Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    22-04-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aurelius Augustinus, Belijdenissen

    Aurelius Augustinus, Belijdenissen [Confessiones], ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Wim Sleddens O.S.A., Eindhoven: Damon, 2024 (zesde druk), 352 blz., gebonden uitgave, 9789463404280, € 34,90.

    Wie zijn hele leven doorgebracht heeft in de katholieke zuil is van jongs af aan vertrouwd gemaakt met Augustinus (354-430) en met zijn meest bekende werk, de Belijdenissen. Veel meer dan naambekendheid is dat niet. In het beste geval weet men nog dat Augustinus een liederlijk leven leidde voor zijn bekering onder invloed van zijn vrome moeder Monica; dat hij om kuisheid bad, ‘maar niet meteen’; en dat zijn bekering gebeurde toen hij een stem hoorde die hem zei een boek te openen en te lezen (tolle, lege). Veel is dat niet. Het is typisch voor het oppervlakkige geloof van zowat alle christenen, de fides carbonaria of het kolenbrandersgeloof: men heeft wel de klok horen luiden, maar waar de klepel hangt?

    Ook ik was wat betreft Augustinus in dat geval gedurende het grootste gedeelte van mijn leven. Pas toen ik gepensioneerd was en me ging verdiepen in geloof en ongeloof, las ik wat meer over Augustinus, en dat was niet meteen van aard om er veel meer over te weten te willen komen. Zijn vurige voorkeur voor seksuele onthouding en zijn tastbare, niet aflatende afkeer voor het lichamelijke staken me danig tegen, net zoals zijn zelotische bekeringsijver, zijn rabiate haat tegenover andersdenkenden, de extatische dithyramben waarin hij zich tot God richt, zijn verwoed zondebesef, en nog wel enkele kwalijke eigenschappen meer.

    Toch werd mijn aandacht onwillekeurig – of misleid door een zo vroege, langdurige en derhalve diepgewortelde indoctrinatie – getrokken door deze luxe-heruitgave van de Belijdenissen bij Damon, en ik heb het me niet beklaagd dat ik een recensie-exemplaar heb aangevraagd. De tekst dateert van de jaren 397-400; informatie over de tekstoverlevering is uiterst schaars, zelfs zo goed als onvindbaar online. Van zijn vele werken, korte en lange, zijn er meer dan honderd ‘bewaard’. Ik heb nergens gevonden dat er een autograaf zou bestaan van Augustinus. Dat is allesbehalve verwonderlijk: hijzelf schrijft bijvoorbeeld dat hij geen exemplaren meer heeft van een boek dat hij ooit geschreven heeft. Boeken werden toen niet in grote oplagen gepubliceerd, maar ambachtelijk overgeschreven voor eigen gebruik of om als gift te dienen. De eerst bekende teksten van hem zijn fragmenten bij andere auteurs en in bloemlezingen. Wat we nu hebben, is dus blijkbaar het resultaat van een reconstructie op basis van die fragmenten, en veel latere manuscripten van volledige werken. Er is een manuscript van zes hoofdstukken van dat andere hoofdwerk, De civitate Dei, De stad Gods¸ dat zou geschreven zijn rond 420-449, dus mogelijks toen Augustinus nog leefde, maar de andere manuscripten zijn van honderden jaren later. Wat we daaruit moeten concluderen over de authenticiteit van zijn oeuvre laat ik over aan de wijsheid van de lezers, aan de verbeelding van de aficionado’s of aan de beroepsernst van de specialisten. Mijn stellige indruk bij het lezen van deze vertaling van de Confessiones was in alle geval dat er meer dan een stem te beluisteren viel, en dat meer dan één hand de pen gevoerd heeft.

    Dat gezegd zijnde, ‘beken’ ik graag dat de Belijdenissen me vanaf de eerste bladzijde geboeid hebben, en dat ik zonder veel moeite het boek heb uitgelezen. Het is een autobiografie, althans een gedeeltelijke, want Augustinus leefde nog dertig jaar verder na dit boek. Het is slechts ten dele een feitelijke levensbeschrijving, en vooral een beschrijving van zijn gemoedstoestanden en zijn ideeën, wat uitzonderlijk is voor die vroege periode uit onze beschavingsgeschiedenis. Men benadrukt in de commentaren gemeenlijk vooral het grote schuldbesef over zijn leven voor zijn bekering, maar de beperkte feiten die hij daarover vermeldt zijn zeker geen reden om het boek te gaan lezen om zijn smeuïge passages: die zijn er niet. Wat hijzelf zijn zondig leven noemt, blijkt vrij normaal gedrag geweest te zijn op alle gebied, ook seksueel, voor zijn tijd en zijn milieu. Het is vooral vanuit het contrast met zijn latere strenge ascetische en celibataire priesterlijke levenswijze dat zijn vroegere zonden een zo aanzienlijk gewicht krijgen, althans in zijn ogen. Voor moderne lezers, en allicht ook voor de modale vroegere lezers, is dat net andersom: Augustinus lijkt, net zoals Paulus, wel geobsedeerd door de zonde, en ziet kuisheid, dus onthouding van alle seksuele activiteit en gedachten, als de enige goede praktijk, als de enige aanvaardbare norm. De dramatische nefaste invloed van die verwoestende christelijke opvatting op de ontwikkeling van onze beschaving en op het seksuele leven van talloze individuen is onmogelijk te overschatten.

    De eerste negen boeken schetsen Augustinus’ evolutie als jonge leergierige en begaafde student, en zijn eerste stappen in zijn carrière als docent in de retorica, waarbij hij op zoek gaat naar ‘waarheid’ en zijn plaats in de samenleving. Aanvankelijk is dat vooral een filosofische queeste, maar toentertijd was de grens tussen het filosofische en het godsdienstige niet zo scherp getrokken als nu het geval is, of zou moeten zijn. Hij beschrijft de heel belangrijke rol van zijn moeder Monica, een overtuigde en pratikerende christelijke vrouw – zijn vader is pas kort voor zijn dood bekeerd. Dat verhaal, geschreven als een terugblik, is overtuigend in zijn eerlijkheid. De vele bedenkingen die de auteur maakt, verlenen het een reflectief filosofisch en ethisch karakter dat het doet uitstijgen boven loutere anekdotiek. Vaak nemen die reflecties de vorm aan van rechtstreeks tot God gerichte gebeden, waarin een vrijwel mystieke taal gehanteerd wordt die doet denken aan de liefdeslyriek van de latere grote mystieke figuren uit het christendom, vooral dan de vrouwelijke. God als de geliefde: veel persoonlijker kan een relatie niet zijn. Als God evenwel niet bestaat, kan ze evenmin meer zinloos zijn, en moet ze wel erg gevaarlijk en uiteindelijk deerlijk destructief zijn voor het mentale en fysieke welzijn van de persoon zelf, en helaas ook dat van hun omgeving.

