Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    24-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos

    De onsterfelijke Pallieter.

    De Vlaamsche "dagenmelker" wil nog minstens 10 boeken schrijven.

    Uit het Agrarisch Nieuwsblad 3 oktober 1941 - door Tom Vos.

    Wie den naam Pallieter hoort, denkt aan Timmermans en wie Timmermans ziet, denkt aan Pallieter. Wie het geluk heeft gehad ooit het land van Rijen te hebben bezocht, het land, dat "een vallei is tusschen de drie Nethen, rond het stadje Lier, tot aan de nabije dorpen" en waar genoemd stedeke oprijst als een bloem, op de mik, waar de drie Nethen samen vloeien (Felix Timmermans over zijn romanfiguren in "Vlaanderen, o welig Huis : zooals Vlaamsche schrijvers hun land zien") is licht een boer Wortel, of een Krabbekoker, Leontientje of meneer Pirroen, om maar enkelen te noemen uit de lange, onsterfelijke reeks, tegen het lijf geloopen!

    Want Timmermans' romanfiguren leven onder het Vlaamsche volk!

    Onze Zuiderbroeders zitten boordevol leute en het heeft nooit aan vertellers ontbroken, die er in hun werken van getuigden. Timmermans staat als een levend symbool van het machtigschoone Vlaamsche land tusschen hen en boven hen. Hij is ondanks zijn 55 jaren gebleven de onbezorgde Pallieter en levensgenieter, die het frissche motto van den levensblijden mensch in zijn blazoen heeft geschreven: het "Carpe Diem" van Horatius, het "Melk den dag" van den vroolijken Vlaming.

        

    "De Fee" bekend bij jong en oud
    Onze Zuiderburen mogen dagenmelkers van huis uit zijn en meer hun vertier in de stamineeke's dan bij moeder de wouw thuis zoeken, ze doen in werkkracht niet onder voor ons Noordelingen. Ze paren een beminnelijke zorgeloosheid aan een hartelijke gastvrijheid. Timmermans bezit al deze schoone eigenschappen in niet geringe mate. Temidden van zijn volk leeft hij in zijn groot wit huis te Lier. Een echt volksch kunstenaar, niet opgesloten in een ivoren toren, maar meelevend met het wel en wee van zijn stadgenooten.

    "Een orsjeneele, plezaante vent, menier", zei ons een oud vrouwtje op de markt in Lier, toen we nu reeds weer eenige Jaren geleden op zoek waren naar den beroemden auteur. Iedereen kent den "skriever" in Lier, maar niemand noemt hem Timmermans. De Fee is de naam, waaronder jong en oud hem kent.

    Rondom het ontstaan van Pallieter.
    Zoo goed de inwoners van dit typisch Vlaamsche stadje hun grooten zoon kennen, zoo kent de Fee zijn Lierenaars. Zooals de schrijver zelf eens verteld heeft, zijn er menschen, die zich in zijn werk herkend hebben! Practisch al zijn typen leefden eens of leven nu nog in Lier of in de dorpjes langs de Nethe. Alleen de fantasie van den kunstenaar heeft de karakters zoo weten te verweven, dat slechts een ingewijde de oorspronkelijke personen zou kunnen herkennen. Hierbij komen natuurlijk de vele scheppingen van Timmerman's rijke fantasie.
    Over zijn jeugd vertelt de Fee: "In de Eikelstraat, in dat trapgeveltje woonde vroeger een smid en deze was mijn grootvader. In het huis daartegenover woonde mijn vader, wiens ouders in kant deden. En dat smidje had een dochter, waarop mijn vader verliefd werd.
    Zoo kwam wit bij zwart en wij zijn opgevoed in kanten"

    Uit dit huwelijk geboren als dertiende kind op 5 Juli 1886, hielp de Fee al vroeg mee in den kantwinkel. Zoo was hij tot 1914 als koopman werkzaam in de zaak van zijn vader. Reeds op jeugdigen leeftijd bleek de jongen aanleg te hebben voor teekenen en hij ontwierp de patronen voor het kloskant dan ook zelf. De teekenaar is in de Fee steeds levendig gebleven en niet alleen zijn zijn meeste boeken op geestige en kunstzinnige wijze versierd, maar hij heeft ook met het palet verdienstelijk werk geleverd. Toen de kanthandel in den oorlog niet meer ging, hield hij een snoepwinkel. De liefde tot schrijven heeft Timmermans volgens zijn zeggen van zijn vader geërfd. Deze had nl. steeds de gewoonte de gebeurtenissen van den dag – hij trok met een hondenkar den boer op om zijn kanten af te leveren – met een religieus en min of meer fantastisch waas te omgeven, waardoor iederen avond een nieuw verhaal den aandacht van de kleinen gespannen hield. Zoo kreeg de Fee stof voor zijn vertelsels. Toch heeft het nog betrekkelijk lang geduurd, voordat zijn werk gepubliceerd werd.

    In 1916 verscheen de eerste druk van Pallieter in Nederland. Al spoedig volgden vertalingen, wel een bewijs hoe zijn werk insloeg. Duizenden hebben dit schoone boek van den "dagenmelker uit het Nethe-land" gelezen en genoten. We hebben den Pallieter meermalen gelezen en herlezen en telkens is hij weer even schoon. De schrijver, wetende dat zijn werk in begin verkeerd beoordeeld werd, heeft hierover indertijd verschillende lezingen gehouden. Hij vertelde dan, hoe hij genezende van een hevige ziekte de boomen zag uitbotten en de schoonheid van de ontluikende natuur met volle teugen indronk. Toen kwam de gedachte in hem op een boek van de natuur te schrijven. Nauwelijks begonnen, ontdekte hij, dat het niet ging. Er zat geen leven in, er moest een mensch in.

    Zoo ontstond Pallieter : de tusschenpersoon tusschen God en de natuur. Wie Pallieter ziet als een gewonen boer heeft het mis.
    Pallieter is de dagenmelker, de natuurverheerlijker, de gezonde, spontane levensgenieter in optima forma. Pallieter komt als een stortbad van woorden over ons, telkens weer ontroerend. Het is een van de heerlijkste boeken, die we ooit lazen.

    De Fee en de boer.
    Zooals we reeds schreven, kent Timmermans zijn volk, terwijl het omgekeerde evenzeer opgaat. Uit zijn werken spreekt de groote liefde tot de natuur, maar ook tot den mensch, die het dichtst bij natuur en God leeft: den boer. Het heeft ons steeds verwonderd, dat de Fee niet op het land woont en alleen aan het feit, dat Lier geen "deftige" stad is, zal het toe te schrijven zijn, dat de auteur steeds daar is blijven wonen, waarbij komt de groote liefde die hij zijn geboortestad toedraagt, een liefde en eerbied, die men het beste in "Schoon Lier" kan beluisteren, maar die trouwens haast al zijn werken doorstraalt.
    In een streng-conventioneele en zuivere stadsomgeving zou Timmermans niet kunnen ademen. In Lier heeft hij het vrije veld voor het grijpen en het is dan ook geen wonder dat men hem vaak buiten het plaatsje kan aantreffen op den akker bij de boeren langs de Nethe. De Fee kent de mentaliteit van den boer en heeft het diepste wezen van dit natuurkind doorgrond. We zouden hier graag zijn beroemden "Boerenpsalm" — naast, Pallieter, een van zijn beste werken — citeeren, maar moeten er met het oog op de ruimte van afzien.
    Hoe prachtig heeft hij niet de figuur van boer Wortel geschilderd. Niet de boer Pallieter de levensgenieter, maar de landman met al zijn moeiten en zorgen, maar ook met zijn groot geloof, voor wien het werken en bebouwen van den akker een bijkans heilige handeling is geworden.

    Toen we enkele jaren geleden een bezoek brachten aan den Fee, kwam hij juist terug van den buiten, zijn longen verzadigd met frissche landlucht, voordat het werk op zijn atelier aan 't Begijnhof weer zijn aandacht vroeg. Direct begon hij in zijn heerlijk Vlaamsch te "klappen" over de schoonheid van zijn dierbaar Netheland. We zouden het niet kunnen opschrijven, men moet zoo iets hóóren in de eigen sprake. We voelden het, dat daar voor ons zat een kunstenaar bij de gratie Gods, die zijn land en menschen liefheeft met al de liefde van zijn goede, groote hart.

    De familie Hernat: een familiekroniek.
    Voor ons op de schrijftafel ligt het jongste werk van dezen grooten Vlaming. Na het bovenstaande zal het den lezer niet verbazen, dat ook deze roman weer te Lier speelt. Dit boek, dat in volume veel overeenkomst heeft met het prachtige: "Pieter Bruegel, zoo heb ik uit Uwe werken geroken
    " kan als een historische roman worden beschouwd. Het bijna vierhonderd bladzijden tellende werk is de familiekroniek van het geslacht Hernat. Het is door den schrijver verdeeld in drie boeken: "Stefan Hernat", "De twee broers" en "Karel Jan".
    Men zou het het ook "Opkomst en ondergang van een geslacht" kunnen noemen. In het eerste deel maken we kennis met den Hongaarschen soldaat Stefan Hernat, die vanuit de poesta naar Vlaanderen komt als huurling, waar hij aldra als ruiter, vioolspeler en vrouwenverleider bekend staat. Door al deze eigenschappen weet hij zich bij de jonge vrouwen geliefd te maken en als hij de officiersrang heeft behaald, vertoeft hij vaak in de hooge kringen van het stadje. Hoe meesterlijk heeft de schrijver hier het snobisme van den kleinen adel geschetst!

    Stefan weet na de revolutie den titel baron te verwerven, waarna hij trouwt met een nicht van den burgemeester. Bij den veldtocht van Napoleon in Rusland komt baron Hernat om, nadat zijn vrouw voordien gestorven is. De twee zoons Arnold en Simon blijven op het kasteel achter. Twee geheel verschillende karakters. "De twee zonen zijn Stefan in twee doorgeknipt". Het tweede gedeelte van het boek is het langste en ook het belangrijkste. Psychologisch scherp weet Timmermans de beide tegenstrijdige naturen, te ontrafelen.
    Simon, verstrikt in zijn hartstochten, vol temperament en zinnelijkheid, en Arnold, de jongste een lyricus, fantast en droomer. Een scherpe leiding komt tusschen hen, als Arnold terug uit het Heilige Land, — waarheen hij getrokken was om van een oogziekte te genezen — een vrouw meeneemt, uit een liederlijke omgeving, niet met het doel om haar te bezitten, maar haar op te heffen en te verbeteren.

    Haar aard verloochent zich echter niet en zoo weet ze Arnold te bedriegen en Simon bijna ten gronde te brengen. Deze is inmiddels blind geworden, eveneens door een oogziekte terwijl Arnold na zijn bedevaart genezen is. Als deze laatste tenslotte de verhouding tusschen zijn blinden broer en de vrouw, die hij tot een normaal bestaan wilde verheffen ontdekt, vertrekt hij, om nooit terug te keeren. De roman bereikt hier wel haar hoogtepunt : de worsteling van den blinde met zijn hartstocht, en het drukkende gevoel, dat hij daardoor zijn broer den dood heeft ingedreven. Tenslotte verlaat hem de demi-mondaine en hij trouwt de dochter van zijn rentmeester, die haar vader het leven onmogelijk heeft gemaakt — hij pleegt tenslotte zelfmoord — doordat ze zich heeft laten verleiden door een opgeschoten vlegel. Over de avonturen van Don Juan Ruytenbroeckx wordt wel iets te veel uitgeweid, maar machtig is zijn ondergang — vermoord door een wereld vol achterklap — beschreven. Deze vrouw schenkt Simon een kind en eerst nu komt een echte groote vreugde in het leven van dezen door zinnelijkheid verteerden mensen. Hij, die getrouw aan het devies van Stefan : God leidt ons, zijn starre houding tegenover de Hoogere Macht nooit verloochende, bidt voor het eerst van zijn leven als het leven van den kleine aan een zijden draad hangt. Doordat de jonge Karel-Jan een tragisch spelletje speelt met den blinden vader, krijgt dezen zoo'n geestelijken schok, dat hij sterft. Zooals gezegd, dit tweede gedeelte van de roman is verreweg het beste, vooral door den prachtig geteekenden strijd van het heerschers-type Simon.


    Het derde gedeelte beschrijft den ondergang van het geslacht Hernat, dat hoewel niet uitgestorven, toch zoo gedegenereerd is, dat van den roemruchten poesta-soldaat slechts een vage, verwrongen schim overblijft. Karel-Jan's lijfspreuk: "Het moet op en het kan niet op" is typeerend voor zijn persoon. Nog steeds is hij wachtende op oom Arnold, waarvan men nooit weer iets hoort. "En als 't kooken gedaan is komt nonkel Arabier met zijn schatten afgedraafd". Op den goeden afloop steekt hij zijn sigaren alvast aan met briefjes van twintig frank! Kleurig en beeldend is hier de ras-verteller Timmermans aan het woord. Vooral uit dit deel proeven we de echte Fee. Al moge dit boek geen typische Timmermans zijn, het psychologische element is hier zeer sterk, de echt-Vlaamsche leute zoekt men soms tevergeefs en de beschrijving van natuur en mensch is niet zoo wellustig — spontaan als in vroegere werken, toch kunnen we tot onze vreugde constateeren, dat de heerlijke vertelkunst van de Fee nog niets aan haar waarde heeft ingeboet. Ook heeft de schrijver de sfeer van het leven in het einde van de 18e eeuw met veel verve geteekend; het geheel is een mengeling van poëzie en hartstocht, liefde en genot, strijd en gezapige rust.

