Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    30-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij Felix de Lierenaar - Jan Verheijen

    Bij Felix de Lierenaar   

     

    door JAN VERHEIJEN, AMSTERDAM.  -  1933

     

         Lier : dit kleine oude stedeke waarin geen hevige dingen gebeuren en waar vroeger bijna nooit een tourist gezien werd, 't is het wereldje waarbinnen wij de simpelste geschiedenisjes hebben weten afspelen zooals de Meester van 't goede gulle woord ons die vertelde.

    O zeker, simpele geschiedenisjes en van simpele menschen, maar ze hadden toch één kostelijk bezit, ze bezaten dàtgene wat men in zwaar ernstige breedopgezette literatuur zoo dikwijls mist : de mistiek van het woord! — Dat is? — Een zegening, een wijding die kan uilstralen van één enkele volzin, van twee, drie woorden die in staat zijn ons te ontroeren tot in de kern van ons hart. Waardoor 't eenvoudige woord in onze ziel een lied van liefde of verdriet of innige vreugde kan doen weerklinken.

         Hier tusschen de muren van de kleine stad zijn ze gegroeid, te midden van de kleine menschjes die even trouw naar de hooge Kathedraal gaan, als wel eens een woordeke kwaad van elkander zeggen en er hun bedeesd leven uitleven, ieder naar zijnen aard en doening.

    Hoe schoon ligt het hier binnen de Vestewallen, bekroond met de hooge kaarsrechte olmen. En daar staat dien fieren Sint Gomarustoren met zijn orgelachtigen rammel. Die heeft nu juist 't uur van tweeën gezongen, en omstreeks dezen tijd zou ik bij Felix zijn.

         De straat waar hij woont loopt af naar 't kluizepleintje met de kerk die zoo'n naaldfijnen spitstoren heeft. Zijn huis is een oud deftig geelwit heerenhuis. — 't Electrische belletje rinkelt ergens verweg, en 't duurt even voor een blond juffrouwke komt opendoen.

    Of menheer Timmermans nog aan tarel zit? vraag ik. — Ze zal 'ne keer gaan zien. — Maar dat is niet meer noodig, want daar komt hij al de hal binnen, de korte breede figuur, de lachende kop met 't welige Pallieterachtige haar. Hij heeft een bundeltje papier in zijn hand, en doet mij binnengaan in het salon. — Och, of 'k hem toch niet kwalijk wil nemen, maar hij moet nog noodzakelijk een paar regels corrigeeren, 't is rap gedaan, en hij was er nu toch sjust mee bezig. — 'k Zit neer in een laag biezen zetelke, en hij werkt nog even door.

    Hij leest aandachtig, zet dan hier en daar een verbetering tusschen de regeltjes, krabt 't weer door, en zet er wat anders voor in de plaats. — Er hangt een fijne stilte in de hooge kamer, zoo nu en dan even onderbroken door 't krassen van zijn pen. 'k Zie eens rond. Daar hangen aan den wand al zijn bekende doeken (want Timmermans is evenveel schilder als schrijver!) O, die eenige "Landelijke Processie" in die zachte mollige tinten, en daar "Het land van Pallieter" en "De drie koningen bezoeken het Kindeke Jezus",en die andere kleine Vlaamsche landschappen in hun donkere dikke kadertjes....

    Maar die twee fijn picturale stillevens...... hingen die 't vorig jaar wel......?

    Want 'n jaar geleden zat 'k hier ook onder de koperen kaarsenkroon, luisterend naar wat hij ons vertellen wilde over z'n werk. — O neen, Felix is geen auteur die op een vraag plichtmatig antwoord geeft, die terughoudend tegenover zijn publiek staat, en niets uitlaat van het rijke innerlijke leven dat er binnen hem bloeit, van z'n werken en z'n plannen....

    Neen, hij spreekt gemoedelijk met U, vertelt maar door in zijn smeuig Vlaamsch dialect, 't dialect dat ik naast mijn eigen Brabantsche taal 't schoonste ter wereld vind. —

         Een tien minuten duurt dat corrigeeren. Dan is hij klaar. Een streep er onder, handteekening en datum met de zucht : « 'n Groote verlichting dat 't gedaan is! » — Hij reikt mij de copy toe; "Hier zie, dat is nu die geschiedenis van Sint Elisabeth die 'k al maanden en maanden in mijn kop had steken!" — En dan, eerst met langzame woorden, terwijl hij z'n pijp stopt, alsof hij zich den aanvang herinneren moet, maar dan vlotter tot dat hij er weer geheel is ingeleefd vertelt hij van Sinte Elisabeth, de geestelijke zuster van Sint Franciscus. —

    De Legende van Sint Franciscus zijnen mantel die hij Elisabeth schonk. En aldoor wanneer het duistere leed over haar komt gevaren dan hult zij zich in den mantel en er komt een groote geestelijke vertroosting over haar neerdalen.

         In uren van beproeving en strijd, zij doet den mantel om. Niet heur gemaal, maar den strengen inquisiteur Koenraad is 't werktuig in Gods hand om haar te beproeven, haar klein te maken, haar alles en alles te ontnemen. Daarom ook laat Timmermans dat wonder van de rozen geschieden in 't bijzijn van Koenraad. Elisabeth deelt iederen dag twee brooden uit aan de armen. "Neen" zegt Koenraad, "geen twee brooden meer om de barmhertige dame uit te hangen, één brood is genoeg!" De week daarop gebiedt hij; "Brooden? — geen brooden meer, verkwisting; korsten, oude korsten is schoon genoeg verstaat ge!" — En zij lijk altijd : gehoorzaamt. — Elisabeth verzorgt de zieken. "Geen zieken meer verzorgen" zegt heur leidsman en hij zet haar ergens op een kamertje te handwerken in 't gezelschap van een oude kwene en een stuursche non. — Maar altijd brengt den mantel van den grooten Verstervingsheilige haar den verzachtenden troost.

    Dien ouden ruigen mantel met zijn rustbrengende vrede...

         Timmermans vertelt het met vreugde, rustig en duidelijk. Hij ziet u aan met zijn donkere oogen en maakt er de gebaren bij, hij neemt U mee, en gij gaat het ook zoo zien.

    — Morgen gaat het weg, en binnenkort zal 't in Holland verschijnen te samen met een andere Novelle. — En dan zit hij plots in de Uitgeverij. Of ik dat nieuwe bundellje "Pijp, en Toebak" al gezien heb, dat uitgekomen is bij het Davidsfonds in Leuven? — "lk kan met dat boek in Holland niets doen" zei van Kampen, de uitgever van zijn meeste werken. Het is een eenvoudige volksuitgave, ingenaaid. In Holland stellen ze zulke hooge eischen, daar moet allemaal even fijn zijn, papier en band en omslagteekening....... :

         "Zijt gij 't die over mijnen Franciscus in “Hooger Leven” hebt geschreven vraagt hij plots. — “Ja menheer Timmermans.” — “Stuur mij dat 'ns” vraagt hij, “ik zag het aangekondigd in een Italiaansch Tijdschrift met een heel Latijnsch relaas er bij, en nu weet ik nog niets.”

         Ach ja, dien Sint Franciscus...... dat boek verschijnt in Engeland niet. Hij kan maar niet met de uitgevers daar klaar komen. Vier hebben hem al steeds geschreven, hebben er op aangedrongen, maar...... hunne condities menheer.....

    Daar kan ik niet op ingaan. “Om geene waarom doe ik het” zegt hij beslist. En toch, hoe ligt deze Franciscus hem aan 't hart. Hoeveel jaren heeft 't geduurd, vóór dat dit boek in zijn geest gerijpt was. Hij vertelt er nog veel over. En ik luister........ Buiten in de straat staat de zon op de blanke gevels van den overkant. — Het blonde juffrouwke brengt thee en koekskes. "Van Pijp en Toebak" krijgt gij er eentje mee! belooft hij, “maar proeft nu toch eens van die kleine koekskens, die zijn meegebracht uit Zwitserland!”

         Of deze Sint Elisabeth ook in het Duitsch komt? vraag ik. — Ja zeker, óók in het Duitsch, want er zijn vele menschen die lezen zijn werken nog liever in 't Duitsch dan in 't Vlaamsch.

    “Liever in het Duitsch,......?” — Hij lacht om mijn verwonderd gezicht.

    ln het Duitsch is de taal geschaafder zeggen ze, een Pater zei: “Neen Felix..... in die Duitsche uitqaven schrijven ze alles zoo schoonekes met hoofdletters.......” — En hoe of 't gesprek toen draaide weet ik zoo precies niet meer, maar we zaten toch opeens weer aan de Theosofie.

    O ja, in verband met de schemeringen van den dood. Geschreven in den donkeren tijd van ziele-benauwenissen, waarop later den juichenden Pallieter gevolgd is. — Over die Liberaal Katholieke Kerk. — Moet er daar in Brussel ook een eentje zijn? — “Zeker meneer, daar woont de Bisschop voor België die gewijd is door Bisschop Bonjer de wijbisschop voor Nedorland.” —

         “Dan zal hij die nog wel kennen van vroeger... Nog van den tijd toen er van een Vrij Katholieke Kerk geen sprake was. lk kan mij niet begrijpen dat die mannen dat gedaan hebben” zegt hij, want voor den Theosoof is geen kerkelijk verband noodig, voor iemand die de Godheid in zich om draagt, de hoogste wijsheid binnen zich weet.... moet die naar een kerk? Vanwege die occulte stroomen uitgaande van het Hymalaiagebergte en die hun weerstraling vinden binnen de kerkwanden..... — Daar heeft hij vroeger ook over gelezen.... Het was zijn drang naar Mystiek die hem 't daar deed zoeken. Maar Ons Lieve Vrouwke nietwaar..... Die bleef over hem lichten, de donkere dagen door. Neen hij is nooit geen Theosoof geweest, hij voelde wel gemeenschap met hen in hun drang naar het Hoogste, de onbewuste drang van ieder schepsel naar zijnen Schepper......

         We zwijgen beiden. Hij weet het, en ik weet het uit zijn werken, uit zijn belijdenis in "Mijn Romelkas en rond het ontstaan van Pallieter" — “Maar ge eet niet van de koekskens!” zegt hij, “en laat ik U nog 'ne keer thee inschenken!”

    “Mag ik nog iets van Uwe plannen weten menheer Timmermans?” — Hij lacht. Lacht nog eens. “lk zou wel een boek willen schrijven dat tot titel droeg : "Engelen en Verkens", een boek waarin de goede en slechte menschen eens fel tegenover elkander wierden gezet, en hunne perten tegeneen kunnen uitspelen. Dat de menschen eens in hun ware gedaante naar voren zou schuiven zooals ze in waarheid zijn.”

    "Met het goede als slottriomf..........?" — Hij knikt. "Het goede overwint altijd het kwaad!"

     — “Maar die titel........ (hij lacht ondeugend) neen, die zal toch wel veranderd moeten worden denk ik.......”

         En U schildert nog steeds veel? — Pats, daar is hij in zijn ander element. Staat op, pakt de nieuwe schilderijen, haalt andere te voorschijn, zet ze op tafel. “Zie daar eens!”

    Het zijn eenige nieuwe landschappekens die een intense vrede en rust uitademen. "En toch niet naar de natuur gemaald menheer! Artistieke fantasie, geïnspireerd door het land van den Pallieter, zie eens dat blonde wegelingetje!" — Ik weet het loopen! — ,,ls het niet dat van achter den Begijnhof menheer Timmermans?" — “Sjust..... ge zegt het!”

    Maar nu kan 't al eens gebeuren dat er in een landschap een boom staat dien Felix niet bevalt: Weg boom, een kapelleke er voor in de plaats. Een landschap, schoon genoeg om af te schilderen. Mààr.... een fabriekspijp boven het geboomte. Een fabriekspijp op een schilderij van Timmermans? Ja, dat ziet ge van hier!...... Weg smerige pijp, en een slanken popel daar voor. En kleuren! Kleuren menheerke. Kleuren in een mandeken te vangen, kleuren van een kind, lijnen die ge niet vergeten kunt.

         “Dat land van Pallieter schijnt U toch nog maar steeds te imponeeren nietwaar?” — “Menheer, het kan mij niet loslaten, ik ben er èèn mee geworden, dat land is eeuwig nieuw, en ik..... ik.... ben nu pas zevenenveertig geworden, maar mijn hert is lijk van 'nen jongen van twintig! Menheer, ik ga somtijds wandelen hier achter in het beemd, kan mij mestnat laten regenen, en als ik dan die symfonie van kleuren om mij heen zie.... dan voel ik mij zoo gelukkig, daar heeft het schoonste niet aan..!!” —

    Hij laat nog eenige schilderijen zien. Dan gaan we naar boven naar zijn werkkamer.

    Een groot wijd vertrek waar 't een heerlijke wanorde is van boeken, platen, tijdschriften, teekeningen en schildergerief.

    Op een ezel staal een nieuwe "Bezoek der Driekoningen". Nog maar een paar vegen, en dan is het klaar. Och God, wat een geestige vrome voorstelling is me dat ! Ik vraag waarom hij toch niet eens komt exposeeren in Holland, in een klein intiem zaaltje b.v. — Ewel, hij zal daar nog eens op peinzen.

         Als ik nog in bewondering sta voor dat doek, heeft hij reeds 'n exemplaar van "Pijp en Toebak" gekregen, schrijft er een opdracht in, teekent er vliegensvlug een pijp met rookwolk uit onder : "Voila !"

    “Veel dank, veel dank menheer!” Felix maakt een afwerend gebaar, wijst tegelijk op het breede venster: "Zie daar eens !" —

    Wat een uitzicht ! Sint Gomaar die prachtige kathedraal boven de kleine smalle roode daken uitstekend, daarnaast het spitstorentje van de Gomarus-kapel, waarin het graf van den grooten Stichter dezer stad.

         Nog even over dat laatste bundeltje "Pijp en Toebak". — Toch jammer dat het in Holland niet binnenkomt. Er zijn wel enkele verhalen hier reeds gepubliceerd, maar er zullen toch zeker liefhebbers zijn die wanneer ze het zien, er prijs op stellen ook dit boekske op hun plank te hebben staan.

    “En nu moet ik U laten gaan” besluit hij, “want ik moet nog een zieke gaan bezoeken”.

    — Hij laat mij zelf uit, we spreken in de hal nog even over de litteratuur in Holland, over het bekroonde werk van Anton van Duinkerken dat toch zoo'n machtig forsch schoon boek is geworden en over de critieken van Herman de Mans' "Maria en haar Timmerman".

    “Ze kunnen 't daar bij U wel!” zegt hij: Hij schudt hartelijk mijn hand en wuift mij nog na in de deuropening: “'ne Goeie reis verder!”....

    Het is over vieren, de kinderen komen uit de school en doen nakrijgerke, een klein nonneke belt aan een deftig huis, en twee preekheeren komen den hoek om met waterzware valiezen bij zich. De nanoensche menschen zitten op de terrassen van 't Vlaamsch huis, 't Groen huis en 't Hof van Commercie..... Lierke Plezierke? Schoon Lier? — Stad van Pallieter!

    Sint Gomaar speelt weeral op zijn rammel.......

     

     

    *************

    30-06-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Retrospectieve van Felix Timmermans - Leo Arras

    Retrospektieve der schilderwerken van Felix Timmermans te Lier.

     

    Door LEO ARRAS Schepen voor Kultuur, Lier - Uit de Autotoerist  1972.


                           
                            Leo Arras


        
    Als Lier 1972, naar aanleiding van de 25e verjaring van Felix Timmermans' overlijden, heeft uitgeroepen tot een Timmermansjaar, dan is daar een dubbele gerechtvaardigde reden toe.

