Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    12-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een verhaal over Alzheimer en tijd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Na de ingespannen dagen van de lectuur van Serendipity stelde zich deze morgen de vraag naar het volgende boek. Ik spendeer vele uren in tweedehandsboekenwinkels, in andere boeken en op internet, op zoek naar interessante boeken en ik koop elke maand ten minste een tiental en gewoonlijk nog meer boeken aan. Er staan dus op de boekenrekken die me omringen genoeg kandidaten te wachten op mijn weifelende blik. Elke titel herinnert me aan de al dan niet intense opwinding van het vinden, aan de belofte van het leesgenot, de intellectuele uitdaging, de bevestiging van mijn eigen denken en voelen, de verrassing van het niet-voorspelbare, de zeldzame originaliteit.

    Ik was, na verscheidene non-fiction boeken, wel toe aan een gemakkelijker verteerbaar maal. Nu ik erop terugkijk, heb ik in meer dan een jaar maar een paar boeken gelezen die géén non-fiction waren, een novelle van Bates, grotendeels in de wachtkamer van dokters, een van P.D. James en een van William Trevor. Dat verbaast me, ik was mij er niet van bewust en het doet me nadenken. Waarom lees ik eigenlijk? Naar wat ben ik op zoek? Wat maakt me zo rusteloos, wat verhindert me om me te ontspannen met een lekker verhaal?

    Ik had bij de Slegte in de solden (dat wil wat zeggen: tweedehandse solden!) enkele hardcovers opgepikt voor elk 1 euro en een daarvan was The Horizontal Instrument (1999, 198 pp.) van Christopher Wilkins, met als veelbelovende ondertitel: A Novel of Love, Memory and the Quest to Measure time. Met zoveel elementen die tot mijn belangstellingssfeer behoren kon het niet mis gaan.

    Laat me beginnen met eventuele misverstanden over dat horizontaal instrument de kop in te drukken: het heeft niets te maken met de Love uit de titel maar alles met het laatste, de zoektocht naar het meten van de tijd. Het is, althans volgens de auteur, een merkwaardig toestel om de juiste tijd van de dag te meten op basis van de stand van de zon, een soort van draagbare zonnewijzer, die zou toegeschreven zijn aan Willam Oughtred (1575-1660), de uitvinder van de rekenliniaal, een instrument dat nu door handige rekenmachines naar de vergetelheid verwezen is; wij gebruiken nog wel de symbolen voor vermenigvuldigen (x) en delen (:) die hij heeft voorgesteld.

    Het boek is een dubbel verhaal. De ene verhaallijn is die van een jongeman die een wat oudere vrouw leert kennen, verliefd wordt en met haar trouwt en een gelukkig leven leidt tot het ogenblik dat zijn echtgenote op haar 38ste de eerste tekenen vertoont van wat een virulente vorm van Alzheimer’s ziekte blijkt te zijn. De andere rode draad is die van de bouw, door de hoofdfiguur, van een perfect lopend zakhorloge. Beide patronen, die in afwisselende hoofdstukken verwerkt zijn, geven ampel aanleiding tot bedenkingen en dialogen over tijd, herinnering, leven en dood.

    Of de combinatie geslaagd is? Ik durf het niet te zeggen. Ik ben zowel goed als slecht geplaatst om te oordelen over het gedeelte met het uurwerk: ik heb er zelf te veel over gelezen om onbevangen te oordelen, maar ik vond er heel wat boeiende informatie en inzichten over wat tijd is; maar ik vrees dat een lezer die onze fascinatie voor klokken niet deelt, wel eens kan afgeschrikt worden door sommige technische paragrafen. Het verhaal over de ziekte is goed geschreven, aandoenlijk, schrijnend soms, steeds geloofwaardig en eerlijk.

    Af en toe kan de auteur niet weerstaan aan een neiging tot overdrijven. Zijn personages zijn nooit mediocre, nooit de middelmaat maar steeds de top. Dat wekt soms een reactie op van: moet dat nu? Zeker bij de nevenfiguren is er het gevaar van karikaturaal schetsen van de persoonlijkheid. Maar ook het hoofdpersonage krijgt trekjes die we wel eens terugvinden in de protagonisten van thrillers: iets van James Bond of Superman.

    Het is al bij al een vrij kort verhaal, de 198 bladzijden zijn van klein formaat, je hebt het op een paar uur uit en dat is (meer dan) genoeg, de auteur lijkt me niet in staat om veel meer met het nochtans sterke materiaal te doen dan dat, het is geen Dostojewski.

    Ik heb nergens meer informatie over deze auteur gevonden dan dat hij geboren is in 1945, in Cambridge studeerde en in Engeland woont. Er is een Franse vertaling, maar een Nederlandse kwam ik niet tegen.

    Mijn één euro was wel besteed, maar geef er niet veel meer aan uit. Aan de andere kant: hoeveel kost een ticket voor de bioscoop nu?



    Categorie:tijd
    11-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Serendipity: Robert K. Merton
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op 15 november 2007 schreef ik hier over het heerlijke en werkelijk unieke boek van Robert K. Merton, OTSOG, klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=383 als je het (nog) eens wil nalezen, wat ik je zeker wil aanraden, maar nóg meer wil ik je op het hart drukken om het boek zelf te lezen. Aangespoord door het intense leesplezier kocht ik kort daarna een tweede werk van hem, dat hij samen met zijn collega Elinor Barber schreef: The Travels and Adventures of Serendipity. Het boek verscheen in 2004 als hardcover, ik beperkte me tot de zeer behoorlijk uitgegeven paperback, die in 2006 verscheen en ik las die in de voorbije dagen.

    De ontstaansgeschiedenis van dit werk is wat vreemd: het manuscript was ‘klaar’ in 1958, maar werd dan om verscheidene redenen ‘even’ opzij gelegd. Dat bleef zo tot in 2002, wanneer de Italiaanse uitgever van andere werken van Merton een Italiaanse vertaling publiceerde. Dat was de aanleiding voor Princeton University Press om ook de Engelse tekst uit te geven. Helaas overleed Professor Merton in februari 2003, net nadat hij de plannen voor de uitgave vernomen had. Hij was dan 93. Zijn medewerkster, Dr. Elinor Barber was al in 1999 overleden. De tekst die voor ons ligt is die van 1958; Merton zelf noemt het een tijdscapsule: de tekst is niet geüpdatet, noch heeft ie de finale herwerking gekregen die manuscripten nodig hebben voor ze echt drukklaar zijn, een werk dat meestal door een editor van de uitgever gebeurt in samenspraak met de auteur(s); in dit geval was dit fysiek niet (meer) mogelijk. Er is wel een Afterword van Merton, dat ons tot vrijwel vlak voor zijn dood brengt met enkele korte ontroerende notities over zijn falende gezondheid.

    Zoals de inleider van het werk ook opmerkt, is het een onaf werk; niet alleen ontbreken evident de hoofdstukken over de periode na 1958, ondanks het aanvullende nawoord, maar ook de organisatie van het materiaal had beter gekund, meer systematisch; in de loop van die herwerking waren ongetwijfeld ook een aantal quasi-herhalingen weggewerkt. Maar de auteurs of liever het lot heeft er anders over beslist en wij moeten het doen met wat er is.

    En dat is, gelukkig, niet weinig. Voor veel lezers zal het woord serendipity wellicht maar een heel fijn belletje doen rinkelen. Van Dale laat ons voor een keer niet in de steek, dit is wat hij-zij-het erover weet:

    serendipiteit
    se·ren·di·pi·teit
    de (v.); g.mv.

    <Eng. serendipity, voor het eerst genoemd door Horace Walpole (1717-1797) in een brief; hij leidde de naam af van een sprookje over de prinsen van Serendip (de oude naam voor Sri Lanka of Ceylon)

    1· gave om door toevalligheden en intelligentie iets te ontdekken waar men niet naar op zoek was

    En dat is dus het onderwerp van het meer dan driehonderd bladzijden lange boek! Vanzelfsprekend gaat het niet enkel om de etymologie, want die is niet veel uitvoeriger of ingewikkelder dan wat Van Dale erover zegt; Merton zou overigens zeer tevreden geweest zijn over de etymologische duiding Van Dale, want die is beter dan welke ander woordenboek ook, inclusief de OED!

    Horace Walpole, die we heel misschien kennen van zijn gothic novel The Castle of Otranto, beschouwt men nu als de beste schrijver in het epistolaire genre van zijn tijd; zijn verzamelde brieven, die duidelijk met die bedoeling geschreven zijn, beslaan vele dikke volumes. Het was in een van die brieven dat hij zomaar het woord serendipity uit zijn mouw schudde, een neologisme dus, gepleegd op 28 januari 1754. Het bleef daarbij, tot die brief werd opgenomen in een van de latere verzamelde werken, in 1833. Gedurende meer dan 75 jaar heeft ons woord dus begraven gelegen in één enkel document; er zijn geen aanduidingen dat iemand het in die jaren heeft gebruikt. Noch was dat het geval in de volgende jaren, want pas in 1875 (het geboortejaar van mijn grootmoeder, maar dat terzijde), verschijnt het woord nog eens in druk, in een gespecialiseerd tijdschrift. Van dan af zal het hier en daar opduiken, tot het rond 1950 in wetenschappelijke, literaire en journalistieke middens aan een merkwaardige opgang zal beginnen. De auteurs volgen die ontwikkeling op de voet.

    Maar er is meer dan de geschiedenis van het woord in dit boek. Herhaaldelijk gaat men in op de betekenis die een auteur eraan geeft, meestal in de context van het belang of het aandeel van het gelukkig toeval in de wetenschap. Wij kennen allemaal de verhalen over de ‘toevallige’ ontdekking van de Röntgenstralen en van penicilline, maar de ware toedracht lijkt telkens ook weer wat complexer te zijn dan de populaire verhalen willen laten geloven. De analyse van het wetenschappelijk onderzoek en van de gebruikte methodes vormt dan ook de kern van dit boek, en onder meer in die zin is het een voorloper, een vingeroefening voor OTSOG, waarin Merton op speurtocht gaat naar de oorsprong en de betekenis van Newtons uitspraak: “als ik verder heb gezien dan anderen, dan is dat omdat ik kon gaan staan op de schouders van reuzen”, met andere woorden, wetenschap is een cumulatieve bezigheid, waarbij men hogerop komt door te steunen op het werk van anderen. In Serendipity is het onderwerp, zoals gezegd, het (zogenaamde) gelukkig toeval.

    Ik laat het hierbij voor de inhoud. Literair is dit boek maar een zwakke voorafschaduwing van OTSOG en dat is, meen ik, ook de overduidelijke reden waarom Merton zijn medeauteur overhaalde om de publicatie uit te stellen: het werk was niet ‘klaar’, het was ook geen literair meesterwerk. Het verschil met OTSOG is op alle punten overweldigend. Ik vermoed dat heel wat van de uitvoerige maar toch wel drogere hoofdstukken van de hand van Dr. Barber zijn; af en toe wordt de kwaliteit van het discours en de taal plots stukken beter, ik vermoed daarin de hand van Merton zelf, op grond van wat hij later zo meesterlijk gedaan heeft in OTSOG.

    Dit is een boek voor bewonderaars van Professor Robert K. Merton en die heeft hij bij honderdduizenden, zowel in de wetenschappelijke wereld als in de literaire. Maar het blijft een eigenaardigheid, een message in a bottle, na vijftig jaar gevonden in een totaal veranderde wereld, een onaf gebleven werk, een bevroren momentopname, een stilgevallen vingeroefening, maar dan van een zeldzaam genie. Ik heb er geen moment spijt van dat ik een paar dagen met Serendipity heb doorgebracht. Toch bedenk ik nu dat ik wellicht nog meer plezier zou beleefd hebben aan het herlezen van On the Shoulders of Giants. Dat doe ik zeker nog eens.


    Categorie:ex libris
    09-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nabokov: Natasha & The Ballad of Longwood Glen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor liefhebbers van de Russisch-Amerikaanse auteur Vladimir Nabokov (1899-1977) en ook voor die enkele trouwe lezers die dat volkomen ten onrechte eventueel niet zouden zijn maar het hierdoor misschien kunnen worden, vermeld ik hier graag twee recente trouvailles.

    Op 9 juni 2008 verscheen in The New Yorker, waarin hij bij zijn leven zoveel (33) originele bijdragen heeft gepubliceerd, een kortverhaal van zijn hand, uit het Russisch vertaald, naar het Engels, door zijn zoon Dmitri (°1934) zoals gewoonlijk en gedateerd circa 1924, dus in de periode dat hij (Vladimir) in Cambridge Russisch (!) studeerde en zijn familie in Berlijn verbleef. Een andere bron plaatst het verhaal nog vroeger, in 1921.

    Natasha is de titel en het is een typisch pareltje van de jonge Nabokov.

    Vreemd dus dat het niet is opgenomen in een van de verhalenbundels die Nabokov zelf publiceerde en die toch eveneens hoofdzakelijk vertalingen bevatten van vroeger Russisch werk:

    Nabokov's Dozen: A Collection of Thirteen Stories, 1958 (als paperback Spring in Fialta, 1959)
    Nabokov's Quartet, 1966
    A Russian Beauty and Other Stories, 1973
    Tyrants Destroyed and Other Stories, 1975
    Details of a Sunset and Other Stories, 1976.

