Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    23-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Adagio - 'column' van Herman Janssens

    Ons lied is kort en broos …

    (Felix Timmermans)

     

    De bundel Adagio van Felix Timmermans wordt, terecht overigens, vanwege zijn pertinente stilistische gebreken niet tot de poëzie met grote P gerekend. Toch is hij me dierbaar omwille van zijn intimistische inslag en zijn, bij wijlen, mystieke toon. In Adagio is een man aan het woord die in zijn levensavond tot wijsheid is gerijpt en die, terugblikkend op zijn bestaan, met alle vezels van zijn lijf wéét dat ‘ons lied hier kort en broos is’. De bundel ademt een sfeer van vallende blaren, van grijze nevels, van een waterzon die amper door de mist komt piepen. Dit is poëzie die maar tot haar volle recht komt in de herfst, als de zomerse vrolijkheid van de avondlijke terrasjes is weggeëbd en de dagen zienderogen krimpen.

     

    In Adagio horen we een diepgelovig man aan het woord, een man die zich bewust is van het feit dat het einde nadert maar die niet bang is van de dood want ‘met U zijn er geen verten meer en is alle angst voorbij.’ Timmermans is erop voorbereid om ‘uit de nauwe wanden des levens’ op te stijgen ‘naar de landen van Uw Belofte.’

     

    In het bekende De kern van alle dingen dicht hij : ...‘En donker zingt mijn bloed,/van heimwee zwaar doorwogen./ Ik zeil langs regenbogen / Gods stilte tegemoet.’...

    ‘God’ en ‘stilte’ zijn twee sleutelwoorden uit de bundel. Dat is geen toeval. Met de herfst is de tijd aangebroken ‘dat men naar binnen ziet’. En wie tot zichzelf inkeert, schuwt de decibels en zoekt de stilte op.

    Het is in die stilte dat Timmermans in zichzelf God aantreft. ‘ ‘k Zocht U altijd buiten mij,/ tot het leven mij verwondde,/ en ik U, o zaalge stonde,/ in mijzelve heb gevonden.’

    De Geest waait waar Hij wil eindigt met de verzen :’Hij is in ons! In ons! Zo is het goed!/ En laat mij zwijgen en verlangen’.

    In een sonnet van 7 augustus 1946, een half jaar voor zijn dood geschreven, komen al die thema’s samen :

     

    Ik hou van nevel bij de val der blaadren;

    het stemt tot weemoed om ik weet niet wat.

    Verlangen en betreuren glimmen mat,

    het hart zwijgt loom in ’t struikgewas der aadren.

    Dit is de stilte die ’t geluk laat naadren,

    het ver geluk, dat iets van God bevat,

    maar telkens als een zeepbel openspat

    bij al ’t gedruis, dat wij in ons vergaadren.

     

    Ik denk niet dat Adagio veel jonge mensen aan zal spreken. Thema’s als vergankelijkheid en dood zijn niet aan hen besteed. Het is maar met het klimmen der jaren, als men zijn eigen ouders ten grave heeft gedragen, dat de dood zich, zachtjes maar onomkeerbaar, nestelt in ons gedachtegoed. We kunnen proberen om Magere Hein naar de achtergrond te verdringen maar uiteindelijk zal elke poging om de dood te ontvluchten met een sisser aflopen. Socrates heeft het gelijk aan zijn kant als hij beweert : ‘Wie bang is voor de dood, heren, denkt dat hij wijs is, maar hij is het niet ; hij denkt immers dat hij iets weet, terwijl hij het helemaal niet weet. Niemand weet of de dood misschien niet het beste zal blijken te zijn wat de mens kan overkomen; en toch vrezen de mensen de dood alsof ze zeker weten dat het hier het ergste betreft wat er bestaat.’


    Felix Timmermans toont ons aan dat wie zijn eindigheid probeert te aanvaarden daarom niet veroordeeld is tot pessimistisch gejeremieer. Het besef van de eigen vergankelijkheid verhindert ons niet om nog van het leven te genieten en om de schoonheid te zien waar die zich openbaart. De novemberdagen van de herfst bieden ons de kans om leven en dood met elkaar te verzoenen in het licht van de Eeuwige Gij.

    Luister nog even naar de man uit Lier…

     

    De Herfst blaast op den horen,

    en ’t wierookt in het hout ;

    de vruchten gloren.

    De stilten weven gobelijnen

    van gouddraad over ’t woud,

    met reeën, die verbaasd verschijnen

    uit varens en frambozehout,

    en sierlijk weer verdwijnen…

    De schoonheid droomt van boom tot boom,

    doch alle schoonheid zal verdwijnen,

    want alle schoonheid is slechts droom,

    maar Gij zijt d’Eeuwigheid !

    Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt

    en zegen ook zijn vruchten !

    Een ganzendriehoek in de luchten.

    Nu komt de wintertijd.

    Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.

    Ik ben bereid.

     

     

     

    Herman Janssens.

    Davidsfonds Denderleeuw

    Bovenstaande tekst werd gepubliceerd als 'column' van Herman Janssens (bestuurslid van de afdeling)  in het Parochieblad, editie Denderleeuw.

    Wij vinden het alvast de moeite waard om het open te stellen voor een breder publiek.


     

    “De kern van alle dingen

    is stil en eindeloos.

    Alleen de dingen zingen.

    Ons lied is kort en broos.”

     

    "En donker zingt mijn bloed,

    van heimwee zwaar doorwogen.

    Ik zeil langs regenbogen

    Gods stilte tegemoet"

     

    -----------------------------------------------

     

    "Le fond de toute chose repose

    dans le silence de l'Infini

    Seules chantent les choses.

    Notre chant frêle est tôt fini."

     

    "Alourdi de regrets et d'ombres,

    tout mon sang bout de chants trop sombres.

    Je vais le long des arcs-en-ciel

    vers le silence de l'Eternel."

     

    23-02-2010 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (11 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ten Huize van ... Renaat Veremans - deel 1

    Ten Huize van ... Renaat Veremans

    Door Joos Florquin

    Uitzending: 3 april 1959.

     

    Renaat Veremans

    Vlaamse Kunstlaan 32, Antwerpen

    ‘'t Zijn weiden als wiegende zeeën’. Dat lied moet voor u een soort visitekaartje zijn, meneer Veremans.

    Daar is iets van. Hugo Verriest b.v. zei nooit mijn naam. Dat was altijd: Vlaanderen, hoort ne keer!

     

    Dus Hugo Verriest kende ‘Vlaanderen’ al. Wanneer werd dat dan wel gekomponeerd?

    Nog vóór de eerste Wereldoorlog, in 1910.

     

    Een eerste kreatie die meteen een bravourestukje was.

    Mijn allereerste kreatie was het niet! Op school was ik niet sterk in rekenen, nu trouwens nog niet. Op zekere dag hadden wij weer te doen met een koopman die zoveel graan wou verkopen en wij moesten voor hem uitrekenen hoeveel winst hij zou hebben als... Enfin, ge kent dat. Ik zag er geen dag door. Ik begon ter afleiding wat te bladeren in Bols en Muyldermans, dé Nederlandse bloemlezing uit die tijd. Ik bleef stil bij een gedicht Liefde van Jezus van ik weet niet meer welke dichter. Ik begon lijntjes te trekken die een notenbalk vormden en schreef muziek bij de verzen. Het was voor harmonium bedoeld want ik vond dat dat meer religieus was!

     

    U had dan toch al muziek geleerd?

    Van mijn vader. Die maakte me wegwijs in de notenleer en onderwees mij het klavierspel, zodat ik als achtjarig ventje al heel wat op de piano kon laten horen. Trouwens, muziek was het enige dat op school ging.

     

    En u hebt dan ook resoluut de weg van de muziek gekozen?

    Dat is zeker een vraag naar mijn biografie. Goed. Lemmensinstituut Mechelen. Conservatorium Antwerpen. Orgelist van Sint-Paulus. Dirigent van de Koninklijke Vlaamse Opera - 23 jaar. Professor muziekleer Conservatorium, nu mijn laatste jaar. En tussen twee haakjes: ik ben ook direkteur geweest van het Conservatorium te Brugge.

     

    Beknopter kon u het alleszins niet zeggen. Maar hiermee hebben we ‘Vlaanderen’ laten vallen. Wanneer is het lied ontstaan?

    Toen ik op het Lemmensinstituut was. Het is een gelukkig toeval geweest. Dat moet ik niet vertellen, hé?

     

    Toch wel. Het is zo populair dat de kijkers het zeker graag nog eens horen, ook al zouden ze die geschiedenis kennen.

    Goed, maar op uw verantwoordelijkheid. Telkens als ik het vertel, begin ik trouwens met te zeggen dat het de laatste keer zal zijn. Door Voor Taal en Volk te Mechelen werd een volkslied gevraagd. Een vriend van mij zette mij aan om aan die prijsvraag mee te doen. Mijn eerste reaktie was natuurlijk: nee. Ik had vrijwel nog nooit gekomponeerd en zou niet weten op welke tekst ik iets zou moeten aaneenrijgen. Mijn vriend was op alles voorbereid en had het gedicht Vlaanderen bij zich. Ik heb het dan toch geriskeerd en het ging vanzelf: in één geut stond die melodie op papier. Ik zond het naar de vereniging te Mechelen, zonder illuzies. Enkele weken later kwam mijn vriend me opzoeken: hij had een brief gekregen uit Mechelen waarin hem werd gevraagd of hij het adres van een zekere Veremans niet kon bezorgen. Mijn vriend had ook aan die prijsvraag meegedaan en hij had niet vergeten zijn adres op zijn brief te schrijven, hetgeen mij was ontgaan. Vermits de beide inzendingen uit Lier kwamen, dachten ze te Mechelen op die manier aan mijn adres te komen. Ik ben dan zelf naar Mechelen getrokken en kwam daar terecht bij een dokter, die voorzitter was van Taal en Volk. Toen ik hem zegde dat ik Veremans heette, zegde hij mij dat ik aan mijn vader moest zeggen dat zijn lied Vlaanderen bekroond was. Ik had toen al de moeite van de wereld om hem ervan te overtuigen dat ik Renaat Veremans was.

     

    Hoe oud was u dan wel?

    Zestien jaar. Tiens, ginder hangt nog een jeugdportret uit die tijd. Het is van Frans Ros, ook van Lier.

     

    Men herkent er nog gemakkelijk uw trekken in. U zegt daar: ‘ook van Lier’. Dat klinkt in uw mond als een soort onderscheiding of diploma.

    Al wat van Lier komt, is goed, te beginnen met de Lierse vlaaikens.

     

    En Timmermans.

    Ja, de Fé, de beste mens die ik in mijn leven gekend heb. Aan de muur daar hangt een zelfportret van hem. Het heeft trouwens zijn geschiedenis.

    Op zekere dag komt hij met zijn schildersgerief bij ons binnen en op de tafel ligt een bruine papieren zak, waarin ons moeder juist stijfsel had gehaald. Dat is goed om op te schilderen, zei de Fé

    Hij ging voor de spiegel staan en begon zijn eigen portret te maken en dat werd deze kop.

     

    Er is iets Jordaensachtigs in.

    Dat was juist na onze kwaje periode, die van het spiritisme en het vegetarisme. Ik was er zo mager van geworden, dat ik twee keer moest binnenkomen eer ze mij zagen. Mijn vader was daarbij beenhouwer, ge ziet van hier wat hij ervan dacht. We hebben het dan ook niet volgehouden en de ommekeer was het begin van Pallieter, de lof van de levensvreugde. Het schilderijtje daarboven is ook van de Fé: het is het kerkje van Vlassenbroek.

     

    Kostbare dingen.

    Voor mij zijn het relikwies.

     

    Het schrijfwerk gebeurt aan het bureautje daar?

    Ook het komponeren. Ik komponeer nooit op de piano: daar gaat het met de handen en het moet met het hart en de hersens gebeuren. Ik maak soms werken kompleet af zonder dat ze er hier in huis één noot van gehoord hebben.

     

    En de inspiratie?

    Komt van overal aangewaaid. Op straat, op de trein, op de tram. Het motief dan toch. Vlaanderen herrijst b.v., het bekende lied van Van Wilderode, heb ik gekomponeerd toen ik met de tram van de Grote Markt van Brugge naar Sint-Kruis reed. Terwijl ik de noten neerschreef, hoorde ik als het ware de massa zingen. Met de Adagioliederen is het anders gegaan: daar is de muziek langzaam van moeten groeien. De Fé had me die bij zijn laatste bezoek voorgelezen en me gevraagd er muziek bij te schrijven. Hij heeft de muziek nooit mogen horen.

     

    En het is wonder werk. Van wie is dat doek daar? Ik zou zeggen dat het...

    Het begijnhof te Lier. Het heet officieel De Blauwe Poort en is een jeugdwerk van Isidoor Opsomer, ook van Lier.

     

    Dus goed. Hebt u hem te Lier nog gekend? Hij is toch enkele jaren ouder?

