Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
30-10-2007
Schelpdier Ming is 400 jaar oud (Martina1)
Schelpdier Ming is 400 jaar oud
ma 29/10/07 - Voor de kust van IJsland is het langst levende dier dat ooit gevonden is, uit zee opgevist.
Het gaat om een tweekleppig schelpdier dat ongeveer 405 tot 410 jaar oud zou zijn.
De wetenschappers hebben de leeftijd vastgesteld door het aantal ringen op de schelp te tellen.
Het diertje kreeg de naam Ming, naar de Chinese keizersdynastie die toen nog aan de macht was. Het was in zijn jeugdjaren ook een tijdgenoot van de Engelse schrijver Shakespeare.
Schelpdieren kunnen erg oud worden, maar Ming heeft het vorige record met ruim 31 jaar scherper gesteld.
Wetenschappers hopen door de studie van schelpdieren nu te ontdekken waarom die dieren zo'n hoge leeftijd kunnen bereiken.
De barse buldog van de buren blaft mijn lome lapjeskat van snoezepoes tot prikkeldraad. Had -ie beter kunnen laten... want kijk eens hoe ze met gekromde rug en punky haren en een opgeblazen staart, sissend als een snelkookpan en tot de tanden toe bewapend tot de aanval over gaat en haar nagels in het koppie van dat hondenmonster slaat! Barse buldog blijkt een bangerd, meer kabaal dan beest van staal, want slaakt een meisjesachtig gilletje, gaat spoorslags aan de haal. En kijk mijn stoere lapjeskat: ze strijkt de haren en de staart en wandelt doodgemoedereerd weer naar haar mandje voor de haard
Streel wat niet kan helen, Martine, een lieve snoet doet iedereen goed, http://www.hetdierenthuisje.be/
Bijna een derde van de apen met uitsterven bedreigd (Martina1)
Bijna een derde van de apen met uitsterven bedreigd
Bijna een derde van de apen is met uitsterven bedreigd tengevolge van ontbossing, de handel in wilde dieren en de jacht, zo heeft de Internationale Unie voor Natuurbehoud aan de alarmbel getrokken. Volgens een door zestig deskundigen uit 21 landen opgesteld rapport van de Unie maken we voor het eerst sinds een eeuw gevallen mee van het verdwijnen van apen.
Niet minder dan 114 primaten van de 394 soorten ter wereld - of 29 procent van de totale apenpopulatie ter wereld - zijn met uitsterven bedreigd en staan nu op de rode lijst van de organisatie. De situatie in Azië is het ergst. Apen lopen er een verschrikkelijk risico op uitroeiing door de vernietiging van wouden, jacht en handel in wilde dieren.
Daarbovenop komt nog klimaatsverandering. Van de meest bedreigde soorten bevinden er zich elf in Azië, zeven in Afrika, vier op Madagascar en drie in Zuid-Amerika. Op de rode lijst staan onder meer de oerang-oetans van Sumatra alsmede de gorilla's van Kameroen en Nigeria. (belga/adv (HLN)
Een kat heeft negen levens Natuurlijk is dit grote onzin. Dit is een fabeltje. Vroeger waren mensen flink bijgelovig. Katten waren geheimzinnige dieren en werden vaak in verband gebracht met heksen. Men zag hoe katten van hoog konden vallen, zonder zich te bezeren. Dat moest dus tovenarij zijn. Een wezen met toverkracht, had vast ook meer dan één leven, was de conclusie. En aangezien negen vroeger een geluksgetal was, kan het ontstaan van dit fabeltje verklaard worden. Een kat komt altijd op z'n pootjes terecht Een kat heeft evenwichtsorganen in zijn oren waardoor hij weet wat boven en beneden is. Als een kat valt, reageert zijn lichaam meteen. De kat draait automatisch zijn kop omhoog en komt vaak veilig op zijn poten terecht. Maar, ondanks zijn behendigheid kan ook een kat een afstand verkeerd inschatten en vallen. Een kat van drie hoog uit het raam gooien "om te kijken of hij echt op zijn pootjes terechtkomt" is dan ook het stomste wat je in je hoofd kunt halen.
Katten houden niet van water Er zijn katten die er een hekel aan hebben, maar er zijn ook katten die meedouchen of met plezier in een wastobbe gaan zitten (mijn witte siamees douchte ook mee). Zelfs zwemmende katten zijn bekend (tijgers).
Katten kunnen in het donker zien Dat is niet waar. Ook katten hebben licht nodig om te kunnen zien. Zo werken ogen nu eenmaal. Maar met hun snorharen kunnen katten hele kleine luchtverplaatsingen en -trillingen waarnemen. En hoewel ze in het pikdonker niets kunnen zien, kunnen ze met behulp van hun snorharen toch de weg vinden.
Je kan een kat gerust aan z'n nekvel optillen Niet doen. De enige die een kitten aan z'n nekvel mag optillen is de moederpoes. Als een persoon een kat aan zijn nekvel optilt is dat pijnlijk.
Spreuken en gezegden: Als katten muizen, mauwen ze niet; mensen die eten, praten niet. Als een kat om de hete brij lopen; geen besluit kunnen nemen. Als kat en hond leven; veel ruzie maken. Dat kost kat en kogel; heel duur zijn. De kat bij de melk zetten; iemand uitdagen. De kat op het spek binden; iemand in de verleiding brengen. De kat de bel aanbinden; men komt bedrogen uit. De kat uit de boom kijken; afwachten. De kat zit in de gordijnen; er is ruzie. Dat is niet van de poes; dat is niet makkelijk. Een kat een kat noemen; duidelijke taal spreken. Een kat heeft negen levens/een kat met zeven levens; veerkrachtig zijn. Een kat in de zak kopen; men komt bedrogen uit. Een vogeltje voor de kat zijn; opgegeven zijn. Zo vals zingen als een kat; heel vals zingen. Vogeltjes die vroeg zingen zijn voor de poes; wie vroeg geniet, komt er bekaaid vanaf. Voor de poes zijn; verloren zijn. Een anker achter de kat werpen; het zeemansleven vaarwel zeggen (men heeft genoeg verdiend). Hij/zij heeft een kat op het anker gezet; hij/zij kan leven van het verdiende geld. De kat in het donker knijpen; iets stiekem doen. De kat ligt erop; een voorteken dat het steeds verkeerd gaat. De kat komt een graatje toe; ook aan hem die weinig heeft bijgedragen komt iets toe. Nu komt de kat op het koord; nu komt het probleem. Omwille van de smeer likt de kat de kandeleer; iets doen om er voordeel uit te halen. Zich als een kat in een vreemd pakhuis voelen; zich niet op z'n gemak voelen. Het maakt niet uit of je door de hond of de kat gebeten wordt; alle kwaad is kwaad. Hij meent dat keizers kat zijn nicht is; doen alsof men belangrijk is. Zij is niet voor de poes; zij is niet gemakkelijk. Een kat met fluwelen pootjes vangt geen muizen (Middeleeuws spreekwoord).
Wist je dat honden ook een pubertijd kennen? (Tante Lotte)
Wist je dat honden ook een pubertijd kennen?
Een hond pubert vanaf 6 maanden tot 12 à 18 maanden. Net als bij mensen kan dit puberen voor de eigenaar wel eens verontrustend en frustrerend zijn. Jij als eigenaar bent ineens niet meer het middelpunt van zijn leven. De pup gaat op straat allerlei geurtjes achterna en trekt zich van jou niks meer aan. Concentratie? Wat is dat? Je pup heeft er allemaal geen zin meer in, de wereld om hem heen is veel interessanter. Hij doet net alsof hij je niet begrijpt, terwijl het vantevoren juist zo goed ging...
Niet getreurd: zodra je pup jongvolwassen wordt, verbetert de situatie. Het is belangrijk dat je hem al op jonge leeftijd goed hebt opgevoed, zodat hij na deze zes maanden van puberen, de draad gewoon kan oppikken.
Moet je de pup dan gewoon zijn gang laten gaan?
Nee, ga gewoon door met de training, gebruik eventueel een lange lijn zodat hij er niet vandoor kan gaan. Geef hem pas commando's en opdrachten als je er zeker van bent dat hij deze niet kan negeren.
De wereldberoemde gorilla Bokito in de Rotterdamse dierentuin Diergaarde Blijdorp heeft waterpokken. Zijn verzorgers vonden het mannetje de afgelopen dagen wat slapjes en kwamen er achter dat hij ziek is, zo zegt een woordvoerster van Blijdorp.
Besmet door bezoeker Bokito is herstellende, maar blijft voorlopig nog warmpjes binnen met zijn familie. De gorilla is besmet met de menselijke vorm van waterpokken. Hij heeft rode blaasjes op zijn huid en is koortsig. De dierentuin vermoedt dat hij de besmetting van een bezoeker heeft opgelopen.
Wereldnieuws Bokito haalde in april het wereldnieuws toen hij uit het gorillaverblijf wist te ontsnappen en een bezoekster aanviel. Zij raakte hierbij ernstig gewond. Diergaarde Blijdorp heeft het buitenverblijf van de gorilla's na de ontsnapping aangepast en 'Bokito-proof' gemaakt. (anp/be)
Het rendier kent vast iedereen. Het is het trekdier van de kerstman. Het zijn kudde dieren die behoren tot de onderfamilie van Capreolinae. Ze zijn de enigste herten waarbij zowel het mannetje als het vrouwtje een gewei draagt. De mannetjes kunnen wel veel groter worden dan het vrouwtje. Mannetjes verliezen hun gewei in december of januari, vrouwtjes in mei. Kalfjes krijgen een gewei als ze twee maanden oud zijn. De vachtkleur is donkergrijs tot bruin. 's Winters wordt deze vervangen door een lichter gekleurde vacht.
Leefgebied
Rendieren komen komen met een aantal ondersoorten voor in de noordelijke streken van Scandinavië, Canada, Groenland, en in een aantal noordelijke staten van de Verenigde Staten. In verschillende wereld delen komen er naast wilde populaties ook gedomesticeerde rendieren voor. Ze leven bij voorkeur op toendra-achtige ondergronden en zijn niet gebonden aan een vast teritorium; ze zijn steeds op zoek naar voedsel.
Voortplanting
Rendieren leven in kuddes. Sommige populaties leven zomers op de toendra, en 's winters in het woud. Tijdens deze migraties kunnen ze meer dan 1000 kilometer afleggen. In de zomer leven de wijfjes in kleine groepjes, geleid door een oud vrouwtje. In september, vlak voor het begin van de bronsttijd, sluit een mannetje zich aan bij de wijfjes, en leven de dieren in haremsverband. In de lente, vlak voor de jaarlijkse trek, sluiten de kuddes zich aan in een grotere kudde.
De bronsttijd duurt van eind september tot in oktober. Na een draagtijd van 210 tot 240 dagen wordt één kalf geboren. Tweelingen zijn zeldzaam. De jongen worden geboren in mei en juni. Ze hebben een egaal bruine vacht en wegen 4 tot 8 kilogram. Ze kunnen binnen een uur na de geboorte lopen. De zoogtijd duurt ongeveer een maand. Kalveren blijven één tot drie jaar bij hun moeder. De meeste rendieren paren voor de eerste keer als ze achttien maanden oud zijn. Rendieren worden gemiddeld meer dan 10 jaar oud. Bij vrouwtjes ligt het gemiddelde tussen de veertien en de vijftien jaar. Mannetjes worden niet zo oud, ongeveer negen tot tien jaar.
Voedsel
Rendieren eten vooral rendiermos, een korstmos. Als de toendra bedekt is met sneeuw en ijs, weten de rendieren dit met hun hoeven te verwijderen om zo dit diepvrieseten te bereiken. Ook andere korstmossen, gras en zegge worden gegeten, aangevuld met bladeren, scheuten en paddestoelen in de lente.
De voornaamste vijand van de kariboe is de wolf, die vooral zwakke dieren grijpt. Rendieren kunnen een maximale snelheid van 60 kilometer per uur bereiken.
Paspoort
Naam: Rendier
Wetenschappelijke naam: Rangifer tarandus
Voedsel: Korstmos
Lengte: Schouderhoogte tot 105-115 cm.
Gewicht: 110 kilo.
Leefgebied: Arctische gebieden, toendra en noordelijke bossen van zowel het oostelijk als westelijk halfrond.
Spelletjes en andere activiteiten dragen bij tot de ontwikkeling van uw huisdier en zij onderhouden bovendien uw onderlinge verstandhouding. Wanneer uw huisdier alleen achterblijft, moet het ook voldoende afleiding hebben zodat het zich niet gaat vervelen.
De hond, een sociale speelvogel
Om plezier te maken heeft uw hond ofwel uw aanwezigheid nodig, ofwel die van soortgenoten. Een hond is oorspronkelijk een meutedier en heeft sociaal contact nodig om een goed gevoel te hebben. Bij zijn favoriete bezigheden horen wandelingen aan de zijde van hun baasje, het terugbrengen van voorwerpen die u geworpen hebt en ook het lopen achter balletjes of pluchen speelgoed. Indien uw hond een gedeelte van de dag alleen moet blijven, geef hem dan ook de kans om zich bezig te houden, bijvoorbeeld door hem voorwerpen te bezorgen waarop hij kan knabbelen, zoals speciale touwen, stevig speelgoed in rubber of latex en kauwbotten van buffelhuid. Deze voorwerpen zullen bovendien, door de kauwbewegingen, een positieve bijdrage leveren aan de goede gezondheid van zijn gebit. Maar opgelet: botten die van een dier afkomstig zijn, zijn te vermijden. Ze zouden wel eens de slokdarm of de darm van uw hond kunnen versperren. Oude pantoffels of schoenen zijn eveneens af te raden. Uw hond zal het verschil immers niet merken tussen de oude en de nieuwe: u zou dus wel eens onaangenaam verrast kunnen worden door uw hond slechte gewoonten aan te leren! Tot slot, probeer uw hond niet bezig te houden door hem voedsel te geven: zwaarlijvigheid loert om de hoek!
Katten houden een siësta en jagen
Van nature solitair en onafhankelijk, kunnen katten die naar buiten mogen zich zeer goed alleen bezighouden tijdens het grootste deel van de dag. Zij komen naar huis om zich te laten vertroetelen en om hun honger te stillen wanneer zij er zin voor hebben. Katten die in een appartement leven en dus niet naar buiten kunnen, hebben meer gezelschap nodig dan hun soortgenoten die een groot deel van de dag in de natuur doorbrengen. De favoriete bezigheid van een kat is de siësta, die tevens haar voornaamste bezigheid is: tot 16 uur per dag! Daarna volgen het zich wassen, de jacht en het eten van talrijke kleine maaltijden die de kat verdeelt over de 24 uren van de dag. Om haar jachtinstinct te bevredigen, zou een kat die niet buitenkomt, moeten beschikken over een kattenpaal als observatiepost en over muisjes en balletjes om achterna te lopen. Het heeft geen zin om voor uw kat duur en speciaal speelgoed te kopen: een stuk verfrommeld papier wordt dikwijls meer op prijs gesteld dan de nieuwste trendy bal die in de handel verkrijgbaar is! Geef een kat geen wol om mee te spelen. De draad zou zich rond de tong kunnen oprollen of het spijsverteringskanaal kunnen versperren!
Knaagdieren: geef hen stilte en rust
Talrijke kleine huisknaagdieren leven hoofdzakelijk 's nachts: laat ze bijgevolg de hele dag rusten. Voor 's nachts mag u uw hamster een wiel geven, zodat het beestje de kans krijgt om aan lichaamsbeweging te doen. Alle knaagdieren zouden moeten beschikken over een ruime kooi, waarin zij talrijke schuilhoeken naar eigen goeddunken kunnen inrichten zodat zij zich daar veilig voelen. Geef hen ook een aantal accessoires om op te knagen. In tegenstelling tot hamsters, houden cavia's, woestijnmuizen, ratten en chinchilla's wel van het gezelschap van hun soortgenoten en vervelen zij zich wanneer zij alleen in een kooi moeten vertoeven.
