De grote hond en de kleine kat
Een grote hond en een kleine kat, Die zaten op de kamermat; En de hond, die zei: Zeg, scheelt jou wat? Scheer je weg!
En de kat, die zei: Jij bent een hond, En ik een kat, niet zonder grond; Hou jij dus nou jouw grote mond: Scheer je weg!
Scheer je weg: waf, waf! Scheer je weg: sis, sis Scheer je weg: die is raak! Scheer je weg: die 's nie mis! Waf waf! sis sis! woef woef! mauw mauw! En een houw en een beet en een blaf en een grauw: En de grote hond en de kleine kat, Die vlogen van de kamermat, En de keuken in: Zeg, scheelt jullie wat?
En hij trapte op een teen, En zij beet in een been Van de meid, die riep: ga je heen! O mijn been! Scheer je weg!
En de grote hond en de kleine kat, Die zaten weer samen op de kamermat, En ze lachten en praatten: 'och hemeltje, wat Trapte ik op haar teen!' 'En beet ik in haar been!' ''t Is gek, maar zo'n mens krijgt ook altijd wat!'
Albert Verwey
|