De bonte vliegenvanger of ficedula hypoleuca Bonte vliegenvangers wonen in loofbossen, parken, boomgaarden en grote tuinen. De aanwezigheid van oude eiken en berken is belangrijk. Het zijn holenbroeders en in ons land broeden ze bijna uitsluitend in nestkasten. Als ze terugkomen uit hun Afrikaanse overwinteringsgebied en zo'n nestkast is reeds bewoond door mezen, dan wordt er soms gestreden op leven en dood. Door het ophangen van nestkasten is de bonte vliegenvanger aantoonbaar toegenomen. Kenmerken De bonte kleuren van het mannetje en de opvallende vleugelstrepen in de vlucht. De kop is zwart en de buik is spierwit. Jonge vogels zijn bruin met witte vlekken op de vleugels en staart. Lengte : 13 cm. De bonte vliegenvangers die in ons land broeden zijn overwegend bruin van kleur. Geluid De zang bestaat uit een krachtig, sterk op en neer gaand liedje. De contactroep is een zacht 'siir', de alarmroep klinkt als een scherp 'biet' of 'tik'. Voedsel De bonte vliegenvanger besteed minder tijd aan het uit de lucht plukken van vliegen dan de grauwe vliegenvanger. Ze jagen meer op kevers, rupsen en vliegen, die ze van de grond en de bladeren afpikken. Na het broedseizoen eten ze ook bessen en zaden. Nest Het mannetje kiest een territorium en probeert een vrouwtje te verleiden met uitbundig baltsgedrag en gezang. Voor het vrouwtje is de kwaliteit van het gebied doorslaggevend bij de keuze van de man. Sommige mannetjes paren met twee vrouwtjes. Broedgegevens Maanden april tot juni - één legsel - zes tot zeven bleekblauwe eieren - broedtijd : 13-15 dagen door het vrouwtje - vliegvlug : na 14-17 dagen; na ruim een week zelfstandig.
Ereli en Knudde
|