    Vanaf het tiende boek, wij zouden zeggen hoofdstuk, verandert de toon, maar niet de inhoud. De auteur is nog steeds begaan met de waarheid, maar nu is hij bekeerd, en de waarheid is nu uitsluitend te vinden in de goddelijke openbaring, en hoofdzakelijk in de Schrift, zowel het Oude als het Nieuwe Testament, en in de christelijke dogmatiek, die toen nochtans nog erg verscheiden en controversieel was, met talrijke ‘sekten’ die elkaar heftig bestreden, wat Augustinus zelf ook volop en rucksichtslos gedaan heeft. Hij bezint zich over ons denken en redeneren, en hoe wij met God in contact komen, en welke rol Christus daarin speelt voor de hele mensheid. In het elfde hoofdstuk vinden we zijn bekende onderzoek naar de tijd; dat is best interessant, maar het is toch vooral een sofistische, en geen natuurkundige aanpak: de discussie verloopt aan de hand van taal, van wat wij tijd, verleden, heden en toekomst noemen, en de anomalieën die daaruit voortkomen, zoals: het verleden is niet meer, het heden is zo voorbij, de toekomst is nog niet, wat is dan de tijd? Het twaalfde hoofdstuk gaat over wat de wereld is, maar dat gebeurt helaas uitsluitend op basis van wat Genesis daarover zegt, en daar stelt Augustinus teleur, omdat hij zich als christen onmogelijk kan losmaken van het verplichte blinde en letterlijke geloof in de goddelijke openbaring door de Schrift, in dit geval het boek dat aan Mozes zelf toegeschreven wordt en daaraan zijn onbetwistbaar gezag ontleent. Dat wordt nog (veel) erger wanneer hij het materiaal van Genesis allegorisch gaat interpreteren: dat hoofdstuk is werkelijk een afknapper, niet geschikt voor zelfs de meest geïnteresseerde leek.

    Wat me vooral aantrok in deze tekst van Augustinus was zijn Godsbeeld. Vaak kon ik, zeker in de eerste hoofdstukken, door zijn bloemrijke taal heen een glimp opvangen van wat Einstein de God van Spinoza heeft genoemd, God als het Universum, veeleer dan de gepersonifieerde God de Vader, en zonder de Christusfiguur die het allemaal zo moeilijk maakt, met de zondeval, erfzonde, de zending van de Zoon als de verlosser, zijn prediking, lijden en dood, zijn verrijzenis, de stichting van de Kerk, het laatste oordeel, hemel, vagevuur en hel enzovoort enzovoort. Om nog te zwijgen van de Dritte im Bunde, de Heilige Geest. Het is vooral dat oorspronkelijke, algemeen menselijke aspect dat mijn aandacht gaande hield, en me zelfs in de meest mystiek gekleurde passages toch nog enige verwantschap liet aanvoelen met deze ongetwijfeld intelligente maar overigens heel complexe, om niet te zeggen zwaar gecomplexeerde figuur.

    De vertaling uit 2009 is heel goed leesbaar, slechts heel af en toe was het Latijn van Augustinus zelfs deze augustijn te machtig, maar wie zal hem verbeteren? De luxe-uitgave van Damon is inderdaad luxueus. Het is verheugend dat er nog (enkele?) uitgeverijen zijn die het aandurven teksten zoals deze aan te bieden in een duurzaam, degelijk en aantrekkelijk modern maar klassiek boekformaat. Mijn oude, moe-getergde ogen (te veel gelezen, bij slecht licht en andere belastende omstandigheden, te veel uren voor het scherm doorgebracht) hadden toch liever een ietwat grotere letter gehad.

    Augustinus’ Confessiones worden doorgaans tot de top van de wereldliteratuur gerekend. Dat leek me op het eerste gezicht overdreven, maar als ik me dan afvraag wat er wel toe behoort, moet ik na lezing toch, zij het schoorvoetend, bekennen dat die appreciatie voor deze vroege teksten uit de (christelijke) oudheid, ruim voor de val van het Romeinse rijk (476) niet helemaal misplaatst is, zeker in het licht van Augustinus’ blijvende – maar helaas weinig verheffende – invloed op onze Ideeengeschichte. Deze Belijdenissen zijn door hun opzet en hun onderwerp, en omdat ze terugblikken op zijn vroegste ervaringen, voor niet-gelovige lezers allicht de meest aantrekkelijke, en wel zeker de minst afstotelijke van zijn oeuvre. Toen ik het boek opensloeg, had ik niet gedacht dat ik er een zo positieve recensie zou (kunnen) over schrijven. Mijn negatieve appreciatie van Augustinus is er niet door veranderd, maar zijn Confessiones zijn desondanks werkelijk voor iedereen de moeite waard. Tenzij men wil wachten tot iemand er een (pseudo)historische bestseller aan wijdt, of er een (al dan niet pornografische) netwerkfilm of miniserie over maakt. O, excuseer, dat blijkt al gebeurd te zijn… Aan u de keuze dus, maar ik houd het op het origineel, zij het in vertaling.


    Categorie:God of geen god?
    17-04-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Buizingen, een parochie miskend

    Buizingen

    Een bloeiende en actieve parochie in Vlaams-Brabant – en zo zijn er voorwaar geen tientallen meer – wordt door de kerkelijke overheid ‘uitgesloten’, wegens ‘de fundamentele aard van de meningsverschillen’. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Een vertegenwoordiger van het bisdom lichtte het voorbeeldig toe in de media: de sacramenten moeten toegediend worden door priesters, niet door leken, en al zeker niet door vrouwen! In Don Bosco – Buizingen is er al sinds jaren geen enkele actieve priester meer, en geëngageerde gelovigen hebben hun taken op zich genomen. Dat noemt men van de nood een deugd maken, maar zo ziet de Kerk het niet!

    De Kerk beroept zich daarbij op het kerkelijk recht, dat inderdaad het toedienen van sacramenten en het voorgaan in de eredienst streng voorbehoudt aan de gewijde priesters die daartoe aangesteld zijn. Daartegen valt dus niets in te brengen. Elke organisatie mag haar eigen regels opstellen, en dus ook de Kerk.

    Het is evenwel nuttig om even stil te staan bij de reden voor die restrictieve regel. Men kan dat kerkrechtelijk bekijken, en dan geldt zoals in het burgerlijk recht dat de rechtsregels moeten geëerbiedigd worden. Men kan verwijzen naar de wijdingen die vereist en theologisch noodzakelijk zijn om sacramenten te kunnen en te mogen toedienen. Die wijdingen veranderen naar verluidt een gewone mens in een priester, of een bisschop, en wij hebben het onlangs nog moeten meemaken dat een wel heel liederrijke bisschop uiteindelijk het recht ontnomen wordt om de plichten en de prerogatieven van zijn wijdingen uit te oefenen, maar dat die wijdingen niet ongedaan kunnen gemaakt worden. Een dergelijke wijding verandert een mens werkelijk, en voor altijd: tu es sacerdos in aeternum!