    In de allereerste plaats om nog eens — en hoe verdiend! — hulde te brengen aan iemand, die niet alleen door zijn werk — zijn proza, zijn gedichten, zijn tekeningen, zijn schilderijen en wat weet ik nog allemaal meer — de bewondering en de verering van tallozen in binnen- en buitenland voor zichzelf en zijn œuvre heeft opgeëist, maar die daarenboven door zijn eenvoud, zijn lieftalligheid en rechtschapenheid meteen de liefde van ontelbaren naar zich heeft toegehaald. Timmermans was een reuzegroot artiest, een onwankelbare Vlaming en boven alles een innig-goed mens.

    En in de tweede plaats omdat Lier aan Felix Timmermans enorm veel te danken heeft.

    Is Felix Timmermans het niet, die door zijn letterkundig œuvre, meer dan wie ook, de aandacht van het Nederlands lezend publiek op Lier heeft gevestigd ? Lier, zijn geboortestad, waaraan hij zoveel ontroerend-schone bladzijden heeft gewijd, wier geest en atmosfeer hij op wondere wijze in zijn vele boeken heeft weten te kristallizeren. En de vertalingen in zowat 25 verschillende talen van zijn letterkundig œuvre hebben het hunne ertoe bijgedragen om die golf van sympatie voor Lier, die het Timmermanswerk in het Nederlandstalig gebied had doen ontstaan, ver over zijn grenzen te doen uitdeinen.

     

         Gevolg daarvan is geweest en is nog steeds, dat telkenjare, vele tienduizenden toeristen naar Lier toestromen, om er de wondere geest van deze stad te komen proeven. En ik kan mij voorstellen dat er zijn, die een tikje ontgoocheld worden omdat zij Lier niet terugvinden zoals de Fé het heeft geschilderd en getekend en beschreven.

    Omdat hij altijd maar weer de droom-stad uit zijn jeugdjaren terug heeft opgeroepen.

    Die droomstad waarop hij verslingerd was geraakt en verliefd.

    Want natuurlijk ook aan Lier heeft de «tand des tijds» geknaagd en een wervelwind van vernieuwingen heeft ook door onze straten gewaaid. Maar wie aandachtig toekijkt vindt er toch nog steeds de essentie van al wat Timmermans heeft bekoord.

    De Lierse magistraat heeft gemeend het hoofdmotief van deze hulde aan Timmermans te moeten leggen in de organizatie van een grootse retrospektieve van het schilderwerk van Felix Timmermans. En we geloven dat dit een gelukkig idee was, omdat wij daardoor een facet van het œuvre van deze grote Vlaamse kunstenaar konden belichten, dat door de grote massa van het publiek minder of geheel niet bekend is.

         Inderdaad kent iedereen wel één of meer of wellicht zelfs alle literaire werken van Timmermans, die werden uitgegeven. En dan kennen zij ook meteen de honderden prentjes, die hij daarbij getekend heeft, ter illustratie van zijn boeken. Maar hoe weinigen hadden ooit de gelegenheid om met zijn schilderwerk kennis te maken ?

         En nochtans is ook dat een zeer belangrijke uiting van zijn schoonheidsbeleven en meteen van zijn ontembare dwang om dit schoonheidsbeleven te veruitwendigen en aan anderen mede te delen.

    Het is reeds zo dikwijls gezegd en geschreven : Timmermans schilderde al schrijvend en vertelde al schilderend. Ieder van zijn schilderijtjes of tekeningen is een stuk verhaal, met ontelbare kleine, plezierige anekdootjes. En iedere bladzijde uit zijn prozawerk is een brok schildering, waarin hij op pittige wijze weet te verwoorden wat in hem leeft en wat hem beroert.

         Och ik weet het : als schilder of tekenaar heeft Timmermans nooit enige akademische vorming gekregen. Tenzij dan die enkele jaartjes, dat hij «tekenlessen» is gaan volgen aan de tekenschool in zijn geboortestad, die intussen is uitgegroeid tot een bloeiende Stedelijke Akademie voor Schone Kunsten.

     

         Het is allemaal vanzelf in hem gegroeid. En zoals hij nooit heeft «leren» schrijven en toch plots heel Vlaanderen en Nederland verbaasde en verheugde met een onbetwist meesterwerk als « Pallieter », zo heeft hij ook nooit school gelopen voor zijn schilder- en tekenwerk. Schrijven was zijn beroep. Schilderen en tekenen was zijn hobby. En toch heeft hij ook op dat gebied groots werk voortgebracht. De retrospektieve tentoonstelling, die sinds 28 mei in het StedeLijk Muzeum te Lier, aan de Florent van Cauwenberghstraat, loopt brengt daarvan het schoonste bewijs.

    En die toont nadrukkelijk hoe van geest en sfeer zijn schilderwerk zeer nauw aansluit bij zijn letterkundig œuvre. Zovele motieven die hij in zijn rornans en vertellingen heeft uitgesponnen, vindt men hier terug in plezierige kleuren en overlopend van pittige detaillering. In ieder doek herkent men de schrijver.

    De onderwerpen lopen van het eenvoudige, sobere stilleven, over het innige, soms ietwat Breugeliaans aandoende landschap, naar religieuze motieven en folkloristische merkwaardigheden.

     

         Wij geloven dat deze retrospektieve het hare er zal toe bijdragen om de faam van Felix Timmermans in Vlaanderen ook definitief  als «kunstschilder» te vestigen. Te meer omdat over enkele weken deze tentoonstelling van Timmermans' doeken het dekor gaat vormen voor de prezentatie van een omvangrijk boek, dat bij het Mercatorfonds te Antwerpen op de pers ligt en waaraan, naast Julien van Remoortere, die het schilder- en tekenwerk van Timmermans behandelt, medewerkten mevr. Aspeslagh-Timmermans, Hubert Lampo, José de Ceulaer en Dra Hilda van Assche, terwijl de inleiding geschreven werd door Gerard Walschap. Ook dat boek moet Timmermans' naam als schilder en tekenaar verder uitdragen.

     

         Het Lierse stadsbestuur hoopt dat deze retrospektieve niet alleen vanuit Vlaanderen, maar van ver daarbuiten, de verdiende belangstelling zal krijgen. Een bezoek aan deze tentoonstelling weze uw bijdrage in de hulde die heel VIaanderen en vooral de stad Lier in 1972 aan Felix Timmermans wenst te brengen.

     

    ********

    29-06-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Huisnamen en uithangborden - Arthur Lens

    Huisnamen en uithangborden
    fascineerden Felix Timmermans.

     

    Door Arthur Lens - stadsarchivaris, Lier – uit de autotoerist 1972

     

         Toen in 1924 Felix Timmermans gevraagd werd een sinteze over «Schoon Lier» te schrijven, was de Fé onmiddellijk zeer entoeziast. De grote Lierse schrijver, die zijn stad be-wonderensmooi vond en in alles het schone zag, liet de initiatiefnemer dr Marcel Cordemans, weten : « Langs een kant valt het mee dat ik juist aan zo iets bezig ben, feitelijk «Oud Lier» maar ge weet ook «Oud Lier» is «Schoon Lier».

    Dus de naam van de winkel doet er niet toe, men verkoopt er ook honing».

         Zo verscheen dan in 1925 Timmermans' «Schoon Lier», een ongeëvenaarde ode aan zijn geboortestad, zoals hij deze rond de eeuwwisseling had gekend en van uit zijn jeugdjaren in zijn hart had bewaard. Beweerde Timmermans zelf niet dat elk mens zeker driekwart van zijn jongelingenjeugd mee door het leven neemt? (Uit Mijn Rommelkast)


            
     

         Vele verhalen en menig boek situeert hij te Lier en lokale motieven zijn niet vreemd in zijn werk. Vooral de folklore, uithangborden en huisnamen troffen hem. Het is opvallend dat schier in alle verhalen en boeken uithangborden en huisnamen aan bod komen.

    Het merendeel van deze benamingen werden gekozen uit de rijke verzameling Lierse uithangtekens, terwijl andere zuiver gefantazeerd of omgevormd werden naar gelang van het verhaal.

     

         Timmermans heeft — naar het woord van Marnix Gijsen — «alle folkloristische en neo-romantische elementen van het kleurig Vlaams volksleven in een aardig provinciestadje met liefde en veel handigheid verwerkt».

    Zo ziet Timmermans de vorige eeuw als de tijd van de krinolines en de witte kousen, van de diligenties, het dansen op de schreef, de tijd van de faro in «'t Lieve Vrouwke», en om ter langst pijpen smoren in «St-Pieter». En 's zondags en 's maandags gaan «chauffeën» naar «Het Berdenhuis, «St-Gommer» en «de Herderin».

    Met schipkenskermis was het rijstpap gaan eten buiten de Mol (de Herderin), soep met ballekens in «'t Hof van Beieren», de tijd van de taptoe en van om elf uur binnen.

    De gegoeden gingen in «de Leeren Emmer» te Antwerpen een petat steken. Hij bezat de uitzonderlijke gave om de zaken rondom zich te bekijken, te tekenen en te beschrijven zoals niet een. Al deze gaven vormden bij de Fé een geheel, zijn schrijven en tekenen vulden elkaar aan als de uitdrukking van zijn gemoed.


                        
     

         Met passie tekende, schilderde en beschreef hij de folklore van de uithangborden. Aan zijn trouwe vriend, kunstschilder Oscar van Rompay, merkte hij eens speels op dat hij ze met een draad vermicelli tekende, zodat ze werkelijk een pittig curiosum vonnden in zijn boeken.

     

         Zijn «Pallieter» het eerst en alle volgende boeken, tot «Boerenpsalm», verlucht hij met zijn eigen vignetten. Deze prentjes, in een dikke stevige lijn, hebben maar weinig verandering ondergaan en leunen, in uitdrukkingsvermogen alleen, bij de folklorekunst aan. (uit «Mijn Vader» door Lia Timmermans)

    Zij sprankelen van leven en gemoedelijkheid.

     

    «Schoon Lier». illustreert hij met "In't Kruis", "de Herderin" (herberg), " 't Belofte Land" en "de Schapenkop".

     

    «Pieter Bruegel» met "In St-Stephaan", "In den vollen Pot", "d'Ekster", "In de Kat kan de Muis niet krijgen" en "de drij Gapers".

     

    «Pijp en Toebak» met "In 't Kruis-Café Chantant" en "In Sint Nikolaas" (suikerbakkerij).


    «Het Keerseken in de Lanteern» met "In de Smoorenden Indiaen" en een tekening met verschillende uithangborden.

     

    «Anna-Marie» met "de Dolfijn".

    «Het Kindeken Jezus in Vlaanderen» met "In de zoeten Inval"

    «Felix Timmermans verhaalt» met "In de Koninklijke Vlaai".

    «De Witte» van Ernest Claes wordt versierd met "In de Keyser" (herberg) en het boekje over Tony Bergmann van Frans Verschoren met "In den Soeten Naem Jesu".

    Op de kaft van «Pallieter» is " 't Belofte Land". en bij «Het Keerseken» "een lanteern" aangebracht.

     

         In «Schoon Lier» en het verhaal «De Verliefde Moor» brengt Timmermans tientallen Lierse huisnamen en uithangborden naar voren. Wij mogen zelfs zeggen dat hij de inventaris heeft gemaakt van de Lierse uithangtekens. Maar in zijn onuitputtelijke verbeeldingskrachtwereld, schiep hij ook menig nieuw uithangbord, zo o.m.«In den smoorenden Indiaen» en «In den suyckeren Zondag». In «Schoon Lier» laat hij de huizen zich noemen naar het beeld dat boven de deur of aan de gevel is aangebracht : «Sint-Joris», «de Kemel», «de Kerpel», en «de Doornenkroon».

    Hij noemt een reeks Kavesbrouwerijen : «het Dambord» (Schaakberd), «de Eenhoorn» en «de Hazewind».

     

    Boven de deuren van de herbergen en winkeltjes hangt een vertelsel, geschilderd, gebeeldhouwd of gesmeed en die vertellen van 't Belofteland, van de vier Heemskinderen, van de drie Koningen, van de rokende negers en van Afrikaanse beesten. Een boer kan er zijn stiel vinden zegt de Fé en er is eten en drank.

    Alle stielen vanaf koning tot scharensliep zijn er te leren.


                 
     

    Toen Timmermans dit schreef krioelden tientallen gekende uithangborden door zijn geest.

    Al deze namen in dit artikel opsommen zou ons te ver brengen, daarom slechts enkele :

    «de Moriaen», «de Pelikaan», «de Gouden Leeuw». (woonhuis van Georges Bergmann), «de Olifant», «de Biekorf» (ouderlijk huis van de beiaardier Toon Nauwelaerts),

    «de Klimmende Koe», «de Zwaan», «in 't Verken», «de Oude Schapekop», «de Raap»,

    «de Melkstoop» (geboortehuis van kanunnik J. B. David), «de gulden Ploeg», «In de Hesp» en «de Koning van Spanje».

     

         Waar de verbeelding niets meer op aarde vond, sleurde hij er de zon, de maan, de sterren en de komeetsterren bij en was het firmament ook al uitgeput, greep hij naar de hemel, en zo is het dat «de Engel» en «St-Pieter» samen bierkonkurrentie doen tegen de tapperij van «'t Lieve Vrouwke».

    Hier ook werd Timmermans o.m. geinspireerd door «'t Zonneke». «d'Halve Maan», «de Zevenster» (sterfhuis van Tony Bergmann, auteur van "Ernest Staas"), «de Oude Komeet» (waar Timmermans in de zomer van 1912 enkele maanden op pension was) en «'t Hemeltje», waar marskramers, bedelaars, Turken die met tapijten leuren, vloekende voerlieden en kasseiers logeerden.

    Dit laatste logementhuis werd gehouden door Marie Pee (Marie Van Peborgh). Na een karig avondmaal werd een dikke koord gespannen, waarop de gasten hun hoofd en armen konden laten rusten; 's morgens werd het touw losgemaakt om de ingedutte slapers te wekken.

    In «den Eycken Boom» vergaderde vroeger de rederijkerskamer «De Groeyende Boom» en in «'t Keizershof», waar eens Leopold I logeerde, hing de baas achter zijn dagblad te slapen. Op het begijnhof noemt Timmermans slechts «de Wijngaerdt des Heeren», «'t Soete Naemken», «de Berg Thabor» en «de Vlucht naar Egypte».

         Het verhaal «De Verliefde Moor» uit «Het Keerseken in de Lanteern» is een fantazie rond het beeld boven een tabakswinkel aan de Grote Markt. Een stuk folklore en verbeelding, waar alle uithangborden bij te pas komen. De Fé laat ze in een stoet voorbijtrekken en op de plaat die het verhaal verlucht herkennen we : «In 't Kruis», «de Raap», «d'Ekster», «In 't Verken», «het Stalleken van Bethlehem», «de Komeet», «'t Lieve Vrouwke», «'t Parapluke»,

    «In de Groote Pint», «de Drie Koningen», «'t Zonneke», «de Rozenhoed»,

    «In den Blijden Speelman», «'t Eierboerinneke», «de Drie Snoeken»,«het Goede Mes »,

    « de Paradijsappel», «In de Kat», «de Gouden Haan», «de Zeemeermin»,

    «Keizer Karel» ( 't Keizershof), «de Kandelaar», «de Zoeten Inval», «de Roode Fles »,

    «In de Halve Maan », «de Ouden Deken», «In den Smoorenden Indiaen»,

    «In den Dolfijn» (Eycken Boom), «de Lantaarn», en «de Rooden Leeuw».


      
     

    Ook uit zijn andere verhalen en boeken zijn de uithangborden niet weg te denken.

    In «Een lepel herinneringen» beschrijft Timmermans het speelterrein uit zijn jeugd, het Lollepotstraatje (Kruisbogenhofstraat), schuins over hun huis aan de Antwerpsestraat.

    Op de ene hoek woonde een beenhouwer, en op de andere hoek was «de Lollepot».

    Als er thuis te veel werk was werd de Fé in de dag uitbesteed «In het Sneppeken», een herberg over de Slijkpoort (Rolwagenstraat) bij vader Jan (Jan de Graef) en moeder Lies (Elisabeth Potters).