    De eeuwig jonge Pallieter.
    Zooals we bij den aanvang reeds opmerkten, als je Timmermans ziet, denk je aan Pallieter. En zoo is het inderdaad! Wie heeft zich geen voorstelling gemaakt van Pallieter, den vlaamschen "dagenmelker" uit het gelijknamige boek van den Fee?
    De Fee zelf beantwoordt aan  dit geestesbeeld het meest, dat zult U moeten toegeven, als U hem ziet. Ondanks zijn 55 jaren is hij jong en onbezorgd gebleven, het prototype van den Vlaming. Een gelukkig mensch met een grooten levensdurf. Iemand, die zich verblijdt met de blijden, een echte optimist! Zelden is in onze literatuur het buitenleven en de natuur op zoo'n heerlijkvolle en hartstochtelijke wijze beschreven als door dezen onsterfelijken auteur. Dat de Fee ook nu niet stil zit, bewijst niet alleen het verschijnen van deze roman doch tevens moet de schrijver eenigen tijd geleden verklaard hebben, dat hij nog minstens tien boeken wil schrijven, een uitspraak, die wel pleit voor de groote vitaliteit van den Fee.

    Van dezen vruchtbaren auteur zijn in den loop der jaren ettelijke romans en ook enkele tooneestukken verschenen. Ook heeft hij zijn bekende "Anna-Marie" omgewerkt tot een opera, die in den Koninklijken Vlaamschen Schouwburg te Antwerpen geregeld ten tooneele wordt gevoerd. Timmermans werk werd in niet minder dan veertien talen vertaald, wel een bewijs hoe geliefd deze Vlaamsche zoon ook in het buitenland is. Timmermans leeft tusschen zijn volk en heeft het lief!

    Als strijder en geestelijke voorvechter voor de Vlaamsche gedachte zal hij het, ook juist in onzen tijd, niet in den steek laten!

    ******

    24-09-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Soldaten, Dichter en boeken

    Soldaten, Dichter en boeken

    Engelandvliegers te gast bij Felix Timmermans, de schrijver van "Pallieter"  -  februari 1944

    In de « Brüsseler Zeitung » verscheen van de hand van Kriegsberichter dr Harald Jansen een verhaal over het bezoek van de bezetting van een vliegtuig dat reeds herhaaldelijk raids naar Engeland deed, aan onzen beroemden Vlaamschen schrijver Felix Timmermans. We ontleenen op deze bladzijde enkele der bijzonderste passussen uit het stuk die een klaar beeld geven van den grooten eerbied die deze mannen voor ons land en zijne kunstenaars koesteren.

    Boven den schoorsteen hangt zijn beeld. Baron Opsomer schilderde het met vette olieverven: Een zwaar bovenlijf, een gemakkelijk open jasje, een goed gevulde vest en een welverzorgd wit borsthemd met het vroolijke kleine zwarte strikje. In het gezicht domineert het hooggewelfde voorhoofd onder de grijze kunstenaars-lokken. Een zeldzame mond.
    Een vertellersmond, geestig en vol spanning. Een smalle droge bovenlip, een welgevulde onderlip en in de mondhoeken twee krachtige plooien, waarin epikurische levensvreugde huist. Dat is Felix.Timmermans, de schrijver van « Pallieter », «Kleine lieden in Vlaanderen» en «Het schoone Lier».
    Wij, een staffelkapitein, en drie man van zijn boordgezelschap, zijn naar Lier gekomen om dezen man, die ons Duitschers zoo veel te vertellen wist, te leeren kennen.

    Onze « kap » had tusschen vluchten naar Engeland door den « Pallieter » gelezen en zich daarmede kwajongensachtig vermaakt. De waarnemer en bommenschutter wou graag in Lier het door Timmermans zoo vaak beschreven Vlaamsche Begijnenhof zien. En wij anderen verheugden ons bij voorbaat op het kleine schilderachtige stadje, op de groene Brabantsche weiden en op den schoonen Belfort op de Markt, met zijn helmdak en slanke punttoren, die uit de verte naar Antwerpens gothische kathedraal kijkt en naar den St. Romboutstoren in Mechelen.

    Brugge of Brabant? Trotsch, pralend stadsbeeld of verzadigd krachtig boerendom.
    Wat van beiden was en is nu eigenlijk Vlaanderen. Het zijn toch echte schilders die Vlamingen. Kunstschilders met woorden, met muziek, met de lichtende kleuren van hun Rubens, Van Eycks en Breughels. Neen, roept Verschaeve uit, de geniale Vlaamsche kenner en denker dezer dagen. De torens zijn Vlaanderens hartstocht, zijn grijze wachttorens over steden en wallen. En tegen de bonte kleurige weelde der Brabantsche heuvelen verheft zich het donkere zwijgende Vlaanderen van de Belforts, van den worstelenden nood, van het Vlamingenkruis van Diksmuide en van de heldenkerkhoven van Ieper en Langemarck.
    Felix Timmermans slaat voor velen de brug naar de weelde van Vlaanderen. Hij is onder de hedendaagsche Vertellers de betrachtende, de schilder. Hij zoekt zijn weg in een andere richting als de noodlotszware Stijn Streuvels of den heroïsch strijdenden Cyriel Verschaeve.

    Uit het dal van de Nethe kruipt in de straten van Lier den nevel op. De late winterdag verbleekt tot fijn grijs. Wij zitten rondom den dichter, aan de gedekte theetafel. Timmermans blik glijdt over de eere-teekenen weg die de borsten versieren van den Staffelkapitein en zijn drie medevliegers. «Veel soldaten» zoo vertelt hij, « heb ik mijn huis zien voorbij gaan, vaak aarzelden ze, maar dan gingen ze tenslotte toch verder zonder binnen te komen. Het is vaak zeer lastig beroemd te zijn. » Hij lacht schalks en schenkt ons thee in uit een klein zilver kannetje in dunne bontgekleurde kopjes. « Ja, vervolgt hij, ik heb veel vrienden in Duitschland en heb er veel gereisd. Tot naar Kattowitz en Weenen hebben mijn voordrachtreizen mij geleid. De laatste maal was ik nog in 1941 op de dichterbijeenkomst in Weimar en ken van toen nog Alverdes en Hauptmann.
    Met Waggerl ben ik goed bevriend.

    I
    k lees graag de werken van Duitsche schrijvers en toch gaat het mij met boeken vaak zoo dat ik een heele stapel koop, naar huis sleep en tenslotte toch niet er toe kom ze te lezen. Want voor mijn eigen arbeid heb ik veel tijd noodig. Ik verbeter mijn werk steeds, soms tot twingtigmaal. Eer een idee gerijpt is, is er heel wat noodig. Zijn blik glijdt over de schrijftafel, manuscripten liggen daar verspreid, vele schriften, kleine teekeningen. Timmermans heeft immers zijn « Pallieter » zelf met grappige vignetten en krabbels geïllustreerd.

    Onze Staffelkapitein grijpt deze gedachte op met de bemerking: « Ons gaat het anders, wij soldaten hebben honger naar boeken, ik ben van meening dat wij het boek noodig hebben om frisch te blijven. Voor ons vliegers is het een levenskwestie om ook geestelijk beweeglijk te zijn. Als kleine jongens zoo grijpen wij vaak naar boeken en vreten er ons doorheen. Er zijn zelfs kameraden in onze eenheid die zich den « Ceasar » hebben laten sturen en dien in alle ernst grondig lezen. Ik heb « Pallieter » gelezen en dat heeft mij een stuk nader tot Vlaanderen gebracht De kermisbeschrijving daarin is als een schilderij van Breughel, vol schuimende boeren levensvreugde.
    En weet u wel hoe ik « Pallieter » geschreven heb? Dat was rond het jaar 1913, toen ik zeer ziek was, vertwijfelde aan het leven en tenslotte toch weer gezond werd. In mijn « Pallieter » heb ik mijn grooten dank daarvoor uitgedrukt.

    Veel later ben ik nog eens door « Pallieter » verleid. Ik had mij namelijk het rooken afgewend. Doch toen ik in Holland kwam, schonk mij een tabakker zijn beste merk en nog wel een kist vol, merk « Pallieter ». Ik kon toch moeilijk neen zeggen. Ik dacht er bij onmiddellijk aan de douanen en de tolrechten. Dat deed me te veel leed. » En met fijne zelfspot vertelt Timmermans dan verder hoe hij rookend als een schoorsteen met bijna een leege sigarenkist en gebroken gelofte over de grens naar Lier terugreisde.
    Zoo woont bij hem steeds de ernst naast de luim. Hij, die van veertien kinderen de dertiende was, die uit de engte van een kleine provincie-stad komt, verschanst zich met gezelligen humor in deze levenswijsheid voor de wereld rondom hem. « Menigmaal, zoo zegt hij lachend, heb ik een twist met mijn vrouw. Ik heb namelijk vier kinderen. »
    « Ik heb er vijf », antwoordt ze mij, « Dat vijfde ken ik niet... » « Toch, dat ben je zelf. »

    We spreken verder van zijn nieuwe werk en zijn plannen. Hij heeft zich momenteel voorgenomen het leven te schilderen van Adriaen Brouwer, een schilder uit Oudenaarde en een tijdgenoot van Rubens, die het boerenleven met groote vrijmoedigheid uitbeeldde. Hij vraagt ons plotseling: Weet u dat wij Timmermans en Wilhelm Busch goed kennen? Busch woonde namelijk toen hij in Antwerpen leerling was van den Lierschen professor Dijkmans, bij mijn oom die in een Antwerpsch achterstraatje een barbierswinkel hield. Ik heb in Hannover nog een brief gelezen waarin Busch zijn ouders een en ander van mijn familie vertelt. « Ze verzorgen me zeer goed », zoo schrijft hij. Tot in welke kleinigheden heeft zich toch steeds weer Vlaamsch en Duitsch leven beroerd en leeft voort in de herinnering.
    Hij vraagt ons geïnteresseerd naar onze « Einsätzen ». Luchtgevechten boven het Kanaal en vurige nachten boven Engelsche industriesteden, branden achter de woorden. Deze harde wereld is hem vreemd. Hij is niet van het hout gesneden der Rodenbachs en Verschaeves, die tot hun volk spraken: « Vlaanderen verloor het heroïsche en was bezig een roemlooze terugtocht te aanvaarden in zijn keuken en zijn kelders. »
    Timmermans is tot het laatste toe lyrieker gebleven: « De oorlog verstopt mijn bronnen ». zoo klaagt hij, « en ik hou er niet van. »

    Dezer dagen las hij Bruno Brehms « Apis und Este ». Hij streelt bedachtzaam zijn grijze pekineesje. « Brehms’ boek heeft mij veel vertelt. Hij belicht de dingen die achter den oorlog staan. Zoo heb ik zelf ook eenmaal het zieke oude Weenen beleeft. Weenen is een stad waarmede wij Vlamingen een nauwe historische betrekking onderhouden. Ik kwam er in het jaar 1934 om er een voordracht te houden. In de straten gistte reeds het politieke ontwaken. Hoe arm en vertwijfeld was deze stad toen. Zij scheen mij een wonderschoone koningstroon waaraan iets gebroken was, zoodat men er niet meer in zitten kon. In die dagen van onrust waren de musea gesloten, maar ik kreeg een bijzondere toelating en stond weldra voor de schilderijen van mijn landgenoot Breughel en daar keek mij mijn vaderland aan. »

    Hij staat op en stapt op zijn schrijftafel toe: « Ik mag u wel mijn oude lijfspreuk medegeven op uw levensweg, zij moge ook gelden voor het nieuwe jaar, mijn Vlaamsch : «Benut de dag!» Hij schrijft, geeft ons het blad papier en drukt elk van ons warm de hand.

    *********

    20-09-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Karel Van den Oever te Averbode gehuldigd

    Karel Van den Oever te Averbode gehuldigd

    Uit Morgenpost, september 1926.

    Op initiatief van het onlangs opgerichte Antwerpsche Genootschap voor katholieke kunstenaars « De Pelgrim » werd Zondagnamiddag: Karel Van den Oever gehuldigd om de wijze waarop hij gedurende 25 jaar zijn roeping van katholiek kunstenaar tegenover den Heer en de menschen heeft vervuld. De huldiging had niet plaats aan een bankettafel. Zij werd gehouden ter abdij Averbode, en dit is wel zeer zinrijk : een abdij die hare poorten ontsluit om de katholieke kunst binnen te laten. Dit heeft ook de zin van een nieuwen wegwijzer in onze letteren. ! En niet alleen waren de Pelgrim-leden gekomen, maar veel volk, zoowat van overal, en daarom moest de bijeenkomst onder de boomen van het Abdij-binnenplein plaats vinden.



