Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    14-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Adagio - Lia Timmermans

    De "Adagio"-gedichten van mijn vader.

    Door Lia Timmermans - Tekst van een voordracht door schrijfster gehouden te Averbode op 3 October 1952.

    Vele mensen hebben gedacht dat vader in de laatste jaren van zijn leven een weemoedig, triestig, gebroken en ineengestort mens is geweest. Ik durf daar vlakaf op antwoorden dat juist in die laatste jaren van zijn leven en zelfs nog méér naarmate zijn einde naderde, vader het diepste en het meest echte geluk heeft gekend van heel zijn leven, en dit trots alle uitwendige moeilijkheden, ziekte en allerlei beproevingen. Moeder en wij hebben dat gezien en ondervonden, alhoewel wij toen niet wisten wat de oorzaak er van kon zijn.

    Deze bewering zou ik ook kunnen staven met aanhalingen uit dagboeken, uit annotaties en met woorden, die hij ons heel terloops heeft toevertrouwd. Vele daarvan zijn ons slechts achteraf duidelijk geworden, bijzonder als wij die onder elkaar zijn gaan verbinden, en meest nog als wij heel aandachtig de verzen van Adagio zijn gaan lezen.

    Die verzen van Adagio liggen ook in uw bereik, in ieders bereik en daarom wil ik ook alleenlijk over die verzen spreken.

    * * *

    Als wij de culturele geschiedenis van Vlaanderen ontleden en, zo ineengedrongen mogelijk trachten te resumeren, dan vinden wij bij de Vlamingen twee diepe karaktertrekken — en daar zijn alle cultuurhistorici het over eens: — de Vlaming is een natuurmens en een mystieker.
    Als ik zeg: een natuurmens, dan bedoel ik een natuurlijk mens, een mens die leeft volgens zijn natuur, die leeft zoals hij gemaakt is, iemand die zijn zintuigen gebruikt, zijn ogen en oren, zijn neus en mond, handen en voeten; een mens die tot de natuur gaat en ermee verbonden is.
    En een mystieker. Niet de mystiek in de profane, overigens valse betekenis, die het woord gebruikt om een romantisch-godsdienstige en half-mysterieuze atmosfeer te bedoelen. Maar wel de echte mystiek, die in haar kortste definitie eenvoudig wil zeggen: (althans voor het eerste stadium) het lijdelijk ondergaan van de werkingen der genade en in sommige bevoorrechte gevallen het bewustzijn van de tegenwoordigheid van God in de ziel.
    Deze twee elementen, natuur en mystiek zien wij vanzelfsprekend het best en het rijkst ontwikkeld in de meest glanzende periode van onze geschiedenis. Onze primitieve schilders hebben steeds in hun godsdienstige taferelen die natuur uitgebeeld met een rijkdom en een juistheid van zinnen nooit door vreemde schilders geëvenaard. Als ze op het voorplan de kruisafdoening voorstellen, staat er op het achterplan een hele stad gebouwd met torens en kantelen en uit de open stadspoort komen reeds Jozef van Arimathea en de heilige Vrouwen aandragen met de balsempotten en linnen windsels.

    Zit op het voorplan de Moeder van Smarten met haar dode Kind op de schoot, dan is de achtergrond een zomers, heuvelend, Brabants landschap.
    Van vóór : St. Jan op het eiland Patmos, verslonden in zijn apocalyptische vizioenen; achter hem: weiden en beekjes, en hoog in een berkenboom zit een vogeltje te fluiten.

    Onze middeleeuwse dichters en mystieke schrijvers van hun kant, hebben ook niet nagelaten in hun verheven gedachten en bespiegelingen steeds mens te blijven en zij gaan hun vergelijkingen zoeken in de natuur en in het dagelijks leven van de mensen. En hier denk ik te mogen zeggen dat ook vader in deze zin, op het einde van zijn leven, een volledig Vlaming geworden was.

    Dat vader een hevige bewonderaar der natuur is geweest en er in heeft meegeleefd weet iedereen.
    Zijn mystieke neigingen en zelfs, tijdens de laatste jaren, zijn mystieke toestand, vormen echter een onderwerp dat uit de aard der zaak altijd discreet en zelf secreet is gebleven. Zelden of nooit heeft hij daar iemand over gesproken. Over de meest intieme bewegingen van zijn ziel was hij toch altijd weinig mededeelzaam en heel gereserveerd — alweer een trek van de Vlamingen.
    En het is slechts op het einde van zijn leven, pas als hij het einde voelde naderen, dat hij daar een en ander van heeft willen vrijgeven. Het was met stukken en brokken dat hij nu en dan, als hij zich iets beter voelde, op een stukje papier, op een hoekske van de tafel of rechtzittende in bed, een klein gedichtje neerschreef.
    Over de poëtische waarde van deze gedichten zal ik hier niet spreken, maar alleenlijk over de inhoud.

    Vader heeft zich altijd geïnteresseerd voor de mystieke schrijvers in 't algemeen, wat gelezen in Joannes a Cruce, iets van Theresia van Avila, dan eens een stuk uit Ruusbroec, maar voor zover ik weet heeft hij nooit de mystiek bestudeerd als wetenschap.
    Over mystiek schrijven of mystieke beleving weergeven, vooral in de ik-vorm, veronderstelt ofwel een grondige studie der mystieke theologie ofwel persoonlijke ervaring .... Alle schrijvers zijn het daarover eens. Poulain zegt zelfs dat wij het onmogelijk kunnen zonder het ondervonden te hebben, daar de fouten en de verkeerde toon dadelijk zouden opvallen. Ook de verbeelding en voornamelijk de verbeelding is onmachtig de mystieke vereniging na te bootsen, vermits zij niets anders kan dan tastbare beelden weergeven, hetgeen volledig het tegenovergestelde is van de staat waarover het hier gaat.
    Het geheel van de mystieke elementen, als ik het zo mag uitdrukken, of liever de weergave van de verschillende kenmerkende elementen van de mystieke toestand is in Adagio nu zó gevarieerd en zó volledig en tegelijk zó verspreid over verschillende plaatsen van het boekje, dat het niets anders kan zijn dan de werkelijke weergave van een persoonlijke experimentele toestand.

    De persoonlijke ervaring en meteen het Vlaams karakter komen des te duidelijker naar voren daar de weergave van de mystieke bevindingen verweven is in een hele serie natuurintermezzo's.

    Ik bedoel hier de gedichten:

    "Met rood en blauw op gouden grond maal ik mijn engelen en Madonennen .... ";
    "De sterren ranken rond mijn venster rein met de rozen saam ...";
    "Maria zingt in gouden avondstond met blanke kele .  ..";
    het Hert van Sint Huybrecht, met het kruisbeeld in zijn gewei;
    het gedicht over Sint Franciscus en zijn stigmata;
    het gedicht van Sint Sebastiaan met pijlen doorboord;
    het gedicht van de Eremijt en dat over de Emmaüsgangers.

    Het zijn bijna allemaal taferelen zoals onze oude Vlaamse schilders die met voorliefde hebben behandeld. Van deze schilderachtige gedichten met godsdienstig onderwerp, die ik natuurintermezzo's heb genoemd omdat ze geen positief mystieke gedichten zijn en tussen deze laatste zonder orde verspreid liggen, zijn er toch nog een vijftal die eindigen met een toespeling op eigen zieletoestand en die, als tegen wil en dank, toch uitvloeien in eigen mystieke bevindingen.
    Zó b.v. het gedicht van "Het Hert van Sint Huybrecht", dat op het laatste ogenblik nog voor de dodende pijl is gespaard gebleven door de verschijning van het kruisbeeld in zijn gewei:

                   Nu ik U heb gekend en dienend mogen dragen

                   wordt mij de dood, dien ik steeds vreesde, zoet,

                 en loop ik fris en hopend door de dagen

                 de hoornengalmen tegemoet.

    En ook het gedicht van "De Eremijt" — het is een tafereel van Hieronymus Bosch.

                   Soms, als door d' hel en God uiteen gescheurd,

                 ben ik de speelbal van twee machten.

                 Ach, lijk de maan zich hoven d' aarde beurt,

                 zo lacht een rappe dood als troost in mijn gedachten.

                 Vergeef mijn zwakheid. Heer! Doch zo Uw hand

                 zich over mij houdt zal ik niet versagen,

                 want 'k wil de vlinder zijn, die zich in U verbrandt.

                 Maar ach, mijn God, wat zijt Gij zwaar om dragen!

    Steeds hier en daar in kleine details, temidden der zielservaringen vindt men nog de eigen beeldenkeuze, de eigen toets van vaders schrijfwijze:

                  "Een ganzendriehoek in de luchten

                 nu komt de wintertijd....".

                 "Ik ben de stenen pijp, die ieder uur kan breken,

                 en eiken dag voor U een nieuwe zeepbel blaast".

                 " 't Is of de dag in alle vlijt

                 met een oneindigheid van priemen

                 de grijze pij van mijnen deemoed breit"

    * * *

    De mystieke toestand is verschillend in ieder afzonderlijk geval en is anders bij elke mens. Hij is Gods werk.
    "Het is God, die de ziel tot de beschouwing roept. In deze heeft de ziel noch eigen initiatief noch eigen werkzaamheid. God werkt in haar terwijl zij zich passief houdt", zegt de Heilige Joannes a Cruce.
    De mystieke toestand is een proefondervindelijk kennen van God. Het essentieel bestanddeel ervan is de lijdelijkheid, de passiviteit, waar dikwijls nog aan toegevoegd wordt de genade van het bewustzijn van Gods tegenwoordigheid.
    Die passiviteit bestaat in de gebondenheid der vermogens van de ziel, de gebondenheid van de geest, van de verbeelding, van het redeneringsvermogen, van de opmerkingsgave en het geheugen.
    Dat wil daarom niet zeggen dat deze vermogens inactief zijn in de zin van "dood" of "ingeslapen", maar wel dat ze niet werken uit eigen initiatief; dat integendeel God de plaats van de mens inneemt als drijfvermogen van wat er in hem omgaat. Het is als het ware een "negatief zien"

    Bij die beschouwingen beleeft men tegelijk een tweevoudig gevoel: genot en angst.... Onuitsprekelijke blijdschap om de tegenwoordigheid van de goddelijke Gast en een bang beklemmend gevoel, wijl men hem nog niet volkomen bezit. Nu eens genot, dan weer angst. Nu eens duisternis, dan weer bovenmatige liefde tot God, die men niet onder woorden kan brengen. De beschrijving ervan blijkt onuitsprekelijk te zijn.
    Zulk een toestand kan natuurlijk niet bestaan zonder dat zekere voorwaarden vervuld zijn. Er is zuiverheid van hart nodig, progressieve onthechting aan alles, en zuiverheid van geest, want nieuwsgierigheid, verwarring en verstrooiing leiden de ziel af van haar gemeenschap met God. Er is een grote deemoed nodig en nederigheid, en dit intiem contact vraagt vroom stilzwijgen. Volgens Joannes a Cruce is het een doorslaand bewijs van naaste roeping tot mystieke beschouwing "wanneer de ziel haar behagen vindt met God alleen te zijn". Sprekend over deze gedichten van mijn vader, zal ik hier niet trachten uit te maken of hij verheven werd tot de eigenlijke passiviteit, zoals die door de mystici wordt beschreven, of dat hij nog maar gekomen was tot de toestand van "gebed van eenvoud".

    Het gebed van de ziel in die toestand wordt uiterst eenvoudig. De eenvoudige blik van de ziel wordt herhaaldelijk en bijna uitsluitend op God gericht en de ziel verkeert in een toestand van dorheid. Dorheid, die nu eens zacht en rustig is, doch meestal bitter en pijnlijk. Deze dorre rust wordt door de mystieke schrijvers gewoonlijk genoemd: de nacht der zinnen. Deze heeft tot doel de ziel aan al het gevoelige te onthechten. Bij deze dorheid komt een pijnlijke, altijd gevoelde behoefte aan een steeds inniger vereniging met God. Hierbij komen de beproevingen, die verschillen van mens tot mens en een algemene; loutering, voor iedereen dezelfde.
    In vaders geval waren het op het einde van zijn leven, een zware ziekte en vele moeilijkheden, die waarschijnlijk het uitgangspunt geweest zijn van die nieuwe richting in zijn leven.
    De ziel leert bij ervaring zichzelf en haar ellende kennen. Haar kennis van God wordt zuiverder.
    Nu en dan ontvangt zij geestelijke vertroostingen, waarvan de grootste en gelukkigste die is waarin God zijn tegenwoordigheid laat voelen.

    Dit gevoel kan zelfs zó ver gaan, dat het de indruk geeft van een doordringen, een versmelten en een verzinken in God, zoals Tauler dat uitdrukt in zijn Institutiones: "De geest is ondergedompeld en als opgeslorpt in de volle zee, in de afgronden van de goddelijke oceaan, zodat men wel mag uitroepen: God is in mij! God is buiten mij! God is overal rond mij. God is helemaal van mij en ik zie niets dan God! "

    * * *

    Er zijn natuurlijk nog vele andere vormen en verdere graden in de mystieke vereniging, want dit alles vormt nog maar slechts een begin.

    Laten wij nu terugkeren naar Adagio en het even doorbladeren. U zult zien dat vele van die gedichten tot God gezegd zijn. Of, als ze beginnen over een of ander bepaald onderwerp, verlaten zij dit al gauw om weer te eindigen met God aan te spreken. Dat is ook niet te verwonderen. Wij hebben immers altijd geleerd dat het gebed essentieel bestaat in het contact van de ziel met God. Gezien nu de mystiek hoofdzakelijk bestaat in de passiviteit en de bewuste tegenwoordigheid van God in de ziel, is het dus wel in het gebed dat die ziel de tegenwoordigheid van en de vereniging met God zal zoeken.

    Als deze gedichten dus op een gebed eindigen of helemaal in gebedsvorm geschreven zijn en anderzijds toch ook de stempel dragen der beproevingen en ziekte die vader in die jaren heeft ondergaan, is het wel een zeker teken dat zij zijn zielstoestand van die laatste jaren getrouwelijk weergeven, te meer daar wij er die klare ontwikkeling in kunnen volgen welke helemaal overeenkomt met de evolutie van de ziel zoals de mystieke schrijvers die gewoonlijk uitleggen.

    Ik ben er bijna zeker van dat vader er zich theoretisch hoegenaamd niet van bewust was en zelfs niet vermoedde in welke toestand of graad van mystieke vereniging hij zich bevond, wat voor hemzelf trouwens helemaal overbodig was. Daarom staan de gedichten door elkaar en moeten we, om de verschillende kenmerken van die mystieke toestand weer te vinden, van de ene plaats in het boekje naar de andere gaan zien. Het feit dat hij zich van die toestand niet bewust was, pleit nog eens voor de echtheid ervan.

    Er is eerst een grote introversie waar te nemen: de mens die zich naar binnen keert en ziet dat hij zo lang gewacht heeft om het juiste, echte licht te vinden en te laten ontvlammen: 

    "De blaadren rijzen door den stuggen nevel,

    er zijn geen klanken meer, er is geen lied,

    slechts in het dorre riet een vroom geprevel.

    Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet. 

    Het leven vlood en das blijft in onz' handen,

    't verlangen stijgt om mede te vergaan.

    Doch in den weemoed blijft één lichtje branden, 

    het licht dat w' in den zomer overslaan,

    waarvoor wij slechts, tot onze scha en schande,

    rondom den wintertijd om olie gaan".

    Het is hier wel degelijk de opgang naar God:

    "Door de neevlen van den avond

    pint de horen van de maan.

    'k Wacht hier op de leege baan

    om met U, stil in Uw schaduw

    mee naar Emmaüs te gaan"

    Terzelfdertijd komt reeds het boven aangehaalde kenmerk mee te voorschijn:

    "die met der zon luidruchtigheid voor de ziel,

    in bont en dwaas gedoe verviel,

    en nu bezinkt, vervuld van spijt,

    en het berouw voelt kiemen ....

    't Is of de dag in alle vlijt,

    met een oneindigheid van priemen

    de grijze pij van mijnen deemoed breit".

    Die deemoed, die nederigheid is een eerste vereiste. Men kan God niet zien zolang men nog zichzelf in 't oog houdt:

    "Ach, ik weet het, 't kan niet helpen,

    eerst moet ik den trotsen muur

    van mijn eigen ik afbreken,

    en dan slaat dat zalig uur".

    Dat afbreken van het eigen ik moet vooral voor een kunstenaar, zoals U wel kunt vermoeden, bijzonder pijnlijk geweest zijn:

    "Dat is juist mijn angst en zorge,

    en dat is mijn laffe pijn,

    dat Gij dan te groot geworden

    ik mij zelf niet meer zou zijn".

    Eens echter dat hij een glimp van Gods schoonheid heeft kunnen bevroeden, dan valt de zelfverloochening niet zo zwaar meer:

     "De schoonheid droomt van boom tot boom,

    doch alle schoonheid zal verdwijnen,

    want alle schoonheid is slechts droom,

    maar gij zijt d' Eeuwigheid!

    Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt

    en zegen ook zijn vruchten"

    Die zelfverloochening en zuivering moet echter, lijk de mystieke leraars steeds beweren, de hele tijd van de evolutie doorgevoerd worden:

    "Mijn ziele, dwaas van zangen en verlangen

    geraakte in 't sterrenweb van Uwen nacht gevangen.

    O Heer!

    'k Voel mij verzengeld tussen aarde en Hemel hangen,

    en 't doet zo zeer".

    Zo ook komt heel natuurlijk verder in het boek ditzelfde thema weer:

    "Ik sta weer moederziel alleen,

    een arme mens in zak en asse,

    die angstig op zijn ziel moet passen,

    zo wordt zij door de stof verdwaasd.

    Hoe kan een mens zo in elkander steken?"

     Het wordt soms nog eens lastig en telkens is Gods hulp daarbij nodig:

    "Het ligt zo zwaar op mijn gemoed,

    alleen kan ik het niet bewerken;

    maar, als God mij een teken doet,

    zal mij dat troosten en versterken.

    Dan wordt het goed! "

    Het wordt soms zelfs heel zwaar te dragen:

    "Soms, als door d' hel en God uiteen gescheurd,

    ben ik de speelbal van twee machten.

    Ach, lijk de maan zich boven d' aarde beurt,

    zo lacht een rappe dood als troost in mijn gedachten.

    Vergeef mijn zwakheid. Heer! Doch zo Uw hand

    zich over mij houdt zal ik niet versagen,

    want 'k wil de vlinder zijn, die zich in U verbrandt.

    Maar ach, mijn God, wat zijt Gij zwaar om dragen! "

    Het zware wisselt dan af met de vertroosting en alles wordt weer eenvoudig. Het is een klassiek verloop van zulk een toestand:

    "En luister nu, hoe alle dingen zingen,

    en alles zingend in elkaar vervliet,

    de mensen en de dingen,

    de vreugd, het kwaad en het verdriet,

    lijk duizend schoon accoorden

    van een en 't zelfde lied!

    O zalig uur, waarop de ziel, gerijpt

    van zangen, zonder beeld of woorden

    Gods wil begrijpt! "

    De kern van heel de zaak, de basis zoals wij hoger zagen, blijft immer de vereniging met God en de eerste stap, de eerste gewaarwording, als ik het zo mag zeggen, is het verlangen naar die eenwording:

    "Als betoverd aangetrokken,

    draai ik immer rond Uw schijn,

    aarzelend en toch verlangend

    vlam van Uwe vlam te zijn".

    Hij weet dat in die eenwording alles is vervat en alles is bereikt en het hoogst denkbare geluk geschonken wordt:

    "Met U zijn er geen verten meer

    en alles is nabij.

    Des levens aanvang glinstert weer,

    geen gisteren en geen morgen meer,

    geen tijd meer en geen uren,

    geen grenzen en geen muren;

    en alle angst voorbij,

    verlost van schaduw en van schijn,

    wordt pijn en smart tot vreugd verheven!

    Hoe kan het zo eenvoudig zijn,

    Hoe kan het leven Hemel zijn,

    met U, o kern van alle leven!"

    En ook in het volgende gedicht:

    " 't Geheim blijft tot de nacht behoren,

    waarin ik ben ontstaan,

    tot, opgeslorpt, in schijn verloren,

    in 't licht vergaan

    in U ik word herboren! "

    Het is wel helemaal zoals we het hoger aanhaalden uit Tauler en nu door vader op een meer dichterlijke manier wordt gezegd:

    "D' aarde slaapt vol donk're kracht,

    milde sterren blinken

    en de melkweg nevelt zacht.

    'k Voel mij diep in God verdrinken

    Ach, hoe heilig is de nacht".

    Hij moest dan zeker af en toe het geluk smaken dat op dit lang verwachten volgen moest, alhoewel deze bijzondere gaven steeds genade zijn, steeds onverdiend:

    "Ik heb zo lang naar U getracht,

    zoals de arme kranke wacht

    naar 't krieken van den morgen".

    Dat hij de tegenwoordigheid van God in zich werkelijk gevoeld heeft, blijkt uit verschillende bladzijden, waar hij schrijft:

    " 'k Zocht U altijd buiten mij,

    tot het leven mij verwondde,

    en ik U, o zaalge stonde,

    in mij zelven heb gevonden!"

    " ꞌk Huiver van ontzag en glorie

    als ik U in mij herken"

    En op een andere plaats:

    "Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten…"

    "Hij is in ons! In ons! Zo is het goed!

    En laat ons zwijgen en verlangen"

    En zelfs als tijdelijk dit godsgevoel verdwijnt, laat het nog steeds zijn zalige invloed na:

    "Dit was het wonder.

    Wij stonden weer alleen,

    doch vouwden blij onzꞌ handen.

    Het was alsof Hij door ons heen verdween

    en 't licht in ons is blijven branden.

    Blijf zo in ons, o Heer, de zon gaat onder! "

    En op een andere keer:

    "Nu 't stil is, wordt mijn ziel de zeekinkhoren

    waarin ik God, die door de Heemlen bruist,

    beluister, en zijn hoog bestaan kan horen!

    O broos geluk, dat in mijn ziele suist,

    en uit wat stilte en weemoed wordt geboren,

    maar door dit hart straks weer zo snel verhuist".

    Hier zou ook wel kunnen verwezen worden naar hetgeen de mystieke schrijvers gewoonlijk noemen "de vijf geestelijke zinnen", doch dit zou ons misschien te ver voeren als we dit hier in détails wilden uitzoeken en aantonen.

    Midden in dit alles komen steeds momenten en zelfs perioden van duisternis. Het wordt onverstaanbaar, het gaat op en neer:

    " 't Licht gaat uit en 't licht gaat aan...."

    Er is liefde, rust, er komt hoog geluk, er komt weer lijden. Er moet een lange weg worden gegaan:

    "Hoe loopt de weg door de woestijn

    naar Uw Beloofde Landen?