    Vader Jan was kleermaker en speelde bombardon in de «Grote Harmonie».

     

         Het landschap in «Het Kindeken Jesus in Vlaanderen» beschrijft hij met katedralen, windmolens en de Lierse herbergen «de Zoeten Inval» en «de Drie Gapers» (beide gelegen aan de Lindenstraat), waar de gersten schuimend wordt gedronken.

    In «Driekoningentryptiek» gaan de manke herder Suske Wiet, de palingvisser Pitjevogel en de bedelaar Schrobberbeek een krachtige borrel vitriool drinken in «het Zeemeerminneke».

    «De lange stenen Pijp» is een pittig verhaal over de smoorders-maatschappij «Hoe langer, hoe liever», met als kenspreuk «Stillekens aan». Het lokaal was «'t Lieve Vrouwke», een oud stamineeke juist achter het stadhuis. Stadssekretaris Pontejour was de voorzitter.

    Hij dankte zijn naam aan de herberg «Au point du jour», rechtover Timmermans' woning, aan de De Heyderstraat. Gommeer Van 't Beukeleerken, de beste om ter langste smoorder van de stad, had na een huishoudelijke twist met zijn vrouw Rosalie, zijn verzameling pijpen gebroken en deed de zoveelste dronkemanseed «Ik mag verkalken en verstenen als ik nog van ze leven een pijp smoor, jamais! ». 's Anderendaags reeds werden twee nieuwe pijpen en een pakske van de beste gehaald in «'t Moorken» (Grote Markt)

         In «Jan de Kraai» looft het stadsbestuur een beloning uit voor degene die de sprekende kraai, dood of levend, op het politiebureau brengt. 's Anderendaags werd een dode kraai door twee mannen van «den Luien Hoek» (hoek Antwerpsestraat - Kartuizersvest) op het politiebureau gebracht, de beloning opgestreken en verbrast. Op de Grote Markt, in het lokaal «de Zwaan» werd de beruchte dode vogel tentoongesteld. De baas uit «de Zwaan» vaarde er goed mee, maar de baas uit «de Wildeman» (eveneens op de Grote Markt) riep luidop, dat hij nooit meer voor zo'n platzak van een burgemeester zou stemmen, omdat de vogel niet in zijn herberg te zien was.

    Aan de hoge gevel van de herberg «In 't Kruis, cafe chantant» hangt een groot kruis. Van uit de herberg klinkt zatte praat, gezang en gevloek en een «tjengeltjangelorgel» speelt brutaal. Jefke Jezus strompelt de herberg uit en ziet met lamme ogen naar Jezus boven hem, groet het kruis en waggelt verder naar zijn kruip-in, in «'t Zwadderhof» aan de huidige Frederik Peltzerstraat. Vanuit deze herberg vertrok ook ieder jaar, op de vooravond van St-Gummarus (10 oktober), de processie van het Eerste Licht, naar het Sint-Gummarusfonteintje te Emblem; een processie waar alle echte Lierse typen aan deelnamen.

    In «de Koninklijke vlaai» laat Soke Van der Musschen twee dagen na het historisch bezoek van Leopold II aan de Lierse nijverheidstentoonstelling, door schilder Neuteke (schilder-be-hanger Van Nueten) zijn uithangbord veranderen. Waar vroeger alleen een boer en een boerin een vlaai van de stapel namen, kwam er nu een soort koning bij te staan, een kroon en de woorden «In de Koninglijke Vlaai». De bakkerij was gelegen aan de Antwerpsestraat en droeg triomfantelijk de benaming « A la renomé des bonnes Tarte de Lierre — Fournisseur de la Cour »...

     

         In «Pieter Bruegel» laat Timmermans Pieter Coecke wonen in «de Schildpad» aan de Lombaardvest te Antwerpen, terwijl de volksoverlevering wil dat Pieter Bruegel geruime tijd heeft gewoond in de nog bestaande herberg «de Ekster» aan het Eksterlaar te Deurne. Timmermans fantazeert Bruegels kinderjaren, met zijn verblijf bij de Dikken en de Mageren, aan de Rattekoten, buiten de Leuvensepoort te Lier.

    In het boek maken wij ook nog kennis met de geest van Trees uit «'t Belofte Land»,

    «de Bonte Os», «In de Kat kan de Muis niet krijgen», «de Drij Gapers», «de Verkleden Aap», «de Vollen Pot», «de Eeuwige Lamp» en «'t Lammerenhof ».

    Wij zouden nog verder kunnen uitweiden over «Het Plakleerken» uit «Pallieter», waar het fameuze tweegevecht plaats vond ; over de herberg «de Meloen» uit «de Krabbekoker»;

    over Matantje uit «In den Smoorenden Indiaen» (de Gulden Beurs) aan de Rechtestraat; over Mie Lut, de vrouw van Pietje Wouters uit de herberg «In Transvaal», aan de Gasthuisvest; over «De Familie Hernat» met de brouwerij «het Gulden Schip» van burgemeester Lorier en over de herberg «de Regenboog», waar Sidonie woonde en de ellegoedwinkel «In den Anker» ; over mijnheer Pirroen van de Quatertemperplaats (Kluizeplein) en de brouwerij «de Eenhoorn»; over «het Blauwe Huis» aan de Lindendijk (Mosdijk); over «'t Brouwershuis» met kariatiden in de gevel, de woning van Corenhemel, op de hoek van de Grote Markt en de Ooievaarstraat (Eikelstraat); over het atelier van Livinus aan 't Ros Beyaardstraatje en over «de Koning van Spanje» te Brussel en van «de Eenhoorn» onder Grobbendonk.

     

         Het lag niet in onze bedoeling en het was totaal onmogelijk in dit artikel al de gebruikte huisnamen en uithangborden toe te lichten, te verwerken en zo mogelijk te situeren.

    Wij hebben slechts getracht een beeld op te hangen van de rijke verzameling uithangtekens welke Felix Timmermans heeft toegelaten kleur en sfeer te geven aan zijn werken.

    Het loont beslist de moeite dit tema en ook de folklore in Timmermans' werk uit te diepen en te bewerken.

     


     

    De tekeningen in dit artikel zijn van Felix Timmermans, overgenomen uit zijn boeken :

    «Pieter Bruegel», «Schoon Lier» en «Het Keerseken in de Lanteern».

     

    **********

    20-06-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans toneelschrijver - Frans Verstreken

    Felix Timmermans toneelschrijver.

    Door Frans Verstreken  -  uit de autotoerist 1972

     

    De zachte keel

         Het enige toneelspel dat Felix Timmermans alleen schreef, is «De hemelse Salome» (1930). De mislukte tragedie «Holdijn», ontstaan tussen 1907 en 1909, laat ik buiten beschouwing, omdat ze niet in boekvorm verscheen (1). Ook zijn vertaalwerk leg ik terzijde (2). Timmermans was geen dramaturg. Uit zijn boeken, die de lezer nog steeds een geluksgevoel blijven schenken, stralen zijn grootste verdiensten : een blijgeestige vertelkunst, gevoed door een sterke verbeeldingskracht, een originele beeldspraak en een onnavolgbare, dichterlijke vizie. Die karakteristieken bezorgden hem een aparte en duurzame plaats in de Nederlandse literatuur. De schrijver vermocht echter niet zijn verhalen of romans in een vlotte toneelaktie te transponeren.



    Bakker Soke van der Musschen bedreigt met zijn ovenpaal het gezin van de schoenlapper Piet Lantaarn 

    Wereldpremière te Keulen 1937.   ( Foto Max Arnecke )

        
    Zijn
    meest gewaardeerde stukken rezulteerden dan ook uit samenwer-king met toneeldeskundigen. Timmermans' inbreng beperkte zich meestal tot de stof en de eindredaktie. Het aandeel van de Haagse letterkundige en regisseur Eduard Veterman is in dit opzicht belangrijk. Uit het te bewerken boek ontwierp hij het skelet met de dramatische motieven. Hij was verantwoordelijk voor de scenische vormgeving. De Lierse auteur borduurde verder op dit stramien. Hij zorgde voor een pittoreske aankleding en gaf de dialogen hun kleurige toets. Uit die innige, professioneel verantwoorde samenwerking, groeiden «Mijnheer Pirroen» (1922), de kerstlegende «En waar de Ster bleef stille staan...» (1924) en «Leontientje» (1926).

     

         Dr. Karl Jacobs dramatizeerde «Het Kindeke Jezus in Vlaanderen» (1933); Timmermans zelf vertaalde deze Duitse toneelbewerking terug in het Nederlands (1938). «Die sanfte Kehle»

    (1937) ontstond in samenwerking met dezelfde Duitse toneelauteur en kenner van de Zuidnederlandse literatuur (3). Met medewerking van de operette-librettist en regisseur Hendrik Caspeele schiep Timmermans «Het Filmspel van Sint-Franciscus»

    (1938), dat als openluchtspel werd gekreëerd. Jacobs was tenslotte medewerker voor de toneelaanpassing van «Pieter Brueghel» (1943).

    Toneelmatig is deze reeks stukken na 1926 vrij zwak. Het ontbreekt aan dramatische spankracht, eenheid van handeling, poëtische ontroering, een fascinerende verwikkeling en een verrassende ontknoping. In plaats van een gesloten struktuur, blijft het vaak bij een aaneenschakeling van bekoorlijke taferelen, met enkele Timmermansiaanse hoogtepunten.

    De toneelbewerkingen van zijn stadsgenoot P.G. Veens (pseudoniem van Gommaar Torfs) mocht Timmermans niet meer beleven : «De Kerstmis van de Krab» (1955) en «Boerenpsalm» (1956).

     

    Niet in Lier!

    In zijn herinneringen aan zijn Lierse vriend (4) beschrijft dr. Karl Jacobs het groeiproces van het blijspel «Die sanfte Kehle». Vooraf bespraken beide auteurs het te volgen werkschema : Timmermans had het tema bedacht, Jacobs zou instaan voor de dramatische ruwbouw, waarna «de Fé» de dialogen zou schrijven. In de praktijk kwam van dit plan niet veel terecht. De taken kruisten elkaar, het werk werd vaak langdurig onderbroken, het hele opzet vorderde moeilijk per briefwisseling. Felix Timmermans had het in 1936 erg druk (5).

    Het bleek noodzakelijk dat K. Jacobs te Lier kwam samenwerken. Tijdens voorbereidende wandelingen werden de inspiratiebronnen bezocht : huis en tuin van de burgemeester, winkeltjes van bakker en schoenlapper. Ze gingen praten met mensen die onbewust model stonden voor de toneelpersonages. Felix vertelde autentieke anekdoten, die in het stadje mondgemeen waren en die ze ten tonele zouden voeren. «In Lier mag het stuk in geen geval opgevoerd worden», zei Timmermans, «want dan zou ik mij niet meer op straat durven laten zien».

     

         Uit beider samenwerking ontstond de «chronique scandaleuse». De Lierse schrijver ruilde zijn goedlachse ironie tegen een hekelende toon. De satire op bepaalde groepen uit zijn geboortestadje verdraagt wel enige charge. «Die sanfte Kehle» werd kennelijk gevoed door plaatselijke motieven. De Lierse achtergrond valt niet te loochenen en gekende situaties schemeren door de tekst In deze lachspiegel herkennen wij het door-de-weekse leventje van een gesloten en geordende gemeenschap van notabelen en kleine ambachtslieden.

    De oorspronkelijke titel «Orpheus» werd gewijzigd om voor Lierenaars al te doorzichtige redenen (6).

     

    Muziek maakt al lawaai genoeg

         Deze zin wordt uitgeroepen door de pochhans Constant Snieders (7), rond wie het hele stuk cirkelt, dat zich omstreeks de jongste eeuwwisseling afspeelt. Als dirigent van de zangvereniging «De zachte Keel» komt hij de rust in het Netestadje verstoren en er de hartstochten doen oplaaien. Deze don juan waant zich een muzikaal genie. Door de verliefde dames wordt hij dan ook hoog geprezen, door de jaloerse mannen echter verguisd als «notenkraker» en «muzikale kikvors».

    Nochtans is deze pierewaaier geen absoluut hoofdpersonage, want in dit web van soms kunstmatige, zonderlinge situaties treden belangrijke en dik in de verf gezette nevenfiguren op. De welgestelde burgemeester, verstrooid en karikaturaal, is voorzitter van de koorvereniging. Zijn behaagzieke vrouw flirt met meneer Constant. Maar de dandy met Parijse maniertjes heeft intussen de dochter gestrikt van de schoenlapper Piet Lantaarn.

    Het meisje is op haar beurt de geliefde van Willem, zoon van de ambitieuze vlaaikensbakker Soke van der Musschen, «een beurzeke met vlooien» (8). Het derde bedrijf brengt nog meer verwikkelingen. maar het slottoneel ontwart natuurlijk alle draden.

    Het gebrek aan karakterontleding wordt vergoed door de «couleur locale», de rake typering van mensen en dingen, en door de humoristische samenspraken. Alle operette-ingrediënten zijn daarbij aanwezig : muziek (9), maneschijn, een lach, een huilbui, een tuinfeest, gewichtigdoenerij, vermomming, bedrog, liefdesaffaires en schandaaltjes. Een geknipt libretto! De opbouw van deze bizarre komedie herinnert eveneens aan de struktuur van een zangspel.

         De Duitse tekst verscheen in boekvorm. In de inleiding wordt het opzet verduidelijkt :

    «De personen van dit blijspel zijn grote kinderen, lief en stout En zoals echte kinderen, moeten zij zichzelf erg au sérieux nemen. Aldus zullen zij de lachlust opwekken, wat de bedoeling is van de auteurs (10) ».

     

    Timmermansiaans feestmaal.

         De wereldkreatie van «Die sanfte Kehle» vond plaats in de stadsschouwburg te Keulen op 6 oktober 1937. Tot het laatste uur vóór de première bracht Timmermans nog korrekties aan, waarbij regisseur Vitus de Vries als advizeur optrad. De Lierse schrijver en illustrator ontwierp zelf dekor en kostuums. Komponist C.G. Fürstner bewerkte Vlaamse wijsjes.

    Het stuk werd met nadruk aangekondigd. In het orgaan van de Keulse teaters (11) schreef Karl Jacobs een uitvoerige toelichting, geïllustreerd met een Timmermans-portret door Isidoor Opsomer. Naast de rolverdeling wordt het blijspel met «kletspraat en burgertrots, overdreven standsbewustzijn en heel veel leugenachtigheid», geestdriftig aanbevolen : «Wie zou dit Timmermansiaanse feestmaal willen missen ?» Het hoeft nauwelijks gezegd hoe groot zijn populariteit in het Rijnland was door zijn boeken, zijn lezingen en een tentoonstelling van zijn tekenwerk in het beroemde Wallraf-Richartz-muzeum. Hetzelfde nummer bracht ook het verhaal «In de Koninklijke Vlaai», waaruit het eerste bedrijf inspiratie putte.

     

         Het sukses was enorm, JDe toneelrecensies zwaaiden hooggestemde lof over dit «volksstuk». Men noemde het blijspel «een greep uit het volksleven», «een spektakel van humor, van grappige woordspelingen, van komische situaties, van grove scherts en menselijke zwakheden, zodat het een genoegen is voor akteurs en toeschouwers».

    Karl Eiland besloot : «Timmermans' sprong op het toneel is gelukt» (12). Vooral de sappige, onverbloemde taal en de plastische schildering genoten grote waardering.

    Richard Litterscheid noemde het «ein Meisterwerk szenischer Kleinmalerei und warmblütiger Charakterzeichnung». (13). Het publiek voelde zich ongetwijfeld aangetrokken door de met de Rijnlandse mentalitelt verwante «flämische Gemütlichkeit».

     

         Uit de geraadpleegde foto's (14) blijkt dat veel zorg werd besteed aan het toneelbeeld. Dekoratie, kapsel en kostumering getuigen hier en daar echter van een typisch Duitse smaak, ofschoon het stuk zich nadrukkelijk in Vlaanderen afspeelt.