    Ja, maar ik ben van 1894 en Opsomer is tot aan de eerste Wereldoorlog in Lier gebleven. Ook zijn broer Jacques, de komponist, heb ik goed gekend. Hij is een toondichter die helaas te weinig bekend is. Hij heeft prachtige René de Clercqliederen geschreven. Van zijn lied Magnificat van een kloosterling zei Lambrecht Lambrechts, dat het van het schoonste was dat wij in Vlaanderen hadden.

     

    Ik moet tot mijn schande bekennen dat ook ik hem niet ken, maar het is goed dat er eens de aandacht op wordt gevestigd. En dat bomentableau daar?

    Is van De Vaere van Damme. Het zijn de bekende bomen langs de vaart. Ik heb dat gekregen na mijn Brugse tijd.

     

    Toen u daar direkteur was?

    Ja, dat heeft niet zo heel lang geduurd, maar ik hield zoveel van Brugge dat ik er tien jaar ben blijven wonen. Ik heb er trouwens het Veremanskoor gesticht dat nu nog altijd goed presteert.

     

    Inderdaad. En het schilderij met de hoeve.

    Is van Tilleux. Heb ik van mijn vader geërfd. Vader was wel beenhouwer maar hij hield veel van muziek en plastische kunst. Zijn ambitie was schilderijen kopen en zo kwam het dat hij een hele verzameling bezat van Tilleux in zijn Lierse periode.

     

    De kop van de dirigent doet vertrouwd aan.

    Franz Lehar. Hij heeft mij dat portret gegeven bij mijn bezoek aan Wenen. Dat was ook goed. Lehar vond dat de beste schoenen uit Antwerpen kwamen en vóór mijn vertrek hier, schreef hij mij of ik een paar balschoenen voor zijn vrouw wou meebrengen! Ik heb dat natuurlijk gedaan.

     

    Wat de muziek allemaal in de hand kan werken!

    Nog beter dat dan ruzie!

     

    En dit is dan een kop van u.

    Is van Maurits van Reeth, de zoon van Flor.

     

    Flor van Reeth was een andere goede vriend van de Fé en van u.

    Wij waren drie gezworen kameraden. Zie ik heb er deze dagen nog aan moeten denken. Wij hadden de gewoonte elk jaar op Goede Vrijdag samen te komen te Lier, om Pallieterland te bezoeken. Dat jaar nu gingen we naar de Netevallei waar de zuster van de Fé woonde. Die schonk ons van de beste lambik die ik in mijn leven heb geproefd. We zaten op het terras en zagen de Nete vloeien. Het was prachtig weer. De Fé hief zijn glas op en zei: ‘Door dat bier zie ik de Nete bijna gotisch.’ Vandaar gingen we naar een oud kapelletje, dat verlaten stond in het veld, omringd door olmen. Achter het kapelletje was de sakristie en ook de keuken van het kosterke dat daar woonde. Tegen de middag kondt ge in dat kapelleke altijd rieken wat er te eten was. Het was nu wel Goede Vrijdag en liturgisch gesproken mocht er geen muziek gemaakt worden. We waren echter wat geestelijk verheugd en de Fé zei ineens: ‘Improvizeer eens wat.’ Wat ik ook gedaan heb. Toen we het kapelleke verlieten, bleef de Fé ineens staan en sloeg met zijn stok op de grond. ‘Vrienden,’ zei hij, ‘die lambik, dat Neteland, dat kapelleke, dat moet iets worden. We moeten daar alle drie iets over maken en het moet volgend jaar op deze dag af zijn.’ We hebben onze belofte gehouden. Bij Flor van Reeth werd het de H.-Geestkerk, bij mij de Mis ter ere van Sint-Franciscus, bij Timmerman De pastoor uit den bloeyenden wyngaerdt. In het boek staat trouwens als opdracht: ‘Aan mijn druivensappige vrienden Flor van Reeth en Renaat Veremans.’

     

    Wat er achter een opdracht allemaal kan steken. De kunst bewandelt wonderlijke wegen. Het is toch de enige mis niet die u gekomponeerd hebt?

    Nee, ik heb er nog een Ter ere van Sint-Jozef en een Missa brevis. Mijn laatste geestelijk werk is ook weer een mis Ter ere van O.-L.-Vrouw van Vlaanderen, met begeleiding van kopers. Ze werd voor het eerst uitgevoerd in de St.-Gummaruskerk te Lier op de 10e verjaringsdag van het afsterven van de Fé.

     

    U blijft over de dood heen nauw aan Timmermans verbonden. Ik zou bijna zeggen: Egidius, waer bestu bleven...

    Ik mis de Fé. Mijn laatste symfonisch werk Nacht en morgenontwaken aan de Nete draagt als opdracht: In Memoriam Felix Timmermans. Het is een herinnering aan de wandelingen die we samen aan de Nete hebben gemaakt. In die tijd was er op St.-Gummarustoren nog een nachtwaker, die om het halfuur met hoorngeschal het ‘slaap gerust’ blies. Dat motief heb ik gebruikt als finale van de nacht op de Nete.

     

    Werd het al uitgevoerd?

    Het werd gecreëerd door het orkest van de B.R.T. onder de leiding van Daniël Sternefeld.

     

    Waar bent u nu mee bezig?

    Met het laatste deel van Symfonie. Ik hoop het over enkele weken klaar te hebben.

     

    Mogen we daar niet een handschrift van zien?

    Hier staat er een. Het is de schets van een kinderkantate op tekst van Heikan. En hier is een blad uit Symfonie. Ik heb niet veel handschriften, ze zijn bijna allemaal in het museum voor Vlaamse Letterkunde.

     

    Daar staat ‘Scherzo’. Dat moest u voor ons eens spelen, zo fris van 't blad.

    Dat kan ik niet meer, die tijd is voorbij, dat is voor virtuozen.

     

    Goed, maar u gaat ons toch nog iets laten horen.

    Een improvizatie direkt als ge wilt.

     

    Dat is nog beter. Ik zie daar zo duidelijk nieuwe partituren van Richard Strauss liggen. Heeft dat een betekenis?

    Het is de komponist waar ik het meest van hou. Ik heb die partituren van Hullebroeck gekregen voor mijn verjaardag.

     

    U werd een goeie maand geleden inderdaad 65 jaar. Een laat maar hartelijk proficiat!

    Het is een schone dag geweest. Ik wist niet dat ik zoveel vrienden had. Ik heb daar een hele hoop originele felicitaties gekregen. Dat moet ge toch eens zien.

     

    Dat is een heel album!

    Loof ik de kracht van uw strijdende zangen,

    dank ik de God die u kunstenaar schiep,

    'k zie gans mijn volk ‘als met tover omhangen’

    in uw muziek, zo doorvoeld ‘en zo diep...’

    Blanka Gijselen

     

    Door uwe liederen vaart de openheid en de frisheid van Hölderlins belijdenis: ‘Ueber alle Gipfeln weht's’.

    Victor Leemans

     

    God schiep het lied,

    Gij geeft het stem,

    Méér doet Gij niet

    dan 't lied van Hem,

    die hoofd en hart vol dromen schiep,

    weer wakker roepen waar het sliep,

    om het te zingen in de tijd

    verlangensziek, bedroefd, verblijd,

    tot Hij uw stem, die juicht en schreit

    weer zwijgen doet - in Hem bevrijd!

     

    Aan Renaat Veremans, edel kind van God, trouwe zoon van Vlaanderen, heerlijke schepper van zoveel onvergankelijke schoonheid, nobele vriend; nog véle, véle jaren!

    Albert Westerlinck

     

    Ik moet het allemaal nog klasseren. Dat heeft me dan ook veel plezier gedaan.

    22-02-2010 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ten Huize van ... Renaat Veremans - deel 2

    U hebt voorzeker ook nog brieven van Felix Timmermans.

    Natuurlijk. Maar ze zijn niet allemaal publiceerbaar... Kijk, hier hebt ge'r een. En er zijn dan ook de opdrachten in zijn boeken. Ik heb die natuurlijk allemaal. Hier staan ze.

     

              In Pallieter:

    Edeghem 5 Sept. 1917 (schoon weer)

    Aan mijnen grooten vriend en fijn gevoeligen kunstenaar Renaat Veremans, uit vriendschap, kolossale bewondering en wat weet ik allemaal.

    Felix Timmermans

     

              In De Pastoor uit den bloeyenden Wijngaerdt:

    Aan Renaat Veremans, dit boek van geloof, dat hij heeft zien groeien en mee helpen bloem maken door zijn muziek, die toch zoo schoon is; genegen vriendschappelijk en hartelijk.

    Lier 13 Juni 1924

    Felix Timmermans

     

    Leest u veel? Hebt u een voorliefde?

    Ja, voor Ernest Claes. Dan historische boeken. En alles over Bernadette. Ik heb voor die heilige een grote voorliefde.

     

    Dan hebt u er zeker muziek voor geschreven.

    Nu pas op een tekst van Pater Stracke. Het moet dit jaar bij het Davidsfonds verschijnen.

     

    U hebt zelf ook een boek geschreven over Felix Timmermans.

    Ik heb dat niet kunnen laten. Schrijven is trouwens nogal wat gemakkelijker dan muziek komponeren. Ik heb voor mijn boek onmiddellijk een prijs gekregen. Daarom zal ik er nooit een tweede schrijven, want een tweede prijs zou ik wel niet krijgen!

     

    Uw biblioteek staat weer onder de hoede van Timmermans.

    Die kop heeft Maurits van Reeth weer gemaakt. De Gezelle is van Oscar Jespers.

     

    U hebt voorzeker heel wat liederen van Gezelle op muziek gezet?

    Heel weinig! De gedichten van Gezelle zijn mij altijd zo muzikaal voorgekomen, dat ik meende dat ze alle muziek konden missen. Ik heb alleen 'k Hore tuitend hoornen, 't En zal, Klaar bloed en louter wonden, Heer der Hemelen. Maar onder de oorlog is mij dan iets vreemds overkomen. Ik krijg de XIV Stonden van Gezelle in mijn handen en toen ik dat las, had ik de indruk dat deze teksten om muziek riepen. De droevige omstandigheden van de oorlog brachten mij in de juiste stemming om het lijdensverhaal van Kristus te verklanken. Ik was absoluut overtuigd dat Gezelle dat werk voor een musicus had geschreven. Als de laatste noot gezet is, lees ik bij toeval in Streven dat Gezelle dit werk had geschreven om baron Ryelandt er muziek bij te laten maken. Ik was op de slag fel ontmoedigd. Ik heb een grote bewondering voor Ryelandt en ik was overtuigd dat zijn werk heel wat beter zou zijn dan het mijne. Ik las dan verder dat baron Ryelandt dit werk vernietigd had. Het is het werk waar ik het meest van hou en ik ben de B.R.T. bijzonder dankbaar dat het dit oratorium elk jaar op Goede Vrijdag uitzendt.

     

    Moet voor u inderdaad een grote voldoening zijn. Wie heeft die kop van u daarboven gemaakt?

    Frans van der Smissen van Brugge. Het is de tweede editie. De eerste kop werd door een klein hondje omvergelopen...

     

    Kleine oorzaken, grote gevolgen! En van wie zijn die weiden, niet als wiegende zeeën, maar met grazende koeien?

    Van Floris Jespers. Ik heb die van hem gekregen na een heftige diskussie over de opvatting van de plastische kunsten. Ik kreeg drie schilderijen omdat hij meende dat ik drie kinderen had. Toen hij vernam dat ik er vier had, zou ik er nog een bij krijgen, maar dat moet nog gebeuren!

     

    Misschien denkt hij er nu aan! Mogen we in de kamer daar ook eens gaan kijken?

    Natuurlijk. Ik heb geen geheimen.

     

    Dat is natuurlijk een Timmermans en een zeer typische.

    Ja, processie op het begijnhof. Het doek ernaast is weer een Tilleux.

     

    En het Lieve Vrouwke ervoor?

    Heb ik gekregen van de Kolettientjes van Turnhout. Ze zijn mij zeer genegen en ik hen ook. Ik komponeer veel voor hen. Kijk, voor mijn verjaardag kreeg ik dat Kempens boerenpaartje. Is dat niet lief? Een echt vertelselke. In de hall heb ik nog zo een Lieve Vrouwke dat Lia Timmermans voor ons heeft gemaakt.

     

    Het is charmante kleinkunst en schept sfeer. En daar nog een doek?

