Timmermans dwingt je te kijken zoals hij heeft geschreven!
Uit De Bond 12/1/2001 door Jaak Dreesen.
Over het land van de Nete hangen nevels. Het is stil in ltegcm waar Gaston Durnez woont. Gaston heeft onlangs een vuistdik hoek over de Lierse schrijver Felix Timmermans geschreven. Niet «de» maar «een» biografie noemt hij z'n boek dat simpelweg «Felix Timmermans» heet. De auteur heeft er veel talent, tijd en energie in geïnvesteerd. Het resultaat is een boek dat leest als een roman, en dat aanspoort om al die prachtige boeken van Timmermans te gaan herlezen. De harp van Sint-Franciscus bijvoorbeeld, met die schitterende openingszin, die ook de laatste zin is: «De zon was gezonken als een goudvis».
Durnez noemt deze zin «de mooiste die Felix Timmermans voor een van zijn verhalen heeft geschreven, de meest timmermansiaanse.» En zeggen dat de auteur het verhaal aanvankelijk in het Liers wilde schrijven, voor de mensen uit z'n onmiddellijke omgeving. In die versie luidde de beginzin: «De zon was gezoenke lak ne glijdvisch». Het is plezierig praten met Durnez over Timmermans, want Gaston weet zo ongeveer alles over Felix, hij kent diens werk en houdt ervan, zoals hij ook van de schrijver zelf houdt. Geen wonder dat hij medestichter werd van het Felix Timmermans-Genootschap, en dat hij als journalist en essayist in de loop van de jaren vaak over deze Lierse kunstenaar publiceerde. Zo verscheen in 1986 bij uitgeverij Grammens «De Goede Fee» dat twee drukken haalde. En nu is er dus «een biografie» van meer dan achthonderd pagina's. Een kloek boek,vakkundig uitgegeven en geïllustreerd met een aantal verrassende foto's en tekeningen. Of Gaston dat boek al niet heel lang wilde schrijven?
Durnez: «Nee, want we zijn er altijd van uitgegaan dat José de Ceulaer, voorzitter van het Genootschap en groot kenner van het werk van Timmermans, diens biografie zou schrijven. We hebben hem daar ook toe aangepord, en hij wilde wel maar zag er tegelijk tegenop, - hij was meer wetenschapper dan journalist Hij stierf helaas voor hij dat werk kon aanvatten. In 1992 kwam Lieven Sercu van uitgeverij Lannoo met de vraag of ik het levensverhaal van Timmermans wilde schrijven. Ik aarzelde, want die vraag doorkruiste mijn plannen om eindelijk eens wat meer fictie te gaan schrijven, maar na raadpleging van een aantal vrienden van het Genootschap zei ik «ja». Op voorwaarde dat het zonder dwingende deadline kon. Streefjaar van publicatie werd 1997 want toen was Timmermans vijftig jaar dood, maar dat haalden we niet. Het werd op de valreep, 2000, en dat kon omdat ik er de jongste jaren haast voltijds mee bezig was.»
Een fascinerend schrijfproces
Hoe ging U daarbij te werk? «Als een journalist. Dus: documentatie verzamelen, ordenen en vertellen. Je schrijft dossiertjes per hoofdstuk. Bijvoorbeeld: de jeugd van de schrijver, de boeken, de vertalingen, de oorlogsjaren... Terwijl je die schrijft, moet je voortdurend het geheel van het boek voor ogen houden, want al die «dossiertjes» samen moeten een eenheid vormen. Je mag de weg ook niet verliezen door te veel details en anekdotes.»
Terwijl dat toch aanlokkelijk is? «Ja, het is verleidelijk. Een paar paragrafen in je boek, kunnen ook soms dagen speurwerk vergen. Ik vond het bijvoorbeeld interessant iets te vertellen over het allereerste boek dat Timmermans als schooljongen ging lenen in de Lierse openbare bibliotheek. Het was een boek van Jules Verne Op weg naar Frankrijk. Timmermans heeft daar meer dan eens overgeschreven, bijvoorbeeld in Een lepel herinneringen. Toen hij die dag de bibliotheek verliet, beefde hij van ontroering: «Ik had een boek onder de arm! Ik was lezer van de bibliotheek ! Ik voelde mij ineens geen kind meer.» Ikzelf heb dat boek pas na lang zoeken in handen gekregen, maar het loonde de moeite. Verne was, toen hij het schreef, een rabiate patriot, en de sfeer van zijn boek was ook in België voelbaar. Timmermans las het als tiener die net leerde kijken naar de wereld waarin de Germaanse cultuur streed tegen het Latijnse genie. Zoiets vind ik interessant om te weten.»