    Het komt ook niet voor in de verzameling The Stories of Vladimir Nabokov (1995, 2002), die ook integraal in het Nederlands vertaald is. Nochtans zijn daarin toen eerst dertien (a baker’s dozen) en uiteindelijk veertien ‘nieuwe’ kortverhalen opgenomen, die nooit eerder verschenen waren, onder meer Easter Rain, dat pas na de val van het IJzeren Gordijn teruggevonden werd. Vladimir Nabokov vermeldt Natasha evenmin in zijn handgeschreven bottom of the barrel lijst met verhalen die hij nog ooit dacht te (laten) vertalen; deze uitdrukking verwijst ironisch naar wat men meestal onderaan in een ton vindt, namelijk overschotjes of, meer bepaald bij kaviaar, minderwaardige kwaliteit, geplet door de bovenliggende ongeschonden lagen, afval dus eigenlijk. Dmitri Nabokov heeft het materiaal gehaald uit de bekende archieven, het was daarom ook geen echt verloren meesterwerk, het lag gewoon te wachten op deze al te lang uitgebleven vertaling, die het ongetwijfeld verdient. Veel leesplezier. Er is ook een printversie, het is maar enkele bladzijden lang.

    http://www.newyorker.com/fiction/features/2008/06/09/080609fi_fiction_nabokov

    Daarnaast vond ik onlangs eindelijk een spoor terug naar een ‘gedicht’ van Nabokov dat ik tien jaar of langer geleden toevallig las op internet, maar dat dan uit mijn gezichtsveld verdween, inclusief de titel en dat maakt terugvinden moeilijk, natuurlijk. Maar het bleef al die jaren in mijn achterhoofd hangen, tot ik me enkele dagen geleden plots vaag herinnerde dat Ballad en Glen in de titel voorkwamen. Met Google levert dat natuurlijk ogenblikkelijk resultaat op: The Ballad of Longwood Glen, eveneens verschenen in The New Yorker, in de aflevering van 6 juli 1957 maar niet te vinden op hun website, enkel op de verzamel-CD-rom. Op de heerlijke Nabokov-site Zembla http://www.libraries.psu.edu/nabokov/abvn.htm kan je onder Works een lijstje vinden met audio-documenten, en op een daarvan hoor je hem zelf het humoristische gedicht voordragen, een ontroerend moment voor een Nabokov-addict. De Engelse tekst van de Ballad vind je hier (met enkele typefoutjes): http://people.vanderbilt.edu/~richard.s.stringer-hye/longwood.htm .

    Ik waag me aan een pretentieloze vertaling.

    De Ballade van Longwood Glen

    Om half elf die zondag morgen
    staken twee wagens het beekje over, naar de verborgen

    vallei; in de ene Art Longwood, aldaar florist
    met zijn kinderen en eega (nu Mevrouw Deforest)

    In die erachter zag een politieman te gader
    Arts Vader, zijn stief- en ook zijn schoonvader

    De drie oude mannen wandelden weg naar de inham
    Art langzaam door het tinkelend onkruid achter hen aankwam

    Helder was de ochtend, schitterend de wolken in ‘t verschiet
    kinderen en strips de wagen verliet’

    Slome Art, die een hele dag staren kon, onbewogen
    keek toe hoe een insect op een halm klom en dan was weggevlogen

    Pauline had astma en Paul krukken
    Leuke kinderen, dat wel, maar bij het lopen scheelt dat toch stukken

    Ik wou, zei Moeder tot kreupele Paultje
    dat iemand je wou leren een balletje

    op te gooien; Slome Art nam de bal en gooide hem omhoog
    hij bleef hangen in een boom die daar net voorbijvloog

    De zwaarwichtige groene pelgrim hield prompt even halt
    de kinderen wachten, maar geen bal die eruit valt

    Ik heb nooit in bomen geklommen in mijn jeugd
    zei Art en maakte van de nood meteen maar een deugd

    Af en toe was er een elleboog of een knie te merken
    in de puzzel van blauwe en groene zwerken

    Hoger en hoger klautert Art Longwood en klimt
    en de bladeren zegden ja tegen de vragende wind

    Oh, wat een tiara’s van tuinen! Wat lawines van licht!
    Hoe toegankelijk de ether! Hoe gemakkelijk de vlucht!

    Arts familie draaide rond de boom de hele dag lang
    Pauline trok haar besluit: dit is Pa zijn zwanenzang

    Geen mens zag de hemelscharen in vervoering kolken
    en de aardse held begroeten in de sneeuw van wolken

    Mevrouw Longwood begon zich ernstig zorgen te maken
    Hij kwam maar niet af, hij bleef maar verzaken

    Bij de voet van de boom vonden ze enkel wat kleingeld
    De kinderen verveelden zich, Paul door een wesp gekweld

    De oude mannen erbij kwamen en naar boven staarden
    elk met een bekertje in de hand en ook vijf speelkaarten

    Op de snelweg stopten de auto’s, keerden en kwamen
    dan de hobbelige weg opgewaggeld naar de inham en

    de boom was plots een en al lawaai, met hele stoeten
    congresgangers, vissers en jongens met zomersproeten

    Anaconda’s, en poema’s zeiden sommigen bedachtzaam
    en ondertussen kwam er steeds meer volk aan:

    Boomchirurgen, detectives, ook de brandweer arriveerde
    een ambulance die in de schaduw van een danstent parkeerde

    Een dronken branieschopper met een pistool en een touw is er ook nog gekomen
    om erop toe te zien dat elke rechtsregel in acht werd genomen

    Ontdekkingsreizigers, dendrologen allegaar
    en een vreemd bleek meisje met zigeunerhaar

    En van Kaap Schrik tot Kaap Schroom
    stond in elke krant: Man Verdwijnt In Boom

    De hemeltergende eik, waarin de uil te schuilen placht
    en de wasbeer goud plaste, werd geveld en doorzocht

    Ze vonden enkele spanrupsen, een rood aangelopen galletje
    en een antiek nest met een vers gelegd balletje

    Ze hebben de stam gevernist, hekkens geplaatst en volop
    borden; toiletten nestelden zich tussen rozen en klimop

    Mevrouw Longwood, geretoucheerd na de dood van de kinderen
    voelde als dromerige eega van een fotograaf haar hart opnieuw zinderen

    De Deforesten, vier ouwe knarren op een rij
    bezoeken nu als echte toeristen de vallei

    Ze smakken bij het snacken, kijken wat boven en beneen
    wassen hun handen en rijden dan weer heen.

    (vertaling © Karel D'huyvetters 2008)


    Categorie:literatuur
    07-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Athene
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Athene… ooit riep die naam bij elke beschaafde mens de meest verheven gedachten op. Daar ligt ons geestelijk Eden, waar de mens voor het eerst zijn volle mentale vermogens aanwendde om zichzelf, de wereld en het heelal te begrijpen. Socrates, Plato, Aristoteles inspireren ons nog elke dag, bepalen wat en hoe wij denken, ook als we ons daarvan niet bewust zijn. Ruim 2500 jaar geleden was de mens in staat om zelfstandig na te denken, te schrijven, te filosoferen met een scherpte die ons nog steeds verbaast. In Athene stond de wieg van de wereldbeschaving.

    In de mythologie werd Athena geboren uit het hoofd van Zeus: het verstand onttrekt zich aan de oppergod en gaat een zelfstandig leven leiden.

    Voor de mens is er geen weg terug. Eenmaal wij in staat bleken om te denken en met ons verstand de wereld te veroveren, de planten en de dieren te benoemen en van dode materie bruikbare werktuigen te maken, was de race begonnen. Wij zouden niet rusten voor alles verklaard was, elk stukje natuur onderzocht op zijn bruikbaarheid voor het overleven van de menselijke soort. Nadenken werd niet alleen een goede gewoonte, maar ook een dwingende opdracht, een verheven taak. Mensenkinderen werden en worden nu nog meer gedurende vele jaren opgeleid, kennis en wetenschap werden idealen, wie daarin uitmuntte alom geëerd. De denkende mens was en is de meester van de schepping. Wissen ist Macht.

    De tocht van de tuin en van Eden naar de Akropolis van Athene heeft de mens fundamenteel veranderd. Wie heeft ontdekt dat hij zijn verstand kan gebruiken, is ook gedoemd om dat te doen. Je kan je verstand niet op nul zetten, je kan geen knopje omdraaien, je kan de klok niet terugzetten, de weg terug naar Eden is voorgoed afgesloten, de poort bewaakt door een engel, vlammend zwaard in de hand. Ein Mensch ist kein Tier, maar wij waren dat ooit wel en de herinnering is gebleven, het dierlijke zit in onze genen, zelfs in ons verstand, wij kunnen onze afkomst niet verloochenen. Het bewustzijn dat we geen dier zijn is onze trots, in onze hoogste betrachtingen proberen we het verschil zo sterk mogelijk te benadrukken, onze geestelijke vermogens worden het hoogst geschat. Zelfs onze topatleten zijn geen toevallig gevonden superbe natuurtalenten maar het resultaat van jarenlange intense training op grond van wetenschappelijk bestudeerde schema’s, diëten en helaas ook lichaamsvreemde stoffen, doping.

    Maar het heimwee naar Eden is niet te stillen. Wij dromen en dromen nog van die paradijselijke tijd toen er nog geen tijd was en de mens een dier was met de andere, toen er nog geen gedachten waren, geen bewustzijn van verschil, geen kwaadaardig geweld, geen besef van schuld en boete, van zonde, begeerte, geen haat, geen gepijnigde liefde. Wij voelen tot heel diep in onze wortels aan dat we met ons ontwakend bewustzijn ook onze onschuld verloren hebben. Wij bekijken de wereld nu met andere ogen, die van de veroveraar, de landvoogd, de zeevaarder, de handelaar, de stedenbouwer, de ambachtsman, de huishoudster ook. Maar voortdurend worden we aan onze dierlijke afkomst herinnerd, niet in het minst in ons lichaam, met zijn ontembare dierlijke drang naar overleving en voortplanting en met zijn vergankelijkheid, zijn lijden en dood.

    De mens voelt zijn niet aflatend denken dan ook als een last, waarvan hij bevrijding wenst. Hij wil weer eenvoudig, ongegeneerd, onbeheerst kunnen genieten, niet geplaagd door scrupules, vrees voor de gevolgen van zijn daden, faalangst, menselijk opzicht, geboden en verboden, wetten en regels. Hij wil onmiddellijke bevrediging voor zijn honger, zijn lusten botvieren in een dronken roes. Hij wil vergeten dat hij een bewust wezen is. Hij wil af van de tergende eenzaamheid van het individu. Daartoe zoekt hij alle gelegenheden en gebruikt hij alle middelen die dat bewustzijn uitschakelen en de eenzaamheid verdrijven. Slaap brengt vergetelheid, aan het einde van een zware dag kunnen we het moede hoofd neerleggen en wegzinken in een vegetatieve toestand waarin het bewustzijn uitgeschakeld is. Maar zelfs dat lukt maar amper: dromen komen ook die rust verstoren, het verstand slaapt nooit, ook al is het bewustzijn even verminderd. De roes zoeken we in het feest, de viering, waarin we ons niet als rationele wezens (hoeven te) gedragen, waar we precies het tegenovergestelde doen van wat we als nadenkende wezens doen. Dat is onder meer offers brengen, dieren en planten bewust vernietigen in plaats van ze op te eten, wijn op de grond gieten, plengen, in plaats van te drinken. Maar ook alcohol drinken en andere stimulerende en zelfs halucinogene middelen innemen, die onze hersenen beïnvloeden en ons vreemde dingen laten doen. Rituele handelingen vervangen natuurlijke, heilige teksten worden opgezegd en vervangen het normale spreken, vastgelegde gebaren en houdingen en bewegingen komen in de plaats van de alledaagse. Mensen komen samen om te vieren, doen dingen samen in plaats van alleen. Bewustzijn maakt een mens eenzaam, het zelfbewustzijn is de vloek van de mens, denkend en voelend ben je steeds alleen met jezelf, een individu. In het samen vieren, samen drinkend en etend en zingend en dansend en opgaand in de stemming en de roes van de gemeenschap kan je even vergeten dat je straks weer alleen bent. In het naleven van rituele voorschriften kan je behoren tot een groep, kan je je eigen verantwoordelijkheid verleggen naar die groep en zo bevrijd worden van de knagende pijn van het zelf nadenken over goed en kwaad.

    Religie staat lijnrecht tegenover zelfbewustzijn en individualiteit. Socrates werd veroordeeld in Athene wegens goddeloosheid en het verspreiden van goddeloze gedachten. Hij werd bestraft voor zijn arrogante zelfbewuste manier van denken, die te weinig rekening hield met de behoefte van mensen om ook aan het niet-rationele in hen een plaats te geven, aan al wat hen onbewust maar verpletterend herinnert aan een ander, vroeger gelukzalig oerbestaan. Onweerstaanbaar roept de herinnering naar de tuinen van Eden, waar rust het hart verblijdt.


    Categorie:samenleving
    05-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grok zegt de raaf
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dit jaar zitten er in het dennenbos achter in de tuin ook een paar kraaien, of zijn het raven? Het is moeilijk om de twee uit elkaar te houden. Corvus corone corone is de wat kleinere zwarte kraai, die voortdurend haar eigen naam roept: kraah… Corvus corax is maître corbeau, een beetje groter dus en met een snavel die plomper en meer gebogen is; hij zou het geluid maken dat Heinlein in zijn cult sf-roman Stranger in a strange land (1961) als een vreemd neologisme gebruikte voor de intuïtieve communicatie tussen cult-broeders; het werd een tijdelijke instant hit in de flower power ‘cultuur’ en haalde zelfs de OED (Oxford English Dictionary): grok.

    Ik was aangenaam verrast toen ik gisteren een reactie kreeg op wat ik in ‘Ushuaia’ schreef over het essentiële verschil tussen mens en dier, meer bepaald het feit dat dieren wel gebruik maken van gevonden voorwerpen, maar dat ze zich zelf geen gebruiksvoorwerpen maken. We kennen allemaal de beelden van apen die met stokken de bananen uit een boom meppen, of die in documentaires met een stok termieten uit een nest halen en die smakelijk verorberen, of nog de otters die op hun rug in het water liggend, schaaldieren met een steen stukslaan op hun buik, een werkje waarvoor wij met gevaar voor eigen vingers een oestermes voor gebruiken. Maar otters maken zich geen oestermessen, zelfs geen rudimentaire en apen binden geen twee stokken aan elkaar maar zoeken een langere of geven het op; ze dragen ook geen speciaal stokje met zich mee als ze op zoek gaan naar eten, maar kiezen er een uit als ze bij een termietennest komen en als er geen zijn, tja, dan maar naar het volgende nest.

    Youri stuurde me deze link: http://www.ted.com/index.php/talks/joshua_klein_on_the_intelligence_of_crows.html naar een amusante Engelse uitleg over slimme kraaien; als je geen Engels verstaat spoel je maar door tot aan het filmpje in kwestie: een kraai buigt een metalen draad net zo om tot het een haak is waarmee ze eten uit een smalle vaas of buis kan lichten. Merkwaardig inderdaad. Maar uit de uitleg bij het filmpje blijkt dat kraaien zich enorm hebben aangepast aan de menselijke omgeving en zelfs het liefst daar vertoeven. Een ander staaltje van die aanpassing is wat we ook al van andere roofvogels gezien hebben: ze gooien schaaldieren vanuit de lucht naar beneden op een hard oppervlak tot ze breken en eetbaar zijn; in dit geval is het harde oppervlak een drukke straat, de auto’s kraken de schelp en de kraai wacht rustig tot het verkeerslicht rood wordt om de inhoud van de schelp te gaan oppeuzelen.

