Guido Gezelle
Een mezennestje is uitgebroken,
dat, in de wulgentronk gedoken,
met vijftien eikes blonk,
ze zitten in de boom te spelen,
tak-op,tak-af,tak-uit,tak-in,tak-om,
met velen,
en 'k lach mij, 'k lach mij, '
k lach mij bijkans krom.
Het mezenmoêrtje komt getrouwig,
komt op de lauwe noen, al blauwig
en geluwachtig groen,
het brengt hun dit en dat,om te azen,
tak-om, tak-op,tak-af,tak-uit,tak-in,
ze razen,en kruipen,
vlug, het mezennestje in.
Het mezenvaârtje zit de loveren
verduiken 't voor 't gestraal, te toveren,
al in de mezentaal,
daar vliegen ze, al med'een, te zamen,
Tak-om, tak-op, tak-af, tak-in, tak-uit,
en,amen het mezennestje
is weêrom ijle en uit.
|