short, kwam dan weer bij Ausonius en vond uiteindelijk het gedicht over het ontluiken van de rozen, klik hier als je graag de Latijnse tekst eens leest:

    http://www.hs-augsburg.de/~Harsch/Chronologia/Lsante01/Vergilius/ver_apro.html

     

    Maar wat ben je met een tekst in het Latijn? Ook voor mij is dat zo goed als Chinees, met dat verschil dat ik met de hulp van een goed woordenboek na een dagje werk een omzetting in het Nederlands kan aanbieden van dit Latijns gedicht (en niet van een Chinees). Ik weet niet of er al Nederlandse vertalingen van bestaan, maar ik behoud me toch het copyright voor van deze versie. Men mag ze raadplegen en aanwenden voor persoonlijk gebruik en vermelden met mijn naam, dank u wel.

     

    Hebben we nu een aanduiding dat de roos sacred to Venus is? Het lijkt er wel op: sideris et floris nam domina una Venus (v. 14) en: communis Paphie dea sideris et dea floris (v. 16), je herkent deze verzen wel in mijn vertaling. Merk op dat vers 14 klopt met de eerste verwijzing in Lewis & Short; de tweede en derde kan ik maar nakijken als ik ooit een exemplaar van de Idyllia vastkrijg. Maar is dat een bewijs dat de roos reeds in de oudheid het symbool was van de liefde? We weten dat dit gedicht niet van Vergilius is, dus is het geen bewijs voor de klassieke periode; het is ‘wellicht oud’, maar hoe oud? De toeschrijving aan Ausonius zou ons een bewijs leveren voor rond 390, wat al heel laat in de Romeinse tijd is, maar wij weten dat die toeschrijving onterecht is… Als we zouden aannemen dat het Aleander was die het gedicht opdiepte uit ik weet niet welke gedrukte bundel of duister manuscript, dan zitten we in 1511 en dat is de Renaissance.

    Ik besluit dan maar ten voorlopige titel dat we nog steeds geen bewijs of zelfs maar een betrouwbare aanduiding hebben voor een band tussen de roos en Afrodite of Venus in de klassieke oudheid en dat dit verband dus uit een latere periode moet dateren, zoals ik stelde in mijn tekst over de uitdrukking sub rosa.

     

    Toevallig bracht Google me na talloze pogingen nog eens op de prachtige en voortreffelijke website Theoi, klik hier voor een leerrijk bezoek: http://www.theoi.com/. Daar vond ik een interessant lijstje van citaten die onze godin in verband (zouden) brengen met onze roos.

    Laten we ze even doornemen.

    Het eerste is een fragment uit de Anacreontea, een onderdeel van de Anthologia Palatina, met gedichten die ten onrechte toegeschreven zijn aan Anacreoon (570-488); ze dateren uit de ruime periode die gaat van 100 voor onze tijdrekening tot de zesde eeuw. We lezen in fragment 35 dat de ‘zachte roos de adem is van de goden en de vreugde van de stervelingen, de glorie van de Kharites (de Gratiën) en de vreugde van de Erotes (of Amores, halfgoden in het gevolg van Afrodite/Venus) met hun rijke guirlandes en van Afrodite; het is een onderwerp voor poëzie en een gracieuze plant van de Muzen’.

    De roos wordt hier uitbundig geloofd, maar slechts terloops, naast al de andere goden, halfgoden, muzen en de dichters aan Afrodite toegeschreven. Erg overtuigend is dit niet. Als we er dan nog bij bedenken dat het gaat om anonieme en vrij late Griekse teksten, die zelfs tot de vroege Middeleeuwen kunnen behoren…

    Fragment 44 is nog vager voor een concrete toewijzing aan Afrodite: er is zelfs geen rechtstreekse band, enkel via haar zoon Eros/Amor.

    Een volgend fragment (288), toegeschreven aan Ibycus (zesde eeuw voor onze tijdrekening) zegt: Kypria (=Afrodite, de godin van Cyprus) en Peitho met de zachte oogleden brachten jou op te midden van de rozenbloesems. Tja…

    Dan komen we bij Pausanias, die leefde in de tweede eeuw, de tijd van Marcus Aurelius. Hij maakte een Beschrijving van Griekenland, wellicht op grond van eigen waarneming tijdens zijn reizen. In boek 6, 24, 6-7 lezen we: ‘Er is daar ook een heiligdom voor de Gratiën; de beelden zijn van hout, de kleren verguld, de aangezichten, handen en voeten zijn van wit marmer. Een van hen houdt een roos vast, die in het midden een teerling en de derde een kleine mirtentak. De reden waarom ze deze dingen vasthouden kunnen we hieruit raden. De roos en de mirte zijn aan Afrodite gewijd en verbonden met het verhaal van Adonis, terwijl de Gratiën van alle goden het meest verwant zijn met Afrodite (&c).’

