Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
03-09-2007
Brussels smoushondje (Ereli)
Brussels Smoushondje kleine en ideale gezelschapshond - ideale huishond - ratterriër - bestand tegen alle weerstypen
LAND VAN HERKOMST : België Varianten : de Petit Brabancon , de Griffon Bruxellois of Brussels Smousje , en de Griffon Belge
GESCHIEDENIS Het Brusselse Smoushondje of de Griffon Bruxellois (Brusselse Griffon) dankt zijn rasnaam aan de hoofdstad van België, waar deze hondjes ooit met hun eigenaars op straat flaneerden. Het zijn opvallende hondjes met een klein lichaam, maar met flinke snorren en baarden. Waarschijnlijk stammen ze af van de Affenpinscher en kruisingshondjes. De oorspronkelijke Griffons leken meer op de Terriër dan de Griffons van nu. Dit is niet verwonderlijk, want men gebruikte Terriërs om dit ras te scheppen. Deze honden hebben een ruige of een gladde vacht en zijn van aard erg 'recht-door-zee'. Ze zijn wel klein, maar zo robuust, dat ze graag flink wandelen. Ze zijn alert en schrander, en leggen een ongekende trouw aan de dag voor 'hun' mensen. Ze passen zich aan en vanwege hun 'praktisch' formaat kunnen ze bijna overal mee naartoe worden genomen. IDEALE RASKENMERKEN Maat: reuen en teven 3 tot 5 kg. Uiterlijk: klein maar evenwichtig lichaam; levendig, vrij gangwerk. Kleur : roodrossig, zwart, zwart met rosbruine aftekeningen, zwart gemengd met bruin. Hoofd: ronde schedel met zeer korte snuit; wijd geplaatste, grote, zwarte ogen; kleine, hoog geplaatste oren, kunnen gecoupeerd of intact (Nederland) zijn. Staart: tot op 1/3 ingekort; hoog gedragen. VACHT : ruwhaar; m.a.w. de dekharen zijn vrij hard van structuur, voelen stevig aan en hebben een heldere kleur. De wolharen zijn zachter, korter en liggen tegen de huid aan. Ze zijn ook veel lichter van kleur. Wanneer de vacht rijp is, staan de haren in alle richtingen in bosjes bij elkaar. Dan kan de vacht worden geplukt. VERHARING : blokverharing. DAGELIJKSE BEHANDELING : borstelen met een grove borstel of met een speciaal in de hand liggende terriërborstel. Garnituur en poten : met een grove kam. GROTE BEHANDELING : gebeurt in de ruiperiode ! Deze periode is goed te bepalen. Als u merkt dat de hond wat haar gaat kwijtraken, kunt u een paar haren tussen duim en wijsvinger nemen en ze met een lichte draaiing van de pols uit de huid proberen los te trekken. Laat het haar gemakkelijk los, dan is de vacht rijp. Moet u echt trekken, dan is de hond nog niet aan trimmen toe en kunt u beter nog even wachten met plukken. Gaat men namelijk te vroeg plukken, dan moet men het haar lostrekken uit het haarzakje en irriteert men daarmee de huid. Een pasgeplukte hond is meestal geen echte schoonheid. Het mooie komt pas bij het natrimmen, een vier tot acht weken na de grote beurt. Doordat de vacht eruit gehaald werd, reageert de huid en begint met het aanmaken van wol. De nieuwe vacht zit dan na enkele weken onder de wollaag. Bij het natrimmen wordt die wollaag weggetrimd, zodat de nieuwe vacht eronder te voorschijn komt als korte, diepglanzende haartjes. In principe gebruiken we nooit een schaar of tondeuze bij ruwharige honden. Uitzonderlijk bij de geslachtsdelen, rond de anus en tussen de voetkussentjes. Voetjes worden rondgeknipt. VOOR- EN NADELEN VAN DE VACHT : door het trimmen is de hond in één keer zijn dode haar kwijt. AARD : dit zijn levendige hondjes, die momenten van blijdschap en affectie met hun menselijke levensgezellen delen. Ze zijn onafhankelijk, sterk en intelligent. Het Brussels Smoushondje is zeer gehoorzaam, mits die goed is afgericht. Let wel : ze mogen nooit verwend worden. OPVOEDING : verloopt in de regel probleemloos en ze zijn goed in verschillende takken van de hondensport. BIJZONDERHEDEN Van de Griffon bestaan drie variëteiten, de Petit Brabancon , de Griffon Bruxellois of Brussels Smousje , en de Griffon Belge . Het enige verschil zit in de beharing en de kleur van deze honden ( klik op bovenstaande benamingen voor specificatie ). De Griffon werd voor het eerst tentoongesteld in 1880 in Brussel. Het is een Belgisch ras en wellicht afgeleid van de Affenpinscher . De kortharige variëteit ontstond uit kruisingen met de Mopshond . In het begin waren deze kortharige hondjes niet gewenst, maar later werden zij een apart ras en vernoemd naar de provincie Brabant.