    Als men dat evenwel nuchter bekijkt, gaat het om een menselijke organisatie die haar privilegies veiligstelt door regels die haar vaste medewerkers tot haar enige geldige wettelijke vertegenwoordigers maakt. In de praktijk komt dat er vooral op neer dat zij de enigen zijn die inkomsten kunnen en mogen verwerven uit kerkelijke bedieningen en aanstellingen. Elke priester ontvangt een vast loon, en voor elk sacrament moet in principe betaald worden, en ook in de praktijk. Dat staat zo in het Evangelie: ‘de arbeider is zijn loon waard’ (Matteus 10:10) en ‘gij zult een dorsende os niet muilbanden’ (Timoteus 5:18).

    Bij nader toezien knelt daar dus het schoentje in Buizingen, en op vele andere plaatsen waar het priestertekort voor onhoudbare situaties zorgt in de Kerk. Enkel de priesters mogen zich laten betalen voor hun sacramentele diensten zoals dopen, huwelijken inzegenen, ziekenzalving toedienen en mensen begraven, en voorgaan in de eucharistie, dat wil zeggen het brood en de wijn veranderen in het vlees en het bloed van Jezus Christus, God dus. Daardoor blijft het geld in handen van de Kerk, en gaat het niet verloren aan leken. Zo houdt de Kerk het bestuur in handen, niet alleen van haar organisatie en haar leer, maar vooral ook van wat ze zelf ‘het tijdelijke’ noemt, haar niet onaanzienlijke aardse goederen. Ze vergeten daarbij handig wat er in diezelfde evangeliepassages staat over geld en bezit: ‘Voor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven. Neem geen goud-, zilver- of kopergeld mee in je beurs, neem geen reistas mee voor onderweg, geen twee stel kleren, geen sandalen en geen stok.’ (Matteus 10:8-10, Lukas laat dat opvallend kwansuis weg).

    De priesters, de Kerk moet dus ‘leven van het land’. Dat deden ook de Levieten al, de joodse priesters, leden van de stam van Mozes zelf, die bij de verdeling van het te vuur en te zwaard veroverde Kanaän geen eigen landstreek gekregen hadden, maar door alle andere stammen verplicht onderhouden moesten worden. Dat deden en doen alle priesters in alle godsdiensten: het is een winstgevend beroep, een handige manier om in eigen levensonderhoud te voorzien zonder er hard te moeten voor werken. In België worden de bedienaars van de eredienst nog altijd betaald door de staat, dus door de hele gemeenschap, en niet door de gelovigen alleen. Het is dat privilege dat ze nu zo radicaal verdedigen tegen de leken die de parochie van Don Bosco in Buizingen de facto overgenomen hebben, maar nu hun subsidies mislopen. Het is goed dat we ons daarvan bewust zijn, en dat we ons over die merkwaardige toestand na tweeduizend jaar toch stilaan enkele terechte vragen beginnen te stellen.


    Categorie:God of geen god?
    05-04-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Main morte

    Main morte

     Het erfrecht is een complexe aangelegenheid, dat weet iedereen die al eens iets geërfd heeft, of, zoals men in Nederland soms hoort: geörven. Het principe zelf is zo in onze tradities verweven dat we er niet meer bij stilstaan. Reden genoeg om dat toch eens te doen.

    Ongetwijfeld is het principe afkomstig uit ons verste verleden, toen wij nog in families en clans rondzwierven in een nauwelijks beschaafde wereld. Het bezit van de familie, het vee, de tenten, de wapens en de werktuigen, juwelen en cultusvoorwerpen: het bleef in de familie, ook als de pater familias, het stamhoofd stierf. Hij werd opgevolgd, meestal door de oudste zoon, die het recht van de eerstgeborene had. In het Oude Testament is dat zo, al wordt daar al eens een loopje mee genomen, zoals in het verhaal van Jacob en Esau, de tweelingkinderen van Isaac en Rebecca in Genesis 25:25. Esau, de eerste die de moederschoot verliet, schenkt zijn eerstgeboorterecht weg voor een bord linzenmoes met de woorden: Ach, ik ga toch dood, wat heb ik daaraan! De broers waren duidelijk geen eeneiige of identieke tweelingen, want de ene was ros (vandaar zijn bijnaam Edom, de Rosse) en bij de geboorte sterk behaard als een dier. Hij werd later een jager, een buitenmens; de andere zag er ‘normaal’ uit en werd ‘een rustig man, die in tenten leefde’.

    Toch gold dat recht niet altijd en overal: de Salische Wet bij de Franken voorzag in de verdeling van het bezit onder de zonen en dat leidde tot versnippering, maar soms ook tot hereniging als een lijn uitstierf en het bezit weer aan een van de oorspronkelijke broers toekwam. In de Franse feodaliteit was erfopvolging in vrouwelijke lijn de gewoonte, dergelijke rijke erfgenamen waren een begeerde partij, denk aan Margaretha van Male, geen schoonheid, naar verluidt, maar wel begeerd door zowat alle koningshuizen. In ons eigen land is het recht op troonopvolging in vrouwelijke lijn heel laat, in 1991, goedgekeurd en pas toen verdween de Salische wet helemaal uit ons rechtssysteem.

    Toen de bevolking toenam en de samenlevingsvormen veranderden in een feodaal stelsel, met een getrapt systeem van vazallen en leenheren, moest alle bezit zorgvuldig geregeld worden. Als de Franse koning een leengoed, zeg maar Vlaanderen, te leen gaf aan zijn vazal, de graaf van Vlaanderen, dan hield dat in dat diens wettige erfgenamen het leengoed zouden erven. Enkel indien de lijn uitstierf, indien er geen wettige erfgenamen in rechte lijn waren, kwam het goed weer aan de leenheer toe. Men noemde dat la main morte, de dode hand, er was immers geen ‘warme hand’ om te erven.

    Dat begrip heeft twee belangrijke uitbreidingen gekregen in de loop van de geschiedenis.

    Vooreerst gold dat voor de onderdanen van de leenheren en hun vazallen, de lijfeigenen; die konden wel bezittingen verwerven tijdens hun leven, maar na hun dood verviel alles weer aan de heer. Mensen die geen erfenis konden nalaten, die geen testament mochten maken, noemde men les gens de la main morte. Lijfeigenen mochten ook niet trouwen met iemand van buiten het leen (formariage), anders was er het risico dat een deel van het goed naar een andere heer zou overgaan of naar een vrije stadsbewoner.

    Soms kon een begoede onderdaan dat recht afkopen, hetzij om te trouwen buiten het domein, hetzij om te erven. In dat laatste geval nam de heer genoegen met een deel van het erfgoed, bijvoorbeeld een deel van de meubelen of het beste stuk vee (droit du meilleur catel; we denken bij dat laatste woord onmiddellijk aan het Engelse cattle, vee; de oorsprong ligt bij het Latijnse caput, hoofd of kop; kapitaal heeft dezelfde oorspronkelijke betekenis, want vee maakte meestal het belangrijkste deel van het bezit uit). Later werd het systeem van de main morte voor de inwoners van een regio of een land stilaan vervangen door een belasting op erfenissen, zoals wij dat nog altijd kennen.