    Is dit de smoking gun of beter de geurige roos die we zo wanhopig zoeken? Wel… Ten eerste kunnen we Pausanias niet echt een vroege auteur noemen en dus niet representatief voor het oude Griekenland en wat Rome betreft niet voor de Republiek, enkel voor het latere keizerrijk. Bovendien vindt hij het nodig om uit te leggen dat de mirte en de roos aan Venus gewijd zijn, wat erop wijst dat dit niet evident was of algemeen geweten. Vervolgens is het niet een beeld van Afrodite dat de roos in de hand heeft, maar een van de Gratiën. Pausanias sleurt Afrodite er met de lieflijke lokken bij, mag je wel zeggen. Want de verwijzing naar Adonis klopt ook niet. Volgens het klassieke mythologisch verhaal besprenkelde Afrodite het dode lichaam van Adonis met nectar en veranderde zo elke druppel bloed in een… nee, geen roos maar een anemoon!

    Volgens een heel recente en weinig betrouwbare tekst op het internet zouden de eerste rozen ontstaan zijn toen Venus haar teen kwetste aan een doorn toen ze Adonis bijstond in zijn laatste uren, maar wat daarvan de oorsprong zou zijn, behalve een rijke verbeelding van een romantische herbariste, is me niet duidelijk.

    Bij Apuleius, de auteur van het Satyricon, die leefde rond 150, vinden we in ‘De Gouden Ezel’, een onderdeel van de ‘Metamorfosen’, een korte verwijzing naar een aantrekkelijke plek waar, naast vele andere planten en bloemen, ook ‘enkele schitterende rode rozen’ stonden; die plek, zegt hij, doet hem denken dat het de woonplaats is van Afrodite en de Gratiën’ (4.2). Ook hier is het veeleer een amalgaam van verschillende elementen, waaronder weliswaar ook enkele rozen, dat naar Afrodite verwijst; men kan hier bijgevolg evenmin spreken van een expliciete en directe band tussen de bloem en de godin.

    Dan belanden we bij Nonnus, een epische dichter over wie we bijzonder weinig weten, zelfs niet in welke eeuw hij precies leefde, wellicht de derde of vierde eeuw na het begin van onze jaartelling. Hij schreef (naast een parafrase van het evangelie van Johannes!) een epos over Dionysos en zegt daarin: ‘de mirte, een kruid van de passie, dat (Afrodite) evenzeer bemint als de roos en de anemoon.’ (32.10) Een late, meer dan vage bron, een vrij algemene toewijzing van allerlei bloemen en planten aan Venus. In een verder fragment zien we wel rozen, maar niemand betwist dat die in de oudheid alom tegenwoordig waren om met hun geur de omgeving enigszins draaglijk te maken voor beschaafde menselijke omgang; dat die ook bij huwelijken gebruikt werden, betekent nog niet dat ze specifiek met Venus of de liefde verbonden waren, ze kwamen immers bij álle gelegenheden aan bod.

    Ten slotte is er nog een vage tekst over ‘een schilderij van Zeuxis, in de tempel van Afrodite in Athene, waarop een heel jeugdige Eros afgebeeld staat, omringd door rozen’ in de Suda, een Byzantijnse encyclopedie uit de tiende eeuw. Vage band met Afrodite zelf, heel late bron.

     

    Als dat alles is waarmee men voor de dag kan komen, dan blijf ik, nog steeds voorlopig, op mijn standpunt dat de roos pas in de Middeleeuwen het symbool is geworden van de liefde.

     

    Ik vond nog een verwijzing naar Bonaventure Des Périers, een Franse auteur die rond 1543 gestorven is in Lyon en die onder de titel Des Roses een bijna letterlijke vertaling schreef van ‘ons’ gedicht (aangezien niemand anders het als auteur opeist). Ik citeer een kort stukje, dat aandachtige lezers moeiteloos zullen herkennen:

    …

    Pour donc un peu recréer mes espritz

    au grand verger tout le long du pourpris

    me promenois par l’herbe fresche et drue.