Ondanks zijn karakteristieke haveloze uiterlijk, is het lichaam van deze Griffon Belge of Belgische Griffon goed in balans en goed ontwikkeld in zijn lange, harde vacht. De vacht is half lang, ruw draadachtig en zonder krul, liefst met een ondervacht. De kleuren zijn zwart, zwart met tan-aftekeningen en zwart gemengd met bruin. De oren en de staart worden gewoonlijk kort gecoupeerd. De Griffon Belge werd gekweekt als gezelschapsdier en is een perfect maatje. Omdat hij eens een harde werker was en ratten ving om aan voedsel te komen, heeft de Griffon nog steeds enorm veel energie. Hij heeft echter voor een stuk zijn werkdrift omgezet in gehoorzaamheid. Hij is ook zeer extrovert. Zijn draadharige vacht is dan wel lang, maar deze heeft niet zoveel verzorging nodig. De Belgische Griffon is gehard en heeft weinig voedsel nodig.
De Petit Brabançon ( Het Brabandertje of de Piccolon Brabantino ) is eigenlijk een tegenstelling op zich. Griffon betekent namelijk letterlijk 'draadharig', terwijl de Brabander gladharig is. De Amerikaanse Kennel Club staat echter deze paradox toe. De Petit Brabançon heeft geen snor en geen draadharige vacht. Zijn vacht is kort, glad en dicht. De kleuren zijn rossig, al dan niet met een zwart masker, of zwart met roestbruine aftekeningen. Hij heeft een lichaam met een korte rug, mooi gewelfde ribben en sterke dijen. De Gladharige Brabançon is vriendelijk en speels, levendig en energiek in huis. Ze lopen graag in de kijker en genieten van de aandacht. Bij een eerste ontmoeting kan deze hond ietwat verlegen zijn, maar als hij eenmaal zijn opgeruimde aard toont schept hij zeer veel vreugde.(dpbrego)
Barzoi zichthond - groot wild jager - ideale gezelschapshond - bestand tegen alle weerstypen
LAND VAN HERKOMST : Rusland
GESCHIEDENIS In Tolstoj's beroemde boek Oorlog en Vrede wordt beschreven hoe met Barzois op wolven wordt gejaagd. Koppels van deze snelle Russische windhonden achtervolgden en grepen wolven. De Barzoi stamt af van de oude Russische Windhond, met invloed van Krim- en Bergwindhonden. Hij was geliefd bij tsaren en was in adellijke kringen een waardevol geschenk. Net als alle windhonden jaagt de Barzoi niet op zijn reuk- , maar op zijn gezichtsvermogen. Ondanks zijn sierlijke uiterlijk is hij een zeer moedige hond. Hij is goedaardig, tenzij hij wordt geprovoceerd. Verder is hij nogal gereserveerd, vooral tegen mensen die hij niet goed kent.