    Z. Hoogw. Mgr Crets, prelaat-generaal der Norbertijnen, kwam plaats nemen op een der eerste rangen, naast de eerwaarde broeder en de zuster van den jubilaris. Want eilaas is Karel Van den Oever sedert enkele dagen erg ziek te bed en mocht niet op deze plechtigheid komen. Enkelen onder de pelgrimmeerenden naar Averbode kunnen wij vernoemen: August Van Cauwelaert, Dirk Van Sina, Felix Timmermans, Flor Van Reeth, Renaat Veremans, Anton Van de Velde, Herman Dekkers, Modest Lauwerijns, Gerard Walschap. En vele anderen...
    Het was E. H. Emiel Valvekens, der abdij van Averbode, die deze innige bijeenkomst inleidde : « De Pelgrim » achtte hij reeds voldoende bekend, en met een belangrijke tentoonstelling zou weldra de werking worden ingezet. Maar intusschen kwam reeds deze huldiging die volgen E. H. niets anders bedoelde dan een eere-saluut te brengen aan de 25 jaren gedurende dewelke Van den Oever « zoo lang en zoo mooi zijn roeping als katholiek kunstenaar heeft vervuld ».

    Telegrammen waren toegekomen, o. a. van Alfons Laudy, V. Haesaert, archt. Van Nuffel en Juul Persyn. en uit Knocke was een mooi gedrukt hulde-adres toegekomen, terwijl Cockx een schilderij had gezonden als feestkadeau.

    Felix Timmermans kwam nu voor om Karel Van den Oever te begroeten, « Maar Van den Oever is er niet », zeide Timmermans, « en ik zal dan maar doen alsof de broer en de zuster van Van den Oever eigenlijk Karel zelf zouden zijn ». En ziehier wat Felix Timmermans zeide tot den " denkbeeldigen " Van den Oever :

    REDE VAN FELIX TIMMERMANS
    Karel Van den Oever, " De Pelgrim " dit jonge broederschap van kunstenaars, die over God niet kunnen zwijgen, die duwen mij nu vooruit, om u, Karel van den Oever tegen te komen, en om u in ons aller naam te zeggen, of voor te lezen, hoedanig blij wij zijn, dat gij als Pelgrim met ons zingend karavaantje mee gaat naar de landen waar de Hemelsche palmen groeien.

    Ze zeggen tegen mij, doet gij dat, ge kent hem 't beste en het langste van om allen. Ik doe dat met groote blijdschap Karel, u inhalen in ons gezelschap, en 'k heb bloemen bij voor u van mijn vrienden en van mij, omdat ik uw vriend ben, en omdat ik zoodanig uw werk vereer, en ik er mij zoo mee verbroederd voel. Maar ik doe het toch ook met een beetje tegengoesting, omdat het mij niet gegeven is iemand zoo uit den kop te verwelkomen, lijk er uit den kop rekenen. Omdat de woorden er bij mij zoo maar van zelf niet uitrollen lijk klokkespijs, en omdat ik dat eerst allemaal op een papierken moet, schrijven en u dan voorlezen. Is dat niet triestig. Dat toont zoo gemaakt, zoo gezocht. Maar ik kan u toch verzekeren, beste pelgrim dat ik die woorden uit mijn hart
    pluk! Nu ze geschreven zijn, hebben ze een Zondagsch kleedje aan, maar blijven even hartelijk alsof ze zoo direkt uit mijnen mond gekomen waren.

    Als ge zoo plots in mijn huis komt, dan vindt ge mij daar misschien in mijn hemdsmouwen, maar schrijft ge mij een kaartje dat ge komt, dan trek ik daartegen mijn fraksken aan en ik kam eens door mijn haar, maar de hartelijkheid blijft in beide gevallen even groot; en nu ook met deze geschrevene, ik zal maar zeggen door hun haar gekamde woorden...
    Er is veel over u te zeggen Karel, nen heelen boek.
    Dat zal wel eens iemand doen. Maar eigenlijk is 't niet noodig. Men heeft uwen kop maar te bezien en uw werk te lezen. Dan weet men genoeg.

    Karel van den Oever, als men u een witte pijpkeskraag aandoet, dan hebt gij een Spaansche kop. Dan zijt ge als een Donateur, zoo in 't zwart fluweel, geknield en met gevouwen handen; zooals ze in kerkramen gebakken zijn of gemaald op zijluiken van bruine schilderijen, maar veel wind in de kleeren blaast en stoppentrekkerspilaren omhoog walzen. Of zooals men ze in 't Plantijnmuzeum op oude schilderijen en prenten, met een zilveren flambouw in de processie ziet gaan, onder den kanten O. L.Vrouwentoren van Antwerpen.
    En 't is niet genoeg dat ge daar in witten dahliakraag bidt, of de kaarse draagt, ook uit uwen zwarten baard, uit uwen rooden mond komt er nog een wimpel van gouden letters, die duidelijk te lezen geeft : « Catholique avant tout », wat vertaald bij u wil zeggen : « Alles voor Vlaanderen en Vlaanderen voor Christus ».

    Zoo stel ik mij u steeds voor, als ik u hoor spreken, of genoeglijk aan u denk. Maar zoo zijt gij ook van binnen vent. Pure Katholiek. Spaansch bloed in uw bloed, Sinjoor, Vlaming, houdend van de landjuweelige barokke hergeboortecultuur. Ja, gij zijt een Katholiek-Spaansch-Vlaamsch, Antwerpsch, renaissancistiche dichter. En ne groote! Maar ge zijt veranderd Karel. Ge zijt door uw haar gegroeid en uwen baard is van kleur verschoten.
    Ge zijt van buiten heelemaal veranderd, er is veel versleten aan u, ge zijt ook niet jong niet meer Karel.
    Maar g' hebt toch nog altijd dien Donateurskop, nu ne grijze, een beetje kaal, maar al wierd ge kaal gelijk een lampglas, toch behoudt ge dien donateurskop. Dat zit hem in uw fonkelende oogen. Die zeggen dat. En laat ons vlaggen voor God, want van binnen zijt ge dezelfde gebleven: Bravo! Ik zou liegen, van binnen zijt ge 6 keeren verhevigt in wat ge van die dingen waart, en dat is hevig 6 keeren! O dat Spaansch-Katholiek-Antwerpsche, Vlaamsche renaissancistische doorheen uw werk.

    Hoe druppelt uwe liefde en genegenheid en devotie, zoo 'n echte 17e eeuwsche vette devotie, van uwe pen en uwe blinkende lippen, als ge vertelt over de vele O. L. Vrouwen op de hoeken der straten, in 't licht van rosschijnende lantarens, in den Scheldemist. Als ge vertelt over de Sint-Andrieskerk met haar groenuitgeslagen koperen dak, en haar relikwie van 40 heiligen, over de processies, over Anna Bijns, over alles wat in uwe Vlaamsche stad smacht naar God, en wiens reuk niet in de kleeren maar in 't hart blijft hangen, en in 't bloed dringt.

    HET SPAANSCHE IN VAN DEN OEVER
    God!.. God!., dat was den donkeren roep die u steeds in 't bloed lokte naar den schemer der kerken, en naar de stilte der heide, waar ge de maan boven de bosschen hebt zien opkomen, zoo schoon en hartroerend, dat er niemand intenser en schooner heeft gezien. Maar g' hebt haar in uw vereering niet aanbeden, maar ze als een zilveren bal aan de voeten van God gelegd, als zijn werk. God riep, maar Zijn stem was donker, en Hij was ver, ver achter de Dood. En dat is het Spaansche in U. God is ver, en 't gedacht der dood hangt als een riekend kruid in uw knoopsgat, 't Zijn uw eigen woorden. Zoo waart ge steeds. En daarom moest gij van hunne godsdienstuiting houden, van hun enorme Christussen in purpere kleederen, hun driehoekig-gemantelde Lievevrouwen, boomhooge Paaschkaars en lugubere voorstellingen van de Dood, van heel hun donkere Volksmystiek. Maar met poozen tusschendoor kraakt de zinnelijke Vlaming open lijk radijskens, de Sinjoor die fier is over zijn stad, die Antwerpen looft, maar het Antwerpen van Plantijn, van Rubens, het Antwerpen van den pijpkenskraag, van de lange steenen pijp, het Antwerpsch der gouden galjoenen op de Schelde, van de ommegangen met de verbaasd-oogige reuzen, van de huizen waar in de gedempte klaarte der fleschgroene loodruitjes schilderijen te zien zijn met Dinaas in siroopbruine bosschen, Mercuriressen schaverdijnend door de lucht, en neptunussen in plassend water vol feestenden visch. Heel die hergeboortetijd hij zoog u vast Karel. En dat kwam door uw puur Kathofisme, door uw Spaansch bloed, en door de onbeschrijfelijke genegenheid die men voor zijn stad kan voelen, die toen zoo glorierijk bloeide. Maar tusschendoor, als ge maar een beetje uit de bekoring van die tijd uitwaart, en ge kwaamt van achter de zwaar-f'luweelen kamergordijnen in de hei, dan kost ge toch zoo aangenaam en bronfrisch vertellen, dat het speeksel ons in den mond kwam, met uwe Kempische vertelsels.

    Abdij van Averbode

    Ge zijt een oprechten kunstenaar. Dat wil zeggen ge schrijft uit uw hart. Alles wat er doorheen gaat, weten wij. Gij dicht het ons. Gij houd u niet aan een zeker onderwerp, 't zij boeren, historie, Begijnhof, of wat anders. Gij zegt uw menschheid uit. Dat deed Breughel ook. En door dat ik het geluk had u te kennen, heb ik veel van u geleerd, en van u veel gouden raad in mijn kofferken mogen bergen, en ik heb veel geprofiteerd van uwe preciesheid van teekeningen en kleurigheid van uw woord.
    Ik weet het nog, al is 't veel jaar geleden, toen ik met u in kennis kwam, kwaamt gij pas uit een ziele-crisis, Ge waart bijna verdronken in den Oceaan van 't occultisme. Maar ge zwomt terug op den oever van uw oud geloof. Ge moest nog nen tijd uitblazen. En toen zijt ge met Jozef Muls aan Vlaamsche arbeid aan 't werken ge
    daan, ge zaagt terug uw 17e eeuwe stad en uw land. En de liefde die ge er voor voelde hebt ge in uw kunstwerk, en in uw critieken stipt en duidelijk geuit. Uwe critieken zaten vol spelnageltjes en pinekensdraad; ge dierft het zeggen, tegen mij ook en uw Vlamingschap was niet van aard om met een caramelleken te sussen. Ge waart in alles goed verlaten afgeteekend, en men wist wat men aan u had.
    En zoo heeft uw Vlaamschen arbeid aan Vlaanderen deugd gedaan. Dat voelen wij nog.

    DE TIJD VAN « VLAAMSCHE ARBEID »
    Ik kwam gaarne bij u op uw kamerken vol hergeboorte-dingen, maar om u te bereiken moest men eerst een frisch-geurige wit-goed en Vlaamsche Leeuwenvlaggenwinkel door, en voorbij een dreef van sympathieke zusters, die nooit niet wisten of Karel wel t' huis was of niet.
    Gij werkte hard op dit kamerken waar gij zuchtte van God en Vlaanderen en gij had toch zoo gaarne op perkament geschreven met een ganzepen. En gij spiroolde dieper en dieper het zeventiendeeuwsche Antwerpen in, en die spirooling kreeg haar bovenste puntje met 't feest van Vlaamsche Arbeid. Gij waart geïnspireerd door de keukenschilderijen en de feestmalen der rederijkers van 1600, en de spijskaart op pannekoekpapier, met Gothische letters, vermeldde onder andere, in de spelling van dien tijd : Bier en de wijn. Beulingen met appelspijs, gestoofde peren. Rijstpap, Toeback, etc...

    't Was te doen in 'n klein stamineeken, onder den Toren. Als de klok luidde bibberden de tellooren en verketten op tafel. Er was veel volk verwacht, een dertig man, en veel waren de meters worst, groot de schotels rijstpap en hoog de stapels honingkoekebakken. Maar er waren slechts gekomen: Karel met zijn twee broers, Jozef Muls, Jan Hamenecker, en ik.
    Daar zaten wij met ons gestoofde peren. Wij aten ons nen ronden buik, maar 't baatte niet, en in kabassen en koroen en soepterrinnen nam Karel en zijn broers de stoverijen mee naar huis, waar veel zusters mee hielpen.
    Karel duikelde en zwom op zijn hondekens in die periode. Maar boem! den oorlog ontplofte! De menschen wierden lijk kladden slijk ergens meegekletst, en gij in Holland. Daar bezocht ik u te Baern, in 1918. Gij woonde er in een houten hutteken, onder nen ruischenden boom. Gij laast mij uw nieuwe verzen voor, en ik voelde hoe er een groot en week verdriet uw hart gebarsten had. Heimwee naar het oude, dat voorbij is, en nooit meer terug zou komen.