    Là je veis la rose épandue

    et sur les choulx ses rondelettes gouttes

    courir, couler, pour s’entrebaiser toutes

    &c.

     

    Die tekst deed bij een Duitse Goethe-enthousiast in 1894 een belletje rinkelen: hij herkende in de aanvang van Des Roses de eerste verzen van een vroeg gedicht van Goethe: Zueignung (er is ook een korter, later gedicht van hem met dezelfde titel):

     

    Der morgen kam; es scheuchten Seine Tritte

    Den leisen Schlaf, der mich gelind umfing.

    Dass ich, erwacht, aus meiner stillen Hütte

    Den Berg hinauf mit frischer Seele ging; &c.

     

    Maar daarin is nergens sprake van rozen.

     

    Ik wil jullie ook dit zeer bekende gedichtje van Robert Herrick (1591-1674) niet onthouden, omdat het zo goed aansluit bij ons thema en zowat helemaal gestolen is uit het anonieme De rosis nascentibus of, meer waarschijnlijk, Des Périers’ Des Roses.

     

    To the Virgins, to Make Much of Time

    Gather ye rosebuds while ye may,

    Old Time is still a-flying:

    And this same flower that smiles to-day

    To-morrow will be dying.


    The glorious lamp of heaven, the sun,

    The higher he's a-getting,

    The sooner will his race be run,

    And nearer he's to setting.


    That age is best which is the first,

    When youth and blood are warmer;

    But being spent, the worse, and worst

    Times still succeed the former.


    Then be not coy, but use your time,

    And while ye may, go marry:

    For having lost but once your prime,

    You may for ever tarry.

     

    Dit is mijn omzetting voor wie zelfs dit simpele Engels te lastig is:

     

    Aan de jonge meisjes, opdat ze hun tijd goed zouden gebruiken

     

    Verzamel de rozenknoppen zolang je kan

    de oude tijd vliegt immer heen

    dezelfde bloem die je vandaag toelacht

    zal morgen sterven.

     

    De glorieuze hemellamp, de zon

    hoe hoger ze stijgt

    hoe sneller zal haar loop voleindigd zijn

    en hoe dichter bij het ondergaan.

     

    Er is geen betere leeftijd dan de eerste

    wanneer het bloed en de jeugd warmer zijn

    maar wanneer ze afgelopen zijn, volgen slechtere

    en de slechtste tijd komt altijd na de vorige.

     

    Laat je dus niet pramen en gebruik je tijd

    en zolang je nog kan, trouw dan

    want eens je je jeugd verloren hebt

    kan je wel eeuwig blijven dralen.

     

     

    Het thema van het plukken van de rozen herinnert onvermijdelijk aan Horatius’ Carpe diem (Carmina, 11). De Latijnse tekst vind je hier, samen met heel wat toelichting, in het Engels: http://www2.cnr.edu/home/sas/araia/horace1.11.html

     

    Deze Nederlandse vertaling is van Anton Van Wilderode, natuurlijk. Hij zal me vanuit de hemel wel geen copyrights aanrekenen, ik haalde de tekst uit zijn ‘Liederen uit mijn landhuis’, en wel het exemplaar dat hij speciaal voor mijn zoon Dirk dedicaceerde in 1988.

     

    Zoek niet te weten (het is ongeoorloofd)

    welk levenseinde de goden voorbeschikken

    aan mij, aan jou, Leuconoë, lief gekje!

    Probeer niet verder naar de calculaties

    te gissen van Chaldeeuwse wichelaren!

    Veel beter is het lijdzaam te aanvaarden

    wat ons te beurt zal vallen. Om het even

    of Jupiter je nog méér winters toestaat

    of thans de lààtste geeft die de Thyrrhenum

    tekeer doet gaan tegen de puimsteenriffen:

    wees wijs, filtreer je wijn, doe liever afstand

    van iedere verwachting in de verte.

    Het is immers kort dag. Terwijl we praten

    ontvlucht de tijd ons treiterachtig.

    Geniet ten volle van de dag van heden

    en reken niet te zeer op die van morgen!

     

     

    Vergeten we ondertussen ook het Sonnet voor Hélène niet van Ronsard dat ik hier enkele dagen geleden vertaalde en dat eindigde met:

    Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain :

    Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.