Vissen zijn gewervelde dieren die qua ademhaling, voorbeweging, voedselopname en voortplanting zijn aangepast aan het leven in het water. Zij vormen de meest soorten- en vormrijke groep van gewervelde dieren. Veel vissen hebben een gestroomlijnde torpedovorm, bijvoorbeeld bij een makreel. Deze vorm biedt in het water weinig weerstand. De elkaar gedeeltelijk overlappende schubben hebben een beschermende functie; een schimmel- en bacteriënwerende slijmlaag houdt het lichaam glad. Op de flanken, meestal tot aan de staartwortel, ligt een reeks schubben met poriën, de zogenoemde zijlijn. Via een onder de huid gelegen kanalenstelstel, het zijlijnstelsel, kunnen veranderingen in waterdruk waargenomen worden. Wasvissen en dolfijnen zijn geen vissen, maar aan water aangepaste zoogdieren. Prikken, haaien en roggen zijn in feite ook geen echte vissen, dat wil zeggen geen beenvissen, omdat ze slechts kraakbeen in hun skelet hebben. Daarom worden prikken, haaien en roggen 'visachtigen' genoemd.
Vissen
Meer dan de helft van de ongeveer 43.500 soorten gewervelde dieren die men kent, zijn vissen. In hun waterwereld zijn ze uitgegroeid tot een reusachtig scala van gespecialiseerde diervormen, dat minstens even gevarieerd is als dat van de viervoetigen. De eerste hoofscheidslijn in deze groep valt tussen de vissen met en die zonder kaken. De kaaklozen of Agnatha vormen een restgroep uit een vroeg stadium van de ontwikkeling van de gewervelde dieren, met als enige recente vertegenwoordigers de klassen rondbekken, waartoe de prikken en de slijmprikken behoren. De vissen met kaken, die iets minder dan vierhonderd miljoen jaar geleden ontstonden, zijn op hun beurt in twee sterk uiteenlopende groepen verdeeld. De ene omvat de kraakbeenvissen, zoals haaien, roggen en zeekatten. De andere omvat de drie hoofdtypen van de beenvissen : enerzijds de straalvinnigen, met korte vinnen die door stralen worden gesteund, anderzijds twee typen spiervinnigen : de longvissen en de kwastvinnigen. De laatste groep wordt thans alleen nog vertegenwoordigd door de coelacanth.
Orde : Passeriformes - familie : Bombycillidae - geslacht : Bombycilla en soort Pestvogel. De naam pestvogel wordt gedeeld met twee andere soorten : de cederpestvogel uit Noord-Amerika en de Japanse pestvogel. De plompe pestvogel, beroemd om zijn zijdeachtige, kleurrijke veren en kenmerkende hoofdpluim, bewoont de subarctische coniferenbossen. Zijn dikke verenpak beschermt hem tegen de kou. Hij is één van de onvoorspelbaarste en meest bereisde vogels uit de natuur, en verruilt de stille wildernis van zijn natuurlijke leefomgeving voor lawaaierige parken en tuinen als zijn voedsel schaars is, waarbij hij vaak lange afstanden aflegt. Bloemblaadjes, knoppen, jonge bladeren en sap staan allemaal op het menu van de pestvogel. Zodra er echter bessen zijn, verandert hij zijn eetpatroon. Een troep pestvogels die op een lijsterbes landt, zal niet vertrekken voordat de boom helemaal kaal is. Als de boom geen vruchten meer geeft, trekt de vogel vele kilometers naar parken en tuinen om te eten van de vuurdoorn, hulst, meidoorn, bramen en maretak, en bezoekt hij voederplanken met fruit. Tijdens het broedseizoen in de lente en de vroege zomer verandert hij zijn menu weer en voedt zich met de talloze insecten die voorkomen in de subarctische gebieden, zoals muskieten en muggen. Zij leveren het eiwit dat de kuikens nodig hebben. De prooi wordt in de lucht gevangen en meegenomen naar een boom, om daar in alle rust opgegeten te worden. De meeste pestvogelpopulaties leven en broeden aan de rand van de taiga (subarctische coniferenbossen) en in bossen en valleien. De sociale pestvogel leeft in losse troepen en is geen agressieve vogel. Hij verdedigt alleen een klein gebied rond zijn nest tijdens het broedseizoen. Hij blijft bijna onzichtbaar in zijn eigen bossen. Zijn luid geroep is vaak het enige wat zijn aanwezigheid verraadt. De hofmakerij begint met lawaaierige luchtachtervolgingen als de pestvogels teruggekeerd zijn naar de noordelijke coniferenbossen. Het mannetje laat zien wat hij in huis heeft door zijn veren op te schudden, zijn kuif op te zetten en te dansen. Mannetje en vrouwtje bouwen op een conifeertak een komvormig nest dat bekleed wordt met mos, dennennaalden en grassen. Terwijl het vrouwtje de eieren uitbroedt, brengt het mannetje haar eten, maar zodra de eieren zijn uitgekomen is het de taak van beide ouders om de jongen te voeren. Het succes van de pestvogel hangt af van de beschikbaarheid van bessen. Goede fruitjaren verhogen het aantal jongen dat overleeft en zorgen voor een populatie-explosie. Ongeveer eens in de tien jaar mislukt de oogst, waardoor de pestvogels gedwongen worden om massaal naar het zuiden te trekken.
Orde : Psittaciformes - familie : Psittacidae - geslacht : Psittacula en soort : Psittacula krameri. Het woord parkiet beschrijft een kleine papegaai, vooral één met een lange staart. Dit geldt voor het geslacht Psittacula, dat veertien soorten kent. Verbazingwekkend en gracieus in de lucht, is de halsbandparkiet een vogel die wijder verspreid is dan welke papegaai ook. Zijn natuurlijke leefgebied is het tropische bosland van delen van Afrika en Azië. Vanwege zijn zich makkelijk aanpassende en krachtige natuur komt hij ook veelvuldig voor in veel steden. Geïntroduceerd in verschillende landen buiten zijn warme, inheemse thuisland, is deze vogel met lange staart vindingrijk genoeg om zich goed door koude Europese winters te slaan. Vanwege zijn rumoerige aard en bijtgraagheid, is de parkiet niet het meest geschikte huisdier. Dit is één van de redenen waarom zoveel gevangen vogels losgelaten zijn in vreemde leefgebieden. Hij wordt echter allesbehalve geïntimideerd door de lokale bevolking. Hij acclimatiseert gemakkelijk in een nieuwe omgeving en is de enige papegaaiensoort die in staat is om zichzelf in het wild te handhaven. Geïntroduceerde populaties komen voor in de Verenigde Staten, China, Europa en andere delen van de wereld. In Zuidoost-Engeland alleen al zijn er meer dan vijfduizend vogels. De parkiet eet wat hij maar kan vinden aan seizoensgebonden fruit, zaden, noten, granen of bloemen. Maar hij houdt ook van gecultiveerde gewassen, wat hem niet populair maakt bij boeren, vooral in India, waar hij als een serieuze plaag wordt beschouwd. Wanneer hij geen zachte knoppen wegpikt, heeft hij de verkwistende gewoonte om één of twee happen te nemen uit een stuk fruit en daarna van een volgende te proeven. Hij heeft ook geleerd hoe hij graanzakken moet openmaken. Deze trouwe vogels vormen paren voor het leven. Ieder broedseizoen scheidt elk broedend paar zich af van de hoofdtroep om elkaar weer het hof te maken in de buurt van hun uitgekozen nestplaatsen. Het nest ligt gewoonlijk in een boomholte en wordt soms door de vogels vergroot. Buiten enkele houtsnippers blijft het nest onbekleed. Het vrouwtje broedt de eieren uit terwijl het de taak van het mannetje is om het nest te bewaken en eten voor zijn partner te gaan halen. Na tien dagen gaan de ogen van de kuikens open. Beide ouders brengen de jongen eten. De kuikens verlaten het nest wanneer ze ongeveer acht weken oud zijn, maar blijven nog veel langer dicht bij hun ouders. Buiten de paartijd verzamelen zich extreem rumoerige troepen tot zo'n honderd halsbandparkieten. Iedere morgen, wanneer ze hun roest verlaten, is hun gecombineerde geschreeuw bijna oorverdovend.
Orde : Coracliformes - familie : Alcedinidae - geslacht : Dacelo en soort : Dacelo novaeguineae. De kookaburra behoort tot de Alcedinidae-familie, die 92 soorten ijsvogels kent. Met een luide, schorre roep die klinkt als luidruchtig menselijk gelach, is de kookaburra één van de meest bekende en geliefde leden van de ijsvogelfamilie. Groepen kookaburra's gebruiken hun kenmerkende roep om hun territorium op te eisen, en hun hysterisch gekakel werd zo leuk gevonden door vroege Europese kolonisten, dat de kookaburra al snel de lachende reuzenijsvogel werd genoemd. Kookaburra's leven in groepen van zo'n zes tot zeven vogels en elke familiegroep verdedigt het hele jaar door hetzelfde territorium. Overdag zoeken deze vogels alleen naar voedsel, maar ze blijven altijd in het zicht en het geluidsveld van de groepsleden. 's Nachts komen ze bij elkaar en delen een tak van een boom, behalve in het broedseizoen, wanneer ze terugkeren naar hun boomnesten. Om te slapen strijken neer op een tak. Hoewel ze vooral voorkomen in eucalyptusbossen en bosland, hebben ze zich aangepast aan een leven in de buurt van mensen en komen ze ook voor in weilanden, stadsparken en tuinen in buitenwijken, mits ze geschikte bomen hebben om in te nestelen. Deze standvogels begeven zich zelden buiten hun broedgebieden, en keren vaak jaar na jaar naar dezelfde plaats terug. Kookaburra-paartjes blijven hun hele leven samen en hebben wel vijf helpers bij het uitbroeden van de eieren en de zorg voor de jonge vogels. De helpers zijn mannelijke nakomelingen die de familiegroep niet verlaten totdat ze tussen de twee en vier jaar oud zijn. Vrouwtjes verlaten de groep met één tot twee jaar. Tijdens het broedseizoen roepen de paartjes elkaar en voert het mannetje het vrouwtje tijdens een paringsritueel. Het vrouwtje legt haar eieren in een nest, gewoonlijk in een natuurlijk hol in een eucalyptusboom. De familiegroep broedt om beurt op de eieren en voert de jongen. De kuikens krijgen veren als ze ongeveer vijf weken oud zijn, maar worden nog zes tot tien weken door de groep gevoerd. Het voedsel van deze vogel is gevarieerd. Hij eet onder andere slangen, hagedissen, wormen, vis, kikkers en insecten, maar ook sprinkhanen en kevers. Hij is een geduldige jager en kan urenlang stil zitten wachten op een hoge plek zoals een tak of een elektriciteitskabel tot een prooi nadert. Als hij zijn doelwit ziet, schiet de kookaburra naar beneden of duikt in het water. Op de grond landt hij naast zijn prooi, grijpt hem en gaat terug naar een hoge plek. Hij gooit kleine dieren zoals sprinkhanen tegen een tak om de poten en vleugels weg te slaan en slikt ze dan geheel door. Vis wordt ook doodgeslagen en in één keer doorgeslikt.
Beschrijving Rugvin met 36-45 vinstralen, anaalvin met 2-3; 13-18 ringen voor de anaalopening, 37-42 ringen achter de anaalopening. Donkerbruin met donkere vlekken aan de bovenzijde, die vaak dwarsbanden vormen. Meestal een donkere vlek voor de ogen. Onderzijde crèmekleurig met zilverkleurige tint. Snuit korter dan de halve koplengte. Geen uitstulping achter op de kop. Kleine zeenaalden worden meestal aanzien voor de jongen van grote zeenaalden. Ze komen over het algemeen voor in ondiep water. In riviermondingen kunnen ze verzoeting van het water goed verdragen. Van juni tot augustus kunnen larven aanwezig zijn; deze verlaten bij een lengte van 15 mm de broedbuidel. Ze eten kleine kreeftachtigen. Lengte Maximaal 17 cm. Verspreiding Noordoost-Atlantische kusten van Noord-Spanje tot Zuid-Noorwegen. Langs de Nederlandse kust niet talrijk. Ze komen tot een diepte van tien meter voor onder en tussen met wieren begroeide stenen en op zandbodems in riviermondingen. Een vrij grote populatie heeft zich in het Noordzeekanaal gevestigd.
De Batrachoseps attenuatus leeft in serquoiabossen, grasland, bergen heuvels en bereikt een lengte van zo'n 7,5 tot vijftien cm. Deze salamander heeft een slank, langgerekt lichaam en dito staart. Zijn poten en voeten zijn klein en smal, met vier tenen aan elke voet. De kleur varieert met het woongebied. Het is de algemeenste salamander in California. Hij leeft op het land, waar hij zich met golvende bewegingen van zijn lichaam voortbeweegt, meer dan door zijn poten te gebruiken. Overdag houdt hij zich schuil tussen vochtige vegetatie of boomwortels, tijdens de nacht komt hij te voorschijn om naar wormen, spinnen en andere ongewervelde dieren te zoeken. In de late herfst of winter legt het wijfje vier tot 21 eieren onder een rotsblok, daartoe opgewekt door regenval. De eieren komen in het voorjaar uit; de larven hebben geen stadium in het water.
Liervogel bereikt wijfje met zijn mobiele telefoon
Liervogel bereikt wijfje met zijn mobiele telefoon
Liervogel (Menura novaehollandiae)
Langere dagen zorgen voor vogelzang
In de lente beginnen veel vogels met hun liefdeszangen. In de meeste gevallen is het mannetje met zijn aria's degene die het wijfje versiert. Soms is deze zang ook bedoeld om zijn territorium te verdedigen, maar meestal heeft hij hier een andere melodie voor en zijn de aria's speciaal voor een wijfje!
Wanneer het voorjaar aanbreekt met langere dagen, prikkelt dit de hersenen van vogels zodat er seksuele hormonen aangemaakt gaan worden. Daardoor beginnen ze met zingen. Met name in de ultieme fase van de paringsperiode wordt de zang sterk bepaald door het belangrijkste mannelijk geslachtshormoon, testosteron.
Zang als selectiemiddel
Voor een wijfje is de mate van zangkwaliteit een graadmeter voor de conditie van een mannetje. Het zingen kost veel energie en alleen een mannetje dat een goede conditie heeft, kan lang genoeg, hard genoeg en mooi genoeg zingen. Een mannetje in goede conditie heeft meestal ook een groot voedingsgebied (territorium), wat natuurlijk voor een wijfje belangrijk is om haar jongen goed te laten opgroeien. Vaak heeft een wijfje dan ook voorkeur voor ingewikkelde zang met veel rollers en trillers. Daarnaast speelt de omgeving ook een rol bij de vogelzang. Zo moeten stadsvogels hoger zingen om boven het lawaai uit te komen.
Opvallende zang bij de liervogel
De liervogel (Menura novaehollandiae) heeft wel een heel aparte manier van zingen om een wijfje te verleiden. Naast het opzetten van zijn staartveren in de vorm van een lier (een oud Grieks snaarinstrument), heeft hij een heel arsenaal aan geluiden dat hij laat horen. Hij bootst niet alleen melodieën van andere vogelsoorten na, maar imiteert ook andere geluiden die hij in zijn omgeving hoort, zelfs dat van een kettingzaag, autoalarm, fototoestel of mobiele telefoon. Hoe groter zijn repertoire, hoe groter zijn succes bij de wijfjes!
Niet alle geluiden die dieren in de paringstijd maken zijn voor ons hoorbaar
Het menselijk oor vangt geluiden op waarvan het aantal trillingen tussen de 20 en 20.000 per seconde ligt. Geluiden met minder dan 20 trillingen per seconde worden infrageluiden genoemd, en zijn voor ons te laag om waar te nemen. Geluiden met meer dan 20.000 trillingen per seconde heten ultrageluiden en zijn voor ons te hoog om te horen.