    Er is veel dorst, er is veel pijn,

    maar weinig troost voorhanden.

    Wij kwamen in 't begin der wegen

    de kloeke druivendragers tegen,

    en vroegen toen reeds: Is 't nog ver?

    Zij wezen met kort duimgebaar,

    alsof het nog een boogscheut waar,

    naar d' Avondster.

    En 't land werd niet gevonden.

    Maar ꞌt heimwee blijft, spijts twijfel, nood

    en ijdelheid en zonde.

    Begint het soms in 't aanschijn van den dood?

    Men zegt: Wie God wil zien moet sterven

    Of loopt de weg doorheen de grot

    van onze ziel, waarin Gij waakt, mijn God?

    Dan valt de schone hoop in scherven,

    want dan begint de weg van her....

    Dan was het nooit zo na, mijn God,

    maar ach, ook nooit zo ver! "

    En juist die toestand waarvan de Mystiekers spreken en welke in die perioden vaak voorkomt, geeft hij op een paar plaatsen weer:

    "Ik weet het niet, ik vind geen naam,

    ik krijg het met geen woorden saam

    wat er nu omgaat in mijn ziele.

    Is het soms blijdschap? Is 't verdriet?

    of allebei? En ook weer niet.

    Ik kan slechts zwijgend knielen".

    Maar als Gods genade blijft, dan kan er niets de opgang van de ziel nog stuiten:

    "Indien Gij U verborgen houdt,

    al lokkend achter 't doornenhout,

    't mag steken en 't mag kerven,

    dan zal ik dóór de dorens gaan,

    al kwam ik bloedend bij U aan,

    'k wil in Uw liefde sterven"

    En ook:

    "Uw schoonheid heeft mijn rust verstoord

    en jaagt mijn ziel gedurig voort.

    'k Ben niet meer 't zelfde wezen.

    Uw liefde steekt mij als een piek,

    O zoete pijn, zij maakt mij ziek;

    toch wil ik niet genezen"

    (Adagio in het Duits en Litouws)

    Zelfs wat de mystiekers "De nacht der zinnen" noemen zoals wij hoger hebben aangehaald, komt duidelijk in dit gedicht naar voren:

    " 't Gebergt ligt in den nacht verborgen,
    maar d' hoogste toppen zijn verlicht;
    zij zien het worden van den morgen
    in 't aangezicht.

    Zo glinsteren de kristallen tinnen
    van mijne ziel in Gods gelaat,
    terwijl zij zelf in nacht der zinnen
    verloren staat"

    En verder:

    "De nachtziel zingt haar levensdank,
    doorheen uw hart; gij zijt de klank,
    de fluit van haar refreinen;
    noch klokken, orgels of klaroen
    heeft zij voor instrument vandoen,
    gij zijt haar bidfonteine".

    Van deze aardse vereniging met God gaat heel natuurlijk de gedachte van de ziel en haar verlangen naar de vereniging met Hem in de hemel, die eeuwig duren zal:

    "O mocht mijn ziele hoog en zuiver branden

    zoals de maan thans neerblinkt op het dal,

    wanneer ik uit de nauwe wanden

    des levens, naar de landen

    van Uw Belofte stijgen zal".

     

    "De kern van alle dingen

    is stil en eindeloos.

    Alleen de dingen zingen.

    Ons lied is kort en broos.

     

    En donker zingt mijn bloed,

    van heimwee zwaar doorwogen.

    Ik zeil langs regenbogen

    Gods stilte tegemoet"

    Een laatste facet nog wil ik hier aantonen waaruit blijken mag dat vader — hij die gedurende zijn leven ons zoveel schone dingen gaf en van zijn rijkdom mededeelde — ons ook nu in zijn geluk wil betrekken:

    "De Geest waait waar hij wil

    en staat nooit stil.

    Nu eens bij u, dan bij een ander.

    Waarom bezien wij zo elkander?

    Zie, wat bij u is, is bij mij.

    't Komt uit hetzelfde klaar getij,

    gelijk de waatren van de beken

    zich voeden aan denzelfden stroom

    of uit dezelfde bronne breken.

    Wij zijn de takken van één boom,

    van 't zelfde huis de gangen,

    de aders van het eendre bloed.

    En of de geest met vlam en zangen

    bij u nu, dan bij mij verwijlt,

    of weer verterend naar een ander ijlt,

    Hij is in ons! In ons! Zo is het goed!

    En laat ons zwijgen en verlangen"

    En verder:

    " 'k Zou van mijn woorden, van mijn taal

    een glinsterende schaal

    van 't puurste maaksel willen gieten,

    waarin ik Uwen eeuw'gen naam

    met al zijn diepte en schoonheid saam

    zou kunnen laten vlieten,

    en hem als kostelijken wijn

    aan and'ren doen genieten"

    Op het einde van zijn leven heeft vader eens aan een vriend gezegd: "gedichten maken dat is bidden".
    Nu pas kan men dit begrijpen en kan men zeggen: Vaders gebeden zijn deze gedichten geworden. Gebed is contact met God. En het is juist omdat hij gekomen was tot zo een hoog gebed en het in dat contact met God zó ver heeft gebracht, dat hij deze gedichten heeft kunnen maken. Het zal misschien bij sommige mensen verwondering wekken en hun in 't eerst onverstaanbaar en onverenigbaar blijken, dat dezelfde mens, die Pallieter schreef, op zekere dag Adagio componeerde. Ik kan daar slechts op antwoorden in de zin van de oude Vlaamse spreuk; "Gods wegen zijn wonderbaar" De weg die vader heeft afgelegd is tamelijk lang geweest en wij kennen uit de geschiedenis meerdere gevallen waar de weg véél korter was of de twee uiteinden veel verder van elkaar af lagen. Het slot van Adagio heeft vader niet op het laatste blad geschreven maar op de titelpagina. Dit vers is de korte inhoud van Adagio; het is ook de korte inhoud van heel vaders leven en betrachten. Het is de finale en klinkt zo:

     "Ik ben een snaar op Uwe harp,

    en wacht naar 't roeren van Uw vingren,

    om ook mijn klank doorheen ’t gerank

    van Uwe symphonie te slingeren"

    *****************

    14-05-2018 om 21:44 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DE NACHTELIJKE DAUW.

    Door Felix Timmermans uit Vlaanderen roept.
    Hoe betooverend deze aanvang van een sprookje, waarin een aardmannetje za
    l pogen de juweelen van het viooltje te stelen, — tot ze, in zijn hand, in een water druppel veranderen!

    Toen de witte Winter gesmolten was en uit het land wegdreef langs de beken en de rivieren naar de zee, was het kaal, dor en verlaten over de wereld. O. L. Heer stuurde dan de Lente naar beneden, om aan bosch en beemd, veld en weide een schoon uitzicht te geven.
    De Lente is een vermenigvuldiging van kleine, lieve maagdekens, die bezonder uitbundig, onervaren en speelziek van aanleg zijn. Daardoor konden zij de opdracht van versieren en besmukken niet naar den juisten zin gedaan krijgen.
    Doch Moeder Zon kwam meehelpen, om met haar licht en hare warmte, de teere bloemen en broze gewassen te beschutten, die de lentemaagdekens zoo maar ordeloos en roekeloos aan de boomen en struiken gehangen, en in de bosschen en weiden gestrooid hadden.

    Men zou er anders wat van beleefd hebben.

    En als dan alles in schoonen bloei te pronken stond, gingen die mejuffrouwkes, moe van spelen en fikfakken, onbekommerd op een wolk liggen slapen, en lieten aan Moeder Zon alleen het verdere werk over. Zoo zijn nu eenmaal alle Juffrouwkens. Toen het dan avond wierd en Moeder Zon ook gaarne een oog had toegedaan, riep ze hare trouwe meid, Mie Maan, om over de schoone bloeisels te waken, en ze met het een of ander spel bezig te houden. En als Moeder Zon dan in hare slaapkamers was, riep Mie Maan haren ouden vriend Menheer van der Dauw, de diamantslijper, en ze vroeg of hij de bloemen en de kruiden eens zou willen versieren met zijn kostbare edelgesteenten.

    — Ik vraag niet beter, zei de grijze Mijnheer van der Dauw, en het duurde niet lang, of hij begon in het licht van Mie Maans gezicht zijn schitterende briljanten uit te deelen. De rozen in den tuin van het kasteel wilden de grootste en de meeste hebben. En ze kregen ze.

    Toch verwekte dit bij de andere bloemen niet de minste afgunst. Voor die andere bloemen zijn de fiere rozen slechts parvenus, nieuwe rijken, die hunnen tijd vergeten zijn, toen ze met hun takkken van zeven blaadjes (nu hebben ze er vijf, dat schijnt voornamer) met een simpel bloemkelksken, ergens aan een beek verloren stonden.

    Nu hangen ze de groote Madame uit, blazen zich op, voorzien zich van scherpe sporen als hanen of ridders, dragen een hooveerdige papillottenkrul, en laten zich zonder blikken of blozen «de koningin der bloemen» noemen. Ah! Ah!

    Allemaal valschen hoogmoed, want zonder hulp van menschenhanden, die hen snoeien, enten, koppelen, en wat nog allemaal, zijn ze niemendalle. Zie maar eens, als ze wat verwaarloosd worden door menheer de hovenier, de mensch die de bloemen anders wil, dan komt hunne wilde natuur weer boven en kunnen ze de teekens van hunne geringe afkomst niet verloochenen. Dan schieten er, van onder aan den stam, weer een of meer wilde scheuten te voorschijn, met takken van zeven blaadjes en met een bloemeken waar men meelij bij bekomt. Als niet eens komt tot iet! Neen, dan maar liever : zijn| wat ge zijt, en vrij en ongedwongen in de open en goede natuur op eigen handje zorgeloos open te bloeien.

    Geen rijker kroon dan eigen schoon!

    Doch voor Menheer van der Dauw is een bloem een bloem, en als ze maar niet van papier zijn, geeft hij zooveel juweelen als ze maar verlangen. « Ieder zijn smaak, » zegt hij in zich zelf.

    En zoo versierde hij de rozen in den tuin, de beemden, de bloemen aan de rivieren en trok het bosch in. Daar had hij ook zijn werk met uit te deelen. En weldra waren varens, sleutelbloemen, madeliefjes, lelietjes, en anderen, ieder naar zijnen stand en verlangen met de schoonste briljanten, die men zich denken kan, veredeld en versierd. Mie Maan goot daarover haar zilver licht, en al die edelsteenen blonken zoo geheimzinnig schoon, lijk de sieraden van een prinsesje uit een sprookje.

    — Moeder Zon zal blij zijn, zei Mie Maan tegen Menheer van der Dauw, als ze morgen wakker wordt, en al hare lievelingen zoo prachtig uitgedost ziet.
    — Zonder dank, steeds tot uw dienst, zei de oude diamantslijper en meende al voort te gaan. Maar hij bleef staan en snuffelde.
    — Wat is me dat voor een fijnen geur, zei hij. Hij zag rond, zocht, bukte zich, en daar zag hij in de diepe schaduw tusschen gras en kruid, een purper bloemeken weggedoken.
    — Wie zijt gij ? vroeg Menheer van der Dauw, zijt gij het viooltje niet?
    — Ja, menheer, zei een klein bloemeken, ik ben het viooltje.
    — Ik wist al niet wat ik miste, zei de oude, die schoone kleur en die uitgelezen reuk.

    Men moet waarlijk met zijnen neus over den grond kruipen om u te vinden.

    Waarom zit gij daar dan toch zoo stil verdoken, lief ding?

    — Wel, menheer, lei het viooltje uit, ik ben opengebloeid toen O. L. Heer met Goeden Vrijdag op het kruis gestorven is. Daarom heb ik een purper kleedje aan, dit is toch de kleur van het verdriet, en daarom zit ik in den donkeren te treuren.
    — Dat is heel schoon en lief van u, Goe-Vrijdag-bloemeke. Maar ge kunt toch niet eeuwig blijven treuren, omdat gij een purper kleed aan hebt. De Koningen zijn ook in het purper gekleed en dat zijn de gelukkigste menschen der wereld. En daarbij, zijt ge dan vergeten dat er na Goeden Vrijdag ook een Paschen geweest is, waarop O. L. Heer is verrezen?
    Och neen! dat wist het viooltje niet, en 't begon te glimlachen omdat het niet meer moest treuren.
    — Zoo is 't goed. Gij hebt de zuiversten balsem en de schoonste kleur, en daarom ga ik u versieren met de schoonste briljantjes, die ik in mijn bezit heb, zei menheer van der Dauw, die met zijnen rooden neus genietend het viooltje besnuffelde.

    En de oude diamantslijper haalde vanuit de witte watte van zijn juweelendoos de zuiverste briljantjes die hij ooit geslepen had. Hij stak het viooltje er een in ieder oor, en hing om het gouden hartje een brelokske van drie steentjes, lijk een klaverblad. Dan schoof hij het kruid en het gras opzij, zoodat een milde manestraal ongehinderd het viooltje kon verlichten.

    Hoe fijn, hoe edel blonken en fonkelden die briljanten boontjes op dit diep-donker purper fluweel! Menheer van der Dauw was er zelf door verrast. Hij wist niet dat de steentjes zoo schoon waren.
    Nu zag hij het eerst, en hij vond medeen zijnen stiel de schoonste stiel der wereld.

    Het viooltje huiverde van geluk als het zijn eigen bezag. En al de bloemen en kruiden waren één lof en bewondering. Ze rokken zich uit om het beter te kunnen zien, en de eene fezelde het voort aan de andere, het ging van bloem tot bloem, ook de woorden van Menheer van der Dauw wierden niet vergeten! En alhoewel het niet ter ooge, enkel ter oore van de hooveerdige rozen kwam, konden zij het zich toch goed voorstellen. Ze krobten zich op van nijd en afgunst, trokken een dubbele kin en haalden misprijzend de schouders op.

    Ze staken lijk een kat hunne nagels vooruit van jaloerschheid.

    Als Menheer van der Dauw dan weg was, riep de gemoedelijke Mie Maan, die het bloemenvolk een heele nacht van dienst wou zijn, eenige nachtegalen, om met hunne schoone liederen de bloemen te vermaken. Seffens kwamen er eenige aangevlogen, en zij weefden met hun gezang guirlanden van klankperelen in de boomen.

    De bloemen wiegden hun stengel en wiegden hun hoofdje op de maat van de muziek.

    Dat spel was zoo schoon, dat de luisterende sterrenhemel een heel eind naar beneden zakte om het beter te zien en te hooren. Ja, er waren er zelfs, die er zich uit de lucht lieten voor vallen, om er niets van te laten verloren gaan.

    Het madeliefje, dit vinnig dingeske, trilde met zijn kanten roksken als de eerste danseres van operaballet, de sleutelbloemen waggelden hunne bellekens, de paardebloem krulde zich open en toe, en ’t viooltje wiegde zacht, en liet zich heelemaal meegaan in de zaligheid van de muziek en in de zaligheid van zijn geluk.

    Mie Maan lachte omdat alles zoo schoon en lustig ging.
    Doch bij de rozen, die de vreugde daar beneden hoorden, was er geen plezier.
    Zij wiegden niet mee op den zang der nachtegalen.

    Dat was veel te gemeen voor kasteelvrouwen. Maar ze konden ook niet, want ze waren vast gebonden aan een beschilderde stok. Ze waren kwaad, ze konden het maar niet slikken dat het viooltje zoo zeer wierd geprezen om zijn schoonheid en zijne sieraden.

    Waren de rozen vrij lijk de dieren geweest dan zouden ze zeker met tijgerwoede heel dit lovend en bewonderend en lustig gespuis in flarden vaneen gescheurd hebben, en van het viooltje ware er natuurlijk niets meer overgebleven.

    *************

     

     

     

    20-04-2018 om 23:29 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018

    Dit portret is geschilderd door Tony Claesen

    Hij is een van de 3 Pete-kinderen van de Fé

    18-03-2018 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans

    De Nood van Sinterklaas

    Onlangs zijn er twee nieuwe vertalingen vrij gegeven van het werk van Timmermans : De Nood van Sinterklaas. In het WAALS en in het PICARDISCH



    *****

    18-07-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Vlietjesdemping te Lier

    Door Felix Timmermans.

    Waar het lieve stadje Lier zijn zeer schilderachtige huizen en daken bijeen troppelt, wentelde vroeger de groote zee. Eeuwen lang, na zij zich terug getrokken had, bleven er nog groote moerassen en drabbige gronden bedekt met riet. Vandaar de naam der Nethestreek "Het Rietland" of "het land van Ryen". Het was daar dat de Menapiërs, die reeds met noesten arbeid en taaie wilskracht bij plekken gezonden grond veroverd hadden, zulke moeilijke taak aan Julius Cesar opleverden.

    Ten noorden van Lier begint aanstonds den zandigen zeegrond der Kempen die zich uitstrekt ten noorden tot in Holland en ten oosten tot in Duitschland, langs Limburg door. Ten zuiden openen zich de vlakke vettige velden van het vruchtbare land van Brabant. Lier ligt dus op de scheiding en is lager gelegen dan het oppervlak der beide Nethen, die te Lier samenstroomen en het water meevoeren van overtollige bijloopen, komende uit de provinciën Limburg en Antwerpen. Aldus baanden de samenvloeiende wateren, vooraleer zij door dijken en afsluitingen wierden gestremd, zich in alle richtingen uit en alzoo ontstonden de natuurlijke waterloopen in onze stad. Het water moet in die tijden van af 1200 zoo geweldig in hoeveelheid geweest zijn dat onze voorouders nog waterloopen in en buiten de stad bijgraafden, daar de natuurlijke waterloopen alles niet konden afvoeren en het water in de huizen drong.

    Aldus kan men zien dat Lier een waterstad is en zij zich uit het water heeft moeten winnen, en dat zij nu nog slechts vrij blijft door de hooge steile dijken langsheen de Nethe. Nóg zelfs is het bij springvloed geen zeldzaam geval dat het laagste gedeelte der stad onder water staat.

    Al deze natuurlijke en kunstmatige waterloopen binnen de stad worden vlietjes genoemd.

    In de 17e eeuw waren ze heel talrijk al waren er toen reeds vele verdwenen ; want in de aanteekeningen van Avondtroodt, voor titel dragend : "Een beknopte aanteekening van onheilen en rampen veroorzaakt door stormwinden, springvloeden enz", lezen wij, dat de Beggijnenvliet in 1579 werd te niet gedaan om er een stevig bolwerk op te maken.

    De Vrouwevliet werd in twee gesneden door de verbinding, gegraven in 1426 en sedert dien verloor zij alle belang, wierd aan haar uiteinden opgestopt en veranderde in een modderpoel. Later wierd deze dicht gemaakt en thans is er geen spoor meer van te vinden. En nu sedert langs alle kanten degelijke waterafleidingen in de beemden zijn gemaakt, de Nethe een kalmen, regelmatigen loop heeft gekregen, zijn deze vlietjes aangeslijkt geworden en staan ze zelfs bij de hoogste tij geen meter onder water.

     

    Deze vlietjes, die tusschen huizen en onder straten door loopen, namen vroeger allen afval en uitgestorte vuilnis mee, doch nu er bijna geen water meer in komt en de vuiligheid niet meer afgedreven wordt zijn zij een werkelijk gevaar voor de openbare gezondheid geworden.

    Zij liggen soms heelder weken droog, opgepropt van slijk, met in 't midden een vuil waterken van nog geen arm breed, en het krioelt er van stukken ijzeren en steenen potten. Al wat den huismoeders, die langs de vlietjes wonen, niet meer aanstaat, wordt er in geworpen : overschot van het eten, graten van visch, beenderen, enz. Dan nog met hooge water komen er hondenlijken in gedreven en gaan er niet meer uit, en zoo zijn deze vlietjes een waar mengelmoes geworden van allerlei onzuiverheid ; zij zijn er van opgepropt, en 's zomers, als zij meestal droog liggen en de zon op al die rottigheid stooft en bakt, dan komt er een geur uit die alles behalve aangenaam is.

     

    De onderaardsche waterlaag, die de putten en pompen voedt, is meestal bedorven en er zijn reeds menige malen epidemische ziekten door ontstaan.

    Zoo zijn er op zijn minst 17 vlietjes die de stad doorkruisen, en het wierd werkelijk tijd dat er aan dit gevaar een eind moest gesteld.

    Het stadsbestuur heeft eindelijk het groote werk ondernomen deze vlietjes te dempen.

    Langs alle kanten is men reeds aan 't werken : gieten van buizen, aanbrengen van gezonden grond enz. enz. en binnen het bestek van twee jaar zullen de vlietjes tot het verleden behoren.

    De openbare gezondheid zal er bij gewonnen hebben, maar... er is een grooten maar bij.

    Een maar, die mij dit artikel deed schrijven : den maar dat Lier op zijn schoonst, op zijn schilderachtigst, op zijn intiemst, er mee zal verdwenen zijn ! En dat is te betreuren.

     

    Dit valt zoo te betreuren, dat men spijt gevoelt dat het ontwerp gaat verwezenlijkt worden, of beter : dat men geen ontwerp heeft uitgedacht 't welk tevens de vlietjes behield en tegelijkertijd rekening hield met de gezondheid. Men had b.v. de vlietjes kunnen laten uitbaggeren en het zoo regelen, dat er gedurig aan zuiver water zou instaan. Het zou waarschijnlijk niets meer kosten en de ziel van het blijde stadje Lier werd er mee gespaard. Want de vlietjes zijn het hart en de ziel van Lier. Zonder die is Lier, Lier niet meer !

    Mijn voorstel kan heel naïef schijnen, ik weet het helaas : ’t zijn vijgen na Paschen.

    De ziel van Lier gaat er mee verloren, zeg ik !

     

    Och ge moest ze eens zien, de lieve kleurige, intieme oude hoekjes die de vlietjes doen ontstaan hebben ! Zij verlekkeren hert en ziel ! Daar is Lier te zien ! Mag ik hunne wispelturige wandelingen maken ?

    Zij schieten in het volle veld los uit de Nethe, kruipen onder een oude steenen brug en dan gaan ze tusschen oude vochtige muren, waarover klimop en veil kwistig neerhangt, wandelen langs neerdalende hoven met groene hagen en spiegelen terug den sneeuwwitten droom die de Lente op de appelaren en kersenboomen kuste ; ze wringen zich tusschen de oude achterbuurten, met hun hooge daken, rood-kareelen muren met witte banden, en nog met in loodgevatte ruitjes perelen : van schilderachtigheid.

    Ze schuiven nevens hooge witte kloostermuren, waarboven dikke populieren komen uitgewiegd, en verdwijnen onder donkere bogen tot ze, na een heel eind in de duisternis geweest te zijn, weer openschitteren nevens een zongevulde bleekerij, de stad weer indraaien op een volkspleintje, andere vlietjes ontmoeten, vijvers in hoven maken en weer krinkelkronkelend langs een heel andere kant zich in de Nethe verliezen.