    Ik had nog nooit gehoord van dieren die spontaan een instrument maken zoals de haak van de kraai en ik heb eerlijk gezegd nog altijd enige twijfels over het filmpje, ondanks de verzekering van de commentator dat het niet getrukeerd is. Maar zelfs als het een niet-aangeleerde prestatie is, dan nog is het uitzonderlijk en ongewoon genoeg om er een filmpje van te maken, een duidelijk bewijs dat men van dieren niet verwacht dat ze zoiets doen.

    In mijn uitleg had ik het over dieren in hun ‘natuurlijke’ omgeving, in een wereld waaruit we de mens volledig hadden weggedacht. Kraaien leren, net zoals andere dieren die kort bij de mens leven, zeer snel, zeker als het om voedsel garen gaat; ze leren ook van elkaar, zoals de vogels die geleerd hadden door de metalen doppen van de melkflessen aan de voordeur te pikken om de room te drinken: als er in de buurt één zo’n geval was, dan waren er na een tijd een hele reeks.

    Uiteindelijk moèt er wel ooit een ‘dier’ geweest zijn dat zich een instrument miek (mag het even, ja? waarom vind ik nergens dit alternatief voor ‘maakte’?), namelijk dat dier dat uiteindelijk tot de mens evolueerde. Maar het blijft opvallend zo dat dieren (vrijwel?) nooit spontaan zelf instrumenten maken en dat de mens, zelfs de meest primitieve of de minst geleerde, dat voortdurend en met veel succes wel doet, onze beschaving is daarop zelfs ‘gebouwd’.

    Toch bedankt, Youri voor je merkwaardige en best leuke bijdrage tot de discussie.


    Categorie:samenleving
    04-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verdi: La sforza del destino op Canvas+
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Er is weer nieuws in het Vlaamse medialandschap. Ik heb het niet over Donna, we zijn tenslotte senioren, maar over Canvas+. Het begon een tijdje geleden met wat wij in Vlaanderen met een affreus gallicisme een ontdubbeling (dédoublement) noemen: een splitsing van Canvas in twee gelijktijdig uitgezonden programma’s, met Canvas+ als ‘dubbel’; het is dus eigenlijk een verdubbeling, een doublering. Dat gebeurde voor het eerst op een systematische manier en met veel succes ter gelegenheid van de Koningin Elizabethwedstrijd, dit jaar voor zang; klik even hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=477 .

    Ik vertaalde toen ook het Petrarca-sonnet van het verplichte stuk, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=8845 .

    Nu is er elke dag na Terzake een extra aanbod. Ik citeer even wat ze er zelf over zeggen:

    Het programmaschema van Canvas+ is opgebouwd rond vaste afspraken met de kijker die op zoek is naar een meerwaarde en diepgang bij de Canvas-programmering. Op maandag- en donderdagavond zijn er documentaires met maatschappelijke inslag: maatschappelijke trends, fenomenen of problemen, human interest, portretten en persoonlijke verhalen, enz. die een verrijking bieden bij het Canvas-aanbod.

    Op dinsdag en vrijdag brengt Canvas cultuurprogramma’s. De moderne/populaire muziek komt op dinsdag aan bod. Het kan daarbij gaan om performance, podiumkunsten, moderne muziek (pop, rock, enz.). Op vrijdag komt de klassieke cultuur aan bod, met captaties van concerten, opera, ballet, jazz, enz., soms rechtstreeks en desgewenst omkaderd. Daarnaast is er op vrijdag ook een herneming van een cultuurprogramma uit het zondagse slot van het moedernet Canvas.

    Op woensdag en zaterdag is er sport. Op woensdag is dat evenwel alleen zo indien er op het moedernet Canvas zelf geen sport is. Als dat wel het geval is, dan programmeert Canvas+ als alternatief een film. De zaterdagavond van Canvas+ is voorbehouden aan de binnenlandse zaalsporten in Sporza (afwisselend volleybal, basketbal en handbal).

    Op zondag zijn er documentaires over (natuur)wetenschappen en geschiedenis, eventueel aangevuld met portretten, films of kortfilms die in het verlengde liggen van het Canvas-aanbod.

    Gisteren vrijdag was het dus cultuur, en niet een klein beetje: Verdi’s La forza del destino vanuit De Munt, dit jaar opgenomen. Het was het afscheid van de dirigent Kazushi Ono die we ook al in goeden doen zagen in de Elizabethwedstrijd. Van de zangers kende ik alleen de zeer expressieve Eva-Maria Westbroek en natuurlijk José Van Dam, hier in een komische bijrol, maar de andere solisten waren ook meer dan behoorlijk. De regie en enscenering waren voor een keer niet postmodern maar sober en smaakvol, oef. Het is een lange opera, vier bedrijven, samen meer dan drie uur. Het verhaal is in feite flinterdun, maar het wordt in het lang en het breed uitgesmeerd over een aantal scènes waarin de sterke gevoelens van de protagonisten worden uitgespeeld, om niet te zeggen: uitgemolken; bovendien zijn er een aantal elementen die het verhaal onderbreken: religieuze momenten, herbergtonelen, komische intermezzo’s, een stukje oorlog… Het noodlot uit de titel verwijst naar een aantal onvoorspelbare gebeurtenissen, maar voor moderne ogen zijn het eerder onvoorstelbaar ongeloofwaardige misbaksels en drakerig, tranerig melodrama van het lachwekkende soort. Laten we dus niet te lang bij het verhaaltje stilstaan. De muziek is echte Verdi, uit zijn latere periode: het is voor het eerst opgevoerd in een oerversie in Sint-Petersburg, waarvoor het in opdracht geschreven was, in 1862. Het volgt in de tijd op Un ballo in Maschera (1859), klik hier voor mijn bespreking http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=182 en wordt gevolgd door Don Carlo(s) (1867), klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=286 , twee meer gespeelde en dus beter bekende opera’s. Er zijn minder aria’s die elke liefhebber kent, op Pace, pace na, hier voorbeeldig gebracht door een zeer overtuigende, beheerste Eva-Maria Westbroek; ook de ouverture kennen we allemaal, met de voorstelling van de thema’s of leit­motiven van de aria’s. Verdi maakte in die periode overvloedig en handig gebruik van zijn klassieke succesformules: zo is het duet van de twee mannelijke hoofdrollen een voorafspiegeling van het meer bekende dergelijk duet uit Don Carlos.

    Ik had het meest last van de tekst van het libretto, dat van de hand is van Francesco Maria Piave, vriend en medewerker van Verdi, die ook tekende voor de libretto’s voor Verdi's opera’s Ernani (1844), I due Foscari (1844), Attila (1846), Macbeth (1847), Il corsaro (1848), Stiffelio (1850), Rigoletto (1851), La Traviata (1853), Simone Boccanegra (1857). Piave bezweek aan een beroerte voor hij ook dat van Aida op zich kon nemen. Maar Forza is niet gebaseerd op Shakespeare of Schiller of Victor Hugo, maar op dat van een onbekende Spaanse Hugo-imitator en dat merk je. Ware het niet van de muziek, dan zou de hele zaal waarschijnlijk herhaaldelijk in schaterlachen uitgebarsten zijn. Dergelijke teksten kunnen nu echt niet meer, zelfs niet met de beste wil van de wereld en met alle zin voor historiciteit. Opera vandaag kan geen heropvoering zijn van voorstellingen van 150 jaar geleden, het moet de liefhebber van vandaag direct aanspreken, niet als een historiserende vertoning in een soort operamuseum, zoals je naar oude films gaat kijken in het filmmuseum. La forza del destino heeft zijn tekst en het verhaal tegen om een echt hoogtepunt te zijn in het oeuvre van Verdi. Toch heb ik tot het late einde zitten kijken en genieten van deze geslaagde verruiming van het aanbod van Canvas.

    Terwijl ik dit schrijf kijkt Lut naar de rechtstreekse uitzending op Canvas+ van de basketbalmatch tussen Leuven en Aalstar, opgeluisterd door de cheer leading meiden van Danscentrum Aike Raes, de dochter van Lut. Het is een kleine wereld.



    Categorie:muziek
    03-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ushuaia
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ushuaia, de meest zuidelijk gelegen stad op onze wereld, moet je zoeken aan het uiterste zuidelijk puntje van het vasteland van Zuid-Amerika, in Tierra del Fuego, Vuurland, een provincie van Argentinië, aan het Beagle-kanaal, zo genoemd naar het schip waarop de jonge Darwin meereisde op de exploratietocht tussen 1831 en 1836. Darwin beschrijft de wilde inboorlingen en hun uiterst primitieve levensomstandigheden en vraagt zich af of die wezens tot het zelfde ras behoren als hijzelf. De verwondering is het begin van de wijsheid.

    Mensen vind je vandaag overal. Er is geen plaats op de wereld waar het te warm, te koud, te droog of the nat is of er zijn bewoners, zelfs waar de vier contra-indicaties tegelijk vervuld zijn. Er zijn dorpen in het hooggebergte waar een gewone sterveling amper genoeg lucht krijgt om rustig op een stoel te zitten. 6,750 miljard mensen hebben deze paneet grondig ingepalmd en dat op nauwelijks 10.000 jaar tijd. Men verwacht dat we in 2050 met meer dan 9 miljard zullen zijn.

    Het is dan ook wellicht veel gevraagd om je even voor te stellen hoe de wereld er zou uitzien als er géén mensen waren, noch enig spoor van menselijke bewoning of activiteit, alsof er nooit mensen op aarde zouden geweest zijn. Denk aan de fabuleuze documentaires die vooral de BBC telkens weer maakt met dat verbluffend camerawerk waarvan je je afvraagt hoe ze het doen; je zit op de eerste stoel toe te kijken hoe het eraan toe gaat in de natuur zonder mensen, terwijl in feite een hele ploeg bezig is met het maken van de opnames.

    Toch is er een tijd geweest dat de hele aarde er bij lag zoals de minuscule natuurreservaten waarin men nu die veldopnames maakt. In die wereld heeft de menselijke soort zich ontwikkeld uit verre gemeenschappelijke voorouders die wij delen met onder meer de chimpansee. Het is een langzame, lange weg geweest van kleine maar essentiële afwijkingen die cumulatief dat merkwaardig resultaat hebben voortgebracht dat nu deze tekst schrijft en ook jou, die hem leest.

    Ooit heeft een kleine groep van slechts enkele oermensen rondgezworven op deze onmetelijke aarde, nauwelijks maar toch belsissend verschillend van de talloze andere soorten. Ooit is een van de diersoorten mens geworden, op een bepaald moment was hij niet meer een ongewoon slim dier maar een niet zo heel slimme mens. That's one small step for a man..., one giant leap for mankind.

    Wat maakt het verschil uit? Onlangs zat ik op de trein te kijken naar de hond van een van de andere passagiers, een soort collie denk ik, met scherpe, doordringende ogen. Mensen die dergelijke huisdieren hebben weten hoe ‘verstandig’ die kunnen zijn, hoe ‘menselijk’. Als je ziet hoe uitgerekend krokodillen met hun jongen omgaan, dan denk je even aan de kinderlijkjes die men wel elke maand ergens in Vlaanderen aantreft in vuilnisbakken of op verlaten plekken. Wat maakt de mens tot mens? Een dier gaat als het ware op in zijn omgeving, wordt in grote mate bepaald door de stimuli die ervan uitgaan: aantrekking, afstoting of onverschilligheid; daarnaast is er de genetisch vastgelegde overlevings- en voortplantingsdrang. Bij de mens is dat natuurlijk ook zo, maar de mens is zich bewust, niet alleen van de omgeving, maar ook van zichzelf in die omgeving. Het bewustzijn reageert op de impulsen uit de omgeving, maar niet op de directe, voorspelbare manier zoals bij andere levende wezens, planten en dieren. Bij de mens worden de waarnemingen verwerkt in de relatief veel grotere en complexere hersenen op een zeer eigen manier: met een brede waaier van emoties. Een leeuw kan agressief gedrag vertonen, maar er is weinig kans dat hij zich daarvan bewust is. Een leeuw die een prooi doodt, eet die vervolgens smakelijk op. Als hij een soortgenoot doodt, bijvoorbeeld de welpen uit een vorig ‘huwelijk’ van zijn leeuwin, dan doet hij dat instinctief, hij zal daar geen trauma’s aan over houden; denk eens aan een mens in dezelfde situatie?

    De mens denkt, denkt voor en denkt na, herinnert zich en plant vooruit. Wij mensen leven in de wereld maar we zijn niet aan die wereld gebonden, wij zijn in staat om in te grijpen, om die wereld naar onze hand te zetten. Mensen kunnen voorwerpen gebruiken als werktuig, aanvankelijk gevonden natuurlijke dingen zoals een stok of een steen; ook dieren doen dat, maar niet de volgende stap: mensen kunnen zelf werktuigen maken, waarbij het ontwerp duidelijk gericht is op het gebruik: de mens maakt een steen scherp om er mee te snijden, bindt die vast aan een stok tot een bijl. De mens maakt vuur, kleedt zich aan. A small step for a man…

    In de wereld van de planten en het dier, in de wereld vóór de mens, behoort alles tot de zelfde dimensie, er is geen essentieel onderscheid tussen al de levende wezens in al hun verbluffende verscheidenheid, zij zijn eender in de ontstellende afwezigheid van een bewustzijn. Er is een Adam en een Eva nodig om de dieren en de planten en de dingen hun naam te geven. Enkel de mens kan van een steen een bijl maken, van een visgraat een naald. Vanaf dat ogenblik is er een dimensie toegevoegd aan de wereld, die van het bewustzijn, van de betekenis. De mens zondert zich resoluut en definitief af van de rest van de natuur, enkel wij beschikken over de intelligentie die nodig is om te overleven in de meest barre omstandigheden, enkel wij kennen overvloed en luxe, alleen wij kunnen elke tegenstander de baas, kan elk onheil overleven. De menselijke soort is een succesverhaal, de verspreiding en ontwikkeling explosief vanaf het moment dat het bewustzijn zijn intrede doet.