De dwergvleermuis gebruikt ultrageluiden
Dwergvleermuizen (Pipistrellus nathusii) maken gebruik van ultrageluiden. Met hun neus of mond zenden ze een zeer hoog signaal uit dat weerkaatst op voorwerpen in de omgeving. De echo kunnen ze opvangen met hun oren, zodat ze de exacte plaats van het voorwerp kunnen bepalen (echolocatie). Naast de echolocatie- geluiden maakt een mannetjesdwergvleermuis rond augustus ook baltsgeluiden om wijfjes te lokken. Omdat de golflengte zo hoog is dragen de geluiden niet ver, maar dat geeft niet: er zijn genoeg vleermuizen in de buurt! De baltsgeluiden zijn iets lager van toonhoogte dan de echolocatiegeluiden en zijn vooral voor jonge mensen soms hoorbaar.
Niet alle geluiden die dieren in hun paringstijd maken zijn voor ons hoorbaar
Het menselijk oor vangt geluiden op waarvan het aantal trillingen tussen de 20 en 20.000 per seconde ligt. Geluiden met minder dan 20 trillingen per seconde worden infrageluiden genoemd en zijn voor ons te laag om waar te nemen. Geluiden met meer dan 20.000 trillingen per seconde heten ultrageluiden en zijn voor ons te hoog om te horen.
De Afrikaanse olifant maakt gebruik van infrageluid
Bij Afrikaanse olifanten (Loxodonta africana) leven de mannetjes en wijfjes apart. Ze bevinden zich vaak kilometers van elkaar vandaan. Om contact met elkaar te maken en informatie uit te wisselen over de paringsbereidheid van het wijfje en de conditie van het mannetje, maken olifanten gebruik van infrageluiden.
Kudde Afrikaanse olifanten (Loxodonta africana)
Met hun slurf maken de mannetjesolifanten rommelende geluiden. Omdat deze geluiden een zeer lage frequentie hebben, dragen ze ver - net als de lage bastonen uit je stereo-installatie. In het bereik van het geluid bevindt zich altijd wel een aantal mannetjes of een kudde wijfjes.
Eenmaal bij de kudde aangekomen kan een mannetjesolifant ruiken welk wijfje paringsbereid is. Na een slurvenritueel waarbij de slurven ineengestrengeld worden en ze elkaar over het hoofd aaien begint de proef-paring. Hierna begint de échte selectieprocedure. Het wijfje maakt een serie lage roeptonen die haar familie overneemt. Alle mannetjes in de buurt komen hierop af. Alleen de sterkste en grootste olifant die het wijfje van haar proefpartner kan losmaken, wordt haar echte man!
De glanzende matschieboomkangoeroe kan wel tien meter van tak naar tak springen en voelt zich dan ook prima thuis in de toppen van de bomen. Dit roodbruine dier heeft een heel andere levensstijl ontwikkeld dan zijn verwanten, de op de grond levende wallaby's en kangoeroes. De jongen van de matschieboomkangoeroe blijven langer in de buidel dan bij andere buideldieren het geval is. Door houtkap in het regenwoud van Papoea-Nieuw-Guinea wordt het leefgebied van de matschieboomkangoeroe bedreigd. Ook wordt er voor voedsel jacht op hem gemaakt. Hierdoor is zijn aantal in tien jaar tijd gehalveerd. De matschie maakt nu deel uit van een overlevingsplan voor soorten, internationaal opgezet door dierentuinen waarvan enkele een populatie voor de voortplanting onderhouden. Onderwijsprogramma's in Papoea-Nieuw-Guinea moedigen het behoud van het leefgebied van de matschie aan en ontmoedigen de jacht. Deze kangoeroe is vooral tijdens de nacht actief en leeft in de bomen. Hij komt zelden op de grond en als dat wel het geval is loopt hij liever dan hij huppelt. Hij begint te klimmen door één meter omhoog te springen en zijn armen om een boomstam te slaan. Daarna werkt hij zich naar boven door met zijn gekromde klauwen de schors vast te pakken en met zijn gebogen staart het evenwicht te bewaren. Matchies zijn solitair levende dieren die elkaar alleen opzoeken om te paren. De helft van de tijd slapen ze, terwijl ondertussen hun eten verteert. Elk mannetje heeft een territorium van vier hectare dat gedeeltelijk samenvalt met de kleinere territoria van een aantal vrouwtjes. Soms gaan de mannetjes gevechten aan, waarbij ze elkaar al worstelend flink bijten en stevig met hun voorpoten slaan. Net als andere buideldieren brengen boomkangoeroes hun jongen groot in een buidel. Zo'n 32 dagen na de paring brengt het vrouwtje haar buidel in orde ter voorbereiding van de geboorte. Zodra het jong geboren is, kruipt het blinde, naakte diertje, dat nog geen 25 mm lang is, langs de buitenkant van de buidel omhoog om zich aan één van de vier tepels aan de binnenkant vast te klampen. Pas na ongeveer tien maanden komt het kangoeroejong tevoorschijn om de omgeving te verkennen. Zo'n twee maanden later, als het bijna één jaar oud is, verlaat het de buidel voorgoed en kan de moeder weer paren. De matschieboomkangoeroe eet vrijwel alleen bladeren. Overdag eet hij om de vier uur gedurende vijftien tot twintig minuten. Daarna gisten de bladeren tijdens zijn slaap in een deel van zijn maag dat als gistingskamer fungeert, en worden de taaie vezels afgebroken zodat het voedsel kan verteren. Soms zorgt hij voor afwisseling in zijn voedsel door fruit, bloemen, noten, schors, plantensap of vogeleieren te eten. Een enkele keer steelt hij jonge vogels uit een nest.
Orde : Diprotodontia - familie : Phalangeridae - geslacht : Phalanger en soort : Verschillende. Er zijn elf soorten met een naam in dit geslacht. Eén daarvan is de witte koeskoes.
Met zijn geplooide handpalmen, lange klauwen en andere in hoge mate aangepaste kenmerken, klautert de koeskoes door de bomen van het regenwoud. Als dit trage buideldier zich een weg langs de takken baant, is de kans op uitglijden miniem. Zijn grijpstaart dient als veiligheidskoord bij het beetpakken van de dichtstbijzijnde tak en zorgt tevens voor evenwicht tijdens het klimmen. De sterke, gedrongen koeskoes woont in het dichte struikgewas en de tropische wouden van Papoea-Nieuw-Guinea. Hij leeft vooral in de bomen, al zoekt hij soms ook op de grond naar voedsel. Dit wolachtige buideldier slaapt overdag en houdt zich dan schuil in een boomholte, onder wortels, tussen losse stenen of opgerold op stevige takken. 's Nachts komt hij te voorschijn om zich te voeden. Om andere koeskoesen af te weren, markeert dit solitaire dier zijn territorium met een sterke, muskusachtige geur en twee koeskoesen die elkaar tegenkomen, vallen elkaar vaak gemeen bijtend en schoppend aan. Koeskoesen kunnen op elk moment van het jaar paren, waarbij ze elkaar via geur lokaliseren. Na een korte verleiding paart een stel in de bomen. Kort daarna vertrekt het mannetje en laat hij het vrouwtje alleen om haar jongen te werpen en groot te brengen. Net als alle buideldieren heeft de koeskoes een korte draagperiode. Als dertien dagen na het paren baart het vrouwtje maximaal drie kleine, hulpeloze en onontwikkelde jongen. Alle baby's klimmen in de buidel van de moeder, maar meestal overleeft er maar eentje. Als het jong te groot wordt voor de buidel, gaat het op zijn moeders rug zitten, terwijl zij voedsel zoekt. Hier leert de jongen koeskoes hoe hij moet overleven voordat hij het er alleen op waagt. Koeskoesen bewegen zich 's nachts traag door het woud om voedsel te zoeken, waarbij ze met hun scherpe gezichtsvermogen en goede reukvermogen hun voedsel lokaliseren. Ze eten vooral bladeren, zaden, bloemen en fruit, al voeden ze zich ook met insecten die ze in de bomen of in de dichte ondergroei vinden. Bij gelegenheid vallen ze zelfs kleine gewervelde dieren aan en doden die. Van sommige koeskoesen slaan de vrouwtjes voedsel op in hun broedbuidel, waarna ze dit naar hun hol dragen om het voor later te bewaren of om het op een veilige plek op te kunnen eten. Ondanks zijn geringe economische waarde voor de mens, dreigt de koeskoes toch te worden uitgeroeid. Op veel van de grotere soorten is op grote schaal jacht gemaakt vanwege hun vlees en vacht. Eén van de belangrijkste bedreigingen vormt de mens, die hun leefgebied verkleint.
Orde : Artiodactyla - familie : Bovidae - geslacht : Saiga en soort : Saiga tatarica. De saïga is het nauwst verwant aan de dwergantilopen en gazellen, zoals de Thomsongazelle in Afrika. Met zijn stevige lijf, lange neus en hertenogen lijkt de saïga op een vreemde mengeling van een geit, een antiloop en nog was extra. Ondanks zijn uiterlijk is hij een taaie grazer die snelle roofdieren als de wolf eruit loopt en indrukwekkende tochten maakt over onherbergzaam terrein. Hij kan echter niet aan de mens ontsnappen en wordt nu ernstig bedreigd, hoofdzakelijk door de vraag naar zijn horens en de meedogenloos oprukkende landbouw. Saïga's zwerven rond op de steppen en in de halfwoestijnen van Centraal-Azië. Het grootste deel van het jaar leven ze in kleine kudden van maximaal veertig dieren. Overdag bewegen ze zich onafgebroken voort over het boomloze terrein op zoek naar voedsel. In sneeuwstormen kruipen ze in holtes of bosjes tegen elkaar aan, maar bij heel streng weer trekken ze naar het zuiden. Tijdens deze trektochten kunnen ze wel 120 kilometer per dag afleggen. Ze bewegen zich snel voort en halen gemakkelijk tachtig kilometer per uur. Op de vlucht houdt een saïga zijn kop laag, zodat zijn goed ontwikkelde snuit de stofwolken kan filteren. In de bronstijd vormen de beide sekse gemengde kudden. De mannetjes beginnen een sterke geur af te scheiden vanuit klieren in hun gezicht. Ze worden territoriaal en ze proberen ieder wel vijftien vrouwtjes bijeen te drijven om mee te paren. De mannetjes vechten fel, waarbij ze hun horens ineenhaken en brullen, maar de wedstrijd vraagt een vreselijke prijs. Tegen het einde van de bronst is zo'n negentig procent van de mannetjes door uitputting of aan hun wonden bezweken. In de lente trekken de mannetjes naar de zomerweiden, terwijl de vrouwtjes achterblijven. De meeste vrouwtjes bevallen nog geen tien dagen na elkaar, zodat er een grote kinderkamer op de steppe ontstaat. Een pasgeboren lammetje kan na twee dagen al harder lopen dan een mens, maar houdt zich de eerste drie dagen gedeisd om zijn kracht op te bouwen. Tijdens het lopen voedt de saïga zich met een grote verscheidenheid aan laaggroeiende grassen, kruiden en struiken. Zijn voedsel bestaat uit meer dan 150 plantensoorten, waarvan sommige giftig zijn voor huisdieren. Een saïga drinkt graag en probeert dit 's zomers twee keer per dag te doen. In de laatste 150 jaar is het bergafwaarts gegaan met de saïga als gevolg van menselijke activiteiten. In de Oekraïne komen geen saïga's meer voor, en elders zijn de steppen omgespit of omheind. Van 1991 tot 2001 nam de totale populatie met tachtig procent af.
Tips voor de verzorging van honden- en kattenvachten (Ereli)
Gezondheid Huisdieren
Tips voor de verzorging van honden- en kattenvachten
Kwaliteitsvoeding geven en de pels regelmatig borstelen bezorgen de meeste honden en katten een vacht die straalt van gezondheid. Sommige onder hen hebben echter bijkomende hulp nodig om met hun vacht goed voor de dag te komen.
Fundamentele rol van de voeding
, speelt een belangrijke rol voor het behoud van een goede gezondheid, een gezonde huid en een mooie vacht . Indien u uw huisdier evenwichtige kwaliteitsvoeding geeft, zal het alle vitaminen, eiwitten en voedingsstoffen krijgen die nodig zijn voor een gezonde huid.
Voedingssupplementen
Ondanks een goede gezondheid en een gezonde voeding, hebben sommige honden en katten een doffe vacht of zij verliezen veel haren , zelfs buiten de ruiperioden. In die gevallen kan de gezondheid van de huid verbeterd worden dankzij voedingssupplementen die te verkrijgen zijn in de vorm van tabletjes of siroop. Deze supplementen bevatten vitaminen (A, B, E, PP, biotine), essentiële vetzuren, zink en aminozuren. Deze bestanddelen bieden de huid een betere bescherming, een betere gezondheid en een goede keratinesynthese. Zij hebben bovendien ook een preventieve functie tegen roos en haar uitval.
Regelmatig borstelen maar niet te dikwijls in bad
Gewoonlijk zorgen katten zelf voor een goede lichaamshygiëne dankzij hun grondig toilet. Zwaarlijvige katten hebben het echter soms moeilijk om hun rug en anusstreek te wassen zodat een regelmatige borstelbeurt, eventueel vergezeld van een plaatselijke shampoo, soms nodig blijkt. Katten met halflange en lange haren moeten zeker om de twee à drie dagen geborsteld worden om de dode haren te verwijderen en om de vorming van knopen te vermijden. Voor honden hangt de frequentie van het borstelen af van de lengte en de dichtheid van de vacht . Sommige honden met kort haar moeten praktisch nooit geborsteld worden. Katten en honden in bad stoppen gebeurt met speciale shampoo en alleen wanneer het echt nodig is. Honden met lang haar mogen om de vier tot acht weken in bad en honden met kort haar mogen slechts twee tot vier keer per jaar een bad krijgen wanneer dat nodig is. Welke vacht uw hond ook heeft, hij moet na elke wandeling in het bos of op het strand afgedroogd en geborsteld worden om modder, zand en plantenresten te verwijderen.
verzorgingsproducten
Om de kwaliteit van de vacht van uw hond of kat te verbeteren, hebben laboratoria huidverzorgingsproducten ontworpen in de vorm van pipetten die enkele milliliter van een vocht bevatten dat op de huid van uw huisdier moet gedruppeld worden. Deze pipetten bevatten natuurlijke bestanddelen zoals poly-onverzadigde vetzuren, essentiële rozemarijnolie, lavendel en andere planten, en ten slotte vitamine E. Een behandeling van twee maanden, waarbij elke week één pipet op de huid wordt gedruppeld, maakt het mogelijk om de huid en de vacht te hydrateren en te verzachten en om de slechte geuren te verdrijven. De pels van uw huisdier is nu opnieuw glanzend en vrij van roos. Tot slot, voor de honden die een abnormaal vette huid hebben, bestaan er pipetten om de hoeveelheid huidsmeer te verminderen. Hierdoor verhoogt u de werking van de speciale hondenshampoos tegen overtollig huidsmeer.
Sedert eeuwen houdt de mens papegaaien als huisdier. Maar hoe zit dat nu precies met de aanschaf en verzorging van zo'n dier? Wij vroegen het aan dierendokter Rob Lückerath .
Een eerste vraag die zich opdringt: hoe komen we aan een papegaai?
Rob Lückerath: 'Het antwoord is heel simpel: dit is wettelijk bepaald. In 1973 is in Washington de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten gereglementeerd (CITES). Dat was hard nodig, aangezien de mens nu niet meteen bekendstond vanwege zijn grote bekommernis om in het wild levende dieren. CITES bepaalt dus exact wat mag en wat niet. In principe is het verboden om wilde dieren te bezitten, te verkopen of af te leveren'.
'In België zijn er speciaalzaken, die papegaaien uit eigen kweek verkopen. Daar heb je voldoende keuze. Het bijkomende grote voordeel is dat deze dieren makkelijker handtam zijn te maken.'
Hoe oud wordt een papegaai eigenlijk?
'Een papegaai wordt heel erg oud en kan de mens zelfs overleven. Bij de aanschaf van een papegaai moet je dan ook goed beseffen dat je er je hele leven lang aan vastzit. De leeftijd verschilt een beetje per soort, maar 50jaar is het gemiddelde. De agaporniden zijn 'dwergpapegaaien' en leven relatief kort, namelijk zo'n jaar of 20.'