     

         Van de geslaagde opvoeringen te Essen (Duitsland) geeft het fotomateriaal (15) eveneens enige indruk, hoewel het verrast dat dirigent Snijders in een harlekijn-plunje verscheen en dat het bakkertje vertolkt werd door een gezellige dikkerd. De dekors van de drie bedrijven riepen er kennelijk de gewenste sfeer op : het bakkerswinkeltje, met doorkijk op de straat; de met lampions versierde tuin, met prieeltje en de grote veranda tegen de achtergevel van het burgemeestershuis; de spaarzaam verlichte, armoedige schoenlappers-woning, met rommelig winkeltje.

    Ook elders in Duitsland kreeg «Die sanfte Kehle» open doekjes. In amper twee speelseizoenen kwam het stuk in een dozijn schouwburgen, totdat de reeks opvoeringen afbrak op een wenk van de hoogste autoriteiten.

     

    Onthaal in Antwerpen

         De Keulse première werd bijgewoond door Joris Diels, direkteur van de KNS te Antwerpen, met het inzicht; het werk ook in zijn schouwburg uit te brengen (16). Op 8 januari 1938 kwam «De zachte Keel» (17) er voor het voetlicht, in aanwezigheid van de familie Timmermans. Tevoren had de Lierse schrijver reeds een repetitie bijgewoond (18).

         Pers en publiek prezen Diels' regie en de vertolking van Robert Marcel (Constant Snieders), Edward Gorle (burgemeester De Jongh), Lize van Camp (madame De Jongh), Gella Allaert (dochter Cecilia), Jan Cammans (Soke van der Musschen), Frans van de Brande (zoon Willem), Remy Angenot (Piet Lantaarn), (Jeanne de Coen (zijn vrouw Griet) en Greta Lens (dochter Anneke) (19) .

         Ondanks de uitstekende rolbezetting werd het toneelwerk door de kritiek vrij algemeen ongunstig onthaald De kranten vonden het «sappige blijspel» te breed «uitgesponnen».

    In «De Volksgazet» (20) noemde Lode Zielens het in bepaalde passages «uitdagend naïef en onbeholpen», terwijl Jan de Schuyter (21) het gegeven, vooral in het laatste bedrijf, zelfs als «gewaagd » bestempelde. Rip (22) vergeleek het peil van het stuk met dat van kluchten van Jos Janssen en Dirk Speelmans.

     

         Heel de Vlaamse pers besteedde veel aandacht aan de première in eigen land (23), maar de meest deskundige recensie, tevens de meest genuanceerde, lazen wij in «Het Toneel» (24). Lode Monteyne betreurde in zijn breedvoerig stuk «onbehendige architektuur» van het werk, met "slechts een geringe dramatische potentie". Hij verwierp de «soms in boekentaal   gestelde dialogen». Hierbij aansluitend moet ik toegeven dat de taal inderdaad vrij stroef klinkt. Aan de Nederlandse tekst is hier en daar voelbaar dat hij uit het Duits werd overgezet. Timmermans heeft blijkbaar wegens tijdgebrek de dialogen niet herdacht maar ze tamelijk slaafs vertaald.

    De hoofdredakteur van het genoemde weekblad merkte verder op dat het onderwerp zich beter zou geleend hebben voor een verhaal of novelle. In «Ons Lier» (25) vernemen we dat dit aanvankelijk de bedoeling was geweest van Timmermans, totdat hij het tema vertelde aan Jacobs, die meteen voorstelde er samen een toneelstuk uit te distilleren.



    Opvoering te Lier 1972 - Jan Hendrickx,Wiske Henderyckx en Jef  Saerens


        
    De foto's
    (26) tonen aan dat de dekors van Lon Landau stijlloos waren. Robert Marcel herinnert zich dat het werk geen hoogvlieger was en hij voegt er aan toe, dat er toen om de week een nieuw stuk werd gespeeld, wat een degelijke enscenering en instudering vrijwel uitsloot.

    Het wil mij voorkomen dat de hoofdoorzaak van de ontgoocheling te wijten was aan de te hoog gespannen verwachtingen. Die waren het gevolg van het recent, overrompelend sukses in het buitenland en van het opgeschroefde perscommunique van de KNS, waar werd in aangekondigd dat dit blijspel een nieuwe faze zou inleiden in de artistieke loopbaan van Felix Timmermans. Anderzijds was het Antwerpse schouwburgpubliek verwend door de toneeltechnisch verantwoorde Timmermans-stukken in samenwerking met Veterman.

    Daarbij leefde het jongste boek « Boerenpsalm » (1935) nog fris in het geheugen. De opvolging van die sterke roman door een op folklore geënte komedie betekende uiteraard een verzwakking.

    En dat de critici voor een genie als Timmermans strenge normen aanlegden, lijkt mij logisch.

    «De zachte Keel» hield een week de Antwerpse planken. De Lierse auteur was teleurgesteld. Sindsdien verdween het stuk dertig jaar van de affiche.

    Het bleef in het Nederlands onuitgegeven. (27)

     

    Eigen lachspiegel

    Het Verbond der Lierse Toneelkringen komt de verdienste toe het vrijwel vergeten blijspel van Timmermans en Jacobs in januari 1968 in het stadje-van-inspiratie te hebben op-gevoerd. Voorzitter Karel Betz deed de rolverdeling. Uit het akteurspotentieel van de aangesloten liefhebbersgezelschappen koos hij de als fizisch type meest geschikte spelers. De regie werd toevertrouwd aan Jef Saerens, die in slappere speelfazen de dialogen besnoeide.

     

         Toen ik bij die gelegenheid ontstaan en betekenis van het stuk in het programma schetste (28) , heb ik me enigszins gerezerveerd uitgelaten. Hoe kon het anders, nadat ik de afkrakende recensies van de vóóroorlogse Antwerpse voorstelling had gelezen en er de originele tekst naast had gelegd? De onverhoopte bijval te Lier bewees echter dat de komedie na drie decennia nog speelbaar bleek.

         Dit sukses was in hoofdzaak toe te schrijven aan drie faktoren. Vooreerste verliep de aktie vlotter, door drastische coupures van verouderde monologen en van remmende uitweidingen en herhalingen. De taal werd versoepeld. Bovendien werden de dialogen vinnig aangekleurd met dialektvormen. Akteurs hebben tussen hun tekst geestige Lierse uitdrukkingen ingevoegd. De vaak plastische volkshumor in een smeuig taaltje kruidt het toneelwerk.

    Dit uitleven in hun eigen, pittig idioom doet de spelers aan natuurlijkheid winnen.

    Amateurs kruipen immers nog steeds het best in de huid van dialektsprekers. Het eksperiment om de volkslui in onvervalst Liers te laten praten en schelden en het ABN uitsluitend in de mond te leggen van de burgerij leek me in dit geval volkomen verantwoord en geslaagd. Deze prettige kontrastwerking tekent overigens de schrille tegenstelling van sociale klassen in een kleine stad van weleer.

         De derde, wellicht doorslaggevende faktor om deze ingekorte, versoberde versie van «De zachte Keel» bij een Liers publiek te doen aanslaan, is het lokale tema. Aan de bazis van het pittoreske blijspel liggen duidelijk herkenbare feiten en toestanden, weliswaar met fantazie aangedikt. De satire werd gevoed door plaatselijke bronnen. Timmermans schilderde de karakteristieke trekken van de kleinburgerlijkheid in het nog romantisch dommelend provincienest uit het begin van deze eeuw.



    Jef Vervloet als Soke Van der Musschen - Lier 1972 


        
    De oorspronkelijk satirische aard ontsnapt vandaag aan de Lierse toeschouwer, die zich met behagen onderdompelt in deze uiting van realistische humor-romantiek rondom zijn «Schoon Lier» uit vervlogen tijden. Ik geloof echter dat «De zachte Keel» de provinciegrenzen niet meer kan overschrijden. Het modern teaterpubliek uit de grootstad is allergisch voor zulk voorbijgestreefd onderwerp in operette-stijl en waar de lokale verf dik over uitgesmeerd ligt.

    In dit Timmermans-jaar haalde het plaatselijk Toneelverbond dit toneelstuk anderrnaal uit de verborgenheid en zette het in de spotlights naast Timmermans' literaire glanspunten.

    Door het volgehouden, hoge speeltempo verblijdde het pretentieloze stuk het lachgrage publiek nog meer dan voor vier jaren.

    Ik schreef o.m. in het programma (29) :  «De zachte Keel» doet niet zo grotesk aan als «Mijnheer Pirroen», mist de poëzie van «En waar de Ster bleef stille staan», ontroert niet zoals «Leontientje» en ontbeert de dramatiek van «Boerenpsalm». De bekoring van onderhavig blijspel dient op een ander vlak gezocht dan bij de geciteerde, vaste repertoirestukken. Naar de geest lijkt mij de komedie nog het meest verwant met humoresken uit zijn verhalenbundels. Al deze werken staan dicht bij het volk, zijn sterk folkloristisch getint en werden in een Liers milieu geprojekteerd».

         Het plan bestaat het stuk dit najaar met dezelfde bezetting in Lier weder op te voeren.

    Een gelegenheid wellicht om, in het kader van de financiële mogelijkheden, een extra-inspanning te doen voor het dekor. Ook de belichtmg houdt nog meer sfeer-scheppende mogelijkheden in.

    Wij eren de universele Lierse kunstenaar in zijn beste scheppingen, waarmee hij de tijdsmuur heeft doorbroken. Toch doen de recente opvoeringen Felix Timmermans na een kwarteeuw nog zeer nabij voelen. Al heeft «De zachte Keel» de Zuidnederlandse toneelliteratuur niet verrijkt, toch kunnen wij er niet achteloos aan voorbijgaan (30). Geen facet van zijn veelzijdig œuvre mag immers onbelicht blijven voor de totale kennis van deze grote figuur.

     

     

    Voetnoten

    (1) Het ingekorte drama werd opgenomen in «De nieuwe Gids», oktober 1911.

    (2) "O.-L-Vrouw in de Doornkens" (1927), toneelspel in drie bedrijven door Henri Ghéon.

    (3) K. Jacobs (Essen) vertaalde o.m. werk van Streuvels, Claes, Van de Woestijne en Timmermans. Buiten zijn verder geciteerd gedenkboek over F.T., leverde Jacobs een bijdrage voor "Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volkes» (1935) van Adolf von Hatzfeld, en voor «Herinneringen aan Felix Timmermans» (1950) van Renaat Veremans.

    (4) «Felix Timmermans, Lebenstage und Wesenszüge eines Dichters», Diisseldorf 1049, pp.207 – 222.

    (5) Uit interviews van 1936 en 1937, opgesomd en samengevat door José de Ceulaer in zijn boek «En toch, Spiegelbeeld van Felix Timmermans» (1967), pp. 99-103, blijkt dat F.T. in die periode tussendoor aan « De zachte Keel» werkte. Bovendien schreef hij reeds gedeelten van «Ik zag Cecilia komen» (1938). Verder verleende hij zijn medewerking aan de vertaling van «Het Jaar des Heren» van Karl Heinrich Waggerl (1937) en aan het toneelstuk «Het Filmspel van Sint-Franciscus» (1938). Hij was toen ook al volop bezig de stof te verzamelen voor een «Familiekronijk», die uiteindelijk «De Familie Hernat» (1941) zou worden. Tussenin groeide het libretto van Veremans' opera «Anna-Marie» (1938) en vond hij nog tijd voor voordrachtreizen in het buitenland.

    (6) Sedert het midden van vorige eeuw bestaat te Lier de zangvereniging «Orpheus». In de dertiger jaren behoorden de leden nog meestal tot de katolieke burgerij en de hogere middenstand.

    Het toeval wil dat de huidige Lierse burgemeester sinds 1952 eveneens voorzitter is van deze nog steeds bloeiende vereniging. Leden van de koninklijke maatschappij «Orpheus» traden zelfs mee op in het koor uit het tweede bedrijf (opvoering van 1968 te Lier).

    De naam «Orpheus» duikt bij Timmermans nog even op, maar dan als harmonie in het verhaal «Het Liefdekabinet» uit de bundel «Pijp en Toebak» (1933).

    (7) In de oorspronkelijke, Duitse versie : Snijders.

    (8) Deze figuur komt gewandeld uit de vertelling «In de Koninklijke Vlaai», opgenomen in «Het Keerseken in de Lanteern» (1924)

    (9) Het tema van de Lierse zangvereniging werd door Timmermans achteraf opnieuw aangepakt in zijn scenario voor de film «Een Engel van een Man» (1939).

    (10) Felix Timmermans und Karl Jacobs : «Die sanfte Kehle. Komodie in drei Akten», Munchen 1937, p. 4

    (11) «Die Tribune», Halbmonatschrift der Bühnen der Hansestadt Köln, jg. 11, nr 3.

    (12) «Rheinisch-Westfälische Zeitung», 7 oktober 1937.

    (13) «National Zeitung», Essen, 8 oktober 1937. Lovende besprekingen verschenen verder in «Westdeutscher Beobachter» (7 oktober 1937), «Kölnische Zeitung» (7 oktober 1937),«Rheinische Landeszeitung»(8 oktober 1937), «Der Neue Tag» (8 oktober 1937) en «Westfalische Landeszeitung», (8 oktober 1937).

    De Nederlandse citaten werden vertaald door steller van dit artikel.

    (14) In het bezit van mevr. FT. en in het prospektus voor de tekstuitgave (zie voetnoot 10).

    (15) In het bezit van mevr. FT. en van K. Jacobs.

    (16) «Het Toneel», 23 oktober 1937.

    (17) Eerst aangekondigd in de archaïstische vorm «De zachte Kele»,

    (18) «Het Toneel», 1 januari 1938.

    (19) Als bijrollen noteren we o.m. Henriette de Vreker, Jet Naessens, Cara van Wersch, Free Waeles en Charles Janssens.

    (20) 10 januari 1938.

    (21) «Het Handelsblad van Antwerpen», 9 januari 1938.

    (22) Pseudoniem van August Monet; «De nieuwe Gazet», 10 januari 1938.

    (23) Buiten de geciteerde kranten, verschenen besprekingen in «Gazet van Antwerpen» (9 januari 1938), «Volk en Staat» (9 januari 1938),«De Dag»(9 en 10 januari 1838) en «De Morgenpost.»( 10 januari 1938). «Zondagsvriend» (13 januari 1938) en«Ons Land» (15 januari 1938) publiceerden foto's.

    (24) 15 januari 1938.

    (25) 30 januari 1938.

    (26) Illustraties bij de geciteerde besprekingen en één opname in het bezit van Robert Marcel.

    (27) De stadsbiblioteek van Antwerpen bewaart een gestencild werkeksemplaar.

    (28) «Muziek maakt al lawaai genoeg», opvoering in de stadsschouwburg Vredeberg te Lier, 30 januari 1968.

    (29) «De zachte Keel», opvoeringen in de stadsschouwburg Vredeberg te Lier, 16 en 21 april 1972.

    (30) Karl Jacobs bewerkte ook Timmermans' verhaal «De Bende van de onzichtbare Hand» (uit «Vertelsels» II, 1944) tot jeugdtoneel : «Die unsichtbare Hand». Exakte gegevens ontbreken mij vooralsnog. Het lijkt me de moeite waard de mogelijkheid tot opvoering in het Nederlands te onderzoeken.

     

    *************

    19-06-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In het Eden van gisteren - Gaston Durnez

    In het Eden van gisteren

    Met vakantie in “Minneke Poes”

     

    Door Gaston Durnez  -  uit De autotoerist 1972

     

         Op toeristisch gebied heeft Lier zoveel aan Felix Tirnmermans te danken, dat men de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer er gerust de Fee Fee Fee mag noemen.

