Het aantal broedparen is sinds 1990 meer dan gehalveerd en de huidige scholeksterpopulatie vergrijst. De klachten zijn duidelijk, maar diagnose en behandeling zijn moeilijk.
Flap, flap, flap. Bij een licht briesje op een nevelige middag zijn alleen de voetstappen van laarzen op het Texelse wad tot ver hoorbaar.
Zelfs de scholeksters, notoire herrieschoppers op het wad, zijn stil. Geen enkele keer is het meestal eindeloos herhalend en akelig schel klinkend 'tepiettepiet-tepiet' hoorbaar.
"Daar staan wel scholeksters" , wijst onderzoeker Bruno Ens van Sovon Vogelonderzoek Nederland. Een telescoop wordt in de modderprut opgesteld om de vogels van nabij te observeren. "Kijk, die scholekster heeft kleurringen om. Groen rechts met een letter en rood links. Door de kleurcombinaties zijn we in staat vogels individueel te herkennen."
De scholekster: zwart-wit, met een lange oranje-rode snavel, lange roze poten en zelfs een oranje ringetje om de rode ogen.
Met de oer-Hollandse vogel (naar schatting 25 procent van de Europese scholeksters broedt in Nederland) gaat het slecht. Aangenomen wordt dat in Nederland nu minder dan 80.000 paartjes broeden. Dat was vijftien jaar geleden nog het dubbele.
Het leek zo goed te gaan met de soort, die tot pakweg 1930 vrijwel alleen voorkwam langs de kust. Toen begon de scholekster aan een opmars in het binnenland. Tot verrassing van boeren in Drenthe en Brabant bevolkten scholeksters plotseling weilanden en aardappelakkers.
"Het is niet eenvoudig een eenduidige oorzaak aan te wijzen voor de achteruitgang", vindt Ens. Vast staat dat vrijwel alle Europese scholeksters de wintermaanden doorbrengen in het Waddengebied. In grote groepen zwalken ze over het wad, op zoek naar kokkels en vooral mosselen.
In het verleden werden scholeksters massaal het slachtoffer van strenge winters. Die zijn er nauwelijks meer, dus zou de scholekster juist moeten profiteren van de klimaatverandering.
Rond 1990 werd de in het Waddengebied overwinterende scholeksters een zware slag toegebracht, toen mosselvissers binnen enkele jaren vrijwel alle droogvallende mosselbanken wegvisten. Zonder enige restrictie mocht er ook massaal mechanisch op kokkels worden gevist.
Sinds 1993 is er nauwelijks meer op de droogvallende mosselbanken gevist en er is duidelijk sprake van herstel van die banken, met name in de oostelijke Waddenzee. Sinds 2004 is ook de mechanische kokkelvisserij er verboden. Toch blijven de aantallen scholeksters afnemen. Een zekere bedreiging voor de soort is de verandering in het voedselaanbod. " Het blijkt dat vooral de mossel een energierijk hapje voor de scholeksters oplevert. Wat we zien, is dat in het Waddengebied de afgelopen jaren de mosselbanken in toenemende mate worden overgroeid door de Japanse oester" , zegt Ens.
Hij pakt een mossel van het wad. "Kijk, deze is door een scholekster opengemaakt. Er is een gat gehakt precies op de plek van de byssusdraden waarmee de mossel zich aan andere mossels hecht, de zwakste plek van de schelp. Zo kan de scholekster snel en veel voedsel vinden. Met de Japanse oesters is dat anders. De scholekster krijgt de oester simpelweg niet open."
De grote oesterbank midden in het reusachtige modderbad geeft de wadloper weer houvast onder de voeten. Dikke klompen schelpen van fikse afmeting vormen bijna de spreekwoordelijke rots in de branding. Verwoede pogingen een enkele oester los te trekken, mislukken. Laat staan dat het lukt een schelp te openen. Daar is robuuster gereedschap uit de bouwmarkt voor nodig.