Leidt, bij het schrijven van zo'n biografie, de ene ontdekking niet steevast naar een nieuwe? «Ja, dat is vaak zo. Het is een fascinerend schrijfproces, omdat je als biograaf ook oog moet hebben voor de eigen wereld van je «onderwerp», en voor de achtergrond waartegen men zijn sociaal-cultureel en bij gelegenheid ook zijn politiek engagement moet zien. Je tuimelt van het ene onderwerp in het andere, haast elke naam roept een andere op. Je moet je afvragen: hoe leefden die jonge artiesten en intellectuelen, wat zochten en vonden ze in het flamingantisme, in welke literaire strekkingen zat het werk van Timmermans ingebed, enzovoort. Het zijn allemaal vragen die een antwoord vergen.»
Onder de steert van het peerd
Dat speurwerk moet ook verrassende en vreugdevolle momenten opleveren? «Ja. Ik schrijf nogal uitvoerig over het beginnend schrijftalent van Timmermans. Ik heb daarvoor zijn eerste handschriften, die nog bijna nooit zijn bestudeerd, gelezen. Bijvoorbeeld de «roman» die hij schreef toen hij zeventien was en die nooit werd gepubliceerd. Zo'n lectuur is interessant om te achterhalen welke de eerste literaire invloeden waren en in welke sfeer de tiener Timmermans leefde. Met dat schrijven ging het overigens eerder moeizaam. Zijn vader zag er niet veel heil in, maar zijn moeder moedigde hem aan. Ze zei: doe maar voort manneke. Ze zullen u nog ooit in een voiture rondrijden. Ik heb over dat beginnend schrijverschap met veel empathie kunnen schrijven, omdat ik me een beetje met die jonge Timmermans identificeerde. Ik liep even weinig school als hij, we probeerden op dezelfde leeftijd onze pen, we zochten allebei bevestiging... In 1943, ik was toen veertien, had ik (weer) eens een opstelwedstrijd gewonnen, en ik kreeg als prijs een tekening van Timmermans, die de knaap die ik was natuurlijk niet kende. Hij had boven zijn handtekening geschreven : Voor den heer Gaston Durnez Hoogachtend.»
U schrijft ook heel genuanceerd over Timmermans tijdens de oorlog. «Ik laat zien wie hij was tussen de twee wereldoorlogen, hoe hij toen ijverde voor een katholiek renouveau in de kunstwereld, hoe hij medestichter was (en later voorzitter) van de Scriptores Catholici, en hoe hij evolueerde van het activisme naar een gematigd Vlaams-nationalisme. In de dertiger jaren sprak Timmermans zich uit tegen het fascisme en toonde zich voorstander van wat hij «een joviale democratie» noemde. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak dacht hij dat het mogelijk was, culturele en politieke belangen gescheiden te houden»
Kon dat wel ? «Hij dacht dat, maar hij was zo beroemd, en men trok langs alle kanten aan zijn jas. Hij werd, als gevangene van die roem, meegesleept in de complexe sfeer van de toenmalige propaganda. Dat had vooral te maken met de toekenning van de Duitse Rembrandtprijs in 1942. Ik vertel in mijn hoek hoe Timmermans liep te piekeren of hij die onderscheiding wel zou aanvaarden. Hij zocht zijn vriend schilder baron Opsomer op die hem adviseerde voorzichtig te zijn: «Gij zult er later miserie mee hebben...» «Jamaar», zuchtte Timmermans: «Honderdvijfentwintigduizend frank vindt ge toch ook niet onder de steert van een peerd...» Hij bleef die prijs zien als een grote culturele onderscheiding, al besefte hij dat het «geen moment» was om hem te aanvaarden. Rond die prijs woedden overigens achter de schermen allerhande intriges en Timmermans werd daarvan het slachtoffer. Het heeft hem veel verdriet bezorgd in zijn laatste jaren en zijn levenseinde ongetwijfeld beïnvloed.»