     

    Het slijk heeft riet en rijk groen nevens hunne boorden doen wassen en met dien edelen gordel slingeren ze zot als de Ourthe in de Walen, in en uit de stad. Een klein, Vlaamsch Venetië !

    Er is nooit op gedacht de vreemdelingen, die onze stad bezoeken, op een vlietjestocht per boot te vergasten. Och dat zou heerlijk zijn, ik heb het eens gedaan en ik mag gerust zeggen dat het van 't schoonste en 't fijnste is wat men van het Vlaamsche land kan proeven.

     

    In de stille zonuren daarop te varen, voorbij de wemeling van muurkens, poortjes en daken, voorbij hofkes met bleekend linnengoed aan koorden, en helkleurige bloemen op den grond, voorbij kloosters en pleintjes, van de duisternis in de zon, met de vredige geluiden van den achternoen: een dichtbije smishamer, het geroep van een mosselvent, het gekraai van een haan, — en dan uit den hoogen stadstoren de klare blije rammel te hooren lossprenkelen aan de roode daken en de groote zomerboomen. Ach 't is om het water van in den mond te krijgen ! En nu gaat er van al die schoonheid, van die echte "De Braakeleers" in den levene, niets meer overblijven, niets.

    De wateren worden gedempt en toegedaan. Alzoo te hunnen profijte zullen de eigenaars der aanpalende huizen den nieuwen grond voor goedkoop in beslag nemen, de tuinen uitbreiden, de muren optrekken, de gebouwen vergrooten, zoodat het een het ander zal raken en alzoo wordt dan alles ingenomen en afgesloten.

     

    Schoone dingen verdwijnen. Zie maar de plaat op bladzijde 563. De oude brug zal er niet meer van noode zijn en verdwijnen, het schoone gezicht dat men thans tusschen de twee kloostermuren te aanschouwen krijgt zal ons verstoken worden door een hooge muur.

    Waar de oude knuistige haag bloeit en groeit zal waarschijnlijk ook een muur komen, ofwel zal er bijgebouwd worden en aldus zullen wij voor altijd de weerspiegeling van de schoone hoofdkerk in het water moeten missen.

    Op het stadsgedeelte dat bladzijde 561 afbeeldt zal een plein komen, een markt. Het oude schippershuis zal voorzeker nieuwe eranderingen ondergaan, doorgetrokken worden tot aan de linksliggende fabriek en men zal van hier van de oude gevangenpoort geen steek meer te zien krijgen.

    Zoo zal alles wat van Lier de fijnheid uitmaakt voor eeuwig verdwijnen.

    Verschillige kunstschilders, waaronder bizonder Isidoor Opsomer uitmunt — want uit alle landen komen er — hebben gelukkiglijk indertijd menige van deze zoo echt-traditioneele brokjes stadsschoon op doek gebracht, die al de intieme liefelijkheid van deze onherroepelijk ten ondergang gedoemde hoekjes weergeven.

    De troost is klein, doch wat wil men : de nieuwe tijd eet den oude op. Maar het zien van deze schilderijen zal aan onze nakomelingen het spijtig geval van de demping der vlietjes nog droever maken.

    ("Van Onzen Tijd", XII, 55, 9 juni 1912, pp. 561-364).

    *****

    17-07-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter naast Boerenpsalm

    Hoe Felix Timmermans begon te schrijven,
    vijftien jaar oud...

    Pallieter naast Boerenpsalm.

    Uit Het Volk 16/11/1940.

    Streuvels werd als voorbeeld te realistisch geacht!

    Met de post uit Vlaanderen ontvingen we vandaag het Jongste nummer van "Sirene", het halfmaandelijks blad voor kunst en letteren, dat enkele jongeren dapper in stand houden.

    Het nummer opent met een gesprek met Felix Timmermans, die aardige dingen vertelt over zijn eerste stappen op het gebied van de literatuur. Toen "den Fé" nog heel klein was, mocht hij eens mee naar een concert, waar ook werd voorgedragen. Daar hoorde hij gedichten voordragen en thuis begon hij toen maar direct aan het rijmen oftewel verzen maken. Dat was dus nog vóór hij schrijven kon. Bij gebrek aan kennis van het alfabet is deze poëzie verloren gegaan. Al gauw begon hij daarna lange vertellingen te doen. Neven en nichtjes, vader en moeder en kennissen vormden een willig gehoor. Later schreef de jonge Timmermans wel eens een stukje van deze vertellingen op en hij maakte er tekeningen bij, precies zoals nu nog in sommige van zijn boeken.

    Leerjaren
    Het onderwijs dat Felix Timmermans in zijn Jeugd genoot, was niet bijzonder intensief. Er was nog geen leerplicht en bovendien was hij vaak ziek. Bovendien was hij wel vlug, maar buitengewoon zwak van geheugen. Zelfs het "Onze Vader" en "Jantje zag eens pruimen hangen" heeft hij nooit uit zijn hoofd kunnen leren. Het spreekt vanzelf, bekent Felix Timmermans openhartig, dat ik dankbaar van elke echte of geveinsde ongesteldheid gebruik maakte om die verfoeilijke school te laten opdonderen!"

    Lezen leerde Felix wel, maar er waren thuis maar weinig boeken. Een kist met boeken, die een oom naliet, bevatte grotendeels Latijn, Frans en Duits en zo moest Felix zijn eerste boek uit de Stadsbibliotheek lenen. Het was "Op weg naar Frankrijk": Fier gelijk een Turk liep ik er mee over straat en hoopte, dat niemand mij en mijn boek over 't hoofd zou zien! Van dan af heb ik veel, zeer veel gelezen — maar nooit verzen".

    De globe als boekenbron
    Aan de poëzie heeft den Fé dus blijkbaar een broertje dood. Wel verdiepte hij zich zeer in... de sterrenkunde. Dat kwam doordat zijn vader zo graag een wereldbol, een globe, wilde hebben. In een advertentie werd er een aangeboden. Als premie. De kopers kregen de globe cadeau bij een hele vracht boeken over sterrenkunde! Gehoorzaam kocht de vader de boeken en hij kreeg zijn globe — de zoon de lectuur!

    Toen Felix 15 of 16 jaar was, sloot hij zich aan bij een jeugdig genootschap ter beoefening van de schone kunsten. Op het programma stonden schilderen, schrijven, musiceren en drinken. Deze kring heeft op Timmermans, naar hij erkent, grote invloed gehad. Hij schreef toen nog in de trant van Conscience.

    Zo : "De glorierijke dagvorstin verhief zich boven de bevende kimme". Gedurende een verblijf te Westerloo zag ik een boek van Stijn Streuvels: "Dagen".
    Terwijl ik even tijd had, las ik enkele mooie zinnen, zoiets als: ........"De knotwilgen in de mist"......       Dat is 't! dacht ik bij mezelf. Die enkele woorden brachten zulk een totale omwerping in mij teweeg, dat ik mij met verdubbelde ijver in dit nieuwe trachtte in te werken. Een paar weken nadien verscheen in een weekblad te Westerloo een verhandeling van mijn hand over Lepold I.
    Twee dagen na die heuglijke gebeurtenis ontmoette ik een priester, die naar de begrafenis van Servaes Daems ging. Was het een neef, of een kozijn? ......dat doet niets ter zake.

    Hij gaf me de raad aan mijn moeder de werken van Guido Gezelle te vragen. Natuurlijk, dat ik hem over mijn ontdekking van Stijn Streuvels vertelde. Maar dien schrijver keurde hij sterk af, daar Streuvels veel te realistisch was, zei hij. Op een Davidsfondsfeest heeft professor Bauwer me bij de Lierenaars ingeleid. Zo kwam ik dan eindelijk in de letterkunde, onrechtstreeks geholpen door Streuvels en Gezelle.

    Op de vraag naar de moeilijkheden, die hij moest overwinnen, zegt Timmermans: — Ik moet zeggen, dat mijn opgang zeer vlot van stapel gelopen is. Ik geloof, dat dit te danken is aan het volgende feit : Van jongs af heb ik veel van de schilderijen van Breughel gehouden. Als een vijs zat een ideaal in mijn hoofd: "gelijk hij schildert : zo vertellen".

    Dit heeft zich dan ook steeds stevtger in mij vastgeankerd. Ik begon dus met zijn leven te beschrijven. En nu moet u een groot onderscheid maken tussen den geschiedschrijver en den verteller. Wij verzinnen zelf 't leven van onze figuren. Wij laten ze handelen en wandelen. Kortom : ze zijn ons eigendom. Wij houden ons niet zo nauwkeurig aan de feiten — natuurlijk houden wij er wel rekening mee en volgen ongeveer de draad van de geschiedenis. Daaruit volgt
    natuurlijkerwijs, dat we 't leven van zo'n persoon beschrijven, zoals 't zou kunnen gebeurd zijn.

    Om u daarvan 'n klaar voorbeeld te geven, zal ik een passage uit "De Harp van St. Franciscus" nemen. Zeker ogenblik verlaat hij Rome. De ene geschiedschrijver zegt langs die poort, een andere zegt langs gindse. Ik ben dus verplicht te kiezen (of ik moet er helemaal niets van zeggen, als dit mij aanstaat).

    Dan gaat mijn verbeelding aan t werk en zal die handelwijze kiezen, die 't meest bij het verhaal aansluit. Zo ontstaat eindelijk, na duizenden gevallen te hebben opgelost, een psychologisch harmonisch geheel. Het spreekt vanzelf, dat ook wij niet vrij zijn van walingen, evenmin als 'n rekenkunstenaar verlost is van 't fouten maken.
    Ook de vraag, welk boek hij van zijn eigen productie het mooist vindt, heeft Timmermans beantwoord: „Dat zijn er drie. 'k Zou 't ene niet kunnen noemen zonder 't andere. Namelijk : Pallieter, Symphorosa en Boerenpsalm." En over de oorsprong van "De Boerenpsalm": "Hoe eigenaiardig en schijnbaar ongerijmd het ook moge klinken, "Pallieter" is de onmiddellijke oorsprong van Boerenpsalm. In Pallieter is het leven uitgebeeld, zoals ik het graag zou zien: ontdaan van alle overbodigheden en zonder zorgen. Het is het leven beschouwd door een regenboog.

    Toen ik mijn werk overlas, zag ik plots, dat het een utopie was. Het was alsof ik ontwaakte uit een heerlijke droom en ruw de werkelijkheid voor mijn ogen had.

    En het echte, het harde leven — maar ook het schone leven! — heeft zijn belichaming gevonden in Boerenpsalm. Van al de mensen is het de boer, die zich zelf het meest geeft, die de meest dienende is! Hij ook heeft de meeste moeilijkheden. Hij telt elke regendruppel; hij bekommert zich over elk zaadje. Want niemand is zo afhankelijk, dan juist de boer. En Ja, ik beken het : ik schrijf zeer gaarne over een boer......"

    *******

    23-06-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter in het klooster - Cees Visser

    Pallieter in het klooster

    Door Cees Visser uit Zilveren Verpozingen december 2012.

    "En zie! Ginder, heel, héél ver, een witte stip, langs den kant waar het zuiden openklaarde, reed de witte huifwagen de regenboging onderdoor.Alzo vertrok Pallieter, de dagenmelker uit het Neteland. en ging de wijde, schone wereld in, lijk de vogels en de wind."

    Met deze woorden sluit Felix Timmermans Zijn Pallieterroman af. Hoeveel lezers zullen zich sindsdien afgevraagd hebben: waar zal Pallieter uiteindelijk terecht gekomen zijn?

    Een paar jaar geleden deed ik tot mijn verbazing een verrassende ontdekking: Pallieter heeft een schitterend plekje gevonden in het klooster van de Zusters van Liefde aan de Oude Dijk in Tilburg!!!

    Hoe het zo gekomen is, dat is een lang verhaal. Maar eerst moet ik uitleggen hoe ik mijn ontdekking deed. Mijn vrouw en ik waren uitgenodigd door een goede vriendin. Zij behoort tot de congregatie van de Zusters van Liefde te Tilburg. Vanuit onze protestantse achtergrond zijn wij altijd nieuwsgierig naar het rijke Roomse leven en zo kwam het, dat wij een rondleiding kregen door het klooster. Wie schetst onze verbazing toen ons in de voormalige Novicenkapel een prachtige collectie beelden werd getoond.
    We waren er stil van...

    Dat is werk van Zuster Jesualda, vertelde onze vriendin. We keken geïnteresseerd rond en plotseling zag ik een expressief beeldje van een jonge man die gretig het leven in volle overgave omarmt. Op het kaartje ernaast las ik: Pallieter [brons 32 cm] "Als in het oosten een klaarte bibberde en er een haan gekraaid had wipte Pallieter uit zijn bed, trok zijn hemd uit en sprong pardoes in de Nete.
    Over de grond en tussen de bomen hing een grijze smoor. Het was heel stil, het gers woog zwaar van de koele dauw en van de bomen vielen grote lekken." Een citaat uit het begin van het eerste hoofdstuk van Pallieter "Een fijne morgen in de Mei.''

    Deze eerste kennismaking met het werk van zuster Jesualda Kwanten (1901-2001) was voor ons een openbaring. Zij heeft heel veel prominente Nederlanders in brons 'in beeld' gebracht Voor haar passeerden schrijvers zoals Anton van Duinkerken, Albert Helman en Pieter van der Meer de Walcheren. Uit de toneelwereld kwamen we Albert van Dalsum, Mary Dresselhuys, Hans Tiemeijer en Henk van Ulsen tegen. Heel bijzonder expressief zijn de beelden van cabaretier Toon Hermans en zijn vrouw Rietje. En last but not least hebben de koninginnen Juliana en Beatrix model voor haar gestaan.
    Maar daar is nog veel meer te genieten! De Christusdrager Christofoor, een intiem tuinbeeld 'Het Gesprek', een kleine Piëta, schitterende kinderkopjes, een ingekeerde Benedictus en prachtig intrigerend tekenwerk. Te veel om op te noemen!

    Als Timmermans-liefhebber was ik natuurlijk zeer verguld met mijn ontdekking. Ik besloot het Pallieter-geheim voorlopig voor mezelf te houden. Maar een jaar later kwam toch het moment dat ik in het bestuur van de Timmermans-Kring voorzichtig een tipje van de sluier oplichtte door aan te kondigen dat ik een stukje voor Zilveren Verpozingen wilde schrijven over 'Pallieter in het klooster'. Dat riep natuurlijk direct vragen op en aarzelend bekende ik een en ander over mijn ontdekking zonder het achterste van mijn tong te laten zien. Grote verbazing op de gezichten... Daar hadden ze toch eigenlijk van moeten weten... Maar nee, het was echt een nieuwtje voor hen. Wie had nu ook kunnen denken dat Pallieter uiteindelijk asiel gevonden zou hebben in een klooster... Dat het bij de Zusters van Liefde was, verzweeg ik voorlopig maar! Enkele weken na mijn biecht zoemden de geruchten al rond. Ik kreeg zelfs via de mail vragen om informatie. Een doorgewinterde Timmermans-speurder wist mij zelfs te melden dat hij dicht bij de oplossing van het raadsel was.

    Ik heb die drukte maar zo'n beetje laten betijen met begrip voor het feit dat het voor Vlamingen best moeilijk te verteren is dat Pallieter in het Nederlandse Brabant de serene rust had gevonden...
    Nu moest het artikel over deze zaak op korte termijn dan toch maar eens geschreven worden. Omdat ik wel begreep dat er 'eerst zien, dan geloven' geroepen zou worden, besloot ik een afspraak met onze Tilburgse vriendin te maken en haar te vragen of we het Pallieterbeeldje mochten komen fotograferen. Dat bleek niet zo maar te gaan. Daar moest eerst toestemming voor gegeven worden om het uit de vitrine te halen. Een maand later sprong het licht op groen en togen mijn vrouw en ik vol verwachting naar Tilburg. We werden gastvrij ontvangen en keken verrast op toen bleek dat Pallieter verlof had gekregen om enkele dagen bij onze vriendin op de kamer te logeren.

    Mijn vrouw Akki maakte een serie foto's en we gebruikten de Pallieteruitgave met de prenten van Anton Pieck als achtergrond om Pallieter op zijn gemak te stellen, het werd een genoeglijke middag daar tezamen op die kamer in het klooster. Straks zou Pallieter weer terug moeten naar de Novicenkapel. En om het gemis een beetje te compenseren deden we onze vriendin het mooie Pieck-Pallieterboek cadeau.

    Nu zullen er zeker Timmermans liefhebbers zijn die in de komende lijd op beeweg willen gaan naar de Novicenkapel aan de Tilburgse Oude Dijk om daar het werk van Zuster Jesualda te bewonderen. Om hen enigszins voor te bereiden vertel ik kort iets over haar leven.

    Jesualda werd in 1901 in een dorpje vlakbij Nijmegen geboren. Toen zij in 1928 haar intrede deed in de congregatie van de Zusters van Liefde was zij reeds in het bezit van onderwijsdiploma's. Al gauw ontdekte men dat zij een bijzonder tekentalent had. Dat bleek onder meer uit de bidprentjes die zij ontwierp. Zij werd gestimuleerd om de tekenopleiding voor het Middelbaar Onderwijs te volgen aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Nadat zij de akte behaald had, gaf ze vele jaren les in tekenen en kunstgeschiedenis aan een Middelbare Meisjesschool in Amsterdam. Toen zij na haar zestigste jaar met 'pensioen' ging, kreeg zij de gelegenheid om zich verder te bekwamen in de beeldhouwklas van de Amsterdamse Rijksacademie. Haar eerste proeve was een kop in klei van een Amsterdamse volksvrouw uit de Jordaan die daar model stond.

    Ze werkte er met veel passie aan, zich inlevend in haar model en het resultaat was verbluffend. Na de opleiding mocht ze zich vanaf 1966 'erkend' beeldhouwster noemen! Dat werd het begin van een carrière die tot op zeer hoge leeftijd voortduurde. Zij kreeg een eigen atelier in het klooster aan Oude Dijk in Tilburg waar zij met veel succes in alle vrijheid haar kunst kon vormgeven. In 2001 stierf zij, 100 jaar oud. Zij liet het klooster een schat aan beelden en tekeningen na. Dat leidde in 2003 tot het inrichten van een museum dat speciaal aan haar werk gewijd is.

    Wie belangstelling voor het indrukwekkende oeuvre van Zr. Jesualda heeft, kan zich oriënteren op de webstek van de Zusters van Liefde (www.scmm.nl). Als men het museum zou willen bezoeken, dan kan men via e-mail, per brief of telefonisch contact opnemen met het Provincialaat van de Zusters van Liefde, Oude Dijk 1, 5038 VL te Tilburg (e-mail: provincialaat@scmm-tilburg.nl; telefoon: 0031.13.5433196).


    Daar, in de voormalige Novicenkapel, zult u oog in oog komen te staan met de eeuwig jonge Pallieter. Zr. Jesualda heeft zich in hem verdiept en hem gestalte gegeven zoals hij vrij en onschuldig op die eerste zomerse morgen in mei het paradijs van de Nete betrad en 'pardoes' in het koele water sprong. Het bijschrift bij het vitale beeldje heeft zij enigszins gekuist aangepast, maar dat mag in het klooster! Het zij haar vergeven...


    In de oorspronkelijke uitgave staat: Als er in het Oosten een klaarte bibberde en er een haan had gekraaid, wipte Pallieter uit zijn bed, trok zijn hemd uit en liep in zijne blote flikker naar de Nete. Over de grond en tussen de hoge bomen hing een grijze smoor. Het was heel stil, het gers woog zwaar van de koele dauw en van de bomen vielen grote lekken.
    Pallieter liep en sprong zo maar rats het hoge water in, duikelde naar onder en kwam weer blinkend van water en geluk, naar asem scheppend, in het midden boven. De waterkoelte deed het bloed in zijn lijf opspringen, het deed hem deugd en hij lachte............

    Zoo dee Adam -
    Zoo dee Adam -
    Zoo dee Adam 's Zonen
    Adam had zeve zone,
    zeve zonen had Adam.

    **********

    04-06-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Info FT Genootschap

     

    U kan de Jaarboeken van het Felix Timmermans-Genootschap aankopen in het

    Timmermans-Opsomerhuis,

    Netelaan 4

    2500  -  Lier

    (open alle dagen behalve maandag van 10 tot 12u. en van 13 tot 17u.)

     

    of bij

    Koen De Vriese ( secretaris FTG )

    Jozef Ickxstraat 87,

    2180   -  Ekeren

    (T. 03 646 78 40 of 03 205 21 82).


    ***********************

    Felix Timmermans-Genootschap :

    contactadres:

    Dhr. Marc Somers

    Van de Wervestraat 41A

    2060  -   Antwerpen

     

    11-05-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    10-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.F T Fring bestaat 25 jaar

              

    Reeds 25 jaar Felix Timmermans Kring.

     

    Toen in 1990 een klein groepje enthousiastelingen overging tot de stichting van een nieuwe Timmermansvereniging, waren de reacties zeer uiteenlopend : onbegrip, meewarig hoofdschudden, ja zelfs hier en daar een licht ongenoegen. Maar wij hebben doorgezet, zonder enige vorm van subsidie, van wie dan ook. En kijk, reeds dat eerste jaar verscheen tweemaal ons blaadje Zilveren Verpozingen”.

    Van een kleine nieuwsbrief ondertussen uitgegroeid tot een zeer gewaardeerde en rijk geïllustreerde Timmermans-magazine van telkens 40 blz, met dank aan een gedreven groep medewerkers.

     

    Elk jaar organiseren wij een ledendag die in Lier gelinkt kan worden aan Felix Timmermans.

    Op 22 maart  2015 gaat het dus voor de 45ste keer! zijn.

     

    Met nauwelijks bedwongen trots, zagen wij hoe de vier kinderen van de Lierse schrijver er alles aan deden om daar telkens aanwezig te zijn.

    Zonder te hoog van de toren te blazen, zijn er toch enkele verwezenlijkingen waar we erg trots op zijn.

    Zo maakten wij zesmaal een Italiëreis in de voetsporen van Timmermans. Zo gaven wij tot vijfmaal toe een toneelwerk van Timmermans uit in de huidige spelling, geïllustreerd met knappe houtsneden. Een daarvan, De zachte Keel, was zelfs een 1ste druk in het Nederlands.

     

    Verder brachten wij een CD op de markt met o.a. de stem van Timmermans, een video met het TV-spel Anna-Marie van de VRT en een video met een prachtige zwart-wit film over Lier met beelden van Timmermans in zijn werkkamer.

    Maar wat het belangrijkste is en blijft: ondertussen is de Felix Timmermans-Kring meer dan zo maar een vereniging geworden, het werd een echte vriendenkring waar het goed vertoeven is. Wij zijn de kleinste en de jongste maar wellicht ook de actiefste.