    Een tweede betekenis kreeg mainmorte of mortemain toen de Kerk op grote schaal grond verwierf van de leenheren, in ruil voor geld of diensten. Aangezien priesters en monniken (althans in principe en de iure) celibatair waren en dus geen afstammelingen hadden, moest volgens de gewone regels het bezit van kerken, abdijen en kloosters bij het overlijden van de abten en bisschoppen overgaan naar de heren van wie ze het in leen gekregen hadden. Maar dat zou natuurlijk het einde betekend hebben van deze instellingen. Dat gold ook voor hospitalen en andere verenigingen, waarbij er verscheidene eigenaars waren, of gemeenschappelijk bezit was. De leenheer en later de koningen zagen af van hun droit de la main morte en hieven in ruil een belasting, een amortissement, een woord dat wij nog gebruiken, maar dan met één ‘s’: amortiseren, amortisatie: het afschrijven van de waarde van iets. Na een betekenisverschuiving ging men bezittingen die net niet onder main morte vielen precies die naam geven, main morte, het onroerend bezit van religieuze gemeenschappen, kerken, kloosters, abdijen, hospitalen, scholen.

    In de meeste democratische landen, maar ook in andere regimes genieten religieuze instellingen nog steeds van uitzonderingen op het erfrecht, naast belangrijke belastingvoordelen. Dat leidde ongetwijfeld ook tot misbruiken, waarbij men onder het mom van een godsdienstige beweging al dan niet louche winstgevende zaakjes opzette, zoals de zeer omstreden Scientology Church van sf-schrijver Ron Hubbard.

    Uit de geschiedenis zijn ons talloze verhalen bekend van bekeringen in articulo mortis, op het sterfbed dus. Priesters en religieuzen spoedden zich naar personen die de dood nabij waren om hen met verschrikkelijke verhalen over helse straffen te overhalen om nog tijdig berouw te tonen over hun ‘zonden’. Dat het hun niet zozeer ging om het zielenheil van de stervende, maar om diens eigendommen, blijkt uit het feit dat men de noodzakelijk absolutie onthield tot het berouw oprecht bleek, en dat gebeurde enkel wanneer de zondaar bij testament een aanzienlijk deel van de erfenis naliet aan de Kerk, een klooster of een andere kerkelijke instelling. Atheïsten gaven daarom uitdrukkelijk opdracht om priesters weg te houden van hun sterfbed, opdat de Kerk hen geen bezittingen zou ontfutselen in een moment van ultieme zwakte, en opdat ze ook niet zou kunnen beweren dat ze zich uiteindelijk toch met God verzoend hadden. Dat laatste beweerde de Kerk evenwel toch meestal als het om vooraanstaande en bekende personen ging, zonder enige grond van waarheid.

    Ook aan minder vermogende overleden gelovigen werd geld ontfutseld, niet alleen voor de begrafenis, maar ook voor allerlei ‘nadiensten’, reeksen missen die voor hen werden opgedragen, tegen betaling natuurlijk.

    Men zou bij dat alles de schouders kunnen ophalen: die toestanden behoren nu wel tot het verleden, want er zijn bijna geen priesters meer, en geen gelovigen. Dat is evenwel erg voorbarig. Er is nog altijd een erkende Kerk, en officiële kerkelijke instellingen; er zijn nog altijd priesters, en hun methoden zijn niet veranderd. Bovendien hebben leken vaak kerkelijke functies overgenomen, en die blijken niet minder gewetenloos en doortrapt te zijn dan hun gewijde voorgangers. Sinds jaren voert de Kerk ook priesters in uit andere continenten, die hier een goed onderkomen vinden.

    Het is goed dat er nu een politieke onderzoekscommissie is die zich (nogmaals) bezighoudt met het seksueel misbruik in de Kerk. Maar er zijn even goede redenen om de andere activiteiten van de Kerk en haar bedienaars aan een even ernstig en diepgaand onderzoek te onderwerpen. Het is hoog tijd dat de politiek zich terdege bezighoudt met de katholieke Kerk en met alle andere erkende en niet erkende Kerken, en die behandelt zoals men elke andere organisatie, vereniging of onderneming behandelt, zonder enig onderscheid omwille van het vermeende sacrale karakter.

    In onze streken is het einde van de Kerk nu wel heel nabij. Kerken en kloosters staan leeg; er zijn geen priesterroepingen meer, en de laatste exemplaren zijn hoogbejaard. Aangezien de Kerk zelf doet alsof er niets aan de hand is, moet de overheid ingrijpen om voor de nog steeds zeer aanzienlijke bezittingen een eerlijke en transparante regeling te treffen, ten gunste van de eeuwenlang benadeelde gemeenschap.

     

     


    Categorie:God of geen god?
    02-04-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Celsus?

    Celsus? Nooit van gehoord. Bedoel je Celsius?

     We weten over Celsus eigenlijk niets. De enige bron is Origenes (185-253/4), een vroegchristelijke auteur die in het Grieks een traktaat schreef Kata Kelsou, tegen Celsus, die een boek zou geschreven hebben, Alethès Logos, Het ware woord, tegen de christelijke godsdienst. Origenes citeert en betwist de argumenten van Celsus. Op grond van die citaten heeft men geprobeerd de figuur van Celsus te reconstrueren, en ook zijn boek. Op die manier is er sindsdien een heus wetenschappelijk Celsus-onderzoek ontstaan. Op de Duitstalige Wikipedia vind je daarover een zeer degelijk en uitgewerkt overzicht.

    Ik las een van die reconstructies van Het ware woord, in een Franse vertaling door Benjamin Aubé uit 1878, heruitgegeven in Parijs in 2018 door ‘E.S.’, te koop bij Amazon.fr voor minder dan € 7, verzendkosten inbegrepen. Om goed te zijn zou ik ook Origenes’ boek moeten lezen, maar na kennis gemaakt te hebben met de argumenten die Origenes naar verluidt bestrijdt, laat ik die kelk graag aan mij voorbijgaan (ik ben trouwens geheelonthouder).

    In de talrijke commentaren laat men uitschijnen dat Celsus een ‘heidense’ filosoof was die het neoplatonisme aanhing, of een theoloog, of een geleerde, of toch iemand met een ruime algemene bagage, die op onbevangen wijze schreef over de vroege christenen van rond het jaar 175. Maar nogmaals, dat leidt men alleen maar af uit wat Origenes daarover schreef rond 250, dus 75 jaar later. Het vroegste fragmentaire handschrift van het boek van Origenes dateert men rond het jaar 600. Desondanks neemt men aan dat dat een getrouwe kopie is van de autograaf door Origenes, en tevens dat er werkelijk een auteur Celsus geweest is van een boek Het ware woord.

    Voor mij is het allemaal wat te veel gevraagd. Mochten de argumenten tegen het christendom van de vermeende Celsus dan nog ernstig, zwaarwichtig, stevig onderbouwd en overtuigend naar voren gebracht zijn, dan zou het wellicht de moeite waard zijn om de hele kwestie nader te onderzoeken. Dat is echter duidelijk niet het geval. Men kan dat wijten aan het feit dat Origenes ze niet correct aanhaalt, maar een andere bron hebben we niet.