IDEALE RASKENMERKEN Schofthoogte: reuen 70 tot 82 cm, teven ongeveer 5 cm minder. Gewicht : 34 tot 48 kg. Uiterlijk: Slank, lenig lichaam; zwevend, uitgrijpend gangwerk. Kleur : alle kleuren of kleurencombinaties zijn toegestaan, maar gewoonlijk overheerst wit in het patroon van de vacht. Hoofd: lang, smal, fijn en droog, overgaand in smalle snuit; donkere amandelvormige ogen; kleine roze-oren, ver naar achteren geplaatst. Staart: lang, laag aangezet, licht gebogen. VACHT : kort golvend haar met een dikke ondervacht; m.a.w. de dekharen zijn licht golvend. Er komen veel wolharen voor. Het haar kan recht vallen, maar ook een duidelijke golf vertonen. VERHARING: blokverharing. DAGELIJKSE BEHANDELING: kammen en verluchten met een grove kam. Opgepast : ondervacht laten zitten ! GROTE BEHANDELING: in de ruiperiode de losgekomen ondervacht en de losse dekharen met een herdersharkje verwijderen. Oren reinigen, kijken of er vuil in de ogen zit en reinigen. Het teveel aan haar tussen de voetzolen wegknippen. Indien nodig nagels knippen. VOOR- EN NADELEN VAN DE VACHT : het borstel- en kamonderhoud valt mee. De hond kan niet getrimd worden en dat betekent vrij veel haaroverlast in de ruitijd. KARAKTER : kalm, soms wantrouwig en terughoudend, vredelievend, elegant en schrander. OPVOEDING : de opvoeding moet op basis van wederzijds respect plaatsvinden. De Barzoi is niet erg gehoorzaam, maar breng hem wel het elementaire bij. BIJZONDERHEDEN : deze majestueuze hond komt het beste tot zijn recht bij een eigenaar die een goed omheind stuk grond heeft, waarin de hond overdag zo nu en dan naar hartelust kan lopen en rennen. Binnenshuis is de hond graag dicht in de buurt van zijn eigen gezin. De Barzoi is erg op rust en comfort gesteld, en daarom hoort deze hond zeker niet thuis in een kennel.(dobrego)
Amerikaanse Water Spaniel jachthond - houdt van water - bestand tegen alle weerstypen
LAND VAN HERKOMST : Amerika GESCHIEDENIS Als de Amerikaanse Water Spaniel zwemt, gebruikt hij zijn staart als roer. Op het land jaagt en apporteert deze jachthond in elk terrein gemakkelijk op allerlei klein wild. Hij is in het Midden-Westen van de Verenigde Staten gefokt uit de combinatie van de Ierse Water Spaniel, de Old English Water Spaniel en de Curly Coated Retriever . Het ras heeft een dichte, gekrulde vacht en een fijne neus. Amerikaanse Water Spaniels zijn actief en alert. Hoewel ze vooral als jachthond worden gebruikt, passen ze zich ook graag aan als gezelschapshond.
IDEALE RASKENMERKEN Schofthoogte: reuen en teven ongeveer 36 tot 46 cm. Het gewicht bedraagt 11 tot 20 kg. Uiterlijk: actief, evenwichtig lichaam; krachtig, stuwend gangwerk. Kleur: effen leverkleurig, bruin of chocolate. Een beetje wit op tenen en borst is toegestaan. Hoofd: brede schedel met een middellange, stevige snuit, sterke kaken en goed van lengte; wijd geplaatste, nogal ronde, bruine tot hazelnootkleurige ogen; lange hangoren. Het voorhoofd is bedekt met kort glad haar. Staart: dun toelopend, bevederd, middellang en gebogen als een kromzwaard. De algemene indruk is die van een middelgrote, flinke hond met een typisch Spaniel karakter. VACHT : gegolfd of gekruld, middellang; langer haar op keel, hals, achterkant oren en staart. De beharing is echter niet ruw en is dicht genoeg om weer en water te weerstaan. De krachtige benen zijn lichter behaard. KARAKTER : een vriendelijk en typisch Spaniel karakter. De Amerikaanse Water Spaniel is snel, intelligent, gewillig en geduldig.(dobrego)
Queensland Heeler wilde hond - kuddebewaker van rundvee - heeft veel beweging nodig - goede waakhond
LAND VAN HERKOMST : Australië GESCHIEDENIS Andere benamingen voor deze hond : de Bleu Heeler, de Australian Cattle Dog, de Red Heeler, de Australian Queensland Heeler of de Australische Veedrijvershond . In het midden van de 19de eeuw hadden emigranten in Australië goede honden nodig om het vrij lopend vee van het land naar Sydney te drijven. De Engelse 'Smithfield'-veedrijver was niet opgewassen tegen het terrein en door zijn voortdurend geblaf sloegen de koeien op hol. Er werden allerlei kruisingshonden als veedrijver uitgeprobeerd; met weinig succes. Uiteindelijk werd er na zestig jaar van kruisen een sterke, gehoorzame en harde werker gevonden. Hij was een mengeling van de Dingo , de Collie , de Dalmatiner , de Bull Terriër, de Bobtail en de Kelpie . Hij werd 'Queensland Heeler' of 'Blue Heeler' gedoopt en de veedrijvers waren erg in hun sas met deze stille, vinnige maar niet al te veeleisende veedrijver. De Queensland Heeler is zo veelzijdig dat hij niet alleen vee, maar ook paarden, geiten en zelfs eenden kundig en met veel zwier kan drijven en bewaken. De moderne rasnaam, Australische Veedrijvershond, beschrijft zowel zijn afkomst als zijn functie. Het uiterlijk van dit ras wordt overheerst door symmetrie, kracht en inhoud.