     

    Ondertussen een beetje nieuwsgierig geworden?

    Wel, door storting van 20 € op rekening BE61 0017 0952 9717 van onze Kring, kan je een jaar van al dat moois genieten. En als je absoluut erelid wil worden, dan stort je 30 €.


    Aan het erelidmaatschap is ieder jaar een boeiende Timmermansbrochure verbonden.

    Wij van onze kant heten je nu reeds van harte welkom.

    ********************************

    Een bijzondere Timmermans-verrassing!

     

    Door toedoen van ons bestuurslid Jan Schroven kunnen wij jullie een primeur aanbieden. Wij beschikken nu over de tekst van een nooit gepubliceerd jeugdwerk van Felix Timmermans :
    een roman met als titel Opgestoken.

    Dit romantisch-tragisch verhaal brengen wij vanaf het decembernummer in afleveringen in ons tijdschrift Zilveren Verpozingen.

    Na enkele jaren zullen onze leden dus in het bezit zijn van de volledige tekst.

    Als voorproefje dit fragment :

     

    Op een slijkerige weg die van Schilde over Zandhoven naar Lier loopt, gingen drie mensen.

    De eerste was een jonge, flukse boer met blozende wangen en brede schouders, het hoofd hing hem op de borst en een zweem van mismoed en verdriet verduisterde zijn gelaat, zijn ogen waren op de lekken gericht die aan de klep van zijn klak biggelden. Op een dikke knuppel leunende, stapte hij loom voort alsof twee kanonballen aan zijn voeten hingen.

     

    In ons 46ste nummer brengen we dus een unieke en enige première : een onbekende en ongepubliceerde roman van Felix Timmermans. Een terug gevonden jeugdwerk uit 1903 van de 17 jarige Felix Timmermans. Hoogstwaarschijnlijk handelt het hier over zijn eerste volledige roman, de eerste oefening van de meester.

    Net zoals de voorpublicaties in oude literaire tijdschriften brengen we met toestemming van de familie Timmermans, waarvoor onze grote dank , in een tiental afleveringen deze roman.

    Ter ere van Vlaanderens grootste schrijver.

    Voor allen die reeds een voorsmaakje willen, verwijzen we naar de Timmermans biografie, geschreven door Gaston Durnez. Op pag 44 vindt u een bondige samenvatting.

    Voor de volledige roman : lid worden van onze Felix Timmermans Kring!

      

    **********

    10-05-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos

    FELIX TIMMERMANS EN DE MUZIEK

    door Daniël De Vos

    Ledendag van de Felix Timmermans Kring  -  30/3/2014 - Huis van Oscar

    O Schoonheid, die wij niet verstaan
    en toch zo gaarne ondergaan
    wanneer uw reine klanken
    in ingewikkeld’ harmonie
    of met een simpele melodie
    omheen de zielen ranken.
    ./.
    O Schoonheid, die wij niet verstaan
    laat ons in uw genade staan 
    en luistrend U bedanken!
    O Dauw en vuur in klank gehuld,
    die ons met zaligheid vervult!
    Muziek is God in klanken.

    (Uit Aan de muziek, een nagelaten gedicht, voor het eerst gepubliceerd in het tijdschrift Dietsche Warande en Belfort van januari 1949)

    Felix Timmermans was tot en met een gevoelsmens met een groot hart voor muziek. In zijn laatste levensmaanden, tekende hij impressies op, die hij Postkaarten noemde.  De volgende tekst noteerde hij naar aanleiding van het beluisteren van Jardin sous la pluie een meesterlijk pianostuk van Claude Debussy:

    Het is een dunnen zoeten regen. Een die men niet ziet. Maar men moet zijn hand maar uitsteken om te weten dat hij er is. Niets straalt maar alles is nat en van een edele natheid. ’t Zijn perlesfines, turkooizen en ametysten, die heel den tuin verfraaien. Om den vijver borduurt de regen een net van ronde mazen, die immer uiteendeinen als ronde orgelnoten. Een rooden goudvisch ziet verwonderd naar het ritselen op de ruit van zijn huis. Een gipsen beeld van een Griekschen fluitspeler druipt van neus en vingeren. De hoge boomen prevelen en hun bladeren reiken de druppels aan elkander over. Maar de rozen houden fier hun edelsteenen vast.

    Een bruin vogeltje zit in den hagedoorn, met de pluimen uiteen, naar het lied van den regen te luisteren en onderlijnt hier en daar, als met een blauw streepje, een schoonen zin, met één van zijn eigen vrome geluidjes. Het is overal muziek en wierook, die door de dieren en de bloemen beluisterd en genoten wordt.

    Maar ook een dichter staat aan ’t open venster; hij wordt er door bewogen; hij verstaat den dieperen zin ervan. En zielsgespannen laat hij op het klavier zijn bezieling sprankelen. En dan is het alsof er een engel met zijn teen tegen het kernkristal van den hemel stoot, dat in duizend muzikale druppels op de aarde openvalt. Onze harten worden bloemen, die zich versieren met glinsters van geluk.

    Over de muziek gaat het ook in volgend dagboekfragment, gedateerd 3 oktober, zonder jaartal, maar wellicht uit 1920, het geboortejaar van Lia:

    Vandaag piano gebracht. 3100 frank. Ik kan er niets op spelen dan wat ik onthouden kan met één vinger. Maar René zal het voor mij doen. Ik kan geen muziek onthouden. Ik heb al 12 keer Tannhäuser gehoord en ik ken er nog geen drie regels van. Maar terwijl ik het hoor smelt mijn ziel van zaligheid. Ik ben niet muzikaal, maar ik geloof dat er weinigen zijn die zo gaarne muziek horen en zo onder de invloed van de muziek komen. Alle muziek, zowel de Salve Regina als een polka, een draaiorgel, een Beethoven, een Wagner of een oud kerstlied: als ’t maar goed gedaan wordt, volledig in zijn karakter, dan geniet ik er van, dan roert er wat in mij, wat meer dan anders.   ./.

    Muziek heeft op mij een grote invloed, niet alleen op mijn werk, maar ook op mijn leven! Ik zeg altijd als ik een kaart voor een Wagneravond koop:  Ik koop voor drie frank geluk! Ik zal zorgen dat ons Lia muziek kan!

    Merkwaardig  is dat niet Lia, maar Clara de wens van haar vader vervulde door aan het Antwerpse Conservatorium te gaan studeren. Zij werd een prachtige sopraan en zij deed zelfs meer: ze trouwde met een Wagner!
    In een brief van 19 april 1923 aan zijn goede vriend Rik Cox, schrijft hij dat De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt af is.  Ik heb er iets Beethovens willen in leggen hier en daar. De inspiratie hiervoor had hij gevonden op 25 maart bij de jaarlijkse Goede Vrijdag-viering met zijn vrienden Flor Van Reeth en Renaat Veremans.

    Aan Flor Van Reeth brengt hij in een brief van 3 april 1926 verslag uit over de Goede Vrijdag van dat jaar. Hij was met Veremans naar de Antwerpse Opera getogen en had daar Parsifal van Richard Wagner bijgewoond. Tot in de jaren 80 van de vorige eeuw, was het een heilige traditie in Antwerpen: met Goede Vrijdag en Paaszaterdag werd altijd Parsifal geprogrammeerd, en heel vaak was dat in een Nederlandse vertaling. Daar kwam altijd massaal veel volk op af, ook uit het buitenland. Antwerpen noemde men het Bayreuth van het Noorden.

    Timmermans schrijft:  Ik zit hier nog met tranen in de ogen als ik aan dien derden akt denk, en aan de slotscène:  zalf! Hemel! Wierook! Eeuwigheid van schoonheid en liefde. Ik kom uit een andere wereld, ik zit hier klein, een zandkorrel in ’t heelal, maar gonzend van goddelijke muziek van geloof en vertrouwen.  Och, er is over mij een sluis geklaterd van zegen. Ik riek brokken van den hemel in deze lente.

    Clara vertelt over haar vader en de muziek:
    Vader was gevoelig voor elke esthetische ontroering. Hij kon moeiteloos de vriendschap van de componisten Renaat Veremans en Lode De Vocht beantwoorden. Hij kon hun muzikale verrukking in zich opnemen en via zijn taal geestdriftig aan anderen mededelen. Via Veremans leerde vader Wagner kennen en genieten. In huis klonken de hoogtepunten uit Lohengrin, Parsifal of Siegfried, uit een ouderwetse grammofoon die met de hand moest worden opgewonden. De fonoplaten werden door vaders Duitse uitgever (Anton Kippenberg van het Insel Verlag) elk jaar als kerstgeschenk toegezonden. Er waren ook platen met klassieke opera-aria’s, gezongen door o.m. de grote Enrico Caruso. En ook Schubert en Brahms klonken op zondagmorgenden bij het genot van een glas bourgogne. Later bracht vader van zijn reizen Schubert-partituren mee, waaruit mama en ik hem voorzongen. M aar het was Beethoven die zijn voorkeur kreeg. Veremans kon hem geen groter plezier doen dan door de serene Mondschein-sonate van Beethoven te spelen.

    En zeker ook Bach. De hele familie woonde verschillende keren de uitvoering bij van de Matthäus-Passion in Antwerpen op Paaszaterdag. Dat was in die tijd nog met de beroemde Nederlandse sopraan Jo Vincent en onder leiding van De Vocht. Toen ik later zelf Bach en Mozart zong, hielden we vaak gezellige huisconcerten. Medestudenten uit het conservatorium kwamen tijdens de oorlog per tram naar Lier en brachten hun instrument mee. Vader was vooral gesteld op de cello, dat was zijn lievelingsinstrument. Hij was er nooit toegekomen een instrument te bespelen. De notenleer was niets voor hem. Maar af en toe tokkelde hij voorzichtig op de piano en ook op zijn kleine porseleinen ocarina kon hij enkele liedjes spelen.

    Via zijn te jong overleden vriend Flor Coutëele, leerde hij “moderne” componisten als Arthur Honneger, Paul Hindemith en Gustav Mahler waarderen. Vader vond het treffend en belangrijk dat zij voor hun muziek inspiratie hadden gezocht in de bronnen van de volksmuziek. Vader leerde ons in de maand december op voorhand alle mogelijke nieuwjaars- en driekoningenliedjes.

    Vader had ook aandacht voor de smartlappen van de eeuwwisseling, die door kantwerksters en kleermakers thuis bij het werk werden gezongen. Het waren vaak klaagzangen over de armoede of de onderdrukking van de lagere klassen, in twaalf strofen en evenveel refreinen. Moeder had toevallig twee zusters-kantwerksters en drie broers-kleermakers, allen met prachtige natuurstemmen. Bij elk familiefeest werd er dan ook veel en prachtig gezongen.

    Toen ik muzikale studies begon, ging ik geregeld met vader en met mama naar recitals en opera’s. Zo hoorden we grote sterren als Clara Clairbert, Amelita Galicurci en de Vlaamse tenor Jef Sterkens, die een internationale ster was en die onsterfelijk zou worden als de stralende vertolker van het lied Elisa in de “eerste Vlaamse film”, nl. De Witte van Jan Vanderheyden uit 1934. Vader luisterde thuis vaak aandachtig naar de liederen die ik instudeerde. Sommige ervan hebben hem zeker geïnspireerd bij het schrijven van de Adagio-gedichten .
    En dan was er nog vaders godvruchtige bewondering voor de Gregoriaanse zang; die was volgens hem “zuiver en alleen voor Gods eer gemaakt”. Daarvoor reisde hij in de Paasweek speciaal naar Averbode om met de paters Witte Donderdag of Goede Vrijdag te vieren.

                    

    De muziek in het werk van Timmermans.
    Honderden vindplaatsen zijn er waar rechtstreeks of in beeldspraak, instrumenten, zang of muziek worden vermeld. Zonder moeite vinden we zeker een 500-tal citaten. Wat valt op? Zelden spreekt hij over grote ensembles (koor, orkest, opera, symfonie…). Hij had een voorkeur voor het meer populaire: de harmonie, fanfare, beiaard, het volkslied… Er worden daarom heel weinig componisten of beroemde werken vernoemd.

    Dat gebeurt wel in Pallieter: de Walkürenrit van Wagner en de Träumerei van Schumann worden met naam en componist vermeld. Verder nog in Pallieter, titels zonder vermelding van componist:  Connais-tu le pays? (uit de opera Mignon van Ambroise Thomas) en de wals uit Faust (van Charles Gounod) op draaiorgel. De cello horen we in werk van Beethoven, Benoit, Wagner en Grieg.

    In Anna-Marie speelt het kwartet van de Dolfijnen (viool, mandoline, klarinet en fluit) een serenade van Mozart.

    In Schoon Lier zingt de beiaard uit Faust, Lohengrin, Carmen en de Herbergprinses van de Antwerpse meester Jan Blockx.

    In Minneke Poes zit de koster op z’n eentje in de kerk aan Bach te frutselen en op zaterdagavond speelt het trio, zijnde de pastoor op klarinet, de secretaris op klein klarinet en de koster op piano in de pastorie. De klanken vallen door de open vensters, zij pinkelpankelen door den hof en kruipen door de hoge haag. En telkens eindigt het trio met het Ave Maria van Gounod. Het is de snik van hun geloof, die altijd opnieuw hun hart van aandoening doet smelten.

    Komen we in Timmermans werk niet tegen: Brahms, Händel, Liszt, Johann Strauss, Tsjaikovsky, Weber of door hem zo geliefde werken als Bachs Matthäuspassion, Beethovens 9e symfonie, Parsifal van Wagner of de Rubenscantate van Peter Benoit.

    Instrumenten in het werk van Timmermans.
    Er worden zo’n 40 muziektuigen vermeld. Nog niet de helft daarvan hoort thuis in het symfonisch orkest.  De overige komen uit de volkscultuur.  Enkele voorbeelden:

    De vedel (voorloper van de viool) komt voor in Het Kindeken Jezus in Vlaanderen en in Boudewijn.

    De harp : Anna-Marie speelt in de zondagschemer op de vergulde harp. En Franciscus hoort het kristallen gedruppel van harpen en cithers.

    De luit: Adriaan Brouwer deed of hij de luit betokkelde.

    De lier: komen we tegen in Schoon Lier.

    De mandoline: wordt bespeeld door Franciscus van Assisië en ook aan het hof van Herodes uit Het Kindeken Jezus in Vlaanderen. Dat moet wel lastig geweest zijn, want het instrument kwam pas in gebruik in de 18e eeuw.

    De accordeon: horen we in o.m. Het Kindeken Jezus in Vlaanderen en in Bij de Krabbekoker. Hier lezen we: Fourtpolleken speelde geweldig schoon met bibberingeskes en donkere akkoorden.

    De doedelzak: In Bruegel geeft de schrijver ons enige staaltjes van creatieve woordvorming: doedel, doedelblaas, doedelzakkend, doedelen, doedelarij en Pallieter liet op dit speeltuig ’t liefst zijn ziel leven.

    De hoorn: komt geregeld voor als koehoorn, kinkhoorn, alpenhoorn, natuur- of jachthoorn waarop men blaast, toetert of blaaskaakt.

    De muziekdoos: in Anna-Marie lezen we: van onder in de doos begost er een muziekske te ritselen. Het waren korte, smalle klankjes, voorzichtigjes, gespitst, tedertjes en langzaam als een dun regentje, dripselend op een kristallen roemer.

    Tot slot nog een bijzonder bericht, dat ons bezorgd werd door ons bestuurslid Mon Van den heuvel.  Het verscheen in de Nieuwe Tilburgsche Courant van 18 september 1937:

    De Koninklijke Vlaamsche Opera van Antwerpen zal dit jaar haar deuren wederom op zaterdag 2 october ontsluiten om het kunstminnend publiek te laten genieten van muziek, spel en dans, zooals men dat van de Kon. Vl. Opera gewoon is. Dit speelseizoen worden o.a. opgevoerd de werken van Wagner, Bizet, Mozart, Massenet,  Giordano enz. Werken van Felix Timmermans behooren ook dit seizoen bij het repertoir en zullen veel publiek trekken. Enz…
    Timmermans componist?  Neen, wellicht heeft de opsteller van dit bericht een bok geschoten en bedoelt hij de opera Anna-Marie van Renaat Veremans, gebaseerd op het gelijknamige boek van Timmermans, dat in de Antwerpse Opera in première ging op 22 februari 1938De naam Timmermans trok blijkbaar meer de aandacht dan deze van de arme Veremans.

    ***********

    16-04-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fons De Roeck

    Gedachtenis aan

    Fons De Roeck

    14 juli 1939  -  10 maart 2017

    Goede Vrienden, Op zaterdag 11 maart overleed Fons De Roeck aan de gevolgen van een zware hersenbloeding die hem een jaar geleden trof. De begrafenis was op vrijdag 17 maart in de Sint-Martinuskerk in Kontich.

    Fotobewerking van Stanny Corewijn, waarvoor dank.

    Kontich 17 maart 2017

    Afscheid van een groot woordkunstenaar.

    Hallo Lisette en kinderen,

    Beste mensen,

    Toen ik vorig jaar, samen met Griet in de herfstvakantie, Fons ging bezoeken in het WZC Cantershof, wees niets in de richting van datgene waar we nu mee geconfronteerd worden.

    En zie ! Ginder heel, heel ver, een witte stip, langs den kant waar het Zuiden openklaarde, reed de witte huifwagen de reuzenboging onderdoor.

    Alzo vertrok Pallieter, de dagenmelker, uit het Netheland, en ging de wijde, schoone wereld in, lijk de vogels en de wind.

    Dit ware de laatste zinnen die Fons ons bracht in een geweldig einde van zijn voordracht, die hij voor ons had samengevat, in het Huis van Oscar.

    Hij heeft ons toen allemaal verrast en gepakt met een enig, unieke samenvatting van de Timmermans' roman Pallieter.

    Het aaneen vlechten van de verschillende passages uit het boek van de Fé vloeiden mooi en onverwacht ineen, en dit op de tonen van een intermezzo met een mondharmonica , bespeeld door Fons himself. Nog een verborgen talent!

    De verbazing was algemeen en we stonden minutenlang te applaudisseren, zodat zelfs Fons er een klein beetje ongemakkelijk bij stond.

    Twee dagen later sloeg het noodlot toe en het ongeloof werd door iedereen gedeeld.

    Het is verdorie niet eerlijk !

    Fons was een woordkunstenaar pur sang.

    We gaan door hem niet meer verwend worden, we gaan niet meer sprakeloos zitten luisteren naar de vertel- en voordrachtkunst die Fons zo kon beheersen.

    We gaan dit alles nu moeten missen.

    Fons het ga je goed daar aan de andere bladzijde van het boek.

    Mon Van den heuvel

    *****

    12-03-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.

    Is Timmermans groot?

    Door Felix Morlion O.P. – Uit Kunst en Geestesleven van 29/10/1932.

    Er zijn zekere lofspraken welke veel erger zijn dan een veroordeeling. Het geval Timmermans is met het verschijnen van « de harp van St-Franciscus » weer wat erger geworden ; men heeft weer in koor gesproken over de sappigheid van Timmermans en zich daarmee weer definitief de moeite gespaard om verder na te denken. Het wordt een echte plaag in Vlaanderen en ook in het buitenland steeds maar dien sappigen Vlaming te ontmoeten : zo vangt men een mensch en een volk in een adjektief, in een enkel-uiterlijke hoedanigheid. We moeten nu wel eindigen met eens lang en geduldig de vraag te stellen : is Timmermans dan toch niet meer dan dat? Kom, laten we even terug het werk van Timmermans doorwandelen en zoeken tusschen het weelderig, pallieteriaansch gewas, naar iets dat dieper wortelt, naar iets dat die- per is. Laten we midden het eenvoudig, sappig proza toch maar vragen stellen naar wat niet volledig uitgeschreven staat. Laten wij tusschen de adjectieven en beschrijvingen zoeken naar de ziel van den schrijver, naar zijn zwakheden en zijn overwinningen, naar de groei vooral van zijn God in hem.

    I

    'k Heb dorens om mijn hoofd gedragen
    en dorre bloemen in mijn hand.
    'k Ben lijk een beedlaar smart gaan vragen.
    'k Heb kruisen langs mijn weg geplant...

    'k Heb alles, alles afgebroken
    hetgeen ik nooit bewierookt had.
    Maar 'k heb mijn wit geluk gevonden in 't kleed
    van wee dat mij omvat!

    Geloof me, beste lezer, ik ben hier niet verstrooid en in een ander onderwerp verdwaald. Die verzen zijn werkelijk van onzen sappigen Felix Timmermans. Onze Fé had in zijn jeugd een romantieke dichtersziel, een van die zielen de zich eerst met het wit kleed van wee moeten omhullen eer ze zich dichterlijk voelen. Timmermans is zijn letterkundig leven begonnen met de erbarmelijkste romantiek, met die jammerlijke vlucht uit het gewone leven die een mensch wel echt ongelukkig maken kan, niet echt poëtisch. We lachen best niet te erg met de huilerige verzen van dien tijd of met het akelig monsterdrama ; « Holdijn ».
    Het was den jongen ernst en wat hij zijn kunst noemde was een zorgvuldig gekweekte ziekte die hem ten minste één aangenaam gevoel gaf: zich superieur te voelen aan de burgers rondom hem. Zoo is het romantisme.

    Maar er was erger. De ongevormde volksjongen begon te lezen en wel de troebel-geestelijke boeken van Maeterlinck en Huysmans en tutti-quanti. Zijn onbestemd romantisch heimwee-gevoel begon zich te verwikkelen met gedachten. Hij ontdekte een wereld die ver genoeg was, en ongewoon: de kabala-boeken; de theosofie, het occultisme. Een scheutje Ruusbroek daarbij (theosofisch gelezen), een select kunstenaarskringetje zelfs enkele experimenten spiritisme : het is genoeg om heelemaal neurasteniek te worden. En toch, dan reeds lag er in Timmermans iets onverwinnelijk gezond, sterker dan al die ziektekiemen.