    Ik zeg nu Lier, maar ik denk eigenlijk aan het hele Land van Rijen en omstreken, aan het gebied waar het «spekbuikige Brabant» en «het magere, mijmerende Kempenland» met elkaar in het huwelijk zijn getreden, de buurt waar het Kindeke Jezus in Vlaanderen is gekomen, waar boer Wortel van zijn pastoor te horen kreeg dat het leven geen lach is en waar Pallieter de dagen heeft gemolken.

     

         De legende wil dat Sint Gummarus Lier heeft gesticht. Ik neem het aan, al begrijp ik dan niet zo best waarom hij, die gevelde bomen kon doen herleven, niet een keertje uit zijn krammen schiet om onze bossen en dreven te helpen redden. Lier is zijn werk, goed. Maar Schoon Lier werd geschapen door Felix Timmermans. Hij heeft zijn geboortestad en haar omgeving herschilderd en een glans gegeven als nooit voordien.

    Een der mooiste voorbeelden is «  Minneke Poes ».


            
     

         Er zijn maar weinig boeken die ik zo vaak heb herlezen als dit kleinood uit de Kempen.

    En altijd opnieuw verrast het mij en ben ik er gelukkig om. Ik zal het nog dikwijls lezen.

    Het is een boek als een kermis. Een van de beste en geestigste Timmermansen. Zijn taal verwondert mij telkens weer door haar vrolijke tinten en haar mirakuleus vermogen om de dingen uit te beelden. « Minneke Poes » behoort tot de fijnste humoristische literatuur in Vlaanderen. Ik vraag mij af waarom het lange tijd zowat op het achterplan is gebleven. Misschien omdat het maar als een intermezzo werd beschouwd?

    De kunst van het intermezzo valt bij ons nog zo vaak tussen de plooien.

     

         « Minneke Poes » bevat notities over een vakantie in een Kempens dorp. Het is een soort van dagboek waarin de atmosfeer, de klank en de kleur van de seizoenen worden gemengd met opmerkingen over mensen en dingen uit de dagelijkse gang van zaken. Timmermans kreeg de inspiratie voor dit kostelijke boekje toen hij in 1939 drie seizoenen lang rust en ontspanning zocht in het grensgebied van Lier.

     

    De titel van het boek is de naam van een villa in de vakantiebossen van Grobbendonk, aan de rand van de gemeente, dicht bij de dorpskern van Bouwel. Zij lag er, zoals Lia Timmermans vertelt, «aan het einde van een lichtgele zandweg, tegen een laag dennenboske geduwd».

    Een Lierse dokter was en is er de eigenaar van. Hij verhuurde het huis aan de schrijver toen die verandering van omgeving wilde voor hem, zijn gezin en vooral zijn vrouw.

    In die moeilijke maanden voor de tweede wereldoorlog, werd de familie getroffen door 't overlijden van de grootmoeder, die al jaren bij haar inwoonde. Marieke Timmermans was nu vaak alleen thuis, terwijl haar man op reis moest voor voordrachten en de kinderen op school bleven. Zij leed erg onder het verlies. Toen ging haar man op zoek naar een middel om haar wat te bemoedigen.
    Hij vond het in de dennenbossen.

    Van de lente tot oktober 1939 zouden zij er wonen.

     

         Timmermans werkte in die tijd aan zijn roman «De Familie Hernat», maar eens goed en wel in het buitenverblijf liet hij het boek liggen waar het lag en leefde als God in de Kempen. Hij schetste en tekende, speelde met de kinderen, ging wandelen in bos en hei. Kalm en bedaard, want hij moest toen al «op zijn hart letten», volgde hij het leven in dat stukje verloren gelegd paradijs, keek zijn ogen uit naar schone dingen en luisterde naar zijn trouwe vriend en gids in de streek, August Keersmakers. Dat was de gemeentesekretaris van Bouwel, een oude en wijze man, die zoveel van de natuur kende, dat Timmermans hem "de begenadigde sekretaris van de vogelen, de insekten en de planten" noemde.

    Aan hem zou later het boek worden opgedragen.

     

         Timmermans heeft daar in Grobbendonk een der gelukkigste jaren van zijn leven doorgebracht Zijn familieleden hebben het getuigd. Maar zijn lezers wisten het al.

    Zij voelden het op elke pagina. Het boekje is geschreven door een man die tenvolle geniet van alles wat de wereld hem op dit kleine plekje in alle eenvoud bieden kan. Over alle bladzijden ligt de heldere schijn van de humor, de glans van de blijheid omdat hij dit alles mag waarnemen. Nog mag waarnemen.

    Timmermans weet het zo goed als iemand anders : terwijl hij in « Minneke Poes » naar de sterren kijkt, terwijl hij wandelt langs de groene Nete, komt de oorlog onafwendbaar dichterbij. Misschien beleeft hij daarom alles zo intens ? Vurig plukt hij de bloemen van die laatste vrije zomer. Als de winter voor de deur staat en hij besluit over deze vakantie een dagboekje te schrijven, dan begint hij met het woordje «vredig». Hij laat dan alles weg wat de idylle zou kunnen bezoedelen. De telefoonpalen zoemen wel ergens «gazettennieuws», maar wat er van de buitenwereld te vernemen valt, meldt hij niet, Nu telt nog alleen het gegons van de stilte. Hij beschrijft een stukje Kempen-buiten-de-tijd, het Eden van gisteren.

     

         De beste humor van Timmermans leefde in de wijze waarop hij de mensen waarnam en in de taal waarrnee hij die waarneming vertolkte.

    Een groot voorbeeld lees je in zijn relaas over kermiszondag. De processie trekt door het dorp en de barones stapt met haar twee dochters achter liet Allerheiligste : «Zij zijn karig gekleed, want zij willen niet opvallen en de aandacht trekken. Vlak na hen blinkt de garde-champetter met blanke sabel, zijn hoofd scheef van recht te gaan...

     

         De onmogelijke poging tot waardigheid wordt hier met een paar woorden meesterlijk getypeerd. De champetter zal nooit meer uit zijn verbeelding verdwijnen. Sinds ik hem in dit boek heb gezien, kijk ik naar alle processies en stoeten, naar alle manifestaties en Grote Gebeurtenissen, om hem terug te vinden, en ik zie hem inderdaad overal opstappen, in allerlei uniformen en kledij, altijd hetzelfde scheve hoofd. Dit zal niemand nog ooit recht krijgen.

     

         Sla « Minneke Poes » open, gelijk waar, en je vindt zulke verrukkelijke beelden.

    Op bladzijde 10 slenteren de wolken «dik van geluk door de zondagmorgen, aan de vertelselblauwe lucht». — «Een distelvink tikt gaatjes in de stilte. En op het glanzend vlies van 't diepe water ligt de hemel genietend op zijn rug met waterleliën tussen de vingeren».

    Zo wordt de wereld soms in woorden opnieuw geschapen.

    Op bladzijde 51 zit «een verzadigde kat, wit en zwart in ekster verkleed». Op bladzijde 52 ziet het dorp er «tevreden uit als een volle kom melk». Het is er stil, heel stil.«Geen mens te zien. Er wordt verwacht. Zo is het goed. Goed en zwaar als een meloen. Ondertussen riekt het hier naar de boer en naar warme mastebossen. Een hangklok niest ergens binnen drie slagen af. Het stof gaat op zijn tenen staan om toch eens iemand te zien aankomen; het wandelt eens rond, rolt zich op tot een torentje, niemand te zien en 't legt zich weer gelaten neer op de grond».

    Wie heeft er ooit zo sterk de rust van een zomerdorp in beeld gebracht? Wie heeft er zelfs het stof van de weg zo'n persoonlijkheid gegeven?

     

         Verleden zomer woonden wij in de buurt en zijn wij de streek van « Minneke Poes » gaan verkennen. De villa staat er nog, met haar naam in grote letters op haar voorhoofd. Maar het lage dennenbosje van toen is hoog opgeschoten. En de lichtgele zandweg ligt er assezwart bij. Hij draagt nu de naam van zijn beroemde vakantieganger. Achter de bomen aan de overkant hoor je voortdurend het snelle gezwoeg van auto's op de Boudewijnsnelweg die de Kempen doorklieft. In het dorp staan, liggen of zitten de huizen nog elk «naar eigen meug en goesting», maar de lemen hutten die Timmermans er zag, zijn al lang geëmigreerd naar Bokrijk, en in verkavelde bossen en plekjes hei pronken zomervilla's in alle vormen en kleuren achter hagen of afsluitingen van beton en groene plastic-draad. Als je hier en daar geplons hoort, komt dat niet uit de Kempense vaart, want die is gedempt Het zijn de prive-zwembaden met hun bikini's.

         En toch was het niet alleen met melancholie maar met oprechte vreugde en levensblijheid dat wij daar nog eens, onder de dennebomen, naast de betonbaan, in « Minneke Poes » hebben zitten lezen. De suggestieve kracht van Timmermans' proza is zo sterk, dat zijn lezers de wereld willen zien zoals hij die eenmaal opnieuw heeft geschilderd. Zelfs het bleekste gehucht krijgt een blos op de wangen als hij het met zijn humor en poëzie heeft nagetekend en gekleurd.

     

         Onze ogen zijn wondere kijkers. Zij zien voor een groot deel wat wij denken te zien, wat wij verwachten en dromen. En als wij ons overleveren aan een Fee als deze, dan zitten wij meteen volop in het sprookje en krijgt de wereld een ander uitzicht, alsof er nooit een oorlog is geweest. Dan vind je ook in de Kempen, hier en daar, nog een beetje vrede, verborgen tussen de trage Nete en de snelweg.

     

    «Minneke Poes» verscheen in 1942, als nr. 3 van de serie "Blauwe Snoeckjes". bij Snoeck, Gent. U kunt er over lezen in «Mijn Vader» van Lia Timmermans (1951) en «Felix Timmermans, de mens - het werk» van Louis Vercammen (1972), waaraan de gegevens voor dit artikel werden ontleend.

     

    ************

    18-06-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een koninklijke weg - Etienne De Smedt

    Notities bij een koninklijke weg.

     

    Over Lia Timmermans als Eredame van Koningin Fabiola

     

    Mon Van den heuvel-Etienne De Smedt  -  Zilveren Verpozingen nr 43.

     

    Wij hadden de bedoeling om in dit nummer een tekst te wijden aan de tiende verjaardag van het plotse overlijden van Lia Timmermans op 15 juni 2002. Zij was onze Kring zeer gunstig gezind en was aanwezig op heel wat van onze ledendagen. Dan denken wij in de eerste plaats aan onze samenkomst in Veere (NL) op 27 september 1992, waar zij met haar echtgenoot, Lou Aspeslagh, een kamer had gereserveerd en reeds van de avond tevoren was aangekomen. En natuurlijk vergeten wij nooit die prachtige dag in Oostduinkerke op 21 april 1996 waar zij het woord voerde en van geen ophouden wist omdat wij zo geboeid zaten te luisteren naar een waterval van leuke wetenswaardigheden en nooit eerder gehoorde anekdotes. 

     

    Het toeval echter heeft ons hier een heel andere weg doen inslaan. In ons vorig nummer konden wij citaten aanbieden uit de briefwisseling van Lou Aspeslagh aan Lia.

    In hetzelfde dossier waarover wij nu beschikken; vonden wij boeiende, originele documenten

    over de periode in haar leven dat zij een zeer gewaardeerde Hofdame of Eredame was van Koningin Fabiola. Wij zijn verheugd, en ook een beetje trots, dat wij jullie de kans kunnen geven iets meer te vernemen over haar ‘koninklijke weg’.

     

    Zolang er geen andere gegevens opduiken, durven wij veronderstellen dat de kennismaking met de koningin plaats vond naar aanleiding van de vertaling door Lia, uit het Frans, van de sprookjes van Koningin Fabiola. Het boek verscheen in 1961 in Brugge bij uitgeverij Desclée-De Brouwer.

    Wij hebben niet de pretentie om volledigheid na te streven en baseren ons enkel op de documenten uit het dossier. Het staat vast dat er heel wat meer ontmoetingen tussen beiden geweest zijn dan degene die wij hier zullen vermelden.         

     

    Hoeveel contacten er ook mogen geweest zijn, zeker is dat het officiële bezoek van Koning Boudewijn en Koningin Fabiola aan de stad Lier op woendag 27 maart 1963 en aan Antwerpen op donderdag 28 maart, voor Lia een hoogtepunt is geweest op haar ‘koninklijke weg’

    Zonder overdrijven kunnen wij stellen dat zij, in deze tweedaagse, een voorname rol heeft gespeeld. In het dossier bevindt zich een draaiboek, een tot in de details uitgewerkt scenario over dit bezoek, dat deze stelling ten volle bevestigt. Wij geven hier een korte samenvatting. 

     

    woensdag 27 maart 1963
                     In het Begijnhof

     



    Bezoek in het Zimmerpaviljoen

    Op die bewuste woensdag werd Lia rond de middag opgehaald in het Brusselse Palace Hotel waar zij waarschijnlijk de nacht had doorgebracht.

    Een ceremoniewagen bracht haar naar het paleis van Laken waar rond twee uur vertrokken werd, richting Lier.

    Wanneer de kolonne zich in beweging zette; bevond Lia zich in de tweede wagen, achter het voertuig met de vorsten en in gezelschap van de hofmaarschalk en de secretaris van Fabiola.

    Ik tracht mij in te beelden met welk gevoel Lia, op deze manier, de stad binnenreed waar zij geboren en getogen was en waar zij vreugde en leed in het gezin Timmermans mee had beleefd!

    In het dossier bevinden zich lijsten met de namen van de Lierse notabelen, die de plechtigheid op het stadhuis mochten bijwonen (ik wist niet dat er zo veel waren!) en enkele eregenodigden. Hier vermeld ik graag Marieke, De Heer en Mevrouw Zimmer en Baron Isidoor Opsomer 

    Lia vergezelde daarna het hoge gezelschap voor een korte wandeling in het begijnhof en een bezoek aan de Zimmertoren. Dan volgde de traditionele ceremonie aan het monument van de gesneuvelden. Het bezoek werd afgesloten met een kort, toeristisch ritje door de stad: Sint-Gummaruskerk, Aragonstraat en Vismarkt.

    Aan het stadhuis volgde nog een afscheidsplechtigheid en rond vijf uur zette de stoet zich in beweging met Antwerpen als doel.



    Lia tussen het koningspaar
     

    In Antwerpen begaven de vorsten zich naar hun appartement in het koninklijk paleis op de Meir en voor Lia was er een tijdelijk verblijf in de Residentie Isabella Brand aan de Rubenslei.

    Hier werd zij ’s avonds opgehaald naar het koninklijk paleis waar de vorsten een diner aanboden en zij mee aanzat met een achttal gasten en enkele leden van de hofhouding.

    Onder de gasten ondermeer Gouverneur Declerck, Burgemeester Craeybeckx en de bisschop van Antwerpen, Monseigneur Daem.

    Diezelfde avond begaf het vorstenpaar en zijn gevolg zich naar de Koninklijke Nederlandse Schouwburg voor een gala-voorstelling van De Regenmaker.

    Het was reeds na middernacht toen een ceremoniewagen Lia naar Lier bracht waar zij de nacht doorbracht bij haar broer Gommaar.   

     

    donderdag  28 maart 1963

     

    De morgend daarop werd Lia tegen tien uur weer naar het Antwerpse koninklijk paleis gevoerd. Een korte rit bracht het gezelschap naar de Antwerpse haven voor een helicoptervlucht boven stad en haven. Lia nam plaats in een van de drie helicopters, samen met burgemeester Craeybeckx en de secretaris van Fabiola. Na deze vlucht werd het gezelschap opgesplitst en vervoegde de koningin de hierboven genoemde personen. 

    Enkele minuten later werd er geland in de buurt van het Nachtegalenpark. In deze omgeving werd een bezoek gebracht aan een kindertehuis en aan het kinderziekenhuis Louise-Marie.