    Dorp in Zeeuws-Vlaanderen van Reimond Kimpe van Gent. Die was kondukteur van Bruggen en Wegen te Lier en ook een goede vriend van Timmermans. Hij was zelfs getuige bij het huwelijk van de Fé. Als Fé een hoofdstuk klaar had van Pallieter, werd dat altijd bij Kimpe aan huis voorgelezen. Het boek Pallieter was aanvankelijk twee keer zo dik als het nu is. Daar is heel wat uitgevallen en veranderd. Zo wilde Timmermans aanvankelijk Pallieter laten sterven. Wij konden dat niet aannemen en de finale zoals ze nu is, werd door Kimpe geïnspireerd. Hij zei: ‘Stel u eens voor dat al die schoon bomen uit het Netedal verdwijnen en dat ze vervangen worden door telefoonpalen. Wat moet Pallieter dan doen? Verdwijnen.’ Fé riep: ‘Nu heb ik het!’ En zo komt het dat Pallieter de wijde wereld ingaat.

     

    Ik geloof dat die ‘Pallieter’ een nogal bewogen wordingsgeschiedenis heeft gehad.

    Daar is nog lang niet alles over verteld. Wat zegt ge van dat tableautje daar? Het is het dekor van Flor van Reeth voor mijn eerste opera Zuster Beatrijs.

     

    Hoe bent u aan uw belangstelling voor deze ‘zondige’ vrouw gekomen?

    Nadat ik Ik dien van Teirlinck had zien opvoeren. Jules Gondig heeft de oude tekst voor mij bewerkt. De opera werd gecreëerd in de K. Vl. Opera onder mijn leiding en werd goed ontvangen. Meulemans heeft hem later nog uitgevoerd voor de radio.

     

    Hebt u nog meer opera's gemaakt?

    O ja, alweer in samenwerking met de Fé. Maar dat is weer een geschiedenis.

    Ik had al jaren aan de Fé een libretto gevraagd. Hij begint dan zijn Kerstmissater om te werken en ik begin er dadelijk muziek voor te schrijven. Na de eerste acht bladzijden zegt de Fé: ‘Dat gaat niet,’ en het is daarbij gebleven. Het eigenaardige van het geval is nu dat diezelfde Kerstmissater in libretto werd gezet door een Zwitser en dat een Zwitsers komponist er muziek voor schreef. De uitvoering heeft plaatsgehad op de vooravond van de dood van Timmermans. Hij heeft er nog naar geluisterd.

     

    Dat is een ontroerend detail.

    Toen stelde Timmermans achteraf voor een libretto te maken van Anne Marie. Ik vond het goed maar zei: ‘Ik zet geen noot op papier voordat gij het libretto helemaal klaar hebt.’ Fé heeft dat dan con amore gedaan. De opera werd in grote galavertoning opgevoerd te Antwerpen, dan te Gent. De laatste opvoering had plaats te Ausig in Tsjecho-Slovakije. En daar zijn helaas de orkestpartituren verloren gegaan.

     

    En er bestaat geen kopie meer van?

    Helaas nee. Wij hebben trouwens met die Anne Marie nogal tegenslag gehad. Fürstner, de uitgever van Richard Strauss, had er interesse voor. Hij kwam van Berlijn om er naar te luisteren en wij zaten in Keulen. Dan vroeg hij ons naar Berlijn te komen om de opera voor te spelen. Dat gebeurde en Fürstner maakte kontrakt om hem uit te geven. Maar de oorlog kwam en het kontrakt werd verbroken. Ook de Ufa had interesse voor Anne-Marie en wilde er een film van maken. Fé en ik kregen te Berlijn voorlezing van de eerste schets van het draaiboek. Zarah Leander zou de hoofdrol spelen. Ik protesteerde geweldig want ik zou nooit schrijven voor de stem van Zarah Leander. De finale zou geweest zijn dat meneer Pirroen zijn vakantie doorbracht aan de Belgische kust. Hij leest in een krant dat Duitsland de oorlog heeft verklaard aan België. Hij smijt van kwaadheid zijn klak tegen de grond en verschijnt een minuut later als garde civique, die opgetogen naar de Brabançonne luistert. - Wij probeerden te verklaren dat dat niet ging en het werd een diskussie zonder eind. Timmermans, die even verdwenen was, kwam terug en zei me: ‘Er zijn hier in de kantien goeie worsten en rokolen. Trek het kort, het haalt toch niets uit.’ Het bleef dan bij ons protest en bij de koppigheid van de Ufadirekteur en er is niets van gekomen.

     

    Dat is tegenslag aan de lopende band. U hebt daarbuiten dan wel niet veel opera's meer geschreven?

    Nog een. Jarenlang heb ik rondgelopen met de gedachte dat uit Bietje van Maurits Sabbe een prachtige opera te halen was. Sabbe was bereid het libretto te maken maar hij overleed voor hij het werk kon uitvoeren. Ik heb dan Joris Diels warm kunnen maken en het werd met sukses in de K. Vl. Opera opgevoerd. - Maar zouden we er niet bij gaan zitten? Ge hebt nu alles gezien.

     

    Behalve dat doek daar.

    Dat is het derde van Floris Jespers. Ik denk soms dat hij het nog eens zal komen terughalen maar hij krijgt het niet meer. Kom.

     

    U hebt ook operettes geschreven en die zijn er bij ons niet zo veel.

    Hullebroeck is daar mijn stimulans geweest. Hij was de eerste, zoals ge weet. Ik vond dat er daar iets moest gedaan worden. Ik ben dan op Jaak Ballings gevallen, die mij het libretto schreef voor Het wonderlijk avontuur uit het leven van Keizer Karel. Dat was in de tijd dat ik ook Beatrijs komponeerde. Was ik vermoeid van aan Beatrijs te werken dan schreef ik verder aan het Avontuur. Ze waren samen klaar en terwijl Beatrijs te Antwerpen werd gespeeld, werd het Avontuur te Brussel opgevoerd. Later heb ik dan nog de Molen van Sans Souci op muziek gezet, nadat ik Staf Bruggen dat stuk te Brugge had zien opvoeren met het Vlaamse Volkstoneel. Ha, hier is moeder.

     

    Aangenaam, mevrouw. We hebben al heel uw interieur bekeurd en er de gezelligheid van genoten.

    Mevrouw:

    Hij is bij ons zeer eenvoudig.

     

    Dat is dan ook een grote charme!

    Mevrouw:

    Het mag toch koffie zijn? Ik heb een extrapotje klaar gemaakt.

     

    Natuurlijk, mevrouw. Iedereen weet dat meneer Veremans voor een kop koffie alles laat staan.

    Maar dat is niet altijd zo geweest.

     

    Mevrouw, ik geloof dat heel wat vrouwen u mogen benijden. U hebt zo een prettige man, die...

    Hela, kalmpjes aan he.

     

    Mevrouw:

    Het is ook waar. Van als mijn man 's morgens wakker wordt, is hij vrolijk en opgewekt en vriendelijk. En of wij nu honderd of duizend frank bezitten, dat verandert er niets aan. Aan cijferen heeft hij trouwens nog altijd een broertje dood.

     

    Gelukkig man!

     

    De bel! Moeder, dat zal Renaat Verbruggen zijn.

     

    A propos, u hebt ook veel voor de film gekomponeerd. Er zijn er bij ons niet zo veel die dat kunnen.

    Het vraagt een speciale instelling. Ge moet uw inspiratie gedurig aan in bedwang houden en het beeld niet verraden. Mijn eerste film was De Witte en ik heb daar veel plezier aan gehad. Daar is trouwens een lied van overgebleven, Mijn land is Vlaanderen, dat het voorspel van de film illustreert, een wandeling door heel Vlaanderen. Later is dan nog gekomen: Een engel van een man op scenario van Felix Timmermans, Alleen voor u en dan op tekst van Ernest Claes Uilenspiegel leeft nog. Ook Met de helm geboren heb ik van muziek voorzien. Mijn laatste film is Helpende Handen waar de muziek gedurende twee uur het beeld klank bijzet. Ik vind het mijn beste werk op dat gebied.

     

    En voor het toneel?

    Bij de Judas van Verschaeve in opdracht van het K.N. Toneel, bij Macbeth van Shakespeare in opdracht van dr. De Gruyter, bij de Faust van Goethe alweer voor het K.N.T. en dan bij Jozef in Dotan.

    Ha, daar is de zanger die het best mijn liederen vertolkt.

     

    Komende van de komponist, is dat een komplimentje dat kan tellen.

    Renaat Verbruggen: Goede liederen kan men ook goed zingen!

     

    We hebben zo pas nog samen een plaat gemaakt van 8 liederen: Vlaanderen, Ik kan u nooit vergeten, De zanger, Mijn land is Vlaanderen, In Vlaanderen. Moeder, geef die plaat eens.

     

    Hoeveel liederen hebt u wel in muziek gebracht?

    Dik over de 200!

     

    En deze acht beschouwt u als de beste.

    Welke de beste zijn, moeten de mensen zelf uitmaken. Ik kan alleen vaststellen welke de populairste zijn

     

    En die zijn?

    Vlaanderen, Vlaanderen herrijst, Klokke Roeland, De zanger, Ik kan u nooit vergeten...

     

    Wie zijn uw beste tekstdichters?

    Gijssels, René de Clercq, Van Wilderode, Rodenbach, Van den Eede.

     

    Werd daar veel van gedrukt en uitgegeven?

    De liederen vrijwel allemaal en ook de klavierwerken. Voor groter werk hebben wij helaas geen uitgevers.

     

    En uw plannen?

    Werk zoeken. Ik moet met pensioen dit jaar!

     

    Daar kan de muziek nog wel mee varen en zeker als men in de Vlaamse-Kunstlaan woont. - Het lijkt me nu toch aangewezen dat wij een lied van u zouden horen, gezongen door meneer Verbruggen en door u begeleid.

    Dat hebben wij nog nooit geweigerd. Hebt u een voorkeur?

     

    Ik zou zeggen dat mevrouw die zou uitspreken.

     

    Mevrouw: Mijn land is Vlaanderen.

    De titel alleen is een mooie syntese van het werk en streven van uw man.

    Het zal dus dat zijn. Vooruit dan maar.

     

     

    Renaat Veremans overleed te Antwerpen op 5 juni 1969.

    21-02-2010 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schilderij - Dorpje Breugel

    Dorpje Breugel

    20-02-2010 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ten huize van ... Flor Van Reeth

    Ten huize van ... Flor van Reeth

    door Joos Florquin

    Uitzending op : 12 juni 1959.

     

    Welkom. Ik ben blij dat ik u zie, al kijk ik er een beetje van op!

     

    Ik wou zeggen, het genoegen is voor mij, maar u doet mij aarzelen. Ben ik het of is het de televisie? In andere uitzendingen, o.m. bij Eugène Yoors en Renaat Veremans, is uw naam zo dikwijls gevallen en werd gezegd dat u dit en dat had gedaan, dat ik er nieuwsgierig naar werd u zelf eens te zien en te horen.

    Ge komt hier met de beste referenties binnen. Een van de schoonste dingen die ik in mijn leven heb ervaren, is de vriendschap en gij hebt in een adem twee van mijn beste vrienden vernoemd. Ga zitten op die stoel, dat is de stoel der vriendschap.

     

    Dat is meer dan een vriendelijke invitatie?

    De plaats die ik mijn bezoekers aanbied, duidt de graad van sympathie aan die ik voor hen heb. Gij krijgt de beste plaats. Kijk maar eens recht door het venster: daar ziet ge de televisie van Onze-Lieve-Heer. Wat denkt ge van mijn bomen? Dat park is wel niet van mij maar ik geniet ervan. Dat is dus hetzelfde.

     

    Een goede manier om gelukkig te zijn! Helpt u nu eerst deze twijfel weg. U hebt zoveel contact gehad met Lier en u was zo goed bevriend met Felix Timmermans, dat u bijna in Lier geboren zou moeten zijn.

    Dat wordt nogal eens gezegd, maar het is ketters. Ik ben in Antwerpen geboren, al is dat helaas al 75 jaar geleden. Maar al van in mijn eerste jeugd heb ik veel in Lier verbleven. Ik had een nonkel, die daar een buitengoed had en ik ging daar vaak op vakantie. Die nonkel, wij noemden hem nonkel Stillekens, was een maecenas, een collectioneur, die Isidoor Opsomer in het begin van zijn carrière nog een hand heeft toegestoken.

     

    En tijdens die vakanties hebt u Felix Timmermans leren kennen?

    Nee, dat is later gekomen en heel toevallig. Dat is een hele historie met nog een voorgeschiedenis. Ik had mij indertijd te Boechout gevestigd en in de kunstkring Streven kennisgemaakt met Eugène Yoors, Floris de Cuyper, Marten van Loo. Met de kermis organiseerde die kring altijd een expositie. Om de verkoop wat aan te wakkeren richtten wij een tombola in en dat marcheerde uitstekend. De boeren kochten lotjes dat het een plezier was.

     

    U was dus de architect van de groep.

    Ja, al zag ik niet goed in wat ik daarbij deed. Maar ik heb altijd zeer graag geschilderd, liever dat dan iets anders. Schilderen is iets dat ge alleen begint te leren en voor mij was dat iets heiligs. Ik was daar reeds van in mijn jeugdjaren mee begonnen en ik heb toen veel geleerd van Leo van der Essen.