IDEALERASKENMERKEN Schofthoogte: reuen 45,7 tot 50,8 cm en teven 43,1 tot 48,2 cm, met een gewicht van 16 tot 20,5 kg. Uiterlijk: Stoer, compact lichaam met actieve, vrije beweging. Een brede voor- als achterhand, in harmonie met het lichaam en goed gespierd. De borst is diep en gespierd. Vacht : de bovenvacht is tamelijk kort en matig grof. De ondervacht is kort en dicht. De vacht vormt een vossestaart en broek achter de achterbenen. Kleur : blauw of blauwgespikkeld met of zonder zwarte, blauwe of tan aftekeningen op hoofd en benen, of roodgespikkeld met of zonder donkere aftekeningen op het hoofd. De aftekening moet symmetrisch verdeeld zijn. Het hoofd is in balans met de rest van het lichaam : brede schedel met matig lange voorsnuit; ovale, donkerbruine ogen; kleine, brede, staande oren. Staart: lang, laag aangezet, licht gebogen. AARD : volgens Australische veehouders zal deze hond alles eten wat hem niet als eerste op zal eten. Het ras is iets wilder geworden door de infusie van het Dingobloed. Hij is een echte werkhond, kent geen vrees en is vastberaden.(dobrego)
Uiterlijk Schofthoogte: 45-55 cm Gewicht: 15-25 kg Beharing: lang, dicht en licht gekruld of vlak met bevedering aan de achterkant van de poten Kleur: eenkleurig donkerbruin of roodbruin, bruinschimmel, tweekleurig of driekleurig
Uiterlijk Schofthoogte: 50-65 cm Gewicht: 20-35 kg Beharing: kortharig of draadharig Kleur: donkergeel of roodachtig geel, met eventueel kleine witte vlekken op borst en voeten
Uiterlijk Schofthoogte: 20-25 cm Gewicht: 4-7 kg Beharing: lang, weelderig en recht, met overvloedige haargroei op de kop Kleur: eenkleurig grijs, goud en zand of meerkleurig met zwart, wit en bruin
Gedrag zelfverzekerd en eigenwijs, kalm en gevoelig
Uiterlijk Schofthoogte: 20-28 cm Gewicht: 2-6 kg Beharing: lang, recht en zijdeachtig met weelderige bevedering op oren, hals, heupen en staart Kleur: wit met zwarte of rode vlekken
Uiterlijk Schofthoogte: 55-65 cm Gewicht: 20-35 kg Beharing: bovenvacht van harde, zware haren en een zachte ondervacht Kleur: eenkleurig bruin, donker schimmel of bruin met aftekening op borst en poten
Gedrag stoer, gehecht aan eigen baas en met een groot uithoudingsvermogen
Er hebben verschillende soorten mammoeten bestaan. Het zijn waarschijnlijk afstammelingen van een gezamenlijke voorouder. Doordat ze verschillende leefwijzen hadden konden ze naast elkaar bestaan.
zuidelijke mammoet (Mammuthus meridionalis ) uit zuidelijk Europa;
steppenmammoet (M. trogontherii ) uit Europa
wolharige mammoet (M. primigenius ) uit noordelijk Europa, Azië en Noord-Amerika;
Sardinische Dwergmammoet, (M. lamarmorae ) uit Sardinië ( Italië )
De wolharige mammoet is van deze soorten waarschijnlijk de bekendste. Hij leefde ongeveer vanaf 600.000 jaar geleden, in het Pleistoceen . Hij had een dikke vacht waarvan de haren soms tot aan de grond reikten. De oren waren klein (30 centimeter) en ook bedekt met haren ter bescherming tegen de kou. Van de andere mammoetsoorten was alleen de steppenmammoet dik behaard, de andere soorten leefden in veel warmere gebieden en waren dan ook vrijwel onbehaard, net als de huidige olifanten. Het lijkt er ook op dat de wolharige mammoet een kortere levensduur had, ze werden hooguit 35 jaar. De huidige olifant haalt makkelijk 50 jaar.