    « De schemeringen van de dood » zijn het eerste werk uit dien tijd, en zeker het meest oprechte. De akelige geschiedenis van « De Lijkbidder » die de dood komt aanmelden van moeder, van «De Kelder», waarin zich de zinnelijke bruid verdronk die van haar mystieken man geen geslachtsvoldoening kreeg, van « Het Zevende Graf » dat toch voor de morgen kwam zijn prooi wist te krijgen, van « De witte Vaas » die door de rondwarende dood werd omgesmeten, van « Het Onbekende » dat den rampzaligen minnaar trekt naar den dood dien hij met zijn geliefde niet samen had durven ondergaan... dat alles is doorhuiverd van het echte torment dat de schrijver dan tot in de diepten van zijn ziel donker onderging. Doch wat de schrijver zelf slechts later in zichzelf heeft kunnen ontdekken dat voelen wij reeds onder de lezing dier verschrikkingen: hier is een man die een hoofd gekregen heeft om in het gewone dagelijksche gelaat der schepping schoonheid te zien en er te scheppen. In volmaakte tegenspraak, met de drakerig-akelige inhoud der verhalen ontwikkelt zich hier de blijde gave om kleur te brengen in het eentonige der dingen, om verrassing te brengen midden het alledaagsche, om een tapijt van frissche vergelijkingen te weven tusschen de naden van het banaalste zijn en gebeuren. Dit alles nog met donkere gaten, dit alles gedurig onderbroken door een holle pathos waar men niet de echte Timmermans vindt, maar de restjes van zijn onverwerkte lezing.

    Daarom grijpen we nieuwsgieriger naar zijn volgend werk: « Begijnhofsproken » en we vinden er wat gebeuren moest. De tooververhalen zijn nu al niet veel meer dan een excuus, en gelegenheid voor de kleurige tafereelen, voor de prettige vondsten, een kader voor het spelletje van een essentieel frissche fantasie. Alle kunstenaars, of ten minste alle zichzelf ontdekkend kunstenaar is zoo een beetje dilettant; hij geniet van zijn eigen middelen, van zijn uitbeeldingsmacht en vergeet daarbij een beetje waarover het gaat, en wat hij eigenlijk te zeggen heeft. Het geloof van Timmermans was in al zijn okkultistische doenerij natuurlijk heel vaag en ijl geworden. Hier is het al niet veel meer dan een decoratieve achtergrond waarop hij zijn figuurtjes kan schilderen. 

    Het begijnhof is voor hem wat het is voor veel verloopen romantiekers : een aangenaam anachronisme, een zoete herinnering uit tijden die ver weg zijn en dus poëtisch schoon. Voeg daarbij echter dat dit alles bij den rasechten Vlaming veel zichtbaarder, tastbaarder... en eetbaarder is dan bij den vreemden romantikus « lijk appelenreuk in een kast waar appelen hebben gelegen zoo leefde hier de vergane devotie der Kerstenheid » En spijts het « sappige » ophoopen van vergelijkingen en adjektieven, spookt in vollen ernst door Felix' proza en door zijn ziel de eenbaarlijke figuur van den duivel, waaraan hij sidderend gelooft En daar geurt toch steeds de zoete, zoete devotie voor Onze Lieve Vrouw die hij altijd heeft vereerd.

    II

    Pallieter is geen roes, geen zinnelijke roes zooals de meeste kritici herhalen (weer al een van die woorden die sukses hebben en ons verstand onstrueeren voor verder inzicht). Pallieter is een genezing, en niet enkel de vreugde om de genezing maar het voltrekken der genezing zelf. Pallieter is de krachtige stap in de natuur, van een man die zijn ziekte heeft gezocht in de vermufte kamers van een occultistisch gedroom. Het grijpen van een fel bezintuigde ziel naar al de volheden die door haar meer dan door andere grijpbaar zijn.
    Het herworden van een heerlijk kind dat te vergeefs gepoogd heeft oud en intellektueel en tragisch te worden. Wat moeten wij hier van zinnelijkheid spreken in den zin van die verkeerd ingevolgde neiging die men aan de menschen verwijt. Het is de zinnelijkheid van iemand die voor het eerst het volle register van de lichaams- en zielskrachten openzet, die zichzelf geheel in gezonde werking zet, die Gods schepping proeft met al de monden die God hem heeft gegeven. 

    Men zoeke hier geen regels hoe men leven moet: men vindt er dan wat men niet volgen mag en met recht heeft een kerkelijk gezag het boek (vooral om enkele passages) aan die onoordeelkundige lezers verboden. Men zoeke er den gang van een levensvreemdeling terug het leven in. Men zie in Pallieter niet Timmermans of niet een mensch maar een verlangen om weer heelemaal mensch te zijn, en hier in casu een verlangen dat sterk genoeg was en vier jaar geduldig om van den tranerigen, bibberigen verscheurden dichter weer een gezond mensch te maken.

    Theologisch is het boek ook niet juist en men kan (theologisch gesproken) wel van den amoralistischen Pallieter spreken: het is altijd eenzijdig. Wie al zijn krachten mobiliseert om tot de gezondheid, het physiologisch evenwicht, de harmonie der vermogens terug te keeren mag wel even voor een tijdje van de erfzonde abstraktie maken, en zelf vergeten te spreken over de zonde die toch in hem woelt. Pallieter, de mensch zonder bekoringen, de paradijsrnensch is wel niet mogelijk, maar hij helpt ons wel (als we die vraag niet stellen) om ons ook weer dichter bij de natuur te voelen en ten slotte dichter bij God. In dit geval heeft de dichter zelf klaar gezien, en klaar gezegd (« uit mijn rommelkas ») : « Wat was het vraagstuk van het leven? Er was geen vraagstuk meer. Het was maar iets dat te bewonderen was. Er is niets te doen dan te bewonderen. Bewonderen en anders niet! »

    III

    Timmermans is gezond. Hij is zichzelf. Wat zal hij worden? We volgen hem door zijn werk en we maken onderscheidingen. In de rust van zijn gemoed is bij Timmermans het oude geloof weer wakker geworden en warm en gemoedelijk. De oude vertellingen van vader zaliger komen weer boven. Hij schrijft « Het Kindeke Jezus in Vlaanderen ». Het boezemt hem echter geen belang in hier aan psychologie te doen, in het geval hier aan heiligenpsychologie. Timmermans neemt het eenvoudig evangelie en hij beschildert het met prettige Vlaamsche koleuren zooals de naïeve verluchters het eertijds deden. Hij laat in zijn verhaal ook enkele Vlaamsche menschen binnenwandelen, onder meer den guitigen zanger Kruisduit. Hij doet wel zijn best om Jezus, Maria, Jozef zoo heilig mogelijk te houden: hun geestelijkheid en hemelschheid verdwijnt nog al dikwijls onder de malsche kleuren van het tafereel. Het gevaar, of het gebrek, of de onvolledigheid, van alle schilder in de letterkunde: hij is meer schilderachtig dan diep.
    Het onderwerp was hier heilig diep. De schilder-schrijver heeft het vol vrome eenvoudige devotie met de bloemen en vruchten van zijn verbeelding omkranst en hij heeft misschien niet bemerkt dat de kransen ons dikwijls verhinderen het heilig gegeven te zien. En als hij later nog probeert rechtstreeks zijn « verve » in dienst van zijn geloof te stellen, dan moeten we erkennen dat het doorgaans nog niet beter lukt. Zoo in « De hemelsche Salomé », waar St. Katharina zelf wel een beetje opgeschroefd voorkomt en de dikke volksche figuur van Lapa heel het stuk overschaduwt.

    Beter dan, nederiger onderwerpen. Het leven der eenvoudige lui beschrijven in al zijn volkschheid die echte poësis is. « Het keerske in den lanteern » bevat juweeltjes in dat genre: « De Koninklijke Vlaai », « Tantjes Begrafenis », « Ambiorix » enz. De folklore, het volksche bijgeloof vervullen niet de rol die hun in de letterkunde toekomt: zij dienen niet om iets te beweren dat de schrijver wil doen gelooven maar om de psychologie te uiten van die menschen die erin gelooven. 
    Wat zijn « De Madonna der Visschen », « De lijkkistprocessie » en vooral « De tryptiek der heilige Drie Koningen » meesterwerkjes op dat gebied! En de uitbundigheid der kleuren van sommige tafereelen, verhindert de opperste fijnheid niet in enkele : getuige het stille, genuanceerde verhaal van « Juffer Symforoza, begijntje. » En toch hier ook een gevaar, of gebrek, of onvolledigheid, en ongeveer het tegenovergestelde van het voorgaande. Hier het heilige, dikwijls om het volksche te illustreeren. 

    We zien wat reeds in Pallieter een procedé geworden was: de processie, de pastoor en vele andere dingen worden er gebruikt om het geval wat plezanter en « sappiger » te maken, en de godsdienst komt er zoo niet onsympathiek, dan toch niet echt serieus voor? Wachten wij ons wel hier de zaak te ernstig op te nemen; lachen is toch geen kwaad ook niet wanneer nu, in een prettig vertelselke, de pastoor of zijn meid of zijn processie daartoe gelegenheid geeft. Doch we staan hiermee aan de groote vraag die we voor Timmermans en voor ieder schrijver die als groot aanzien wordt stellen moeten. Kan Timmermans niet meer dan vertelselkes schrijven?
    Kan hij niet grijpen naar 't binnenste geheim van het werkelijke, tragische leven waar geen verbeeldingskens of sappigheden helpen kunnen maar alleen de duistere slag van geest en hart treffen kan? Geeft bij ons niet wat meer is dan kleurige landschappen en koddige figuurtjes: menschen, echte menschen in al hun diepte en volledigheid?

    IV

    Anne-Marie is het eerste groote werk van Timmermans. Het is misschien niet kleuriger en fijner dan « Het Kindeke Jezus in Vlaanderen. » Het is zeker niet zoo gul en geweldig lyrisch als Pallieter. Doch Pallieter is een opbruischen naar buiten en we bevinden, als we het koel herlezen dat de diepere mensch daar absoluut niet aanwezig is, die mensch die zich beweegt tusschen de wereld van goed en de wereld van kwaad. Het « Kindeke » en de andere boeken zijn lief en soms gemoedelijk, maar ze blijven hopeloos schilderen aan den buitenkant der dingen. Hier in dit boek zien we voor 't eerst bij Timmermans een ziel van binnen, een meisjesziel die blijven zal als alle kleuren en geuren vergaan.

    De eerste bladzijden van het boek met hun meer getemperde kleur en humor (renaissance-stijl, lichtjes ironisch en sentimenteel) hebben als voornaamste hoedanigheid dat ze een gewenschte atmosfeer scheppen voor de zachtvrouwelijke, zuivere en stille verschijning van het meisje uit Italië. En lijze, toch hoorbaar midden het luide gerucht van Pirroens gedachten, en het tikken en zingen der dolfijnen, en de wandelingen en processies en vermaken, hooren we den slag van het maagdelijk hart van Anna-Marie, en de liefde die zacht maar sterk wordt in dat hart, en de even sterke wil van het geweten. Dit is hier nu geen litteratuur uit het leven weggedroomd, maar dit is het diepere, meest ongeziene gebeuren van het leven zelf. In het hart van dat naïeve ongerepte kind strijden de twee groote machten : de liefde voor een man die bezitten wil ook al is die man reeds gehuwd, en de liefde voor God die gehoorzaam maakt. En wat zeldzaam is, zelfs bij romanciers die zich katholiek noemen, de genade van God is hier geen ver geloof, maar een werkelijkheid even dicht en even sterk als de warmste liefde. En we zien dat alles in zijn geheimste roerselen, met zijn naiëfheden en zelfbedrog, met zijn zwakheden en zijn overwinningen, en zijn steeds intensere strijd... tot op het oogenblik dat de rede en de vrijheid een enkele maal bezwijken onder den angst: Anna-Marie eindigt haar leven onder de wateren der Nethe.
    De schrijver heeft het
    geheim van die daad niet willen oplossen: de kristen schrijver laat het laatste woord van zijn roman, zooals van het leven, best bij God. 

    « De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaerdt » weer een greep meer in het sappige. Het sap der druiven is in dit geval de grote vereering en mijnheer de pastoor illustreert dat sappige, met een soort mystiek die tracht een beetje franciskaansch te zijn. Het is een brave mensch, mijnheer de pastoor, zooals ten andere de schrijver zelf, die alles wel ernstig meent wat de pastoor zegt. 
    Doch als mystiek nemen we dat niet ernstig op : het is niet meer dan een zeer devote gedachtekronkeling die in het verhaal zeer dekoratief werkt. Wat meer dan jammer is : de Fé heeft getracht in de figuur van Isidoor, de ongeloovige twijfelaar weer eens intellektueel te doen en hij had toen moeten weten dat dit nu juist zijn specialiteit niet was. Isidoor is psychologisch vals en zijn twijfels rieken naar de boeken Timmermans gelezen heeft, of om het klaarder te zeggen : een Isidoor levend wezen is niet, maar wel een bloemlezing uit enkel slecht geschreven en slecht overgeschreven droomerijen. Maar daar is de figuur van Leontientje die dat alles vergeten doet, een weder uitgave van Anne-Marie, even schoon en vrouwelijk en kinderlijk heldhaftig in haar geloof.

    Breughel: de maat breeder uitgezet, min of meer het meisjesfijne en subtiele-geestelijke, nu hun mannelijk-geweldige en tragisch-kristelijke Breughel: 't volle orkest der zinnen berst open op de wereld, maar ook hun bitterheid komt tot het hart. Breughel, een Pallieter die langer heeft geleefd dan zijn eerste ontdekkings-vreugden, die gevoeld heeft welke wet tegen zijn zinnen streed, die gezondigd heeft maar die ook heeft verzaakt tot hartebloedens toe Het overdadige van stijl en fantasie hebben hier eindelijk een onderwerp gevonden dat juist in die atmosfeer best leven kan. Breughel, de man naar buiten en naar binnen geweldig, wiens zielegeweld niet wordt overschreeuwd door de geweldigste kleuren, en wiens twijfels zwakheden geen litteraire reminiscenties zijn maar doorleefde werkelijkheid. Prachtige zielsdoordaverende driftmomenten (en nog meest misschien die schreeuwen en dat geduld in de liefde van bijzit Anneke), maar ook tusschen dit alles, dikwijls zwak en onmachtig, maar altijd werkelijk de macht van het geloof. Timmermans staat nu heelemaal buiten het kleurig hofke van zijn verbeelding, in het volle tragische leven der werkelijkheid.

    V

    En « De Harp van St-Franciskus » ? Een heilige naar zijn nart, een kristelijke Pallieter! Een heilige waar de genade en de natuurlijkste natuur één geworden zijn! De sappigste der menschen en de heiligste sappigheid! Ja. Dit zou misschien wel het beste boek moeten zijn van Felix Timmermans. Maar we zoeken te vergeefs naar dien golfslag die door het boek en door ons golven moet, en we vinden slechts passages waar we worden
    aangedaan. We vinden, prettige beschrijvingen en veel naïef schoon gevoel, maar vinden niet de ziel van Franciskus en haar eenheid en volledigheid. En wat erger is, we voelen dat hier en daar de asem van het boek verslapt en zelfs zijn technische vaardigheid. We voelen dat hier en daar de asem van het boek verslapt
    en zelfs zijn technische vaardigheid. We voelen zelfs de armoede die hier en daar (waar het niet anders meer gaat), de taalfouten zijn sappigheid te zoeken en te denken dat de lezer ook onder den indruk komt als « hij begost straf te bidden ».

    Zou Timmermans werkelijk gaan gelooven in het sappigheidsdogma zijner kunst? Zou hij
    het beginnen gemakkelijk nemen en niet verder zoeken naar wat in hem nog niet uitgebaat is? Nu moeten we wachten. We weten : het heilige onderwerp is boven de kennis en vorschingskracht van Timmermans. Hier is geen diepere intuïtie in het geheim van den heilige. Met een groote liefde heeft Timmermans het vertelseltje der Floretti wat versierd en getracht (soms zonder te lukken) het nog sappiger te maken. Maar hij heeft aan het geheele werk niet kunnen geven dien innerlijken levensstroom die opwelt uit zijn eigen diepte. Hij heeft het heiligenverhaal smakelijk en vroom naverteld: hij heeft den heilige niet doen leven in zijn volledig menschelijke werkelijkheid.

    We wachten nu Timmermans grijpe nu weer eens in dat gewone leven dat hij bereiken kan, en begrijpen, en beleven, in al zijn kleinheid en grootheid, in zijn sappigheid en eigen intensiteit, in zijn zwakheden en in zijn geheime, godgenadige goedheid. Hij schrijve weer de geschiedenis van een mensch niet te heilig en te boos, een mensch die hij niet in de legende, of in zijn bewondering zoeken most, maar in de wereld rondom hem en in zijn eigen zelf.
    Dan kunnen we wellicht nog eens zeggen, fier en vreugdevol:

    Timmermans is groot.

    *************

    11-03-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer

    Renaat Veremans vertelt
    Stadsgenoot van de Fee en dorpsgenoot van de Nest.

    Door José de Ceulaer uit De Standaard van 14/08/1959
    Renaat Veremans woont te Antwerpen in de Vlaamse Kunstlaan. « Zijt gij opzettelijk hier komen wonen omdat de straatnaam u aantrok of is het toeval geweest ? » Met die vraag begonnen we ons gesprek, nadat we een zetel hadden uitgekozen tegenover de vleugelpiano, waarop een Veremanskop van Maurits Van Reeth ons over de schouder van zijn model stond aan te kijken.
    Het zelfportret van Isidoor Opsomer knipoogde even en in onze rug voelden we de blikken van Felix Timmermans en Guido Gezelle, die hun plaats in en op de bibliotheek hebben. « Dat is natuurlijk een toeval geweest », antwoordde onze gastheer « Zoals het ook een toeval geweest is dat ik te Brugge eerst in de Vlamingstraat woonde en daarna in de Peter Benoitstraat. Maar die laatste straat kreeg na de bevrijding een andere naam, omdat Peter Benoit, zoals ge wellicht weet, een «zwarte» geweest is. Ze werd dus Manitobalaan, een naam die ik enkel kan onthouden als ik aan 'mijnen toebak' denk.»

    Wie biografische gegevens over Renaat Veremans wil hebben moet bij zijn vrouw terechtkomen. Zij is het geheugen van de toondichter, waarin al de verhuizingen, aanstellingen, titels van komposities en data van uitvoeringen gegrift staan. Ze reproduceert ze met de nauwkeurigheid van een elektronisch brein. Maar er is één verschil dat men zelfs voelt wanneer ze niets anders dan een datum aan het verhaal van haar echtgenoot toevoegt : haar hart is erbij! Door haar blik en haar glimlach, waarin een gelukkige en rechtmatige trots zich vermengd heeft met haar aangeboren bescheidenheid en innemende eenvoud, straalt het kleinste feit de warmte uit van een samenbeleefde herinnering. De tijd verinnigt de glans van het gedeeld geluk en verzacht de pijn van het samengedragen leed.

    Op maart was het 65 jaar geleden dat Renaat Veremans te Lier geboren werd. Het heimwee drijft hem nog dikwijls terug naar zijn geboortestad, al is het maar om wat rond te wandelen op het stille begijnhof. In 1914 verliet hij de stad met de laatste trein, want enkele dagen later werd Lier door de Duitsers bezet. Hij was toen aangesteld tot organist in de Sint-Pauluskerk te Antwerpen.  
    In 1927 werd hij benoemd tot leraar aan het conservatorium en tot 1943 was hij dirigent van de Koninklijke Vlaamse Opera. Daarna werd hij direkteur van het conservatorium te Brugge, waar hij verbleef tot 1952. Hij is er fier op dat het koor dat hij er oprichtte, tot Veremans-koor werd omgedoopt en dat het zijn naam alle eer aandoet.

    JALOERS OP ERNEST CLAES
    Hij is geboren Lierenaar en aangenomen Antwerpenaar. « En toch ben ik altijd een beetje jaloers geweest op Nest Claes, zegt hij, omdat hij Averbodenaar is. Dat zal nu niet meer nodig zijn, want op 16 augustus word ik aangesteld tot ereburger van Averbode. Bij die gelegenheid zal mijn dorpsgenoot een feestrede houden en zal ik onthaald worden door de autentieke Fanfare van de Sint-Jansvrienden. Renaat Veremans en Felix Timmermans hebben zeer dikwijls samen hun vakantiedagen in Averbode doorgebracht. Tijdens een van hun wandelingen op de «Weefberg» ontstond bij Timmermans de inspiratie voor « Ik zag Cecilia komen ». Na zijn dood werd hij ieder Jaar in de gastvrije abdij door zijn trouwste vrienden herdacht. Renaat Veremans organiseerde telkens die intieme bijeenkomsten en leidde ook het gedenkboek in waarin de aldaar gehouden toespraken werden bijeengebracht onder de passende titel : « Felix Timmermans leeft voort! » 

    Als Renaat Veremans over de Fee begint te vertellen, geraakt hij niet uitgepraat. « We leerden mekaar kennen bij een diamanten bruiloftsfeest in onze straat. De Fee had een kartonnen karnavalsneus op, maar dat belette ons niet met het serieuste gezicht van de wereld over Beethoven en Wagner te spreken. Later heeft hij er mij toe gebracht vegetariër te worden, want ik was, volgens hem, als beenhouwerszoon de meest geschikte persoon om het vleesderven te propageren.
    Toen we nog niet getrouwd waren, liepen we achter een paar kostschoolmeisjes aan. De Fee stelde voor, dat wij samen een opera zouden maken voor kostschoolmeisjes. Het werk zou niet mogen worden opgevoerd tenzij in aanwezigheid van de dichter en de toondichter. Dat was het enige middel om in de kostschool binnen te geraken. Het werk bleef echter onvoltooid, maar de Fee verwerkte de stof in een van zijn Begijnhofsproken : Het Fonteintje. Een tweede poging om een opera te maken mislukte eveneens, maar veel later kwam dan toch Anna-Marie op de planken.
    Ik ben ook gelukkig dat ik erin geslaagd ben muziek te schrijven voor de gedichten uit Adagio, zo als de Fee mij gevraagd had. Er werden er reeds drie uitgegeven, en ik heb er pas zes andere voltooid. Ze werden geschreven voor groot orkest en altstem ».

    NOG LANG NIET UITGEZONGEN
    En zo zijn we uit het rijk der herinneringen weer in het heden gekomen. Renaat Veremans is nog lang niet uitgezongen. Hij zit nog vol levenskracht en inspiratie. Men weet, dat hij naast tal van liederen drie opera's komponeerde — Beatrijs, bewerkt door Juul Gondry, nadat hij « Ik dien » van Teirlinck, had zien opvoeren : « Anna-Marie » dat in 1938 werd gecreëerd te Antwerpen en ook in Keulen werd opgevoerd ; de een-akter « Bietje », van Maurits Sabbe in de bewerking van Joris Diels — en twee operetten : « Het Wonderlijke Avontuur », op tekst van Jaak Ballings, en « De Molen van Sans-souci » op tekst van Harting. Naast de « Mis ter ere van Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen » die bij de Timmermansherdenking in 1957 te Lier werd uitgevoerd, komponeerde hij een «Fraciskusmis» een « Sint-Jozefsmis » en een « Mis ter ere van O. L. Vrouw van de Rozenkrans ». Zijn « Maria-oratorium voor Averbode geschreven, werd aldaar vóór de abdij opgevoerd in 1952. Zo pas voltooide hij een nieuwe symfonie.