Vraagt het dier een speciale verzorging? Die bek ziet er anders best gevaarlijk uit en die klauwen liegen er ook niet om.
'Om lange nagels te voorkomen, moeten de stokken in de kooi goed zijn. Dat betekent: van een verschillende diameter. Eventueel helpt het om de stokken met heel fijn schuurpapier te bekleden of ovale stokken te pakken. Ook de snavel moet kunnen afslijten. Een papegaai die te weinig takken, noten of andere slijtende producten krijgt, zal zijn bek niet voldoende afslijten. De snavel groeit dan door, het dier kan niet meer goed eten en zelfs verhongeren.'
Stel dat het noodzakelijk is om de nagels te knippen en de bek te verzorgen. Kunnen we dat zelf?
'De nagels zelf knippen is goed te doen, maar je mag wel niet over één nacht ijs gaan. Vraag je dierenarts om het eens voor te doen en doe het hierna eens zelf onder supervisie. Allereerst moet de papegaai goed gefixeerd zijn. Je pakt een stevige oude doek. Deze doe je om het diertje heen, kordaat maar met zachtheid. Dan pak je met de vrije hand de kop van achter vast en houd met vingers de onderkant van de bek vast. Onthoud echter: een papegaai is een schrikschijterd... letterlijk. Gebruik een stevige nageltang -een goede draadtang is ook bruikbaar- want de nagels kunnen heel erg hard zijn. Knip steeds kleine beetjes af om te voorkomen dat je in het 'leven' knipt.'
'De bek is een heel ander verhaal. Het knippen van de snavel is werk voor de vakman: in de snavel zitten bloedvaatjes die niet geraakt mogen worden. Het probleem is dat deze niet van de buitenkant af te zien zijn. Blijf er dus af.'
Steeds meer mensen nemen een fret in huis. Vraagt dat diertje nu een andere verzorging dan een hond of een kat? Dierendokter Rob kan ons verder helpen.
Hoe komt het dat de fret zo'n populair diertje wordt?
Dierendokter Rob Lückerath: 'Een fret kun je beschouwen als een kruising van een pup, kitten en peuter. Hij is dus uitermate speels. Verder is het een handzaam diertje. De ideale combinatie van hond en kat. Je hoeft hem niet in de regen uit te laten, hij gaat lekker op de bak en je kunt hem bij wijze van spreken gewoon in je zak meenemen'.
Heeft een fretje speciale verzorging nodig?
'Je moet er, zoals voor elk dier, goed voor zorgen. Bovendien moet je er rekening mee houden dat ook fretten last kunnen krijgen van vlooien. Buiten de ruitijd hoef je een fret niet te borstelen: zijn haren zitten altijd wel in model. Is hij in de rui, dan kun je hem eens lekker borstelen om haarballen te voorkomen.'
'De nagels van een fret moeten regelmatig geknipt worden, want ze slijten niet gemakkelijk uit zichzelf af. Bevorder het natuurlijke afslijten door met je fretten te gaan wandelen, ze met bakstenen te laten spelen of een tegel in hun kooi te leggen.'
'Wanneer je de nagels knipt, moet je goed op het leven letten. Dat is het roze stukje in de nagel. Knip daar niet in, want dat doet de fret pijn en kan lelijk bloeden. Houd de nagel plat terwijl je knipt, dan is er minder kans dat hij gaat splijten. Bloedt de nagel, stop hem dan in een stuk zeep of druk er met je vinger enkele minuten op.'
Moeten het diertje ook in bad?
'Je kunt hem zo nu en dan wassen, maar dat is eigenlijk niet echt nodig, tenzij hij zijn anaalklieren heeft gebruikt of echt smerig is. Moet de fret in bad, gebruik dan speciale shampoo. Vul het bad met ongeveer tien centimeter lauwwarm water, maak de fret helemaal nat, wrijf hem in met shampoo en spoel het schuim ten slotte goed uit met schoon water. Je kunt de fret licht afdrogen met een handdoek.'
'Fretten zijn heel speelse diertjes en daarvan kun je gebruik maken. Wanneer je een paar handdoeken op de grond legt, gaat hij kruip door/sluip door spelen en droogt hij zich als het ware zelf af. Niet overdrijven met het wassen, want te veel wassen kan leiden tot huidirritatie.'
Hebben fretten geen erg penetrante geur?
'De fret is familie van de bunzing, en dié kan echt stinken. Fretten kunnen ook enorm stinken, maar daar is wel iets aan te doen. Veel mensen kunnen de geur van een fret niet verdragen en laten daarom zijn anaalklieren verwijderen. Dat is niet helemaal juist. De reuk komt van het overvloedige huidvet.'
'Fretten markeren hun territorium op drie manieren: door huidvet af te zetten op voorwerpen, door urine, en door hun anaalvocht (dat met de ontlasting meekomt). Geurmarkering vindt plaats door met de buik over een voorwerp te wrijven. In feite is het dus niet de fret die stinkt, maar zijn omgeving. Als je dagelijks het nestmateriaal verschoont, is er dus geen probleem.'
Wanneer gaan ze dan markeren?
'Het is niet alleen het territorium dat wordt afgebakend, fretten vertonen dit gedrag ook wanneer ze zich vervelen of erg opgewonden zijn. Mannetjes doen het vaker dan vrouwtjes; gecastreerde mannetjes en vrouwtjes ruiken meestal (maar niet altijd) veel minder sterk. Het is wel zo dat niet-gecastreerde mannetjes tijdens het dekseizoen overal druppels urine afzetten. Nogmaals, een gezonde fret riekt niet, zelfs al houd je hem onder je neus. Een basisdierenlucht zit er aan, maar dat is normaal. Een mens ruikt aan het einde van een werkdag ook sterker.'
Moeten we nog ergens op letten?
'De fret heeft een relatief zwak gebit. Laat het regelmatig eens controleren bij de dierenarts. Voorts maakt een fret veel oorsmeer aan. Dat moet je regelmatig verwijderen. Ga nooit in het oor, want dan beschadig je de gehoorgang. Er zijn speciale druppels die je in het oor doet. Je masseert het oor en daarna schudt de fret vanzelf zijn kopje. Alle vuiligheid komt automatisch naar buiten.'
'De zichtbare oorschelp kun je met een stukje watten of wattenstaafje schoon maken. Gele tot bruinrode oorsmeer is normaal. Is de uitvloei zwart en zie je kleine witte spinnetjes , dan heeft de fret last van oormijt. Dat moet je altijd door de dierenarts laten behandelen.'
Hamsters zijn leuke diertjes om in huis te halen als je geen zin hebt in de rompslomp van een écht huisdier. Een hok plaatsen, hamster erin en klaar is Kees, denken we. Voor alle zekerheid trokken we eens bij dierendokter Rob Lückerath aan de bel om hem te vragen of het wel zo eenvoudig is.
W aar moeten we allemaal op letten wanneer we overwegen een hamster te kopen?
Dierendokter Rob Lückerath: 'De aanschaf van een hamster moet goed worden voorbereid, dat geldt trouwens voor ieder dier. Een dier is in alle opzichten afhankelijk van de mens en dat schept verantwoordelijkheden (verzorging, voedsel, onderhoud kooi...).'
'Als je een beestje gaat kopen moet je er op letten dat het gezond is. Het beste is om aan het einde van de middag naar de winkel te gaan. De hamster is dan tenminste wakker en kan onderzocht worden. Een gezonde hamster heeft glinsterende kraaloogjes en een droge neus. Je moet ook testen of het diertje niet agressief is. Strijk eens met je vinger over de rug, een normale hamster staat dit toe. Wanneer dit allemaal gedaan is, til je haar op en controleer je de 'poep'. Een hamster heeft droge keutels (net als een muizenkeutel). Dit betekent dat het achterste vrij moet zijn van kleverige ontlasting. Als het diertje nog slaapt, maak het dan voorzichtig wakker. Een gezonde hamster zal actief gaan bewegen.'
Kopen we het best een jong of een oud diertje?
'Je moet weten dat een hamster niet zo oud wordt, gemiddeld zo'n 2 tot 3 jaar. Als je een diertje koopt, moet je dat goed beseffen. Als je voor de eerste keer een hamster koopt, is een diertje van zes weken prima. Koop je ze jonger dan zijn ze uiterst speels, gevoeliger aan manipulatie en is het lastiger om ze te tam te maken. Diertjes ouder dan een half jaar wennen moeilijker aan mensen. Ze hebben er dan ook al een kwart van hun leven op zitten.'
Hoe gaat dat in zijn werk, het tam maken van een hamster?
'Het doel is om de hamster te laten wennen aan de mensen in huis. We gaan dat in een paar stappen doen. Zoals bij de meeste dieren kunnen we voedsel als hulpmiddel gebruiken. Je pakt een stukje voer dat ze heel erg lekker vinden. Hou in de gaten wat ze het eerst uit haar bakje neemt en serveer haar dat dan. Hou haar de lekkernij voor en babbel tegen haar. Na verloop van tijd neemt ze het uit je hand. Vervolgens gaan we ze ook zachtjes over de rug strelen. Neem de tijd! Kunnen we de hamster voeren, dan gaan we een stapje verder. We gaan proberen het diertje van op de hand te voeren. Dit vraagt heel veel geduld. Zorg dat het diertje niet uit de handen valt.'
Hoe dienen we ons thuis verder te organiseren?
'In de winkel staan allerlei kooien, van groot tot klein. Bij de keuze van een kooi moet je rekening houden met het feit dat hamster graag wil klimmen, graven en zich verstoppen. Neem dus een kooi met horizontale tralies en vergeet niet dat er een deksel op moet liggen, anders is ze zo haar kooi uit. Het beste is om vooraf een kooi te kopen en die volledig in te richten. Vooral met kinderen is dat voorbereiden een belangrijke eerste stap, om uit te leggen wat het inhoudt om een diertje te hebben.'
'Komen we dan na de aanschaf van onze nieuwe kameraad thuis, laat haar dan rustig de nieuwe woonst verkennen. Meestal verdwijnen ze direct in hun slaaphuis om vanuit deze beveiligde omgeving de boel te overzien. Kinderen moeten goed beseffen dat het diertje nog schuw is en de eerste tijd rust vraagt. Laat ze dus niet met al hun vriendjes om de kooi heen gaan staan en opgewonden staan doen.'
Wat zetten we op het menu?
'In de natuur voeden hamsters zich met zaden en granen. Ook fruit en groenten vinden zij een lekkernij.Een hamster eet keurig met 2 pootjes en werkt dat voedsel keurig naar binnen.'
Het dier heeft ook niet voor niks zijn naam geleend aan het werkwoord hamsteren.
'Een hamster eet niet al het voer op dat ze vindt. Ze stopt een groot gedeelte in haar wangzakken. Iedere wangholte is een soort van opslagplaats. Dat opgeslagen voer neemt ze mee naar haar woning, waar ze alles weer uit de zakken haalt, en in de voorraadkast stopt.'
Wat leg je op de bodem van de kooi?
'Het beste zijn houtkrullen, geen krantenknipsels of fijne gemalen spulletjes, want die kunnen voor een hoop ellende zorgen.'
Nog een laatste tip?
'Hamsters zijn schemerdieren. Zij slapen dus overdag en zijn 's nachts actief. Hou daar bij de aanschaf rekening mee.'
Snokken aan leiband beschadigt nekwervels van hond (Ereli)
Snokken aan leiband beschadigt nekwervels van hond
Zweeds onderzoek wijst uit dat meer dan zes op de tien honden rugproblemen hebben. Een van de oorzaken is dat de viervoeters hun leven lang mee 'gerukt' worden aan hun halsband. 'Baasjes denken dat hun hond luistert na een ruk, maar eigenlijk vermijdt hij gewoon een pijnlijk gevoel', meent hondentrainster Katrien Lismont.
Stel je even voor: je staat als kleine hond te midden van een menigte en ziet alleen benen, schoenen en wielen van winkel- en kinderwagens. Met moeite kan je omhoogkijken en plots verlangt men dat je van richting verandert. Dat merk je door een duidelijk signaal van de leiband die vast hangt aan je halsband. Elke ruk daaraan knijpt je keel dicht en doet pijn aan je strottenhoofd.
Om de pijn te stoppen en opnieuw lucht te kunnen happen, kan je niets anders doen dan volgen, hoewel je niet weet waarheen. Je moet alleen hopen en erop vertrouwen dat het wezen aan de andere kant van de leiband weet wat goed voor je is.
Met deze confronterende beschrijving wil hondentrainer Katrien Lismont (49) baasjes laten stilstaan bij hoe honden alledaagse situaties beleven. Dat honden een halsband dragen, is in mensenogen zo'n evidentie dat we niet meer stilstaan bij de gevolgen ervan. 'We denken dat onze hond luistert na een ruk aan de leiband, maar eigenlijk vermijdt hij gewoon een pijnlijk en onaangenaam gevoel', meent Lismont. 'Honden met een halsband ervaren op dat moment een enorme druk op de hals.'
Stijve nek
'Net zoals bij mensen wordt de hondenhals recht gehouden door wervels, die even fijn in elkaar zitten als bij ons. Wie al eens een stijve nek heeft gehad, wéét hoe kwetsbaar men zich dan voelt. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat hondenfysiotherapeuten dagelijks geconfronteerd worden met de gevolgen van het snokken aan de leiband. Halswervels worden verschoven of eenvoudig weg uit elkaar gerukt. De hond ontwikkelt een compenserende houding die extra spanning op het hele gestel teweegbrengt. Dat komt vele honden op latere leeftijd duur te staan: verlammingen, rugklachten...'
Anders Hallgren, een bekende Zweedse psycholoog en hondentrainer, onderzocht 400 honden en stelde vast dat ongeveer 63 procent problemen in de rug had. Van deze problemen situeerde 27 procent zich ter hoogte van de nekwervels. De overgrote meerderheid van deze honden (91 procent) bleek blootgesteld aan een training met rukken aan de leiband. Hallgren beschrijft dat niet alleen de nekwervels beschadigd worden, maar ook de nek- en halsspieren en het strottenhoofd.
Meeslepen of meenemen
'Daarom is het beter de hond een tuig of harnas om te doen', vindt Lismont. 'Dat zit gedeeltelijk rond zijn schouders en voor zijn borst. Op die manier voelt de hond de richting die wordt aangegeven vanuit zijn torso en niet alleen aan zijn hals. De adem wordt niet langer afgesneden en het doet geen pijn meer aan zijn uiterst kwetsbare keel. Zo voelt het dier zich wat zachter behandeld en wordt hij meer meegenomen in plaats van meegesleept .'
Hoewel harnastuigjes meer en meer opkomen, loopt België op dat vlak nog achter. 'Zo'n tuig heeft nochtans alleen voordelen: de hond trekt automatisch minder aan de lijn en je hebt meerdere mogelijkheden om de leiband aan het tuigje te bevestigen.'
Maar zelfs met een harnas blijft het opletten: wanneer een hond met een bepaalde snelheid in de lijn stormt, is de impact op het gestel enorm. Nooit de volle lengte van de lijn gebruiken, is de boodschap.
De Maleise vliegende kat (Galeopterus variegatus ) is een Aziatischzoogdier behorend tot de familie Cynocephalidae van de orde Dermoptera (Huidvliegers). De enige andere soort uit deze orde is de Filipijnse vliegende kat (Cynocephalus volans ). De Maleise vliegende kat wordt ook wel vliegende lemur, colugo, cobego en koeboeng genoemd.
De Maleise vliegende kat komt in Indochina , Birma , Thailand , Maleisië , Sumatra , Java , Borneo en omliggende eilanden. Deze soort leeft in regenwouden , hoewel de Maleise vliegende kat ook regelmatig nabij kokosnoot-, bananen- en rubber plantages wordt gevonden. Ook in de parken van Singapore (vooral het Bukit Timah Nature Reserve) is Maleise vliegende kat redelijk algemeen.