    Klik hier voor de volledige tekst: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=596000

     

    Ik besluit met een opmerking over ‘ons’ gedicht. Misschien is het je bij eerste lezing van mijn vertaling niet opgevallen, maar ik vind het niet alleen erg fris en modern aandoend, maar in de beschrijving van de ontluikende rozen ook nogal overduidelijk erotisch… of is dat mijn oude-bokken-lusten-groene-blaadjes verbeelding? Klik hier om alles te weten over deze uitdrukking: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=157

     

    Dank dat je met mij deze lange wandeling wou maken door de rozentuinen van de poëzie en de geschiedenis.

     

    Karel


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    15-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een goede verstaander...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een goede verstaander heeft maar een half woord nodig, of heeft aan een half woord genoeg.

    Het is een gezegde in zowat alle talen, denk ik, en van alle tijden.

    Plautus gebruikte het al in Persa, een van zijn blijspelen, rond 200 voor onze tijdrekening, maar was toen waarschijnlijk niet de eerste, het was dan al een staande uitdrukking, mogen we wel aannemen. Zijn precieze formulering was: dictum sapienti sat est (Persa, 729) en de betekenis is meteen duidelijk: wat je zegt is genoeg voor (deze) wijze, ik heb het begrepen. Ook bij Terentius vinden we het terug (Phormio, 541), dat is ongeveer 50 jaar later dan Plautus.

    Als we het gezegde in de praktijk brengen, kunnen we de uitdrukking zelf gaan inkorten, een goede verstaander heeft namelijk genoeg aan slechts een gedeelte ervan: sapienti sat. Een alternatief is: sapienti pauca, de goede verstaander heeft aan weinig (woorden, gegevens) genoeg. Voor dictum vinden we soms ook verbum, 'woord' en dat leidt dan weer tot de wel heel korte vorm verb sap, een tussenwerpsel om de aandacht van de lezer te vestigen op een verborgen betekenis of op het belang van de boodschap; als men verb sap ziet staan, weet men dat er iets heel betekenisvols volgt. Naar verluidt zouden Haydn en Beethoven vaste gebruikers geweest zijn van onze uitdrukking. 

    Ook in het Nederlands gebruiken we een korte vorm: ‘Een goede verstaander…’

    Een voorbeeld: Kim Clijsters was gestopt met de competitie. Journalisten hadden gemerkt dat ze na de geboorte van haar dochtertje opnieuw serieus was gaan trainen. Dan hadden ze in de krant kunnen schrijven: Clijsters hervat training… sapienti sat! Helaas zou slechts een kleine groep ‘wijzen’ de uitdrukking begrepen hebben, Q.E.D.

    In het Engels is de uitdrukking ook heel oud. Ze komt al in 1577 voor, wellicht omdat men toen opnieuw kennismaakte met de blijspelen uit de klassieke oudheid. A word to the wise (is enough), say no more, enough said, enough: dit zijn enkele vormen die ons gezegde in het Engels aanneemt. Of nog: a word is more to him that hath wisdom than a sermon to a fool.

    Het Frans blijft niet ten achter: à bon entendeur (un mot/demi-mot suffit).

    Duits: (den) Gelehrten ist gut predigen.

    Spaans: al sabio una sola palabra le basta; al entendido por señas (te vertalen als: ik moet er geen tekeningetje bij maken?).

    Italiaans: una parola per il saggio.



    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie, wetenswaardig
    14-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.muziek op zondag
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op zondag, lieve lezers, wil mijn intuïtief aanvoelen mij wel eens naar de muziek leiden. Zijn de muzikaal opgeluisterde hoogmissen uit mijn jeugd in het provinciale, burgerlijke Eeklo daar mede voor verantwoordelijk, en de luie, lege namiddagen met op de radio het opera en belcantoprogramma, een erfenis uit de bezetting, dat generaties Vlamingen heeft gevormd, ten goede of ten kwade? Tijdens de weekeinden was het in ieder geval dat muziek toen meer kansen kreeg, dat er ruimte en tijd voor was. Pas later, toen ik zelf over een eigen draagbare radio beschikte, is muziek dagelijkse kost geworden, sinds mijn twintigste sta ik er mee op en ga ermee slapen, letterlijk.