     

    Toch niet van de professor, de secretaris-generaal van de Leuvense universiteit?

    Jawel, die had leren tekenen van zijn vader en die maakte schone kleine aquarellen. Het gebeurde nogal eens dat wij op stap gingen om een oude hoeve of zo te gaan schilderen. Leo van der Essen had de pak: hij deed het rap en goed en wij deden het hem dan na. De Laet, die er ook bij was, was dan altijd wat lastig en zei tegen Van der Essen: Hoe komt het dat gij dat zo goed kunt? Van der Essen antwoordde dan met de grootste ernst: Ik meng mijn kleuren met jenever! De Laet probeerde het dan ook zo, maar het heeft niet veel geholpen!

     

    Waarom hebt u zich dan eigenlijk niet geheel aan de schilderkunst gewijd?

    Ik had dat graag genoeg gedaan, maar mijn vader wou niet. Hij had in dat schilderen niet veel vertrouwen. Zo heb ik tegen heug en meug de studie voor architect gedaan en moest ik dan als architect mijn brood verdienen, ook al zat het schilderen in mijn kop. Dat heeft trouwens meegebracht dat elk gebouw dat ik ontworpen heb door een schilder was gezien en door de architect in plan werd gezet.

    Op een van die exposities nu te Boechout exposeerde ik een soort schilderij, gekleurd en onder glas, voorstellende wat ik noemde: Het ideale huis. Boven de deur had ik als opschrift aangebracht: Hier is het stil. Ik krijg over dat ontwerp in de Gazet van Lier een enthousiast artikel ondertekend: Polleke van Mher. Toen ik dat las, dacht ik:

    Dat is een zielsverwant, dat is er toch één die mij verstaat, maar ik wist niet dat het Felix Timmermans was. Zijn naam kende ik wel omdat ik in Vlaamse Arbeid, het tijdschrift van Muls, een gedicht had gelezen, Holierondijn, dat ik curieus en schoon had gevonden.

    In de zomer van het volgende jaar dan trek ik op zekere dag naar Lier om te gaan schilderen in het begijnhof. Ik zit daar met veel moeite te werken als daar naast mij een slungel komt staan met een dik pak boeken onder zijn arm. Ik dacht: als die mij maar niet begint te vervelen, want hij zal zeker willen weten waarom ik in mijn begijnhofmuur een deur schilder als er in werkelijkheid geen is. Na enkele ogenblikken zegt hij: Van waar zijt gij, meneer? Niet al te vriendelijk antwoord ik: Van Boechout. - Zie, zegt de andere, in Boechout daar heb ik verleden jaar op een tentoonstelling de tekening gezien van een huis, waar ik van blijf dromen. - Ha, zeg ik, direct veel milder, en zijt gij van hier? - Ja. - Kent gij dan die dichter van Holierondijn, die hier moet wonen? - Dat ben ik, zei de Fé. - Wel, de tekenaar van het huis ben ik ook, zei ik. - Broer, zei de Fé, wij moeten klappen. - En we hebben die dag geklapt, een stuk in de nacht. Veertien dagen later gingen we samen op reis om al de begijnhoven van Vlaanderen te bezoeken.

    Dat is het begin geweest van een schone vriendschap die nooit onder de maat is gebleven. De Fé werd op die manier betrokken in de groep van Streven van Boechout. Wij stonden daar volledig onder de invloed van de Franse letterkundige Joséphin Péladan, die Le Sâr werd genoemd. Hij beweerde dat zijn geslacht afstamde van een Babylonische koning, van wie hij de titel ‘sâr’ (hogepriester) zou hebben geërfd. Het was de tijd van Bloy, van Huysmans die de strijd tegen de positivistische ideeën van hun tijd hadden aangebonden. Ook Péladan was symbolist en de schrijver van L'art idéaliste et mystique. Wij lazen al zijn boeken. Eugène Yoors is een van zijn trouwste leerlingen gebleven. Ook de Fé is een volgeling van Péladan geworden en van die invloed is er in ons leven altijd iets gebleven: wij zijn spiritueel anders ingesteld, wij zoeken onder de oppervlakte naar een diepere betekenis. Timmermans schilderde dat in zijn boeken, ik beeldde dat uit in de architectuur.

     

    Wat was dan uw eerste stuk architectuur?

    Een café voor een brouwer waarin Streven zijn vergaderzaal had en dat De Teniersvrienden werd genoemd. Dat moet zowat in 1905 geweest zijn.

     

    U kon slechter beginnen! En daarmee was de carrière begonnen?

    Ik ben dan getrouwd. Tiens, daar is nog iets mee verbonden. Bekijk dat schilderij van de Fé daar boven de deur eens: 't is één van de kostbaarste dingen die ik bezit. Het heet De Boodschap en symbolisch is het ook een boodschap: zie maar eens naar dat schrijftafeltje op de achtergrond. De echte schilders zeggen daarvan: Dat deugt niet, maar ik zou het voor geen geld willen missen.

    Fé had dat geschilderd en ik zeg hem: Ge moet dat exposeren. We gaan naar de Triënnale in Brussel. We komen daar binnen en presenteren het schilderij. Ze zeggen ons: ‘Signez. La valeur?’ Dat was nu het laatste waar wij aan gedacht hadden. Wij flappen er op goed geluk af uit: 250 frank. Ze bekeken ons en zeiden: Refusé. Onze prijs was niet hoog genoeg. De Fé heeft het mij dan als huwelijksgeschenk gegeven en het verblijdt mij nu nog elke dag.

     

    Het is in elk geval zeer typisch voor hem. U hebt ook ‘Schemeringen van de dood’ van hem geïllustreerd.

    Ja, dat was in de tijd toen wij onder de invloed van Maeterlinck en Huysmans stonden. De Fé zei tegen mij, na een retraite die we samen in de abdij van Achel hadden gedaan: Broer, gij moet dat illustreren. Ik heb dat gedaan en het is verschenen in de bekende Duimpjesreeks van Delille te Maldegem, die ook Streuvels zijn Lenteleven had gelanceerd. Wij hebben daar in de tijd menige pint op gedronken. Ge weet dat het feitelijk Kloos is geweest, die tot dat boek de stoot heeft gegeven. Hij was het die aan Timmermans schreef nadat hij een novelle van hem had gelezen: Ge moet voortdoen.

     

    Het boek is aan u opgedragen.

    Ja. Er stond een novelle in met als titel: De witte vaas. Toen ik getrouwd was, bouwde ik in Mortsel mijn huis en noemde het ‘De witte vaas’. Alles was er wit en mijn vrouw heet Vaas! Dat ensemble rondom de kachel komt er nog van.

     

    Dat mag een perfecte synthese van verschillende gevoelens worden genoemd. En dan bent u aan het bouwen gebleven?

    Ja, ik heb dan een man leren kennen die in mijn leven een grote rol heeft gespeeld, namelijk Dirk de Vos-Van Kleef, drukker-uitgever. Wij leerden mekaar kennen als lid van de Scaldia, een Antwerpse kunstkring. Ik exposeerde daar in 1907 ontwerpen van een Breughelhuis. Nu is dat niets nieuws meer maar in die tijd sprak men maar heel weinig over Breughel. Het is feitelijk R. van Bastelaer die met zijn boek Les estampes de P. Brueghel l'ancien Breughel heeft doen kennen. Timmermans en ik putten daaruit voor ons werk en zijn Breugheliaanse visie heeft Timmermans daar grotendeels opgedaan.

     

    En wat deed Dirk de Vos daarbij?

    Wel, ik was een schilder die huizen bouwde uit noodzakelijkheid en Dirk de Vos was een drukker die huizen bouwde voor zijn plezier. Maar hij wilde nog meer: hij stichtte een tijdschrift De Bouwgids, dat een gezond regionalisme in de bouwkunst wilde verdedigen, uitgaande van de stelling dat de geest van elk land geëerbiedigd moest worden. Dat was trouwens ook de mening van Henry van de Velde, alhoewel hij het anders deed. Wij hebben dus die strijd tegen de zielloze bouwkunst ingezet, vooral tegen de Brusselaars, en we hebben heel wat klappen gekregen, maar natuurlijk niet opgegeven. In dat eerste nummer van De Bouwgids nu tekende ik Het kalme witte huis en schreef er een artikel bij. Toen de Fé dat zag, zei hij: Zie, als ik geld had zou ik dat bouwen. Hij had toen juist van Maeterlinck Le Trésor des Humbles gelezen - iedereen dweepte daarmee in die tijd - en in zijn enthousiasme zei hij tegen mij: Ge moet dat naar Maeterlinck sturen en met een opdracht. Ik doe dat en twee maanden later krijg ik een brief van Maeterlinck, die mij de opdracht geeft een huis voor hem te bouwen te Neuilly, een voorstad te Parijs. Dat was nogal een sensatie. Ik heb daar dan twee jaar aan gewerkt en er wel 250 schetsen voor gemaakt, want de opdracht was niet gemakkelijk: une combinaison d'une vieille habitation rurale flamande et d'un cloître, le tout approprié aux exigences de la vie moderne! Maeterlinck stelde zeer hoge eisen en ik heb van hem geleerd hoe men een werk moet indiepen, erop moet werken totdat ge op een zeker ogenblik zegt: nu mag ik er niet meer aan komen.

     

    En werd het dan gebouwd?

    Helaas nee. De maquette was gemaakt, de aannemer aangesproken en toen brak de oorlog uit en het was met alles gedaan. Voor mij was dat een ramp.

     

    Dat wil ik wel geloven. En later werd er niet meer over gesproken?

    Toch wel. Tijdens de oorlog was ik in Londen en ook Maeterlinck was daar. We hebben er nog verder over gesproken en ik heb daar nog aan de plannen gewerkt; na de oorlog waren de omstandigheden o.m. voor Maeterlinck helemaal anders en is er niets meer van gekomen.

     

    Heeft die periode in Engeland invloed gehad op uw werk?

    Ik heb er veel bijgeleerd door mijn contact met grote Engelse architecten. Ja, dat moet ik u nog vertellen. Op zekere dag bezoek ik een nieuwe stad van 35.000 inwoners, die architect Unwin had gebouwd. Ge verstaat mij wél: een volledig nieuwe stad met woonhuizen, kerken, bioscopen enz. Ik ga die architect opzoeken om hem te feliciteren. Dat moet gij als Vlaming precies doen, zegt hij mij. Hij doet zijn lessenaar open en toont mij het dikste pak foto's van onze begijnhoven dat ik ooit gezien heb. Daar heb ik inspiratie en sfeer gezocht, zei hij mij. Het is deze architect die mij het begijnhof van Herentals heeft leren bewonderen: in driehoek meneer, a masterpiece, uniek in de wereld.

    Die ervaring heeft me nog in mijn overtuiging bevestigd dat wij het niet nodig hebben alles in het buitenland te gaan stelen. Er is maar één goede weg in de kunst: ge moet de gemeenschap dienen en uw eigen ik uitschakelen. Ge kent wel dat mooie vers van Timmermans in zijn Adagio:


    ‘eerst moet ik den trotsen muur

    van mijn eigen ik afbreken,

    en dan slaat dat zalig uur.’

     

    Dat is ook in de kunst de schoonste regel.

     

    Het is in elk geval een nobele opvatting. Maar u bent ook een kerkenbouwer geweest.

    Een beetje, ja, in zover ik daartoe de gelegenheid en de vrijheid heb gekregen. Mijn eerste kerkelijk gebouw was de Sint-Lutgardiskapel in de Gerardstraat te Antwerpen. Dat was in de tijd toen Lieven Gevaert scholen bouwde. Die kapel moest iets particuliers zijn en ik heb er werk van gemaakt. Ik heb geprobeerd een synthese te brengen van verschillende elementen. Ik dacht: Lutgardis, patrones van Vlaanderen, mystieke vrouw. Ik dacht aan een schrijn en kruisvaders. Het is een schrijn geworden in Koptische stijl, vol gloed. Eugène Yoors heeft er de glasramen voor gemaakt.

     

    Dat was in de tijd van die beweging voor religieuze kunst...

    De Pelgrim. Wij wilden inderdaad de religieuze kunst vernieuwen en zin geven.

     

    Waarom werd ze De Pelgrim geheten?

    Omdat wij allen pelgrimeren naar het ‘Huis van de Vader’. Wij begonnen met twaalf kunstenaars, juist zoals de twaalf apostelen: natuurlijk Timmermans, Van der Hallen, Yoors, Servaes, ook Walschap nog. Later kwamen er kunstenaars uit het buitenland bij: Sigrid Undset, Frederik van Eeden, Papini, Joergensen.

     

    Had dat een directe weerslag op uw eigen kunst?