De Maleise vliegende kat heeft een kop-romplengte van 34-42 cm, een staartlengte van 18-27 cm, een spanwijdte van 70 cm en een gewicht van 1-1.75 kg. De Maleise vliegende kat heeft grote ogen in een breed hoofd met afgeronde korte oren. Het is een lichtgebouwd dier met slanke ledematen en brede voeten met daaraan vijf geklauwde tenen. De klauwen zijn bijzonder geschikt voor het klimmen in bomen en tussen hun tenen heeft de De Maleise vliegende kat een dunne huid. Het meest opvallende kenmerk van de Maleise vliegende kat is echter de zweefhuid ( patagium ) tussen de nek, de poten, vingers en de staart, waarmee het van de ene naar de andere boom kan zweven en afstanden van wel honderd meter door de lucht kaen afleggen. Het patagium bestaat aan beide zijden uit drie delen: het propatagium tussen de zijkant van de nek en de voorpoot, het plagiopatagium tussen de voor- en de achterpoot en het uropatagium tussen de achterpoot en de staart. Andere zwevende zoogdieren zoals vliegende eekhoorns , suikereekhoorns en enkele andere possums hebben een lange staart en geen uropatagium, terwijl de staart bij de Maleise vliegende kat relatief kort is. De Maleise vliegende kat gebruikt de staart om te sturen tijdens de vlucht. Naast het patagium is verder opmerkelijk dat de snijtanden een voorwaarts uitstekende kam heeft, waarschijnlijk bedoeld om de vacht mee te verzorgen. De vachtkleur van de Maleise vliegende kat is grijsbruin met onregelmatige witte vlekken. De onderzijde van het patagium is haarloos en roze van kleur.
De Maleise vliegende kat is een solitaire boombewoner die zelden op de grond komt. Het dier verschuilt zich overdag in holen in de bomen van het regenwoud en komt pas bij de schemering naar buiten om voedsel te gaan verzamelen. De Maleise vliegende kat zweeft van boom naar boom door eerst naar een boomtop toe te klimmen en zich dan in de richting van een andere boom te lanceren. Het dier landt dan meestal op het lagere gedeelte van de stam van een andere boom om vervolgens weer omhoog te klimmen voor een nieuwe zweefsessie. Maleise vliegende katten kunnen ongeveer zeventig tot honderd meter ver zweven met een minimaal hoogteverlies. Opmerkelijk genoeg is de Maleise vliegende kat een nogal onhandige klimmer. Doordat het dier opponeerbare duimen mist en niet bijzonder sterk is, beweegt de Maleise vliegende kat zich voort door middel van kleine sprongen, zich met de kleine maar scherpe klauwen vastgrijpend aan de bast van de bomen. De Maleise vliegende kat voelt zich zowel zittend op een boomtak als hangend onder een tak op zijn gemak. Dit dier eet voornamelijk bladeren, knoppen en bloemen en waarschijnlijk ook vruchten van diverse bomen. Het gebruiken de lange tong en zijn handen om te eten. Water wordt uit het voedsel of door te likken aan natte bladeren verkregen. Het maagdarmkanaal van de Maleise vliegende kat is speciaal ontwikkeld om de grote hoeveelheden gebladerte te verwerken. De darmen kunnen een lengte bereiken van vier meter en het pars pylori van de maag is vergroot en verdeeld in kamers. In deze kamers bevinden zich micro-organismen die meehelpen cellulose en andere relatief onverteerbare koolhydraten af te breken. De draagtijd van de Maleise vliegende kat is ongeveer zestig dagen. Gewoonlijk krijgen de dieren één jong, een enkele keer zijn het er twee. Als het jong geboren is, is het nog onderontwikkeld en het blijft vervolgens nog een tijd op de buik van de moeder zitten, waarbij het beschermd wordt door het enigszins gevouwen staartdeel van het patagium van de moeder. Pas na twee of drie jaar bereikt het jong de volwassen lengte.
Ontbossing en jacht vormen een probleem voor de Maleise vliegende kat, maar deze soort is (nog) niet bedreigd. Er is niet heel veel bekend over de vliegende katten, wat mede veroorzaakt wordt door het feit dat ze uiterst moeilijk in dierentuinen zich te houden. In 2006 had alleen de Maleise Taiping Zoo één exemplaar van de Maleise vliegende kat in de collectie.
Huidvliegers (Dermoptera) zijn een orde van de zoogdieren bestaande uit één familie met twee soorten, die tegenwoordig voorkomt in Zuidoost-Azië .
De verwantschap tussen de huidvliegers en de andere zoogdierordes is al eeuwenlang omstreden. In de achttiende eeuw deelde de beroemde Zweedse bioloog Carolus Linnaeus de groep in als naaste verwanten van de primaten . Deze classificatie werd als snel verworpen en in de loop der jaren werden de huidvliegers beschouwd als nauwe verwanten van eerst de insecteneters en later de vleermuizen . Recent moleculair en morfologisch onderzoek heeft echter toch de verwantschap met de primaten aangetoond. De huidvliegers en primaten vormen samen met de toepaja's en de volledig uitgestorven orde Plesiadapiformes de superorde Euarchonta .
De hedendaagse huidvliegers hebben een zweefhuid (patagium) tussen de nek, de poten, vingers en de staart, waarmee ze van de ene naar de andere boom zweven en afstanden van wel honderd meter door de lucht kunnen afleggen. Men veronderstelt dat ook uitgestorven soorten zo'n patagium bezaten. Huidvliegers zijn nachtactieve planteneters, die zich voornamelijk met bladeren, knoppen, scheuten en bloemen voeden. Ze leven in dichte regenwouden . Opmerkelijk is dat de snijtanden een voorwaarts uitstekende kam heeft, waarschijnlijk bedoeld om de vacht mee te verzorgen.
De goudwindes in uw vijver kunnen 25 jaar oud worden. De vissen leven eigenlijk in scholen en dus kunt u er beter een stuk of vijf in uw vijver laten zwemmen. Ze overleven het beste in een diepe vijver en met een watertemperatuur tussen de 4 en 25 graden. Goudwindes zijn actieve vissen en kunnen hoog boven het water springen. Plaats daarom iets dat licht geeft bij de vijver. Dat lokt insecten, de vissen springen op en happen ernaar en u hebt uitzicht op een prachtig spektakel!
Dat heeft natuurlijk weinig zin. We spreken dan van een schijndracht of een kip met broedzorg. Om kuikentjes het levenslicht te schenken, heb je een bevrucht ei nodig en daar speelt de haan een cruciale rol. Een kippenren zonder haan, levert uiteraard geen kuikentjes op. Als een kip onverstoorbaar op haar (onbevruchte) eieren blijft zitten, dan neemt u ze het best na een paar dagen weg. De eitjes zijn best nog lekker in de pan. Eieren die meer dan een paar weken oud zijn, moet je weggooien. In normale omstandigheden broedt een kip welgeteld 21 dagen op een ei. (Het Nieuwsblad)
Voor de Pinché-aapjes is een EEP opgesteld, dat wil zeggen een Europees fokprogramma. De supervisor van Dierenpark Wissel is de coördinator van dit fokprogramma. Pinché-aapjes worden ook wel Liszt-aapjes genoemd, naar de beroemde pianist die dezelfde haarcoupe had als deze aapjes
Neusbeer
In Aqua Zoo Friesland leeft een grote groep neusberen. De neusberen danken hun naam aan de vorm van hun snuit. De snuit van de neusbeer loopt namelijk uit in een lang, zeer beweeglijke neus. Met deze neus kunnen de neusberen goed naar voedsel in de grond zoeken. Ze kunnen hun prooi zelfs tot 30 centimeter onder de grond nog ruiken!
Vosmangoest
Vosmangoesten zijn kleine roofdiertjes, die door hun uiterlijk op een miniatuurvos lijken. De vosmangoesten zijn familie van de stokstaartjes en de beermarters die ook in Aqua Zoo Friesland leven. Vosmangoesten leven in lange holen onder de grond. Het zijn goede gravers. Ze graven met hun voorpoten een uitgebreid holennetwerk.
Zebramangoest
De zebramangoest is een kleine mangoest die in de natuur voorkomt in Gambia. Als een zebramangoest voedsel met een harde schaal of schil vindt, zoals een ei, maakt hij dat op een hele speciale manier open. Hij gooit het eten tussen zijn achterpoten door, tegen een hard oppervlakte aan. Als dat niet helpt, dan gooit hij stenen of andere harde voorwerpen tussen zijn poten door naar het te breken voorwerp.
Gepubliceerd op 12 oktober 2007, 13:27 Laatst bijgewerkt op 12 oktober 2007, 13:43
Er waart een nieuwe aandoening door het land: het natuurtekortsyndroom (NTS). Gebrek aan contact met de natuur maakt ons en de generaties na ons fysiek en psychisch minder weerbaar, heet het. Scharrelkinderen zijn gezonder.
Het natuurtekortsyndroom (NTS) is recent overgewaaid uit Amerika. Vrij vertaald: de kinderen van vandaag gaan lichamelijk en geestelijk gebukt onder een nijpend tekort aan contact met de natuur. Of, omgedraaid: meer contact met de natuur is essentieel voor een gezonde ontwikkeling van kinderen. 'Natuurervaringen' zorgen ervoor dat kinderen zich beter kunnen concentreren, creatiever, actiever en weerbaarder zijn, minder snel dik worden, zich minder snel depressief voelen, kortom, lichamelijk en geestelijk in een betere conditie zijn. NTS is vooral bekend geworden door het werk van de Amerikaanse journalist/futurist Richard Louv. Van zijn boek 'Last Child in the Wood' (Het laatste kind in het bos) verscheen een maand geleden de Nederlandse vertaling. Minister Gerda Verburg van Landbouw en Natuurbeheer - het ministerie betaalde mee aan de vertaling - liet bij alle leden van het kabinet een exemplaar bezorgen. Waarmee het natuurtekortsyndroom officieel de status van 'probleem' kreeg.Is NTS een ziekte? Of de wedergeboorte van het romantische idee 'terug naar de natuur'? De wetenschap heeft (nog?) niet keihard aangetoond dat kinderen gezonder worden van meer contact met de natuur. Wel zijn er aanwijzingen dat patiënten in een ziekenhuis sneller genezen als ze vanuit hun kamer uitzicht hebben op een groene omgeving en dat kinderen met ADHD bij regelmatige activiteiten in de natuur veel minder problemen hebben. Ook zijn er onderzoeken over het weldadige effect van contact met dieren.
Alle kleuren en combinaties mogen zoals bruin, wit, zwart,... maar goudgeel is de voornaamste kleur.
Goed met kinderen
Goed met honden
Goed met dieren
Geschiedenis
De naam Spaniël is eigenlijk misplaatst want deze Tibetaanse Spaniël is zeker geen waakhond. Zijn naam is door een misverstand ontstaan. Oorspronkelijk werd deze hond in kloosters gefokt. Daar werden ze zeer goed verzorgd omdat ze hem als een talisman beschouwden en noemden hem ´Gebedshond´. Door zijn alertheid en goed zicht diende hij als waakhond. Zo alarmeerde hij zijn omgeving wanneer er bezoek in aantocht was. Maar hij was ook een aangename kameraad voor de monnikken. Pas in het begin van de twintigste eeuw kwam de Tibetaanse Spaniël naar Engeland.
Karakter
Dit is een sympathiek hondje dat graag in de omgeving van mensen vertoeft. Hoewel hij gereserveerd is ten overstaande van vreemden, zal hij hen als familielid beschouwen indien hij met hen vertrouwd geraakt. Ze mogen nooit agressie vertonen hoe waaks ze ook zijn. Het zijn vrolijke hondjes die af en toe heel actief, maar nooit nerveus of opgejaagd zijn. Ook met kinderen gaan ze heel goed samen indien ze goed opgevoed worden. De Tibetaanse Spaniëls zijn gevoelige honden die gemakkelijk de sfeer in huis of het humeur van het baasje aanvoelen. Ze willen steeds de aandacht van het baasje en zullen hier alles voor doen.
Verzorging
De Tibetaanse Spaniël heeft een dubbele vacht die korter is in het aangezicht en matig lang aan de rest van het lichaam. De verzorging vraagt niet veel inspanning. Af en toe een borstelbeurt is voldoende. Deze honden moeten niet getrimd worden. De gehoorgang moet vrij zijn van vuil en haren en ook de nagels mogen bijgeknipt worden. Zet hem één keer om de acht weken in bad. Let erop dat deze hond matig verhaart.
Vlinders uit gematigde streken krijgen te maken met de winter, een periode met zeer lage temperaturen, waarbij er geen bloemen, kruiden of bladeren aan de bomen zijn. In tropische en subtropische gebieden is er dan wel geen winter, maar daar zijn regelmatig perioden met grote droogte, die eenzelfde nadelig effect hebben op de plantengroei. Dat soort ongunstige perioden moeten de vlinders op de één of andere manier zien te overleven. Om zulke barre tijden goed door te komen, lassen vlinders een soort van rustperiode in, de diapauze. Groei en ontwikkeling staan dan volledig stil en met de in het lichaam aanwezige reserves wordt zo zuinig mogelijk omgesprongen. In welk stadium van de levenscyclus de diapauze ook wordt doorgemaakt, verschilt van soort tot soort. Heideblauwtjes bijvoorbeeld overwinteren als een eitjes dat vastgekleefd zit aan de houtige delen van een heideplant. Rupsjes van een vuurvlindertje en van een oranje zandoogje trekken zich in het najaar terug in een polletje verschrompeld gras, terwijl rupsen van een koolwitje en van een koninginnepage vlak voor de winter verpoppen. Bij verschillende soorten zijn het de vlinders zelf die een koel en beschut plekje zoeken in het najaar. De citroenvlinder, de dagpauwoog en de kleine vos zijn voorbeelden van Nederlandse vlinders die in de herfst een gunstig plaatsje zoeken en daar maanden lang stil hangen te wachten tot eindelijk het voorjaar weer aanbreekt. (foto : overwinterende monarchvlinders)
Als de metamorfose is voltooid, barst de pop open en kruipt de vlinder naar buiten. De vleugels zijn in eerste instantie klein en nog wat verfrommeld. Bij een pasgeboren vlinder zijn de vleugels elastisch. Het diertje zoekt een plekje waar hij de ruimte heeft om zijn vleugels te ontwikkelen. Hij gaat aan de lege pophuid of aan een takje hangen en pomp met kracht bloed in de aderen van zijn vleugels. Die worden groter en groter tot ze hun definitieve afmetingen hebben bereikt. De vlinder blijft dan nog een paar uur hangen om zijn vleugels te laten drogen. Daardoor verliezen de vleugels hun elasticiteit. Als ze goed uitgehard zijn, pomp de vlinder het bloed terug uit de vleugeladeren. De vleugels zijn dan sterk en licht en de vlinder kan voor het eerst op de wieken gaan. De meeste dagvlinders kruipen 's morgens vroeg uit de pop. Het is nog niet zo warm en de lucht is nog vochtig van de dauw. Ze hebben dan meer gelegenheid om de vleugels op te pompen en te laten drogen dan middenop de dag in de felle zon. Als de vlinder eenmaal kan vliegen, gaat hij op zoek naar soortgenoten en begint de hele cyclus weer van voren af aan. (foto : vlinder uit pop)
Het leven van vlinders duurt maar kort. De meeste worden niet ouder dan twee tot drie weken. In die korte tijd moeten ze zorgen voor nakomelingen. De eerste stap is natuurlijk het zoeken van een soortgenoot van de andere sekse om daar mee te paren. Dat is bij vlinders niet altijd zo eenvoudig. Er zijn namelijk wereldwijd meer dan 160.000 verschillende soorten vlinders, die vaak erg veel op elkaar lijken. Vlinders hebben echter zo hun methoden om toch het juiste mannetje bij het juiste vrouwtje te krijgen. Bij nachtvlinders zit een vrouwtje stil tussen de planten of op een ander strategisch plaatsje en laat een geurstof los, waarmee ze van heinde en verre mannetjes weet aan te trekken. Die lokstoffen heten seksferomonen. Het bijzondere van die feromonen is dat zij kenmerkend zijn voor een bepaalde vlindersoort. Elke vlindersoort heeft zijn eigen karakteristieke geur. Bij sommige soorten kunnen mannetjes zo'n feromoon op grote afstand waarnemen. Bij nachtpauwogen kan een mannetje een vrouwelijke soortgenoot zelfs op een afstand van meer dan vier kilometer ruiken. Dagvlinders herkennen elkaar in eerste instantie aan het uiterlijk. Ze zoeken elkaar vooral op plaatsen die opvallen in hun leefgebied, zoals een heuveltop, een alleenstaande boom of een open plek in het bos. Mannetjes vliegen daar driftig rond en storten zich op elk vlindervrouwtje dat maar een beetje lijkt op een vrouwtje van hun eigen soort. Ze letten daarbij op kenmerken als kleuren, vorm en afmetingen. Wanneer geschikte huwelijkskandidaten eenmaal in elkaars buurt zijn gekomen, beginnen ze aan de balts. Bij sommige vlinders zoals pages gebeurt dat al vliegend. Mannetjes vliegen onder vrouwtjes door en werpen zich achteruit, waarbij ze met hun vleugels langs de antennes van het vrouwtje strijken. Bij andere soorten zit het vrouwtje op een plant en danst het mannetje vlak boven haar. Hij waaiert daarbij al dansend telkens een hoeveelheid seksferomoon naar zijn uitverkorene toe. Vrouwtjes worden alleen tot paren gestimuleerd door geuren van de mannetjes van haar eigen soort. Mannetjes van een andere vlindersoort ruiken ze eenvoudigweg niet. Als zulke mannetjes toch een vrouwtje proberen te verleiden, laat ze door een kenmerkende afweerhouding van haar achterlichaam weten niet in hem geïnteresseerd te zijn. Als mannetjes en vrouwtjes elkaar letterlijk door geuren en kleuren duidelijk gemaakt hebben dat ze tot de dezelfde soort behoren, komt het doorgaans altijd tot een paring (zie foto). Die begint bij een koppeling van de uitwendige geslachtsorganen. Een paring duurt al gauw vele uren en kan bij nachtvlinders zelfs wel een heel etmaal doorgaan. Tijdens een copulatie draagt het mannetje niet alleen zaadcellen over aan het vrouwtje, maar ook een hoeveelheid eiwitten. Die gebruikt zij voor de aanmaak van haar eitjes. Ook geeft het mannetje meestal een geurstof af. Daarmee wordt het vrouwtje minder aantrekkelijk voor eventuele volgende mannetjes, want die hebben een voorkeur voor geurvrije, dus maagdelijke vrouwtjes.