Klein meesterswerk
U schrijft zonder een spoor van sentimentaliteit over die jaren, maar het zijn wel de meest ontroerende bladzijden van het boek. «Het waren ook ontroerende momenten. Bijvoorbeeld toen Timmermans op zijn sterfdag in zijn eentje naar buiten zat te kijken en een vinnig Engels haantje zag rondstappen in de sneeuw. Met een paar rake trekken «liep het haantje nu ook op het witte tekenpapier». Ik ontdekte de twee laatste pagina's die Timmermans heeft geschreven. Ze waren bestemd voor de roman die hij over Jan van Eyck wilde schrijven in een dun geschrift, dat eruit ziet alsof het snel neergeworpen is, beschrijft hij hoe een man wordt getroffen door het sermoen van de pastoor, een oude moede man, die zegt: «God ontdekken is zo gemakkelijk als een ei rechtzetten. Colombus vaarde altijd rechtdoor, altijd rechtdoor en hij kwam in Amerika uit, gij moet naar binnen varen, altijd naar binnen varen, rechtdoor, en alles laten liggen, bijzijds, en gij zult God vinden.» Tegen kwart na een in de morgen, stierf hij.
Het was 24 januari 1947.
Toen hij begraven werd op 28 januari, patrouilleerden al vroeg in de morgen politiemannen in de stad, alsof men incidenten vreesde, maar er gebeurde niets.»
Terug naar zijn boeken. Van welke houdt u het meest? «Ik blijf er een aantal herlezen. Pallieter bijvoorbeeld, en Boerenpsalm en De harp van Sint-Franciscus, maar ook andere. Ik blijf verliefd op de taalhumor in Minneke Poes. De hoofdstukjes daarin lijken sterk op cursiefjes en Timmermans toont zich daarin een begenadigd observator. Ik kan nooit meer naar een plechtige stoet van mensen kijken, zonder aan de veldwachter te denken die Timmermans in de processie liet voortschrijden. Hij schrijft: « hij hield zijn hoofd scheef van recht te gaan ». (Durnez bootst in de beste Toon Hermans-stijl de voortschrijdende veldwachter na. Ik vind het prachtig.) Timmermans dwingt je te kijken zoals hij geschreven heeft! Een klein meesterwerk blijf ik verder De zeer schone uren van juffrouw Symforosa Begijntje vinden. Dat is het onnavolgbaar mooi en gaaf verhaal van het begijntje Symforosa dat verliefd wordt op de tuinman Martienus. Maar Martienus wil broeder worden bij de Bruin Paterkens, dit tot grote spijt en verdriet van Symforosa. Maar als ze gezien heeft hoe gelukkig Martienus is, « komt er een machtige voldoening over haar. Haar gemoed wordt ineens omgekeerd en innerlijk verlicht. En ...« z' is blij omdat hij gelukkig is »
Verreth en Vingerhoets
Volgens velen is Timmermans voltooid verleden tijd. Is er nog belangstelling voor zijn werk? Hij blijft voor al wie de pen voert een voorbeeld van taalcreativiteit. Het is waar dat de wereld zoals hij die zag en beleefde, niet meer bestaat. Wil je hem lezend begrijpen, dan moet je dat wereldbeeld kennen. Het Davidsfonds publiceerde vrij recent, niet zonder succes, haast heel zijn werk in 25 boekdelen, en bijzonder is ook dat acteur Karel Vingerhoets nu al meer dan tweehonderd keer overal in Vlaanderen verhalen van Timmermans ging vertellen. En de acteur René Verreth trok nog vaker naar de zalen met de monoloog Adriaen Brouwer. Men kan niet zeggen dat Timmermans «weg» is.
Stel dat iemand hem weer wil lezen, welk boek raadt u dan aan? Een dertiger zou Minneke Poes kunnen lezen omwille van de taalhumor, maar Adriaen Brouwer kan ook. Dat boek is in een directe stijl geschreven. Het begint met de woorden: «Nu lig ik hier in het gasthuis, neergeslagen op het strooi van den arme, ik voel het, ik zal hier als een hond kreveren.» Brouwer was de laatste roman van Timmermans. Hij werd pas na zijn dood gepubliceerd. In de slotparagraaf staat: «Zo tegen de dood aan begint het stil te worden. En die stilte komt, ik voel ze als drup voor drup immer voller in mijn geest opstijgen...»
Het gesprek is ten einde, « jammer dat er zoveel mist is », zegt Gaston, « anders konden we eens langs de Nete lopen » Dat zal voor een andere keer zijn. Ik haast me huiswaarts toe want ik wil vanavond zinnen zoeken als: «De zon zonk als een goudvis», «De lucht is nat-zilver als de rug van vis», en «Er vielen nog enige malse vlokken uit het wegschuivend sneeuwschof en daar stond ineens en onverwachts de ronde maan boven de witte toren te blinken».
Timmermans mag dan in de ogen van velen volstrekt passé zijn, zijn boeken barsten van zinnen die een kaderke verdienen. Wie «een» biografie van Timmermans leest, raakt gegarandeerd in de ban van dat creatief proza, en van de man die het heeft geschreven.
*****
|