    Enkele dagen geleden liep ik rond in Leuven, de stad waar ik enkele jaren studeerde en bijna veertig jaar werkte. Het grootste gedeelte van mijn leven heeft zich afgespeeld op die enkele honderden vierkante meter in het hart van de stad: het stadspark, het Maria Theresiacollege, het pas gerestaureerde Collegium Veteranorum, de Universiteitshallen, met mijn kantoor dat uitgaf op de Oude Markt. Het was mijn habitat en in mijn hart is het dat gebleven, ook al kom ik er nu amper nog wekelijks.

    Op het altijd drukke Fochplein stond een herkenbaar Midden-Europese rijzige man met een bescheiden accordeon en een kartonnen doosje zonder deksel. Hij groette mezelf en de andere voorbijgangers niet al te overdreven vriendelijk, maar aangezien hij niet speelde, stak hij slechts halfhartig zijn hand met de doos uitnodigend uit. Dat ontlokte mij een even vriendelijke maar afwijzende reactie. Niet spelen, geen brood.

    Even later, na een paar boodschappen (biologisch sesamzaad en maanzaad om in het brooddeeg te verwerken, een handcrème voor mijn winterhanden) ontmoette ik hem terug in de Diestsestraat, de nog altijd tweederangs winkelwandelstraat die parallel loopt met de would-be chiquere Bondgenotenlaan, niet alleen op de Vlaamse versie van het Monopolyspel. Hij zat op een van de stevige banken die het stadsbestuur er heeft neergezet en speelde, zoals veel van zijn collega’s, dat overpopulaire deuntje Otsji tsjornie, Zwarte ogen. Als je wil kan je de niet onaardige tekst ervan nalezen op Wikipedia, klik hier: http://nl.wikipedia.org/wiki/Zwarte_ogen_(lied). Of was het misschien Kalinka, dat andere alom bekende Russische liedje over het Gelders roosje (Viburnum opulus) en zijn bijna-naamgenootje de malinka, de framboos?

    Ik hou van straatmuzikanten van alle slag en geef zo ook altijd wat kleingeld, als ik dat bijheb. Maar ik maak me wel eens druk over het afgezaagde en door en door gecommercialiseerd en verwesterst repertorium waartoe hoofdzakelijk Slavische bannelingen en asielzoekers zich menen te moeten beperken. Dat was ook nu weer zo en dus richtte ik me na een bescheiden geldelijke bijdrage tot de man met de vraag waar hij vandaan kwam. Hij was wat verbouwereerd door mijn persoonlijke benadering, blijkbaar was hij geen echte professionele bedelaar, maar veeleer een muzikant op den dool. Ik ging naast hem op de bank zitten en probeerde het in verscheidene talen en plots had hij het door en antwoordde enthousiast Boedapest! Daarop vroeg ik hem om iets te spelen uit zijn eigen land, een stukje volksmuziek uit Hongarije. Hij keek me nog altijd wat verbaasd en niet-begrijpend, aarzelend aan, maar plots begon hij te spelen, mensenlief, met een overgave en subtiliteit zoals je die enkel bij rasmuzikanten vindt. Het was, merkte ik, een trage, melancholische tango, maar dan in een Slavische versie, geen Malando (de Nederlander Arie Maasland, 1908-1980) of gesyncopeerde Piazolla, geen Latijns-Amerikaanse opgewonden passie maar een meer bezonnen, verinnerlijkt en melodieus lied. Zijn verkleumde vingers vonden feilloos de noten van de melodie en de fijne, vluchtige versieringen die hij met zijn blik op oneindig ter plaatse liet opwellen om mij te plezieren. Enkele omstanders leken het tafereeltje te appreciëren en wierpen enkele centen in het doosje.

    Het heeft al bij al maar enkele minuten geduurd, maar het heeft indruk gemaakt en het blijft nog nazinderen. Vele gedachten zijn sindsdien door mijn hoofd gegaan, over de man en zijn familie, zijn achtergrond, zijn kansen in deze wereld; over mobiliteit en de verschillende levensstandaard in Europa en hoe die tot stand zijn gekomen en hoe dat nu verder moet. Over medelijden en structurele hulp, over medemenselijkheid en de zin van aalmoezen. Over muziek als een gave, een talent, een genetische afwijking of het resultaat van hardnekkige verbeten oefening of een combinatie van beide. Over ontmoetingen die je raken maar die geen toekomst hebben. Over mens zijn in deze tijd.