Vaak wordt gedacht dat mammoeten immens groot waren, en 'mammoet' is in onze taal een aanduiding voor 'gigantisch' geworden, bijvoorbeeld in ' mammoettanker ' of ' mammoetwet '. Dit geldt zeker voor de grootste soorten, de keizersmammoet en de Amerikaanse mammoet van Noord Amerika, maar de andere mammoeten waren niet groter dan de hedendaagse Aziatische olifant . Wel hadden ze gigantische slagtanden, bij stieren konden die wel 4 meter lang zijn.
Volgens de nieuwste inzichten zouden de mammoeten zich ongeveer 4,8 miljoen jaar geleden hebben afgesplitst van de voorouders van de Aziatische olifant, terwijl hun gemeenschappelijke voorouder zich ongeveer 7,3 miljoen jaar geleden heeft afgesplitst van de gemeenschappelijke voorouder met de Afrikaanse olifant. Dat betekent dus dat er in feite een nauwere verwantschap bestaat tussen de mammoet en de Aziatische olifant dan tussen de Afrikaanse en de Aziatische olifant.
De Latijnse naam "Mammut" wordt gegeven aan een andere familie van uitgestorven olifantachtigen, de mastodonten . Deze familie heeft zich al bijna 30 miljoen jaar geleden afgesplitst van die van de huidige olifanten en de mammoeten. De mastodont is dus niet bijzonder nauw verwant aan de mammoet.
Al eeuwenlang werd er in Noord-Europa, Rusland en Siberië fossiel ivoor gevonden. In de 18e en 19e eeuw ontdekten Russische onderzoekers in Siberië diverse tamelijk goed bewaarde ingevroren lichamen in de permafrost . Een buitengewoon volledig lichaam werd in 1901 gevonden aan de oevers van de rivier Berezovka . De Jakoeten (een Mongools, Turks-sprekend volk) waren al eeuwenlang bekend met dergelijke resten en hadden daaraan de naam "mamont" gegeven, hetgeen "aardworm" betekent in hun taal. Zij dachten namelijk dat de in de grond gevonden overblijfselen afkomstig waren van een reusachtige aardworm. In het Russisch heet het dier nog altijd "mamont". Via Franse publicaties raakte, door een spelfout, echter in West-Europa de vorm "mammouth" verspreid.
Omdat tijdens de ijstijden veel van het water in landijskappen was vastgelegd, waren veel randzeeën drooggevallen. Daardoor kon de wolharige mammoet zich verspreiden over grote delen van de wereld. De mammoeten hadden als woongebied toendra - en permafrostgebieden van noordelijk Europa , Azië en Noord-Amerika .
Net als bij vele andere bewoners van deze streken het geval was, zoals de wolharige neushoorn , was het lichaam bedekt met een dichte en isolerende laag haar om het te beschermen tegen het koude klimaat. Het leefgebied was overigens volgens recentere inzichten wel koud maar niet zo koud dat er geen gras kon groeien, waarvan een mammoet naar schatting 180 kilo per dag nodig had. Ze hadden sterke kiezen om de taaie, harde grassen op de steppen te kunnen vermalen.
De mammoet stierf waarschijnlijk vlak na het einde van de laatste ijstijd uit, zo'n 12.000 jaar geleden. Er bestaan sterke vermoedens dat bejaging door de mens hier een groot aandeel in had. Of dit inderdaad de oorzaak was of bijvoorbeeld de klimaatsverandering aan het eind van de ijstijd is nog onderwerp van een hevige wetenschappelijke controverse. Nieuwe wetenschappelijke vondsten tonen aan dat de explosie van een komeet de klimaatsverandering heeft veroorzaakt en daarmee ook het uitsterven van de mammoet. In de Siberischepermafrost zijn nog aanzienlijke aantallen ingevroren mammoeten te vinden die voldoende goed geconserveerd zijn om een heleboel over de dieren te weten te komen, zelfs wat voor kleur haar ze hadden en hoe ze roken (als hedendaagse olifanten).