    Jawel. Om te beginnen was er veel meer blijdschap. Het is in die tijd dat ik mijn Kerk der Opstanding of mijn Pinksterkerk heb opgevat. Ik heb de plannen ervan tentoongesteld op een expositie en daar was geweldig veel belangstelling voor. Op sommige momenten was er zoveel volk op die expositie, die volledig gewijd was aan de religieuze kunst, dat de brandweer de zaal deed ontruimen. Het was ook op die expositie dat een priester zei: Als ik ooit een kerk moet bouwen, zal dat mijn architect zijn.

     

    Maar hij heeft de kans niet gekregen.

    Toch wel, hij werd directeur van het H.-Hartinstituut te Heverlee en hij heeft mij daar, volledig vrij, een kapel laten bouwen.

     

    ‘De lichtende tempel’, zoals Timmermans in een artikel schreef.

    Yoors heeft er de vele glasramen voor gemaakt en heeft er u ook over verteld toen ge bij hem op bezoek zijt geweest. Wij hebben daar schrikkelijk veel voldoening aan gehad. Trouwens, ook in het buitenland werd ze zeer goed ontvangen. Te Parijs werd ze in 1937 geprimeerd met de vermelding: ‘L'église la plus moderne de l'Europe et répondant aux rites liturgiques’.

     

    Timmermans heeft er ook van gezegd: ‘Het is alsof er iets van den hemel over u gevleugeld komt’. Ik geloof niet dat een huis van gebed een betere lof kan krijgen. Er is trouwens eenheid van stijl, tot en met de ‘Kruisweg’ van Servaes. Wat is daarna gekomen?

    Walburgis hier te Antwerpen en dan de H.-Hartkerk te Lier. Maar ik moet hier dadelijk zeggen dat ik daar niet vrij heb mogen werken. Dat moest de mystiekste kerk van Europa worden met een bestudeerd gebruik van kleuren, die uniek geweest zou zijn. Wij hebben daar zeer harde tegenwerking ontmoet en uiteindelijk heeft Yoors de glasramen niet mogen plaatsen. Het is een der ergste ontgoochelingen van mijn leven geweest. Timmermans heeft er ook een prachtig artikel over geschreven en het werk genoemd: De onvoltooide symfonie.

     

    Er werd onlangs een heel nummer van het Antwerps artiestenblad gewijd aan de religieuze kunst. Dat leek mij zoiets als een manifest en u was ook bij de promotors. Wat is de bedoeling daarvan?

    Te reageren tegen al de duistere zaken, die ons als religieuze kunst worden voorgesteld en die noch met godsdienst, noch met kunst iets te maken hebben. Dat betekent niet dat wij tegen de moderne kunst zijn maar wel dat wij de krankzinnige vormen van die kunst, zoals de paus ze noemt, niet aanvaarden. Gewrochten als Civitas Dei b.v. zijn voor ons geen gebedshuizen, maar lawaaierige en blufferige gebouwen zonder inhoud.

     

    Hebt u plannen voor een actie of zo?

    Wij werken eraan en wat het meest verblijdend is, is dat de geest van De Pelgrim herleeft. Jonge en oude kunstenaars hebben mekaar gevonden om het oude ideaal weer nieuw te maken. Wij hopen o.m. een tentoonstelling te organiseren van de ideale wereldkerk. Het zal naar het plan zijn van mijn Verrijzeniskerk en vele kunstenaars zullen eraan meewerken. Wij zijn overtuigd dat wij dit moeten doen, want het volk verwacht om zo te zeggen een gezonde reactie. Dat zien wij aan de vele reacties van allerlei mensen op dat speciaal nummer.

     

    Waar schildert u eigenlijk?

    Soms ter plaatse, soms hier of in de kamer hiernaast. Boven heb ik dan nog een kleine werkplaats waar echter geen mens een voet zet of kan zetten en waar gij trouwens met uw camera's niet eens zoudt binnenraken.

     

    Die geplaveide gangen van u zijn algemeen bekend en ook de sfeer van de begijnhoven. U hebt er trouwens ook iets van in uw bouwstijl opgenomen. Wat trekt u daar speciaal in aan?

    De rust in het interieur en de sfeer van vrede.

     

    Juffrouw Belpaire heeft eens iets moois over u gezegd: ‘In de waterverfkens van Flor van Reeth komen om zo te zeggen èn Thomas à Kempis èn Guido Gezelle aan het woord’. Een betere karakteristiek kan men van uw werk niet geven.

    Ik vind het ook een schoon compliment.

     

    Van die geplaveide vloeren zegt men ook: ‘Rood en vurig als Breughel en kalm en wit als Ruusbroec’. Ook dat is goed gezien en zeker ook het oordeel van Timmermans over u: ‘Een groot mystieker en dat zonder heiligen-figuren te schilderen’. U hebt ook een pastorie gemaakt voor de pastoor uit de ‘Bloeiende Wijngaerdt’.

    Jawel, hier zie. Het zit ook in mijn kartons, zoals zoveel van mijn schone plannen. Ik wilde laten zien dat in dat huis een pastoor, een priester woont: de vormen en kleuren moeten dat uitdrukken. Ge ziet dat het geheel doet denken aan een Brabantse boerenwoning.

     

    De ingang is weer zeer typisch.

    Ik heb altijd van een stijlvolle ingang gehouden.

    Maar zouden we nu niet efkens pauzeren? Al wie als vriend hier binnenkomt, moet hier het brood der vriendschap breken en bij ons is dat een ‘piot met hesp’. Zie, mijn vrouw heeft alles al klaargezet: ga zitten en tast toe.

     

    Flor van Reeth overleed te Lier op 21 maart 1975.

    19-02-2010 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat heb ik nog aan Pallieter - Marcel Janssens

         WAT HEB IK NOG AAN PALLIETER?

    Door prof MARCEL JANSSENS

    De vraag die ik in een vrij kort bestek tracht te beantwoorden, luidt: wat heb ik nog aan Pallieter na ongeveer 60 jaar ? (Op één hoofdstuk na verscheen de tekst in tijdschriftafleveringen in De Nieuwe Gids tussen 1912 en 1914, terwijl de publikatie in boekvorm bij Van Kampen dateert van 1916.) Om dat te doen knoop ik eerst even aan bij de ontstaansgeschiedems en de ontvangst van het boek tijdens en kort na de eerste oorlog. Vervolgens vermeld ik een paar aspecten van het boek en van de Pallieterfiguur die dienstig kunnen zijn bij de lectuur van de tekst nu. Aldus tracht ik mogelijke betekenissen van Pallieter voor een eigentijds lezer te schetsen - dat alles uiteraard heel vlug en met stippellijntjes.

    De Pallieter-film van Roland Verhavert en Hugo Claus begint met een lange sequens over dood en droefenis, gesitueerd in een burgerlijk stadsmilieu en gehuld in een sombere, zwaarmoedige sfeer. Scenarist en kineast deden kennelijk een poging om het ontstaan van de Pallieter- figuur psychologisch te verklaren met een biografische en literairhistorische verwijzing naar de Schemeringen van den dood, het ei waaruit "Pallieter" ter wereld gekomen is, zoals Timmermans zelf heeft getuigd in Uit mijn rommelkas. Het boek begint op een heel andere manier met direct Een fijne morgen in de mei en met de blijde verachting van de zon die "opnieuw het zoete Netheland (zou) beschijnen, en ze zou de bomen en planten van geweld doen spreken en klappen, de bloemen doen breken van reuken, de bossen doen denderen van ’t danige vogelegefluit en hemzelf, Pallieter, een voet groter doen worden." En zo geschiedt het, van meet af aan met telkens andere variaties en cumulaties van een eendere grondintuitie tot op de laatste bladzijde, waar Pallieter met de witte huifwagen de wijde, schone, jubelende wereld intrekt, naar het zuiden, "lijk de vogels en de wind". Uit getuigenissen van Timmermans zelf en van verscheidene biografen leren we dat het boek na een zware depressie en ziekte in 1911 is voortgekomen uit een euforische levenswil, uit een streven naar een volkomen probleemloos leven, uit het verlangen om gelukzalig het leven te mogen bewonderen en er - om het beroemdgeworden beeld te gebruiken - "de saus af te likken". Timmermans verzaakte de wat "literair" geforceerde dweperij met het doodsmysterie in de Schemeringen en wendde zich naar het overrijke leven toe. In de zomer van 1911 - het jaar waarin Streuvels Het glorierijke licht schreef als "blijde herinnering aan de heerlijkste aller zomers, die ooit over de wereld praalden" - begon Timmermans het leven te lande te observeren en te beschrijven, en uit een eerste project van een soort lyrisch dagboek over de heerlijkheid van de natuur groeide allengs, mede door de inbreng van een paar vrienden, het Pallieter- ontwerp, dat hij in 3 à 4 jaar tijd moet hebben uitgeschreven, vooral in de eerste jaren na zijn huwelijk, tussen zijn 25e en 28e jaar. Mij blijft het verbazen dat hij, zo die biografische gegevens kloppen, diezelfde euforische jubeltoon, die de hoofdtoon is van het boek, meer dan drie jaar kon aanhouden.

    In volle Eerste Wereldoorlog verschenen, kende het boek vooral in Nederland aanvankelijk een uitbundig succes. Een criticus schreef dat Pallieter tegemoet kwam aan "een geeuwhonger naar `optimisme’." Uit Vlaanderen was een dagenmelker opgedoken "die een jubelend loflied zong op het bloeiende leven", waarvan de uitbundigheid in volle oorlog overkwam als een "levenselixir". Timmermans, zo werd gezegd, "gold voor een medicijnman, wiens panische overmoed de ziekte van de eeuw en de dood van het ogenblik verdreef." De eerste reacties zijn wellicht wat oppervlakkig, maar in de tijdsomstandigheden zeer begrijpelijk, en bovendien voor ons nog nuttig als suggestie voor een hedendaagse lectuur van de tekst. Vrij vlug echter stak er rond Pallieter een voor ons nu onwaarschijnlijk hevige storm op, vooral in Nederland, waar conservatieve katholieken zich vreselijk ergerden aan "de heilloze heidense strekking van dit op zedelijk gebied zo door en door naturalistisch boek". Zelfs de Congregatie van het H. Officie te Rome mengde zich in de zaak Pallieter en het heeft er een tijdje naar uitgezien dat de Index onvermijdelijk was. In 1920 - dus vier jaar na de boekpublikatie (Roma mora, zegt men) - werden de Belgische en Nederlandse bisschoppen vanuit Rome formeel gelast hun gelovigen de lectuur van Pallieter te verbieden. Het Belgische episcopaat heeft zich om verschillende redenen op de vlakte gehouden (hoewel de Staatsprijs voor het Proza te midden van al die herrie aan Pallieter niet toegekend werd) , maar het Nederlandse episcopaat tilde veel zwaarder aan het onkuise, heiligschennende en godslasterlijke boek. Het gevolg was dat - zoals Louis Vercammen aanstipte 1 - de lectuur van Pallieter verboden was in Roosendaal en toegelaten in Essen. Het kwam zó ver dat in 1930 - dus 16 jaar na datum! - een "gekuiste" Pallieter verscheen - een Pallieter met hier en daar een heiligschennende uitspraak minder en een lapje textiel meer, kortom, zoals schamper werd gezegd, een Pallieter "voor kinderen en katholieken". Sinds 1966 mogen wij ons allemaal weer te goed doen aan de ongekuiste tekst. Ik vermeld dat alleen als suggestie van de afstand tussen de receptie toen en de receptie nu. Toen speelden ernstige factoren mee die voor ons, na 60 jaar Pallieter, irrelevant, pittoresk, folkloristisch geworden zijn. De uitspraak van Pallieter "Ik ga mijn God opeten" werd als bespotting van de eucharistie verketterd en men zal zich allicht geërgerd hebben aan een hoofdstuk als Maneschijn tijdens de verlovingstijd van Pallieter en Marieke. Daar staat zo iets als :

    "En dan kwamen ze in den beemd tussen de talloze hooioppers die fijn begoten waren met maanlicht. Zij wandelden door de fijne reuken van het hooi, en hunne bijeengedrukte lichamen waren één schaduw op het afgeschoren gers. De maan wandelde mee in een klein, vol beeksken. `Kom, lot ons wa neerzitte’. En zij lieten zich in een dikken hooiopper zakken, namen malkaar in de armen, wrongen zich dieper in het hooi als in een holte, en Pallieter rok zijn benen van de deugd; zij lei heur hoofdje in de molligheid van zijn brede schouders, en zo zaten ze daar bijeengekropen lijkt twee jonge konijntjes."