    Maar de mens betaalt daarvoor een hoge prijs. Het is geen stap die je ongestraft zet: het bewustzijn van het eigen ik en van de wereld, de kennis van goed en kwaad, verdrijft je uit de rest van de natuur, uit het paradijselijke opgaan in een primitieve wereld zonder emoties of gedachten. De mens is een dier met heimwee naar dat Eden.

    De mens kent de smart van het leven en weet dat de dood ons allen wacht.



    Categorie:samenleving
    30-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sint-teunisbloem
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Nog even terugkomen op de teunisbloem (klik hier voor het artikel: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=117730). Mijn eigen veronderstelling over de etymologie was dat de bloem, zoals het sint-janskruid, vernoemd was naar een heilige uit de bloeitijd van de bloem, namelijk Sint-Antonius van Padua, die zijn feestdag heeft op 13 juni. Bij het rondsnuffelen in een ‘nieuwe’ uitgave (1996) van het Groot encyclopedisch woordenboek van Verschueren, die ik op de kop kon tikken In ’t Profijtelijk Boeksken in Leuven, bleek dat er een synoniem bestaat voor teunisbloem, namelijk sint-teunisbloem. Dan maar terug naar de elektronische Van Dale, maar die kent het synoniem niet, of althans dat dacht ik, want het staat niet vermeld bij teunisbloem en als je zoekt op ‘sint-teunis’ krijg je ook noppes als antwoord. Maar als je zoekt naar sint-teunisbloem, dan verschijnt ‘(weinig gebruikt) teunisbloem’. Vreemde manier van doen, toch!

    In het Engels is er ook een bloem met die naam: Saint-Anthony's turnip; een turnip is een raapje, maar dit is geen raap maar gewoon een buttercup, een boterbloem, Ranunculus bulbosus, die een wat verdikte wortel heeft. Geef toe dat de boterbloem een beetje op de teunisbloem lijkt, die in het Engels ook suncup heet.

    Sint-Antonius is meestal afgebeeld met het Kindeke Jezus op zijn arm. Bijna steeds zie je ook, zoals op de afbeelding hierbij, bloemen, lelies volgens sommigen, maar met enige moeite kan je er ook de teunisbloem in herkennen. De band van de heilige met bloemen is daarmee toch onmiskenbaar aangetoond.

    Hoe dan ook, de andere veronderstelling:
    fleur de Tunis lijkt daarmee definitief naar de pseudo-wetenschappelijke achtergrond verwezen en ‘Sintantoinkes’, zoals ze hem hier in Brabant noemen, is hierbij in zijn eigen bloempjes gezet.



    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie, wetenswaardig
    29-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fortis, Dexia, L&H en Sinterklaas
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Van economie weet ik vrijwel niets. De wereld van de beurs en de aandelen is mij vreemd. Beleggingen, zelfs gewone spaarboekjes, maken me zenuwachtig. Dat is altijd al zo geweest en het is alleen maar erger geworden met de jaren. Toen ik met pensioen ging, nu bijna drie jaar geleden, kreeg ik mijn groepsverzekering uitgekeerd, een vrij aanzienlijke som in mijn termen, maar toch ook aanzienlijk minder dan ik gedacht had, in feite niet veel meer dan een appel(tje) voor de dorst. Daarnaast was er ook een meer bescheiden spaarpotje van het pensioensparen, dus samen toch al de moeite om even na te vragen hoe ik dat het best kon beleggen. Bijna was ik scheep gegaan met een van de banken die nu serieus in opspraak gekomen zijn, met een belegging die ‘lichtjes’ speculatief was. De goedgeklede, knappe en vertrouwen inboezemende bankdirecteur deed me het bekende verhaal: zijn bank was bij de grootste van België en van Europa, er kon niets gebeuren, de winsten op korte termijn waren spectaculair, op lange termijn was ik zeker van een grotere winst dan ik ooit op een spaarboekje kon krijgen, waarom dus aarzelen?

    En toch… en toch heb ik geaarzeld en uiteindelijk alles op spaarboekjes gezet, dan was ik tenminste zeker van mijn kapitaal, al was de interest bescheiden. Ik heb dus geen aandelen of beursgebonden beleggingen en vandaag is dat een enorme geruststelling, moet ik zeggen. Ik hoef me bij de onheilsberichten op radio en Tv geen zorgen te maken over de mijn kapitaal(tje): het is veilig. Dat is ook wel nodig, want met het pensioen dat ik zoals iedereen krijg van de Rijksdienst voor Pensioenen is het amper mogelijk om zelfs maar te leven zoals ik gewend was: die interesten zijn echt wel een noodzakelijke aanvulling en dan doen we nog geen gekke dingen: grote reizen, dure vakanties of andere luxe-uitgaven.

    Ik heb destijds dus de juiste beslissing genomen, zeker emotioneel: ik krijg geen hartkloppingen als de aandelen weer eens een duik nemen; ik ben er zeker van dat ik op het einde van het jaar mijn interesten krijg en ik ben er gerust in dat mijn geld er ook de volgende jaren zal zijn, om weer de interest op te brengen die ik nodig heb als aanvulling bij mijn pensioentje, als een zekerheid voor als er iets gebeurt en ten slotte als een erfenis voor de kinderen.

    Ik weet het wel, er zijn mensen die echt bezig zijn met hun geld en die wellicht ook wel goede zaken doen, maar dat is niets voor mij. Met geld speel je niet, vind ik, niet met je eigen al dan niet zuur verdiende centen en ook niet met dat van een ander. Geld lenen om daarmee op de beurs te ‘spelen’, dat doe je toch niet, denkt een mens, maar het is precies wat men wel heeft gedaan, op supergrote schaal, steeds weer, tot de bom is gebarsten, eerst door de frivole risico’s van enkele bankbedienden, dan door de wanhopige acquisities en reddingsoperaties van de banken zelf, dan door de ronduit misdadige sprongen van het ‘systeem’ en nu ook door de inzet van honderden miljarden door de regeringen zelf, van onze eigen al dan niet zuurverdiende centen. De Iranese president, een schertsfiguur die normaal zowat de geloofwaardigheid geniet van een verkoper van zevendehandse auto’s of, op een ander vlak, de getuigen van Jehova, voorspelt nu de ineenstorting van het Westers kapitalisme en iedereen denkt: het zou wel eens kunnen…

    Weer is het pijnlijk duidelijk geworden dat er geen zekerheden (meer) zijn. De ASLK, de Generale bank, AG, Lehman, JP Morgan, UBS en talloze andere klinkende namen overal ter wereld, wie had dat ooit voor mogelijk gehouden? En wie koopt de zieltogende giganten van gisteren op? Kadafi! China! De Russische maffia! De oliesjeiks! Banken, verzekeraars, maar ook multinationale bedrijven en nationale luchtvaartmaatschappijen veranderen van eigenaar en van naam en komen en gaan met een onwaarschijnlijke vanzelfsprekendheid en een totaal gebrek aan verbazing of bezorgdheid, ook bij de Bankcommissie en andere vastbenoemde en dus sluimerende waakhonden. CEO’s en andere topmanagers volgen elkaar op en passeren telkens langs de kassa voor hun astronomische jaarwedde, bonussen, bevoorrechte aandelen, voordelen in natura en, bij nota bene slechte resultaten, hun gouden handdruk.

    Als ik al dat geld in het niets zie verdwijnen, dan denk: ach, het was toch maar Monopoly-geld, gebakken lucht: een aandeel is maar een stuk papier, een akte van geloof, de ene dag is het honderd euro waard, de volgende maar tien, vijf, één… niets, denk aan L&H. Maar zoals bij L&H zijn er wel altijd verliezers, zij die de gebakken lucht gekocht hebben op aanraden van de grote spelers en de goedbedoelende adviseurs: de kleine belegger, de spaarzame huisvader en huismoeder, de simpele burger. Wie denk je dat de aandelen nu voor een spotprijsje koopt van de paniekerige kleine man die de schade nog probeert te beperken? En denk je nu echt dat de familie Lippens een euro armer is geworden?

    Ik weet niets van economie af, nog altijd niet. De beurs zal wel een nuttig of zelfs noodzakelijk element zijn in het kapitalistisch systeem, net zoals de zakenbanken met al hun futuristische producten. Maar voor jou en mij is het in dat milieu zoals in het spreekwoord: eerste gewin is kattengespin.

    Maar een mens is een mens, we zijn speelvogels, we blijven geloven in Sinterklaas. Hoeveel mensen hebben er laatst ingezet bij EuroMillions? Hoeveel was er te winnen? En hoeveel kans had je om te winnen?

    Juist.



    28-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.halcyon days: de ijsvogel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik weet nog goed wanneer ik hem voor het eerst zag. Het was een zomerse middag in 1998 in het Justus Lipsius-college in Leuven, tijdens de middagpauze. De kleine refter voor het personeel bevindt zich op een overbrugging van de Dijle en de vensters zien uit op de bescheiden bruine rivier die zich slingert tussen het statige neo-gotieke college en de vervallende gebouwen van de Faculteit Geneeskunde. Door het open raam zagen we plots een opvallend gekleurde vogel over het water wegvliegen als een helle schicht. Ik wist niet wat het was, ik dacht een ontsnapte exotische vogel, misschien een kleine papagaai of een perruche, een parkiet.

    Een jaar of zo later, toen we in Werchter gingen wonen, groeven Lut en ik samen een vijver, vertrekkend van de diepe kuilen die waren overgebleven na het eveneens eigenhandig verwijderen van de stronken en wortels van enkele bomen die het licht benamen. Van aan mijn schrijftafel zie ik de nu mooi ingegroeide vijver, zes op tien meter. Het was daar dat ik enkele jaren geleden weer die kleurige flits van een vogel zag en toen wist ik het ineens: een ijsvogel! Nooit bij stil gestaan dat die hier inheems was, al prijkt hij in al zijn splendide exotische veelkleurigheid op de voorpagina van mijn exemplaar van Michael Lohmann’s Vogelgids, een handige en knap geïllustreerde gids voor onze streken.

    Sindsdien zien we hem hier in de tuin heel vaak, maar met gemengde gevoelens, want hij komt niet zomaar op bezoek: net zoals de reiger is hij uit op de vissen in de vijver. Er zitten enkele goud- en zilverwinden in, goed zichtbare en sierlijke zwemmers; een paar zwarte zeelten en dan een massa kleinere visjes, vetjes en andere die ik niet kan identificeren, maar die blijkbaar goed kweken, in tegenstelling tot de winden. Vorig jaar hebben we er ook een tiental goudvissen bij gezet, maar daar schieten er maar twee of drie van over. Ook de winden waren met twee keer tien begonnen, maar die zijn maar met zijn vieren meer. De reiger(s) en de ijsvogel(s) en misschien ook wel de katten van de buren zijn met het merendeel gaan lopen/vliegen.

    De reigers zijn heel schuw. Ze komen vooral ‘s avonds, onopvallend grijs in de schemering en bewegen zich schoorvoetend, schroomvallig naar de waterkant, je ziet nauwelijks dat ze zich verplaatsen, alleen hun poten bewegen, maar bij de minste verstoring in de omgeving, een weerkaatsing in het raam, een hoofdknik, een arm of been dat je strekt en hups, daar gaat de reiger met zijn enorme spanwijdte.

    Ook de ijsvogel is heel achterdochtig, als je een betere positie zoekt bij het raam om hem te zien, heeft hij het al gemerkt en scheert hij over het water weg, een totaal onverwachte schitterende explosie van turkoois en roestbruin-rood en wit, een opvallend lange en sterke bek. Als je geluk hebt, kan je hem zien fladderen als een kolibrie, surplacend in de lucht, speurend naar beweging onder het wateroppervlak. Het liefst zit hij doodstil op een tak die over het water hangt, of op de hoogste van de rotsachtige boordstenen; dan kan je hem plots zien duiken en met een glinsterende vis in de bek rakelings over het water scherend zien verdwijnen: weer een visje minder in de vijver…

    Verschuren zoekt de etymologie met een voorzichtig (wschl) in de richting van ijzer-vogel, wegens het staalblauw van de rug (en het roestige rood van de buik?). Dat wordt bevestigd in Kluge’s Duits etymologisch woordenboek; aanvankelijk gebruikte men ‘ijzer’, eigenlijk staal, niet zozeer voor gebruiksvoorwerpen maar, wegens de zeldzaamheid en de hoge kost, voor sieraden. De gelijkenis met het geblauwde staal is inderdaad heel sprekend. Ook het Deens isfugl en het Zweeds isfagl zijn (wschl) zo gevormd. Van Dale weet weer van niets, net zo min als peperdure Philippa (Etymologisch woordenboek van het Nederlands).

    In het Frans is het martin-pêcheur, met echo’s in het Italiaanse martin pescatore en het Spaanse martin pescador. In het Italiaans zegt men ook (martin) vetrilio, en dat is letterlijk ‘vitriool’, zwavelzuur, dat in zijn zuivere chemische vorm inderdaad precies de kleur heeft van de rug van onze vogel. Meteen zijn we beland bij de hoofdactiviteit van de ijsvogel: vissen. Ook het Engels heeft dat door: kingfisher is hun prachtige naam voor deze opvallende visser, oorspronkelijk king’s fisher, maar het is onduidelijk waarom; de benaming komt ook voor in andere talen, zoals het Zweedse kungfiskare. In het Spaans zegt men ook guardarrio, in het Portugees guarda-rios en dat is ook wat ie doet: naar de rivier kijken, of beter: naar de vissen in het water.

    Er zijn drie families, die in heel de wereld voorkomen: Alcedinidae (rivier-ijsvogels), Halcyonidae (boom-), and Cerylidae (water-). Met de wetenschappelijke benaming Halcyonidae zijn we bij de Griekse naam van de ijsvogel: alkuoon en niet halkuoon, dat is een volksetymologie, van Gr. hals kuein, op zee bevallen: de mythologische ijsvogel zou zijn nest op zee bouwen, natuurlijk enkel bij kalme zee. Het is een ‘topos’ geworden in de literatuur, een vaste stijlfiguur, de alkuonides hèmerai zijn een periode van rustig weer rond de winterzonnewende, rond 21 december dus, als de nachten het langst en de dagen het kortst zijn (niet te verwarren met de Indian Summer rond 21 september, als de dagen en de nachten even lang zijn).