In 1993 rapporteerden Russische wetenschappers dat ze resten van mammoeten hadden gevonden op Wrangel-eiland , 200 km uit de Siberische kust, die gedateerd werden op 3700 jaar geleden (dus pas 1700 jaar voor Christus ).
De mammoet zou dus 6000 jaar later zijn uitgestorven dan tot nu toe aangenomen. Deze vondst geeft steun aan de hypothese dat de mammoet is uitgestorven als gevolg van bejaging door de mens.
De op Wrangel gevonden mammoeten leken erg klein; hoewel aanvankelijk werd gerept van 'dwergmammoeten' lijkt het er nu op dat het om vrouwtjesmammoeten gaat die, net als hedendaagse olifanten, na hun eerste dracht niet meer groeiden en beduidend kleiner bleven dan mannetjes. Overigens zijn van vele, ook hedendaagse, andere diersoorten kleinere ondersoorten bekend die op geïsoleerde eilanden leven.
Eind 2002 werd in de Siberische provincie Jakoetië de zogenoemde Yukagir-mammoet gevonden, een wolharige mammoet van 18.000 jaar oud. Eerder waren er al ongeveer een dozijn mammoeten gevonden in Siberië en Alaska , maar dit was een zeer goed bewaard gebleven exemplaar. Zo was de kop (op de slurf na) vrijwel intact. Ook trof men een complete poot en een maag met goed geconserveerde inhoud aan. In mei 2007 werd in het noorden van Siberië een babymammoet van 10.000 jaar oud ontdekt. Deze was zeer goed bewaard gebleven, zelfs de ogen waren nog intact. Er ontbrak alleen een klein stukje van de staart.
De grootste mammoetverzameling (7500 botten) ter wereld ligt in het Naturalis -museum te Leiden . Dat is te danken aan het onder water komen te staan van de Noordzee en de daarin gelegen Doggersbank .
Wat tegenwoordig de Noordzee is, was tijdens de laatste ijstijd een boven de zeespiegel liggende vlakte. Doordat veel water was vastgelegd in immense land ijskappen lag de zeespiegel zo'n 150 meter lager dan tegenwoordig.
Door het smelten van het ijs kwam deze vlakte uiteindelijk vrij snel onder water te staan. Het merendeel van de Zuidelijke Noordzee heeft tegenwoordig een diepte van 40 tot 70 meter. Maar midden in de Noordzee ligt een groot gebied, de Doggersbank, dat hoger ligt dan zijn omgeving en nu zo'n 40 meter onder de zeespiegel ligt.
Door de rijzende zeespiegel was de Doggersbank gedurende een bepaalde periode een eiland. Door de verdere stijging van het water zal dit eiland in kleinere eilanden uiteengevallen zijn die uiteindelijk allemaal onder water verdwenen. Doordat het leefgebied steeds meer gefragmenteerd raakte konden steeds minder dieren, waaronder de mammoet, hier leven. Bij het onder water raken van de laatste eilanden verdween ook het laatste restant van de nog aanwezige landfauna. Het is onwaarschijnlijk dat de verdrinking van de eilanden een dramatische ontwikkeling voor de aanwezige fauna betekende. De eilanden waren op het laatst te klein om veel dieren te herbergen maar daarnaast was ook de flora door de sterke opwarming en de toename van de neerslag drastisch aan het veranderen: de steppe-achtige vegetatie was plaats aan het maken voor een meer beboste omgeving. Voor mammoeten is dat niet een geschikte leefomgeving geweest en het is dan ook waarschijnlijk dat bij deze vegetatieverandering de eventueel nog aanwezige mammoeten de eilanden verlaten hebben. Zoals alle olifanten zullen ook mammoeten uitstekende zwemmers geweest zijn (hoewel hun vacht daarbij mogelijk niet in hun voordeel geweest zal zijn) en de laatste dieren zullen lang voor het verdrinken van de eilanden al weggetrokken zijn.