    « Ik ben ook klaar met een '' Prefatio pro defunctorum '' voor koor, soli en groot orkest. Het is een bewerking van de prefatie van de dodenmis, maar het is niet liturgisch en ook niet droevig. Het eindigt met het Sanctus en het Benedictus en de opvatting is iets in de trant van het Requiem van Brahms. Ik ben van plan een Rozenkrans te kom poneren. Pater Mesotten is bezig daarvoor de tekst te schrijven, die gebaseerd is op de mysteries van de rozenkrans. En dan zou ik nog gaarne muziek maken voor de Kruisweg van het Lierse begijnhof, maar de moeilijkheid is dat ik reeds een Kruisweg heb gekomponeerd, een bewerking van de « XIV Stonden » van Guido Gezelle. »

    DE SCHULD VAN EEN GRAANKOOPMAN
    Wat Renaat Veremans ook nog moge komponeren, toch zal hij in ieder geval voor het ganse Vlaamse volk, dat hem zo dierbaar is, vooral de komponist van « Vlaanderen » blijven. Het was zijn derde lied. Hoe het ontstond, moet ge hem zelf horen vertellen. 
    Maar eerst verklapte hij nog hoe hij zijn eerste lied schreef: « Er is nooit in het Sint-Gummaruskollege een slechter leerling geweest dan ik. Zekere keer zat ik in de avondstudie mijn hersenen geweld aan te doen om uit te rekenen hoeveel winst een koopman gemaakt had door een zeker aantal zakken graan te verkopen. Ten slotte liet ik de koopman aan zijn lot over en nam ik mijn bloemlezing. Ik vond daarin een gedicht, getiteld : « Liefde van Jezus ». Bij het lezen kreeg ik zoveel kompassie met het Kindje Jezus, dat daar « zo schreiend in de kribbe lag », dat ik vond, dat die woorden nog eens zo schoon zouden zijn als men ze zong. En, werkelijk, ik hoorde een melodie die paste bij de woorden. Op het blanke papier dat nog altijd wachtte op de winst van mijn vervelende graankoopman, begon ik notenbalken te trekken, en voor het einde van de studie was mijn eerste lied af. Ik liep recht naar huis om het voor mijn ouders te kunnen zingen en voor te spelen. Mijn moeder, die geen muziek kende, maar zeer godvruchtig was, vond het toch zo schoon.

    Mijn vader, die wèl muziek kende, zegde eenvoudig : « Manneke wa zulde nog veel moete liere » Mijn moeder nam hem dat halvelings kwalijk en verklapte aan Pater Standaert, die Jezuïet en muzikant was, dat ik een lied had geschreven. Op 'n donderdagnamiddag zou ik hem mijn eerste muzikale zonde gaan opbiechten. De pater vroeg mij glimlachend waarom ik de begeleiding voor harmonium had geschreven. Zeer bedeesd  antwoordde ik dat zo'n religieus lied het best kon vertolkt worden met harmonium-begeleiding. Hij vroeg me dan om het eens op het harmonium te spelen. Toen ben ik lelijk in affronten gevallen, want ik die dacht dat een harmonium dezelfde omvang had als een piano, had hetgeen de linkerhand moest spelen zo laag geschreven en hetgeen de rechter moest spelen zo hoog, dat er geen enkele van al mijn noten op het klavier te vinden was. Dat was allemaal de schuld van die graankoopman. » Daarna schreef hij de muziek voor een Liefdelied van zijn vriend Jos Arras. 
    En dan komponeerde hij « Vlaanderen ».

    « Ik was zestien jaar en organist in de Kluizekerk, toen mijn vriend Nand De Prince mij vertelde dat er te Mechelen een vereniging gesticht was « Voor Taal en Volk » met de bedoeling het Vlaamse volkslied te verspreiden, en er was een wedstrijd uitgeschreven onder de Vlaamse komponisten. Mijn vriend zei dat ik moest meedoen. Ik dacht er niet aan, maar hij bleef zolang aandringen, tot ik ten slotte zei dat ik toch geen tekst had. Maar mijn vriend had een tekst meegebracht en haalde «Vlaanderen » boven, dat toen nog niet van Veremans, maar van Willem Gijssels was. 
    Ik schreef dan toch maar de muziek. Ik speelde het mijn vriend voor, maar toen hij mij zijn « Drie kussen » van Ledeganck, op zijn beurt had voorgespeeld, vond ik zijn lied zodanig schoon, dat ik mijn «Vlaanderen» stilletjes in een schuif wilde gaan opbergen. Maar Nand De Prince hield zolang vol, tot ik het dan toch maar instuurde. Ik had echter vergeten mijn adres op de inzending te vermelden.

    Nand De Prince kwam na enkele tijd met het nieuws af, dat men hem gevraagd had of hij te Lier soms geen Renaat Veremans kende. Ik moest naar Mechelen en belde aan bij Dokter Magnus, voorzitter van « Voor Taal en Volk ». Het was in mijn vegetariërstijd en ik was zo graatmager dat de Dokter mij vroeg wat ik mankeerde. Niets, zei ik, maar ik ben Veremans. Zeg dan aan uw vader, dat zijn lied « Vlaanderen » bekroond is zei de dokter. Dat is niet van vader, meneer doktoor, dat is van mij, zei ik. Nooit heb ik een mens meer zien verschieten dan hij. 
    Ik was echter helemaal niet blij, want ik was leerling aan het Lemmens-instituut en het was verboden iets uit te geven zonder toelating van de direkteur. Ik smeekte de dokter om het lied niet te laten uitgeven, maar het was bekroond en het zou uitgegeven worden.

    Toen ik het enkele weken later zag liggen in een uitstalraam, ben ik die dag wel tien keren voorbij de winkel gewandeld om mijn naam gedrukt te zien en ik had goesting om aan al de mensen die voor het winkelraam stonden, te zeggen: Die Renaat Veremans van dat lieke, dat ben ik ! Maar mijn vreugde was minder groot, toen ik bij de direkteur van het Lemmens-instituut geroepen werd, die mijn lied in handen had. Ik deed heel verbaasd en zei : Kijk, die komponist heeft juist dezelfde naam als ik. Dat is er een uit Turnhout, dat is nog familie, maar al jaren spreken we daar niet tegen. Een paar jaar geleden heb ik pas vernomen dat ik niet helemaal gelogen had.

    Toen ik de muziek schreef voor de film « Helpende Handen » in opdracht van de Broeders van Liefde, moest de muzikale opname gedirigeerd worden door Broeder Alberic, in de wereld Renaat Veremans, en... van Turnhout ! Uiteindelijk liep het echter nog goed af in het Lemmens-instituut, want in plaats van mij aan de deur te zetten, speelde de direkteur mijn lied op het klavier en hij zei : « Manneke, dat is een schoon lied ! En dan heb ik ten slotte maar bekend, dat ik het geschreven had.»

    DE BRIEF VAN MARIEKE
    Renaat Veremans is nu bijna vijftig jaar ouder geworden. Bij zijn vijfenzestigste verjaardag hebben zijn vrienden hem een gedenkboek aangeboden. We hebben er samen met hem in gebladerd. Er staan tekeningen in van Baron Opsomer, Saverijs, Flor en Maurits Van Reeth, Dirk en Gerard Baksteen, Fred Bogaerts, Frans Mertens en nog zoveel anderen. Verzen van Albert Westerlinck en andere dichters, huldeblijken van Mgr. Van Waeyenbergh, van Victor Leemans en van toondichters als Emiel Hullebroeck en Armand Preud'homme, hartelijke woorden van tientallen vrienden. 
    Met een zekere ontroering leest hij de namen van Jef Van Hoof, Edward Verheyden en Blanka Gijselen, die inmiddels reeds gestorven zijn, maar het sterkst heeft ons de brief getroffen van Marieke, de weduwe van zijn dierbaarste vriend, Felix Timmermans, omdat ze zo eenvoudig en zo hartelijk zijn :

    Beste René,

    Indien Felix nog leefde, dat weet gij goed genoeg zou hij hier, dadelijk een gedicht geschreven hebben en een tekening gemaakt voor zijn beste vriend.
    Nu ben ik het, René, die in mijn naam, en in de naam van Felix, u veel geluk wens met uw vijfenzestigste verjaardag, met al het schone dat gij aan ons volk geschonken hebt ; met de hartelijkheid, die altijd van u uitstraalde.

    René, en ook Maria, onze wederzijdse vriendschap en genegenheid is altijd iets speciaals geweest, sereen en duurzaam en trouw. Ik ben blij dat die vriendschap tussen u en Felix tot zoiets hoog en schoon is uitgegroeid. 
    Ik ben blij u te mogen kennen en wens u nog veel geluk, veel vreugde en veel inspiratie.

    Uw Marieke Timmermans.

    « Schoon, hé! » zegt Renaat Veremans. Hij trekt even aan zijn sigaartje en drinkt nog een teug koffie. We zitten even te zwijgen en we vragen ons af waar naar hij in die stilte zit te luisteren. Is het naar een van zijn jongste Adagio-liederen of hoort hij reeds in zijn verbeelding de fanfare van de Sint-Jans vrienden de ereburger van Averbode verwelkomen?

    ************

    04-03-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez

    Vakantie bij de oude boeken...

    Door Gaston Durnez uit De Standaard van 31/3/1990

    Job Deckers, antikwaar.
    De beste klanten komen stil binnen. Zij zeggen goeiendag en nemen meteen een boek uit het rek waarin zij beginnen te kijken. Aan de manier waarop zij dat doen, herken ik de echte liefhebbers en zie ik of ze gaan kopen of niet. Er zijn mensen die de winkel binnenstappen met de handen op de rug, wat rondkijken en naar mij toe schuifelen. Die komen alleen voor een babbeltje. Welkom, natuurlijk! Ik praat graag met de mensen, zeker over boeken en schrijvers. Maar kopers zijn het niet. Of toch zelden. Wie ze ook zijn, mijn klanten zien er goedgezind uit. Heb je dat al opgemerkt? In antikwariaten bots je zelden op slecht gezinde mensen. Wie in een oude-boekenwinkel komt en rondsnuffelt in de rekken en kijkt naar de prenten aan de muur, voelt zich altijd een beetje in vakantiesfeer, buiten de drukte van de nieuwe winkels waar de tijd je op de hielen zit. Tenminste, zo voel ik het aan. Trouwens, in de vakantiemaanden krijg ik dubbel zoveel bezoek als op gewone dagen. Ook van de kinderen.

    Job Deckers, een 42-jarige Antwerpenaar die in Lier een oude-boeken winkel drijft, kent zijn publiek. Hij zit nu al een tiental jaren in het vak, observeert vijf dagen per week de gaande en de komende man, voert lange gesprekken met oude en jonge Stripfanaten, Timmermans-verzamelaars, eerste-drukkenjagers, Anton Pieck vrienden, kollektioneurs van Liebig-prentjes, Hollandse nostalgiezoekers, alle soorten van bibliofielen en bibliomanen,beleggers in boeken en simpele kijkers en lezers, niet te vergeten de grijze gepensioneerden die eindelijk tijd hebben om dat Onvergetelijke Jeugdboek op te sporen dat zij bij hun Plechtige Kommunie cadeau hebben gekregen en dat zij in de loop van een leven vol verhuizingen verloren speelden.

    ''Een oude-boeken winkel is een heel speciale wereld", zegt Job Deckers. ''Ik ben blij dat ik er deel van uitmaak, niet alleen als winkelier, ook en vooral als boekenliefhebber. Want ik verzamel zelf ook, voor mij persoonlijk. A propos, hebt u toevallig voor mij niet een eksemplaar van Dingen, daar zoek ik nu al jaren naar..."

    Artiestenbloed
    Job Deckers, op 23 oktober 1947 geboren in de Sinjorenstad, stamt uit een kunstenaarsfamilie. Zijn grootoom, Herman Deckers, staat in onze literatuur bekend als de stichter van De Pelgrim, de beweging voor een kostelijke kunst die in de jaren twintig namen als Felix Timmermans, Flor van Reeth en Gerard Walschap verenigde. Een andere grootoom was de beeldhouwer Edouard Deckers. Een betovergrootvader heette Edward Dujardin, de illustrator van Hendrik Conscience.
    Langs moederszijde was er overgrootvader Hubert Melis, auteur, in de Vlaamse Beweging vooral bekend als de stadssekretaris van Antwerpen die in de Eerste Wereldoorlog een rol speelde in het aktivisme.
    ''Het zat dus in mijn bloed, maar het is er vrij laat uitgekomen", vertelt Job Deckers, die al kon lezen voor hij naar school ging. Na de humaniora trok hij voor een halfjaar naar Amerika, speelde daar manusje-van-alles, werkte nadien als agent van een Nederlands elektronikabedrijf in Frankrijk en Zwitserland.

    ''Ik was veel weg, altijd in een ander milieu. Tot ik er genoeg van kreeg en eindelijk ging doen wat ik graag wilde. Ik werd handelaar in oude boeken. Ik heb altijd van boeken gehouden en mij tussendoor een serieuze eigen verzameling opgebouwd. Vooral van kunstgeschiedenis en andere historie. Geschiedenis is een van mijn liefhebberijen. Ik speel dus mee in een groep die de plaatselijke geschiedenis uitspit." Job Deckers vestigde zich in een pand(je) tussen de grote ''meesterswoningen" aan een zijstraat van de Grote Markt. ''In Lier, uiteraard. Ik was verliefd op Lier en ik ben dat gebleven. He stad heeft atmosfeer, karakter, traditie. Dat telt mee in ons vak."

    De naam van de winkel lag dan ook voor de hand: Schoon Lier. Naar de titel van een Timmermans-lofzang. ''Vijf jaar heeft het geduurd eer ik stevig gevestigd was. Toen kon ik op een mooie dag een goeie biblioteek aankopen. Dat was mijn definitieve start. Het duurde dus een tijdje, misschien omdat ik streng selekteer. Ik wil niet alles verkopen. Ik moet er achter kunnen staan. Dus heb ik mij op de eerste plaats gericht op Vlaamse schrijvers. Met de klemtoon op de generatie vóór de mijne. Dat wil niet zeggen, dat de Vlaamse auteurs over het algemeen het best verkopen in het zogenaamde tweede circuit. Er zijn toppers en laagvliegers bij. Maar een mens moet plezier hebben in zijn werk. Mijn ondervinding zegt mij wel, dat de belangstelling voor de letterkunde uit Vlaanderen in mijn branche gestegen is. Ik denk wel eens dat de groeiende Vlaamse autonomie en het daarmee gepaard gaande Vlaamse bewustzijn daar iets mee te maken hebben."

    Geldt dat ook voor tweedehandsboeken over de Vlaamse Beweging?
    ''Vreemd genoeg konstateren mijn kollega's en ik sinds twee of drie jaar een dalende belangstelling voor dit genre. Dat staat dus in tegenstelling tot wat ik zeg over onze autonomie. Het onderwerp ''Vlaamse kollaboratie" kende wel een opflakkerende interesse. Dat heeft vooral te maken met de tv-uitzendingen. Die stimuleren de weetgierigheid over het onderwerp. Ondertussen is de markt op dit gebied wel verzadigd, denk ik."

    Strips en SF
    Is het waar dat de interesse voor beeldverhalen afgenomen is?
    ''In elk geval kennen de albums bij de uitgevers een terugval. Als ik mij niet bedrieg, verschijnen er thans tot dertig procent minder nieuwe of herdrukte titels dan enkele jaren geleden. 't Is waar dat het genre in de beginjaren tachtig een wildgroei heeft meegemaakt. Nu haakt menig oververzadigde verzamelaar af. Alleen de vraag naar oude titels is fel gestegen, titels dan van auteurs als Willy van der Steen, Hergé, Marc Sleen en Pom. Een stripauteur wiens aandelen stijgen, is Bob de Moor, de medewerker van Hergé, die na de dood van de Meester meer in de kijker is gekomen.
    Prijzen? Ik ga ze u niet noemen, ik zou ze alleen maar de hoogte injagen! In elk geval liggen de prijzen van antikwarische strips veel te hoog, in vergelijking met bepaalde belangrijke genres als bv. de boeken uit de 17de en 18de eeuw. Hetzelfde geldt voor boeken over Art Deco en antiek. Zij worden overgewaardeerd. Wacht maar, straks is de markt uitgeput en zal ze instorten."

    Ik zie in de rekken nogal wat Science Fiction. Blijft dat genre standhouden?
    ''Nee, niet goed. SF-boeken kennen in het antikwariaat een inzinking. Tien jaar geleden moest je daar kasten vol van hebben. Nu niet meer. Misschien is de SF achterhaald door de werkelijkheid. Over het algemeen merk ik een verschuiving naar de non-fiction, terwijl de parapsychologie veld verliest ten voordele van de filozofie. De mensen willen beter geïnformeerd zijn. Ook de jeugd.
    Ik constateer dat de jonge bezoekers van nu meer kennis van boeken hebben dan die van tien jaar geleden, echt waar. Ze zijn meer allround geïnteresseerd, ze weten waarvoor ze naar de winkel komen."

    En uw eigen hobby, de geschiedenis en de heemkunde?
    ''Boeken over plaatselijke geschiedenis, over volks- en heemkunde, blijven het goed doen in het antikwariaat. Meestal verschijnen zij op kleine oplagen, voor een beperkte gewestelijke kring, maar na een vijftal jaar duiken ze in het antikwariaat op. Liefhebbers zijn meestal mensen van boven de veertig. Tot hun grote zoek-objekten behoren, in de Kempen maar ook in menig andere streek, alle geschriften van Jozef Weyns, de eerste konservator en vormgever van ''Bokrijk". In de Kempen is zijn streekgenoot René Lambrechts van Heist-op-den-Berg een veelgevraagde auteur, vooral met zijn Bezem en Kruis''.

    Schatten op zolder

    Job Deckers filozofeert graag over zijn beroep. ''Als je hier dagenlang zit, heb je tijd om over de dingen na te denken". Hij zingt de lof van boeken waarin vorm en inhoud goed samengaan, en van auteurs als Stijn Streuvels die een erepunt maakten van een goede technische vormgeving hunner geestesprodukten. ''Ik droom van een Streuvels Genootschap", voegt hij er aan toe. ''Wat een groot auteur is dat geweest en gebleven! Maar het publiek kent hem nog zo weinig." Tegen mensen die boeken kopen bij wijze van belegging heeft Deckers ''eigenlijk" iets. ''Boeken moet je kopen omdat je ervan houdt. Boeken, daar moet je kunnen tegen spreken."

    Hoe geraakt u aan de voorraad voor ''Schoon Lier" ?
    ''Wel, antikwaren hebben allemaal zo hun geheimpjes die zij niet gemakkelijk verklappen. Daarbuiten bezoek ik openbare verkopingen en veilingen. En ik vind heel wat bij partikulieren. Af en toe plaats ik advertenties in huis-aan-huisbladen, terwijl de volksmond evenzeer een belangrijk propagandist voor mij is. De meeste mensen die boeken kwijt willen, bellen mij op en als het de moeite waard is, ga ik hun kast inspekteren. Meestal gebeurt dat in de jaarlijkse schoonmaakperiode, na sterfgevallen of kort voor de vakanties als men geld nodig heeft... Er bestaat ook een vorm van ongeorganizeerde samenwerking onder antikwaars.

    Wij kennen elkaars belangstellingspunten en specialiteiten. Wij wisselen uit. Bij voorbeeld op gebied van plaatselijke geschiedenis. In Lier heeft het niet veel zin dat ik boeken over de historie van Hasselt of Sint-Truiden aanbied. Die verwissel ik dan bij kollega's voor publikaties over onze stad en omgeving Opmerkelijk is hoe bepaalde boeken of boekensoorten op een bepaald moment als het ware uit het niets opduiken en door het publiek gevraagd worden, nadat ze jarenlang in 't vagevuur hebben verbleven. Het gebeurt dat boeken het in de gewone winkels helemaal niet doen en dat de uitgever ze dan maar in armoede naar de ramsj voert, als hij ze niet wil vernietigen, waarna ze voor een aantal jaren een verborgen leven leiden en tenslotte, niemand weet goed hoe en waarom, in het antikwariaat suksesnummers worden."

    Bestaan de Schatten op Zolder echt?
    ''Jazeker. Elke handelaar kan u daar voorbeelden van geven. Als hij wil... Een van mijn betere vondsten heb ik gedaan op de kapotte, doorregende zolder van een oude brouwerij. ''Pak al die rommel maar mee!" zei men mij. En dat deed ik: een massa oude tijdschriften en boeken, maar ook een zeldzame Hergé-kalender uit 1940, prenten en... landbouwalaam van weleer. Eens heb ik 18de-eeuwse plannen ontdekt van de bezittingen van de abdij van Nazaret, bij Lier: vier handgekleurde kaarten, die ik voor een zacht prijsje kon overlaten aan het Rijksarchief."

    Spelen illustraties een grote rol in uw branche?
    ''Inderdaad, heel wat boeken worden gekocht vanwege de illustraties die er in staan. Anton Pieck scoort zeer hoog, ook Willy van der Steen en de zgn. Grote Vijf, de grafici Frans Masereel, de gebroeders Cantré, Henri van Straaten en Joris Minne. Bij de prentenverzamelaars behoren die namen evenzeer tot de meest gevraagden in de oude-boeken winkels. Voeg daar nog Dirk Baksteen bij, Jacob Smits, Jos Speybrouck, Alfred Ost, Frans van Immerseel, om Felix Timmermans natuurlijk niet te vergeten. Frans Masereel heeft een inzinking gekend, maar keert nu terug."

    En de ingebonden jaargangen van wat vroeger ''illustraties" heette, de eerste grote geïllustreerde weekbladen?
    ''Vooral de tussenoorlogse weekbladen Ons Volk Ontwaakt, De Stad Antwerpen en Ons Land blijken in de antikwariaten gevraagd te worden, wegens de auteurs die erin schreven en wegens de oude foto's en vergane stadsgezichten, plus... de relazen van oude proceszaken. Jammer genoeg is de bron de jongste tijd vrijwel opgedroogd. Er worden ons nog maar weinig jaargangen aangeboden."

    Uitdraai

    Bezoekers van antikwariaten hebben vaak een lijstje bij zich: hun persoonlijke kataloog. Dankzij de huiscomputer kunnen zij nu hun ''boekhouding" gemakkelijker bijwerken en kontroleren. Sommigen bezorgen gewoon ''een uitdraai", zoals dat tegenwoordig heet, aan de verschillende Heiligdommen van het Gedrukte Woord die zij geregeld bezoeken. Zo kent Job Deckers lijsten van een kollektioneur die gewoon alles van en over Hendrik Conscience zoekt, een verzamelaar die zonder verpinken ''de Vlaamse Literatuur" opspoort, anderen die ''alle drukken" van De Witte en van Pallieter wensen te bezitten.
    Bepaalde liefhebbers snorren alleen gesigneerde eerste drukken van hedendaagse auteurs op, of specializeren zich in gehandtekende Van Wilderodes, met als uitschieter zijn debuutbundel De Moerbeitoppen ruischten...