    En toen gij terug te Antwerpen, in Vlaanderen kwaamt en het leed, het bloed, den haat, de nijd, zaagt, die in plaats van door die ramp weg te kruipen, oplaaiden als vlammen, dan is er ik weet niet wat, bij u gebeurt. Maar gij zijt in alles heviger geworden. Gij wierd een vlam tegen. Het geloof had ne knak gekregen, maar gij werd heviger van geloof, Vlaanderen had 'ne knak gekregen, Antwerpen, de kunst, maar gij wierd heviger, dieper en vollediger in die dingen. En toen gebeurde het dat uw uitdrukking ;de zeven-tiend-eeuwsche, te slap wierd bevonden om uw gespannen gevoelens te dragen, en ge zijt wat men noemt modern geworden.

    DE MODERNE KAREL
    Het gespeel met renaissance motieven, 't gekrol van de krul de bloote knieën van Jupiter, het druppelde weg. Gij wierd modern. Dat wil zeggen : gij kwaamt dichter tot u zelf en tot onzen tijd. De krul. Dat is het wat van binnen evenals van buiten bij u is weggevallen : de krul. Ge zijt uit die atmosfeer uitgejaagd door het verdriet, en de intensiteit van leven binnen in U. En nu drukt ge uw Katholiek-Spaansche en Vlaamsch-Antwerpsche ziel uit met dingen en motieven van onzen tijd. Dat is uwe verjonging; uw nieuwe lente! Uw gedichten groeien rap en verrassend lijk aspergiën, en gij hebt ons nog veel te zeggen. En wij luisteren naar u met spitse ooren en warme vroomheid. Zoowel als ge van God spreekt of van Dinska Bronska en de Red Star Line.

    En nu zijt ge Pelgrim geworden, en gaat ge mee met ons. Gij hebt nu de naam ; maar reeds van in uwe eerste verzen pas 23 jaar geleden, hoorde men de St. Jacobsschelpen rinkelen om uw hals; uw verlangen naar God! En wij zijn blij als visschen in 't water dat zulk iemand met onze juichende schare meegaat naar den heuvel van 't verlangen waarop het eeuwig vuur brandt. Wij zijn blij, en zoo blij, dat ons eerste geestelijk feest, dat wij geven, gewijd is aan uw binnentreden in de Pelgrimrei. Daaraan kunt ge zien hoe blij we zijn. Seffens zal er orgelspel zijn. Maar ik zie dat er iets op het feestprogramma te kort is : een gebed. Een gebed voor U, opdat ge nog vele jaren in Antwerpen moogt leven, dat gij tot pure klaarheid moogt komen, en zult weten dat God niet ver, maar dicht bij u is, en Hij u bij de hand houdt en dat uw werk mag schooner en schooner worden, tot roem van Vlaanderen. Zulk een gebed staat niet op het programma. Ik stel voor het allemaal seffens te doen.

    Nieuwe Pelgrim treedt vooraan op aantocht. Ge zijt de oudste in ondervinding. Uw verdriet heeft u vele binnenwegen gewezen, en ge kent beter dan wij de struikelblokken naar 't land van God den Vader. Ik trek u bij de hand binnen en ik zeg juichend, gij allen zegt mij juichend na : « Karel ge zijt ne parel ! »

    EN... ORGELSPEL
    Na Timmermans' fel toegejuichte begroeting deklameerde Modest Lauweryns op voortreffelijke wijze en telkens met kort kommentaar drie gedichten van Van den Oever, die elk één zijde van den artist lieten zien : « God », « In memoriam Dr Depla », en « Lof aan Antwerpen ».
    Nog las E. H. Valvekens een boodschap die Karel Van den Oever op zijn ziekbed dankbaar had geschreven voor deze Averbode-bijeenkomst. Deze luidde : « Goede vrienden. In dit voor mij wonderlijk uur, waarbij lijden en vereering me omringen, ben ik in den geest bij u en vraag u allen te luisteren naar de stille opwekking Gods die ons wenkt naar nieuwen arbeid ».
    Daarna gingen al de aanwezigen in de statige abdijkerk, waar nagenoeg gedurende een uurtje Renaat Veremans met orgelspel de blijmoedigste devotie opwekte. Hier werd dan dat gebed gestort waarover Felix Timmermans had gesproken, opdat God dicht bij Van den Oever en bij al onze katholieke kunstenaars weze.

    *****

    11-09-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aan Karel van den Oever - Felix Timmermans

    Aan Karel van den Oever

    Uit De Vlaamsche Arbeid. (*)

    Veel heb ik aan Karel van den Oever te danken, en 't is daarom dat het mij zulke deugd deed, toen ik hem dezen zomer in de aarts-vaderlijke abdij van Averbode, heb mogen huldigen in naam van " De Pelgrim ".

    Hij heeft me dikwijls geholpen, en hij kost dit op een zeer bijzondere manier. Van in 't begin toen Vlaamsche Arbeid  door hem en Jozef Muls gesticht werd, en ik daar kwam afgestesseld met een soort van verwarde en overhoopte mystieke verzen ; later met de Begijnhofsproken door Anton Thiry en mij vervaardigd ; en zelfs laterder nog bij dingen die niet in Vl. Arbeid verschenen zijn, altijd wist hij gemeenden raad te geven. Als met een lichtenden vinger wees hij de gaten, de zieke en slappe plekken, maar hij deed dit steeds met een nerveuze, gewentensvolle theologisch-philosophisch-esthetisch-ethische knarselende argumentatie (die woorden gebruikte hij gaarne). Zijn oordeelen waren als kamwieltjes, die hun tandekens goed in elkaar pastten, en krik-krak, hard en zonder compassie kapot maalden, wat ze kosten kapot krijgen. Gelukkig kregen ze al eens iets niet kapot. Maar hij deed het niet cynisch, sadistisch lijk vele kritiekers dat doen. Zijn geweten liet niet toe iets te laten passeeren dat niet luisterde naar zijn begrip. Er was hart in zijn beoordeelingen, en ik had er wat aan. Hij holde mij soms uit, maar alleen van het vreemde, van het nuttelooze, het ongave, en hij liet mij niet zonder moed. Ik kon steeds zeggen, plezierig in mijn handen wrijvend, frisch en opgewekt : « Ik ga heelemaal opnieuw beginnen! »

    Een kritieker die dat kan, die het kwade in uw werk kapot maalt, en die u toch jeugdig en lustig naar werken doet zijn, dat is er ne goede kritieker, die zijn er altijd te kort. Dat zijn de engelbewaarders van de kunst. En zoo was er Karel van den Oever ook eenen.

    Felix Timmermans


    Eenige herinneringen.
    Ik weet niet of de beste onzer allerjongsten ook die lentevreugde beleefden, toen ze met de meesters onzer letterkunde kennis maakten. Ik weet in elk geval dat ik er een hoge hoed voor opzette om Verriest en Streuvels te bezoeken. 't Was of ik naar koningen ging. 't Waren en 't zijn ook koningen van den geest. Een even scherpe vreugde beleefde ik toen ik met Karel van den Oever kennis maakte. Juist waren zijn Kempische Vertelsels verschenen. Een wondere man, een vurige kop. Hij ontving ons ‒ Thiry en mij ‒ en op den hoop toe vroeg hij ons, om in het pas gestichte tijdschrift Vlaamsche Arbeid wat te schrijven. We waggelden haast om van blijdschap. Wij werkten mee. Ik heb aan Vlaamsche Arbeid veel te danken en aan Karel van de Oever en aan Jozef Muls. Van den Oever zocht vernuftig naar de gebreken en toonde ze. Hij klopte het stof er uit, uit wat ingezonden wierd. Vlaamsche Arbeid had jonge, frissche krachten, die zich van het realisme afkeerden, en naar meer verfijning van de geest zochten. Zoo was daar Gust Van Roosbroeck, een geniale jongen, die dweepte met de Fransche symbolisten. Ik had toen een kamer op het Begijnhof te Lier. Hij wou er ook een hebben. Huurde er een, nam den sleutel mee naar Antwerpen, en zag nooit meer naar die kamer om. Wat heeft dat Begijntje moeite gedaan om die sleutel weerom te krijgen! Er was daar ook Jan van Nijlen, de zachte dichter. Toen ik met hem kennis maakte, we vielen beiden over een kistje in de Lange Nieuwstraat in elkander armen, zei hij, en dat was gewaagd in die Sar Péladan atmosfeer, die toen dik over Antwerpen lag, dat de geslachte os van Rembrandt een groot meesterwerk was. Een groote vreugde was het ook toen we bij Muls, op zijn werkkamer te Mortsel mochten komen.

    Hij toonde ons den uitdoovenden Westerhemel, waarover hij pas een gedicht gemaakt had: Avondmeren. Muls wist met zijn aromatisch woord geestdrift voor Ruskin en de Engelsche Préraphaëlieten in ons te gieten. Ik kwam ook in aanraking met Pieter de Mets die toen niet anders dan zijn eigen kop schilderde, met Flor Van Reeth, en met de heerlijke familie Goedemé. Ja daar zijn veel schone dingen te vertellen over de kracht die van uit Vlaamsche Arbeid straalde in vele kunstmiddens. Vlaamsche Arbeid heeft gearbeid, niet alleen in zijn tijdschrift, maar vooral naar buiten. Het heeft gevormd en geleid. Vlaanderen heeft heel veel aan Vlaamsche Arbeid te danken.

    Er waren vergaderingen. Ik heb er een paar bijgewoond. Van den Oever en Muls regelden dat alles om ter beste. En het fatale kon niet uitblijven. Er was nog geen soupergeweest, er moest ook een souper bijkomen. Het gedacht kwam van Karel Van den Oever. Een souper voor de medewerkers en discipelen van Vlaamsche Arbeid. Van den Oever dichtte toen Maenrijmen, en was heelemaal weggeslurft in het Antwerpen der Renaissance, zat gedurig bij Plantijn, en was voor de schilderijen uit die dagen niet meer weg te slagen. Het moest een echt oud Vlaamsch eetmaal zijn. 't Had plaats in een oud stamineeken onder den O.L.Vrouwentoren, de spijskaart was op oud papier, gedrukt met echte Plantijnletter, in oude spelling, en wat er te eten was, was afgecopieerd van de oude Vlaamsche schilderijen. Och spijtig dat ik die spijskaart verloren ben! (Indien Jozef Muls er nog een bezit, dat hij ze toch eens afdrukke, als document). Ik heb er nog van onthouden : Zwarten Beuling met Appelspijs, Vlaaien fruit ende toeback. Zoo 't schijnt wou iedereen daar aan deel nemen ‒ men moest zich haasten om nog plaats te hebben. Het stamineeken was te klein. Ik schreef rap in, en was er per hoogen hoed. Er was een lange tafel gedekt. Waar bleven de anderen? Daar kwamen ze allemaal ineens binnen.
    Karel met zijn twee broeders, Muls en Jan Hammenecker. D
    at was al.

    Meer kwam er niet. Weinigen hadden ingeschreven. Maar hoe is een Vlaming. Hij komt ter elfder ure toch. En daar had men op gerekend. Er kwam niemand. Laat ons dan maar beginnen. Jan Hammenecker maakte een kruisken. De meiden brachten bergen worst, emmers appelspijs... potten toeback, enz... We aten, dronken en smoorden. Karel krabte in zijn haar. Muls zei een schoon woord over Vlaamsche Arbeid. 't Slot was dat er oneindig veel eten overschoot, dat de kosten zo hoog waren, en dat iedereen, buiten de som der inschrijving, moest bijleggen. We legden bij. En 't laatste slot was dat Van den Oever met zijn broers belast en beladen met worsten en andere goedheden er van onder trok. En ik ging naar huis met een leegen, hoogen hoed. Ik had nochtans ook bijgelegd!...

    Vlaamsche Arbeid is als een poort. Wie er door gaat, gaat door de goede poort die uitgeeft op den goeden weg. Ik wensch dit dappere tijdschrift en zijn bestuurder Muls nog vele jaren tot profijt ende jolijt van Vlaanderen.

    ********

    (*) Vlaamsche Arbeid : 1905-1914 en 1919-1930 was een Vlaams literair tijdschrift.

    10-09-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Karel van den Oever gehuldigd - Felix Timmermans

    Karel van den Oever gehuldigd.

    Hoe Vlaanderen tot zijn dichter spreekt.

    Uit de Telegraaf (NL)  -  16/9/1926.

    EEN FEESTREDE VAN FELIX TIMMERMANS.
    Het Antwerpsche Genootschap voor Katholieke kunstenaars "De Pelgrim", vierde gisteren in de Abdij van Averbode het 25-jarig schrijversjubileum van Karel van den Oever. Veel volk had zich bij de vierders, waaronder Felix Timmermans, H. Van Reeth, Aug. van Cauwelaert, Anton van de Velde, Renaat Veremans, aangesloten. De jubilaris was echter door ziekte verhinderd bij de viering aanwezig te zijn. Zijn broeder en zuster waren in zijn plaats aanwezig.