    Rond het middaguur was heel het koninklijk gezelschap terug in het paleis aan de Meir voor een korte pauze. Drie wagens reden toen naar het Rubenshuis, waar door de stad een lunch werd aangeboden. Lia bevond zich in de tweede wagen , samen met de grootmaarschalk van het hof.

    Een kort bezoek aan  het Plantin-Moretusmuseum betekende het slot van deze tweedaagse.

    Na de aankomst in Laken werd Lia weer naar het Palace Hotel gebracht waar alles begonnen was.


    Wat zal Felix, vanuit een of andere bloeiende wijngaard, trots neergekeken hebben op zijn oudste telg!

                         

                        Marieke ontmoet Koning Boudewijn en Koningin Fabiola 

     


    Marieke tekent het gulden boek

    Tot slot nog dit: in het dossier bevinden zich nog een aantal brieven van het hof. Wij geven je hier enkele citaten uit brieven van de secretaris van de koningin, die persoonlijk aan Lia waren gericht.

     

     10 december 1962:

    De koningin heeft mij gelast U te danken voor uw lief gebaar. Zij heeft in uw aanwezigheid veel genoegen geschept.

     

     23 september 1963:

    De koningin heeft met veel genoegen de mooie ruiker rozen ontvangen die U haar heeft aangeboden bij haar terugkeer uit Spanje.

     

     7 november 1963:

    De koning en de koningin hebben met genoegen uw boek Sabine Mardagas ontvangen. Zonder twijfel zal dit boek meegebracht worden naar Opgrimbie om er daar in de kalme natuur te kunnen van genieten.

      

    6 januari 1964:

    De koning en de koningin hebben met vreugde de mooie ruiker bloemen ontvangen die U hen heeft aangeboden naar aanleiding van het nieuwe jaar.

    Ik heb de eer door hunne majesteiten gelast te zijn U van harte te danken voor deze vriendelijke attentie almede voor uw gebeden voor een gelukkige reis en veilige thuiskomst van de vorsten.

     

    ******

    07-06-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij Felix Timmermans op bezoek - Béatrice du Vinage

    Van de dichter Felix Timmermans...

    en zijn Lier aan de drie Nethen.

     

    Door Béatrice du Vinage  -  St Peter / Nordsee  1950.

    Vrij vertaald uit het Duits door Louis Sneyers – 2011.

     

     

    Béatrice A. du Vinage. ( 1911-1993 )

    Wanneer een vrouw het leven kan ingaan met zulke naam, dan kan het bijna niet anders of dat moet wel een heel bijzondere vrouw geworden zijn. En dat is geen woord te veel gezegd!

    Deze Duitse dame ontpopte zich in de jaren dertig tot een befaamde fotografe, die werkte voor tijdschriften in binnen- en buitenland.

    Wanneer Hitler aan de macht kwam en de Gestapo wat te opdringerig werd met opdrachten die haar niet bevielen; stopte zij totaal met haar fotografie.

    Tijdens de oorlogsjaren hield zij zich opvallend stil en wachtte angstig af of haar weigering gevolgen zou hebben. Gelukkig was dit niet het geval en onmiddellijk na de oorlog migreerde zij naar Zweden waar zij in 1961 Zweeds staatsburger werd en er in 1993 overleed.

     

    Pas in 1950 zal zij haar nota’s uittypen en samen met haar prachtige foto’s maakt zij er een klein, uniek boekje mee. Het is dit boekje dat de Zweedse professor Borg in oktober 2011 is komen afgeven aan Gommaar Timmermans, die wij hierbij willen danken omdat wij er gebruik van mochten maken.

     



     

    Waarom leven de mensen ?

    Iedereen wacht op iets, dat niet komt

    (Felix Timmermans.)

     

         Tien dagen lang trok ik door Brussel, zonder met het  eigenlijke werk te beginnen.

    Het werkeloze belaste mijn geweten – wat kon ik ook beter doen, dan eerst eens rond te kijken.

    Mijn enig aanbevelingsschrijven, de brief aan Felix Timmermans, scheen mij een kostbaar bezit, waaraan ik mij in mijn onzekerheid vastklemde. Of zich met dit beschreven blad misschien de veelbeloofde deur opende, door welke ik in de nog vreemde, nieuwe wereld ingang kon vinden?

     

         Tot nu had ik mij niet speciaal voor de dichter geïnteresseerd, omdat mij het oorspronkelijke, gezonde, niet aantrok, en zo kende ik van zijn boeken nauwelijks iets. Ik had nog niet de ontdekking gemaakt, dat onder de krachtige bonte kleuren, tedere tonen medeklingen – een niet vermoede fijngevoeligheid en zielenkennis verborgen ligt. En dat de reis juist in de gelijktijdigheid van het stille, broze en wonderbare, met het sappige en natuurachtige bestaat.

    Dat werd nu allemaal anders voor mij.

    In de warmhartigheid van Felix Timmermans, aan de diepte van zijn gemoed, aan zijn mogelijkheid, in het kleine het grote, het geheimvolle te zien – van zijn kunstenaarschap werd ik gezond. De omgang met hem gaf mijn leven een nieuwe richting en ik heb deze man, die zo eenvoudig scheen en zo veelzijdig was, voornamelijk te danken.

     

    Ieder uur, die je met een bijzondere mens geleefd hebt, laat een spoor achter – het tekent u. Neem het waar, geniet ze tot aan het einde, en zo wordt gij langzaam u zelf.

     

    X

     

         “ Dat is dus het veel bezongen Lier” dacht ik ontgoochelt, als ik op de grote markt aankwam en rond zag.

    In de middagshitte sliep de plaats voor zich – levenloos, leeg, verlaten. “Halt! daar is iemand!” – verder in de deur van een café leunde een dikke man, die mij met mijn vehikel reeds glimlachend opmerkte. Beheerst ging ik op hem toe. Maar – mijnheer en ik verstonden mekaar helemaal niet. Hij hielt mij een enthousiaste woordvolle rede voor in echt Vlaams Liers – waarvan ik helemaal geen woord begreep. Ik glimlachte vriendelijk, glimlachte en glimlachte – wat bleef er mij anders over. Ten slotte maakte ik uit zijn levendige gebaren minstens de richting op, in die Felix Timmermans woonde.

     

    En dan stopte ik voor het huis van de dichter. Het staat wand aan wand met andere in een kleine straat met hobbelige kasseien, waar aan het einde een slanke kapel met een hoge toren staat.

    Ik belde. Felix Timmermans kwam in een witte schilderskiel de trap af en was zichtbaar niet zeer opgetogen van mijn bezoek. Ik had de fout gemaakt, mij op voorhand niet aangemeld te hebben.

    Schuchter maakte ik mijn wensen bekend.

    “ Ik ben juist midden in mijn werk. Maar als u lust hebt, komt u om drie uur terug, dan zien wij wel. “Voorkomend  begeleid hij mij tot aan de deur en ziet mijn motorwiel.

    Ik stak de startsleutel in. “Is dat van u?” vroeg hij en trad dichter bij. “Ja,” lachte ik verlegen. “Zozo, hm,” deed hij en stond nu neven mij. “En vanwaar komt u met dat – ding?”  “Vandaag vanuit Brussel.”      “………? ?”

    “En daarvoor ben ik van Berlijn naar Brussel gereden.”

    “Wat? wat zegt u daar? Van Berlijn naar Brussel? Lieve God! U helemaal alleen?”

    “ Ja, natuurlijk,” lachte ik  moedig en toonde trots mijn praktische inrichtingen voor de bagage.

    “ Hebt u dan geen schrik gehad? Zo een verre afstand!”

    Hij monsterde mij opmerkzaam.

    “ Angst – neen. Waarom?  De motor is goed, ik ken hem, en – een paar dagen heb ik wel nodig gehad. Eer ik in Berlijn vertrok was het niet mooi. Daar stond ik voor mijn woning in Zehlendorf, ’s morgens om half tien – om acht uur wou ik eigenlijk vertrekken - de motor was gepakt, ik was gereed - maar toen twijfelde ik, en ik kon geen besluit nemen. Zoals een berg rolde het op mij; die verre reis, het vreemde land, en geen mens die men kent – daar had ik angst voor, hoe ik mijn opgave volbrengen zou. Ja – dat was een onaangenaam moment. Maar, het ging wel voorbij – en nu ben ik hier.”

    “Hm. Heel moedig, moet ik zeggen.” En dan levendig:”Laat uw motor toch hier staan.

    Er gebeurt niets mee. U komt toch om drie uur terug? Ik verwacht u zeker.”

    Hij lachte mij vriendelijk toe.

    “Ja zeker, ik ben om drie uur terug daar,” zei ik stralend. Wij namen afscheid.

    Ik trok de startsleutel uit: “ Ziet ge, ma chère moto, gij hebt het ijs gebroken, want eerst werd ik op een keurige wijze afgewimpeld.”

     

    x

     

         Ik wandel de straat af, de kleine Nethebrug voorbij en sta aan de Gommaruskerk, een prachtig hoog oprijzend gebouw- ‘ een meesterwerk van Belgische laat gotiek,’ lees ik in de Baedeker. Hij heeft op de kleine plaats rond zich eigenlijk geen ruimte om goed te kunnen ademen, de kleine huisjes verdringen zich zoals kuikens om een hen.

    Een jongen komt fluitend voorbij. Hij stuurt een met honden bespande tweewieler kar, waarop melkbussen in blank koper, waggelen.

    Gekleed in een oudmodische zwarte mantel schuifelt een moedertje voorbij, die stilletjes in zichzelf praat.

    Ik begin te kijken.

    ’s Namiddags is de familie Timmermans op mijn bezoek ingesteld. Ik word in het hele huis rondgeleid en dan drinken wij gemoedelijk samen thee. Daarbij zijn ook mevrouw Timmermans en de beide jongere kinderen, Antonie en Gommarus. De oudere dochters Lia en Clara worden in Antwerpen in een Vlaams meisjespensionaat opgevoed.

    Felix Timmermans spreekt uitstekend Duits en zijn echtgenote verstaat het als men langzaam praat.

    Het was het enige huis in België waar ik Duits sprak.

    De vrouw van de dichter is sierlijk van gestalte. Goedheid straalt haar uit de ogen. Ze is rustig, - dat is de beste weergave van haar persoon. Men voelt dat zij de teugels in handen heeft en niets gaat zonder haar, altijd is zij in beweging, altijd is er iets in de familie om voor te zorgen, maar daarvan merkt men niets. Zij is een fijn mens, weldoende in haar stil werken, bescheiden en ongedwongen tegelijk. In haar nabijheid voelt men zich geborgen.

    Er heerst harmonie tussen de echtgenoten, die dat huis warm uitstraalt. De persoonlijkheid van de dichter geeft de toon aan, maar hij was niet denkbaar zonder zijn “Marieken” .

    In het leven van zijn stad speelde hij een belangrijke rol, bij beslissingen werd zijn raad gevraagd, aan alles moest hij deel nemen. Er was geen feestelijkheid in de omgeving waar hij met zijn vrouw niet uitgenodigd werd. Processies en kermissen, gouden bruiloften, eerste steenleggingen, dienstjubileums, inwijdingen, overal was hij erbij.



    (foto : Béatrice du Vinage) - 1939 - Tonet, Clara, Marieke, Gommaar, De Fé en Lia


        
    Felix Timmermans was hartpatiënt en daardoor zwaarlijvig.

    Steeds hijgde hij een beetje, het ademen was moeilijk. Hij had een opvallende kop, niet alleen wegens zijn gegolfde haren. Het waren vooral zijn doordringende ogen, die het leven met goedheid en schalksheid zagen. Alles was groot en rond in dit gezicht : de neus, de zachte mond, de grote vlakken der wangen, de oren. Rond waren ook zijn handen, rond was de ganse man, zoals zijn wezen ook rond was. En deze ronde, behaaglijke, verwarmende, de levendigheid van deze man spiegelde zich in de schaapswolkjes van zijn boeken. Maar men was niet rechtvaardig, men wou alleen deze kant van hem zien. De afgronden des levens, zijn duistere, wrede kanten, zijn wreedheden, zijn onberekenbaarheid, waren ook hem bekend. Hij zou ruw kunnen schijnen, maar hij had de fijnste, zachtste ziel, die niets ontgaat, die ook niets bespaard blijft.

     

    Gommarus is een beeldschone jongen met zacht donker haar en donkere grote ogen, negen jaar oud. Hij heeft zijn naam naar de beschermheilige van Lier, naar wie ook de kathedraal genoemd is. Hij is de lieveling van vader, de jongste, en de zoon.

    Antonie, een meisje van ongeveer twaalf jaar, eveneens donker, en licht verlegen, zoals het voor deze ouderdom past.

     

    Eens kwam ik juist weer langs en viel midden bij haar verjaardagsfeestje binnen : een gezelschap van lustige kleine meisjes en daartussen  vergenoegd de vader, met naast zich, onafscheidelijk, Gommarus.

    De hele kamer is  er giechelen  en lachen, deftige kleedjes in wit, roos en helblauw en bonte haarlinten. Een bekorend wezen met lange  kurkentrekkerkrullen draait verlegen aan de lintjes van haar schort.

    Felix Timmermans lacht met hen en de hoge kinderstemmen slagen over, zo vrolijk zijn zij.

    De deur gaat open en de moeder komt binnen met een reuzentablet vol met ijsschaaltjes.

    Nu wordt er gesmuld! Ook de twee oudsten, Lia en Clara, die juist voor het feest thuis zijn, voelen zich goed. - bij ijsjes worden zelfs jonge dames zwak.

     

    Grootmoeder Janssens zit de hele tijd stil in haar leunstoel. Zij is het, die nog over alle denkbare  voorvallen uit vervlogen tijd napeinst. Veel van haar verhalen heeft de dichter zelfs opgetekend.

     

    De plaats, waar het familiefeest plaatsvindt, is de grootste kamer beneden. Op de lage boekenplanken staan meerdere kleine beelhouwwerken, Delfts  aardewerk, vazen en kruiken, in de hoek een dodenmasker van Guido Gezelle. Voor deze Vlaamse dichter heeft Felix Timmermans een grote verering. Tussen de boeken zijn er talrijke kostbaarheden, een liefhebberij van de heer des huizes. Gemakkelijke zetels rond kleine tafeltjes, een dik, zacht tapijt en de kachel verhogen de gezelligheid van de hele kamer. Aan de wand hangen zoals daarnaast in de eetkamer schilderijen, de meeste door Felix Timmermans zelf geschilderd.

    Dat is het ja …eigenlijk had hij schilder moeten worden…



    (foto : Béatrice du Vinage) 
     

    Daarover vertelde hij mij eens, boven in zijn werkkamer. Hier rijken de boekenrekken bijna tot aan het plafond, boeken en tekeningen en twee grote werktafels in een rechte hoek aaneen geplaatst. Op de ene tafel stapelen zich papieren, mappen, boeken, brieven, daartussen een buikige inktpot en een rijk versierde koperen luster met kaarsen, op de ander tafel verven, penselen, krijt, potloden, flesjes.

    Ik lees : terpentijnolie, mastixvernis, dammarlak, xylon, lijnolie …

    “Ja, ja,” lacht Felix Timmermans, “ aan deze tafel schrijf ik, en aan die daar teken ik.

    Want voegt hij er langzaam aan toe, en word ernstig, “ dat moet u weten : tekenen en schrijven zijn aparte werelden.

    x

     

         Maar het mooiste is de blik uit het venster, die aan bonte overwelvingen van gevels en daken voorbij gaat, en die direct op de hoog opgerichte toren van St.Gommarus toe gaat.

    Wij zetten ons neer, voor ons een geurige thee, en wij roken.

    “Ja,” vangt Felix Timmermans na een tijdje aan,” ik heb het dikwijls al vertelt, hoe het kwam, dat ik dan toch geen schilder werd. Maar eerst wil ik u mijn vader beschrijven. Hij was een prachtig mens, u zult het direct merken.