    De structuur van dat boek ziet er ongeveer uit als volgt. Wat de vertelde tijd betreft staan we voor een rechtlijnig aflopend en ongeveer gelijkmatig verdeeld tijdsverloop van 13 à 14 maanden tussen mei en juli/augustus, met dus 2 keer lente, 2 keer zomer en 1 keer winter. Het verlovingsfeest van Pallieter en Marieke wordt gevierd op kermisdag met Pinksteren, er wordt getrouwd op 21 september, dan moet 9 maanden gewacht totdat in eer en deugd een "verkensroze" drieling kan worden geboren, in de daaropvolgende juli- of augustusmaand verlaat het Pallieter- gezin het Neteland, in zuidelijke richting. Dat verlangen om de wijde wereld in te trekken had hij reeds op zijn huwelijksdag in september uitgesproken. De verteller vult echter de lange wachttijd van 9 maanden op met een winter, nog een lente en nog een begin van een zomer en ruimt het boek dat zich eindeloos aan de natuurlijke, burgerlijke en kerkelijke kalender had kunnen blijven vasthaken, op met de gemakkelijkste der oplossingen: het vertrek van de held. De 28 hoofdstukjes - dus ongeveer twee per maand - hangen als een suite van "beeldekens" op aan die chronologische draad van maanden en seizoenen. Het boek ontplooit zich "prentsgewijze" als een reeks picturaalanekdotische taferelen rond een paar vaste kernen: het Neteland met daarin de Pallieter- figuur en een beperkt aantal wezens (mensen en dieren) in zijn omgeving. "Mijn schilderijen zijn vertelsels," heeft Timmermans gezegd, "mijn vertellingen schilderijen." Over het huwelijksfeest in Pallieter zegt de verteller: "dat was een feest voor een schilder." Dat gaat ook op voor de andere fel gekleurde stemmingsbeelden in Pallieter, die in een temporeel niet zozeer in een causaal of psychologisch verband aan elkaar geregen worden als prenten in een verrukkelijk kijkboek zonder dwingende doelgerichtheid of dramatische toppen. Pallieter heeft praktisch geen plot. Het boek wordt bijna niet doelgericht opgebouwd of afgewikkeld, het toont in ruimte en tijd variërende beelden van een geluksverlangen. Sterk op elkaar gelijkende beschrijvingen, zoals die van het verlovingsfeest en het huwelijksfeest, vormen doubletten in de reeks prenten, zoals op het niveau van de zin praktisch identieke wendingen en beelden terug kunnen keren. In de narratieve structuur van het boek vinden we dezelfde principes als in de zinspatronen: juxtapositie, cumulatie, variërende herhaling. In het tekstmilieu van Pallieter is de herhaling gewoon een structurele noodzaak.

    Opvallend in de narratieve opbouw van het boek is de afwezigheid van dramatische conflictstof en conflictsituaties, hetgeen er een meer lyrische dan episch-dramatische inslag aan verleent. Pallieter heeft immers geen (of bijna geen) opponenten. Als landman heeft hij niet, zoals bij voorbeeld boer Vermeulen uit De Vlaschaard of boer Wortel uit Boerenpsalm. te kampen met het weer of de grond, die hem nooit vijandig zijn. Geen misoogst in Pallieter, er welt alleen melk en honig uit een hoorn der overvloeds! Het voorbijgaan van de tijd, eventueel het ouder worden, problemen van ziekte of aftakeling raken de Pallieter- figuur niet. Hoe oud is die man wel die we in de loop van een dertiental gemolken maanden mogen volgen? Op een paar uitzonderingen na (ik denk aan de hoofdstukken over Het tweegevecht en over de oude paarden) krijgt hij het evenmin aan de stok met hem vijandige mensen. Wanneer zijn milieu bedreigd wordt door de mogelijke aanleg van een spoorbrug over de Nethe en de schending van zijn tuin, ontwijkt hij de confrontatie en neemt hij de biezen met zijn hele hebben en houden. Als uitbeelding van een nagenoeg volkomen probleemloze geluksdroom is Pallieter een uniek boek in de Europese vitalistische literatuur. De vitalistische beleving bij een Giono, een Ramuz, een Wiechert is nog altijd in bepaalde opzichten conflictueus, hetzij dat de natuur zich tegen de mens opstelt, of de mens tegen de mens, of de natuurmens tegen de beschaving. In Lady Chatterley’s Lover van D.H. Lawrence komt ook een euforische scène in een bos onder de pletsende regen voor, maar wat een verschil van toonaard, achtergrond en context met een gelijkaardige scène met Pallieter die door de malse regen spartelt! En hoe zit het vitalisme bij Streuvels of Teirlinck in spanningen en conflicten allerhande verwikkeld !

    Een zelfde paradijselijke zaligheid vinden we in de ruimtebeleving in het boek. De topografische aanknopingspunten die Timmermans (naar zijn eigen getuigenis) voor de geest stonden als hij schreef over het oude romantische Lier en zijn omgeving, heeft hij in Pallieter helemaal omgedicht tot een mythische ruimte, die hij zowel horizontaal als verticaal enorm vergroot en verheerlijkt in functie van de geluksroes die het hele boek doorzindert, tot in de leestekens toe. Bekend is het verhaal van de Duitse " dame die na lectuur van Pallieter op pelgrimage naar Lier kwam en deerlijk ontgoocheld moest constateren dat er daar geen "blauwe Begijnebossen" waren. De mythische ruimte in Pallieter is een speelterrein voor een nieuwe Adam en een nieuwe Eva. Pallieter en Marieke zijn een stuk van de vitale, vruchtbare natuur, die hun speelkameraad is ("Bruur Buum", zegt Pallieter). Als vóór de zondeval, vóór het grote onderscheid, vóór het splijten van het oorspronkelijke geluk speelt Pallieter in een nog onbezwaarde harmonie met al wat leeft in een onmetelijke speel- en pluktuin. Voor boer Wortel " in Boerenpsalm daarentegen is de natuur een werkterrein. Hem vliegen geen gebraden vogels in de mond. Wortel, die ten oosten van Eden wroet in de grond, symboliseert een volwassen geworden mens, op wiens schouders een taak rust. In tegenstelling tot Pallieter maakt Wortel plannen die gedwarsboomd gaan worden, zijn inspanningen worden karig beloond, hij kampt tegen armoe en lijden. "Van alle kanten loert het leven om u een pee te steken", zegt hij. De maan lacht en spot met het werk van Wortel, terwijl de maan de stille getuige is van het geluk van Pallieter en Marieke. Het veld, zegt Wortel, is een soort van vijand, een reus, die ons dag in, dag uit tegenwerkt. Een dergelijke vijandige verhouding tot de natuur is in Pallieter ten enenmale onmogelijk: in het mythische Land van Belofte aan de boorden van de Nete, een soort "Golden River" in de euforische toonaard van het boek, is er alleen plaats voor zalig spelen, minnen, plukken, proeven, zingen, dromen, en dat allemaal afgerond met een galmend uitroepingsteken.

    In dat mythische tijds- en ruimtekader loopt een uitzonderlijk gelukzalig figuur rond: Pallieter. Hij is de structurele constante die in een veelvuldig herhaalde confrontatie met een variërend decor het boek draagt en bindt. Hij is het meest schaduwloos feestelijke personage dat ik in onze literatuur ken. De zotte wellust van de mei en van het goede leven dat tintelt "lak ’n hiet maagdeke", zit in zijn bloed. De rijkelijke gulheid van Moeder Aarde met haar "duizend borsten" vindt haar evenbeeld in de feestelijkheid van Pallieter zelf. Met een sterk ontwikkelde zenuwgevoeligheid staat hij zeer receptief open voor alle zintuigelijke prikkels, die hij dan pleegt door te verlengen onder de opperhuid naar ervaringen "in het diepst van zijn hert" of "in het klokhuis van zijn ziel". De vitale snelheid waarmee het leven zelf werkt, tracht hij impulsief, nerveus en armenzwaaiend bij te benen. Hij schiet kwikzilverig uit zijn krammen, klimt "in een katterapte" overal op en over, slurpt en smakt met een onlesbare dorst, is verzot op felle kleuren en dronken van zonlicht. Hij participeert aan een al- leven, wat zich uitdrukt in een alles bezielend animisme, in het bijzonder via bewegingswerkwoorden, waarvan het krioelt in Timmermans’ stijl, en dat niet alleen in Pallieter. Alles, tot en met de meest onbezielde dingen, kan in Timmermans’ dynamische visie wandelen, huppelen, dansen, slenteren, lopen, werken, slaan. Geen wonder dat Pallieter begaafd is met een verrukkelijk zesde zintuig, dat der synesthesie. Zo ziet Pallieter geluiden ("men zag het gegalm (der hoornen) in de bomen") en ziet hij geuren drijven of vloeien; het licht ervaart hij als tastbaar en eetbaar (hij steekt zijn vinger in een klad zon licht, likt hem af en zegt: het smaakt naar honig, of hij wil manestralen gaan voelen), verder is licht voor hem ook vloeibaar en hoorbaar (hoor het licht kraken, zegt hij). Via dergelijke synesthesieën wordt de bedwelmende intensiteit gesuggereerd van een waarneming die zijn hele wezen, huid, hart en ziel incluis, doorzindert. Het soort ervaringen die Pallieter meestal heeft in zijn contact met de Moeder Aarde, is niet zonder meer banaal- zintuigelijk: het betreft meestal toestanden van geheel- organische gelukzaligheid en verzadiging, waarin hij beroesd en bedwelmd kan glijden naar een algehele geborgenheid. Men zou dat als een regressief verlangen kunnen interpreteren.

    Er is evenwel een andere dimensie in Pallieter die te midden van al dat lichamelijk geweld te vaak over het hoofd wordt gezien. Soms, bij voorkeur bij avondstemmingen, waarin hij de stilte kan horen wandelen, plooit hij, in zaken van devotie nochtans een non- conformist, zich ingetogen op zijn binnenste terug en looft hij zijn Schepper al zingend of al musicerend. Die opwellingen van religiositeit liggen in het verlengde van de reeds geschetste waarnemingen: Pallieter ziet of smaakt of ruikt hoe overrijk het leven is, dat doet zijn "hert smilten" of zijn ziel trillen, normaal loopt die continuë lijn van algeheel- gelukzalige aandoeningen over in een dankgebed, meestal gezongen. Want Pallieter zingt en musiceert niet enkel in een luidruchtige sfeer van feest of kermis, maar ook in momenten van verstilling en verinnerlijking, zoals gezegd bij voorkeur in een stille avond. In de structuur van het boek, in de opbouw van de hoofdstukjes afzonderlijk, evenals in de typering van de Pallieter- figuur constateren we een alternering van geweldig lawaai en ingetogen stilte, van overdadig zonlicht en gedempte schemer. Zo is er ook een alternering van schetterende samenscholingen van mensen in stoeten, processies, feesten, waar zij tezamen muziek maken, zingen, bidden, "overvuldig" eten en drinken aan de ene kant, en aan de andere kant van veel inniger momenten, waar Pallieter in de eenzaamheid tot rust komt. In de tekst staat: "en hij werd stil zoals een mens na diep gebed". Er is in Pallieter de beroezende sensatie van met velen in stoeten op te stappen; er is evenzeer een weemoedige verstilling en verinwendiging van het levensritme, en dan vallen óók Timmermanswerkwoorden als : aarzelen, verwijlen, glijden, drijven...

    Er komen nu in Timmermans’ manier van schrijven twee opvallende stijlfiguren voor die ons heel wat leren over het type Pallieter, over de grondtoon van het boek en ten slotte ook over zijn mogelijke betekenis voor ons nu. Die stijlfiguren zijn: het pleonasme2 en de hyperbool. Met behulp van die twee stijlfiguren, die voor mij veel meer zijn dan retorische versierselen of krullen in de rand, wou ik nog even trachten de eigen aard van het boek toe te lichten. Een pleonasme is in feite een logisch overbodige herhaling van een woord dat reeds vervat is in een ander, bij voorbeeld: witte sneeuw, gele boterbloemen, rode papavers. Hoewel het niet altijd makkelijk is dergelijke wendingen te onderscheiden van tautologie en synonymie, mag men zeggen dat zij met een significante frequentie voorkomen in de tekst Pallieter. Dergelijke overtollige toevoegingen zijn niet ongebruikelijk in naïefvolks taalgebruik, waaraan Timmermans ze graag zal hebben ontleend. Als voorbeelden noem ik de overbodige vermelding van bijwoorden, bijwoordelijke bepalingen of voorzetsels in een woordgroep met een verbum als hoofdwoord, zoals: de zon blonk schitterend, sommige (sterren) helder blinkend, de pauw ontvouwde zijn staart uiteen, de zon brak de zeepbellen vaneen. Pleonastische werkwoordvormingen met "kapot, vaneen, uiteen" blijken in Vlaamse dialecten vrij veel voor te komen. De taal van Pallieter knoopt daarbij aan ter versterking van een suggestie van beweeglijkheid, dynamisme of geweld. Duidelijk pleonastisch zijn formaties als: "naar omhoog rijzen, naar onder duikelen" en (natuurlijk) "naar beneden vallen". Dubbelvormen, al of niet allitererend, leveren een vracht voorbeelden op, bij voorbeeld: "pis- en paardebloemen, licht en zon, kneukels en marbollen, knop en bot, fris en vers, wit en blank, wijd en ver". Het talrijkst zijn nog verbale doubletten: "spreken en klappen, stoefen en pronken, lekken en druppen, schijnen en lichten". Het effect van zulke reduplicaties is versterkend en verzwarend, vooral waar alliteratie, assonantie of rijm het effect nog aandikken: "snakten en klakten, pletsend en kletsend, klapperen en wapperen". Sommige doubletten zijn staande uitdrukkingen uit de volkstaal (zoals "smullen en smeren") , die, al of niet lichtjes geretoucheerd, goed passen in dit retorisch aandikkend stijlmilieu.