    Wat ik evenwel nergens lees, is een veronderstelling die zich althans aan mij allengs opdrong, namelijk dat Origenes gebruik maakt van het bekende literaire systeem van de verzonnen tegenstander, om aan de hand van diens veeleer zwakke argumenten de eigen stellingen levendiger en des te krachtiger te kunnen verdedigen. Bovendien levert hij op die manier schijnbaar een onafhankelijk extern bewijs voor het bestaan van christelijke teksten zoals de evangelies en de brieven van Paulus, terwijl die toentertijd nog volop aan het ontstaan waren en geenszins hun definitieve vorm hadden gekregen, en er talloze concurrerende christelijke sekten en teksten waren. De vermeende Celsus lijkt me al te zeer vertrouwd met de canon zoals die pas vele eeuwen later zou vastgelegd worden. Het lijkt integendeel veel waarschijnlijker dat een christelijke apologeet zoals Origenes (overigens zelf een controversiële figuur in het christendom) een dergelijke tegenstander verzonnen heeft vanuit zijn eigen erg christelijke opvattingen en zijn kennis van de latere canonieke teksten. Het lijkt zelfs heel waarschijnlijk dat die teksten in de loop van de twijfelachtige tekstoverlevering (er was immers nog geen drukkunst, en er is alleen maar een christelijke traditie) nog verder in die zin bijgewerkt zijn.

    Om een (Oudtestamentisch) beeld te gebruiken: telkens weer stellen we vast, wanneer we naar de grond van de zaak gaan, hoe het christendom een reus op lemen voeten is, of (Nieuwtestamentisch) een huis dat op zand gebouwd is. Het is een verzameling van wel erg vreemde ideeën, ontsproten uit de verbeelding van een al bij al beperkt aantal figuren, overgeleverd op een heel onbetrouwbare manier, en geïnterpreteerd door uiterst vooringenomen en vaak kwaadwillige lieden, voor een publiek dat er nauwelijks iets van begreep. En toch is dat christendom een wereldmacht geworden, en heeft het talloze mensen eeuwenlang in zijn greep gehouden, en is die andere traditie, die van de rede en de wetenschap, al die tijd onderdrukt en vervolgd.

    Vandaag kan ik deze bedenkingen vrijmoedig schrijven en publiek maken, maar het is zelfs in onze sterk geseculariseerde omgeving nog altijd de stem van een roepende in de woestijn. De algemene opvatting is hier nog steeds dat het christendom een van de pijlers van onze beschaving is, en dat dat betwisten getuigt van onwetendheid en kwade wil. Het christendom lijkt zelfs bij ons hier en daar weer steun te krijgen, ook onder intellectuelen, terwijl de islam hier aan belang toeneemt door de immigratie. In andere landen heeft het christendom nog steeds een zeer aanzienlijke macht. En in nog andere landen is de islam de staatsgodsdienst.

    Voor mij is het onbegrijpelijk dat wat enkele mensen ooit verzonnen hebben zoveel invloed kan hebben, terwijl de eenvoudige waarheid het zo moeilijk heeft. Mundus vult decipi? De wereld wil blijkbaar graag bedrogen worden.


    Categorie:God of geen god?
    27-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een betere zaak waardig.

    Franciscus Van den Enden, Vrije staatkundige stellingen, Vertaald en ingeleid door C.L. Vermeulen, Gorredijk: Noordboek, 2022, 9789056158149, 128 blz., € 19,90 pb.

    Er was destijds, meer bepaald in 1990, heel wat te doen, althans in het wereldje van het Spinoza-onderzoek, rond de toewijzing van een anonieme publicatie uit 1662 aan Franciscus Van den Enden (1602-1674). Dat gebeurde ‘tegelijkertijd’ door twee onderzoekers, Marc Bedjaï en Wim Klever, al is het niet onwaarschijnlijk dat Klever kwansuis de mosterd haalde bij Bedjaï. Beiden zagen in dit werkje van Van den Enden, van wie men al wist dat hij destijds Spinoza (1632-1677) inleidde in het Latijn, een voorloper van de geschriften van Spinoza zelf. Dat werd vrijwel onmiddellijk in twijfel getrokken door andere (en betere) specialisten, niet het minst door Frank Mertens en Jonathan Israel. Klever publiceerde al in 1992 een transcriptie van de tekst uit 1662, samen met een uitvoerige inleiding. Het probleem met Wim Klever (°1930) is dat hij steeds al te gepassioneerd te werk gaat, meestal ten koste van de wetenschappelijke sereniteit, objectiviteit en betrouwbaarheid. Het Nederlands van het midden van de 17de eeuw is voor de hedendaagse lezer al een zo goed als onoverkomelijke hinderpaal; bovendien is de transcriptie niet altijd accuraat gebeurd. Een nutteloze publicatie dus: ik heb ze al die tijd al in huis, maar ik heb er nooit meer dan enkele bladzijden van gelezen. Om al die redenen is deze vertaling, of hertaling door C.L. Vermeulen een goede zaak. Het Nederlands draagt weliswaar bewust duidelijk de sporen van het origineel, wat op zich veeleer een verdienste is, maar is met enige moeite toch vrij goed leesbaar.

    Wanneer men er de tekst van Van den Endens boekje op naslaat, is het zonder meer verbijsterend dat –behalve Wim Klever – iemand ooit heeft kunnen denken dat het om een ‘proto-Spinoza’ gaat, en dat Spinoza zijn inspiratie zou gehaald hebben uit dit geschrift, of bij deze leermeester. Van den Enden is geen filosoof, en geen politicoloog, zelfs geen politicus. Het is een erg matige amateur, niets meer. De ideeën die hij verkondigt zijn niet origineel, zijn voorstellen zijn onrealistisch, zijn betoog is stuntelig, zijn redeneringen kortzichtig, zijn opvattingen banaal. Elke vergelijking met Spinoza is een regelrechte grove belediging aan diens adres. Zelfs de omgekeerde veronderstelling, namelijk dat Van den Enden door Spinoza geïnspireerd zou zijn, is een miserabele miskleun. Op geen enkel ogenblik blijkt dat Van den Enden ook maar iets afwist van Spinoza, wiens belangrijke werken hij klaarblijkelijk niet eens kende; het is overigens zeer de vraag of hij over de intellectuele capaciteiten beschikte om die zelfs maar te lezen.

    Over de tekst kunnen we dus kort zijn. Het is een amateuristisch pamflet van een weinig hoogstaande randfiguur, gelardeerd met toentertijd gangbare opvattingen over de toestand van de Verenigde Provinciën in het midden van de 17de eeuw, zonder enige filosofische diepgang, zonder politiek of economisch inzicht, zonder veel blijken van mensenkennis of zelfs maar van gezond verstand. Dankzij deze hertaling kunnen we ons daarvan eindelijk rekenschap geven, zonder ons te moeten verdiepen in archaïsch Nederlands. Dat is zeker een grote verdienste van deze publicatie, maar door de bedenkelijke kwaliteit van het origineel is het uiteindelijke resultaat veeleer twijfelachtig, en op zijn minst sterk gecompromitteerd. Noordboek-Filosofie heeft zoals gewoonlijk voor een vlekkeloze uitgave gezorgd. Allemaal inspanningen een betere zaak waardig.


