Moet je horen op de toren, Op de toren staat een haan Staat een haan met gouden veren, Dag en nacht te koketteren.
En de dorpse kippenschaar, Wel zo 'n duizend bij elkaar, Keek vol eerbied naar de top, Van de hanentoren op.
"Kukeleku", zei een patrijsje, Een lieftallig parenrijsje, En een Barnevelder zei: "Wat een stoere slag zijn wij."
Maar die haan staat bovenaan, Zo heel hoog en zo heel vrij, Aan hem behoort de heerschappij.
Alles is niet wat het lijkt, Schijn bedriegt de werkelijkheid. Zodat je 't verschil haast niet meer ziet, Tussen wat echt is en wat niet.
Jan de wind die hoorde dit, Jan die stijf vol grappen zit. En hij sprak tot storm en Hein: "Hoor is het zou zo aardig zijn,
Blaas jij die gouden haan, Tegen het kerkpleintje aan." "Dat is goed:, zei Hein En Hein woei de wereld in
Alles is niet wat het lijkt, Schijn bedriegt de werkelijkheid. Zodat je 't verschil haast niet meer ziet, Tussen wat echt is en wat niet.XML:NAMESPACE PREFIX = O /> |