    De vergadering, die onder de boomen van het binnenplein werd gehouden, werd ingeleid door E. H. E. Valvekens. die het eeresaluut aan Karel van den Oever bracht. De hoofdschotel werd echter opgediend door Felix Timmermans, die in de hem eigen smakelijke manier, o.a. tot den afwezigen jubilaris zeide :

    Karel van den Oever. "De Pelgrim", dit jonge broederschap van kunstenaars, die over God niet kunnen zwijgen, die duwen mij nu vooruit, om u, Karel van den Oever, tegen te komen, en om u in ons aller naam te zeggen, of voor te lezen, hoedanig blij wij zijn, dat gij als Pelgrim met ons zingend karavaantje mee gaat naar de landen waar de Hemelsche palmen groeien.
    Er is veel over u te zeggen Karel, nen heelen boek. Dat zal wel eens iemand doen. Maar eigenlijk is 't niet noodig. Men heeft uwen kop maar te bezien en uw werk te lezen. Dan weet men genoeg.
    Karel van den Oever, als men u een witten pijpkeskraag aandoet, dan hebt ge een Spaanschen kop. Dan zijt ge als een Donateur, zoo in 't zwart fluweel, geknield en met gevouwen handen; zooals ze in kerkramen gebakken zijn of gemaald op zijluiken van bruine schilderijen, waar veel wind in de kleeren blaast en stoppentrekkerspilaren omhoog walzen. En 't is niet genoeg dat ge daar in witten dahlia-kraag bidt, of de kaarse draagt, ook uit uwen zwarten baard, uit uwen rooden mantel komt er nog een wimpel van gouden letters, die duidelijk te lezen geeft; "Catholique avant tout", wat vertaald bij u wil zeggen: "Alles voor Vlaanderen en Vlaanderen voor Christus".
    Ja, gij zijt een Katboliek-Spaansch-Vlaamsch Antwerpsch, renaissancistische dichter. En ne groote!

    Hoe druppelt uwe liefde en genegenheid en devotie, zoo'n echte 17e eeuwsche vette devotie, van uwe pen en uwe blinkende lippen, als ge vertelt over de vele O. L. Vrouwen op de hoeken der straten, in 't licht van rosschijnende lantarens, in den Scheldemist. Als ge vertelt over de Sint-Andrieskerk met haar groenuitgeslagen koperen dak en haar relikwie van 40 heiligen, over de processies, over Anna Bijns, over alles wat in uwe Vlaamsche stad smacht naar God, en wiens reuk niet in de kleeren maar in 't hart blijft hangen, en in 't bloed dringt. God!.. God! ... dat was de donkere roep die u steeds in 't bloed lokte.
    God riep, maar Zijn stem was donker, en Hij was ver, ver achter den Dood. En dat is het Spaansche in u. God is ver, en 't gedacht van den dood hangt als een riekend kruid in uw knoopsgat. 't Zijn uw eigen woorden.

    Zoo waart ge steeds. En daarom moest gij van hunne godsdienstuiting houden, van hun enorme Christussen in purpere kleederen, hun driehoekig-gemantelde Lievevrouwen, boomhooge Paaschkaars en lugubere voorstellingen van den Dood, van heel hun donkere Volksmystiek. Maar met poozen tusschendoor kraakt de zinnelijke Vlaming open lijk radijskens, de Sinjoor die fier is over zijn stad, die Antwerpen looft, maar het Antwerpen van Plantijn, van Rubens, het Antwerpen van den pijpkenskraag, van de lange steenen pijp, het Antwerpsch der gouden galjoenen op de Schelde, van de ommegangen met de verbaasdoogige reuzen, van de huizen waar in de gedempte klaarte der fleschgroene loodruitjes schilderijen te zien zijn met Dinaas in siroopbruine bosschen. Mercuriressen schaverdijnend door de lucht, en Neptunussen in plassend water vol feestende visch. Heel die hergeboortetijd, hij zoog u vast, Karel.

    Maar tusschendoor, als ge maar een beetje uit de bekoring van dien tijd uitwaart, en ge kwaamt van achter de zwaar-fluweelen kamergordijnen in de hei, dan kost ge toch zoo aangenaam en bronfrisch vertellen, dat het speeksel ons in den mond kwam, met uwe Kempische vertelsels. Ge zijt een oprechte kunstenaar. Dat wil zeggen ge schrijft uit uw hart. Alles wat er doorheen gaat, weten wij. Gij dicht het ons. Gij zegt uw menschheid uit. Dat deed Brueghel ook. En door dat ik het geluk had u te kennen, heb ik veel van u geleerd, en van u veel gouden raad in mijn kofferken mogen bergen, en ik heb veel geprofiteerd van uwe preciesheid van teekeningen en kleurigheid van uw woord.

    Ik weet het nog, al is 't veel jaren geleden, toen ik met u in kennis kwam, kwaamt gij pas uit een ziele-crisis. Ge waart bijna verdronken in den Oceaan van 't occultisme. Maar ge zwomt terug op den oever van uw oud geloof. Ge moest nog nen tijd uitblazen. En toen zijt ge met Jozef Muls aan Vlaamschen arbeid aan 't werken gegaan, ge zaagt terug uw oude 17e eeuwe stad en uw land. En de liefde die ge er voor voelde hebt ge in uw kunstwerk, en in uw critieken stipt en duidelijk geuit. Uw Vlaamsche arbeid heeft aan Vlaanderen deugd gedaan. Dat voelen wij nog.
    Ik kwam gaarne bij u op uw kamerken vol hergeboortedingen, maar om u te bereiken moest men eerst een frisch-geurige wit-goed en Vlaamsche Leeuwenvlaggenwinkel door, en voorbij een dreef van sympathieke zusters, die nooit niet wisten of Karel wel thuis was of niet. Gij werkte hard op dit kamerken waar gij zuchttet van God en Vlaanderen en gij hadt toch zoo gaarne op perkament geschreven met een ganzepen.

    En gij spiroolde dieper en dieper het zeventiendeeuwsche Antwerpen in, en die spirooling kreeg haar bovenste puntje met 't feest van Vlaamschen Arbeid. 't Was te doen in 't klein stamineeken onder den Toren. Als de klok luidde bibberden de tellooren en verketten op tafel. Er was veel volk verwacht, een dertig man, en veel waren de meters worst, groot de schotels rijstpap en hoog de stapels honingkoekebakken. Maar er waren slechts gekomen: Karel met zijn twee broers, Jozef Muls, Jan Hamenecker, en ik. Daar zaten wij met ons gestoofde peren. Wij aten ons nen ronden buik, maar 't baatte niet, en in kabassen en koroen en soepterrinnen nam Karel en zijn broers de stoverijen mee naar huis, waar veel zusters mee hielpen.

    Karel duikelde en zwom op zijn hondekens in die periode. Maar boem! de oorlog ontplofte! De menschen wierden lijk kladden slijk ergens meegekletst, en gij in Holland. Daar bezocht ik u te Baern, in 1918. Gij woonde er in een houten hutteken, onder nen ruischenden boom. Gij laast mij uw nieuwe verzen voor, en ik voelde hoe er een groot en week verdriet uw hart gebarsten had. Heimwee naar het oude, dat voorbij is, en nooit meer terug zou komen. En toen gij terug te Antwerpen, in Vlaanderen kwaamt en het leed, het bloed, den haat, de nijd, zaagt, die in plaats van door die ramp weg te kruipen, oplaaiden als vlammen, dan is er ik weet niet wat, bij u gebeurt. Maar gij zijt in alles heviger geworden. Gij wierd een vlam tegen. Het geloof had ne knak gekregen, maar gij werd heviger van geloof, Vlaanderen had 'ne knak gekregen, Antwerpen, de kunst, maar gij wierd heviger, dieper en vollediger in die dingen. En toen gebeurde het dat uw uitdrukking : zeventiendeeuwsche, te slap wierd bevonden om uw gespannen gevoelens te dragen, en ge zijt wat men noemt modern geworden.

    Het gespeel met renaissance motieven, 't gekrol van de krul, de bloote knieën van Jupiter, het druppelde weg. Gij wierd modern. Dat wil zeggen: gij kwaamt dichter tot u zelf en tot onzen tijd. De krul. Dat is het wat van binnen evenals van buiten bij u is weggevallen: de krul. Ge zijt uit die atmosfeer uitgejaagd door het verdriet, en de intensiteit van leven binnen in U. En nu drukt ge uw Katholiek-Spaansche Vlaamsch-Antwerpsche ziel uit met dingen en motieven van onzen tijd. Dat is uwe verjonging; uw nieuwe lente!

    En nu zijt ge Pelgrim geworden, en gaat ge mee met ons. Gij hebt nu den naam; maar reeds in uwe eerste verzen pas 23 jaar geleden, hoorde men de St. Jacobsschelpen rinkelen om uw hals; uw verlangen naar God!
    En wij zijn blij als visschen in 't water, dat zulk iemand met onze juichende schare meegaat naar den heuvel van 't verlangen waarop het eeuwig vuur brandt.

    Nieuwe Pelgrim treedt vooraan op aantocht. Ge zijt de oudste in ondervinding. Uw verdriet heeft u vele binnenwegen gewezen, en ge kent beter dan wij de struikelblokken naar ’t land van God den Vader. Ik trek u hij de hand binnen en ik zeg juichend, gij allen zegt mij juichend na :

    " Karel ge zijt een parel! "

    De heer Modest Lauweryns droeg na deze rede drie gedichten voor van Karel van den Oever. Een boodschap van den jubilaris werd voorgelezen. Een orgeluitvoering door Renaat Veremans in de Abdykerk besloot de viering.

    ******

    09-09-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans' werk in het buitenland

    Timmermans’ werk in het buitenland.
    Stemmen van over de grenzen.

    Uit de Digitale Bibliotheek
    Vermits Felix Timmermans één van onze meest vertaalde auteurs is, kon een buitenlands ‘Timmermanskoor’ in dit nummer bezwaarlijk ontbreken. Met het oog hierop, legde de redactie contacten in negen landen, nl. Duitsland, Frankrijk, Tsjecho-Slowakije, Spanje, Denemarken, Engeland, Zuid-Afrika, de U.S.A. en Japan. Aan negen correspondenten werd een korte bijdrage gevraagd, met het doel enkele concrete gegevens te verzamelen omtrent het onthaal, dat de werken van Timmermans nu genieten in hun land: wordt hij nog vertaald, gelezen, uitgegeven, gegeerd? hoe reageren de lezers erop? wat treft hen het meest? of wat stoort hen eventueel? beschouwen ze Timmermans als een auteur van wereldformaat?

    Frankrijk, Spanje en de U.S.A. reageerden helemaal niet. Uit Denemarken schreef Dra. G. de Vries ons het volgende: ‘Tot mijn grote spijt moet ik u op uw verzoek een artikeltje te schrijven over de ontvangst van de werken van Timmermans in Denemarken, negatief antwoorden. Mijn vele nasporingen om te weten te komen of zijn werk nog vertaald en gelezen wordt, hebben slechts tot resultaat geleid dat ik moet zeggen : Timmermans is een vergeten man hier. Zelden wordt nog een boek van hem in de bibliotheek geleend. In de 30-er jaren werd zijn werk veel vertaald. Nu niet meer. Vorig jaar werd alleen nog een fragment van “het Kindeke Jezus in Vlaanderen” opgenomen in een anthologie. Deze schrale gegevens vormen m.i. geen basis voor een artikeltje - hoe kort ook - in uw tijdschrift. Ik hoop dat de oogst in andere landen groter zal zijn’. In Japan liggen de zaken enigszins anders. Professor Sumitaka Asakura uit Tokio liet zich daar als volgt over uit: ‘Lange tijd heb ik zorg besteed aan het introduceren van de Nederlandse letterkunde in Japan, maar de uitgeversmaatschappijen alhier hebben niet zoveel lust in de publikatie van Nederlandse werken, als ze in die van Engelse, Franse en Duitse werken hebben. Tot nu toe heb ik de gelegenheid gehad om, met mijn vrouw, werk van hiernavermelde auteurs in het Japans te vertalen en te laten uitgeven: Heyermans, Multatuli, van Eeden, Gorter, H. Roland Holst, Kloos, Swarth, Van de Woestijne, de Mont en Roef Basenau. In de “Voorlichtingen over Nederlandse en Vlaamse Letterkunde”, uitgegeven door verschillende uitgeversmaatschappijen, heb ik over Nederlandse en Vlaamse werken voorlichting verschaft; wat de werken van Timmermans betreft, heb ik een korte inleiding tot “Pallieter” en “Pieter Breugel” laten opnemen. “Adagio” van Timmermans is niet door mijn vrouw, maar door de heer Katayama uit de Franse tekst vertaald.’

    Professor T. Weevers berichtte ons uit Londen: ‘Het is mij tot mijn spijt onmogelijk te voldoen aan uw verzoek om een artikel te schrijven over het onthaal dat aan de werken van Felix Timmermans in Engeland is te beurt gevallen. Dit zou een bekendheid met het letterkundig leven van Engeland vereisen, die ik als neerlandicus niet bezit. Ik zou U aanraden, U tot dit doel te wenden tot een lid van de Britse P.E.N. Club.’
    Meer uitgebreide reacties kwamen uit Zuid-Afrika, Tsjecho-Slowakije en Duitsland. Laten wij eerst Professor Abel Coetzee uit Johannesburg aan het woord. Hij deed ons opmerken, dat hij - terwijl hij de opdracht wél heeft uitgevoerd - de klemtoon enigszins verschoven heeft naar een belangrijk vraagstuk, waardoor ook precies de werken van Timmermans in het gedrang komen. ‘Ek vra u om dit so te wil aanvaar, veral omdat ek al geruime tijd veronrus word oor die toenemende teruggang van Nederlands in Suid-Afrika’.