Vissers die hun sleepnetten boven, of in de buurt van, de Doggersbank uitgooien halen regelmatig botten naar boven. Een groot deel daarvan is voor onderzoek aan Naturalis afgedragen. Het feit dat soms grote concentraties van botten worden aangetroffen kan verklaard worden uit het samenspoelen van grof materiaal in (relatieve) laagtes door de golfwerking van de zee. De omgeving van de Doggersbank heeft lang binnen het bereik van de normale golfwerking van de zee gelegen en ligt mogelijk nu nog binnen het bereik van stormgolven. Doordat andere delen van de Noordzee lager waren, kwamen deze gebieden sneller buiten het bereik van de golfwerking waardoor deze concentratie niet kon optreden. Het feit dat van de Doggersbank (en andere banken) veel fossiele botten worden opgevist, betekent dus niet automatisch dat hier meer dieren geleefd zullen hebben (maar het is niet uit te sluiten).
Een aantal Nederlandse onderzoekers speelt een prominente rol in mammoetonderzoek en expedities.
De afgodslang (Boa constrictor ) is een tot 3 meter lange wurgslang uit de familie boa's ( Boidae ). Het is een van de weinige reptielensoorten waarvan de wetenschappelijke naam Boa constrictoralgemeen bekend is en ook wel als 'Nederlandse' naam wordt gebruikt. Door de inheemse bevolking wordt hij aanbeden en geëerd bij de Inca 's als een van de drie heilige dieren als de Amaru ( quechua -benaming), vandaar de naam afgodslang .
De afgodslang heeft een lang en dun lichaam, dat echter erg massief is vanwege de vele spieren. De slang kan meer dan 25 kilo wegen en ondanks de grote lenigheid is het dier niet erg snel. Vanwege het grote verspreidingsgebied is er een een groot aantal kleurvarietieten ontstaan die echter niet altijd samenhangen met een ondersoort. Sommige ondersoorten kennen wel vijf verschillende kleurschakelingen, met kleuren als rood, geel, groen, wit, bruin en zwart. De bekendste is de roodstaartboa of tapijtslang (B. c. constrictor ), die een lichtbruine kleur heeft met een duidelijk donkerbruine tot rode staartpunt. Deze ondersoort treft men onder andere in Suriname aan.
De afgodslang leeft vooral van ratten en andere knaagdieren en is daarom een nuttige 'huisgenoot'. De slang schuwt de mens niet en komt regelmatig voor in de bewoonde wereld vanwege de ratten die op huizen afkomen. Naast knaagdieren worden ook wel andere zoogdieren, vogels en andere reptielen gegeten als hagedissen en kleine krokodilachtigen . Een bekende houder van de afgodslang was de worstelaar Jake "the Snake" Roberts, die na zijn overwinning de slang op zijn tegenstander gooide. Vele worstelaars waren bang voor de slang, alhoewel dit soms gespeeld was. zie ook professioneel worstelen . Ook op scholen worden wel Boa Constrictor's gehouden in het biologie-lokaal.
Boa's zijn eierlevendbarend , er worden wel eieren geproduceerd maar die ontwikkelen zich inwendig. Het duurt vier tot acht maanden eer de jongen geboren worden, dat kunnen er per keer meer dan zestig zijn. De slang is na 3 tot 5 jaar geslachtsrijp, en kan in gevangenschap meer dan 25 jaar oud worden.
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen zijn te vinden in de categorie Boidaevan Wikimedia Commons .
De axolotl (Ambystoma mexicanum ), in de volksmond ook wel Mexicaanse wandelvis (letterlijk uit het Engels), is mits volledig ontwikkeld een landbewonende molsalamander, maar de meeste wilde exemplaren blijven aquatiel . De naam axolotl komt uit het AzteekseNahuatl .
De axolotl valt op door zijn aparte voorkomen en zijn verschijnselen van neotenie , hij blijft namelijk in zijn larvale stadium, zelfs wanneer het dier seksueel rijp en dus volwassen is. Hij ondergaat in de natuur geen verdere metamorfose.
Een volgroeide axolotl (18 tot 24 maanden) heeft een lengte variërend van 150 tot 450 mm, hoewel een grootte rond 230 mm het meest voorkomt en ze zelden groter worden dan 300 mm. Ze hebben typerende varenvormige kieuwstructuren die niet bedekt zijn (zoals de kieuwen van vissen en jonge kikkervisjes ; axolotls ademen door de huid en hebben ook longen. De kleur varieert van albino of wit, via grijs en bruin tot zwart. Wilde axolotls zijn zelden wit, maar de mutante witte vorm met donkere ogen die vaak voorkomt in laboratoria en dierenwinkels werd geschapen in een Amerikaans lab in de jaren 1950 .