    De uitdrukking is nu het best bekend in het Engels: halcyon days betekent daar een periode van rust en weldadigheid in de natuur, maar vooral ook figuurlijk een gelukzalige, helaas meestal korte periode in iemands leven. Het weze ons: u, lieve lezers en ook mij, vergund er nog zo enkele te beleven.



    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie, wetenswaardig
    21-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Steven Pinker, The Stuff of Thought
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik besprak hier onlangs al twee andere werken van Steven Pinker; je kan op de verwijzing klikken:
    The Blank Slate http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=475
    How the Mind Works http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=462

    Aangevuurd door mijn enthousiasme pikte ik in de Stadbibliotheek van Leuven de recente vertaling op van zijn jongste boek: The Stuff of Thought. Language as a Window into Human Nature, Notes, References, Index, 499 pp. Die vertaling, verschenen bij Bruna onder de titel: ‘De stof van het denken’, viel best mee, maar ik ben er na het eerste hoofdstuk toch mee gestopt. Enerzijds lees ik nu eenmaal liever Engels dan Nederlands, na veertig jaar is dat echt een gewoonte geworden; bovendien gaat dit boek over taal, met talloze voorbeelden uit het Engels en dat is een probleem, ook voor de vertaler, die meestal ook het Engels erbij vermeldt. Voor mij was het dus evident dat ik dit boek in zijn oorspronkelijke taal zou lezen. Ik bestelde meteen maar de hardcover, ik heb een intense fysieke afkeer opgedaan van het petieterige lettertype van Penguin paperbacks. Ik vond een gloednieuw exemplaar voor een prijsje op eBay, nieuw is het € 25.

    Andermaal kan ik niets anders dan goeds zeggen over deze Pinker. Natuurlijk, dit is geen romannetje, het is ernstige wetenschap, maar dan geschreven door een uiterst begenadigd auteur, in een literaire taal die menig romancier hem mag benijden. De soms hilarische (> Gr. hilaros, opgewekt, maar ssst! Niet vertellen aan Van Dale, die denkt dat het van het Franse hilarité komt) dus dolkomische voorbeelden maken er een echt feest van voor elke taalliefhebber, en wie van u is dat niet, lieve lezers?

    Ik ga me ook nu niet wagen aan een analyse of een samenvatting, je kan die gemakkelijk vinden, de Wikipedia-pagina gewijd aan het (Engelstalig) boek is een goede plek om het zoeken te beginnen. Ik wil je wel verklappen dat er een heel hoofdstuk is over namen en een ander over taboewoorden zoals vloeken, seks-, pis-en-kak en etnische scheldwoorden &c., telkens met uitvoerige voorbeelden, allen daarheen! Hoe de vertaler het er van afgebracht heeft, weet ik niet, toen was ik al in het Engels aan het lezen…

    Ik heb veel bijgeleerd over taal en over onze menselijke natuur. Een van de meest interessante inzichten was dat wij niet denken in taal, expliciete taal, met woorden en volledige zinnen, maar met veel vagere concepten. Als je leest, dan lees je de letters, maar daarvan ben je je niet bewust; je leest ook de woorden, de zinnen en paragrafen, maar dat merk je evenmin: je leest de betekenis! En soms moet je een paragraaf twee keer lezen eer je het door hebt, soms heb je aan enkele woorden genoeg en vliegen je ogen over het blad. Bij spannende lectuur lees je veel sneller, zeker als het gaat om nogal voorspelbare situaties, waarbij het vooral de actie is die ons interesseert. Wij denken nu eenmaal veel sneller dan we kunnen lezen.

    Dit uiterst boeiende jongste boek van Steven Pinker is dus weer een aanrader. Lees het vooral rustig, neem er de tijd voor, het is een schatkamer van plezierige anekdoten, puns, grappen en zelfs een paar grollen, maar ook een zeer toegankelijke, heldere, vaak verrassende maar vooral indrukwekkende uiteenzetting van hoe ons bewustzijn werkt en hoe we met taal omgaan, als spreker of als luisteraar. Je zal geen ogenblik spijt hebben van de tijd die je erin gestoken hebt. Kan je dat ook zeggen van de uren van je laatste ontspanning?



    20-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.teunisbloem
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Enkele jaren geleden, toen we onze tuin aan het inrichten waren, kregen we van een schoonzus met zéér groene vingers enkele bakjes vol met scheuten en stekken van allerlei planten. Het jaar daarop begonnen die overal te wassen. Een van de meest opvallende was de teunisbloem, met haar zeer heldere gele bloemen, die bij valavond heel snel ontluiken: je kan ze zien opengaan als je erbij blijft staan, zo snel gaat het. Het is ook een plant die zich gemakkelijk voortplant: je vindt ze overal in de tuin na enkele seizoenen.

    In de Flora van de lage landen, 704 blz., 2000 van Jan Marijnissen, een heerlijk geïllustreerd werk, vinden we drie soorten uitvoerig beschreven: de grote, de kleine en, wat dacht je, de middelste teunisbloem. Bij ons is de kleine vrij zeldzaam, de grote en de middelste vind je volop, evenals allerlei kruisingen. Precies omdat het kruisen zo gemakkelijk gaat, gebruikte Hugo De Vries (1848-1935), de Nederlandse bioloog-plantkundige die in 1901 een van de drie her-ontdekkers was van de wetten van Mendel, de grote teunisbloem voor zijn experimenten. Zijn mutatietheorie bracht die de theorieën van Darwin eindelijk in verband met de wetten van Mendel, wat dé grote doorbraak was voor de hedendaagse genetica.

    De Latijnse benaming van de soort is Oenothera; het Nederlandstalige Wikipedia-artikel geeft een als etymologie: ‘ezelsvanger, van het Grieks oeno (ezel) en thera (vangen)’. Vreemd, want in het Grieks is ezel onos, niet ‘oinos’ dus kan dat moeilijk oi- of in het Latijn oe- worden. Meer waarschijnlijk is de afleiding van Gr. oinos, wijn: de wortels van de plant zouden naar wijn ruiken, ze zijn dus op zoek, op jacht (Gr. thèra) naar wijn. De plant zou ook gebruikt zijn om wijn op smaak te brengen. Maar er is ook een versie in het Grieks die inderdaad onothèra geeft en een Grieks synoniem is onagra, wat ons bij de onager brengt, de veld-ezel (Gr. onos agrios>onagros). De connectie met de ezels verschijnt ook in de naam van de familie waartoe de oenothera behoort, namelijk de Onagraceae. Onagra betekent letterlijk ezelsvoeder, misschien aten de ezels de plant of de wortels graag. Onagra is ook Grieks voor de oleander, maar dat is een andere plant… In het Frans is onze teunisbloem een oenothère, herbe aux ânes, met als synoniem: onagre, de familie heet Onagracée. Verwarring alom dus. De wetenschappelijke naam, daarover is men het nu eens, is oenothera, dat heeft Linnaeus zelf vastgelegd.

    Maar waarom zeggen wij teunisbloem? Dat klinkt echt Nederlands, zoals in Antheunis, van Ant(h)onius. Van Dale leidt het af van fleur de Tunis en ik vond daarvan één bevestiging, in een geleerd boek over de molecularisering van het wereldbeeld; wellicht hebben ze het van Hugo De Vries zelf? In sommige dialecten is teunisbloem de naam van de grote wederik, Lysimachia vulgaris, ook een plant met gele bloemen die rond dezelfde tijd bloeit.

    Mijn zoektocht naar een Franse referentie leverde niets op: geen enkel Frans woordenboek kent de uitdrukking fleur de Tunis, het is ook geen synoniem voor de oenothère/onagre. De oorsprong van de bloem zelf ligt overigens niet in Afrika, maar in Noord-Amerika, van waar ze ingevoerd is in Europa in de 17de eeuw of zo.

    In het Duits zeggen ze Nachtkerze, wellicht wegens de avondlijke bloei: nachtkaars; het is een zeer toepasselijke naam, je ziet ze echt oplichten in het halfduister. In het Engels is het evening primrose (primrose is de primula of sleutelbloem), suncups, sundrops.

    Maar dat brengt ons allemaal niet dichter bij onze teunisbloem.

    Onlangs had ik het hier over het Sint-Janskruid:, klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=42050

    Die plant zou haar naam gekregen hebben wegens haar bloei rond de feestdag van Sint-Jan, 24 juni. Is het denkbaar dat onze teunisbloem naar Antonius van Padua (1195-1231) genoemd is, die zijn feest heeft op 13 juni? Dit is de populaire Franciscaanse heilige die men ter hulp roept om verloren voorwerpen terug te vinden. De plant bloeit weelderig van in juni tot laat in september, het kan dus.

    Verschurens Modern Woordenboek zegt: ‘waarschijnlijk van Tunisbloem, waarmee de afrikaan bedoeld wordt’; dat is dan de tagetes, het afrikaantje, maar die komt ook al uit Amerika.

    Laten we het maar op Antonius, Teunis dus teunisbloem houden, bij gebrek aan beter. Het lijkt aannemelijker dan de Franse referentie, die niet in het Frans terug te vinden is.

    Ik vermeld nog dat de hele plant eetbaar is, de wortels zouden heel lekker zijn. De plant is ook zeer olierijk, de olie heeft naar verluidt homeopathische eigenschappen.



    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie, wetenswaardig
    19-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.puntjes op de i

    Korps, ofte lettergrootte


    Wij staan er niet meer bij stil: een druk op de knop bepaalt het lettertype dat we gebruiken, een tweede klik en ook de grootte van de letters is bepaald of gewijzigd. Het was ooit wel anders.

    Letterzetters in drukkerijen moesten loden letters een voor een uit kasten bijeenrapen, de onderkast voor de gewone letters, de bovenste kast voor de hoofdletters. In het Engels spreekt men nog altijd van UPPER en lower case. Wij kennen die kasten als toonkasten voor verzamelobjecten.

    De letters waren in spiegelbeeld, zodat de afdruk ervan dat net niet was; ze werden op een letterhaak een voor een in de volgorde van de tekst gerangschikt, van achter naar voor en ondersteboven. Zelfs met die drievoudige handicap deden ervaren letterzetters dat zelfs voor ingewikkelde teksten en minuscule lettergroottes met een verbazingwekkende snelheid en zonder al te veel tussenkomsten van de beruchte zetduivel.

    Als je eens wil zien hoe het vroeger in zijn werk ging, breng dan een bezoek aan het Plantijn-Moretusmuseum in Antwerpen, erkend als werelderfgoed en inderdaad een van de interessantste en mooiste plekjes van ons land en zelfs van de hele wereld, echt waar!

    Op onze PC zien we de lettergrootte uitgedrukt in een cijfer: voor platte tekst, dus alles behalve de titels en de voetnoten en zo, is 10 zowat de norm, 12 is aan de grote kant, 8 is al lastig voor senioren.
    Deze tekst schreef ik oorspronkelijk in 12 punt, wat ermee gebeurde door hem op Seniorennet te plaatsten weet ik niet. Op je scherm kan je de tekst vergroten door tegelijk ctrl en + in te drukken. Twaalf of tien of acht, maar 10 wat? Geen centimeters of millimeters, dus wat dan wel? Waar komt die aanduiding van de grootte vandaan?


    De eenheid van lettergrootte, of de korpsgrootte, is de punt.


    We spreken dus van 10 punt etc. Dat gaat terug op een zeer oude traditie in de drukkunst, die in West-Europa haar opbloei kende rond 1500. Aanvankelijk deed iedereen wat hij wou met de vorm en de afmetingen van de letters, maar stilaan kwam er de nood aan een ordening, het is nu eenmaal gemakkelijker te spreken van 10 punt dan van ‘ongeveer zó groot’.

    De eerste succesvolle poging was die van Pierre Simon FOURNIER (le Jeune, 1712-1768). De courante lengtemaat voor zowat alles was in die tijd de voet, zoals nu nog in de Angelsaksische wereld en onze voeten zijn, met de nodige variatie, ongeveer 30 centimeter lang. Die voet was toen onderverdeeld in een twaalfdelig stelsel, nog een traditie die Napoleon rond 1800 drastisch en definitief afschafte en die in enkel Amerika en Engeland is blijven voortleven. Er waren twaalf duim in een voet, elke duim was twaalf lijnen groot, en elke lijn had 12 punten. Fournier stelde voor om een typografische eenheid te nemen die wat groter was de al te kleine theoretische punt (0,18 mm, of bijna onzichtbaar…), namelijk twee dergelijke punten, dus 0,36 mm. Dat was in 1764.

    Een letterteken, gemeten van het hoogste punt van de k tot het laagste punt van de q, was dan bijvoorbeeld 12 punt groot, een courante maat, die men ook wel cicero noemde, waarschijnlijk omdat een belangrijke vroege tekstuitgave van die Romeinse auteur in die lettergrootte gezet was.

    Ondertussen was de voet ook gestandaardiseerd in de pied du roi, die in onze maten 32,84 cm zou zijn. De typografische punt daarvan afgeleid door François Ambroise DIDOT (1732-1795) in 1775 was dus iets groter: 0,376 mm dan die van Fournier. Twaalf punt Fournier is even groot als elf punt Didot. Een van de meest gangbare Didot-korpsgroottes was de cicero of pica, letterlijk (c’est bien le cas de le dire) de ekster, twaalf punt. In Europa gebruikte iedereen al gauw de Didot-punten en dat bleef zo tot op heden. Maar uitgerekend in België is men zeer lang Fournier-punten blijven gebruiken in onze drukkerijen.

    Met Napoleon kwam dus het metriek stelsel in voege in ongeveer heel Europa. Tradities sterven langzaam, en in de drukkerswereld nog het traagst. Rond 1880 stelde Berthold, de belangrijke Duitse fabrikant van lettertypes, voor om 30 cm gelijk te stellen met 798 punt. Dat maakt dat een punt 0,3759 mm is, dan weer afgerond tot 0,375 mm, of 3/8 mm.

