De waterspitsmuis is een fors gebouwde spitsmuis (kop-romplengte 70-105 mm, gewicht 9-25 g en staartlengte 45-77 mm) met een donkere tot zwarte bovenzijde en een witte buikzijde. Achter de oren is vaak een witte vlek te vinden. Regelmatig worden volledig zwarte (melanistische) exemplaren aangetroffen. Aan de onderzijde van de staart bevindt zich een rij stijve borstelharen. De waterspitsmuis heeft, net zoals de beide bosspitsmuizen en de dwergspitsmuis, roodgekleurde tandpunten.
De waterspitsmuis komt voor in waterrijke biotopen met een rijke oevervegetatie en structuurrijke, zacht glooiende oevers. Niet al te steile beekoevers, oevers van vijvers en meren, kwelzones, overstromingszones van grote rivieren, moerassige gebieden en rietkragen vormen in Vlaanderen het biotoop bij uitstek van deze soort, die ook wel 'de otter onder de spitsmuizen' wordt genoemd. In Noord-Europa en Groot-Brittannië is de binding met water minder sterk en worden waterspitsmuizen ook aangetroffen in loofbossen, houtkanten, (vochtige) graslanden, graanakkers en maaiselhopen.
Net als de andere spitsmuizen eet de waterspitsmuis vooral ongewervelden, maar ook kleine visjes. Waterspitsmuizen zijn goede zwemmers en zoeken hun voedsel in het water. Aquariumexperimenten toonden aan dat ze vooral vissoorten vangen die zich bij onraad tegen de bodem drukken. Andere prooien die in het water worden gevangen zijn kokerjufferlarven, steenvliegenlarven, waterpissebedden (Asellus sp.), vlokreeftjes (Gammarus sp.) en mosselkreeftjes, maar ook kikkervisjes en salamanders. Kikkers worden enkel gegeten als de omstandigheden slecht zijn. Afhankelijk van de omstandigheden, het voedselaanbod en de aanwezigheid van concurrerende spitsmuissoorten, wordt een deel van het voedsel op het land gevangen (o.a. vliegen en muggen, slakken, regenwormen, kevers, spinnen en pissebedden).
Meer info over de ecologie van de waterspitsmuis vind je hier
|