    Zijn bijdrage
    geven we dus integraal weer :
    Wanneer mens tans 'n opdrag kry om te skrywe oor die houding van Afrikaanse lesers teenoor die werke van 'n skrywer in die Nederlande, stan jy voor 'n hartseertaak - hartseer wat verwek word deur verskillende faktore wat uit die volgende sal blyk.
    Omdat Suid-Afrika ‘ingekring’ is in die Angelsaksiese wêreld en ons buitenlandse boekwese geskoei is op Engels-Amerikaanse lees, is daar maar heel enkele punte in ons land waar mens die goeie (of selfs enige!) Nederlandse boek kan bekom. Hierdie punte bedien gewoonlik akademici, wat beteken dat die Nederlandse boekmark vir die gewone man nie bestaan nie. Onbekend maak onbemind. Omdat Afrikaans en Nederlands om begrypelike redes nog altyd vir studiedoeleindes aan mekaar gekoppel is en bly in Suid-Afrika, het dit tog so gebeur dat Nederlandse skrywers vir skoliere en studente behou gebly het. Maar juis daardeur het Nederlandse skrywers ‘akademiese’ leer- en leesstof geword; Afrikaners wat tans nog Nederlands lees, doen dit vir eksamendoeleindes. Vir hierdie leserskring is Gezelle, Van de Woestijne, Streuvels en Timmermans beminde skrywers van die ouer geslag. Hulle werk word nog gereeld vir bestudering voorgeskryf en waardeer, alhoewel dit wil voorkom dat Nederlandse lektuur verdwyn sodra die laaste eksamen afgelê is.

    Wat die werk van Timmermans besonderlik betref: Pas het die Kaapstadse uitgewery Human en Rousseau die Boerepsalm in Afrikaanse bewerking uitgegee - as ‘proefneming’. Indien dit sou blyk dat die vertaling inslaan by die lesers sal dieselfde uitgewery Pallieter in Afrikaans aanbied. Juis die keuse van Timmermans se werk vir hierdie proefneming, laat blyk hoe hoog dit aangeslaan word Die openbarende in die geval is egter dat dit nodig is om Timmermans in Afrikaans te vertaal!

     

    Afrikaanse en Nederlandse (Noord en Suid) lesers en leiers moet hulle heeltemal duidelik rekenschap gee oor die betekenis van hierdie verskynsel: Die kennis van Nederlands het onder die algemene lesers so seer terug geloop dat die Nederlandse boek in Nederlands skaars nog aan die man te bring is. En die toestand word jaar na jaar erger. Dit word gewyt aan allerlei faktore, maar een van die belangrikstes daarvan ontvang nie voldoende aandag nie.
    Toe Afrikaans skool- en universiteitsvak geword het tydens die eerste kwart van ons eeu, was daar ontoereikende Afrikaanse stof om ook maar net één jaar van 'n kursus voldoende te vul. Sedert jaar en dag het die Afrikaanse taal- en letterkunde egter soveel stof tot sy beskikking dat dosente verleë sit daarmee in 'n kursus wat Nederlands insluit! So erg is die toestand dat dosente bewus word daarvan dat tyd wat aan Nederlands bestee word, verlore tyd is, want Afrikaans as landstaal staan in wedywering teen Engels! Daar is maar één oplossing: Die tyd het aangebreek dat almal wat betrokke is by die saak moet besef dat Afrikaans en Nederlands as twee aparte vakke bestudeer moet word, en Nederlands wel in die keusegroep moderne tale, waar dan ook verlang word dat die kandidate dit moet kan skryf en praat! Deur Nederlands gekoppel te hou aan Afrikaans, verloor albei dardeur, maar veral Nederlands. En alle Nederlandse skrywers - oud - jonk - ‘modern’ - word nadelig getref. Daarom dat Nederlands prakties al lank nie meer 'n voedingsbron van Afrikaans is nie, en daarom dat ek my taak as 'n hartseertaak beskryf het aan die begin.
    Mag hierdie enkele opmerkings by die toespitsing op die werk van Felix Timmermans daartoe lei dat ons ons ernstig gaan besin oor 'n toestand wat weinig aanbied om tevrede oor te wees.

    Dr. Olga Krijtovâ uit Praag bezorgde ons een interessante Tsjechische kijk op de zaken en schreef ons :
    Habeant sua fata libelli - en ook vertalingen hebben hun eigen onvoorziene lotgevallen. Een boek vertaald in een ander taalgebied, maar vooral in een gebied met een andere mentaliteit, vindt niet zelden een ander onthaal dan in eigen land. Er zijn al tientallen werken uit het Noorden Zuidnederlandse taalgebied in het Tsjechisch vertaald, maar alleen twee auteurs - één uit het Noorden en één uit het Zuiden - kregen met hun werk een andere rol te vervullen dan hun collega's. Hun boeken hebben niet alleen de esthetische werking op de lezers uitgeoefend, werden niet alleen gewaardeerd als kunstwerken zonder meer, maar werden ook gekenmerkt door het tijdstip waarop de vertaling in het Tsjechisch verscheen. De dikwijls hartstochtelijke voorliefde voor deze werken vindt haar oorzaak in de buitengewoon moeilijke jaren welke het land - en ook het lezerspubliek - toen doormaakte, voor velen waren deze boeken een toevluchtsoord, ‘een beloofd land’, waar de zon nog scheen en de natuur nog bloeide - voor anderen waren zij misschien weer tot steun, een hoop voor de toekomst, want ze verkondigden een diepe wijsheid: het leven zal overwinnen, het leven is sterker dan de dood.

    De schrijvers van deze werken waren Antoon Coolen en Felix Timmermans.
    Al in 1927 werd Timmermans' optimistische ‘Pallieter’ in het Tsjechisch vertaald, twee jaar later gevolgd door ‘De zeer schoone uren van juffrouw Symforosa’, maar daarna duurde het tien volle jaren voordat de schrijver weer onder zijn Tsjechische lezers terugkeerde. Pas in 1937 verscheen de vertaling van ‘Pieter Bruegel’ en een jaar daarop ‘De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt’.

    Niet lang daarna woedde in Tsjechoslowakije de droevige ouverture tot de tweede wereldoorlog, eerst werd het land van zijn grensgebied beroofd, om daarna geheel aan de vijand overgeleverd te worden. Pas in die sombere dagen werd Felix Timmermans werkelijk ‘ontdekt’ en zijn werken beleefden een ongewone conjunctuur. Het waren de schoonheid, de vredige levensvreugde, soms ook een zekere berusting, maar aan de andere kant ook de onverzettelijke wil om door te zetten, de gezonde levenslust, welke juist in die dagen en jaren de lezers zoveel voldoening schonken. Geen wonder dat ‘Pallieter’ en ‘Pieter Bruegel’ opnieuw uitgegeven werden, ook de enigszins sombere ‘Boerenpsalm’ beleefde in twee jaren twee uitgaven. In het jaar 1940 werden er niet minder dan drie romans van Felix Timmermans uitgegeven. ‘Het Kindeken Jezus in Vlaanderen’ en ‘De Harp van Sint Franciscus’ waren twee veelgelezen voorgangers van ‘De Familie Hernat’, dat in 1943 vertaald werd.

    Na de oorlog was de lezershonger voor Vlaamse auteurs blijkbaar enigszins gestild, er openden zich nieuwe perspectieven, nieuwe stijlen werden beoefend, ook de smaak van de lezers ging steeds meer uit naar moderne auteurs - een begrijpelijk verschijnsel in een tijd vol van nieuwe idealen. Pas nu, ruim twintig jaar later, begint het lezerspubliek naar oude vrienden en meesters terug te verlangen.
    Antoon Coolen, ook tijdens de oorlogsjaren veel vertaald en gelezen, keert dit jaar onder zijn Tsjechische lezers terug, van Felix Timmermans wordt de re-editie van ‘Pieter Bruegel’ overwogen, een boek dat met de jaren zeker niet verouderd is en net zoals vele andere werken uit het oeuvre van Felix Timmermans op een gul onthaal van de Tsjechische lezers kan rekenen.

    Georg Hermanowski uit Bad Godesberg, reeds tientallen jaren vertrouwd met het leven en de bloei van Duitse vertalingen van Vlaams werk, schetst ons een geestdriftig beeld van het onthaal, dat Timmermans' werken nog steeds - en meer dan ooit - genieten in het duitstalig gebied van Europa: Hoeft er wel geantwoord te worden op de vraag of het werk van Timmermans, twintig jaar na zijn dood, nog leeft in Duitsland? Het is levendiger dan ooit tevoren en heeft pas nu zijn volle breedtewerking bereikt. In vier grote boekengilden, in de grootste drie Duitse pocketreeksen, wordt het massaal verspreid. Zo heeft de Insel Verlag momenteel tien werken van Timmermans in voorraad, bij de Verlag der Arche in Zürich zijn twee licentieuitgaven op de markt, bij Amandus Verlag in Wenen één licentie-uitgave, en dan nogmaals een bij Reclam. De uitgeverij ‘Gute Schriften’ in Basel prijkt in deze lijst met niet minder dan vijf licentie-uitgaven. De Deutsche Buchgemeinschaft voert bestendig drie titels in haar vlag (Pallieter, Bruegel, Brouwer), de Hamburgische Bücherei eveneens ‘Pallieter’ en de Deutsche Hausbücherei de ‘Franziskus’.

    Als pocket kan men bij de Deutscher Taschenbuchverlag ‘Jesuskind in Flandern’, ‘Bauernpsalm’ en ‘Franziskus’ bekomen, in de Fischer-pocket-reeks ‘Bauernpsalm’ en ‘Pieter Bruegel’ en bij RORORO ‘Pallieter’. De voornaamste vijf werken van Timmermans zijn op die wijze als pocket voorradig en dus voor iedereen toegankelijk.
    De totaaloplage van alle Timmermansboeken heeft intussen de twee miljoengrens ruim overschreden. Neemt men de Buchgemeinschafts- en de pocketuitgaven niet in aanmerking, dan houdt men in de gewone uitgaven bij de Insel Verlag over: ‘St. Nikolaus in Not’ 322ste duizendtal, ‘Pallieter’ 284ste, ‘Das Triptychon der hl. drei König’ 281ste, en ‘Die sehr schönen Stunden der Jungfer Symphorosa’ 189ste duizendtal. Slechts twee Timmermansboeken hebben de vijfduizendgrens niet overschreden: ‘Adagio’ en ‘Die unsichtbare Hand’. Een zeer voorzichtige schatting brengt als vaststaand feit naar voren, dat meer dan vijftig procent van alle na wereldoorlog I vertaalde en verkochte Vlaamse boeken hier te onzent Timmermansuitgaven zijn.

    Timmermans wordt in Duitsland niet meer vertaald, want er bestaat sinds ca. vijftien jaar geen werk meer van hem, dat niet in Duitse vertaling te verkrijgen is. Alles, tot het laatste blad toe, is vertaald geworden. Vandaag de dag wordt Timmermans meer dan ooit uitgegeven en gelezen; de zes pocketuitgaven hebben hier vanzelfsprekend enorm toe bijgedragen. Het feit, dat twee der grootste pocket-uitgeverijen een identieke ‘Bauernpsalm’-uitgave in hun fonds hebben, is een bewijs dat zelfs een pocketuitgeverij als de S. Fischer-Bücherei dit werk niet alleen verspreiden kan. Dat de Duitse lezer Timmermansuitgaven vraagt spreekt vanzelf; trouwens, hoe waren anders, na wereldoorlog II, 22 licentie-uitgaven naast 14 eigen uitgaven (dus totaal 36 uitgaven van de totnogtoe 30 vertaalde Timmermanstitels) mogelijk geweest? Verliezen wij daarbij niet uit het oog, dat meer dan de helft van deze uitgaven in massaoplage - tot 100.000 exemplaren - verschenen.

    Hoe de lezers in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland op Timmermans reageren? Zij kopen en lezen zijn werk. Slechts in midden-Duitsland is Timmermans niet voorradig op de boekenmarkt, maar in ontelbare brieven smeken de mensen aldaar hun aanverwanten in het westen hun zijn boeken te zenden - en af en toe slagen zij er, tot hun grote vreugde, in de postcensuur bij de neus te nemen. Wat de lezers bij dit werk het meest treft: dat er maar één Timmermans is; wat hen stoort: niets!

    Dat men aldus een dergelijke auteur als auteur van wereldformaat beschouwt, is uit het voorgaande wel overduidelijk geworden. Indien dat niet werkelijk zo was geweest, dan zou er nooit sprake geweest zijn van pocket-licenties bij de Deutsche Taschenbuchverlag en bij S. Fischer-Verlag; en noch Insel Verlag, noch ‘Die Arche’ in Zürich hadden de werken ooit uitgegeven. Felix Timmermans is voor de duitstalige lezer nu niet meer eenvoudigweg Vlaanderen, maar hij is en blijft voor hen Felix Timmermans!