    Dat is nog niet het einde van het verhaal. In Engeland en later Amerika was er een heel andere evolutie. Daar vertrok men van dat bekend lettertype, de pica van twaalf punt. Een punt was 1/72 van een (Amerikaanse of Britse) voet of 1/6 van een inch, de plaatselijke duim, maar ook die maat lag nog niet helemaal vast; lees eens mijn tekst daarover en klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=20636

    Rond 1885 vond men het ginds ook welletjes en werd de grootte van de pica-punt vastgelegd: 35 cm is 83 pica van 12 punt, dus 996 punt; de pica-punt is dus 0,3541 mm.

    De Europese Unie heeft beslist dat alle maten in het metriek stelsel moeten weergegeven worden, dus ook die in de drukkerswereld. Maar ik heb de stellige indruk dat men nog altijd met lettergroottes werkt die in punt uitgedrukt zijn, net zoals wij doen op onze PC. Welke punten dat zijn, Fournier, Didot, Berthold, pica, wie het weet mag het zeggen.

    Mensen houden vaak op een bijna onredelijke manier vast aan tradities uit het verleden. Als dat het geval is voor iets zo onschuldigs als de grootte van onze letters, dan is dat eigenlijk ook niet erg. Het leek me interessant om even terug te gaan in de geschiedenis en zo te zien wat de achtergrond is van iets waar we dagelijks mee omgaan zonder er een … punt van te maken!


    Categorie:wetenschap
    Tags:typografie
    17-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ein Mensch ist kein Tier
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



     

    Ein Mensch ist kein Tier

    Bertolt Brecht, Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny

     

    Wat bezielt een mens toch?

    Natuurlijk stellen we ons die vraag als een jongeman in zijn razernij drie mensen neerschiet. Of als een andere om een MP3-speler iemand afmaakt met een mes.

    Laatst was er een reportage over een geval van verkeersagressie; na een twist over een parkeerplaats achtervolgde een man zijn rivaal en schoot hem een kogel in het hoofd.

    Wat bezielt een mens?

    Een mens leeft op deze aarde in de eerste plaats als een individu. Wij zijn ons bewust van onszelf, wij zijn voortdurend met onszelf bezig, wij bekijken alles vanuit ons eigen oogpunt, wij zijn het centrum van de wereld. Wij hebben een stel hersenen dat onophoudelijk gedachten genereert en die gedachten zijn de onze, wij zijn die gedachten. Die enorme complexe voorraad van kennis, herinneringen, gevoelens in onze geest is als een wervelende Melkweg, onmetelijk diep en vrijwel onbeheersbaar, een wilde draaikolk van invallen, reacties, projecties. Onze zintuigen confronteren ons met de wereld en vooral met de andere individuen in onze omgeving. En daar begint het drama.

     

    Wij kennen onszelf anders dan al de andere mensen. Nooit kunnen wij iemand anders kennen zoals wij onszelf kennen. De andere is ook een mens, natuurlijk, maar hij is niet-ik, hij is fundamenteel anders dan ik.

    Het is zeer moeilijk om de andere als een ook-ik te bekijken en te behandelen. Het ligt in de natuur van de mens om altijd eerst aan zichzelf te denken. Lijfsbehoud, overleven, bedreigingen afweren, niet onderdoen voor de andere, de eerste zijn, de betere. Alle godsdiensten en filosofieën worstelen met die primaire drang en met de verhouding van de mens tot zijn medemens, die met diezelfde drift behept is.

    Bij de dieren is lijfsbehoud en het recht van de sterkste de norm. Wie macht heeft, eet, de andere wordt opgegeten. Er is maar één uitzondering: de zorg voor de jongen. Voor het overige is het de wet van de jungle: a struggle for life and survival of the fittest.

    Met vallen en opstaan heeft de mens in de paar duizend jaar van zijn bestaan moeten leren dat voor hem andere wetten gelden. Als we met elkaar omgaan als Kaïn en Abel is het snel met ons gedaan. Als de stam elke aanslag moet vergelden, moorden we elkaar uit tot er niemand over is.

    Uiteindelijk moeten we aanvaarden dat de andere er is, en dat samen beter is dan alleen. We hebben de andere nodig, hij of zij kan iets hebben of kunnen dat ons van nut kan zijn bij het overleven, of om gelukkig te zijn.

    Eigen lijfsbehoud wordt geconfronteerd met diezelfde drang in de andere. En voor een denkend wezen is dat de grond van alle goed en kwaad.

    Want voor een kudde schapen is dat zo geen probleem, of voor een zwerm bijen. Daar zorgt elk lid van de groep voor zichzelf en zo voor het voortbestaan van de groep. Individuele leden komen en gaan, en er wordt niet bij stilgestaan. Bij sommige diersoorten zoals olifanten ziet men soms iets als verdriet bij het afsterven van een individu, maar enkel de mens is in staat om daaraan zelf ook kapot te gaan. De mens is een ziek dier, zegt men dan.

    En als die mens in een hoek gedreven wordt, dan doet hij soms vreemde sprongen. Homo homini lupus, de mens is een wolf voor zijn medemens.

    Het is bekend dat zelfs uiterst beschaafde mensen, die normaal geen vlieg kwaad doen, in hun wagen of op hun moto plots veranderen in onverdraagzame, irrationele, oorlogvoerende woestelingen. In het verkeer komen alle regels van de jungle weer aan bod: mijn parkeerplaats, mijn plaats in de file, mijn voorrang, mijn recht om rapper te rijden.

    De regels van het samenleven aanvaarden we maar node. We gehoorzamen, maar enkel omdat het moet, omdat we anders bestraft worden. En hoe algemener de regel, hoe abstracter, hoe moeilijker we buigen. In een school ontstaat brand omdat iemand rookte op de kamer. Nieuwe regel: niemand rookt op de kamer. We gaan ermee akkoord, we tekenen het schoolreglement, maar als we zin hebben in die ene sigaret, dan steken we die toch op zeker? Dubbel parkeren of op de plaats voor personen met een handicap gaan staan, natuurlijk mag dat niet, maar ik moet alleen maar een brood kopen, of die brief in de bus steken…

    Wij zijn individuen, geen mens die ons zal tegenhouden! En hoe harder men het toch probeert, hoe grimmiger de tegenreactie. Wij zijn geen lammetjes…

    Het is veel veiliger en zelfs sneller als we blokrijden naar de kust, dat is bewezen. Maar geen mens die het gelooft. Je kan zo’n blok bekijken als verkeersdeskundige, als socioloog, en dan zie je een massa die zich voortbeweegt aan een vaste snelheid in een zelfde richting. Maar als je elk van de individuen achter het stuur bekijkt, dan zit onder dat schapengedrag een bende bloeddorstige wolven verborgen, razend op al die anderen die uitgerekend nu ook naar de kust moeten, op de echtgenoot die nog maar eens herhaalt dat je toch beter een uur vroeger vertrokken was, op de kinderen die zitten te bekvechten, op de wetgever en de politieagenten, en de zon schijnt onbarmhartig en had je toch maar die airco-optie genomen…

    Ons vermogen om onze hersenen te gebruiken, is onze zegen en onze vloek. Onze medemens is onze laatste bedreiging en ons enig heil. Haat ligt diep in onze genen, liefhebben moeten we leren, elke dag van ons leven, als we niet alleen als individu maar ook als groep willen overleven.

    Misschien is dat nu precies de onderliggende wrevel in onze rijke Westerse wereld: wij zijn met teveel. Ik word als individu geremd in mijn mogelijkheden, ik moet met teveel anderen delen, ik moet schaap spelen, en dat ligt me niet. Misschien moeten de zwakkeren, de trageren, die me tegenhouden, eruit?

    Een topmanager krijgt hetzelfde loon als al zijn werknemers samen, en vindt dat hij dat nog verdient ook. Mijn wagen is twee keer zo groot en snel als de uwe (en tien keer zo duur), waarom zou ik dan achter jou aan blijven sukkelen?

    Onze maatschappij lijkt erop gericht om het individualisme te cultiveren. Van elk voorwerp of product zijn er eindeloos veel soorten, zodat niemand hetzelfde hoeft te kopen. De Sovjet-Unie is ten onder gegaan aan staatsdirigisme, met één soort schoenen voor alle Russen, iedereen dezelfde wodka, iedereen in de rij voor brood. In China droeg iedereen een eender Mao-pak. Maar de mens is geen dier. Zelfs in China lukt het niet om van de mens een kuddedier te maken. De ontwikkeling van de mens, de vooruitgang van de beschaving gaat hand in hand met de ontvoogding van het individu. Mens-zijn is individu zijn, autonoom.

     

     

    Sonnet

    Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,
    En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon
    Over mij zelf en 't al, naar rijksgeboôn
    Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten.

    En als een heir van donkerwilde machten
    Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn
    Voor 't heffen van mijn hand en heldere kroon:
    Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten.

    -- En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond
    Úw overdierb're leên den arm te slaan,
    En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed

    En trots en kalme glorie te vergaan
    Op úwe lippen in een wilden vloed
    Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond.

    Willem Kloos (1859-1938)



    16-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Matthäuspassion van Bach
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gisteren op Mezzo: de Mattheuspassie van Bach in een uitvoering van Ton Koopman c.s. (cum suis, met de zijnen, dus met zijn vertrouwde medewerkers en solisten), opgenomen in de Sint-Joriskerk in Amersfoort in 2005. Dit is waarschijnlijk een van de beste interpretaties in de oorspronkelijke stijl die men zich kan voorstellen. Ik heb met ontroering zitten luisteren en kijken van het begin tot het einde.

    Is dat niet vreemd voor iemand die zich zo nadrukkelijk atheïst noemt? Ik vind van niet. Het gebeurt me wel eens dat ik me bij het beluisteren van oude ‘religieuze’ muziek druk maak over de liturgische teksten, die slechts een aanleiding zijn voor de componist om zich uit te leven. Een mis van Palestrina of Dufay bijvoorbeeld, daarbij geniet ik enkel van de muziek, die vrijwel niets te maken heeft met de inhoud van de teksten. En ook sommige devote teksten van Bach zijn werkelijk niet te pruimen, zelfs niet voor vrome gelovigen, het zijn gewoon karamellenverzen van een of andere niet erg begaafde amateur.

    Niet zo bij de monumentale Mattheuspassie. Enerzijds heb ik die al zo vaak gehoord, ook enkele keren live, dat ik ze ongeveer van buiten ken. Het is een deel van mijn leven geworden, een vertrouwd cultuurgoed dat ik koester zonder enige aarzeling of bijgedachte: dit behoort gewoon tot het mooiste dat er is op deze wereld. Niet te verwonderen dat de meeste muziekliefhebbers het daarmee eens zijn: in lijsten van de top tien staat dit telkens helemaal bovenaan.

    Ik kan ook onmogelijk mijn katholieke opvoeding in het gezin en op school, noch de dertig jaar als secretaris van de Theologische faculteit in Leuven en mijn hele loopbaan aan de Katholieke Universiteit zo maar vergeten of doen alsof ze er niet geweest zijn. Evenmin is het mogelijk om de ogen en oren te sluiten voor het feit dat onze cultuurgeschiedenis op talloze manieren verweven is met religie. Het is niet omdat ik sinds enkele jaren voor mezelf heb uitgemaakt dat een atheïstische levenshouding meer overeenstemt met mijn inzichten en overtuigingen dat plots de hele wereld en de hele geschiedenis van het mensdom verandert, noch dat ik zou willen dat ik het kon veranderen. Wij zijn wie we zijn, we dragen ons verleden met ons mee, onze persoonlijke geschiedenis en die van onze beschaving. En in die beide verhalen is de Mattheuspassie een ongeëvenaard hoogtepunt.

    Ik vermoed dat Bach niet bepaald een groot theoloog was. Maar hij heeft zonder enige twijfel meer gedaan voor het geloof van de mensen dan alle theologen samen. Ik maak me vaak druk over geloofspunten, over de standpunten van de kerk in maatschappelijke debatten, over de structuur en het bestuur van de kerk. Maar ik ben niet blind of ongevoelig voor het eenvoudig geloof van een niet onaanzienlijke groep mensen in het verleden. Ik respecteer ook de mensen die vandaag ‘iets hebben’ aan dat geloof, die er een kracht uit putten. Zij weten vrijwel niets af van wat de kerk en theologen erover zeggen en dat is maar goed ook; zij hebben enkele basisinzichten met hun opvoeding meegekregen en dat is voor hen voldoende, ze hebben dat opgenomen in hun levenshouding en dat geeft hen inderdaad kracht en rust, vooral op moeilijke of cruciale momenten van het leven. Waarom zouden we hen dat kwalijk nemen? Waarom zouden we hen iets verwijten? Het zijn geen fundamentalisten, geen hekkenspringers, geen pilaarbijters, maar meestal bescheiden, vriendelijke medemensen, geëngageerd in de maatschappij, met standpunten die zonder veel moeite kunnen gedeeld worden door anderen, verdraagzaam ook voor anderen, gedienstig, sociaal… wat wil je nog meer? Ik in alle geval niet veel.

    Het is voor die mensen dat Bach het passieverhaal op muziek zette in 1727 en hij is in zijn opzet beter geslaagd dan wie ook voor en na hem. Ik kan me niet voorstellen dat iemand ooit op enige manier aanstoot zou kunnen nemen aan dit meesterwerk, of het met andere dan de meest ingetogen gevoelens zou kunnen beleven. Maak dus eens een paar uur vrij en lever je over aan wat wellicht het beste in jezelf is.


    15-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.respijt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hartpatiënten moeten genoeg bewegen.
    Ik dus naar een les figuurtraining, zogenaamd een rustige manier om je hele lichaam in conditie te brengen. Maar na veertig jaar zonder sport is dat lichaam nog juist goed om in de zetel te zitten, dat werd me al snel duidelijk. Terwijl de andere gegadigden nog allerlei oefeningen aan het doen waren, lag ik languit uit te puffen, bekaf, buiten adem, in het zweet, rood aangelopen, een hartslag ruim boven het gebruikelijke. Het was ontnuchterend, want zoals een mens denkt dat hij mentaal nog dezelfde is als veertig jaar geleden, zo vermoedt hij dat hij nog altijd een handstand kan doen, een uur zwemmen, twintig keer opdrukken en dies meer als hij zestig is. Niet dus.