De eerste levende axolotls werden in 1863 vanuit Mexico naar Parijs gebracht. Het betrof drieëndertig donkergekleurde exemplaren en één albino . Zij bleken zich snel aan te passen en plantten zich zelfs voort. Vanuit Parijs werden zowel eieren als volwassen axolotls verstuurd over de hele wereld. Nog steeds is de axolotl de meest bestudeerde amfibie. In Parijs werden de axolotls bestudeerd in een herpetologisch onderzoekscentrum voor reptielen en amfibieën door Duméril . Cuvier had al voor 1863 dode exemplaren bestudeerd. De overeenkomst met larven van onze gewone salamanders was hem opgevallen en hij meende dat axolotls larven moesten zijn van een grote, onbekende salamander. Toen men zag dat de later bestudeerde, levende axolotls zich in het 'larvale stadium' gingen voortplanten, moest men deze gedachte wel opgeven.
De in de Balkan levende olm (Proteus anguinus ) en de Noord-Amerikaansesirenen (Fam. Sirenidae) houden ook de jeugdkenmerken in het volwassen stadium, wat neoteen wordt genoemd. Daarom rekende men deze vroeger samen met de axolotl tot een aparte groep, de Perennebranchiata, dat zijn dieren met blijvende kieuwen. Zij werden beschouwd als een overgang van de kieuwdragende vissen naar de, via longen ademende, salamanders. Thomas Hunt Morgan leefde van 1866 tot 1945. Hij deed genetisch onderzoek, dat is onderzoek naar het doorgeven van eigenschappen van ouders op kinderen van levende wezens en ook van planten. Hij ontving de Nobelprijs in 1933 voor zijn onderzoek waar onder andere axolotls bij betrokken waren. De bioloog Jean Rostand deed in Parijs tot in 1967 ook onderzoek waarbij hij axolotls gebruikte.
De axolotl kwam oorspronkelijk voor in het Xochimilcomeer en het Chalcomeer in Midden- Mexico , ze leven ook in "axalapascos", vulkanische kraters gevuld met water. De axolotl is een vleeseter, hij jaagt op kleine prooidiertjes zoals insecten en kleine vissen, die hij in zijn geheel doorslikt. De wilde populaties zijn sterk bedreigd geraakt door de groei van Mexico-stad . De axolotl wordt op dit moment door CITES als een bedreigde diersoort beschouwd. In het Spaans heet hij ajolote . De axolotl is verwant aan de tijgersalamander (Ambystoma tigrinum ), en wordt soms ook wel als een ondersoort van de tijgersalamander beschouwd in plaats van een aparte soort. Axolotls kunnen een metamorfose ondergaan, hoewel ze dit slechts zelden doen. Door heel langzaam het waterniveau te reduceren treedt heel soms de metamorfose op; door het geven van het schildklierhormoon thyroxine kan men de metamorfose betrouwbaarder in gang zetten. In de gemetamorfoseerde vorm lijkt het dier op de Ambystoma mavortium , die verwant is aan de tijgersalamander.
De axolotl wordt gebruikt in laboratoriumonderzoek en grote aantallen worden in gevangenschap gekweekt. Het meest opmerkelijke aan de axolotl is zijn mogelijkheid tot regeneratie : de axolotl herstelt zich zonder littekenweefsel te vormen. Hij kan zelfs vernielde ledematen herstellen en in sommige gevallen nog belangrijkere structuren. Er is ook beschreven dat zelfs de minder vitale delen van hun hersenen volledig kunnen herstellen. Nog een interessant gebied voor het onderzoek zijn de grote en robuuste embryo's die hierdoor, in combinatie met de doorzichtige eischaal, makkelijk zijn te bestuderen. Een andere amfibieënsoort die hiervoor veel wordt gebruikt is de klauwkikker .
De Argentijnse schrijver Julio Cortázar (1914-1984) schreef een surrealistisch verhaal over de axolotl. Hierin vereenzelvigt de ik-figuur zich dermate met het dier, dat hun beider identiteit vervaagt en door elkaar lijkt te zijn overgenomen. Het verhaal is afkomstig uit de verhalenbundel Final del Juego (Einde van het spel) uit 1956 en werd opgenomen in de Nederlandstalige verzamelbundel Brief aan een meisje in Parijs, vertaald door J.A. van Praag (Meulenhoff, 1969).