De familie Scirudidae bestaat uit eekhoorns, marmotten en chipmunks. De gewone eekhoorn klimt en springt op zijn gemak rond in bomen. Zelfs als hij zijn houvast verliest en valt, verwondt hij zich niet. Deze actieve eekhoorn leeft in boomrijke gebieden en de bossen van West-Europa tot Oost-Azië. Met zijn kop omlaag loop het langs een boomstam naar beneden, zijn klauwen vasthakend in de schors. De eekhoorn brengt de dag door met het zoeken naar noten en zaden. Meestal kan deze uitstekende klimmer worden aangetroffen in de bomen van naaldwouden en loofbossen. Van tak naar tak springend vindt hij zijn weg. De eekhoorn bouwt zijn nest van twijgen en bekleedt het met gras, vacht en mos, in een boomholte of de vork van een tak. Grote, volgroeide bomen zijn ideale nestelplaatsen. Een eekhoorn kan jarenlang hetzelfde nest gebruiken. Hij heeft echter meer dan één nest, zodat er altijd een schuilplaats in de buurt is als er gevaar dreigt. Hij komt naar de grond om te foerageren en om voedsel te begraven in de aarde. In de lente en de zomer brengt hij de warmste delen van de dag rustend in zijn nest door. Bij extreme weersomstandigheden komt hij alleen tevoorschijn om voedsel te zoeken. Een volwassen eekhoorn leeft solitair, behalve in de paartijd. Tot vijf mannetjeseekhoorns wedijveren om het recht te paren met een vrouwtje. Zij gaar ze voor op een spectaculaire race door het bladerdak en langs boomstammen omlaag en weer omhoog. Zo'n jacht kan uren duren. Uiteindelijk kiest het vrouwtje de vrijer met het grootste uithoudingsvermogen en de meeste vechtkracht. Na de paring bemoeit het mannetje zich niet meer met het vrouwtje, laat staan met de jongen. Na een draagtijd van vijf tot zes weken werpt het vrouwtje tot zeven blinde en kale jongen. Ze verzorgt ze zes weken lang in het nest en daarna wagen ze zich voor het eerst buiten. Als ze zo'n tien weken oud zijn, zijn ze gespeend en kunnen ze voor zichzelf zorgen. Ze blijven echter in de buurt van hun moeder en soms delen ze het nest nog een tijdje met haar. Voor de eekhoorn draait de dag om de jacht op voedsel. Eén van de voordelen van het nestelen in grote, volgroeide bomen is een rijke voorraad aan zaden en noten. Daarom zijn de eik, de hazelaar, de beuk en de conifeer favoriet. Naast boomzaden en noten eet de eekhoorn bloesem, boomscheuten en paddestoelen. In de maanden dat er volop voedsel is eet hij veel meer dan in de wintermaanden. Om de schrale tijd door te komen begraaft de eekhoorn honderden noten in de grond of in bomen. In veel landen wordt de gewone eekhoorn bedreigd door verlies aan leefgebied. In Rusland wordt jacht op het dier gemaakt om zijn dikke, weelderige wintervacht, die veel geld opbrengt.
Orde : Carnivoren - familie : Canidae - geslacht : Otocyon en soort : Otocyon megalotis. De grootoorvos is één van de 36 soorten in de familie Canidae van honden, wolven, coyotes, jakhalzen en vossen. Met zijn grote, recht overeind staande oren die het geringste geluid opvangen (en die hem tevens koel houden), is de grootoorvos een typisch woestijndier. Dit roofdiertje struint de droge savannen en graslanden van Afrika af, is gespecialiseerd in het vangen van insecten en knaagdieren en gedijt goed op plaatsen waar veel termieten voorkomen. Omdat hij zijn plekje in een ruige omgeving heeft gevonden wordt zijn bestaan niet bedreigd. Deze sociale dieren leven gewoonlijk in familiegroepen die bestaan uit een paar met hun jongen. Overdag rust het gezin uit en verzorgt elkaar in de buurt van het hol. 's Nachts gaat de grootoorvos erop uit om voedsel te zoeken. De dieren communiceren met elkaar door middel van fluittonen en via tekens met hun oren en staart. In gematigder streken verandert de grootoorvos zijn dagindeling om zich aan het klimaat aan te passen en is hij tijdens de winter overdag actief. In de meeste gebieden overlappen de territoria van familiegroepen elkaar. Deze groepen onderhouden een vriendelijke relatie en sommige gaan zelfs samen op zoek naar voedsel. De meeste grootoorvossen vormen monogame paren voor het leven, alhoewel een groep soms ook uit twee volwassen vrouwtjes en één mannetje bestaat. Na een draagtijd van zo'n twee maanden worden er in het hol maximaal zes jongen geboren, meestal aan het begin van het regenseizoen als er veel insecten zijn. De moeder zoogt haar welpen ongeveer tien weken, waarna ze samen met hun ouders op zoek gaan naar eten. Als de jongen zes maand oud zijn, zijn ze volgroeid, maar ze blijven nog tot de volgende paartijd bij hun ouders. De vader speelt een actieve rol bij het verzorgen van de welpen. Hij bewaakt ze, verzorgt ze en speelt met ze. In tegenstelling tot andere vossen heeft deze soort amper nog zoogdieren als prooi. Hij voedt zich voornamelijk met insecten, vooral termieten en mestkevers, die ongeveer negentig procent van zijn menu vormen. Kleine knaagdieren, jonge vogels, vogeleieren en plantenmateriaal vullen zijn voedsel aan. De twee afzonderlijke grootoorvospopulaties worden niet bedreigd en de zuidelijke populatie breidt zijn gebied momenteel uit naar Mozambique, Zimbabwe en Botswana. Hoewel men in Botswana vanwege zijn vacht jacht op hem maakt, vormt de mens geen belangrijke bedreiging voor dit dier.
Hartenbeest Groep : op het land levende zoogdieren
Van de vele antilopensoorten die in Afrika voorkomen, komt de gnoe qua grootte en uiterlijk het meest overeen met het hartenbeest. Het hartenbeest behoort tot de snelste dieren van Afrika, ondanks zijn bedrieglijk onhandige gang. Wanneer hij bedreigd wordt, rent de antilope weg met tachtig kilometer per uur, en kan deze snelheid een paar minuten volhouden. Kuddeleden doen om de beurt dienst als uitkijkpost, en gaan soms op een termietenhoop staan om beter zicht te hebben. Anders dan veel andere antilopen, trekken hartenbeesten niet, maar brengen bijna hun hele leven door op dezelfde plaats. De vrouwtjes en jongen vormen kleine kuddes van vijf tot twintig dieren, die binnen een leefgebied van ongeveer twee en een halve vierkante kilometer blijven, begrensd door stromen, bosland of heuvels. Tegen het eind van het droge seizoen of in tijden van extreme droogte, komen verschillende kuddes samen (soms wel driehonderd dieren) om water of betere grasvlakten te zoeken. Zijn ze drie of vier jaar oud, dan verlaten mannetjeshartenbeesten de kudde van hun moeder voor een grotendeels solitair leven. Ieder mannetje verdedigt zijn territorium fel, en markeert het met hopen uitwerpselen. Ze verliezen hun territorium wanneer ze ongeveer acht jaar oud zijn, en een jongere en fittere nieuwkomer ze eruit werkt. Hartenbeesten verlanten hun rustplaatsen tussen struikgewas of doornige bosjes of bomen vlak na zonsopgang en gaan op zoek naar vers gras op de open vlaktes. Ze knabbelen totdat hun bek vol is, dan doen ze hun kop omhoog en kauwen terwijl ze om zich heen kijken voor gevaar. Gras maakt ongeveer 95 procent uit van het voedsel, maar de dieren zijn in staat het maximale uit dit magere voedsel te halen dankzij een zeer efficiënt verteringssysteem. Hun maag met meerdere kamers zorgt daarvoor. Overdag rust de kudde in de schaduw voordat ze aan het eind van de middag weer verder grazen. Ze bezoeken dagelijks zoutlikken om mineralen binnen te krijgen, maar kunnen dagen of zelfs weken zonder water. Paringen vinden het hele jaar door plaats wanneer er voedsel in overvloed is, maar er zijn seizoenspieken die variëren per gebied. Vrouwtjes zijn maar een paar dagen per jaar tochtig, en wanneer een tochtig vrouwtje ronddoolt in het territorium van een mannetje, houdt hij haar goed in de gaten. Agressie tussen mannetjes loopt in deze tijd vaak uit op geweld. De tegenstanders bespringen mekaar met de horens naar voren, maar serieuze verwondingen zijn zeldzaam. Het hartenbeest kwam vroeger voor in heel Afrika, en vroege Europese kolonisten verbaasden zich over de dicht opeengepakte kuddes, van soms wel duizend dieren, in het droge seizoen. Maar de jacht decimeerde het aantal hartenbeesten. Het smakelijke vlees zorgde ervoor dat het een voornaam doelwit was voor jagers en zijn voorkeur voor open leefgebieden en tegenzin om voedselterritoria te verlaten, maakten hem tot een makkelijke prooi. Verschillende ondersoorten zijn momenteel bedreigd.
Gestreepte jakhals Groep : op het land levende zoogdieren
De schuwe gestreepte jakhals leeft in Afrika en is vooral tijdens de nacht actief. Het dier is een loyale partner en toegewijde ouder, en staat ten onrechte bekend als hebberige rover of lakei van grotere roofdieren. Hoewel hij kadavers zeker niet laat liggen, besteedt hij de meeste energie aan het jagen op prooi of het zoeken naar eetbare planten. Wanneer twee gestreepte jakhalzen hebben gepaard, blijven ze hun hele leven lang bij elkaar. Zo'n twee maanden na de paring brengt het vrouwtje op een beschutte plek drie tot zes jongen ter wereld. Het eerste jaar is voor de nieuwe ouders het moeilijkste. Het vrouwtje voedt de jongen de eerste vijf weken met haar melk en daarna moet de ene ouder op zoek naar vlees, terwijl de andere bij de jongen de wacht houdt tegen pythons en arenden. De prooi wordt haastig opgeschrokt en later voor de jongen opgebraakt. Na een paar maanden vergezellen de jongen hun ouders tijdens het foerageren. Wanneer ze zes tot acht maanden oud zijn, kunnen ze alleen jagen. De meeste jongen verlaten hun ouders rond deze tijd, maar één of twee, meestal vrouwtjes, blijven achter om de volgende worp te helpen verzorgen, tot zij afgelost worden door de volgende generatie. Door het schuwe karakter van de gestreepte jakhals is het onmogelijk om zijn status vast te stellen. In sommige delen van Afrika wordt hij door de plaatselijke bevolking bejaagd. Men gebruikt zijn hart als middel tegen epilepsie, en de huid en nagels zouden kwade geesten afweren. In beschermde wildparken schijnt de soort het goed te doen. De gestreepte jakhals vangt zijn prooi met een korte, plotselinge aanval en zet zelden de achtervolging in. Hij heeft een grondige kennis van zijn territorium en weet precies waar hij voedsel kan vinden. Meestal staan er kleine hapjes op het menu. Hoewel ongewervelde dieren zeker niet worden overgeslagen en ook naar wormen wordt gegraven, zoekt hij tevens naar grotere prooien als knaagdieren en andere kleine zoogdieren, reptielen en vogels. Hij houdt ook van vruchten en groenten, en steelt vaak van akkers. Soms volgt de jakhals gieren naar een kadaver. Aan een groot karkas doen ook vaak andere jakhalsfamilies zich tegoed. De band tussen een paartje gestreepte jakhalzen is ongewoon sterk. Ze werken in totale harmonie samen en verdedigen een territorium dan twee en een halve vierkante kilometer groot kan zijn. De grenzen worden met urine gemarkeerd. Of ze nu rusten of aan het foerageren zijn, de twee zijn perfect op elkaar afgestemd. Binnen hun territorium bevinden zich dicht struikgewas om te schuilen en rustplaatsen als verlaten holen van aardvarkens, oude termietenhopen of plekjes waar ze een hol kunnen graven. In gebieden waar mensen wonen, komen jakhalzen alleen tijdens de nacht te voorschijn. Elders foerageren ze ook overdag.
De koningscobra (Ophiophagus hannah ) is de grootste giftige slang ter wereld en behoort tot de familie gifslangen (Elapidae). Het is de enige soort uit het geslacht Ophiophagus .
De koningscobra wordt maximaal 5,8 meter, veel exemplaren in het veld zijn tussen 3,5 en 4,5 meter lang. Net zoals veel cobra's heeft ook deze soort de karaktistieke wangflappen naast de kop. De kleur is bruinig tot zwart met meestal een lichte dorsale bandering vanaf de nek, en strepen langs het lichaam. De buik is wit met zwarte vlekjes, met name aan de zijkanten van de wangflappen.
Het voedsel bestaat voornamelijk uit andere slangen, ook giftige soorten, waardoor de koningscobra in India een soort Halfgod-status heeft als nuttig dier en zelfs aanbeden wordt. De wetenschappelijke geslachtsnaam "Ophiophagus" is opgebouwd uit de Griekse woorden "ophis" (=slang) en "phagein" (=eten). Ook varanen en kleine zoogdieren worden wel gegeten. De vrouwtjes bouwen een nest om de eieren in af te zetten, wat bijzonder is voor slangen. In dit nest worden 20 tot 40 eieren gelegd, waaruit na 60 tot 80 dagen de juvenielen uitkomen die al tussen de 45 en 50 cm lang zijn.