    Categorie:ex libris
    24-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'De waarheid zal u bevrijden.'

    Uitgeverij Coriarius is verheugd de publicatie aan te kondigen van

    'De waarheid zal u bevrijden.'

    Kroniek van twintig jaar nadenken over geloof en ongeloof

    Karel D'huyvetters

    Werchter, 2023, 637 blz., € 25 (verzendkosten inbegrepen)

    uitgeverij.coriarius@telenet.be


    Categorie:God of geen god?
    21-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Feminisme

    Anna Maria Van Schurman, Verhandeling over de aanleg van vrouwen voor de wetenschap, vertaling Renée ter Haar, Inleiding Angela Roothaan, Gorredijk: Noordboek, 2021, 9789056157678, 109 blz., € 17,90 pb.

    Dit is een heruitgave van een eerdere, in de handel niet meer beschikbare publicatie uit 1996; de inleiding en de vertaling zijn ‘nieuw bewerkt voor deze uitgave’. De inleiding beslaat 48 bladzijden, de Verhandeling zelf amper 18 bladzijden. Een beperkte (18 blz.) maar interessante briefwisseling rond hetzelfde thema is toegevoegd van Van Schurman met de hugenoot- theoloog André Rivet (1572-1651).

    De figuur van Anna Maria Van Schurman (1607-1678) verdient al onze aandacht. Haar uitzonderlijke intellectuele capaciteiten werden al vroeg opgemerkt door haar vader, en zij ontwikkelde zich hoofdzakelijk door thuisonderricht en zelfstudie tot een opmerkelijke dilettante, in de beste betekenis van het woord; ze was als vrouw immers de facto uitgesloten van de professionele beoefening van haar niet geringe wetenschappelijke kwalificaties. Daardoor moest ze zich beperken tot contacten, hoofdzakelijk per brief, met vele geleerden en vooraanstaanden van haar tijd, en de publicatie van enkele geschriften van haar hand. Een daarvan, zij het van een veeleer bescheiden omvang, wordt hier op voorbeeldige wijze aangeboden in de reeks Noordboek-Filosofie.

    Hoewel toentertijd, dat wil zeggen de eerste helft van de zeventiende eeuw, de kwestie van de emancipatie van de vrouw ook bij andere auteurs al ter sprake kwam, vormt de verhandeling van Van Schurman toch een opmerkelijk vroeg betoog ten gunste van de wetenschappelijke vorming van de vrouw, op grond van overtuigende logische argumenten. Andere, mannelijke auteurs vertolkten integendeel de gangbare conservatieve en paternalistische opvattingen van hun tijd over de vrouw. Enerzijds baseren die zich op de feitelijke toestand dat vrouwen bijna nooit deelnemen aan het wetenschappelijk bedrijf wegens hun huiselijke rol in de maatschappij, anderzijds op vooringenomen opvattingen over ‘het zwakke geslacht’. Ook Spinoza vertolkt in de Staatkundige verhandeling (Wereldbibliotheek, 2014, 2015²) soortgelijke ideeën, maar hij laat toch de mogelijkheid open dat vrouwen de facto niet kunnen deelnemen aan het wetenschappelijk onderzoek of bijvoorbeeld aan staatszaken omdat ze er niet toe opgeleid zijn, en niet omdat ze daartoe van nature niet geschikt zouden zijn. Hij wijst erop dat het vooral het laakbare gedrag van mannen is dat verhindert dat ze deelnemen aan hoger onderwijs en aan het bestuur van de staat. Toen Van Schurman uiterst uitzonderlijk toestemming kreeg om aan de universiteit van Utrecht de colleges bij te wonen van de gereformeerde theoloog Voetius, was dat in een speciaal daartoe vervaardigde kooi… Vandaag zijn vrouwelijke studenten ruimschoots oververtegenwoordigd in verscheidene hogere opleidingen, maar stellen we vooral bij mannelijke academici nog steeds denigrerende houdingen vast, wat ten minste ten dele verantwoordelijk is voor de opvallende ondervertegenwoordiging van vrouwen onder hoogleraren en onderzoeksdirecteurs. Blijkbaar heeft men het er nog steeds moeilijk mee dat vrouwen anders zijn dan mannen in zowat alles wat ze doen, en dus niet zelden een andere, maar geenszins minderwaardige invulling geven aan taken die tevoren vrijwel uitsluitend door mannen verricht werden.

    Angela Roothaan leidt de lezers vlot en met grote kennis van zaken in in leven en werk van Van Schurman. De levendige hedendaagse Nederlandse vertaling van Renée ter Haar laat niets te wensen over. De uiterlijke verzorging van het boek is voortreffelijk. Alle lof dus voor deze tijdige opgefriste heruitgave van een publicatie uit 1996, met een vertaling van een belangrijke Latijnse tekst uit 1641.


    Categorie:ex libris
    13-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tijdverspilling

    Jos Stollman, Waarom de tijd (niet) stroomt. Zoektocht naar het wezen van de tijd vanuit het perspectief van natuurkunde, (neuro)psychologie, filosofie en spiritualiteit, Gorredijk: Noordboek, 2024, 256 blz., € 22,50 pb, 9789464711417.

    In dit vrij korte bestek probeert de auteur de tijd te beschrijven vanuit alle mogelijke, en enkele onmogelijke oogpunten. Dat kan verhelderend zijn, omdat de tijd inderdaad verscheidene aspecten heeft. Het kan ook de zaak nodeloos ingewikkeld en duister maken, omdat met ‘tijd’ compleet verschillende zaken bedoeld zijn vanuit de verschillende oogpunten. De contradicties, anomalieën en paradoxen die daaruit voortspruiten zijn legio, en vooral in de eerste honderd bladzijden komen die uitvoerig aan bod, tot grote frustratie en irritatie van de arme lezers, die immers kop noch staart krijgen aan wat hun voorgeschoteld wordt. De auteur benadrukt herhaaldelijk dat we ons daarover geen zorgen moeten maken: het is normaal dat we het allemaal niet begrijpen, het is immers ook onbegrijpelijk.

    Dat is echter niet wat een lezer wil horen. Niemand wil voor een domoor doorgaan. En als iets onbegrijpelijk is, dan lijkt het onwaarschijnlijk dat het juist en waar is. Nochtans is dat wat we voortdurend te horen krijgen: al deze zaken zijn contra-intuïtief, niemand begrijpt ze, maar ze worden bevestigd in theorie en in de praktijk. Overigens hebben ze voor ons leven hier op aarde geen enkel belang. Waar zijn we dan in feite mee bezig?