    De cijfers, hierboven aangehaald, werden geput uit de jongste statistiek - 23-12-66 - van de Inselverlag.

    *****

    XX

    07-09-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lier Gegroet - nog duizend pluimen op uw hoed

    Lier Gegroet.
    Nog duizend pluimen op uw  hoed...

    Uit De Telegraaf – 14/11/1981

    Madam Timmermans, een hoogbejaard, klein dametje, komt in de brede gang van haar witte huis in Lier kijken naar de meneer uit Holland die slinks is binnengeloodst door een goede kennis, want ze ontvangt geen mensen meer.

    Negenentachtig jaar is nu Marieke, aan wie de gevierde Vlaamse schrijver 65 jaar geleden zijn wereldsucces 'Pallieter' opdroeg, het verhaal van de grote levensgenieter, wiens lief Marieke heette.
    "Felix! Maar ja!" roept ze met een stralende, blijde glans in haar bruine ogen, "ja, die zat lang te denken bij het schrijven en aan zijn pijpken te smoren. Dan riep hij: Ja, zo moet het! Zo is het goed! En dan schreef hij het op.
    Zeker, hij las mij wel voor wat hij geschreven had en een enkele keer zei ik wel eens: zoudt ge niet beter... En jawel, dan veranderde hij het." Ze toont schilderijen van haar man en pentekeningen, waarmee hij zijn boeken illustreerde, samengebracht in grote lijsten, want de beeldende kunst nam een grote plaats in bij Felix Timmermans.

    Timmermans, een van de grote zonen van Lier, is al 34 jaar dood, maar Marieke leeft op een ontroerende wijze op bij de herinnering aan de man die schreef : "Marieke leunde over de haag, en zag en luisterde den donkeren nacht in, naar waar een vuur brandde en doedelgepijp ronkte. Daar wist zij haren man Pallieter, want zo iets was van hem. Daar wist zij hem, dien zij groot en sterk liefhad... Maar ze wist dat hij haar ook lief had en misschien denkend was aan haar, terwijl hij die nachtelijke muziek bijwoonde. Ja, dat voelde ze. Dat maakte haar zalig en dronken, en zij had thans op zijn borst willen rusten en in slaap vallen, gesust door vrome, aandoenlijke muziek. "O, dagenmelker!" zuchtte ze van ongekenden wellust en ze bleef staan luisteren naar de doedelzakken".

    Dochter Lia vertelt in haar boek "Mijn Vader" hoe die twee aan elkaar zijn gekomen.
    "Tegen dat Pallieter bijna af was leerde vader Mama kennen. Op de markt in Lier stond er altijd gedurende den zomer een kiosk, waar 's zondagavonds muziek werd gespeeld, nu nog. Vóór den anderen oorlog wandelden dan de jonge meisjes er rond in de éne richting, en de jonge mannen in de andere richting. Als Papa dan de grote bruine ogen van moeder zag, nam hij zijn hoed af en groette. Dat was in dien tijd van veel betekenis, en enkele maanden daarna waren ze getrouwd."

    Schoon Lier
    Ik heb deze week een dag rondgelopen in Lier, een parel van een oude Vlaamse stad tien kilometer ten oosten van Antwerpen, en overal ben ik Felix Timmermans tegengekomen. Op pleinen, kaden en straten, die hij zo beeldend heeft beschreven in 'Schoon Lier', in hofjes, bij heiligenbeelden, in kroegen en in de herinnering van de mensen.
    "Ik weet nog zeer goed hoe Timmermans door de stad liep, een stevige, corpulente man, die gaarne een praatje maakte met de geburen," zegt de heer Karel Roofthooft die 24 jaar lang gemeentesecretaris van Lier is geweest en een Belgische gemeente-secretaris is meer dan een halve burgemeester. "Goedenmorgen, meneer de secretaris, alles goed, meneer de secretaris," zeggen voortdurend passerende Lierenaars als hij mij rondvoert door de gemoedelijke, kalme stad in het grijze novemberlicht.

    Zonneklopper
    Timmermans wandelde en praatte. Hij was in de cafés geen tafelspringer, geen man die grote feesten maakte. Met eten was dat anders. Hij at graag veel van een gewone pot. Kreeft en kaviaar waren aan hem niet besteed. En... hij was een zonneklopper : hij ging gaarne buiten de stad aan de Nethe een pijpken liggen smoren in het gras en dan gingen zijn gedachten aan het malen en ontstonden zijn verhalen. Van dat luieren in het gras, dat geen echt luieren was maar een middel om het moeilijke schrijfproces op gang te brengen, zien we fraaie foto's in het Timmermans-Opsomerhuis, een gezellig museum met krakende eikenhouten vloeren, gewijd aan Lierse kunstenaars : Timmermans met een majestueuze buik zit als de verpersoonlijking van het vette Vlaamse leven in het gras met zijn kinderen om zich heen. Natuurlijk zijn er ook zijn boeken in tientallen talen, tot in het Litauws en Japans toe.

    En er staat zijn werktafel: een eenvoudig houten tafeltje met een kleedje, een schrijfmap met dansende nymfen op de omslag en een tabakspot; verder zijn zwarte hoed met brede rand en zijn wandelstok. Een stilleven, dat bewijst, dat een schrijver niet veel meer nodig heeft dan een pen en een stuk papier. Alleen... hij moet wel wat te vertellen hebben.

    Fantasie
    En dat had Timmermans. Zijn dochter : "Onze Pa kon alles vol aandacht bezien en dadelijk schoot hem een vergelijking of beeldspraak te binnen. Hij had een buitengewone fantasie. Als de bladen geel schitterden in de herfstzon, zegde hij: "’t Is goud dat van de bomen drijft"... Over windmolens "zij zwaaien hun armen als vreugdige kinderen"...
    Hij moest op de één of andere manier uiting geven aan zijn bewondering en op een keer zegde hij het aan de vrienden: "Mannen, ik ga een boek schrijven!" Hij kocht perkamenten bladen, twee ronde pennen, twee verschillende kleuren inkt om de beginletters mee te versieren, en schreef elken dag over de natuur, zoals hij ze dien dag gezien had. Maar na enkele dagen wist hij niet meer wat te schrijven: het weer was altijd hetzelfde gebleven. Dat kon hij geen heel jaar lang volhouden, er was iets aan te kort: een mens!"
    Toen deed Pallieter zijn intrede als eerste van een lange reeks Timmermans-figuren: Pieter Bruegel, Leontientje met haar ongelukkige liefde, Juffrouw Symforosa, het verliefde begijntje, boer Wortel die ondanks alle tegenslag toch een psalm zingt. Vettigen Teen die een zilveren lievevrouwenbeeldje steelt en daaraan sterft.

    Begijnhof
    Het beeld dat Timmermans tot dat verhaal inspireerde, staat in een nis achter glas met een heel rijm erbij naast de ingang van het begijnhof, het is "uit Holland langs de baren der zee, hier aangespoeld en in onze stad gevaren". In het begijnhof zelf, één van de mooiste van heel Vlaanderen, met hobbelige straatjes, kleine witte huisjes, muurtjes, poortjes en tuintjes, een oase van rust, waart ook den Fé' nog rond. De huisjes hebben namen als " 't Piepenholleken" en " 't Soete Naemken" en een straatje heet " Hemdsmouwken ". Hier woonde Timmermans' begijntje Symforosa en in het Hellestraatje de simpele hovenier Martienus in wie zij, ondanks haar grote schroom, een echtgenoot zag, maar die daar niets van begreep en kloosterbroeder werd.
    In de kerk van het begijnhof, een voorbeeld van Vlaamse barok, speelt iemand op het orgel en het allerlaatste Zusterken Begijn dat nog over is, een 81-jarig wijfje, roept naar boven dat hij moet ophouden, want het is twaalf uren en ze moet de klok luiden. Dan pakt deze laatst overgeblevene van die eindeloze rij zedige vrouwtjes die eeuwenlang de hof hebben bevolkt, een dun touw, dat in de donkere hoogte verdwijnt, en luidt met buigende bewegingen van haar ronde lichaam, een ijl klinkend belletje.

    Portret
    Felix Timmermans vind je zelfs in het stadhuis. "de hersenpan van de stad", zoals hij het noemt in zijn lyrische beschrijving 'Schoon Lier'. Daar hangt een levensgroot portret ten voeten uit van Felix, de buik vooruit de duimen in de armsgaten van zijn vest, gemaakt door zijn vriend, de schilder baron Isidoor Opsomer
    , krachtig Vlaams expressionist, wiens werk ook te zien is in het Timmermans-Opsomer huis. En in een café aan de Grote Markt, waar vier gezette madammen een middag winkelen onderbreken om met smaak gigantische Dames Blanches te verorberen, grote coupes met ijs, warme chocolade en veel slagroom, kijkt weer Felix Timmemans toe. Niet alleen als gebrandschilderd portret met een lichtje erachter, maar ook van buiten.

    Staartster
    Door het raam, boven de draaimolens, schiettenten en eetkramen van een van de talrijke kermissen die op gezette tijden op de Grote Markt worden gehouden, zien we de slanke stadhuistoren, door Timmermans uitgetekend en beschreven als "de silhouet van een uitgesneden lans, de dunne, lenige belforttoren. Een dwalende staartster is op de spits blijven haperen en wijst nu de winden aan ''. Zo beschreef Felix de toren uit 1369, die hij zijn leven lang al kende, fris en vol fantasie alsof het een nieuw stadsbeeld voor hem was. Hij had daar zelf een verklaring voor: "Zulk een stad en land helpt de verbeelding. Een land dat inspiratie in den dichter giet... Gegroet, O Lier, gegroet, gegroet Lierke Plezierke. "

    " Nog duizend pluimen op uw hoed! "

    ***********

    05-09-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vroolijkheid in de kunst - Carel Scharten

    De vroolijkheid in de kunst

    Door Carel Scharten  -  Uit De Telegraaf 12/08/1916

    Pallieter dan, van Felix Timmermans, is inderdaad een heerlijk boek. In lang niet had men van een boek zoo gul genoten; een genot dat u beurtelings een peut van pleizier gaf in de maagstreek, of de weelderigste zoetheid stuwde rond het hart, beurteling luidop deed lachen of stil worden om een in dit sanguinisch verhaal te dieper verwonderende en ontroerende, maagdelijke teerheid.
    Pallieter, een molenaar, ergens in Vlaanderen, is de onbewuste dichter, die in alles de schoonheid ziet, en de ongebreidelde levensgenieter in den volsten zin van het woord. Want geen enkel vooroordeel van overbeschaving, van comfort, van stemmings-precieusheid of wat ook van gansch dien bezwaarlijken beschavings-last, die ons het volle, natuurlijke levensgenot onmogelijk maakt, breidelt Pallieter in zijn overdadig, zijn onmatig levensfeest.

    Gij vindt regen onaangenaam, niet waar? tenminste, om erin uit te gaan. En moet ge uit, dan sopt ge op uw overschoenen en onder uw paraplu gebogen, verdrietig voort. Maar Pallieter weet den regen nog op zijn recht en prijs te stellen! Luister maar eens :
    "En klets! daar viel de regen" Ja, mor dor van geproffeteerd! Riep Pallieter. Hij liet de toerten (tulbanden) staan en liep naar buiten in den hof. Op een omzien stond hij uit te lekken lijk een waterhond en 't deed hem deugd, lijk aan een kouden bedelaar warme melk met korentenbrood.
    De koele, malsche regen ruisente frisch, over het land, begoot de boomen en de planten, kleste op het water en kletterde op het dak. 't Was een symphonie van water! De duiven en de kiekens sloegen hun vlerken over hun kop, om de warme puttekens van hun zwingen nat te laten worden.

    Petrus de ooievaar stond roerloos met zijn wijf, elk op één been, in zijn nest en de eenden lagen op den blijk met open vleugels bijeen geklodderd. Pallieter was twee dagen te voren 't haar rats nevens het hoofd afgesneden en nu kletterde en blonk de regen er op lijk op een steenen bol. Het regende, regende!...... En, terwijl hier het water stroomde, kwam er een balk zonnestralen door de wolken geboord, en daar was een vinnige plek lichtgroen land ginder achter in het veld. Het licht zifte door den vallenden regen, en nu was 't goud dat er viel, allemaal boonen goud. Pallieter keek zijn oogen uit. "Da's manna!" zei hij, en hij wierp zijn kop achteruit, opende den mond en liet er de gouden droppelen invallen. En daar kwam weer een straal, en ginder nog een, en 't was alsof de eerste frissche, groene Lente met gauwte teruggekomen was.

    Ginder, boven den veldbuik, rees het uitgewaterd einde van de vlaag omhoog en de helft van het land schitterde in de zon, wijl het donkere gedeelte nog ruischte van den regen. "Da’s plezant, hé" schampte Charlot, "oe zoe late beregene! " "Och meske (meisje), zwijgt, 'k ben er ne voet mee gegroeid", zei Pallieter, en hij ging een zuiver hemd en een ander broek aandoen. 't Is overigens nog maar een kleinigheid, dat Pallieter den regen aandurft en, met kinderen en dichters, de sneeuw verrukkend vindt Wat durft hij nièt aan, en wat vindt hij niet verrukkelijk, kan men eerder vragen.