Ondanks een venijnige snavel en de nodige vogelslimheid lukt het ook de scholekster niet. Dat betekent honger lijden voor de tienduizenden scholeksters op het wad.
Jarenlang hadden vogelonderzoekers nauwelijks door dat het mis ging met de scholekster. De soort leek heel algemeen, rukte zelfs op van de kustgebieden naar het binnenland. Bovendien heeft natuuronderzoek doorgaans meer affiniteit met alles wat zeldzaam is.
Bruno Ens bracht jaren op het wad door om gedrag en leefwijze van de scholekster minutieus te onderzoeken. Het is niet uitgesloten dat voedselschaarste in de wintermaanden doorwerkt in het broedsucces.
"Dat hadden we aanvankelijk niet door omdat scholeksters een hoge leeftijd kunnen bereiken" , zegt Ens. "Daardoor leek het aantal broedvogels lange tijd redelijk stabiel. Door vogels te voorzien van kleurringen werd echter duidelijk dat vooral veel jonge vogels de wintermaanden niet overleefden. Oudere, ervaren vogels wisten hun kostje nog wel bij elkaar te scharrelen. Wel hebben veel scholeksters vermoedelijk een slechtere lichamelijke conditie na de winter, waardoor ook het gemiddeld aantal jongen per broedpaar is afgenomen. Dat is pas in de laatste jaren goed zichtbaar geworden", vertelt Ens.
De scholeksters in Nederland vergrijsden . Door het hoge aantal oudere vogels werd het tekort aan nakomelingen vele jaren gecamoufleerd, mede omdat de vogels een leeftijd van wel 43 jaar kunnen bereiken.
De stand ging buitengewoon snel achteruit toen ook de oudere scholeksters stierven.
Ens: "Omgekeerd verwacht ik dat een eventueel herstel van de scholeksterstand zeer langzaam zal gaan. Want jonge scholeksters leven tot wel vier jaar in groepen voordat ze gaan broeden. We zien nu gelukkig in het oostelijk Waddengebied een herstel van de mosselbanken. Het zal nog wel enkele jaren duren voordat duidelijk wordt of de scholeksters hiervan profiteren. Of dat we de oorzaak toch heel ergens anders moeten zoeken."
Hoe zit het dan met de scholeksters in Drenthe, Twente en Brabant? Deze vogels moeten het in de broedtijd hebben van regenwormen, niet van mosselen. "Dat het aantal broedvogels ook in het binnenland achteruitgaat staat wel vast. Dat hoeft niet te liggen aan veranderingen in het leefgebied daar. Mogelijk moet de oorzaak worden gezocht in de mindere overwinteringsmogelijkheden, want ook de binnenlandse vogels leven in die periode op het wad. Er kan ook niet worden uitgesloten dat bijvoorbeeld de intensivering van de landbouw slecht uitpakt voor de scholekster. Om dat op te lossen, is onderzoek nodig."
Vogelbescherming en Sovon gaan daarom dit jaar een groot aantal onderzoeken doen. Zo is er bijvoorbeeld maar weinig bekend over het aantal broedparen in binnenlandse gebieden. Daarbij wordt een beroep gedaan op het grote publiek om scholeksters te melden die in de stad broeden. Op
www.jaarvandescholekster.nl is nadere informatie te vinden.
Het groepje scholeksters op het Texelse wad laat tegen het vallen van de duisternis toch nog wat van zich horen. Een onvervalst 'tepiet-tepiet-tepiet' klinkt op vanaf een zandbankje.
Een scholekster met een kort lontje spurt achter een soortgenoot aan. Net zo snel als het tumult is ontstaan, wordt de vrede getekend. Even later zien we op het eiland nijlganzen en zelfs een flamingo.
"We zien inderdaad opmerkelijke veranderingen in de natuur. Van nature in het Waddengebied voorkomende mosselbanken verdwijnen voor Japanse oesters. Terwijl het slecht gaat met scholeksters en blauwe kiekendieven zien we nu overal nijlganzen en zilverreigers opduiken."
(de gelderlander)