    De docente trachtte me te troosten: je moet jezelf wat respijt geven, dit was de eerste les, het gaat nadien wel beter. Dat kan wel zijn, maar ik ga toch maar een wat rustiger manier zoeken om toch wat in beweging te komen: fietsen, wandelen, zwemmen? Wat er ook van zij, een ding is duidelijk: op enkele maanden tijd ben ik er mij pijnlijk bewust van geworden dat ik oud geworden ben, of toch een heel stuk ouder dan ik dacht. Zo gaat het dus, dit is wat anderen voor mij overkomen is en dat ik nu zelf doe, in plaats van er naar te kijken en te zeggen: tiens, hij is wel veel ouder geworden op korte tijd! Hij ziet er ouder uit! Of zoals mijn oudste broer placht te zeggen: hij zal nooit zo oud worden als hij er uitziet!

    Ik wou het nog even hebben over dat ‘respijt’. Hoeveel respijt heb ik nog? Dat is ook een van de kenmerken van ons leven: we weten niet op voorhand wanneer het zal eindigen en hoe, tot het te laat is.

    ’Respijt’ is een tijdsspanne, een periode waarin iets wordt opgeschort, een uitstel of onderbreking, een verpozing of verademing. Wat de docente bedoelde is dat ik beter nu niet meteen beslis om af te haken, maar mijn oordeel even opschort, wat geduld heb. Wij hebben het woord overgenomen uit het Frans, lang geleden al, in de middeleeuwen al, nog voor we de Franse edelen van hun Gulden Sporen bevrijd hadden.

    Het oud-franse respit komt dan weer zoals gewoonlijk van het Latijn, van het werkwoord respicere, letterlijk omkijken, terugkijken, omzien, omzichtig te werk gaan. Respectus is dan het omzien, zoals in de uitdrukking ‘zonder omzien’, of ‘ niet naar iemand omzien’. Wie wel naar iets omziet respecteert het, heeft er respect voor. Maar naast ‘respect’ is er in het Frans rond 1100 een ander woord van respectus afgeleid: respit, dat later répit werd, maar ondertussen hadden wij het al overgenomen als ‘respijt’, met dezelfde betekenis als in het Frans. Het Engelse respite dat ongeveer klinkt zoals ons respijt, heeft ook die betekenis.

    Ik vermeld nog even dat ‘spijt’ afgeleid is van het oud-Frans despit, modern Frans dépit, met als voorouder Lat. despectus, letterlijk naar beneden kijken, verachting dus, misprijzen; er is wel een betekenisverschuiving gebeurd, want in het Frans is dépit veeleer een soort van woede, vooral omwille van amoureuze afwijzing, dus wel spijt in onze betekenis, maar niet met droefenis, verdriet zoals in het Nederlands. Het Franse en dépit de en het Engelse in spite of betekenen allebei wat wij bedoelen met ‘ten spijt’: alle inspanningen ten spijt, kwam hij toch deerlijk te laat. Het Engelse spite heeft de oorspronkelijke betekenis van despectus behouden: kwaadwilligheid: he did it out of spite. Merk op dat beide het voorzetsel de- verloren hebben: spijt, spite.

    Een afsluitertje. Het Duits heeft het prachtige Schadenfreude, dat wij vertalen als leedvermaak, plezier als iemand (schade) lijdt. Niet netjes, dus. Maar hoe zeg je dat in één woord in het Engels? Of het Frans? Het Italiaans, Spaans? Zijn wij dan samen met de Duitsers werkelijk de enigen die zich moeten schamen over zo’n laaghartige gevoelens?


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie, wetenswaardig
    14-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Last Night of the Proms 2008
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Toevallig, vreemd genoeg, stemde ik gisteren af op BBC2 voor een aangekondigd prom-concert en wat bleek: het was Last night of the Proms! Promenadeconcerten waren oorspronkelijk, zoals het woord zelf zegt: wandelconcerten, waarbij niet de muziekanten maar het publiek rondwandelt of dat toch kan doen, een concert in open lucht dus meestal, zonder zitplaatsen. In Londen is het een acht weken durend festival in de Royal Albert Hall, een rotonde met plaats voor zes duizend toehoorders. De/het parterre, gelijkvloers heeft ongeveer duizend staanplaatsen en is steeds uitverkocht, net zoals de andere plaatsen, voor alle tachtig concerten. Van het laatste concert, de seizoensafsluiter, maken ze er altijd een feest van. Het orkest is feestelijk uitgedost, de dirigent, altijd een bekende, meestal Britse, dit jaar Sir Roger Norrington, ook; hij mag een korte speech houden. De artiesten zijn ook de allerbeste, vorig jaar Netrebko en Hrostovski, dit jaar Hélène Grimaud en Bryn Terfel.

    Het programma is niet bepaald licht, gedurfd zelfs, maar wel altijd heel boeiend. Dit jaar was er een eerbetoon aan Ralph Vaughan Williams, die vijftig jaar geleden overleed. Het tweede deel, na de pauze, was vroeger op en top British, met onder meer jarenlang de onvermijdelijke Fantasia on British Sea Songs, met de ‘spontane’ reacties van het publiek. Enkele jaren geleden vond men dat dan toch té voorspelbaar en sindsdien zijn er andere, vergelijkbare muziekstukken, maar ook zeer verrassende, zoals dit jaar een opdracht aan een dertigjarige onbekende Schotse componiste, zeer modern, met satellietverbinding naar steden in Wales, Schotland, Ierland en naar Hyde Park, waar er een eigen Last Night is voor veertig duizend luisteraars!
    Op geen enkel moment doet men toegevingen aan de populaire smaak, kitsch ondenkbaar, cross-over ook. De meezingers zijn nog altijd Land of Hope and Glory, de hymne Jerusalem, op een gedicht van William Blake, het God save the Queen en dan als afsluiter, a capella, Auld Lang Syne.

    Tussendoor zijn er korte, vriendelijke interviews en wat snelle commentaar en aan- en afkondigingen, maar alles up-tempo in een opgewekte, wervelende presentatie. Een muzikaal feest zonder weerga, meeslepend, begeesterend! Wie zich stoort aan de onvermijdelijke patriottische trekjes is een kniesoor.

    Ik hoop dat ik er nog veel mag meemaken.

    Dat brengt me bij het Klara-festival. Af en toe hoor ik daarover iets op Klara, aankondigingen en af en toe een heruitzending, maar op een avond vertelde mijn Tv-toestel me dat als ik op de rode knop drukte, ik rechtstreeks naar het Klara-festival kon zappen. Ik heb met veel aandacht zitten kijken en luisteren naar het tweede deel van het concert, met een symfonie van Silvestrov, een hedendaags Russisch componist, met Gergiev als dirigent: een ervaring. Waarom wist ik van niets? De aankondigingen van Canvas+ laten zeer te wensen over, ik vermoed dat ik niet de enige ben die dit bijzonder concert (bijna helemaal) gemist heeft. Als we dan al eens iets goed doen, dan verstoppen we het nog. Jammer.



    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    12-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God zonder religie?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen God zonder religie is de uidagende titel van het boek van Sankara Saranam, uitgegeven bij Servire in 2008, de vertaling van God without Religion (2005), 320 blz., enkele voetnoten, uitvoerig register. Het is een interessant maar ook een ongewoon boek.

    Enerzijds spaart de auteur zijn kritiek niet op de gevestigde godsdiensten en hun geschiedenis. Maar in tegenstelling tot de talrijke anderen die dat lang geleden of recentelijk ook deden, wenst hij een alternatief aan te bieden, een uitweg uit de impasse. Hij onttrekt zich zo aan de kritiek die gelovigen niet volkomen onterecht uiten op de beeldenstormers: en dan? Wat nu? We weten nu wat er fout is, maar hoe moet het dan wel?

    De bedoeling van onze auteur moge dan al prijzenswaardig zijn, al gauw blijkt dat beeldenstormen een veel gemakkelijker klus is dan kathedralen bouwen.

    Wie zich verwacht aan een systematische uiteenzetting van het alternatief, zal wellicht teleurgesteld zijn, zoals ook ik was. Een aantal begrippen en termen duiken op, zonder veel uitleg, alsof ze bij iedereen bekend zijn. Maar ik althans vond ze meestal vrij vaag. Anderzijds is het discours, de taal, de redenering steeds helder en rationeel. Het is dus even zoeken.

    Er zijn enkele hoofdstukken die, met veel waarschuwingen en zelfkritiek, de wat esoterische kant op gaan. Toch zijn ook die zeer leesbaar en interessant; we zijn hier zeer ver van wat je bijvoorbeeld in goedkope horoscopen kan lezen, gelukkig maar.

    Onze auteur is, zijn (aangenomen?) naam laat het vermoeden, een adept van oosterse spiritualiteit, meditatie en lichaamstechnieken. Stel u daarbij geen zweverige new age toestanden voor, in tegendeel: hij waarschuwt zeer scherp tegen allerlei modieuze en commerciële charlatans. Hij heeft ongetwijfeld gelijk wanneer hij zegt dat wij te weinig met ons lichaam bezig zijn, ons hele lichaam, inclusief onze geestelijke vermogens. De meesten onder ons weten niets af van de invloed die er kan uitgaan van lichamelijke houdingen en praktijken voor ons bewustzijn. Daar ligt zeker voor westerlingen een onontgonnen terrein, dat naast onze geestelijke ook onze lichamelijke gezondheid wezenlijk kan bevorderen. Het boek biedt daarvoor concrete en heldere praktische richtlijnen en suggesties.

    Toch schuilt er een gevaar in zijn titel en zijn raadgevingen. Het lijkt er af en toe toch wel op dat hij in de plaats van de gevestigde godsdiensten als alternatief toch een of andere vorm van religie plaatst, met eigen rituelen, grote figuren, morele praktijken, gemeenschappen &c. Het is onduidelijk hoe men in een dergelijk systeem al de fouten kan vermijden die de bestaande godsdiensten gemaakt hebben. Hij moge dan al het enorme voordeel hebben van te kunnen beginnen met een onbeschreven blad, een grondige kennis van al wat verkeerd is gegaan bij de anderen en de allerbeste intenties, het kan me dunkt niet echt lang duren eer hij noodgedwongen zal kennismaken met de concrete zwakke, onvoorspelbare, onvolmaakte en soms ronduit misdadige mens in al zijn complexiteit. Dan zal wellicht blijken dat zijn alternatief niet grondig verschilt van de even zuivere ideeën die aan de grondslag lagen van de boodschap elke religieuze hervormer, elke profeet, elke politieke leider.

    Toch is dit een zeer moedig boek, onbevangen, open, waardig, verstandig, echt de moeite waard. Het zal misschien iets meer die mensen aanspreken die belangstelling hebben voor lichamelijke beleving, spirituele praktijk en actieve meditatie dan hen die, zoals ik, de problematiek meestal veeleer op een louter intellectuele manier benaderen. Maar ik geef graag toe dat ook ik in de grond die eerste aanpak feitelijk de betere en meer geïntegreerde vind. Het is een waardevol boek, waaruit wij allen zeer veel kunnen leren op verscheidene niveaus van ons bestaan en denken.

    Toch een waarschuwing: ik weet totaal niets af van de activiteiten van de auteur of van enige organisatie waarmee hij verbonden is en kan daarover dan ook niets zeggen. Ik heb enkel dit boek gelezen en mijn beoordeling steunt alleen maar daarop.



    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst
    11-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rede en religie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bij mijn jongste bezoek aan de Leuvense stadsbibliotheek Tweebronnen keek ik zoals altijd even in het rek met de nieuwe aanwinsten en vond er enkele recentelijk gepubliceerde boeken rond het thema dat mij zo intrigeert: religie.

    Een ervan is een Nederlandstalig boek van Michiel Leezenberg (heerlijke naam, dat!), universitair docent aan de Universiteit Amsterdam, ‘Rede en religie. Een verkenning.’, 205 blz., 2007. Het verschijnt in de jonge reeks Denkers over religie. Er is een bescheiden bibliografie, die enkel werken behelst die in het boek vermeld staan, dus helaas geen systematische bibliografie over het onderwerp in het Nederlands taalgebied, dat zou echt wel interessant geweest zijn. Het boek omvat ook een 60-tal pagina’s ‘leesteksten’: fragmenten of langere citaten van enkele belangrijke auteurs, waarvan een in het oorspronkelijk Engels. Voetnoten komen enkel in dat gedeelte en dan nog heel spaarzaam voor. Er is een beperkte ‘woordenlijst, een kruising van een index en een verklaring van de gebruikte termen, maar ook hier zonder enige bedoeling tot volledigheid. Verrassend vond ik een lijst van zeven bladzijden kleine druk met eindtermen, maar de inleiding, van de hand van de ‘Bcfvo’, de Begeleidingscommissie Filosofie in het Voortgezet Onderwijs, verklaart dit: het boek is geschreven in opdracht van de commissie en is ‘geschikt als examencahier bij het centraal examen filosofie op vwo voor de examenjaren 2008-2010’.

    De inhoud verraadt op vele punten de didactische doelstelling: het is een beetje een ‘cursus’, zoals ze dat in Leuven zeggen: notities bij de colleges, verzorgd door de docent. Als ik dit boek vergelijk met wat wij in de late jaren zestig kregen in Leuven, dan valt dit best mee. Het is goed geschreven, helder, evenwichtig, goed geïnformeerd, breeddenkend, niet vooringenomen, internationaal gericht… Ik vond het aangenaam lezen, interessant. Er zijn wat irritaties, zoals toch wel enkele storende tot zeer storende typefouten, die haal je er toch zo uit met elke spellingcontrole; ook enkele stroeve vertalingen van citaten, vooral uit het Frans; enkele gratuite uitspraken, zoals een aangehaald maar niet verklaard verschil tussen katholieke en protestantse bedienaars van de eredienst en imams; auteurs worden vermeld zonder hun geboorte en sterfdata, soms zelfs zonder hun voornaam.

    Inhoudelijk doet het ook denken aan hoorcolleges: er is een schema, een rode draad, een stramien, maar er zijn ook uitweidingen, waar de auteur blijft stilstaan bij een auteur die hem meer interesseert dan andere, die misschien wel belangrijker zijn. Er zijn ook heel wat verwijzingen naar actuele toestanden en gebeurtenissen, die het betoog moeten verlevendigen (of de aandacht van een auditorium moeten gaande houden), maar die de rustige gang van de redenering soms meer verstoren dan toelichten. Een gemengd oordeel, dus.

