Kwartelhond ideale gezelschapshond - klein wild jager - jager - speurhond - retriever
LAND VAN HERKOMST : Duitsland
GESCHIEDENIS De Kwartelhond ( of Deutscher Wachtelhund, Duitse Spaniel ) behoort tot de rassengroep van de Opjagende Honden. Het woord 'wachtel' betekent is het Duits 'kwartel' en deze honden zijn specifiek opgeleid om op gevogelte te jagen, in het bijzonder op kwartels. Omtrent zijn afkomst is er weinig definitief bewezen. Als men het gebruik en de mogelijkheden van de hond nadert bestudeert, lijkt het logisch dat er alleen Waterhonden van het continent zijn gebruikt voor zijn ontwikkeling. Het ras lijkt wel op de oude Engelse Waterhonden. Waarschijnlijk heeft hij ook het bloed van verschillende Jagende Spaniels, waaronder de Cocker Spaniel , in zich. Reeds in de achttiende eeuw werd er over honden van het Wachtelhond-type geschreven. In het begin van de negentiende eeuw werden Engelse Jachtspaniel-rassen populair in Duitsland en stierf het ras bijna uit. Einde negentiende eeuw werd het ras echter gered door jagers die erin geïnteresseerd waren, en tegenwoordig heeft het een kleine, maar vaste fokbasis in Europa. De Kwartelhond is een aanzienlijk hardere hond dan de Engelse Jachtspaniel-rassen en het gebeurt wel dat hij het wild doodt. Hij is een uitstekende speurhond en apporteur. Deze 'Duitse Spaniel' is een solide hond die op middelkorte poten staat. Hij is compact en krachtig gebouw, zonder grof te zijn.
IDEALE RASKENMERKEN Het hoofd is droog en de voorsnuit is even lang als de schedel; vlak schedeldak, niet zichtbare achterhoofdsknobbel, geringe stop, geen voorhoofdsgroef. Lange voorsnuit, brede neusrug. Een ramsneus is kenmerkend. Grote neusspiegel, bruin van kleur. Ogen : middelgroot, amandelvormig en donkerbruin. Oren : hoog en breed aangezet. Ze moeten reiken tot de neuspunt en goed behaard zijn. Gebit : schaargebit. Hals : krachtig, middelmatig lang, droog en licht gebogen. Lichaam : iets rechthoekig, uitgesproken schoft, rechte rug met een korte lendenpartij. Ruime borstkas, ovaal, met goed ontwikkelde achterste ribben. Ledematen : goed naar achteren geplaatste schouders, goed gehoekte opperarm, krachtige botten, rechte voorbenen, licht verende voormiddenvoet. Krachtige dijbenen met een goede musculatuur, normaal gehoekt in knie- en spronggewricht, achterbenen evenwijdig aan elkaar. Voeten : ovaal, goed gesloten, behaard tussen de tenen, sterke en elastische voetzolen. Staart : hoog aangezet, horizontaal of licht gebogen gedragen, echter nooit over de rug. Goed behaard. Vacht : krachtig, dicht, golvend en lang haar met kraag en bevedering. Op de schedel, de voorsnuit en in het gezicht dient de vacht kort en zeer dicht te zijn. Kleur : bruin, vaak met witte aftekening op de borst en voeten, wit met bruine vlekken, driekleurig, schimmel met rode of bruine aftekening, en ook roodschimmel. De schofthoogte bedraagt voor reuen 49 tot 54 cm en voor teven 45 tot 51 cm. Het gewicht ligt tussen de 20 en de 30 kg. AARD : deze Deutscher Wachtelhund is een eerste klasse vogeljager. Het is een allround hond die het zowel apporteren, opjagen en op bloedsporen goed doet. Hij is een alert volhouder, hij luistert goed naar bevelen en reageert goed als hij geroepen wordt. Tevens is hij een aangenaam gezelschap. ACTIVITEIT : deze hond vraagt voldoende lichaamsbeweging. (dobrego)
Ereli en Knudde
|