    Zeker een deel van de problemen ontstaan doordat de auteur probeert de verschillende oogpunten met elkaar te verzoenen, wat uiteraard ten enenmale onmogelijk is. Voor de gewone mens is tijd een kwestie van afspraken maken. Als ik zeg: we spreken morgen af om 14 uur bij het station in Leuven, dan is er weinig kans dat er iets fout loopt. We beschikken immers over uitstekende uurwerken, die ook nog de dag en de datum aangeven, zodat we ons zeker niet vergissen. Dag en nacht zijn voor iedereen duidelijke indelingen, en zelfs de jaren kunnen we ongeveer tellen aan de hand van de seizoenen. Met de maan zijn we minder vertrouwd, maar als we erop zouden letten, zouden we ook die opeenvolgende cyclussen kunnen volgen. Maar haal daar alsjeblief geen relativiteitstheorie en tijdsdilatatie bij, en verhalen over de tijd die trager verloopt naargelang men zich (veel!) sneller beweegt of dichter bij een (veel!) groter object komt.

    Dat laatste mag dan al waar zijn, maar het blijft puur theoretisch, want die hoge snelheden halen we op verre na niet, en de in de nabijheid van enorme massa’s komen we niet. Overigens begrijp ik nog altijd niet wat er met die tijdsdilatatie feitelijk bedoeld wordt. Men zegt: als een klok met grote snelheid rond de aarde gevlogen wordt, loopt ze bij aankomst achter op een klok die ter plaatse is gebleven, dat is een bewezen feit. Maar wat is er dan gebeurd? Zijn de onderdelen van die klok dan trager gaan lopen omdat de klok aan hoge snelheid bewoog? Of iets minder onderhevig was aan de zwaartekracht op die grote hoogte? Is het mogelijk dat loutere beweging een dergelijke vertraging veroorzaakt? Bij extreem hoge snelheden is die vertraging van de tijd zeer aanzienlijk: als iemand in de ruimte zou reizen aan een tiende van de snelheid van het licht, zou die al veel trager ouder worden dan iemand die op aarde bleef. Maar, zegt men, de ruimtevaarders zouden dat niet merken, de tijd zou voor hen even snel blijven verlopen. Ik durf het hopen voor hen, want een dergelijke vertraging van de levensprocessen zou op zijn minst erg vervelend zijn, en in de praktijk dodelijk vanaf het eerste ogenblik. Een andere uitleg is dat de af te leggen afstand korter is geworden. Alsof dat begrijpelijker zou zijn…

    Dat is maar één voorbeeld van de anomalieën waarmee we geconfronteerd worden. En omdat die in dit boek niet opgelost of zelfs maar enigszins verklaard worden, maar steeds weer herhaald meegenomen worden in het verdere verhaal, blijft alles even onbegrijpelijk, nee, het wordt nog onbegrijpelijker naarmate we met andere aspecten kennismaken en met de opvattingen van filosofen, met ruimtetijd, de kwantumtheorie, tijdreizen, het nu, het ik, het bewustzijn…

    De oorzaak van al die onbegrijpelijke toestanden is dat Einstein ontdekt heeft dat de snelheid van het licht absoluut is, wat ook de positie of de snelheid van de waarnemer is. Als dat zo is, dan moeten inderdaad andere, ogenschijnlijk onveranderlijke elementen in de vergelijkingen, zoals de tijd, variabel zijn. Gelukkig voor ons heeft dat wegens de onvoorstelbaar grote snelheid van het licht, bijna 300.000 km per seconde, geen of slechts een uiterst marginaal effect op ons dagelijks leven, en zelfs voor het grootste gedeelte van de wetenschap.

    Toegegeven, het is geen gemakkelijke materie voor leken (en voor nog enkele anderen, vrees ik). Na lezing van dit boek ben ik al bij al niet wijzer geworden, hoewel me zeer veel informatie toegestopt wordt. Na de eerste honderd bladzijden had ik het bijna vertwijfeld opgegeven uit onvrede met de irritante methode van de auteur. Niet dat de tweede helft meer verhelderend is, maar wat je daar leest is tenminste (meestal, min of meer) verstaanbare taal.


    Categorie:ex libris
    09-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anarchist

    Michail Bakoenin, God, de Staat en andere vormen van dictatuur, Gorredijk: Noordboek, 2022, 215 blz., € 22,50 pb.

    Met de naam van Bakoenin is het begrip anarchisme onverbrekelijk verbonden in het notoir vergeetachtige en selectieve collectieve geheugen. Dat mag dan al juist zijn, maar veel heeft het niet te betekenen. Net zo vernam ik in een cursus Natuurrecht aan de universiteit dat Spinoza een pantheïst was en lenzen sleep. Zelfs als dat juist is: wat weet je daarmee dan in feite? Zo goed als niets. Bakoenin dook evenwel herhaaldelijk op in voetnoten en bibliografieën van de vele werken rond atheïsme en vrijzinnigheid die ik in de voorbije twintig jaar gelezen heb, maar hem lezen bleef een ver voornemen, tot ik in de fondslijst van Noordboek dit boek aantrof. Ik ben de uitgeverij dus oprecht dankbaar, maar dat gevoelen moet wel enigszins genuanceerd en getemperd worden. Zeker, het boek is heel verzorgd uitgegeven, in hun lovenswaardige reeks Noordboek – Filosofie, en de tekst is gezet uit een heel leesbare letter (behalve de lange eindnoten, die dus niet meteen tot lezen uitnodigen, terwijl ze echt wel belangrijk zijn), en er is een goede inleiding door Nederlandse filosoof Paul van Dijk (+ 2006). Maar met de hoofdbrok van deze compilatie, het lange essay ‘God en de staat’, dat ook in het Frans een heel complexe ontstaansgeschiedenis heeft, is er hier wel een en ander misgelopen, en daarom bedekken we de namen van de vertalers met de mantel van de (vrijzinnige!) naastenliefde, maar we trekken wel één ster af. In een verantwoording wordt uitgelegd dat deze teksten al eerder in het Nederlands verschenen, al in 1888, en nadien in een bijgewerkte vertaling in 1908. Zoals men kan verwachten bleek die tekst nu niet meer geschikt, en dus werd een ‘nieuwe vertaling’ gemaakt, ‘die wel leunt op de eerdere edities’. We weten niet goed wat we ons daarbij moeten voorstellen, maar het is her en der wel een zootje geworden. Heel moderne zinswendingen, ook heel familiaire, duiken op naast ronduit archaïsche; zinnen worden plots afgebroken, woorden ontbreken manifest, Franse uitdrukkingen worden letterlijk vertaald of niet goed begrepen, kortom, het is een beetje slordig, en niet goed nagelezen, en dat is jammer, want het verdient beter. De belangstellende die het Frans machtig is, doet er dus goed aan zich veeleer daaraan te wagen, de tekst is online vlot beschikbaar. Wie behoefte heeft aan een vertaling, zal zich allicht minder storen aan enkele onoplettendheden en fratsen van de zetduivel dan deze strenge recensent, en kan zonder meer terecht bij deze nodige heruitgave.