    De vermelde gegevens wijzen in de richting van een nadrukkelijke intensivering van de mededeling. De retorische middelen waarvan de schrijver zich bedient, geven iets emfatisch aan de hoofdttoon van de tekst en scheppen een klimaat van nadrukkelijke affirmaties waarvan nooit iets blijkt te moeten worden genuanceerd of gemilderd, laat staan teruggenomen. Pallieter is een in hoge mate affirmatieve en door zijn uitbundige stelligheid ook zo aanstekelijke tekst. De syntaxis bestaat in de regel uit eenvoudige hoofdzinnen, aan elkaar geregen volgens de beginselen van coördinatie en juxtapositie. De ondergeschikte zin komt zelden voor. De syntaxis van Pallieter is cumulatief: de tekst rijgt versterkende herhalingen aan mekaar. Het stijlbeeld van Pallieter komt op de lezer at als één groot retorisch uitroepteken. Zelfs in momenten van stilte, wanneer de innerlijke Pallieter een potentieel van ingetogenheid laat opwellen, doet zich die kenmerkende taalverzwaring voor. Sprekend over de structuur van het boek, vermeldde ik precies dezelfde principes : juxtapositie, cumulatie, varierende herhaling. De structuur van Pallieter is om zo te zeggen pleonastisch. En de psychologie van Pallieter? Ook hier wordt eigenlijk niets opgebouwd of afgewikkeld, niets beredeneerd of vanuit een conflictstof uitgeschreven. Pallieter is gegeven in de eerste bladzijden: varierende herhalingen amplificeren de idee waaraan hij gestalte moet geven. Ook hier dezelfde principes: herhaling (met gradatie), variatie, cumulatie. De typering van de Pallieter- figuur functioneert pleonastisch, zelfs tautologisch.

    Een analyse van de hyperbool of overdrijving zou dezelfde resultaten kunnen opleveren. Het natuurkader wordt door de band begiftigd met hyperbolische proporties en dynamiek: de natuur is geweldig, overdadig, overvuldig, overgroot, onmetelijk, weelderig, groots, onafzienbaar, overvol met "wild, zot, barbaars en overtollig leven". Op de laatste bladzijde staat deze karakteristieke zin bij Pallieters afscheid: "Heel het land hief zijn gouden geur als wierook in de lucht". Planten en dieren ondergaan dezelfde onwaarschijnlijke vergroting: Pallieter berijdt een geweldige geitebok en een reusachtige merrie; rozen groeien "vuisten dik", en klimop "een muur dik". Als het over het zotte geweld van de natuur gaat, springt de verteller niet karig om met telwoorden: liefst honderd verschillende bloemen en duizend vette kruiden langs de Nete en honderdduizend vogelen in de lucht. De klokken van Rome "zwieren een regen van eieren over de wereld". Voor minder gaat Pallieter niet op stap. Vooral de activiteit en de intensiteit van de zon worden in het kader van een exuberante vruchtbaarheidscultus hyperbolisch voorgesteld. Bij zoveel geweld ziet men - bij herhaling! - alles, Pallieter incluis, "bijderogen" een voet groeien! De typering van Pallieter zelf zit eveneens in een dergelijke uitbundig vergrotende woordenschat ingesponnen. In een ommezien klimt hij in de kruin van een Populier (!) en zit daar, "als ’n reus" schommelend (!) een machtig lied uit te galmen. Hij kijkt zijn ogen uit, krijgt nergens genoeg van, kan zich uren ergens aan vergapen en te goed doen, de duizend borsten van moeder aarde kunnen zijn wellust niet verzadigen, "nooit ni". In de plaats van "twee is te weinig, drie is te veel" past bij Pallieter veeleer: "twee is te weinig, drie is net genoeg"; dus: meteen een drieling! Timmermans gebruikt in die context van overdadige affirmatie graag gespierde vergelijkingen en metaforen uit de volkstaal, bij voorbeeld: de blotevoetpaters zien er "zoe vet als slakskes" uit en de familie van Charlot maakt een "lawijd gelijk een laatste oordeel". In zijn vergelijkingen en metaforen, waaronder unieke vondsten zitten, heeft Timmermans zijn verbazend originele, "naïve" visie het raakst geuit. Ik kan niet nalaten zinnen te citeren als: "De Nethe was nog dieper blauw, en kalm lijk fijn olie" of " (het papaverveld) was lijk een grote vijver bloed", of " "t Was alsof God zijn voeten op de wereld had gezet". Kenmerkend in dit euforische taalregister is de drieslag, die tot verdere opsomming uitnodigt, en meer nog : opstapelingen van nevengeschikte zinsdelen, vooral in beschrijvende passages, waar geen eind aan blijkt te kunnen komen.Die hyperbolische exuberantie bepaalt de hoofdtoon van het boek.

    ******

    Wat het boek voor mij, na meer dan 60 jaar, betekenen kan, is allengs wel duidelijk geworden. Voortgekomen uit het verlangen om mateloos te bewonderen, is Pallieter de euforische schildering van een wensdroom, van een schaduw- en schuldeloos geluksverlangen, ontheven aan de restricties van het "realiteitsbeginsel". De Pallieter- figuur kreeg een geweldige onstilbare honger en dorst naar gelukzaligheid mee. Het succes van Pallieter tijdens en kort na de Eerste Wereldoorlog steunt voor een groot deel op die kwaliteiten van het boek. Een criticus noemde het toen "een echt geluksboek", omdat het tegemoet kwam aan een verlangen naar bevrijding, niet " alleen van mensen die de misère en de chaos van de oorlog hadden meegemaakt" maar vooral van diegenen "die bezoedeld worden met het roet der steden en het vuil der menschen, getergd door het gekonkel en geknoei der binnen stadsmuren geperste samenleving". Het is bekend dat Timmermans in zijn wenken voor Flor van Reeth m.b.t. een Pallieter- film in 1934 al het contrast tussen de natuurwereld van Pallieter en de industriële maatschappij als tegenpool extra in de verf wou zetten door krotwoningen en industriegebieden te laten zien.3 De sequens met het vliegtuig en het Antwerps havengebied in de film van Verhavert en Claus speelt in op dat contrast. Met andere woorden, "het bad van genade", zoals Albert Westerlinck Pallieter noemde, heeft voor ons nu een ecologische bijbetekenis gekregen die er de aantrekkelijkheid van verhoogt, ook voor jongeren. Een biologisch- zuivere Pallieter, ademend en etend in een onbezoedelde ruimte, kan nu explicieter dan ooit voorkomen als wensdroom van natuurgezond leven. De tijdsbeleving in Pallieter, met dat rustige tempo van de seizoenen zelf, kan worden ervaren en genoten als een medicijn voor onze activistische jachtigheid. Door niets of niemand te worden opgejaagd binnen de industriele tijdsschema’s van de managers - wat een zaligheid!

    In dezelfde lijn ligt onze huidige waardering voor Pallieter als uitdrukking van "de sensatie der spontaneïteit, die ons in deze hypergeciviliseerde tijd zo dierbaar is".4 Het boek is een mirakel van ongecompliceerdheid, zowel intellectueel als literair. Wie nu Pallieter leest in de context van vrij gesofisticeerde literaire trends, inzonderheid in het verhalend proza, en in de context van ideologische, filosofische, maatschappelijke conflicten en opposities die het huidige geestesleven kenmerken en verwarren, stelt het wel op prijs zich even verademend te mogen terugtrekken in zo’n reservaat van elementaire, "naïeve" spontaneiteit. De aantrekkingskracht die van Timmermans’ naïeve schilderijen en tekeningen uitgaat, is voor een goed deel ook die van zijn Pallieter. Een intellectueel milieu van zó zwaar getheoretiseer in kunst, wetenschap en maatschappijvisie beinvloedt de receptie van een tekst als Pallieter: hij profiteert nu van de retro- trend, waaraan een flinke (en begrijpbare) dosis evasieve romantiek niet vreemd is.

    Ik weet het, er zijn te veel meters worst en te veel borden rijstpap in dit boek. Ten aanzien van August Vermeylens roep om "more brains" kan Pallieter tekort schieten, vooral wanneer hij eenzijdig en verkeerd, alleen als een wildebras en een slampamper gelezen wordt. Ik weet het, Pallieter is met zijn hyperbolische proporties onwerkelijk, zelfs onmogelijk. Ik heb het niet zozeer over de onwaarschijnlijke dingen die hij doet, bij voorbeeld op een doedelzak spelen en zichzelf tegelijkertijd al zingend begeleiden. Ik bedoel veeleer de afwezigheid in zijn figuur van twee fundamentele componenten van het leven: de arbeid en het lijden. Wat doet Pallieter eigenlijk voor de kost ? Het merkwaardige is dat hij, als het ware levende vóór de zondeval, in de tuin van Eden niet hoeft te werken, tenzij voor zijn plezier, als een reus maaiend in overvuldig graan. Ook het leed kent hij niet, persoonlijk leed niet, maar ook dat van anderen niet. Even wordt hij er zich van bewust in het hoofdstuk met de oude paarden, maar het lijden en het sociale onrecht worden niet gethematiseerd zoals andere dominanten die op de voorgrond het volle licht krijgen.

    Daarin ligt wat men zijn "on- maatschappelijkheid" zou kunnen noemen Met sociologische termen kan men Pallieters houding t.o.v. maatschapp lijke problemen als "gesellschaftsabgewandt" beschouwen in die zin dat hij door de reële problematiek der maatschappelijke verhoudingen niet echt geraakt of gemotiveerd wordt. Daartoe leeft hij te egocentrisch, te autoritair, en te uitsluitend captatief. lk zie Pallieter geen actiecomité tegen de verloedering van het Nete- landschap oprichten of voorzitten, evenmin zie ik hem de Lierenaars mobiliseren in een betoging tegen het aanleggen van een spoorweg over de Nete. Een conformist is hij niet, maar hij stelt zich alleen "gesellschaftskonträr" op doordat hij de naderende bedreiging van de industriële samenleving ontvlucht, Marieke en de kinderen inzijn huifwagen laadt en - in de verte - een beter, alsnog onbezoedeld droomland gaat opzoeken. Het oppositionele in het gedrag van Pallieter gaat die problematiek van maatschappelijke en politieke verantwoordelijkheid, bij voorbeeld m.b.t. een bedreigd leefmilieu, te boven, het is tegelijkertijd radicaler en naïever. Zo waren de verwijten destijds tegen de "ketterijen" in Pallieter even ongepast, want naast de kwestie. Om dezelfde (fundamentele) reden lijkt me de kritiek dat het boek ons, Vlamingen, op weinig eerbare wijze zou voorstellen (wat ons image in het buitenland mee zal hebben bepaald) , niet ad rem te zijn. De bevrijdende non- conformistische boodschap van Pallieter ligt op een niveau dat al die meer gespecifieerde terreinen als de politiek, de maatschappelijke ordening, de religieuze confessie, het genie der volkeren en zo meer, overstijgt. De boodschap is radicaal, daardoor illusoir en naïef. Op dat fundamentele vlak leeft Pallieter allicht in een kunstmatig maatschappelijk milieu, misschien zelfs in een sociaal vacuüm, maar daarom is hij - op zijn niveau - niet on- echt.

    Ik begrijp dat één der eerste recensenten, met name Willem Kloos, het boek "een idylle" kon noemen, omdat "de narigheid des levens" eruit werd geweerd, en dat zestig jaar later Hugo Claus zei dat hij "een sprookje" wou verfilmen. Wij weten hoezeer sprookjes on- werkelijk kunnen zijn, zonder dat zij daarom on- echt of on- waar zijn. Pallieter is een in een mythische ruimte geprojecteerde droom- wens. Pallieter is een gedroomde wensvervuller, en daardoor ook blijvend een uitnodiging om zich in dat geluksgevoel een moment bevrijd te weten.

    1.Cfr. L. Vercammen, Vijftig jaar Pallieter. Een historische terugblik. Hasselt (1966), en Felix Timmermans. De mens - het werk. Hasselt ( 1971) .

    2. Cfr. M. Janssens. Pallieter pleonastisch. in: Pallieter van nabij. Jaarhoek 1976 van het Felix Timmermans- Genootschap, Brugge/Nijmegen ( 1976). p. 28- 37.