    Van Wilderode is waarschijnlijk een der meest verzamelde levende Vlaamse auteurs. Andere bestsellers in het antikwariaat zijn ''de Hansjes", de kinderverhalen en romans van Abraham Hans, evenals de vroegere ''Vlaamse Filmpjes". En Felix Timmermans?
    ''Op alle gebied heerst de Fee over een aparte wereld, zowel bij de literatuurliefhebbers als bij de verzamelaars van eerste drukken en de kollektioneurs van prenten en boekillustraties. Er zijn heel wat mensen die zich alleen voor hem interesseren, zonder naar andere auteurs en tekenaars om te kijken. Opmerkelijk is wel, dat hij, die destijds in Nederland werd gelanceerd en ginder een ongekende bijval heeft genoten, nu voor een groot deel uit de aandacht van Holland is verdwenen. Zijn liefhebbers zitten nu vooral in Noord-Brahant en natuurlijk in Vlaanderen. Bekend is het verhaal dat Hollanders in Antwerpen en in Lier hun Timmermansboeken komen ruilen voor boeken van Louis-Panl Boon, die ginder nu een cult-figuur is geworden maar ook in het Zuiden steeds meer de gunst van verzamelaars geniet. Een der meest gezochte Timmermans-edities is natuurlijk de eerste druk van Pallieter waar een speciaal inlegvel bij hoort."

    Het tweede boekencircuit in Vlaanderen is mooi gegroeid. Kunnen de antikwariaten naar aantal en kwaliteit de vergelijking met Nederland doorstaan?
    ''Moeilijk te zeggen. Voor zover ik het kan zien, hebben de Nederlanders in onze branche uiteraard meer traditie en zijn ze meer gespecialiseerd. Zij hebben al lang ontdekt dat hier nog een en ander te vinden was en proberen onze markt af te romen. De gewone boekenspeurders hebben op hun beurt de weg geleerd. Antwerpen kennen zij natuurlijk al lang. Nederlandse amateurs komen bij ons vaak zoeken naar nostalgie: oude kinderboeken van schrijvers als Joh. C. Kievit, de vader van Dik Trom, Chr. van Abcoude, de auteur van Pietje Bell. Bepaalde pocket-reeksen uit de jaren vijftig behoren eveneens tot de heimwee-verzamelingen. Zij zijn bovendien goedkoper dan de grotere uitgaven en dat past in de Nederlandse portemonnee. Bezoekers uit het Noorden spenderen meer geld voor hun hobby dan de Vlamingen, maar dan wel onder het motto: ''Meer boeken voor hetzelfde geld".
    Vlamingen kijken meer uit naar mooi uitgegeven en gebonden boeken. Krijgen zij de keuze tussen een gebonden en een ingenaaide editie, dan kiezen zij gemakkelijk de eerste. Zelfs als de prijs twee keer zo hoog ligt. Zo zijn wij nu eenmaal. A propos, hebt u al de bibliofiele editie gezien die ik te samen met mijn Antwerpse kollega M.L. Vanherck heb uitgegeven? "

    Job Deckers wekt mijn diepste begeerten op door mij het vollinnen doosje met goudstempel te laten zien waarin, als in een schrijn, een onooglijk roos boekje te blozen ligt: Door de Dagen van Polleke van Mher. Dat is de fotografische nadruk van een uiterst zeldzaam en veel gezocht dokument. 
    Polleke van Mher was niemand anders dan Felix Timmermans die onder dat pseudoniem in 1907 zijn eerste verzen in de trant van Omer Karel de Laey heeft gebundeld.
    ''Honderdvijftig eksemplaren hebben wij daar laten van drukken. Het was de eerste publikatie van onze gelegenheidsuitgeverij. Nu denken wij aan een boekje met onuitgegeven werk van Boon. Het moet in het najaar verschijnen, op honderd eksemplarcn. Hoe de naam van onze uitgaven luidt?
    Festina Lente. Een goede leuze voor boekenliefhebbers: Haast u langzaam. En er zit iets in van feest en van lente."

    *******

    02-03-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-02-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Foto's van Oude Lier 1

    mmm mmmmm mmm mmmm mmmm mmm mmmm mmm mmmm mmm  mmm mmm mmm mmm mmm mmmmmm mmmm mmmmm mmmmm mmm mmm mmm

    23-02-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-02-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt

    De Pastoor uit den Bloeyenden Wijgaerdt

    Felix Timmermans werd in 1886 te Lier, ten zuid-oosten van Antwerpen, geboren. Daar heeft hij ook zijn gehele leven gewoond. Hij was het dertiende kind van een kanthandelaar. Verschillende omstandigheden uit zijn gelukkige kinderjaren zijn later wellicht van invloed geweest op zijn artistieke ontwikkeling. Zo had zijn vader de gewoonte zijn kinderen, nadat ze te bed gegaan waren, een verhaal te vertellen, meestal over Jezus en de heiligen; de plaats van handeling was steeds het Vlaamse land. In dit verband kan Het Kindeken Jezus in Vlaanderen genoemd worden. Ook speelde de vader dikwijls poppenkast, wat door de kinderen in toneelspel werd nagebootst. Hierbij kunnen we denken aan de toneelbewerking die Timmermans van verscheidene zijner boeken gegeven heeft. En ten slotte is te vermelden, dat Timmermans van kind af graag getekend heeft: een jeugdliefde die hem steeds is bijgebleven en waardoor hij zelf zijn boeken kon illustreren.

    Op zijn zestiende jaar heeft hij voor 't eerst echt "geschreven"; daar hij nog geen maat wist te houden, werd het een drama in bombastische taal. De lectuur van Stijn Streuvels maakte diepe indruk op hem en deed hem toen ook geleidelijk zijn eigen wijze-van-zeggen vinden.
    Toen een vriend Timmermans' belangstelling had gewekt voor astrologie ,spiritisme e.d., brak er voor hem een moeilijke tijd van zoeken en denken aan. Op ongeveer twintigjarige leeftijd trachtte hij zijn gemoedsrust te hervinden in een klooster, waar hij het echter wegens de strenge, sobere levenswijze niet lang uithield. Ernstig ziek moest hij te Lier in het ziekenhuis worden opgenomen. Deze ziekte en een gevaarlijke operatie waren nodig om in hem de wil tot leven en de drang om het leven te genieten, te doen ontwaken. Zijn bekendste boek, Pallieter, dankt hieraan zijn ontstaan.

    Vervolgens kwam de oorlog van 1914 – '18 over Vlaanderen. Timmermans vluchtte naar het neutrale Nederland. Na zijn terugkeer in het stukgeschoten Lier moest hij de lange oorlogs-avonden in de huiselijke kring bij de kachel doorbrengen. Toen ontstond uit jeugdherinneringen Het Kindeken Jezus in Vlaanderen.
    Hij was inmiddels getrouwd en voorzag, evenals zijn vader, als kanthandelaar in zijn levensonderhoud. Daartoe was er in zijn huis een atelier voor kantwerksters ingericht. Bovendien kwam er altijd veel bezoek. Om rustig te kunnen werken huurde hij op het Begijnhof een oud huisje, waar hij naar hartenlust kon schrijven en schilderen.
    Pallieter begon tijdens de eerste Wereldoorlog zijn zegetocht in verscheidene talen. Timmermans zag hierin aanleiding tot het houden van voordrachten uit eigen werk. Dat heeft hij daarna geregeld gedaan. Wel zeventig spreekbeurten vervulde hij in een seizoen. Hij trad op — dikwijls ook voor de radio — in België. Nederland en de Duitse Rijnsteden. Hij bleef dan wel enige weken van huis.
    En wanneer bij zijn thuiskomst de kinderen laat naar bed gingen, omdat Pa zoveel te vertellen had, dan schreef hij de volgende morgen een briefje aan het schoolhoofd, met de mededeling dat ze de lessen moesten verzuimen wegens familie-aangelegenheden. Dat was ten slotte ook zo!
    Van strenge discipline bij de opvoeding hield Timmermans niet.

    In de loop der jaren had hij, bij zijn andere werkzaamheden, ook het penseel niet laten rusten. In mei 1910 werd er in Nederland zelfs een tentoonstelling van zijn schilderijen gehouden. Hij was zelf bij de opening aanwezig en daar, in Nederland, overviel hem de tweede Wereldoorlog. Hij reisde zo snel mogelijk terug naar Lier en vluchtte vandaar verder met zijn gezin. Toen de familie een paar weken later terugkeerde, bleek er in Lier, in tegenstelling met 1914, niets ernstigs gebeurd te zijn. Timmermans kon toen eindelijk van de emoties bekomen en doorgaan met zijn letterkundige arbeid. Tijdens de nu volgende bezettingsjaren had hij veel last van zijn steeds verergerende hartkwaal. Ten slotte bestond de enige beweging die hem door zijn dokter toegestaan was, in het doen van een paar passen van zijn bed naar het raam. Mopperen deed hij echter nooit en steeds koesterde hij goede hoop op herstel. Zijn geest bleef zeer actief en hij maakte plannen voor nieuw werk. Inderdaad begon hij aan een biografie van de laatmiddel-eeuwse Vlaamse schilder Jan van Eyck. Voordat hij dit werk echter kon voltooien, stierf hij, in 1947, kort na een hevige hartaanval.

    Werk
    Schemeringen van den Dood, een bundel novellen (korte prozaverhalen), is ontstaan in 1910, in Timmermans' moeilijke tijd van zoeken naar de zin van het Leven. "Maar", heeft hij zelf eens gezegd, "de wereld bleef voor mij vol vraagtekens. Dat was de schemering van den Dood. Alles was somber voor mij en vol zwarte mysteriën. In dien tijd had ik dan ook lang haar en een baard! " Na zijn ziekte was het hem duidelijk, ''dat men God niet leert kennen uit boeken, maar uit de natuur". Toen schreef hij, in de jaren voor de eerste Wereldoorlog, Pallieter. Nog vóór 1914 verscheen het bij gedeelten in het bekende Nederlandse tijdschrift De Nieuwe Gids.
    In boekvorm werd het pas in 1916 gepubliceerd.
    Zelf noemde hij het ''een dagboek van de Natuur", die er gedurende een jaar, van mei tot mei, met grote liefde en bewondering in beschreven wordt. Pallieter is niet een bepaalde persoon, hij is de verpersoonlijking van het verlangen om Gods natuur te bewonderen. Ongetwijfeld heeft Timmermans daarbij aan zich zelf gedacht.

    Het Kindeken Jezus in Vlaanderen (1918) laat het Evangelieverhaal plaats vinden in Vlaanderen. De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt (1923) behandelt het zielsconflict van een niet-katholieke jongeman die om een katholiek meisje haar geloof wil aanvaarden: hij kan dat echter niet met zijn geweten overeenbrengen.
    Het Keerseken in de Lanteern (1924) is een bundel geestige verhaaltjes uit Timmermans' geboorte- en woonplaats Lier. Zoals hierboven reeds werd opgemerkt, heeft Timmermans van kind af steeds met enthousiasme getekend en geschilderd.
    In het boek van zijn dochter Lia, Mijn Vader, waarin hij met warme bewondering beschreven wordt, lezen we dat hij eens op zijn twaalfde jaar met een bode naar Antwerpen meereed, om er het museum te bezoeken. Rubens maakte toen al diepe indruk op hem, maar vooral Breughel met zijn Bijbelse taferelen in het Vlaamse landschap, zoals zijn vader ze ook altijd in de bedvertellingen had beschreven, ging hem sindsdien niet meer uit de geest.
    Later bezocht hij het Antwerpse museum nog talloze malen. Hij beschreef ook het leven van de bewonderde schilder in Pieter Breughel (1928), in romanvorm: het is dus een zg. vie-romancêe. Onder de titel staat: ''Zo heb ik u uit uwe werken geroken".

    Timmermans hield niet alleen van de natuur, van kinderen en van muziek, hij was ook een dierenvriend. Vandaar zijn verering voor Sint Franciscus en zijn verlangen naar Italië, waar deze heilige leefde. Hij bezocht dat land en schreef erover in Naar waar de appelsienen groeien (1926). Later gaf hij in De harp van Sint Franciscus (1931) een levensbeschrijving van de heilige. Op deze wijze danken veel van zijn boeken hun ontstaan aan een gebeurtenis in zijn leven en zijn veel van zijn figuren geïnspireerd door mensen die werkelijk bestaan hebben.

    Boerenpsalm (1935) bevat een realistische schildering van het harde leven van de Vlaamse boer en is in dat opzicht de ietwat sombere tegenhanger van Pallieter, waarin het aards bestaan veel weg heeft van het leven in Luilekkerland. Boerenpsalm is daardoor heel goed te vergelijken met De Oogst van Stijn Streuvels. Ik zag Cecilia komen (1938) is een roerende geschiedenis, waarin de gelieven door de dood gescheiden worden, zodat ook slechts door de dood hereniging mogelijk is.
    Adriaan Brouwer (1948) is een nagelaten roman over het veelbewogen leven van deze losbandige artiest, die reeds op tweeëndertigjarige leeftijd stierf, maar in die tijd dan ook zes levens geleefd had: het boek is in de ik-vorm geschreven: ''Nu lig ik hier in het gasthuis, neergeslagen op het strooi van den arme."

    In zijn laatste levensjaren heeft Timmermans een beperkt aantal gedichten geschreven. Ze zijn bijeengebracht in het postuum verschenen bundeltje Adagio (als term in de muziekbeoefening betekent dit woord kalm, langzaam) (1947). Uit vrijwel ieder gedicht spreekt de overtuiging dat alle stoffelijke schoonheid vergankelijk is en op vrijwel iedere bladzijde blijkt 's dichters stervensbereidheid. Het motto op de titelpagina luidt:

    Ik ben een snaar op Uwe harp,
    en wacht naar 't roeren van Uw vingren,
    om ook mijn klank doorheen 't gerank
    van Uwe symphonie te slingren.

    Met Adagio heeft Timmermans bewezen een waarlijk groot kunstenaar te zijn.
    In samenwerking met de Nederlandse toneelregisseur Eduard Veterman
    heeft hij Driekoningentryptiek (1923) bewerkt tot het toneelstuk En waar de ster bleef stille staan (1925), en De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt tot Leontientje (1926), zoals de vrouwelijke hoofdpersoon in het boek heet.

    Literaire Beschouwing
    Timmermans is een geestig en vlot schrijver, met een geheel eigen visie en plastiek, d.w.z. dat hij zijn eigen kijk op de dingen heeft en dat hij ze ons door de beeldende kracht van zijn taal duidelijk en op originele wijze voor ogen weet te stellen. Hij verstaat de kunst het Vlaamse boerenleven mals en sappig te beschrijven. Of dat boerenleven ook inderdaad zo ''plezant" en overdadig is? Op de volgende bladzijde wordt deze vraag beantwoord. In dit verband denken we natuurlijk in de eerste plaats aan Pallieter. De bruisende levenslust van Pallieter en de materiële overdaad die hier de lezer voor ogen gesteld wordt, bezorgden het boek een geweldige populariteit, ook in Noord-Nederland: juist na de geestelijke gedruktheid en betrekkelijke armoede tijdens de eerste Wereldoorlog vond het een gretig publiek. Timmermans droeg zelf voor uit zijn boek en hield er lezingen over, die zich steeds en overal in een grote toeloop mochten verheugen. Ook in Uit mijn Rommelkas (1922) vertelt hij over zijn eigen werk, o.a. over het ontstaan van Pallieter.

    Dit grote succes hield echter een groot gevaar voor Timmermans in. Het deed hem vrijwel steeds op dezelfde weg voortgaan, waarbij hij het effect zocht in de overdrijving. Zo is veel van zijn later werk wel aardig realistisch geschreven, maar in het algemeen blijft Timmermans aan de oppervlakte. En wat zijn realisme betreft: hij doet ons soms denken aan een kleine jongen, die een overmoedig plezier heeft in het gebruik van platte woorden en erop speculeert, dat zijn vriendjes hem daarom zullen bewonderen. In De harp van Sint Franciscus is dit uiteraard niet het geval. Timmermans is stellig de mindere van Gezelle, of om een prozaschrijver te noemen: van Streuvels. Doch laten we ook nog het een en ander in zijn voordeel zeggen. Ontroerende hoogtepunten biedt zijn oeuvre eveneens. Daar is dan allereerst Het Kindeken Jezus in Vlaanderen, doordrenkt van middeleeuws-naïeve vroomheid. Ook De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt is een gunstige uitzondering te midden van de overvloed van melk, kaas, ham, spek en bier: het is grotendeels psychologische ontleding. De harp van Sint Franciscus kan eveneens in dit verband genoemd worden. Boerenpsalm benadert de werkelijkheid heel dicht. Men heeft wel gezegd, dat Pallieter de exportboer is, die in Vlaanderen zelf niet voorkomt, maar dat we in Boerenpsalm het échte, harde boerenbestaan beschreven vinden.
    Het gedichtenbundeltje Adagio, waarover aan het eind van het vorige hoofdstuk al gesproken is, klinkt als een waardig en godvruchtig slotakkoord van Timmermans' leven en werk.
    Het werk van Timmermans is over het algemeen van betekenis, doordat het tegengesteld is aan het pessimisme in de literatuur, dat we zouden kunnen beschouwen als een erfenis van de oorlog van 1914 - '18. Daartegenover spreidt hij een ongekende levensblijheid en sterk levensgenot ten toon. Hij voelt echter ook achter al het geschapene het goddelijk geheim. Hij heeft ernaar gestreefd een vroom, goed en oprecht mens te zijn. Nooit sprak hij over eigen moeilijkheden, wel kon hij geduldig luisteren naar de klachten van anderen, zodat velen hem hun genegenheid en hun vertrouwen schonken.

    De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
    Over het Vlaamse land nadert de lente. De dorpspastoor schrijft een brief aan zijn broer en diens dochter, zijn nichtje Leontientje, waarin hij hen voor een bezoek uitnodigt. Bij die gelegenheid zullen ze proeven van een nieuwe wijn die hij in zijn kelder heeft.
    Het is nu de zaterdag voor Pasen, de vasten eindigt en de pastoor brengt weer een bezoek aan zijn wijnkelder. Dat is voor hem een verheven bezigheid. Zijn pastorie heeft hij gedoopt "Den Bloeyenden Wijngaerdt des Heeren".
    Wanneer Leontientje met haar vader bij Heeroom aan tafel zit, is ze onrustig en vol angst blikt ze naar haar vader. Ook hem schijnt iets te hinderen, hij luistert slechts met een half oor naar 's pastoors loftuitingen op zijn wijnen en plots knettert het eruit: ''Ja, ja Broeder Benedikt, 't is allemaal goede wijn, de beste die er op de wereld bestaat! " en met zijn duim minachtend naar zijn dochter wijzend, ''maar dat is andere wijn! Ik zal 't u maar zeggen! 't Moet er uit. 'k Kan het niet meer kroppen! Ons huis staat overhoop! Weet ge wat ze doet? Ziet ze daar zitten met haar Lievevrouwengezicht! Zoudt ge ze de Heilige Communie niet geven alle uren van den dag?
    Ewel! Ze vrijt met een Geus!" En als bewijs leest de woedende Gommaer aan zijn broer een liefdesbrief van Leontientje voor, die hij onderschept heeft. Zijn conclusie is: nooit ofte nimmer zal die jongeman met zijn dochter trouwen. De pastoor sust zijn broer en stelt Leontientje wat op haar gemak. Op voorstel van Heeroom wordt besloten, dat ze nog een paar dagen in de pastorie zal blijven logeren, en Leontientje krijgt vertrouwen in de pastoor.

    Er gaan acht dagen voorbij, voordat de pastoor de moed heeft met zijn nichtje over het tere onderwerp te spreken. Dan blijkt, dat Isidoor. de jongeman in kwestie, verschillende geloofspunten van de R. - K. Kerk niet kan aanvaarden, hoe hij er ook zijn best voor doet en erop studeert. De pastoor vraagt Isidoor dan naar ''Den Bloeyenden Wijngaerdt des Heeren" te komen: hij zal ervoor zorgen, dat Isidoor gelovig wordt en Leontientje zal met hem trouwen. Isidoor komt. De gevoelvolle ontboezeming van de pastoor over het geloof maakt zeker indruk op hem. ''doch de dogma's ...... die kan ik niet slikken", zegt hij. Volgens de pastoor is er maar één middel: blindelings geloven. Isidoor vindt dat juist zo mensonwaardig, hij zou het wel willen, maar zijn verstand houdt hem tegen.
    Om Leontientje doet het de pastoor veel verdriet, dat hij Isidoor niet heeft kunnen overtuigen, vooral omdat zijn nichtje blijk geeft, dat ze het tegendeel heeft verwacht. De volgende dag verklaart Isidoor, dat hij zijn hart omgeschud heeft, maar er niets in heeft kunnen vinden, dat met het geloof van de pastoor en Leontientje overeenstemt en hem dat zou kunnen doen aanvaarden; hij wil Leontientje ook niet bedriegen door te zeggen, dat het wel zo is en hij zal vertrekken. Leontientje wil hij niet meer zien en de pastoor bewondert de sterkte die hij zo toont te bezitten.