    Gisterenavond waren we weer vrijgesteld van tv-kijken: er was geen enkel programma dat we ook maar een blik waardig achtten, ondanks de tientallen zenders op de kabel en de honderden via de schotelantenne. Lut had van Aike een dvd geleend met My Fair Lady, de filmversie van George Cukor uit 1964 met Rex Harrison en Audrey Hepburn, tekst van Jay Lerner en muziek van Fred Loewe. We hebben ervan genoten. Het is een musicalbewerking van een toneelstuk uit 1913 van George Bernard Shaw, Pygmalion, dat op zijn beurt inspiratie putte uit vroegere theater- en musicalversies van de Griekse mythe van Pygmalion, de Griekse beeldhouwer die verliefd werd op een ivoren beeld dat hij had gemaakt van een vrouw; Venus wekte haar tot leven zodat ze konden trouwen…

    De avond heb ik afgesloten (Lut was toen al naast mij vrijwel helemaal in dromenland in haar zetel) met een laat optreden van het Kronos-kwartet op Mezzo. Dit ensemble is vooral bekend om zijn weerbarstige keuzes: hedendaagse, populaire en wereldmuziek. Ze maken ook graag gebruik van elektronische ondersteuning en treden nooit op in de obligate stijve pinguïnpakken en vadermoordenaars die veel mindere artiesten nog steeds aantrekken. Origineel, excentriek, maar wat een niveau!

    We zijn deze zondag begonnen met Klara en de altijd boeiende Bart Stouten. Er is ook weer oude muziek van 12 tot 14 uur met Johan Van Cauwenberghe, de voorbeeldige presentator die in Leuven in het hoekhuis woont, vlakbij het stadspark, waar vroeger Aplhonse De Waelhens woonde, de filosoof die me probeerde in te leiden in de logica. Daarna probeer ik wellicht nog eens Tosca, maar ik vrees dat ik het niet zal volhouden; men kiest daar nu vooral voor kaskrakers maar dat betekent dat je enkel de meest bekende aria’s hoort, uitentreuren, en dat is spijtig: het verknoeit het zeldzame plezier van die geliefde toppers door ze te vaak te herhalen en het levert een voorspelbaar, oppervlakkig en op populair succes afgestemd programma op, niet een gespecialiseerd en vernieuwend programma voor oude opera-en-balcantoliefhebbers zoals ik.

    Ik kan me geen leven voorstellen zonder muziek.


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    13-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sonnet voor Hélène
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wanneer je al goed oud zal zijn

    en s’ avonds bij kaarslicht

    zit bij de haard

    afhaspelend en spinnend

    en mijn gedichten neuriënd opzegt

    besef je blij verwonderd

    Ronsard bezong me toen ik nog knap was.

     

    Dan is er geen van je meiden die dat verneemt

    al half ingedommeld van het labeur

    die niet wakker schiet bij het horen van mijn naam

    die de jouwe met mijn loftuitingen vereeuwigde.

     

    Ik lig dan al onder de grond

    een schim zonder gebeente

    bij de mirtenstruiken ging ik rusten.

     

    Dan ben jij krom en oud

    en treurt nu om mijn liefde

    die je toen trots afwees.

     

    Geloof me, wacht om te leven niet tot morgen

    pluk vandaag nog de rozen van het leven.

     

    (vertaling © Karel D’huyvetters 2010)

     

    Dit is mijn werkvertaling van een van de meest geliefde gedichten van Pierre de Ronsard, uit de bundel Sonnets pour Hélène (1587).

    Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle,

    Assise auprès du feu, dévidant et filant,

    Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant :

    Ronsard me célébrait du temps que j’étais belle.


    Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle,

    Déjà sous le labeur à demi sommeillant,

    Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant,

    Bénissant votre nom de louange immortelle.

     

    Je serai sous la terre et fantôme sans os :

    Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : 

    Vous serez au foyer une vieille accroupie,

     

    Regrettant mon amour et votre fier dédain.

    Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain :

    Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.

     

    En dit is een parafrase door W.B. Yeats in zijn bundel van 1893 ‘The Rose’.

    When You are Old


    When you are old and grey and full of sleep,

    And, nodding by the fire, take down this book,

    And slowly read, and dream of the soft look

    Your eyes had once, and of their shadows deep.

     

    How many loved your moments of glad grace

    And loved your beauty with love false or true,

    But one man loved the pilgrim soul in you,

    And loved the sorrows of your changing face.

     

    And bending down beside the glowing bars,

    Murmur, a little sadly, how Love fled

    And paced upon the mountain overhead

    And hid his face amid a crowd of stars.

