Monogame vissen en hun familieleven
De baarachtigen (Perciformes) vertegenwoordigen een grote groep gewervelde vissen die leven in zeewater, brak water en in zoet water. De vis van deze orde heeft vaak twee rugvinnen; de eerste bestaat vaak uit harde, stekelige vinstralen, terwijl de stralen van de andere zacht en vertakt zijn. De buikvinnen liggen onder de borstvinnen. De schubben zijn vaak kamvormig. Tot deze orde behoren veel onderorden en families. Drie van deze families, die een goed ontwikkeld gevoel vertonen om voor de jongen te zorgen, komen voor in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika en in Afrika en Zuidoost-Azië. Dat zijn de cichiliden (Cichlidae), de nanderbaarzen (Nandidae) en de zonnebaarzen (Centrarchidae). Ze leggen hun eieren op plantenbladeren (fytofiele soorten), in ondiepe kuilen in het zand (psammofiele soorten), op platte stenen (lithofiele soorten) of in kloven. De jongen worden verzorgd door het mannetje of het vrouwtje, of door allebei. Mondbroeders vertonen een zeer bijzondere vorm van zorg : het onderste deel van de mond van het vrouwtje of het mannetje dient als incubator voor de eieren en als veilige haven voor de jongen tijdens de eerste dagen van hun leven.
Ereli en Knudde
|