    Leontientje besluit nu voor Isidoors ziel te werken. Ze gaat in de kapel van Onze Lieve Vrouw der Vijf Wondekens van Jezus, die op de heuvel gebouwd is, een negendaags gebed houden, een noveen, eindigend met de woorden: ''Laat Isidoor gelovig worden!" De oude reumatische kosteres, Mieke Zand, woont in een huisje dat tegen de kapel aangebouwd is en er binnendoor verbinding mee heeft. Als de noveen uit is, tracht Mieke Leontientje te troosten en ten slotte komen ze overeen, dat Leontientje Isidoor zal schrijven en dat hij zijn antwoord naar de kapel der Vijf Wondekens zal sturen. Enige dagen later is de pastoor, die zich zeer bezorgd maakte, omdat zijn nichtje er zo slecht uitzag, verrast door haar opgewektheid. Leontientje heeft antwoord van Isidoor gekregen en zijn brief heeft ze in haar bloeze gestoken. Maar een puntje ervan steekt naar buiten, de pastoor ziet het en neemt haar het dierbare papier af. Hij leest daarin, dat Isidoor Leontientje nog steeds innig liefheeft en vurig hoopt gelovig te kunnen worden, maar dat hij het nog steeds niet is, ondanks alle moeite.
    's Avonds heeft de pastoor zijn besluit genomen: hij laat zijn nichtje bij zich komen en zegt haar, dat de liefde uit moet zijn, want Isidoor ''is een van die betreurenswaardige schemerzielen, half licht, half donker, en die veranderen minder dan de verstokte ziel van een booswicht of Godloochenaar ...... Wilt ge volstrekt volhouden met hem blijven te beminnen, en wilt ge toekomend jaar, als ge bejaard zijt, met hem trouwen, dan kunt ge. Maar dan verliest ge God, dan maakt ge van uw ziel een nest van den duivel, dat kunt ge, dat staat u vrij, dan is 't voor uw rekening! "

    Leontientje is sprakeloos en goedmoedig geeft de pastoor haar de raad: ''Peins er goed op, kindje." Gedurende een paar dagen is Leontientje erg stil. maar er komt toch iets beslist in haar voorkomen,  '' 't Zal wel overgaan, 't is 't doorslikken van de pil", meent de pastoor. En aan het eind van de vierde dag laat zijn nichtje hem een brief lezen aan ''Mijnheer Isidoor", waarin ze verklaart nooit te zullen trouwen met iemand die niet gelovig is en daarom aan hun verhouding een eind maakt. De pastoor is bijzonder gelukkig om dit besluit en willigt haar verzoek om nog enige dagen in de pastorie te mogen blijven onmiddellijk in. Daarmee beschouwt hij deze onaangename historie als afgedaan.
    Isidoor schrijft twee lange brieven, maar ontvangt geen antwoord. Toch weet hij, dat het luidt: ''Geloof!" Hij kan het echter niet. Leontientje heeft nu in haar eenzaamheid een zware strijd te voeren.
    ''Niemand weet haren strijd en hare zwakte. Ze heeft de kracht van zich sterk te toonen. Ze heeft een ijzerdraad van wil in haar ruggegraat gestoken. Maar als ze alleen is op haar kamer, dan wordt de vracht te zwaar, dan buigt hare kracht onder den druk en klaagt het verdriet zoo triestig. Isidoor, ze kan hem niet vergeten, ze wil hem niet vergeten! Ze wil blijven hopen, en ze stopt hare ooren voor de tergende stem, dat Isidoor nooit geloovig zal worden......

    Het verdriet overweldigt haar soms als een verzengende vlam die ze wil afkoelen met geloof en vroomheid. Dan stort ze zich in de heilige boeken, wil opgeslurpt worden in de aanhoudende begeestering der Heiligen, wil ook een kruis dragen, voelt dat ze een kruis moet dragen, wil er zich in schikken, er zich in verblijden. En zij draagt het kruis heldhaftig ...... Doch een schemeravond met zwaluwen, een bloemblaadje dat valt, is genoeg om het kruis van zich af te werpen, en weer met alle macht naar hem te verlangen. ''Laat hem komen. Heer! Laat hem komen, ik kan niet zonder hem! " Wanneer ter gelegenheid van de jaarlijkse processie van O.L.V. der Vijf Wondekens in de kapel een mis gecelebreerd wordt, beleeft Leontientje weer de verwachting van het wonder, zoals op de laatste dag van de noveen. Als Mieke Zand om het stoelgeld rondgaat en, bij Leontientje gekomen, vraagt hoe het nu met Isidoor is, blijkt dit haar te veel te zijn en valt ze in onmacht.

    Iedere dag gaat Leontientje nu verder achteruit. Ze lijdt geduldig. Ze wil Isidoor niet meer bezitten, ze wil hem slechts redden. Haar oom bewondert haar om dit berustend lijden. Haar vader is radeloos en vraagt zich af, waar de dokters eigenlijk voor dienen. Ten slotte voelt Leontientje, dat de dood niet lang meer op zich zal laten wachten. Ze vraagt haar vader bij haar te blijven, omdat ze bang is hem de volgende zondag niet meer te zullen zien. Ze vraagt ook, of ze Isidoor nog eens mag zien, voor ze sterft. Nu is het de pastoor duidelijk, dat zijn nichtje sterft om Isidoor, nu voelt hij zich schuldig aan haar ziekte en haar dood.
    Van nu af telt Leontientje de uren en wanneer de dorpsklok slaat, bedenkt ze blij, dat ze weer een uur minder op Isidoor hoeft te wachten.
    Haar oom overlaadt zich met zelfverwijt. Hij is altijd vol liefde voor God geweest, maar waar is zijn offer? Hij voelt zich arm en klein en nog schuldiger dan Isidoor.
    Isidoor komt. ''Nu zal ik kunnen sterven", zegt Leontientje, zo kalm, alsof het een eenvoudige mededeling is. Ze neemt zijn hand. Hij is innerlijk verbaasd haar zo rustig te zien, hij had haar woelend en stuiptrekkend in doodsstrijd verwacht. Dit sterven bewondert hij. Ook hij zelf is rustig en zonder handenwringen. Kort voor het stervensogenblik zegt Leontientje tot hem: ''Men moet maar ééns diep geloven, Isidoor, één keer en men gelooft voor altijd ...... zooals men maar ééns diep moet lief hebben en men voor altijd lief heeft." En wanneer het leven weggevloten is, drukt Isidoor haar ogen toe. Die nacht blijft hij aan haar doodssponde en hij voelt Gods aanwezigheid.
    Dit duurt echter slechts tot Leontientje begraven is. Daarna mist hij haar dubbel en is het leeg en eenzaam om hem. Na een dwaaltocht over de heuvels vindt hij de pastoor in zijn tuin. Schitterend staan de sterren aan de hemel. ''Beiden zien naar omhoog; ieders ziele is als een kleine spiegel waarin de sterdoorwriemelde ruimte is weergekaatst, met al haar luister, al haar mystieke werking en al hare onverzettelijke eeuwigheid.

    En plots in de stilte beeft de stem van Isidoor. ''Menheer Pastoor, nu geloof ik dat de moment gekomen is om ......" De pastoor staat recht. Ze bezien elkander. De pastoor bijt op zijn onderste lip, In 't licht der sterren zien z' elkanders oogen.
    En langzaam buigt Isidoor zijn hoofd en valt weenend tegen de borst van menheer Pastoor. De hemelen druppelen in den ouden man zijn hart. Dronken van verrukking en bewondering zingt het dankbaar en lovend van zijne lippen, wijl hij Isidoor omarmd houdt als een verloren geweest kindeken: ''En daarvoor moest zij sterven! Nu begrijp ik het gebaar des Heeren! Ik voele nu zoo helder de eeuwige aanwezigheid van den Wijngaerdt des Heeren, van zijn werking en zijn bloei. Zie hoe 't  gesternte een gouden druivelaar is, die zich door 't heelal slingert. En zoo is elke mensch een druif van den goddelijken Wijngaerde, waarvan God de wijngaardenier is ......

    Gezegend uwen naam, o Heere, voor de nieuwe druif die Gij bestemd hebt voor uwen goddelijken beker! "

    ************

    20-02-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013

    Hieronder een brief die Gommer Lemmens reeds in 2013 heeft geschreven naar het toenmalige schepencollege, om aan te klagen dat het, in de toekomst, verdwijnen van het Timmermans-Opsomerhuis in Lier niet kan.
    Of er ooit een antwoord op gegeven is weet ik niet.

    Ook voor de locatie van de toeristische dienst geeft hij een aantal sugesties.


    Gommer Lemmens
    2500  Lier

    Lier, 11 juni 2013

    Aan het College van Burgemeester en Schepenen te Lier.

    Betreft : Timmermans-Opsomermuseum / Toeristisch bureau

    Geacht College,

    Naar aanleiding van het feit dat het vorige stadsbestuur van oordeel was om het T.O. museum te sluiten en in dit gebouw het Toeristisch Bureau te vestigen heb ik wel een aantal gemotiveerde opmerkingen en voorstellen die mij ingegeven zijn door mijn jarenlange ondervinding als secretaris en nu als lid van de deelraad toerisme(12 jaar) en ook als voormalig bestuurslid van de Federatie van toeristische gidsengroeperingen(FTG). Tijdens een kort onderhoud met de Heer Burgemeester heb ik trouwens deze zaak reeds kenbaar gemaakt.

    Het T.O. museum sluiten staat gelijk met een afbreuk aan het Lierse culturele leven en dit kan of mag niet om volgende redenen :

    Dit museum is opgericht om hulde en bekendheid te geven aan uitsluitend Lierse kunstenaars.

    -
    Kunstsmid Van Boeckel wegnemen uit dit museum staat gelijk met volledig naamverlies van deze wereldbekende figuur er is ook geen andere plaats beschikbaar om dit werk onder te brengen.
    - Kunstschilder Opsomer zou ook verdwijnen. Er is zelfs geen plaats beschikbaar in het andere museum. Graag niet vergeten dat het werk van Opsomer verspreid is in 42 musea over de wereld. Hij moet dus zeker behouden blijven in het T.O. museum.
    -
    Felix Timmermans moet sowieso blijven. Het Wes-onderzoek heeft trouwens ook bewezen dat hij het gezicht van de stad is en blijft. Vele bezoekers komen nog steeds naar Lier om nader kennis te maken met Timmermans. Deze week nog was er een leesgroep met 25 dames uit Limburg.
    - Tijdelijke erfgoedtentoonstellingen vinden hier alleen de nodige ruimte.
    - Het T.O. museum laten verdwijnen staat gelijk met het opschorten van de subsidies.
    - Dit gebouw naast de kleine Nete valt bij de bezoekers ook in de smaak omdat het een huiselijk karakter heeft.
    - Doelgroep voor bezoekers zijn groepen van senioren.
    Om al deze reden moet dit museum behouden blijven met de optie dat het wel iets meer moet geactualiseerd worden en een upgrading noodzakelijk is.

    De inplanting van een toeristisch bureau zou ook een zeer zware financiële inspanning vergen in een tijd van besparingen. Het overbrengen van het toeristisch bureau(TB) naar het Hof van Geetruyen zou geen zaak zijn omdat dit dan volledig buiten het centrum zal liggen. Het is toch evident dat de bereikbaarheid van het TB in het centrum van de stad moet liggen dus op de Grote Markt. Heb trouwens ondervonden dat in Kortrijk het TB ook niet centraal op de markt gelegen is en dat na vraagstelling aan vier personen we uiteindelijk langs een paar zijstraten aan ons doel raakten.
    Spijtige zaak dus.

    In onze stad heeft reeds verscheidene keren de gelegenheid bestaan om het TB ergens anders op de Grote Markt in te planten. Spijtig genoeg heeft het College dit nooit willen uitvoeren waarschijnlijk omdat dit een zeer zware kostenrekening zou meegebracht hebben o.a. aankoop van een huis en de noodzakelijke installatie. Vandaag bestaat er nu wel een dubbele mogelijkheid om het TB op de Grote Markt te behouden en die zich later nooit meer zullen voordoen.

    1. Vermits in de nabije toekomst de stadsdiensten verhuizen naar de Dungelhoefsite komt het Schaeckberd vrij en ook het er naast staande huis de''de rode fles," dit huis is een aparte entiteit en maakt geen deel uit van het Schaeckberd, was vroeger zelfs vredegerecht en voordien koffiebranderij Van Ouytsel. Dit huis is thans ook eigendom van de stad. Het is dus ongelooflijk ideaal gelegen om er een TB te maken. Ook financieel zouden de aanpassingen veel voordeliger uitvallen dan een verhuis naar het hof van Geetruyen en dus zeer aanbevelingswaardig.

    2. Indien niet geopteerd zou worden voor de "rode fles" bestaat er een nog goedkopere mogelijkheid. Vermits het conciërge-appartement onder het stadhuis ook vrijkomt zou het TB dus kunnen blijven waar het nu is. Hier bestaan dus en aantal mogelijkheden voor uitbreiding van de burelen en ontvangstruimte en de nodige aanpassingen die Toerisme Vlaanderen oplegt om in een hogere categorie te vallen en ook de subsidie te krijgen voor deze uitbreiding.
    Interessant is ook dat op de eerste verdieping misschien een of twee burelen kunnen gemaakt worden (is er trouwens reeds) en er aldus een belangrijke en constante controle is op het bezoek in het stadhuis.

    (De enige die nu nog kan blijven lachen is Louis Zimmer, hij kan blijven wonen.
    Voor de andere drie is de toekomst zeer duister en onzeker)

    Het is ook geen probleem dat groepsbezoeken met autocar doorgang krijgen vanuit de Florent van Cauwenbergstraat om de bezoekers op de Grote Markt af te zetten.
    Het toerisme is voor Lier enorm belangrijk voor de Horeca en de Middenstand en toeristen kunnen in dit verband ook alle informatie bekomen op een TB dat zeer centraal gelegen is.
    Op basis van deze argumentatie en motivatie zou het College hierover een grondig onderzoek kunnen uitvoeren met uiteindelijk de meest gunstige en de meest voordeligste oplossing voor een centrale ligging van het TB.

    Met de hoop dat mijn visie mag bijdragen tot een beter inzicht in het probleem wens ik U, geacht College veel succes voor de toekomst.

    Met vriendelijke groeten,
    Gommer Lemmens

    *****

    30-01-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.70 jaar geleden ....

    Bedenkingen !!


    Op 24 januari 2017 zal het 70 jaar geleden zijn dat de Fé is overleden.
    Bij de begrafenis was het toen een berekoude winterdag.
    De Sint-Gummaruskerk zat afgeladen vol met mensen die afscheid namen van hun schrijver, dichter, schilder en stadsgenoot.

    Op 14 november 2014 is Timmermans, eindelijk, als ereburger van de stad Lier gehuldigd. Verleden jaar, 2016, is Lier overspoelt met vieringen en activiteiten die de 100 jarige Pallieter in het middelpunt plaatsten.
    We houden ons hart vast wat er gaat gebeuren in 2018 als men het Timmermans-Opsomerhuis gaat sluiten en te koop stellen.
    Als dank voor alles wat Felix Timmermans heeft gedaan voor zijn "Schoon Lier" gaat men hem voor de tweede keer begraven. Dit is echt kl...

    Bij een begrafenis.

    In Memoriam – Felix Timmermans

    Door R.v. d. Moortel uit De Gentenaar van 29/01/1947
    Gisteren werd Felix Timmermans op plechtige wijze te Lier ten grave gedragen.
    Een onzer medewerkers wijdt aan den grooten Vlaamschen romancier en graaggelezen verteller een «In Memoriam » dat gewis de figuur van den « Fee » nog beter zal beletten.

     *
    * *

    De taal der poëzie is vaak de taal der hoogste werkelijkheid. In zijn laatste levensmaanden heeft ook Felix Timmermans die taal gesproken om ons, in verklaarden eenvoud, mede te deelen wat zijn uiterst gevoelige kunstenaarsziel bleef beroeren. Uit de enkele gedichten, welke we van hem te lezen kregen, blijkt dat onze zoo begaafde prozaïst in wonderbaar-verblijdende verdieping en heldere berusting den zin van het leven heeft weten te doorpeilen en doorvoeden. Hoe kon hij anders schrijven ?

    De kern van alle dingen
    is stil en eindeloos.
    Alleen de dingen zingen.
    Ons lied is kort en broos.

    En donker zingt mijn bloed,
    van heimwee zwaar doorwogen.
    Ik zeil langs regenbogen
    Gods stilte gemoet.

    Hij die in zijn jeugdjaren tastend zijn wegen zocht doorheen het schaduw-sombere gebied van de « Schemeringen van den Dood » evolueerde tot de milde en levenswijze man, die in gerijpte bezinning zijn eigen schoonheidsdroomen overpeinst en op den drempel van de eeuwigheid, met de sublieme simplicitas van zijn kinderlijk gemoed, tot zijn Heer en Meester, het Oorbeeld aller echte Schoonheid, zeggen kan: « Ik ben bereid ». Het nevelig-herfstuur, waarin zijn ziel zich, zonder beeld of woorden, in zaligheid aan Gods wil mocht overgeven, is het blijvend nu van den tot eeuwigheid gestolden tijd geworden.

    Alles wijst er op dat we uit den aangekondigden verzenbundel, die velen « Adagio » zal heeten, een dichter zien te voorschijn treden, welke er velen toe nopen zal hun beeld van den mensch en den kunstenaar Timmermans grondig te herzien. Door de schuld van een vrij oppervlakkig gebleven kritiek is dat beeld te allen tijde zeer eenzijdig geweest; men heeft zich vergaapt aan folkloristische eigenaardigheden en Pallieteriaansche zwelgpartijen, doch men vergat er bij dat er achter de kleurige tafereelen en vermakelijke buitelingen van zijn ongedisciplineerd-oerkrachtige verbeelding, een kunstenaarsvisie schuilging waaraan ook «De zeer Schoone Uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen» — dat eenig pareltje ! — en het lyrisch-getinte, maar gave werk « Ik zag Cecilia komen » ontsproten waren.

    Wanneer men eenmaal de synthese zal wagen van Timmermans' leven en werk, zal daarin ook gewag dienen gemaakt van den stillen en bezonken weemoed, die hem met verzoenen- begrijpenden glimlach deed kijken naar het rustelooze bedrijf der menschen en den wisselenden gang der dingen. Er moet een synthese komen, waarin alles wordt verwerkt tot hoogere eenheid en waarin al de disparate bestanddeelen in de eigen harmonie van een fundamenteel-persoonlijke evenwichtigheid zijn samengebracht.

    Bij dit graf, dat nog maar pas in onze goede Vlaamsche aarde werd gedolven, achten we het niet gepast in te gaan op zeker giftig, onvruchtbaar en onzalig gestook, dat voor onze letterkunde geen enkel nut of voordeel kan bijbrengen, omdat het gesteund is op een spijtige verwarring tusschen essentieel verschillende sferen en belangen — waarmee bovendien enkel wordt geschermd om persoonlijke ambities vrijen teugel te kunnen laten —, doch we kunnen over Tirnmenrnans niet spreken zonder in herinnering te brengen dat hij zoowel buiten als binnen onze grenzen behoort tot de meest gelezen Vlaamsche prozaschrijvers.

    Van iemand, van wie, naar het heet, in zeventien verschillende talen werk over de wereld werd verspreid, mag wel gezegd dat hij de rol speelt van kultureelen gezant bij de andere volkeren. Het is ook het oogenblik niet om de waarde van zijn oeuvre tegen die van andere belangrijke tijdgenooten af te wegen. Het weze voldoende te mogen vaststellen dat Timmermans iemand is geweest die uit innerlijken aandrang tot scheppen werd aangepord; met dit kenmerk van het echte kunstenaarschap moet ieder boek voor hem een vreugde en als het ware een gave zijn geweest. Uit de vele honderden bladzijden, die hij heeft geschreven, is er heel wat dat na weinige jaren zal vergeten geraken, doch daartegenover staat werk dat onvergankelijk blijft.

    Naast zijn volste en meest menschelijke boek, dat « Boerenpsalm » is, staat er nog menig ander, dat hem niet slechts een eigen en onvervreemdbare plaats zal bezorgen in de geschiedenis van onze literatuur, maar dat zal worden tot een levend bezit van de volgende generaties. We zouden zelfs durven beweren dat dit werk, over een afstand van jaren gezien, belangrijker zal worden geacht dan nu het geval is of hier en daar wordt ondersteld.
    Losser van tijd, zal het meer en beter voor zichzelf kunnen spreken ; de toevallige elementen, waaraan men zoo gemakkelijk grooter belang gaat hechten dan redelijk is, zullen naar den achtergrond verdrongen worden en we zullen een juisteren kijk en beter inzicht krijgen betreffende alles wat den grond kunstenaarsvisie aangaat.

    Wanneer weldra zijn nieuw werk « Brouwer » verschijnt, zullen we daar verder op ingaan. Nu konden en wilden we slechts een verren en dankbaren groet brengen aan hem, die doorgaat als een meesterlijk schrijver, en in wien we tevens den nobelen mensch met het groote en goede hart blijven zien.

    *************

    18-01-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Overlijden van de Fé

    Felix Timmermans overleden

    Uit De Tijd, dagblad voor Nederland van 25/01/1947
    De bekende Vlaamsche schrijver Felix Timmermans is in den nacht van Donderdag op Vrijdag op 61-jarigen leeftijd te Lier overleden.

    Timmermans is een van de voortreffelijkste vertellers, die de Vlaamsche letteren hebben voortgebracht. Met 'Pallieter', waarin hij den lof van het leven zong, begon zijn roem, die hem over geheel Europa vertalingen van zijn werk bezorgde. En dat terecht.
    Want deze nu eens primitief uitbundige, dan weer kinderlijk ontroerde, stond met beide voeten op de aarde en bezat tegelijk het vermogen de schoonheid der aarde te doen bloeien onder de immer onvergankelijke schoonheid van den hemel.
    Zijn ''
    Harp van Sint Franciscus" doet hem wel het meest kennen in zijn ongecompliceerde zinnelijkheid, waarin een sterk op de natuur gespitst gevoelsleven resoneert en het blijmoedig geloof, dat aarde en hemel met elkaar verzoent, zij het met veel voorliefde voor de gulle weldaden der aarde. Zijn werk is een en al kleur en atmosfeer. Het boerenleven wordt er oorspronkelijk en dankbaar in verbeeld Het boerenleven vormt ook de stof voor vele zijner roman ; waarin hij figuren schetst als Pieter Breughel, den genialen Vlaamschen schilder in wien Timmermans zich zelf heeft
    gemeend te herkennen. Zijn ''
    Boerenpsalm" geldt als het epos van den landbouwer, het vormt wel het hoogtepunt van zijn werk, dat nimmer van een ingrijpende problematiek was, maar waarvan de eenvoud niet de geringste deugd is gebleken. In de oorlogsjaren publiceerde; Timmermans werk van aanzienlijk minder gehalte. Hij leefde de laatste jaren zeer teruggetrokken in zijn geboorteplaats Lier en eindigde zijn leven wellicht in die somberheid, die tot uiting kwam in zijn eerste werk ''Schemeringen van den dood" dat nog niets van de hartstochtelijke levensaanvaarding van later deed vermoeden. Een vooral in zijn plastisch vermogen verrassend en ongeëvenaard kunstenaar is met hem heengegaan.


    ********

    16-01-2017 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Luisterspel Pallieter 2016

    LUISTERSPEL ‘PALLIETER’

    Om Felix Timmermans op een gepaste wijze te vieren naar aanleiding van het eeuwfeest van ‘Pallieter’, vroeg het Liers Cultuurcentrum aan theatermaker Johan de Paepe om een hedendaagse bewerking van ‘Pallieter’ te maken in de vorm van een luisterspel. Voor het stemmenwerk wordt een beroep gedaan op: Johan de Paepe (verteller Felix Timmermans), Pieter Jan De Paepe (Pallieter), Karin Jacobs (Charlot), Joke Emmers (Marieke), Jelle Cleymans (Fransoo) en Nico Sturm (Graaf).

    Vanaf 28 oktober staat het luisterspel op
    www.pallieterluisterspel.be.

     

    *****

    X

    27-10-2016 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!