Hoewel deze soort niet eens het sterkste gif produceert, veel giftiger is de taipan (Oxyuranus microlepidotus ), injecteert de slang per beet een dusdanig grote hoeveelheid dat een mens er onbehandeld meestal aan overlijdt; vaak is de hoeveelheid zelfs fataal voor wel twintig mensen. Bovendien komt deze cobra nog redelijk algemeen voor en is niet in de laatste plaats vrij agressief en bloedsnel, en valt bij aanraking meteen aan in plaats van te vluchten. Vuistregel bij een kwade cobra in de buurt is onbeweeglijk blijven staan, waardoor de slang na een tijdje weer rustig wordt; dat is het moment om er vandoor te gaan.
Het ontwijken of afweren van een beet door de kop van de slang tijdens een aanval snel weg te slaan zoals in films wel eens is te zien kan men wel vergeten. Hoewel veel slangen als traag worden beschouwd, kunnen ze razendsnel naar voren schieten en bijten, waarna ze weer evensnel terugschieten en afwachten tot de prooi of aanvaller verlamd is. De verlamming treedt op doordat het gif een neurotoxine is, die een cholinesterase -remmer bevat, een stof die de prikkelingen tussen zenuwen onderling en met spieren blokkeert.
De koningscobra komt voor in delen van Zuid- Oost-Azië ; India , Vietnam , Zuidelijk China , Maleisië , Indonesië en de Filipijnen , niet in Sri Lanka . Het habitat bestaat uit zowel zeer droge als vochtige streken, maar niet in halfwoestijnen zoals de Egyptische cobra (Naja haje ), maar in bossen, heidevelden en bosranden met veel vegetatie. In tegenstelling tot de meeste slangen klimt deze soort nooit - ook niet voor de nachtrust.
KRUIPSMOKKEL. Een medewerker van de Amerikaanse justitie toont een van de beschermde schildpadjes die door gewetenloze smokkelaars illegaal op de Amerikaanse markt waren gebracht.
De beagle is een hondenras . In Groot-Brittannië werd en wordt hij gebruikt voor de jacht op konijnen en hazen . Hierbij moet de hond het dier vangen en doodbijten.
De hond is stevig gebouwd. De schofthoogte varieert van 33 tot 41 cm en het gewicht is ongeveer 15 kilo. De hond heeft een eigenzinnig karakter en gaat graag zijn eigen gang, maar dat weten veel baasjes in het ras juist erg te waarderen.
De hond is een tricolor, dit betekent dat hij in 3 kleuren voorkomt: zwart , wit en lichtbruin ; de meeste beagles hebben alle drie de kleuren. Oudere beagles hebben natuurlijk ook grijze haren. De beharing kent twee variëteiten: de gladharige en de ruwharige. Bij de gladharige is het haar glad, heel dicht en niet te kort. Bij de ruwharige zeer dicht, stekelig en draadachtig. De vacht is goed bestand tegen weersinvloeden. Sinds 1950 is de ruwharige beagle uit de rasstandaard geschreven en komt officieel niet meer voor. Ook komen er twee kleuren voor in bijv. lime, tan, zwart , geel en rood .
De naam Beagle is afkomstig van het woord Beag, Beg of Beigh, wat "klein" betekent in het Keltisch, en werd voor het eerst gebruikt in de regeringstijd van koning Henry VII (tussen 1457 en 1509 ).
De beagle is een vriendelijke, enthousiaste hond. De in veel boeken over beagles als "vrolijk" omschreven honden zijn over het algemeen vriendelijk en niet agressief of verlegen. Ze houden van menselijk gezelschap en hoewel ze vreemdelingen soms in eerste instantie terughoudend of met geblaf tegemoet treden, zijn ze snel gewonnen. Dit maakt beagles enerzijds geen goede waakhonden, maar vanwege hun typische beaglegeblaf kunnen ze kwaadwillenden wel afschrikken.
Beagles kunnen zeer goed met kinderen overweg en dat is wellicht de belangrijkste reden dat ze de laatste decennia in steeds meer huishoudens gehouden worden. Beagles hechten zich zeer aan hun baasjes en kunnen separatieangst krijgen als ze te lang alleen gelaten worden.
Beagles zijn intelligente honden, maar zeer doelbewust en eigenwijs. Dit maakt het opvoeden voor sommige mensen lastig, maar het eigenwijze karakter bezorgt de opvoeders doorgaans veel plezier. Beagles luisteren over het algemeen goed, maar er hoeft weinig te gebeuren om hun aandacht af te leiden.
De dromedaris of éénbultige kameel (Camelus dromedarius ) is een grote kameelachtige , die tegenwoordig enkel in gedomesticeerde vorm kan worden aangetroffen. De dromedaris wordt regelmatig gebruikt als last - en rijdier in woestijngebieden . Hij is zeer nauw verwant met de kameel . De twee kunnen onderling kruisen . Een kruising tussen een dromedaris en een kameel wordt hybridekameel genoemd.
De dromedaris is ongeveer drie meter lang en 190 tot 230 centimeter hoog (met de bult als hoogste punt). Het dier weegt tussen de 450 en 700 kilogram. De dromedaris heeft één bult, een lange, gebogen hals en lange poten, die eindigen in twee tenen. De dromedaris heeft een korte, ruige en dichte vacht, die langer is op de kruin, de nek, de hals, de romp en de staartpunt. De vachtkleur varieert van wit tot bruin. Op de ellebogen , de knie - en zoolgewrichten en op het voorhoofd zitten eeltplekken , die zeven millimeter dik zijn en bestaan uit een flexibel, verhoornd vlies.
Kameel en dromedaris lijken veel op elkaar. Het duidelijkste verschil tussen de twee soorten is het aantal bulten op de rug: een kameel heeft er twee en een dromedaris slechts één. Ook heeft de dromedaris veel korter haar, langere poten en is hij slanker gebouwd dan een kameel. De dromedaris komt oorspronkelijk uit het Midden-Oosten , de kameel uit Centraal-Azië .
De verschillen in uiterlijk zijn te verklaren als aanpassingen aan het klimaat: de winters en nachten in de Centraal-Aziatische woestijnen kunnen zeer koud zijn, terwijl het in de woestijnen in het Midden-Oosten zeer droog en heet kan zijn.
De dromedaris voedt zich met gras en andere planten, ook de taaie, doornige, zoute en uitgedroogde planten die de meeste andere dieren laten staan. Door de gespleten bovenlip is hij in staat zelfs doorntakken te eten. Bij een hoge voedselvoorraad eet hij twee tot drie kilogram voedsel per uur. De dromedaris eet slechts een geringe hoeveelheid van dezelfde plant, in tegenstelling tot een geit , die een struik kaal kan eten. De tanden van een dromedaris groeien hun hele leven door. Om ze af te slijten knabbelt hij aan hard materiaal als botten en stukken hout. De dromedaris kan voor langere tijd zonder water. Als hij kan drinken, drinkt hij grote hoeveelheden: meer dan honderd liter water in tien minuten komt voor.
Net als bij de kameel maakt de dromedaris gebruik van zijn bult voor de opslag van vet , zodat het dier enige dagen zonder water en voedsel kan overleven, zelfs in de hete woestijn. Het vet in de bult wordt gebruikt voor de productie van energie en vocht . Op zeer hete dagen kan een dromedaris meer dan een kwart van zijn lichaamsgewicht verliezen zonder in levensgevaar te komen. Een goed doorvoede bult staat hoger dan een al benutte bult. Overigens bezit een dromedaris als embryo nog een tweede bult, maar die komt niet tot ontwikkeling. Ook beschermt de bult de dromedaris tegen de hitte door warmte te absorberen . De lichtgekleurde vacht van de dromedaris zorgt er ook voor dat veel zonlicht wordt weerkaatst.
De eeltkussens onder de voeten beschermen hem tegen het warme zand. De neusgaten en oren zijn bedekt met lange haren, die het zand tegenhouden. Om diezelfde reden heeft het dier lange wimpers . Ook kan het dier zijn neusgaten sluiten.
Water wordt niet in de bult opgeslagen, maar wel in de maag . Ook wordt er zo min mogelijk water verspild: de nieren resorberen een groot deel van het vocht, waardoor de urine zeer geconcentreerd is, en ook de uitwerpselen bevatten nauwelijks vocht. Ook kan de lichaamstemperatuur van een dromedaris zo'n zes tot acht graden stijgen tot een temperatuur van zo'n 41°C voordat zijn lichaam oververhit raakt en hij moet zweten om af te koelen. 's Nachts kan zijn temperatuur dalen tot 34°C.
Dromedarissen leven in kuddeverband . Dieren herkennen elkaar voornamelijk aan de geur, die per individu verschilt. Ze kunnen hierdoor soortgenoten al van enkele kilometers afstand herkennen. Om het jaar wordt één enkel jong geboren. De draagtijd bedraagt 365 tot 440 dagen. Als het jong geboren moet worden, zondert het wijfje zich af van de rest van de kudde. Na een of enkele dagen, als het jong kan lopen, keert het wijfje met het jong terug naar de kudde. Het dier wordt ongeveer een jaar gezoogd, maar al gelijk na de geboorte eet het jong planten. Na twee maanden gaat hij regelmatig grazen. Als het jong van zijn moeder wordt gescheiden, slaakt het jammerende geluiden, waarmee het contact zoekt met zijn moeder.
De dromedaris is waarschijnlijk al voor 4000 v.Chr. gedomesticeerd in het midden of zuiden van Arabië , waar de dieren waarschijnlijk voor het laatst in het wild voorkwamen. De precieze datering is onbekend: sommigen beweren dat de dromedaris al in de 12e eeuw v.Chr. was gedomesticeerd. Pas veel later is hij naar andere gebieden verspreid. Pas tussen 2500 en 1500 v.Chr. werden de dieren verspreid over de rest van het Midden-Oosten en (via schepen) naar Noordoost-Afrika, vanwaar ze via de zuidelijke Sahara Noordwest-Afrika bereikte.
Ook in Europa is het dier ingevoerd (in 1136 kwamen ze voor tot aan de Rijn voor), maar de dieren zijn hier weer verdwenen. Wel werd de soort met succes in 1405 op de Canarische eilanden ingevoerd, waar het dier nog steeds voorkomt. In 1856 heeft men geprobeerd dromedarissen te houden in het zuiden van de Verenigde Staten , maar deze poging mislukte toen tien jaar later de Amerikaanse Burgeroorlog uitbrak.
Dromedarissen worden nu in gedomesticeerde vorm vooral aangetroffen in de halfdroge en droge graslanden, vlakten en woestijnen van Noord- en Oost-Afrika , het Arabisch schiereiland en het zuidwesten van Azië , tot in Noord- India . Er zijn tegenwoordig meer dan twaalf miljoen dromedarissen, die voornamelijk in Afrika leven. De meeste dieren leven in Soedan (zo'n 2,8 miljoen dieren). Somalië heeft de hoogste dichtheid, zo'n 3,14 dromedarissen per km².
In het wild komt het dier niet meer voor, maar er zijn kuddes verwilderde dromedarissen in Libië , waar de dieren in de twintigste eeuw achtereenvolgens zijn uitgestorven, herintroduceerd en aan hun lot overgelaten. De grootste kudde verwilderde dromedarissen (zo'n twintigduizend dieren) leeft in Midden- en West- Australië . Hier is de soort vanaf 1849 ingevoerd, vergezeld door kameeldrijvers uit Baluchistan , om bij te dragen aan de verkenning en kolonisatie van het droge continent. Later werden de dromedarissen gebruikt om voedsel te brengen naar geïsoleerde nederzettingen en om materiaal te vervoeren voor de aanleg van spoorlijnen en telegraafpalen . Toen de dromedarissen niet meer nodig waren, werden ze grotendeels vrijgelaten.
Het dier is door zijn grootte en zijn vermogen om het langere tijd uit te houden in de woestijn zeer geschikt als last- en rijdier in de hete woestijn. Hierdoor was de dromedaris lang het ideale vervoermiddel door de woestijn, en hieraan heeft hij de bijnaam 'schip der woestijn' te danken. Vroeger werd het dier gebruikt voor handels karavanen , die tegenwoordig zeldzaam zijn. Zoutkaravanen met dromedarissen bestaan nog steeds in het zuiden van de Sahara, als Mauritanië , Mali en Niger . De melk van dromedarissen wordt ook gedronken, en is vaak het belangrijkste voedingsmiddel voor bijvoorbeeld de nomaden in de westelijke Sahara . In Somalië wordt er niet op de dieren gereden, maar worden de dromedarissen enkel gehouden voor de melk en als lastdier. In Soedan worden dromedarissen voornamelijk voor het vlees gehouden. Bij verscheidene volkeren, waaronder de joden , de kopten en de druzen is het echter taboe om dromedarisvlees te eten. Het leer van dromedarissen wordt zelden gebruikt. In Egypte worden er souvenirs voor de toeristen van gemaakt.
Er zijn verscheidene plaatselijke rassen , waarvan het uiterlijk is aangepast aan het gebruik. Last- en trekdieren zijn zwaarder gebouwd en trager dan de slankere en snellere rijdieren. Bergdieren zijn kleiner en sterker behaard dan vlaktedieren.
Tegenwoordig is de dromedaris voor zijn voortbestaan grotendeels afhankelijk van de nomaden. De auto heeft in grote delen van zijn verspreidingsgebied zijn rol als vervoer- en transportmiddel overgenomen. Zolang de nomaden dromedarissen blijven gebruiken, is de dromedaris in zijn voortbestaan verzekerd.
Verwarring tussen dromedaris en kameel kan ontstaan doordat het Semitische woord voor dromedaris, gâmâl , in verbasterde vorm (kamêlos ) werd geïntroduceerd in het Grieks , terwijl er al een andere naam was (dromas ). Dezelfde twee namen werden toegepast toen de kameel bekend werd.
Een beroemd voorbeeld van het misverstand is de vertaling van het bijbelvers dat het voor een rijke moeilijker is het Koninkrijk Gods binnen te gaan dan voor een kamêlos om door het oog van een naald te gaan ( Marcus 10.25). De vertaling "dromedaris" is correcter, maar het foutieve "kameel" is ingeburgerd. Het 'oog van de naald' was overigens een lage stadspoort van Jeruzalem.
De Borderterriër is een klein, ruigharig ras in de terriërfamilie . Het ras is gefokt voor de vossenjacht op de grens tussen Engeland en Schotland .
De hond is niet al te groot en kan zo makkelijk een vossenhol in komen. Dat is ook de reden waarom het dier zo'n dikke, stevige staart heeft; om hem weer uit het hol te kunnen trekken als het vast zit.
De Borderterriër is een vrij rustige hond en vriendelijk tegenover mensen, maar tegenover andere honden kan hij zich heel dominant gedragen.
Vroeger leefde het dier op de boerderij , en kreeg hierbij geen eten, maar moest zijn eigen eten vangen. Zo ruimde hij de muizen en andere kleine beesten op.
De Borderterriër is een werkhond, geen showhond. Daarom zal het dier bij hondenshows minder worden beoordeeld op hoe goed hij is in het showen, maar meer op hoe het dier als werkhond is.
Het herfstseizoen is er weer en de laatste zondag van oktober is het in mijn dorp weer "dierenwijding". Sint-Hubertus wordt er gevierd met een openluchtmis en een concert van jachthoornblazers brengt sfeer. Dieren van allerlei pluimage worden er gezegend. Het is een gezellige bedoening, diertjes onder mekaar. De pastoor is gul met zijn wijwater én met het gezegend broodje, waarvan ze allemaal lekker smullen... en de baasjes bidden en hopen dat hun diertjes daardoor weeral een jaartje gespaard zullen blijven van ziektes. Vandaar een artikeltje over het damhert ! 'k blijf het een prachtdier vinden.
Het Damhert
Het damhert met zijn deels afgeplatte gewei is een van de bekendste hertensoorten. Vooral ook omdat ze vanwege hun fraaie uiterlijk veel in hertenparkjes gehouden worden. Het damhert is roodgeel tot grijsbruin van kleur met witte vlekken en twee opvallende witte strepen op de romp aan beide zijden van de staart. Bijzonder voor herten is de grote adamsappel van het mannetje. In de winter zijn de dieren donkerder van kleur. Ze leven in groepen van soms meer dan 100 dieren en zijn vooral in de schemering actief.