     

         Mijn vader reed dus overal naartoe met een wagentje dat door vijf honden werd getrokken.

    Hij verkocht kanten mutsen aan de boerinnen, wij hadden thuis namelijk een kantklos atelier.

     U kent toch die fijne handgekloste kant?

    “Ja, noemt men ze niet Brusselse kant?”

    “Brusselse kant - nu ja - maar ze worden hier in Lier, in Brugge en overal in de dorpen gemaakt. Vroeger tikten de klossen bijna voor ieder huis bij ons en daarbuiten, - tegenwoordig loont het niet meer zo goed. Wacht even, ik toon u direct welke,” en haalt de zachte witte kant, op zwarte veloer  uitgebreid – allemaal rijk aan vormen, allemaal anders.

    “Die zijn in het atelier van mijn vader gemaakt. Hij bleef dikwijls dagenlang van huis weg.

    Als hij eindelijk thuis kwam, stormden wij kinderen op hem los en moest hij verslag uitbrengen. Mijn vader kon wonderbaar vertellen en alle voorvallen had hij zelf meegemaakt. Overal was hij geweest, zelfs bij de geboorte  van het Kindje Jezus. Vanzelfsprekend geloofden wij ieder woord van hem – hoe kon het ook anders zijn bij zijn vader. Ook schilderde hij het zo kleurrijk en indringend, dat er geen twijfel kon zijn. Zo kwam het, dat ik mij de geboorte van onze Heiland en de overige Jezus verhalen in ons Vlaanderen voorstelde. En als de leraar ons dan in de school verklaarde, dat het zich in het Oosten had afgespeeld, dan spatte mijn wereldbeeld als een zeepbel uiteen.

    Dat was nu een schone vertelling! Wie zou men nu geloven, de leraar of de vader? Ik besloot mijn vader te geloven, dat was in ieder geval zekerder.”

    Felix Timmermans trekt nadenkend aan zijn pijp.

    “ En hij bracht voor ons kinderen steeds iets mee van zijn reizen. Dat was natuurlijk iedere keer iets buitengewoons. Ik herinner mij nog juist een dag. Een dolle  wind floot rond het huis, het was donker en geheimzinnig, daar hoorden wij plotseling het welbekende ratelen op de hobbelige kasseien. Vader! Onmiddellijk omringden wij hem. Eerst later ondervond ik hoe het eigenlijk geweest was. Hij had niet veel geluk gehad met zijn mutsen bij de schoonheden op den buiten. Maar hij wilde toch iets meebrengen, wat hadden wij anders verwacht. Daar viel hem een slim idee binnen: hij haalde bij een boer een zak rapen, wikkelde die ieder apart in een appelsienpapiertje en reed fijn lachend huiswaarts. Nu pakte hij ze geheimzinnig uit en fluisterde: “ dat zijn Russische rapen, weten jullie, die smaken helemaal Russisch, let maar goed op!” En werkelijk, die rapen smaakten Russisch en helemaal niet zoals die van ons.

    Wij jubelden voor dat zeldzaam geschenk.

    Ja, vader zat altijd vol met ideeën en wist zich te behelpen. Nooit verloor hij zijn vrolijkheid, en daarbij was het niet eenvoudig om die grote schare kinderen eten te kunnen geven. Dat wist alleen hij en moeder, een stille en goede vrouw.

    In gedachten gaat Felix Timmermans met het penseel over een begonnen schets.

    “Tja, en in het kant-atelier heeft men regelmatig nieuwe modellen nodig voor de mutsen en linten. Daarbij mocht ik meehelpen. Was dat een plezier! De vreemdste wonderbloemen kon ik bedenken, en dat deed ik dan ook, liever dan te leren in school. Als ik juist geen papier had, krabbelde ik op de muur, en zo dat het niet bij ontwerpen voor kant bleef… In mijn kop gonsde het van bonte beelden, vaders vertellingen woekerden lustig in mij verder, ik moest mij opluchten met tekenen en vertellen.

    Ja, ja?

    Zekere dag komt de pastoor bij vader. Dat deed hij dikwijls. Maar vandaag vertelde hij van een museum in Antwerpen en wat daar allemaal te zien was. Ik spitste mijn oren en liet niet af, tot ik eindelijk naar Antwerpen kon. Daar zag ik voor het eerst Pieter Breughel, de Boeren-Breughel. Mijn ogen vielen open, ik was niet weg te krijgen van zijn schilderijen.

    Zij schokten mij, zo klein ik nog was. Maar anders dan bij Rubens, bij wie ik het gevoel had, tegenover een koning te staan. Bij Breughel was het mij te moede zoals bij een kind, dat opeens zijn ouders terug vindt. Niet verwonderd, neen, een diep geluksgevoel vervulde mij. Dat was het ja, waarnaar ik gezocht had. Op zijn schilderijen ging het juist zo, als in vaders vertellingen, ook hier was Vlaanderen het landschap dat de Heilandgeschiedenis droeg. Wat bekommerde ik mijn leraar nog met zijn Morgenland, ik  wou het doen zoals deze Breughel. Dat was een bevrijding! Vanaf nu schilderde en tekende, en vertelde ik met nieuwe overtuiging, niets hielt mij tegen, het zo te doen, zoals het mij uit het hart kwam.

    Zo groeide ik nu. En daar het veertiende kind van mijn ouders vroeg stierf, was ik de jongste. Toen de tijd daar was, dat ik iets had moeten leren, waren mijn oudere zusters al lang getrouwd en zorgden voor zich zelf. Mijn ouders hadden het met hun kant-handel tot welstand gebracht en vader meende, “geld verdienen moet gij  niet, doet iets waartoe gij lust hebt.”

    Ik wou schilder worden. Ik ging ook hier in Lier vlijtig naar de academie. Toen ik daar klaar was moest ik mij in Antwerpen bij de academie inschrijven als ik verder wilde geraken. Maar dat duurde nog even, want eerst was er nog de vakantie. Toen de cursussen begonnen, was ik nog niet ingeschreven. Dus ging ik er niet heen. Zo is dat. Maar de werkelijke reden was dat niet.

    In werkelijkheid zag er dat zo uit: voor het onderwijs in Antwerpen had ik ieder morgen om zes uur of half zeven moeten opstaan. En, neen, dag na dag zo vroeg uit de veren moeten, dat was niets voor mij. Liever liet ik dat ganse studeren voor wat het was. En, zo ben ik dan toch geen schilder geworden. Het verlangen daarnaar is mijn ganse leven gebleven. Vandaag nog schilder ik soms liever dan schrijven. Het is meer nabij, directer weet u, het schrijven gaat mij moeizamer van de hand.

    We blijven zwijgend zitten en kijken door de blauwe tabaksrook naar de St.Gommarustoren, wiens  omtrekken in de avondschemering  onduidelijk worden.

    “ Alles hier meegemaakt,” dacht ik.

     

    Later bekeken wij zijn schilderwerken.

    Een boer zit in een kale kamer, de klompen zijn van zijn voeten gevallen, de pijp dampt, op de tafel een verschaalde koffie, de ronde koffiepot daarnaast. Door de geopende deur naar de kamer ernaast ziet men zijn vrouw in bed liggen. Boven haar een klein kruis. Dood. Door het venster, een besneeuwd landschap, daarvoor een met sneeuw behangen knotwilg.

    “ Wortel treurt om Fien,” komt het bij mij op.

    Op ander schilderwerken, landschappelijke voorstellingen met zaaiers, vissers, boerin met eierenkorven, windmolens en knotwilgen.

    Een dankfeest voor de oogst van drie naast elkaar lopende boeren met dikke jenever-neuzen, tussen hen een stok zwaarbeladen met wijndruiven en veldvruchten. Een vrolijk beeld in blauw en rood. Dat thema heeft Felix Timmermans lang beziggehouden, hij heeft het in meerdere voorstellingen geschilderd.

    Opnieuw een landschap : een dorp met een kerk in de winter, de typische Vlaamse huizen, water met boot en een brug, op de oevers, knotwilgen in de sneeuw.

    De knotwilgen! Overal keren zij terug, op de schilderwerken en in zijn boeken. Ter eren van hen heeft hij zelfs een aangename verhaal geschreven. Maar eigenaardig waren het enkel de knotwilgen in het geboorteland, die zijn fantasie aanwakkerde en vorm voor hem werden.

    “ Eigenaardig is dat, niet?” meent hij in gedachte. “ Wat heb ik voor heerlijke knotwilgen in Holland en Duitsland gezien! Maar geloof mij, kon ik iets over hun schrijven? –Neen, dat ging niet. Ik wist met al hun schoonheid niets aan te vangen, ze bleven stom voor mij, waar zij ook stonden. Die bij mij thuis, dat zijn knotwilgen wiens taal ik versta, mijn vriendinnen,” zegt hij lachend.

    Met zijn geboortegrond was hij onlosmakelijk vergroeid, ze voedde hem, zijn diepgewortelde liefde voor haar gaf hem de dichterlijke aansporing. Hij bezong zijn Vlaanderen, dat zo dikwijls en zo lang onder vreemde heerschappij geleden had, hij voelde de krachten van dit sterk volk, dat naar ontwikkeling drong!



    (foto : Béatrice du Vinage) 
     

    Eens reedt hij naar Italië, ‘ in het land van de appelsienen’, zo als hij het noemde. De vrienden vroegen, wat dan het mooiste op deze reis geweest was.

    “ Ach,” antwoordde hij lachend, “ het moment, als wij terug in Lier aankwamen en ik onze Gommaruskerk en de markt zag, en terug de geur van de Nethe inademde.”

     

    x

    06-06-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Béatrice du Vinage - deel 2

         “Waar de drie Nethen hun kronkelende loop tot een zilveren knoop verenigen en zich plots het vette overvloedige Brabant van de stille magere Kempen scheidt, daar ligt zij. Daar rijst Lier met zijn rode daken, zijn witte trappen en met krullen versierde gevels, zijn kleine torens en tuinen, straten en bruggen, uit het spiegelende olijfgroene water omhoog: simpel, rustig, kleurrijk, zonnig en gelukkig zoals een droom van Vermeer uit Delft.”

     

         Met deze zinnen begint Felix Timmermans zijn schildering over Lier. Vele malen zijn wij samen door de stad gewandeld en buiten langs de Nethe, die spoedig achter de Begijnhofmuur terug tussen groene weiden loopt.

    Er was daar een  smal houten bruggetje, waar juist genoeg plaats was om één persoon door te laten, aan de leuning kon men zich vasthouden.

    Daar stonden wij dikwijls en leunden over de wakke bodem en keken in het water van de Nethe, die traag voortliep. Van links kwam de ene arm, van rechts de andere, en rechtuit vloeiden zij weer samen verder.

    “ Dat, daar voor u, dat is het Pallieterland,” zei Felix Timmermans, en beschreef een halve boog. “ Hier ging ik immer en immer heen, keek en droomde. En zekere dag was Pallieter daar, hij sprong tussen de weiden en velden in ’t rond, en ik ging naar huis en schreef het op.

    Daar beneden woekert  het klein hoefblad, uit hun blad slurpte Pallieter de dauw.” Ik zie in ’t rond, aan de horizont staat een rij populieren. Bomen en oeverbegroeiing  spiegelen zich donker in het zilver van het water. Vooraan liggen vissersboten. Hun netten zijn aan vierkante ramen bevestigd, die aan de mast opgehangen zijn. Deze steekt schuin hoog boven het dek uit.

    Hun spiegelbeeld, ineen verschoven, verdraaid kwadraat met naar boven gestulpt netwerk, verschillend gekleurde driehoeken daarin, loodrechte, diagonale, zwarte spatten…fantasie  van een abstracte schilder.

    De zon heeft zich achter een gelijkmatige helle wolkenreeks verborgen, een merkwaardig flikkerend licht danst over het water en de weiden.

    “Weet u,” ging hij na een poosje verder, “ Pallieter spookte reeds in mijn kop in’t rond, toen ik nog een kind was. Ik was een jongen van ongeveer tien jaar. In ’t school zat ik rechts op de bank, ik zie het nog voor mij. De zon scheen door het venster en opeens dacht ik, dat ik een boek schrijven wou, over een man die met dauw in de haren opgroeit. Hij heeft de nacht buiten in het veld geslapen en wordt nu wakker, haren en gezicht nat van de dauw, en rekt zich, ‘ah, juicht hij, ‘ah, wat is het heerlijk te leven,’  staat  op en maakt een luchtsprong van plezier.

    Dat is vele jaren later  Pallieter geworden. De Pallieter, waar de zon heet op zijn rug brandde en een ander maal kletste hem de regen ruw in zijn gezicht, maar Pallieter jubelde over de zegenende regen. De velden dampten en het rook naar aarde.”

     

    De kunstenaar is een tovenaar. Van een gewone kleine stad met hare alledaagse sleur, ziet hij er het eigene, het verborgene leven van in. Onder zijn handen krijgt het slaapdronken zijn, vorm en kleur, in donkere en helle tinten en begint te schitteren. In werkelijkheid denkt hij zijn figuren niet uit, hij ziet er enkel naar., waar anderen achteloos voorbijgaan. Het onzichtbare, maar voorhanden zijn, maakt hij zichtbaar, en tekent het op. En omdat hij een tovenaar is, ontstaat er juist een kunstwerk.

     

         In Lier is bijna alles te vinden wat Felix Timmermans in zijn boeken beschreven heeft, men moet enkel zijn ogen openen. En hij zegt mij meerdere malen : “Neen, uitgevonden heb ik die mensen niet, allen zoals zij daar zijn, kunt u gemakkelijk vinden.

    En terwijl wij terug langs de Nethe gingen wandelen, kwam een geestelijke op ons toe, in de lange zwarte soutane en de ronde zwarte hoed. Hij las ook werkelijk in zijn brevier.

    Was hij misschien niet ‘de pastoor uit de ‘Bloeiende wijngaard’?

     

    Zekere dag ontmoette we op het kleine houten bruggetje met de wankele leuning een boer met een pet op zijn kop en een zware weipaal in de hand. Hij had een knolneus en stoppelige grijze haren overal in zijn gezicht. Onder zijn rechter kaak zat een dikke wrat. Vanuit kleine ietwat samengeknepen ogen lachte hij ons vriendelijk toe en kwam na enige ogenblikken met Felix Timmermans in gesprek. Daarbij lurkte hij ononderbroken aan zijn pijp. Tussendoor spuwde hij met een hoge boog in het water, dat het een lust was.

    Kon hij niet gemakkelijk Boer Wortel zijn uit de ‘Boerenpsalm”? Ook Pirroen met zijn hoge stijve hoed, de voorname wandelstok en de lange meerschuimen pijp, trof ik dikwijls in de stad. Evenzo kende ik juffrouw Symforosa, het begijntje, goed. Maar Anna-Marie, die uit Italië gekomen was, die heb ik nooit gezien. Zij was een zeldzame bloem, die maar één maal gebloeid heeft.

    Het liefste was ik daarachter aan de Nethe, een beetje voor de stad. Zo dikwijls ik in Lier kwam, reed ik snel daarheen, om voor een korte rustpoos mij in de ban van het Pallieterland te begeven. De stilte, die daar in de lucht hing was bijna grijpbaar! En dan kropen al die geheimzinnigheden uit de hoeken, onder de bomen vandaan die Felix Timmermans ontdekt had.

    Aan de zomeravonden zat daar de krabbekoker te vissen. Hij dacht zeker aan de artiest Viktor, wiens onrustig bloed hem naar Noorwegen gedreven had. Maar ’s avonds op een novemberdag, vloog de deur open, en zoals een reusachtige vleermuis  zweefde de artiest, binnen.

    “Daar ben ik!” riep hij, “ Het leven is op postkaarten schoner dan het in werkelijkheid is.”

