De Knabstrupper
Dit ras gaat terug op de gevlekte merrie van Spaanse afkomst Flaebehoppen. De slager Flaebe kocht het paard van een Spaanse officier, waarna hij haar verkocht aan de rechter Lunn, die met haar ging fokken op zijn landgoed Knabstrup. De merrie stond bekend om haar snelheid en uithoudingsvermogen. Nadat ze in 1808 door een Frederiksborgerhengst was gedekt, legde ze de basis voor een lijn van gespikkelde paarden. Haar kleinzoon Mikkel wordt algemeen erkend als de stamvader. Knabstruppers zijn wit met bruine en zwarte vlekjes op het hoofd, lichaam en benen. Het oude type was sterk met een nogal grof hoofd. Door zijn gespierde schouders en korte, krachtige hals was hij geschikt als tuigpaard. Doordat er alleen gefokt werd voor de gestippelde vacht, zonder te letten op bouw en karakter, en er een zekere mate van inteelt optrad, ging het ras snel achteruit. Knabstruppers bleven erg populair als circuspaarden en waren ideale voltigeerpaarden. Net als bij de Frederiksborger is het oude type nu zeldzaam geworden. De moderne Knabstrupper lijkt nu op een goede Appaloosa.
Hals De hals is krachtig, goed gespierd, maar een beetje kort. Het hoofd is echter bijzonder correct geplaatst en ziet er aantrekkelijk uit.
Lendenen De lendenen zijn sterk en breed, maar niet te lang. De schoft is niet geprononceerd.
Pijpen De benen zijn goed in verhouding tot de rest van het lichaam; de pijpen zijn kort en de knieën vlak en groot.
Ereli en Knudde
|