    Zelfs de naargeestige stemming na een feest, wanneer de gasten vertrokken zijn en alleen de trieste resten blijven, is voor hem niet naargeestig: "In den hof rook het naar verbrand papier van 't afgestoken vuurwerk. De maan scheen en lichtte op stukke flesschen en tellooren (borden), in het gers (gras), door het spuitende fonteintje, en op de ordelooze glazen, eetgerief en vruchten op de tafel.
    "Pallieter vond het schoon. Hij zette zich op eene bank en zat het stil te bezien." Men kan dit schamper "optimisme" noemen. Doch men zou ook een aldus reagerende geest ruim en gezond en daardoor altijd weer versch kunnen heeten.
    De waarde van dit optimisme is, dat de bezitter voor alle levenopenbaring openstaat, immer bereid het leven te doorproeven, in een argelooze overgave, die geen cultuur-onderscheidingen maakt, en de stoutste stemmings-wisselingen volbrengende, zonder daarvan meer te bespeuren
    dan dat hij gaat van deugd tot deugd en wandelt in de schoonheid.

    Als Pallieter, blij om het mooie weer, met "den pastoer" heeft zitten drinken en, opgewonden, een toertje met hem door de kamer gedanst, krijgt hij, de pastoor vertrokken, "goesting" in een psalm, en hij leest er een, luidop, voor het open raam. Wat volgt er nu?
    "Pallieter sloeg het boek toe.
    Hij had onder het lezen goesting naar den smaak van honing gekregen en hij at hem op een donkerbruin beschuitje."

    Zelden heb ik zoo iets kostelijks gelezen, omdat aldus, in den vrijen, onschuldigen geest, alle leven heilig blijkt, en wederom het heilige in 't volle leven staat. Denkt Pallieter, dat het gebak voor het feest gaar zal zijn, dan, waar hij op den oven toegaat, staat er : " 't Was alsof hij een heilige kast opende, zoo stonden zijn oogen nieuwsgierig gerpannen. God! wat 'n warme, zoete reuk van eieren, bloem en melk sloeg hem bedwelmend in 't gezicht." Maar gaat de kerkelijke ommegang door het dorp, dan heet het Allerheiligste........"de Baas van hierboven, die de processie kwam sluiten"; wat niet wegneemt, dat Pallieter "er een krop van in zijn keel" kreeg!

    Dezelfde weelderige overdaad en dezelfde vol-natuurlijke wisselwerking tusschen zinnen en geest, op het stuk van liefde. Pallieter heeft Marieken al lief als hij, hoog op een hooiwagen met een ander "meske" huiswaarts kerend, zijn zoenen niet oppot: "en hij zei tot zijn eigen: onvoorziene liefde smokt het best. En zal hij met Marieken trouwen gaan, – dat verhindert niet zijn dollen dans met de maaister, in het allerkostelijkst hoofdstuk van het mislukte honig-brengen naar het klooster en de geweldige bier-zuiperij.
    Maar geen kuischer episode dan waar Pallieter Marieken badende vindt,en geen ontroerender teerheid, dan de nachtwandeling, waarbij zij neergelaten in een hooischelf, insluimeren : — Pallieter heeft, naar de sterren liggen kijken en hij wil het Marieken wijzen : Maar Marieke sliep zachtkens in zijn armen.

    "Wa geluk", zei hij seffens. Hij vond het zoo schoon, zoo één en zuiver met den grooten, vredigen nacht, en een plotse teederheid welde in hem op. Hij gaf haar een pluimlicht kusken van bewondering en ontroering. "t Was te schoon en te innig om het te storen, en hij maakte de ligging van zijn voet over haar been voorzichtig wat lichter, opdat het haar niet zou hinderen...... Hij snoof versche geuren op, en de maan bedekte twee naar elkander verlangende sterren.
    En zie, door den gezuiverden hemel dreef nog een eenzaam wit wolksen. Het kwam aarzelend verder en 't werd als aangetrokken door de maan. Het sneed er juist onderdoor, en zie, het gleed seffens vol ijle, roze, groen en mauve kleuren...... Maar 't gleed verder, verloor weer plots zijn zoete toonen, wierd wit en dreef aarzelend voort, alleen door den nacht. 't Was lijk een glimlach van den nacht geweest......

    De oneindige stille suisde, en 't was alsof men de manestralen schijnen hoorde. Het gers was wak en verroerde niet. Bibberend van den morgendauw, worden zij wakker, overgelukkig. En zij loopen naar huis "frisch" lijk salaad, en verlangden naar versche kleeren en heete koffie. Een herder toette op zijn horen en de klokken begonnen te luiden. 't Was dag."

    *-*-*

    Zijn er geen "schaduwzijden" aan dit boek? Zeer zeker; en de bedenkelijkste "schaduwzijde" blijkt juist deze, dat er aan dit levensbeeld geenerlei schaduw is. Vreugden stapelt het op vreugden, in een al te overdadigen overvloed. En terwijl door dat veel-te-veel de heugelijke eerste indruk ten slotte, verzwakt wordt ook de hoogste vreugde nergens gevonden; de hoogste vreugde, die immers alleen bereikt kan worden dóór duisternis en strijd.
    Overklankrijk, overkleurrijk, vermoeit het geluid van dit boek ten leste; en de diepste accenten worden er niet in aangeklonken. Gelijk hetgeen aan het zomersche Italiaansche landschap de diepste en warmste vreugde geeft, noch de zilveren olijven zijn of de azuren hemel, noch de saffieren rivieren of de turkooizen meren; maar het zijn de zwarte pijnen en de brandende cypres.

    Langs welke situatie het verhaal zich beweegt, het is telkens weer verrassend mooi, maar ook altijd opnieuw van eenzelfde overvolheid, waarbij geen enkel register van Pallieter 's vreugden-orgel gesloten blijft; op elke bladzij vinden wij zijn ganschen motieven-voorraad "au grand complet"; geen opspoorbare kleur, geen geur, geen bloem, geen wolk, geen vogel, en geen zonne- of maanlichteffecten, die ons gespaard zouden mogen worden.

    De zaak is, dat Felix Timmermans, de wijsheid der diepe levensvreugde ontdekt eenmaal hebbend, zijn Pallieter al te mooi heeft willen maken. Men merkt het vrij spoedig en maar al te duidelijk; want het schaadt niet weinig aan de zuiverheid, aan de gaafheid, ja soms zelfs aan de echtheid van het boek.
    Zoo is het een lief verzinsel, om zijn molenaar de een of andere muziek te laten maken op een stemmingvol uur. Maar Pallieter, behalve dat hij telkens de liedjes zingt, die Timmermans kwijt wou zijn, bespeelt de harmonika, de doedelzak of kornemuse, de hobo, het klokkenspel, en de mondharmonika...... voor zoover ik het noteeren bijhield. Telkens wordt hem iets anders te bespelen gegeven; dat staat alweer rijker en kostelijker. Zoo ook moet Pallieter, op een plaats, waar het volmaakt overbodig is, bellenblazen; maar hij doet het zoodanig, dat wie het vak van bellen-blazen verstaat, er weinig van gelooft. Van die soort loopt er, helaas, door het, overigens zoo malsch-vreugdige boek, nogal wat gezochte en bij-gemaakte fraaiigheid, die in de lotgevallen zelve soms tot aanmerkelijke onwaarschijnlijkheid voert.

    Dit voorbehoud, dat den toekomstigen Pallieter-lezer op zijn hoede moest maken tegen wat kleine teleurstellingen, het mocht niet achterwege blijven. Doch meen daarom niet, dat er over het boek niet méér goeds te zeggen zou zijn dan ik deed.
    Al was het alleen maar om Charlot, de vette Vlaamsche meid, bigot en grof, maar tegelijk zoo danig goed en week van hart. Charlot, als mensch-schepping, overtreft èn Pallieter-zelf èn Marieken verre. Maar dan is daar bovendien dat gansche, volle Vlaamsche boerenleven met al zijn goedmoedige oubolligheid, en de verwonderlijk plastische en atmosferische omdichting dier welige Vlaamsche aarde, die – vóór dezen gevloekten oorlog – als een teelgrond van sappige natuurkracht, als een oase van weelderige en vrome zinnelijkheid, lag den oever van dit bedorven en duister Europa.

    *******

    02-09-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter door Felix Timmermans, Tiende druk

    "Pallieter" door Felix Timmermans.
    Tiende druk.

    Uit het Algemeen Dagblad van 12/11/1920.

    De tiende druk van een boek is altijd een jubileumpje waard. De boeken die in Holland tien drukken beleven, in betrekkelijk korten tijd, zijn op onze vingers na te tellen. Toch, wij mogen het niet verbergen, is deze tiende druk van "Pallieter" geen rechtstreeks literaire overwinning. Want onze ooren zijn nog vol van het gerucht, dat van kerkelijken en niet-kerkelijken kant om dit boek heen gemaakt is. Hoe onnoozel, hoe dwaas, een boek te verbieden van deze spring-levendige bloeikracht. Toen indertijd nog geen enkel criticus zijn stem verhief tegen de minachtende en schel-vonnissende wijze waarop zelfs uit protestantsche kring een heel bekend dominee dit boek als een zwoel-zinnelijk wanproduct afmaakte, schreven wij onmiddellijk een fel protest tegen dit z.g. letterkundig oordeel. En het lezend publiek heeft ons in het gelijk gesteld. Want zij die "Pallieter" een gemeen, sensueel werk noemen, veroordeelen daarmee hun eigen zintuigelijk wezen. In "Pallieter" leeft alles van de natuur.

    Wij kunnen ons er uren vergapen aan het zien broeien en groeien der wolken. Wij ademen tusschen het geel-rijpende koren, tusschen de voorover-gebogen, zwaar-gouden aren en schoongerijde schoven. Wij ademen er tusschen het hevige en levende licht van veld en akker en wij slurpen mee, pinten smakelijk geel bier en wij dansen met Pallieter tusschen de bloemekens, een polka, en wij lachen om de waggelende heupen der boerinnen en de pretkreten die zij uitgieren.

    Dit boek is zelf als een hoog-opgetaste koornwagen, die onder den stralenden zonnehemel, zwaar en geweldig over den donkeren grond schokt. De avonden doemen er op met een wonderrooden schijn in de lucht en over koornhalmen, maaiers en spitters.
    Alle diepten van de hemelen vallen voor ons open, omdat Pallieter een oer-natuur-genieter is en een zoete, bijna bezwijmde inslurper van het brandende natuurgenot. Pallieter is een brok symbool en een brok mensch. In het menschelijke dartelt de dichterlijke fijnheid in de visie en aandoening, van zijn schepper. In het symbolische grijpt de droomer, de natuur-ontroerde naar de oneindigheid van werelden.

    In de azuren avonden van zijn land volgt hij met zoete ontzetting, het korte leven van de vallende sterren en in de blinkende morgens beloert hij het leven der boomen en de overvloeiende levens-weelderigheid van alle planten. Hij beluistert de wiegelende muziek van tallooze vogelen en het gonzen van een vlieg of een bij ontroert hem even hevig als het wonder van zijn eigen bestaan. Geen dier is hem vreemd, hagedis noch rups, slak noch spinkop, duizendpoot noch mot, pier noch kikvorsch, pad noch mol. Het behoort bij Pallieter.
    Wij willen voltrekt niet beweren, dat dit boek het diepzinnigste werk is dat de Vlaamsche literatuur heeft voortgebracht. Streuvels' visies zijn grootscher, epischer, en toch niet minder bloedwarm levend. Maar ook bij "Pallieter" huist men voortdurend onder het geurende lommer van een zwaar zomersch bladerengewelf. Het spat en roert aan alle kanten, in dit boek.

    Het bezit dezelfde openheid en argelooze zinnelijkheid van de natuur, dezelfde broeische hitte, dezelfde geweldige saampersing van onwaarneembare groeikrachten. Zeker gaat er door dit boek een sensueele liefdedrang, maar als men deze veroordeelt dan beoordeelt men ook het magistrale en monumentale van een Rubens, van een Jordaens en van alle Vlaamsche dichter-realisten in de schilderkunst.
    Zoolang er blauwe hemelen zullen zijn, waar zich de eeuwige stilte in uitstrekken kan en zoolang er menschen zullen zijn, boeren en dorpelingen, schepselen van steden en van landen, zoolang zal er door dichterzielen als Timmermans geschreven worden over een luchtavondbrand van hei en vlakte, over het rose lijfke van een lief en over de dronken, omgeploegde aarde; zoolang zal er geschreven worden over alle uitspruitselen van de bloeiende natuur, over het verschijnen en verdwijnen van de dingen die ontstaan en de dingen die vergaan ; zoolang zullen er Pallieters zijn die hun meidekes omprangen en kussen op de malsche kaken en in de natuur zijn als de natuur.

    ***********

    01-09-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!