     

    Wanneer jij oud bent en grijs en overmand door slaap

    en knikkebollend bij het vuur dit boek openslaat

    en traagzaam leest en droomt van de zachte glans

    die ooit je ogen sierde en over hun schaduwen zo diep.

     

    Hoeveel waren er niet die genoten van je blije gratie

    en van je schoonheid hielden met een liefde vals of echt

    slechts een enkele hield van de pelgrimsziel in jou

    en van de zorglijnen die je gelaat vertekenden.

     

    Dan zit je gebogen bij de gloeiende kolen

    en mompelt met spijt over een liefde die vervloog

    en haar schreden richtte naar de berg daarboven

    en haar gelaat verborg tussen een menigte sterren.

     

    (vertaling © Karel D’huyvetters 2010)

     

      

     

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    11-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Smeekgebed
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vroeger was het de meest gewone zaak, vandaag gebeurt het nog nauwelijks, vermoed ik: het smeekgebed.

    Nog niet zo heel lang geleden richtten vele gelovigen zich zonder enige aarzeling of twijfel tot God, Jezus, Maria of een of meer heiligen om een gunst af te smeken, voor zichzelf of voor anderen. Dat kon gaan om triviale dingen, zoals een schietgebedje tot de heilige Antonius om een sleutelbos terug te vinden, tot een heuse pelgrimstocht om de genezing van een ongeneeslijke ziekte.

    Men ging er daarbij van uit dat God of zijn heiligen niet alleen dit smeekgebed aanhoorden, maar dat zij bovendien zouden ingrijpen in de loop van de gebeurtenissen in de wereld. Voor de sleutelbos zouden zij op een of andere manier onze aandacht vestigen op de plaats waar we hem konden terugvinden. Voor de ongeneeslijke ziekte zouden zij op werkelijk miraculeuze wijze tussenkomen. Het succes van het smeekgebed was niet gegarandeerd: je kon het wel vragen, maar daarmee was het nog niet verkregen: het moest de betrokkene ook ‘zalig zijn’. God kon ja of nee zeggen, dat was duidelijk, want de ervaring toonde aan dat niet elk smeekgebed tot een gunstig gevolg leidde.

    Het was een wondere wereld, dat geloof. Men kon niet anders dan zelf vaststellen dat dergelijke gebeden vrijwel nooit succes hadden, of toch niet meer succes dan het gewone toeval, dus zoveel succes als wanneer er niet gebeden werd. Maar dat weerhield niemand om met overtuiging allerlei verzoeken te richten aan de hemel. Men was overtuigd dat het werkelijk mogelijk was dat men verhoord werd.

    Het kon niet anders of wetenschappers zouden zich over deze kwestie buigen. Men deed onderzoekingen waarbij men gelovigen van verschillende overtuigingen liet bidden voor de genezing van zieken, met een blindproef waarbij andere zieken het zonder die voorspraak moesten doen. Het zal jullie niet verbazen, lieve lezers, dat er geen miraculeuze genezingen werden vastgesteld. Er was geen enkel gunstig resultaat te merken van het bidden op voorspraak.

    Als je dan denkt: baat het niet, dan schaadt het niet, dan vertel ik er nog bij dat in een aantal gevallen er een negatief resultaat was: statistisch gezien waren er meer gevallen waarin de ziekte slecht afliep bij de personen voor wie gebeden werd dan bij de andere. Dat zal dan wel een statistische afwijking of toeval zijn, maar het is toch maar akelig dat de balans precies naar die kant doorsloeg…

    Iets anders is natuurlijk het gevolg van het smeekgebed op de gemoedsgesteltenis van degene die bidt. Het is algemeen bekend dat elke vorm van contemplatie, of men dat nu bidden noemt, mediteren of wat dan ook, een gunstig effect kan hebben. Door zeer bewust bezig te zijn met ons verdriet en door onze hoop te accentueren, bewerkstelligen we in onszelf een zekere rust, die ertoe leidt dat wij beter in staat zijn om het onheil onder ogen te zien en zelfs te aanvaarden. Zoiets kan zelfs op de gezondheid een gunstige invloed hebben.

    De Catechismus van de Katholieke Kerk is terecht heel terughoudend over het smeekgebed. Je zal er vergeefs zoeken naar een expliciete bevestiging van het (voormalig) volksgeloof over de efficiëntie van het smeekgebed. Nochtans was dat geloof altijd al zeer aanwezig in de kerk en bij de gelovigen. Het Oude Testament staat bol van uitdrukkingen als: hij richtte zich tot de Heer en zijn gebed werd verhoord; de Heer heeft het gebed van zijn volk gehoord en het gered.