    Hij schudde zijn korte schoudermantel af en wierp de oude reistas in de hoek. En toen zij gedrieën door de nevel over de Nethe voeren om in de ‘meloen,’ Viktors terugkeer uitbundig met jenever te vieren, meende hij:” Hoe heerlijk is toch dit land! Men moet de dingen niet uit al te grote nabijheid willen betrachten, nooit! Noorwegen niet, een schilderij niet en ook zijn vrouw niet!”

    Er waren daar ook holle bomen, die dicht tegen het begijnhof stonden en achter de muur een licht stuk weide vrij lieten.

    Ook wanneer ik voorbij kom, hokken daar mannen en spelen kaart. Anderen staan er rond en zien toe, handen in de zakken, en strohoed of muts scheef op de kop gedrukt. Ene houdt een vierhoekige gesloten korf achter zich, hij komt zeker direct van de vogelmarkt in Brussel.

    Boven de ijverig verdiepte groep, zoemen in dichte zwermen de muggen.

    Iets verder zit een schilder, in zijn arbeid verzonken.


                        
                         (foto : Béatrice du Vinage)  


        
    Van Felix Timmermans heb ik geleerd, gaarne buiten in de regen te zijn. Hij ondervond welbehagen als de druppels van zijn gezicht afliepen. Hij was niet voor grote steden, omdat de mensen eraan verslaafd zijn en zich van de natuur verwijderen.

    Dikwijls vergezelde ons Gommarus bij onze wandeling. Vandaag neemt hij zijn tweewieler  mee.

    We gaan door het Sint Joachim en Sint Anna Godtshuys. Rust heet daar rust. Rond een met  groen begroeide binnenplaats zijn er kleine rijhuisjes gebouwd. In deze afgesloten wereld brengen oudere mensen hier hun oude dag door.

    Het Godtshuys is geen centraal bestuurt ouderen tehuis, maar iedereen leeft er in zijn huisje voor zich zelf.

     

         Zoals overal kent men ook hier de dichter. Vrolijk staan de oudjes voor hun deur, vensters worden geopend, iedereen wil hem een goeden dag wensen. Bij mooi weer zitten velen voor hun huis in de zon. De vrouwen hebben zwarte wollen neusdoeken met lange franjes rond hun schouders geslagen, sommige dragen zwarte hoedjes. Ze breien en  kwetteren. De mannen houden zich vooral bezig met hun pijpen. Het is schoon om te zien hoe vertrouwelijk de oudere lieden met de dichter praten.

    Gommarus leunt, beide armen over het stuur van zijn tweewieler gebogen, en volgt  aandachtig het onderhoud. Gaarne zoekt de dichter die vriendelijke oudjes op. Altijd weten zij weer andere verhalen uit hun jeugd te vertellen, en Felix Timmermans verweeft ze in zijn boeken.

     



    (foto : Béatrice du Vinage) 
     

         Zo harmonisch het familieleven ook is, zo schoon en gemoedelijk het huis, een dichter moet een plaatsje hebben, waar geen kinderstem binnendringt, geen geluid van schotels uit de keuken die de rust onderbreken, geen postbode en geen telefoon die hem uit zijn gepeins kunnen halen.

    Hij neemt zijn wandelstok, zijn grijze vilten hoed en we gaan weg naar zijn begijnhofkamertje. Voorbij de zoetwarenwinkeltjes, over de grote markt, waar de  gemoedelijke bedrijvigheid van de zaterdagmarkt, de plaats levendig maakt, die mij bij de eerste ogenblik met zijn belastende leegte  had laten schrikken.

     

    Aan de hoek van een straat groet een Madonna ons lachend toe. Men vindt dikwijls zulke kleine sculpturen  van de Moeder Gods met het Kindje of een heiligenbeeld. Ze zijn uit steen gemaakt, uit hout gesneden, sommige met bonte kleuren beschilderd, andere eenvoudig onder  de bescherming van een glasplaat. Aangebracht boven poortingangen, boven huisdeuren, in begijnhoven, aan kerken, in huisnissen, aan straathoeken. Ze zijn er in Lier, in Leuven, overal in het land. Zelfs in Brussel ontdekte ik aan de St.Goedele, de kantenkerk, een wonderschone gotische engel met naar binnen gerichte blik, de handen gevouwen. Hij is uit hout gesneden, enkel een handpalm groot.

     

    Felix Timmermans en ik komen langzaam vooruit, omdat de dichter overal begroet wordt.

    De Lierenaars kennen hunnen “Felix”, tenslotte is hij als schooljongen met hen rond hoeken geflitst. daarom spreken de meesten hem met zijn voornaam aan.

    In een kronkelende straat komen wij aan een winkel voorbij waar buiten, gerookte  vissen tentoongesteld hangen. Zij zijn op een lustige manier als parels aan draden geregen, in vier rijen naast elkaar bungelen de pladijzen, de ene boven de andere. Er is wel een luifel aangebracht, maar hoe kan die ze tegen de verzengende zon beschermen. Daar zweten ook de pladijzen, waarvan het vet zo maar naar beneden druipt, daar loopt het water van in de mond?      

     

         Iets later werpen wij een blik in het intieme Lier, een huis langs achter. Dat is een beeld dat de oude meesters niet mooier hadden kunnen voorstellen, een levendige “ oude Hollander”.

    Voor de geopende deur, in het binnenste van de kamer, in het donker gehuld zit aan een borduurraam, - een primitief houten gestel, - een vrouw die pailletten borduurt op witte ondergrond. Ze draagt een kleine gebloemde schort, waaruit de diepgroene mouwen van haar wollen bloes uitsteken. Als bescherming tegen de zon heeft zij een zakdoek op haar kop gedaan, die samen met de schort lichtend fel tegen het zwart van de achtergrond staat. Aan de verweerde huiswand hangen twee schabben boven elkaar met potten, kruiken en schalen. Ook aan de muur, aan haken bevestigt, lappen en doeken, een schotel, een zeef. Een doorhangende draad met enkel wat wasklemmen, is dwars over de tuin gespannen. De vloer van de voorplaats is met bleekblauwe en aardbeirode tegels aangelegd, een paar klompen en een teljoor  met melk, waarschijnlijk voor de kat, staan overal in ’t rond. Van voor wordt het beeld omkaderd door bloemen in oudroos, theekleuren, citroengeel, roestrood, intensief blauwe riddersporen en witte margerieten.

    Onvermoeid borduurt die vrouw verder.


                  
                        (foto : Béatrice du Vinage) 

    We gaan verder, voorbij een druppelende pomp met mooi gedraaide zwengel, en buigen door een poort in de stille wereld van het begijnhof. Kleine huisjes met kaneelrode daken, de schoorstenen op de met trappen versierde gevels, witte muren met daarvoor miniatuurtuintjes vol met bloemen. De straten zijn krom en hoekig, met onregelmatige ronde kasseien waartussen gras groeit.

    “Ons Begijnhof zou het schoonste van het land zijn,” verklaart mij Felix Timmermans.“ Tegenwoordig zijn er spijtig genoeg nog maar enkele vrome vrouwen, die hier hun stil een vlijtig leven slijten. In de vrij gekomen huisjes wonen nu gewone rentenieren. Maar de stilte is gebleven zoals vroeger.” En dan glimlacht hij goedmoedig: “ Ziet u daar die schilder eens, die houdt ook van deze vrede!”

    Midden op de straat ligt in een ligstoel een man te slapen. Katten rekken zich lui in de zon, een hondje trippelt onzeker in ’t rond. En daar komt de Begijnhof-pastoor ons te gemoed, met een rosig gezicht, ronde neus en ronde zwarte hoed. Tevreden gaat hij naar de dichter toe, kennelijk bereid voor een praatje.

    Daarna staan wij voor een scheef huis met overhangende dak. Felix Timmermans belt aan een oudmodische bel. Een rimpelige vrouw opent. Wij dalen een uitgesleten trap af, die wegens zijn wormstekelig hout onder ons voeten kraakt. Een deur gaat open, wij zijn in Felix Timmermans zijn kamer.

    Witgebleekte muren, een sofa, een eenvoudige tafel met bontgebloemd tafelkleed, een stoel. Aan de muur een ingekaderd Madonnabeeld, rood, blauw, wit en geel, enkele tekeningen van de dichter met papierklemmen vastgemaakt. Dat is alles. Neen, niet alles. Op tafel een kandelaar met een dikke witte kaars, een kruisbeeld waarvoor een verdroogde bloem neer hangt, een tas, een grote asbak, een paar beschilderde bladen papier. En dan dat venster! De raamvleugels zijn ver geopend, de  bloesemwarme zonnelucht en de stilte dringen naar binnen, de kostbare stilte der begijnen eenzaamheid.

    Felix Timmermans legt hoed en stok terzijde en ademt diep. Wij kijken in het dichte groen van het Begijnenbos, waarvoor een paar huizen staan in wit en rood. Hij zet zich neer, stopt zich een nieuwe pijp en blikt afwisselend op een halfklare tekening en weer naar buiten in de milde hemel boven het zachte groen.

    “Wat zegt u, is het niet schoon hier?”

    “ Oh ja, zoals op reis.”

    “Ziet u, dat is het wat ik met deze kamer wil. Want om te schrijven kom ik zelden hier.

    Zekere keer heb ik  mijn vulpen vergeten en de volgende keer het papier. Om te schrijven heb ik mijn “stal” nodig, waar alles bijeen is, mijn kamer thuis, en de grijze gezel Sint Gommarus moet ik daarbij uit het venster zien. Maar soms zit ik daar en piekeren, en het gaat en gaat eenvoudig niet verder. Dan neem ik mijn stok en wandel weg en zit ik terug en kijk naar de bomen en doe niks. Langzaam komt alles in orde en wat daarjuist nog onmogelijk leek, lost zich op en staat plots blank voor mij.”

    Het is de grote stilte die hij zoekt, de atmosfeer, de geest die de eeuwenoude muren uitstralen.

    Een gedacht wat hem bezig houdt, een vraag waarop hij het antwoord niet kan vinden, een vaag beeld dat om een vormgeving dringt, alle geestige zweeftoestanden kunnen slechts door innerlijke kalmte bevrijd worden, en dan heeft de dichter zijn klein kamertje in het Begijnhof.

    “ De stilte,” herhaalt hij, “enkel stilte. Niets dat mij afleid, niets dat mij iets aangaat. Dat is het.”

    Het Begijnhofkamertje van Felix Timmermans heeft grote indruk op mij gemaakt. Later ervoer ik dat hij niet de enige is, die zich zulk een toevluchtsoord geschapen heeft.

     

    x

     

         Tijdens een augustusnamiddag zijn wij buiten de stad gewandeld. Daar eerst ziet men hoe klein ze is.

    Van overal is men direct buiten. Achter de Gommaruskerk gaat het een paar maal links en rechts en dan is men buiten in een wijd stuk niemandsland. Daar werpen de mensen puin en afval weg.

    Gras en magere bloemen groeien daartussen, en trachten de ontsieringen van roestige emmers en konservendozen te verbergen. En dan komen begroeide prieëlen, kleine tuintjes, beekjes, natte beemden, sappige weiden en ordelijk beploegde velden. Lier verschijnt als een bonte spat uit het palet van een schilder genomen, en daarover rijst, met rood en wit en groen de Sint Gommarustoren omhoog in dat bloeiende hemelsblauw.

    Lier, waarover Felix Timmermans zegt, komt van lier, een muziekinstrument, het symbool van de dichter, en het zou geen toeval zijn, dat het rijmt op bier en plezier.

    De boeken van deze man wekken de schijn, moeiteloos neer geschreven te zijn, en men moet zich over een kunstwerk toch niet afvragen hoe het tot stand gekomen is. Het kunstwerk, eens daar, is iets een persoonlijk, dat onafhankelijk van zijn schepper en onafhankelijk van de omstandigheden waarin het groeide, een eigen leven krijgt.

    “Hoe boeken ontstaan, weet geen mens en hun schepper allerminst” heeft een verstandig man vastgesteld.

    Felix Timmermans en ik hebben dikwijls over het raadsel voorafgaand aan de schepping gesproken. Daarbij vertelde hij mij, dat hij twee volle jaren heeft nodig gehad, tot hij de eerste tien regels voor zijn boek bijeen bracht. “Ja, en dan ging het ineens,” zei hij tevreden, “ maar wat denkt u, twee jaren tot het eenmaal zo ver was.”

    Hij schreef op klein glad wit papier. Dikke stapels lagen daar. In de voormiddag mocht ik hem niet storen, de kalme uren van de morgen hoorden aan  het werk. Voor zoveel ik weet kwam er ook een secretaris en dicteerde de dichter. Op mijn vraag, hoe het later met zijn boeken zou gaan, zei hij: “Wanneer ik ze terug lees; ben ik iedere keer opnieuw daarover verwonderd, dat ik dat zou geschreven hebben. Heb ik een werk klaar dan is het voor mij gedaan en ik vergeet ze. De volgende houdt mij dan reeds bezig.”

    Felix Timmermans’ boeken mag men niet in de metro lezen. Men moet zijn eigenwillig gekleurde taal langzaam smaken zoals een zeldzame wijn. Eerst de reuk opsnuiven, dan rustig slok voor slok nemen en slok voor slok proeven hoe de smaak het doet. Ook drinken, met volle teugen maar zonder haast. Waakzaam genietend, zodat men geen enkel druppel morst.

     

         De dichter was katholiek, zoals de meeste Belgen. Hij ging naar de mis, keek naar de processies met een ongedwongen vanzelfsprekendheid die voor de vroomheid van dit volk betekenend is. Men denkt daar niet veel over na en men wil zijn hoofd niet stoten, zoals men niet vraagt naar  herkomst van water en lucht, zo vertrouwd is men tegenover iedereen. Felix Timmermans dacht oppervlakkig na over religieuze vragen. Bekrompenheid was hem hier en overal vreemd.

    Hij was een goede katholiek, omdat men nu eenmaal in België een goede katholiek is. In zijn ooghoeken had hij een klein lachje, zoals het de mensen eigen is, de verlegenheden van het leven die tot de natuur van dit volk van de levenskunstenaar hoorde.

    Hij lachte graag, - met humor en blijheid hadden de muzen hem bedolven.

    Hij verheugde zich over alles : over de zonneschijn, over spelende kinderen, over een rijp korenveld, over goed eten, een koel kruidig bier, en als er een feest te vieren was, was hij daar graag bij. Hij verheugde zich aan de vreugde. Hij verheugde zich aan mensen en aan muziek.

    En schilder was hij zelf, en daarmee is gezegd wat schilderijen voor hem betekenden. Hij las veel. Van de Duitse dichters stond Rilke dichter bij hem dan Goethe. Zijn levendige geest was open voor alle levensuitdrukkingen. Maar niet alleen voor het heldere, ook het klinkende had hij graag. De schaduwen ondervond hij als natuurlijke vervolmaking, en daarom nam hij dood en sterven zonder vrees, als de andere kant van het leven. Tijdens een onderhoud zei hij: “Er zijn mensen die zonder de dood leven, en andere die met de dood leven. Voor hen is de dood altijd daar, zij merken hem al de tijd naast zich. Zo gaat het ook bij mijn vrouw.

    Ik hoor tot deze die zonder de dood leven.

    Dat is een zeer merkwaardige zaak en u moet daarover eens nadenken.”

     

    Als ik in het begin van hem gezegd heb: alles aan deze man is rond, dan denk ik voor al aan zijn afgerond gezicht, dat aan iedere zijde vol ontwikkeld was en waaraan niets verschrompelt was. Van hem ging een grote kracht uit. Dat rustige, dat vastgewortelde van deze  man, de breedte van zijn geest en zijn hersens maakte iedere ontmoeting met hem tot een belevenis, wat  iemand verandert en liet verder gaan.

     

    x

     

    Felix Timmermans werd 1886  in Lier geboren en in 1947 stierf hij in Lier. Afgezien van de reizen en de onderbrekingen in de beide oorlogen heeft hij zijn hele leven in de stad van zijn vader doorgebracht!

     

    *****************************

    05-06-2012 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!