    En dat is zeker de moeite. Deze teksten van Bakoenin zijn niet alleen goed geschreven, interessant, boeiend, ze zijn ook belangrijk. Zijn gedachten over mens, de maatschappij, godsdienst en politiek zijn helder en overtuigend uiteengezet, en ook voor onze tijd nog hogelijk relevant. Zijn ongegeneerde atheïstische opvattingen over God en godsdienst leunen sterk aan bij Feuerbach. Zijn socialistische ideeën zijn dan weer fundamenteel afwijkend van het communisme van Marx en van elk ‘staatssocialisme’, of de dictatuur van het proletariaat. Zijn niet-aflatend vurig pleidooi voor vrijheid én gelijkheid siert hem, hoewel het soms nogal utopisch aandoet, vooral wanneer hij zich laat verleiden tot concrete omschrijvingen van de revolutie, de anarchie en de nakende heilsstaat. Maar zijn analyses van de onrechtvaardige verdeling van de rijkdom zijn, hoewel tijdsgebonden, vandaag nog steeds overtuigend accuraat en bruikbaar. Ik denk daarbij niet alleen aan de nieuwe communistische partijen in eigen land, maar ook aan de bestaande socialistische, aan Vlaamse maar vooral aan Franstalige kant, en de programma’s die ze voorstaan, en de principes en idealen die ze verdedigen. Maar zelfs wie het vrije ondernemerschap verdedigt, moet zich ongetwijfeld vragen stellen bij de excessen die het extreme kapitalisme nog steeds kenmerken, en de armoede van een groot deel van de wereldbevolking.

    Wie dus zoals ik behoefte heeft om een onterechte lacune eindelijk ongedaan te maken, zal in deze teksten van Bakoenin zeker zijn (m/v/x) gading vinden, zonder daarmee te moeten wachten tot mijn gezegende leeftijd van 78 jaar.


    Categorie:ex libris
    06-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sjostakovitsj

    Pieter Bergé, De leugens en de schaterlach. Sjostakovitsj’ geheime Stalin-satire, met een integrale vertaling van Sjostakovitsj’ Antiformalistische Rajok door Xavier Verbeke, Gorredijk: Sterck & De Vreese, 2021, € 17,90 pb.

    Ik leerde de muziek van Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) kennen in de vroege jaren 1970, en ik was er meteen weg van. Eerst waren dat de vroege symfonieën, dan de strijkkwartetten, en sindsdien ongeveer zijn hele oeuvre. In mijn omgeving was ik toen (niet alleen op dat vlak) nog een uitzondering, hoewel Sjostakovitsj’ muziek al veel langer doorgedrongen was tot het Westen, vanaf 1954 vooral door zijn ‘oorlogssymfonieën’. Na de veroordeling door Stalin van de ‘formalistische’ nieuwe muziek vanaf 1948 bleef de componist meer op de achtergrond. Na de dood van Stalin in 1953 kon zijn werk weer uitgevoerd worden. Waarom zijn muziek me letterlijk vanaf de eerste noot zo indringend aansprak, weet ik niet goed. Het is een gevoel als van thuiskomen: je weet zonder aarzeling en zonder erover na te denken onmiddellijk dat het goed is, dat het is zoals het hoort. Datzelfde heerlijke gevoel had ik bij de eerste lectuur van Tolkiens The Lord of the Rings, en bij mijn kennismaking met The New Yorker, en met Vladimir Nabokov, William Trevor en John le Carré, allemaal ongeveer in diezelfde tijd, trouwens.

    Sjostakovitsj is een natuurtalent. Hij begon als muzikaal wonderkind, en hij heeft zijn talenten niet begraven, maar ze een heel leven lang intens aangewend om een indrukwekkend ongemeen sterk persoonlijk oeuvre te creëren. Hij was niet alleen een geniaal componist, maar als pianist ook een uitzonderlijke muzikant, een vakman met een verbluffende praktische en theoretische technische kennis van de muziek, en een scherpzinnige musicoloog en muziekhistoricus. Dat alles in het woeligste tijdperk van onze beschaving, niet het minst in Rusland en in de Sovjetunie.

    Dat laatste heeft hem op vele manieren diep getekend. Door zijn genialiteit was hij ook een publieke figuur, en dat kon niet anders dan tot problemen leiden. Zowel het publiek als zijn leiders hebben het altijd uiterst moeilijk met uitzonderlijk begaafde figuren, die het zelf even moeilijk hebben met zowel het loven als het laken door beiden, of hun ontstellende onverschilligheid. In dit essay gaat musicoloog Pieter Bergé in op dat aspect van Sjostakovitsj’ leven. Enerzijds verdiept hij zich in controverses in en rond de biografieën die na zijn dood verschenen zijn, en anderzijds op zijn korte satirische compositie, de Antiformalistische Rajok. De vraag is telkens of Sjostakovitsj in zijn muziek en/of zijn denken en doen en laten een slaafse en dus schuldige partijganger was van de afschuwelijke dictatuur, dan wel een bewonderenswaardige (crypto)dissident. Bergé doet dat met veel competente kennis van zaken en vanuit een grote belezenheid, en hoedt zich terecht en gelukkig voor elke al te eenzijdige benadering van een kwestie waarover zelfs de eerste getuigen van mening verschillen en elkaar niet zelden in de meest grove bewoordingen in de haren vliegen. Het betoog van Bergé is altijd heel informatief en bevattelijk voor de niet-gespecialiseerde lezer, en blijft ook boeiend als het over meer gespecialiseerde musicologische aspecten gaat.

    Het blijft voor iedereen moeilijk om over de grond van de zaak, Sjostakovitsj‘ rol onder het Sovjetregime, een definitief oordeel te vellen. De werkelijkheid is zoals gewoonlijk te complex om ze onder één hoedje te vangen. Ik heb genoten van dit uitstekende essay, maar ik heb me nooit grote vragen gesteld over dat aspect van de componist Sjostakovitsj, ik heb me wijselijk beperkt tot de essentie, namelijk zijn muziek. Ik heb nog nooit een van zijn biografieën tot het einde kunnen uitlezen, precies omdat ik daarin informatie aangereikt kreeg die ofwel moeilijk te verzoenen was met het beeld dat ik van hem kreeg in zijn muziek, ofwel compleet irrelevant was voor de interpretatie en het genot ervan. Het leven van een componist, of van gelijk welke artiest bestuderen kan best interessant zijn, maar dat boeit mij althans allerminst, althans niet in detail. Ik ben Sjostakovitsj dankbaar voor al de muziek die hij schreef, die zelfs voor enkele van de mooiste momenten van mijn bestaan gezorgd heeft, en hopelijk nog lang blijft zorgen.

    De uitgave door Sterck & De Vreese is verzorgd, met enkele goedgekozen z/w illustraties. Het moet me evenwel van het hart dat de platte tekst uit een onnodig kleine letter gezet is, en de citaten, de eindnoten, de bibliografie, het namenregister en de vertaling van de tekst van de Rajok bijna sadistisch uit een nog kleinere. Maakten die paar extra bladzijden die een iets grotere letter hadden veroorzaakt nu echt het verschil? Boeken als deze uitgeven is een lovenswaardige zaak, maar dan liefst niet ten koste van de ogen van hun (zij het relatief zeldzame) lezers.


    Categorie:muziek


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!