    Maar ook in het Nieuwe Testament worden gebeden verhoord. Jezus zelf bidt tot de Vader voor de opwekking van Lazarus en zegt letterlijk: ik wist wel dat Gij Mij altijd verhoort (Joh 11, 41-42). Bij Mc 11,24 lezen we: Alles wat ge in het gebed vraagt, gelooft dat ge het al verkregen hebt. En: Alles kan voor wie gelooft (Mc 9,23). En wie herinnert zich niet: 9 Daarom zeg ik jullie: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. 10 Want wie vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan (Lk 11). En dan is er het vreemde verhaal van de lastige weduwe in Lk 18:

    1 Hij vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven: 2 ‘Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen. 3 Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: “Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander.” 4 Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij niets aan de mensen gelegen liggen, 5 toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan.’ 6 Toen zei de Heer: ‘Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht. 7 Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen? Of laat hij hen wachten? 8 Ik zeg jullie dat hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?’

    Al deze teksten en de niet aflatende prediking gedurende tweeduizend jaar hebben bij de gelovigen verwachtingen gecreëerd die niet konden ingelost worden. Ook vandaag nog zal geen priester het wagen om te zeggen dat bidden niet helpt, niet kan helpen, dat het geen zin heeft om aan God, Maria of de heiligen iets te vragen, om missen te laten opdragen, om op pelgrimstocht te gaan.

    Het smeekgebed is door de kerk in de gelovigen gehamerd, het is een soort van tweede natuur geworden, een gewoonte. Toen mijn oudste zoon zijn eerste examens deed aan de universiteit, betrapte ik mezelf erop dat ik iets als een smeekgebed richtte tot… ja tot wie? Ik wist het niet, maar toch deed ik de vrome wens dat hij het goed zou doen. Ik vond dat ik dat moest doen, dat het beter was om het te doen dan het niet te doen en onverschillig te zijn, er geen aandacht aan te besteden. Verwachtte ik dat mijn smeekbede hem zou helpen? Nee, niet echt, maar toch ‘voelde’ ik een of ander verband tussen de twee.

    Het is natuurlijk voor de mens om uiting te geven aan zijn nood en aan zijn verwachtingen. Wanneer hij dat niet kan doen in een gesprek met anderen, zal hij een fictieve conversatie opzetten met zichzelf. Wat doen wij in gespreksgroepen en zelfhulpgroepen anders dan over ons leed en onze bezorgdheden praten? Wat lopen we anders in onszelf te mopperen of ongenietbaar te zijn voor onze omgeving? Niets is normaler dan dat.

    Maar het is abnormaal te verwachten dat onze gesprekken, onze zorgen en ons vrome wensen op miraculeuze wijze iets aan de gebeurtenissen zouden veranderen. Dat is een mystificatie, een misleidende voorstelling van de Kerk of waartegen de Kerk zich niet voldoende heeft verzet.

    Er wordt niet veel meer gebeden en nog minder gesmeekt, zelfs niet in de kerken. Wat kunnen we dan als bewuste volwassenen doen wanneer het onheil ons of onze geliefden treft?

    We kunnen met elkaar praten. We richten ons tot vrienden en bekenden en vertellen hen over wat ons zorgen baart of ongelukkig maakt. We schrijven hen om hen te vertellen wat ons overkomen is en we putten steun en troost uit onze boodschap en uit hun reacties. We kunnen, nee moeten openstaan voor het leed van de mensen uit onze omgeving want wie kan er ongevoelig zijn voor hun leed? We mogen hen bijtreden in hun hoop en wens dat het straks weer beter gaat, hen ondersteunen in hun vertwijfeling of onze deelneming betuigen in de rouw die hen treft.

    We kunnen ook niet anders dan voortdurend met onszelf in gesprek treden, bewust of onbewust en ons meer vragen stellen dan er antwoorden zijn.

    En we mogen hopen dat we op die manier enigszins tot een verzoening komen met wat er in ons leven gebeurt, wat er ook gebeure, in het besef dat het onvermijdelijke toch gebeuren moet.

    Als je dat bidden wil noemen, dan zal ook ik me aansluiten bij jouw gebed voor de genezing van een geliefde.




    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!