    3. Cfr. José de Ceulaer. De verfilming van Pallieter, in: Pallieter van nabij. p. 102.

    4. J.J. Aerts, Fetix Timmermans herdacht , in: VMKVA, 1957, p. 676

    18-02-2010 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter - Boekbespreking door Jan De Vries - 1917

              Pallieter
    Boekbespreking door Jan De Vries
    Amsterdam, P.N. van Kampen en Zoon,  -  1917    (*)

     

    Pallieter is het lied van levensvreugd. Een heerlijke, heldere lach in onzen tijd van zwarte oorlogsellende; een zang van blijheid als van een kind, waardoor wij een oogenblik ons bevrijd voelen van den gruwelijken ernst, die zwaar op ons drukt. Het boek heeft warmen weerklank gevonden, bij iedereen, die plotseling weer voelen ging, dat er in hem nog steeds leefde die eeuwige drang naar geluk en naar vreugde, en die in het beeld van een kommerloos verleden verrijzen zag het vizioen van nog gelukkiger toekomst. Het is goed, dat zulke boeken komen in zulke tijden, en wij moesten dankbaar slechts zijn, dat zoo een uitbarstende, overstroomende levensvreugd ons nu, juist , werd geopenbaard. Wij genieten van Pallieter, omdat wij zelf arm zijn aan levensblijheid en hunkeren naar de bevrijding, die ons weer ruim doet ademen in een atmosfeer van zonnegloed en zomerweelde.

     

    De levensvreugde, het zuivere genot van alles in de natuur, die ons doordringt en omringt, de bewustwording van al het moois, dat overal om ons heen voor 't grijpen ligt, is lang al verklankt in lyrische scheppingen. Maar ze werd meest slechts even aangetipt: een teergevoeld lied soms van zoete klanken; een vluchtig vers met zwoelen geur van veel bloemen. Nu staat ze voor ons midden in het gewone, alledaagsche leven - en verrast zien wij, hoe het ideaal van een droomenden dichter werkelijkheid wil worden in het leven en denken van een boer, een mensch zooals wij. We kunnen het niet gelooven en schudden even het hoofd, en zuchten over die werkelijkheid, die toch maar illuzie is, en klampen ons toch weer vast aan de hoop, neen aan de zekerheid, dat het zoo zijn kan en eigenlijk altijd zoo zijn moet. Het Hooglied van blijheid gezongen te midden van fellen zonnebrand door een juichend landvolk; het alledaagsche sleurleven gedragen en verheerlijkt door het diep-innerlijk besef van het mooie in ons en om ons.

     

    Toch duurt de illuzie van Pallieter niet lang, want te groot is de tegenspraak tusschen die droom van geluk en ons leven van werkelijkheid. Pallieter, de dichter, die smeltend van ontroering den grond kust, en manestralen voelt, en zon eet, is een heel andere dan de boer, die werkt en werken moet in zijn zwoegens zwaar leven op den akker. Hij is niet een zuivere belichaming van den gewonen mensch, die in zich heeft grootgekoesterd een vrome vereering voor al wat natuurlijk en waar is, een vereering waaruit hij weer put zijn vreugde, zijn rust en zijn kracht. Maar hij is de moderne mensch, produkt van verfijnd-kultureele zelfopvoeding, gestoken in de pillow-broek en de blauwe boezeroen van den boer. Pallieter is daardoor noch het een, noch het ander. Hij is geen boer, als hij midden uit zijn arbeid weggelokt door het zingen van een voorjaarsvogel, gaat dwalen her en der, en zich laat wiegelen op de breedstroomende Nethe. Hij is geen man van fijnbesnaarde natuurvereering, als hij door het klimmend gefluit van een jonge nachtegaal zijn woelige blijdschap wil laten uitklinken... en onder zijn vele muziekinstrumenten grijpt naar de harmonica. Is dat dezelfde man, de kunstenaar, die in den majestueuzen stormrit het schetterende horenlied der walkuren van Wagner uithuilt, en de goedlachsche boer, die met zijn vriend de stamineekes afstapt en zijn honing verbroddelt bij het drinken van zware pinten bier?

     

    Een wonderlijk mengsel van ijle sentimentaliteit soms, en ruw-materialistische pleiziermakerij - een schepping van een dichter, die te belichamen zocht zijn eigen trachten naar hooger geluk in het leven van allen dag en allen man. De kunstenaar, die zich zijn eigen levensvreugd bewust geworden is, denkt die terug te vinden en te herscheppen in den boer, die zijn levensblijheid in alle onbewustheid geniet. Vandaar een voortdurend botsen van heterogene bestanddeelen; zij versmelten niet tot een onscheidbaar geheel, waaruit wordt opgebouwd het gave, prachtige beeld van den natuuren den modernen mensch tegelijk; zij blijven gescheiden, onvereenigbaar: een mozaiek, dat past als een legkaart, maar toch nooit één geheel wordt. Pallieter, de dichter, is wonderlijk gezet in het ruige milieu van een Kempensch boerenhof; Pallieter, de boer, is begiftigd met een mystieke ziel, die het leven beschouwend geniet, maar niet doorleeft en doorwerkt.

     

    Het was mogelijk, en mooi ook, de synthese van den onbewust-genietenden boer en den kunstenaar, die zich zijn vreugde is bewust geworden; doch wat Felix Timmermans schiep, was niet zoo'n synthese, maar een zuiver uiterlijke verbinding, die niet tot geheel werd. Nu eens is Pallieter de een, straks weer de ander; maar nooit dezelfde. Pallieter, de boer, staat bovendien op den achtergrond, schemerachtig, in het halfduister - dit boek kent niet, wat de boer werkt, het intense, heete, hartstochtelijke gezwoeg van het landleven. Bezig met wieden in den hof, lokt hem het gefluit van de merel weg van zijn werk: het lied klonk lijk in een kerk. Er lag een heiligheid in. Dan wil hij drinken, schuimenden, rooden wijn, Pastoerswijn, en laat zich dien brengen in zijn hof. Weer wil hij werken, maar nu tuurt hij naar de witte wolken die langs den hemel zeilen, en hij staat op, geniet van al het jonge, uitbottende leven om hem heen, en... gaat bellen blazen. Is hier niet de dichter telkens naast den boer, en niet in den boer? Het kuischen van den hof laat een boer niet varen om te mijmeren of in speelsche dartelheid bellen te gaan blazen; het boerenerf laat hem geen tijd, om telkens als hem dat lust, beschouwend te genieten van de natuur, die om hem is. Hard werken, maanden lang, van dat de grond bewerkt wordt af tot dat de oogst dorschensgereed ligt, maanden van voortdurenden arbeid, in den hof, op den akker, in de schuur, binnenshuis, rusteloos, steeds maar door, en dan, een korten tijd niets, niets dan felle vreugd en spierontspannend niets-doen. Maar niet als deze Pallieter, die werkt om tegelijk te genieten; elk oogenblik zijn spade wegwerpt om met open armen te juichen over Gods heerlijke natuur, die hem toch als hij niet bouwt en spit en egt, slechts onkruid geven zal en geen vruchten!

     

    Deze tegenstrijdigheid in Pallieter wordt soms feller belicht, en wordt burlesk. Als Marieke haar drie Heemskinderen gebaard heeft - wel mocht de pastoor zeggen: ‘God zied oe gere’! - en deze heeft het doopsel gegeven, vreemd genoeg in de woning van den gelukkigen vader zelf, dan gaan Pallieter en de pastoor naar beneden, alweer om ‘er oep te drinke’, terwijl boven hen gebeurt de reine vreugde van het mysterie der moederschap. En nu viert Pallieter, de boer, weer zijn triomfen: ‘Met den tikkenhaan van den pastoor op zijn eigen kop, zat Pallieter met den pastoor te drinken aan de zesde flesch schuimwijn, ter eere van de drie, die hij gemaakt had’!

     

    Elders leest Pallieter een stuk uit den bijbel - wat een heerlijke, machtige, breede stijl heeft die lofzang van lenteweelde! - en zooals hij eerst goesting gekregen had om het goede weer te psalmeeren, zoo krijgt hij nu onder het lezen goesting naar den smaak van honing,... en hij at hem op een donkerbruin beschuitje!

     

    Zelfs vragen wij ons soms, kent Timmermans het boerenleven, dat hij zoo luchtigjes met zijn natuurlyriek verbindt? Er zijn in die heerlijke natuurbeschrijvingen, stukken lyrisch proza soms van uitstekend gehalte, fouten en onnauwkeurigheden, die onnoodig zijn, ook zelfs als men van den boer Pallieter een dagenmelker wil maken. Heerlijk is de rit van Pallieter en Marieke op het ros Beiaard, één zonnige zang van levensvreugd; maar waarom is het een kolos van een paard, met felbehaarde pooten en grooten kop, en toch met... aders op zijn lijf een manspink dik? Het Brabantsche paard met eigenschappen van een Engelschen volbloed? Buitengewoon suggestief is de rit tijdens het onweder; die saamgedrongen angstige kudde van koeien en paarden, die leiding zoeken bij de dieren, door Pallieter en Marieke bereden - maar is 't mogelijk, dat een boer springt op het paard van een ander, dat uit de weide haalt en er mede ronddraaft als was het zijn eigen bezit? In Mei een ganzendriehoek in de lucht? Bijenkorven, die schuimend overloopen van honing en geledigd worden in steenen potten? Drie blinden die een afscheid willen zwaaien naar een wegrollende huifkar en hun stokken omhoog steken in de verkeerde richting? En hoe laf en onwaardig die uitval tegen den filosoof, die de zon de zon laat zijn en beweert het wereldsysteem te zoeken; hoe goedkoop en belachelijk tevens.

     

    De slordigheid van conceptie gaat soms gepaard met onverzorgdheid van stijl. Men moet de prachtige beschrijving van het wolkje lezen, dat langzaam voortdrijft langs de maan, om te beseffen wat Timmermans kan, en te betreuren wat hij heeft verzuimd. Hij heeft van die vondsten, die telkens weer worden herhaald; het weinig sierlijk beeld van den veldbuik zij tot waarschuwend voorbeeld. De avond en de Nethe, beide, zijn ‘kalm lijk fijn olie’. Pallieter pakt het zonnegoud lijk rood papier. Regengordijnen wandelen gietend over het land; blauwe pijpesmoor wandelt door den regen weg; herfstdraden wandelen in de lucht; groote wolken wandelen rond de aarde; over het stille land wandelde de galm van de heerlijkste muziek der aarde.

     

    Maar ten slotte vergeeft men toch graag zulke niet gelukte gedurfde zinswendingen, omdat de stijl over het algemeen zoo sober en zoo goed is. Het realisme, dat ontbreekt in de beschrijving van Pallieter den werkenden boer, is overvloedig aanwezig in de schets van zijn sappige geneugten. Er zit een snaaksche geest in van Jan Steen, de gedurfheid van een goede Middeleeuwsche boerde. Trouwens, dat wil Timmermans ook, dat wij aanknoopen met onze moderne opvattingen aan wat er aan onbewust-mooi in onze Middeleeuwen te vinden is; de namen van paard en hoeve zijn niet onopzettelijk gekozen, en veel van de teekeningen zijn op oude houtsneden geïnspireerd. Soms is het sensueele tintje voor den toon van dit boek wat scherp geschaduwd, ontaardt de grap in viezigheid; maar toch, hier is echt, frisch boerenleven, dat soms even fel oplaait. Een andere, een ruigere levensvreugd, die het genot zoekt in het dichtbije, de blijheid van een struischen, pretentieloozen man van het land. Zoo is de Pallieter, die geniet van het schrokkebrokkend boerenmaal, die zwijmelend en lawaaiend samen met Fransoo waggelt door den neerstroomenden regen. Een heel andere Palleder, dan die den volgenden morgen wakker wordt en uitroept: O, aarde mè a duzend borste, wanneer zulde ma verzadige? Nooit ni!

     

    Dit boek is als de zonbeschenen bloeiende kerseen perelaren; ‘een schoongelogen vertelsel’. Het te lezen is een genot, dat opheft en veredelt, een prikkel wordt om te bouwen aan het eigen-Ik, dat mooi moet zijn, maar vooral ook vol zuivere vreugde; - maar het lezen wekt tegelijk spijt, omdat het schoone vertelsel zoo zeer gelogen is. Want de levensvreugd van een struischen Kempenschen boer is mooi en groot genoeg; zij wordt niet geheven op hooger niveau door de verfijningen van moderne artisticiteit, hoe zuiver-gevoeld en mooi-doordacht ook. Integendeel, als natuur en kultuur niet tot eenheid worden, verlaagt de een de ander; en de natuur schijnt het dan meestal af te leggen tegen het blikkerend vernisje, dat beschaving heet.

     

    JAN DE VRIES.

    Baarle-Nassau.

     

     

    *) Het boek verschijnt ditmaal als een der smakelijke, handzame deeltjes van de ‘Holland-Bibliotheek’ waarin reeds werk van Boudier-Bakker, Haspels, Augusta de Wit e.a. (Red. D.G.W.)

     

     

     

    08-02-2010 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!