Leefgebied
Van oorsprong horen damherten thuis in ons land en de rest van Europa. In andere werelddelen komen ze pas voor sinds ze daar zijn ingevoerd.
Voedsel
Damherten hebben een voorkeur voor gras, ook al is dit van slechte kwaliteit. In gemengde bossen en loofbossen leven zij het liefst, maar ook in duingebieden aarden zij uitstekend. Doordat zij erg makkelijk te houden zijn, zie je damherten nogal eens in hertenparken.
Jongen
De bronst bij damherten begint in de tweede helft van oktober. Een volwassen hert komt ieder jaar terug naar dezelfde plek in het bos waar hij een ondiepe kuil maakt, die hij besprenkelt met urine en waar hij de hinden opwacht. Na de bevruchting verlaten de hinden deze plek weer. Het bronstgeluid van het damhert is hoger en eentoniger dan van een edelhert. Gevechten tussen rivalen zijn niet zo heftig als bij edelherten en er vallen hoogstzelden slachtoffers. De bronstroep van een damhert klinkt als een snurkend gorgelend geluid en dit geluid is niet van verre afstand te horen. De draagtijd duurt ongeveer 229 dagen (32-33 weken), geboorte in juni, soms worden twee kalfjes geboren die worden gezoogd tot in de winter.
Leefwijze
Net als edelherten leven damherten in roedels, toch zijn het meer dagdieren. Hun vluchtafstand is iets korter en hun ogen zijn heel goed ontwikkeld. Hierdoor kijken zij bewust naar vreemde dingen, zij kunnen een stilstaand mens goed herkennen en staan ook bij het oversteken van wegen stil als zij een auto zien aankomen, wat vaak fatale gevolgen heeft. Damhert zijn slim en nieuwsgierig. Damherten hebben een duidelijke staart en kunnen met vier poten tegelijk weg springen. Door zijn aanpassingsvermogen, goede weerstand tegen ziektes en de geringe schade die een damhert in de natuur veroorzaakt neemt de verspreiding door uitzetten toe. Bos met aangrenzende weide en velden zijn ideale leefgebieden voor het damhert. Veel ruimte hebben ze echter niet nodig. Ook kunnen zij zich goed aanpassen aan het gebied of aan veranderingen (damherten in een park. Zij zijn meer overdag te zien en kunnen beter ruiken en kijken dan edelherten.
Niet alledaags: een siamese schildpad. Het beest - dat gemakkelijk vijftien tot twintig jaar oud kan worden - heeft twee koppen en twee paar voorpoten, maar slechts één paar achterpoten en één staart.
Sedert eeuwen houdt de mens papegaaien als huisdier. Maar hoe zit dat nu precies met de aanschaf en verzorging van zo'n dier? Wij vroegen het aan dierendokter Rob Lückerath .
Een eerste vraag die zich opdringt: hoe komen we aan een papegaai?
Rob Lückerath: 'Het antwoord is heel simpel: dit is wettelijk bepaald. In 1973 is in Washington de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten gereglementeerd (CITES). Dat was hard nodig, aangezien de mens nu niet meteen bekendstond vanwege zijn grote bekommernis om in het wild levende dieren. CITES bepaalt dus exact wat mag en wat niet. In principe is het verboden om wilde dieren te bezitten, te verkopen of af te leveren'.
'In België zijn er speciaalzaken, die papegaaien uit eigen kweek verkopen. Daar heb je voldoende keuze. Het bijkomende grote voordeel is dat deze dieren makkelijker handtam zijn te maken.'
Hoe oud wordt een papegaai eigenlijk?
'Een papegaai wordt heel erg oud en kan de mens zelfs overleven. Bij de aanschaf van een papegaai moet je dan ook goed beseffen dat je er je hele leven lang aan vastzit. De leeftijd verschilt een beetje per soort, maar 50jaar is het gemiddelde. De agaporniden zijn 'dwergpapegaaien' en leven relatief kort, namelijk zo'n jaar of 20.'
Vraagt het dier een speciale verzorging? Die bek ziet er anders best gevaarlijk uit en die klauwen liegen er ook niet om.
'Om lange nagels te voorkomen, moeten de stokken in de kooi goed zijn. Dat betekent: van een verschillende diameter. Eventueel helpt het om de stokken met heel fijn schuurpapier te bekleden of ovale stokken te pakken. Ook de snavel moet kunnen afslijten. Een papegaai die te weinig takken, noten of andere slijtende producten krijgt, zal zijn bek niet voldoende afslijten. De snavel groeit dan door, het dier kan niet meer goed eten en zelfs verhongeren.'
Stel dat het noodzakelijk is om de nagels te knippen en de bek te verzorgen. Kunnen we dat zelf?
'De nagels zelf knippen is goed te doen, maar je mag wel niet over één nacht ijs gaan. Vraag je dierenarts om het eens voor te doen en doe het hierna eens zelf onder supervisie. Allereerst moet de papegaai goed gefixeerd zijn. Je pakt een stevige oude doek. Deze doe je om het diertje heen, kordaat maar met zachtheid. Dan pak je met de vrije hand de kop van achter vast en houd met vingers de onderkant van de bek vast. Onthoud echter: een papegaai is een schrikschijterd... letterlijk. Gebruik een stevige nageltang -een goede draadtang is ook bruikbaar- want de nagels kunnen heel erg hard zijn. Knip steeds kleine beetjes af om te voorkomen dat je in het 'leven' knipt.'
'De bek is een heel ander verhaal. Het knippen van de snavel is werk voor de vakman: in de snavel zitten bloedvaatjes die niet geraakt mogen worden. Het probleem is dat deze niet van de buitenkant af te zien zijn. Blijf er dus af.'
Een grote hond en een kleine kat, Die zaten op de kamermat; En de hond, die zei: Zeg, scheelt jou wat? Scheer je weg!
En de kat, die zei: Jij bent een hond, En ik een kat, niet zonder grond; Hou jij dus nou jouw grote mond: Scheer je weg!
Scheer je weg: waf, waf! Scheer je weg: sis, sis Scheer je weg: die is raak! Scheer je weg: die 's nie mis! Waf waf! sis sis! woef woef! mauw mauw! En een houw en een beet en een blaf en een grauw: En de grote hond en de kleine kat, Die vlogen van de kamermat, En de keuken in: Zeg, scheelt jullie wat?
En hij trapte op een teen, En zij beet in een been Van de meid, die riep: ga je heen! O mijn been! Scheer je weg!
En de grote hond en de kleine kat, Die zaten weer samen op de kamermat, En ze lachten en praatten: 'och hemeltje, wat Trapte ik op haar teen!' 'En beet ik in haar been!' ''t Is gek, maar zo'n mens krijgt ook altijd wat!'
Twee slangen Twee slangen komen elkaar tegen in het moeras. De ene slang zegt tegen de andere: "Ik hoop dat ik niet giftig ben". Vraagt de andere: "Waarom?" Zegt die ene weer: "Omdat ik net in mijn tong heb gebeten!"
Kikker en Duizendpoot Een kikker en een duizendpoot hebben afgesproken in een restaurant. De kikker zit al een uur te wachten, als de duizendpoot eindelijk binnen komt. Vermoeid zegt 'ie: "Sorry dat ik zo laat ben, maar er hing een bordje voor de deur waarop stond: voeten vegen."
Olifant in de tram Een olifant stapt in de tram en laat zijn kaartje aan de conducteur zien. Die zegt: "Dit is nu echt de eerste keer dat ik een olifant op de tram heb!" "Kijk maar goed," antwoordt de olifant, "dit is namelijk meteen de laatste keer, want morgen is mijn brommer weer gerepareerd."
Kolibries (Trochilidae) zijn een familie van vogels uit de orde gierzwaluwachtigen (Apodiformes). Er zijn 325 tot 340 soorten, die worden onderverdeeld in de onderfamilies Phaethornithinae (met 34 soorten in zes geslachten) en Trochilinae , die de typische kolibries omvat. Het genencentrum van de kolibries ligt in Zuid-Amerika. Daar komen ook de meeste soorten voor.
De mannetjeskolibrie is bont, meestal metaalachtig groen gekleurd, met een glanzend rode, blauwe of smaragdgroene keelkleur. Het vrouwtje is onopvallend gekleurd.
De snavel is een belangrijk kenmerk voor de soortindeling. Bij de zwaardkolibrie (Ensifera ensifera ) is de snavel bijna net zo lang als het gehele lijf dat 10 cm lang is. Daartegenover heeft Ramphomicron microrhynchum maar een snavellengte van 5 mm. De Eutoxeres hebben een sterk naar onderen gebogen snavel en de sabelsnavelkolibrie (Avocettula recurvirostris ) heeft een snavel die aan de top naar boven gebogen is. Iedere snavel is op een bepaalde bloemvorm gespecialiseerd, waardoor er geen concurrentie tussen de kolibrie-soorten optreedt.
Tussen de soorten komen grote verschillen in gewicht voor. De kleinste ( bijkolibrie , Mellisuga helenae ) weegt 1,8 gram. De in Noord-Amerika meest voorkomende kolibrie ( robijnkeelkolibrie , Archilochus colubris ) weegt ongeveer 3 gram en is 7,6 cm groot.
Kolibries kunnen tot 15 jaar oud worden en keren ieder jaar naar dezelfde plaats terug. Als het te koud wordt, trekken ze naar meer zuidelijke streken.
De kolibrie heeft een lange snavel, waarmee hij in de kroonbuis van de bloem kan komen. Om bij de nectar te raken moet hij zijn tong uitrollen. De punt van de tong is gespleten en heeft de vorm van een strohalm. Hierdoor kan hij bij nectar komen waar zelfs insecten niet bij kunnen. De bloemen hebben een zeer lange kroonbuis en hebben zich voor hun bestuiving aangepast aan de kolibrie en de kolibrie aan de bloemen. Om het voor deze vogel extra aantrekkelijk te maken is er veel nectar aanwezig. Kolibries hebben een sterke voorkeur voor oranje en rode bloemen.
Suikerwater drinkende kolibrie
De kolibrie kan met suikerwater bijgevoerd worden. Vroeger werd daar een rode kleurstof aan toegevoegd. Tegenwoordig is de voerhouder van plastic en is de voet, waar het suikerwater inzit, roodgekleurd. De openingen van de voerbuisjes zijn zo klein dat er geen insecten bij kunnen en alleen de snavel van de kolibrie er doorheen kan.
De kolibrie kan door de zeer snelle vleugelslag (15 tot 80 slagen per seconde, afhankelijk van de grootte van de vogel) in de lucht stil blijven hangen. Door de snelle vleugelslag kan de kolibrie als enige vogel ook achteruit vliegen. Deze manier van vliegen vraagt echter zeer veel energie die verkregen wordt uit de suikers die in de nectar zitten. Sommige soorten eten ook insecten. De kolibrie moet de hele dag eten om voldoende energie te bekomen. Zelfs als het regent blijft de kolibrie doorvliegen, maar kan dan minder voedsel vinden omdat veel bloemen zich bij regen sluiten. Wanneer het langer dan een week aanhoudend regent, sterven veel kolibries door gebrek aan voedsel.
Alleen 's nachts slaapt de kolibrie. Tijdens de slaap daalt de lichaamstemperatuur enkele graden om energie te besparen. Vergelijkbaar met de winterslaap bij beren.
De kolibrie legt in twee dagen twee relatief grote, witte eieren die na 14-19 dagen uitkomen. De jongen worden gedurende 3-4 weken met insecten en nectar gevoed door de moeder. Deze voert tot 140 keer per dag de jongen, waarbij de lange snavel diep in de bek van het jong gestoken wordt. De vader verzorgt het nest niet en zorgt ook niet voor het grootbrengen van de jongen. Hij verdedigt wel het territorium tegen binnendringende soortgenoten. Daar kolibries zeer veel moeten eten, zijn de jongen altijd onbewaakt en vallen vaak ten prooi aan andere dieren zoals roofvogels, katten en slangen.
Van alle levende wezens heeft de Kolibrie de snelste hartslag: tot1.200 slagen per minuut. Bij sommige soorten werd zelfs een hartslag 4.800 opgemeten, dat is 80 keer per seconde.(pm)
Snokken aan leiband beschadigt nekwervels van hond
Zweeds onderzoek wijst uit dat meer dan zes op de tien honden rugproblemen hebben. Een van de oorzaken is dat de viervoeters hun leven lang mee 'gerukt' worden aan hun halsband. 'Baasjes denken dat hun hond luistert na een ruk, maar eigenlijk vermijdt hij gewoon een pijnlijk gevoel', meent hondentrainster Katrien Lismont.
Stel je even voor: je staat als kleine hond te midden van een menigte en ziet alleen benen, schoenen en wielen van winkel- en kinderwagens. Met moeite kan je omhoogkijken en plots verlangt men dat je van richting verandert. Dat merk je door een duidelijk signaal van de leiband die vast hangt aan je halsband. Elke ruk daaraan knijpt je keel dicht en doet pijn aan je strottenhoofd.
Om de pijn te stoppen en opnieuw lucht te kunnen happen, kan je niets anders doen dan volgen, hoewel je niet weet waarheen. Je moet alleen hopen en erop vertrouwen dat het wezen aan de andere kant van de leiband weet wat goed voor je is.
Met deze confronterende beschrijving wil hondentrainer Katrien Lismont (49) baasjes laten stilstaan bij hoe honden alledaagse situaties beleven. Dat honden een halsband dragen, is in mensenogen zo'n evidentie dat we niet meer stilstaan bij de gevolgen ervan. 'We denken dat onze hond luistert na een ruk aan de leiband, maar eigenlijk vermijdt hij gewoon een pijnlijk en onaangenaam gevoel', meent Lismont. 'Honden met een halsband ervaren op dat moment een enorme druk op de hals.'
Stijve nek
'Net zoals bij mensen wordt de hondenhals recht gehouden door wervels, die even fijn in elkaar zitten als bij ons. Wie al eens een stijve nek heeft gehad, wéét hoe kwetsbaar men zich dan voelt. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat hondenfysiotherapeuten dagelijks geconfronteerd worden met de gevolgen van het snokken aan de leiband. Halswervels worden verschoven of eenvoudig weg uit elkaar gerukt. De hond ontwikkelt een compenserende houding die extra spanning op het hele gestel teweegbrengt. Dat komt vele honden op latere leeftijd duur te staan: verlammingen, rugklachten...'
Anders Hallgren, een bekende Zweedse psycholoog en hondentrainer, onderzocht 400 honden en stelde vast dat ongeveer 63 procent problemen in de rug had. Van deze problemen situeerde 27 procent zich ter hoogte van de nekwervels. De overgrote meerderheid van deze honden (91 procent) bleek blootgesteld aan een training met rukken aan de leiband. Hallgren beschrijft dat niet alleen de nekwervels beschadigd worden, maar ook de nek- en halsspieren en het strottenhoofd.
Meeslepen of meenemen
'Daarom is het beter de hond een tuig of harnas om te doen', vindt Lismont. 'Dat zit gedeeltelijk rond zijn schouders en voor zijn borst. Op die manier voelt de hond de richting die wordt aangegeven vanuit zijn torso en niet alleen aan zijn hals. De adem wordt niet langer afgesneden en het doet geen pijn meer aan zijn uiterst kwetsbare keel. Zo voelt het dier zich wat zachter behandeld en wordt hij meer meegenomen in plaats van meegesleept .'
Hoewel harnastuigjes meer en meer opkomen, loopt België op dat vlak nog achter. 'Zo'n tuig heeft nochtans alleen voordelen: de hond trekt automatisch minder aan de lijn en je hebt meerdere mogelijkheden om de leiband aan het tuigje te bevestigen.'
Maar zelfs met een harnas blijft het opletten: wanneer een hond met een bepaalde snelheid in de lijn stormt, is de impact op het gestel enorm. Nooit de volle lengte van de lijn gebruiken, is de boodschap.(Nieuwsblad)