    Maar toen kwam ik aan de leesteksten. De eerste, erg kort, citeert het Godsbewijs van Anselmus. Leuk om dat eens in zijn oorspronkelijke gedaante te zien, maar nog interessanter was de Latijnse tekst geweest.

    Dan een ietwat bevreemdende tekst van Al-Farabi, een Arabisch auteur van rond het jaar 900 die mij en wellicht nog enkele anderen volkomen onbekend is; de reden voor de vermelding ontgaat me ook volkomen, tenzij als token-Moslim, excuus-Arabier.

    Bij het derde fragment, een extract uit John Locke’s ‘Brief over tolerantie’ had ik een heerlijke aha!-ervaring. Plots leek al de uitleg van Michiel Leezenberg te verschrompelen tot zeurderige prietpraat van een brave, nijvere aankomende docent die een vakantie had verdaan met het omwerken van zijn eerstejaarscursus-notities tot een examencahier met zekerheid van verkoop, een academische gortdroge verhaspeling van idées reçues, geeuwerige gemeenplaatsen, gevangen in een mystificerend carcan, dat de indruk moet wekken van originaliteit maar de bittere banaliteit van zijn lusteloze oppervlakkigheid niet kan verbergen. Locke leeft! (foto) Elke paragraaf bevat een oorspronkelijke gedachte, een frisse aanpak, een menselijke stellingname, een blijk van heilige verontwaardiging, maatschappelijke relevantie, gedreven ernst en bewogenheid, allemaal dingen die je in de vorige honderd bladzijden zo pijnlijk blijkt gemist te hebben. Ad Fontes! Zu den Sachen Selbst! Filosofie vind je, zoals ik destijds in Leuven al moest vaststellen, niet in cursusnotities of hoorcolleges en seminaries, maar in de lectuur van de filosofen zelf. Drie bladzijden Locke ‘brut’ zullen meer indruk maken en honderd maal langer bijblijven dan de ‘sec’ commentaren van onze docent.

    Helaas kan ik niet het zelfde zeggen van het Kant-citaat. Ik beken het: voor mij is Kant vrijwel onleesbaar, in het Duits, Engels of Nederlands. Het vraagt me zoveel moeite en het brengt zo weinig op dat ik er telkens danig kregelig van word. De grote Kant is voor velen dé filosoof en ik wil dat best wel geloven, maar dit citaat is nog maar eens een zeer overtuigend bewijs van mijn beperkingen: ik versta er niets van. Waarschijnlijk dient het enkel om indruk te maken op de studenten en andere bescheiden lezers.

    Émile Durkheim (1858-1917) daarentegen was dan weer een openbaring, even indrukwekkend en boeiend als de brief van John Locke; je wil zo de rest van de tekst gaan opzoeken. Ik citeer kort: ‘Zodra het gezag van de wetenschap is gevestigd, moet men er rekening mee houden; … Men kan niets bevestigen, wat de wetenschap ontkent, niets ontkennen wat zij bevestigt, niets beweren dat niet direct of indirect steunt op aan de wetenschap ontleende principes.’ Eat your heart out, Ratzinger!

    De meer recente auteurs Charles Taylor (1931-) en Michel Foucault (1926-1984) laat ik hier verder onvermeld, het zijn dada’s van onze docent.

    Nog even een woord over de ‘eindtermen’. Op dat punt is er vrijwel niets veranderd in Filosofia Academica. Ook wij kregen dergelijke vragen, die enkel tot doel hadden na te gaan of je de cursus van buiten geleerd had. Dit is het tegenovergestelde van opvoeden, een parodie van wat filosofie hoort te zijn, een aanfluiting van universitair onderwijs. Wat kan immers in Kantsnaam het nut zijn dat ‘de kandidaat kan uitleggen welke kritiek Taylor heeft op James. Hierbij kan hij aangeven hoe Taylor in zijn kritiek gebruik maakt van Wittgensteins privétaalargument.’ Zelfs als je vlekkeloos al de 74 opgesomde eindtermen haalt, dan, durf ik te stellen, weet je nog absoluut niets over rede, religie of wat dan ook. Dat was ook de conclusie die ik destijds trok na twee jaar filosofische studies aan de universiteit. Lees een filosoof, al is het maar één enkele bladzijde en vergeet al het gewauwel van de gezamenlijke docenten filosofie.

    Moet ik zo oud geworden zijn en mijn leven lang aan de universiteit gewerkt hebben om dat in te zien? Blijkbaar wel.

    Ad fontes! Zu den Sachen Selbst!


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    10-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Echtscheiden doet lijden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Scheiden doet lijden, dat is zeker, anders was dit geen spreekwoord geworden. Wat we bedoelen is echter niet dat elk afscheid noodzakelijkerwijs pijnlijk zou moeten zijn: wij nemen maar al te graag afstand van onaangename omstandigheden. Een werknemer die door zijn baas wordt uitgebuit en slecht betaald, zal zonder veel scrupules, ja met plezier overstappen naar een betere baan. En een werkgever zal op zijn beurt een werkkracht die niet goed presteert en misbruik maakt, met plezier zien opstappen.

    Nee, wat we bedoelen is dat we niet graag een einde zien komen aan situaties waarin we ons goed voelen, al is het zelfs maar min of meer goed.

    Wij mensen zijn gewoontedieren, we zijn honkvast en meestal zo trouw als een muilezel. Wij hechten ons aan andere mensen, aan omstandigheden, aan dieren, aan plaatsen en aan dingen. En als we ooit aan iets verknocht zijn geraakt, dan zijn we bereid veel door de vingers te zien: het voorwerp van onze voorkeur hoeft niet het beste te zijn; onze emotionele band is veel belangrijker dan vele objectieve vergelijkingen. We blijven bij ons automerk, bij het bier of de wijn van onze keuze, bij onze vakantiebestemming, bij onze manier om onze vakantie door te brengen zelf, bij onze hobby’s…

    Wij zijn ook veeleer trouw in onze relaties. Vrienden zijn er vaak voor het leven, goede buren zijn voor veel mensen heel belangrijk, collega’s op het werk en in de vereniging ook. Onze sterkste bindingen zijn familiaal: onze partner, onze kinderen, de ruimere familie. Dat blijkt een zo fundamenteel gegeven te zijn, dat men er zelfs wetenschappelijke ‘bewijzen’ heeft voor gevonden: onze gehechtheid aan onze familieleden staat, globaal gesproken natuurlijk, zeer nauwkeurig in rechtstreekse verhouding tot onze graad van bloedverwantschap. Ook dat hebben we in spreekwoorden vastgelegd: het naaste bloed erft het goed, mijn eigen vlees en bloed, in het Engels: blood is thicker than water, Duits: Blut ist dicker als Wasser. De evolutionaire biologie heeft op overtuigende manier aangetoond dat dit werkelijk in onze genen zit. Niemand moet ons leren dat we voor onze partner en kinderen moeten zorgen: we vragen niet liever dan er te mogen voor zorgen.

    Maar…

    Dat zijn algemene, zeer algemene beginselen en principes. Tussen mensen kan het verkeerd gaan, zeer grondig verkeerd gaan en, zoals een ander spreekwoord zegt: het gebeurt in de beste families. Mensen kunnen elkaar kwetsen, onbewust maar soms zelfs gewild. Zij kunnen elkaar dingen kwalijk nemen. Ze kunnen in woede uitbarsten. Ze kunnen elkaar pijn doen, ook fysiek. Geweld gebeurt hoofdzakelijk binnen het gezin. Mensen kunnen ook op elkaar uitgekeken zijn, relaties kunnen stagneren, vervagen, in kwaliteit en intensiteit afnemen in de loop der jaren. Aan sommige menselijke verhoudingen komt soms een einde, door de beslissing van een of van beide partners.

    Daarmee zijn we aan de kwestie van de echtscheiding gekomen, die weer even in het nieuws is. De aanleiding is een voorstel om bij scheiding met wederzijdse instemming de twee verplichte verschijningen voor de rechter af te schaffen. Ik ben vorig jaar zelf door die procedure gegaan met mijn eerste echtgenote. Ik kan niet zeggen dat het een bijzonder kwetsende ervaring was, maar zeker wel dat het een volmaakt overbodige en nutteloze procedure is. De rechters deden er niet langer dan enkele minuten over en er was op geen enkel moment sprake van zelfs maar een schijn van verzoeningspoging of gesprek. De eerste keer vroegen ze of we wel degelijk instemden, de tweede keer moesten we alleen nog eens tekenen en dat was dat. Vele maanden later kregen we dan een schriftelijke bevestiging en nog later was ook het gemeentehuis op de hoogte. In het gerechtshof zaten we telkens met tientallen koppels te wachten op onze twee minuten in de rechtszaal. Zeker de tweede keer stond de verveling op eenieders gezicht af te lezen. Uit de terloopse commentaren was duidelijk dat men vond dat die rechters wel wat beter te doen hadden, bijvoorbeeld de gerechtelijke achterstand afwerken of hun procedures wat korter maken.

    Zelfs indien de rechters een poging zouden wagen tot verzoening, is het erg weinig waarschijnlijk dat zij veel kans op slagen zouden hebben bij koppels die voor de notaris al ten minste zes maanden te voren alles hebben geregeld (en betaald!) en die vaak al jaren uit elkaar zijn - in mijn geval was dat volle tien jaar - en meestal een nieuwe vaste relatie hebben.

    Als nu een politieke partij de moed heeft om deze procedure door te lichten en voorstelt om ze af te schaffen, dan zegt elk weldenkend mens: eindelijk! Dit zou ongetwijfeld de sereniteit ten goede komen van het echtscheidingsproces zelf, met name door het uit de juridische sfeer te halen: het gaat immers niet om misdaden, zoals vroeger, toen men zich moest laten ‘betrappen’ op overspel om te kunnen scheiden. Bij wederzijdse toestemming regelt men alles voor de notaris, die ook de rechtsgeldige tekst opstelt: je bent eigenlijk gescheiden van bij de ondertekening. De juridische wereld heeft er in de grond niets mee te maken, je gaat toch ook niet naar de rechter om te trouwen? Welke macht heeft een rechter om een huwelijk te verbreken dat hij niet heeft gesloten?

    En dan blijkt dat een andere politieke partij vanuit haar ‘christelijke’ ideologie zich verzet tegen dit redelijk voorstel. Het huwelijk mag geen formaliteit zijn, echtscheiding ook niet. Maar dat is precies wat het verplichte bezoek aan de rechter nu is: een loutere en voor de maatschappij kostelijke nutteloze formaliteit en dat is ook de reden waarom het beter afgeschaft wordt, als het zinvol zou zijn, dan zou men het niet hoeven af te schaffen. Maar neen: men ziet het onmiddellijk als een bedreiging voor het unieke en monogaam huwelijk, een van de krachtigste pijlers van de katholieke leer door de eeuwen heen. Gescheiden mensen mogen niet opnieuw voor de kerk huwen, wat het burgerlijk gezag ook moge beweren. Hertrouwde mensen mogen de eucharistie niet ontvangen, niet te communie gaan, tenzij ze geen seks hebben, want dat is overspel en zondig en dan ben je niet waardig om het lichaam van Christus te ontvangen. Ik heb het in mijn jeugd meegemaakt dat zo iemand tijdens de hoogmis de communie werd geweigerd, ten aanzien van de hele dorpsgemeenschap. Schrijnend.

    Men kan zich afvragen wat dat allemaal nog te maken heeft met God en godsdienst. We leven in een maatschappij waarin meer gescheiden wordt dan getrouwd. Mensen leven samen op allerlei manieren en hebben dat altijd al gedaan. Seksualiteit wordt beleefd op talloze manieren en dat is ook altijd al zo geweest. De katholieke huwelijksmoraal is altijd al veeleer een na te streven ideaal geweest dan een algemeen nageleefde regel, trouwens (no pun intended) net zoals de even krachtig opgelegde en verdedigde celibaatplicht voor priesters en religieuzen. In andere, ook christelijke godsdiensten staat men veel opener tegenover deze problematiek, Anglicaanse en orthodoxe priesters trouwen en hebben kinderen, zijn ze daarom minder goede priesters? De katholieke kerk laat hertrouwen uitzonderlijk wel toe en de verhalen die we horen over de werking van de kerkelijke rechtbanken zijn nu niet bepaald van aard om de geloofwaardigheid van de kerk in positieve zin te beïnvloeden.

    Is er nu werkelijk nog iemand in Vlaanderen die dit standpunt van de CD&V kan begrijpen, laat staan bijtreden? Is het dan echt onmogelijk om voor één keer redelijk te zijn over een praktische kwestie, in plaats van star dogmatisch in elke aangelegenheid die van ver of bij te maken heeft met het ‘ethische’? Wat hoopt men daarmee te winnen? Wat vreest men te verliezen? Waarom toch steeds die krampachtige, kopschuwe, onverbiddelijke bigotte pilaarbijterreacties, zelfs nog voor de katholieke kerk zelf een uitspraak heeft gedaan? Als ze in katholieke politieke middens echt bezorgd zijn om mensen en het gezin, dan zouden ze er bijvoorbeeld kunnen voor zorgen dat gehuwde koppels niet duizenden euro’s meer aan belastingen moeten betalen dan mensen die ongehuwd samenwonen; als ze echt bezorgd zijn om stemmen, dan zouden ze het best de statistieken eens nakijken van de echtscheidingen. Als ze echt willen afstand doen van hun wereldvreemde betweterij, dan zouden ze beter bij zo’n gelegenheden hun bek in hun pluimen houden. Fat chance, zoals ze zeggen in Amerika: geen schijn van een kans…

    Scheiden doet lijden, en zelden meer dan tussen geliefden. Maar ook aan liefdevolle relaties kan een einde komen, dat hebben mensen ervaren sinds ze zich van hun liefde bewust werden. Het is niet omdat een relatie niet een leven lang kan duren dat ze waardeloos was, het is niet omdat men een nieuwe relatie aangaat dat de ‘oude’ vergeten is, dat het afscheid geen pijn doet. En het is ronduit schandelijk dat een godsdienst en/of een politieke partij gescheiden mensen, mensen die hertrouwd zijn of die een partner van het zelfde geslacht kiezen, als minderwaardig, minder ethisch, kortom als minder menselijk aanziet.

    Scheiden doet al genoeg lijden. Natrappen hoeft niet, dank u.



    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!