Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    15-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In memoriam
                            

    Grafrede.

    GROOTE VRIEND.

                Als kunstschilder en als uw intiemste vriend stond ik zeer dicht bij U. Met een gevoel van diepe vereering, van bewondering en van dankbaarheid, stuur ik U dit laatste ontroerd vaarwel toe, aan u den geboren schilder, den grooten letterkundige die in dit land de vernieuwing hebt gebracht; aan U den edelen mensch, den getrouwen vriend.

                Gij zijt nu heengegaan, goede Felix, naar de haven die uw ziel sedert maanden kende, die gij hebt uitgebeeld in uw laatste gedichten.

    Uw werk is onsterfelijk ; uw naam is vereeuwigd op deze aarde ; uw roem blijft,   zoolang uw vaderstad Lier zal bestaan. Uw gevoelig hart zal voortkloppen in uw rijk geschakeerd, omvangrijk, en eeuwig frissche œuvre.

                Uwe nederigheid en groote goedheid, beste Felix, hebben U niet verlaten toen Gij een wereldfiguur in dit stadje waart geworden. De rijkdom van uw edele ziel was groot genoeg om de weelde van een wereldfaam te kunnen dragen.

     

    Tot in de “ Schemeringen van den Dood “ hebt gij de “ Harp van Sint Franciskus “ bespeeld, dit wil zeggen dat gij als een Christen dichter zijt gestorven. De laatste klanken van uw instrument waren een innig. gebed.

     

    Gij waart voorbereid op de eeuwigheid.

    Vaarwel dan, Groote Vriend, leef voort in ons aller liefdevolle herinnering.

    RUST IN VREDE.

     

    Kunstschilder Oscar VAN ROMPAEY.


    De Goede Fé.

     

    Als een kostbare relikwie bewaar ik een kleurig zelfportret van mijn goeden vriend Felix Timmermans. Het draagt als datum 1911. Als eigenaardigheid kan ik er nog aan toevoegen, dat dit gepastelleerd zelfportret geschilderd is op een zak bruin inpakpapier. Vanaf 1910 dateert onze vriendschap. Gedurende al die jaren, is er nooit een deuk geweest, die maar in het minste die groote vriendschap heeft kunnen verminderen. Zooals toen, is hij immer geweest en gebleven “ de goede Fé “.

    Veel ben .ik hem schuldig. Hij is het geweest die mij inleidde tot de kunst. Door hem heb ik leeren zien wat schilderkunst is. Hoevele schoone uren heb ik niet met hem doorgebracht op zijn studeerkamer : aan de hand van fotos en kleurreproducties maakte hij mij vertrouwd met de kunst der gothieken, met de school van Rubens, en bijzonder met Breughel, waarin hij zich zelf weervond.

    Een ander maal las hij mij voor uit Goethe, Schiller, Kloos en vooral Gezelle. Wat al horizonten ontsluierde hij in dien tijd voor mij.

     

    Bijna iederen dag trokken wij den buiten in, gewoonlijk langs de Nethe, "Het Salon" door den vriend, wijlen Jos Arras, zoo herdoopt, en dat later voor ons het “ Pallieterland “ werd. — Nooit was het voor den Fé toen slecht weer, het mocht water gieten, sneeuwen, hagelen, mist, dat we geen vijf meters ver zagen, niets hield ons tegen, altijd trokken w'er door. Ik herinner mij nog zoo goed : er was eens een onweer op komst, zware donkere wolken laadden zich op, een huilenden wind stoof op ; ik was juist een Bach-fuga aan 't blokken ; ineens stond de Fé achter mij : “ Piano toe, het gaat er op los, we gaan naar 't Salon, daar moeten we bij zijn. — Dat wordt muziek ! “ Dit onweer hebben we boven onze kop laten uitwoeden, niet zonder schrik, maar dat durfden we elkaar niet bekennen. Eenige dagen daarna, las hij de "Walkurenrit " uit Pallieter voor. Het was toen dat hij “ Pallieter “ schreef. Dit was dan ook de oorzaak, dat de Fé zich vertrouwd maakte met de wisselvalligheden van de natuur, die ziel kregen in de heerlijke bladzijden van "Pallieter". Telkens had ik het groot geluk, elk hoofdstuk door hem te hooren voorlezen, op zijn werkkamer, of in het gastvrije huis van onzen fijnzinmgen vriend Reimond Kimpe met daarbij den van geestdrift overloopenden vriend Flor Van Reeth. Hij ook, is steeds den trouwen vriend gebleven van voor “ Schemeringen van de Dood “ tot den laatsten dag.

     

    Wat steeds in mijn herinnering zal blijven voortleven, dat zijn de schoone Goede Vrijdagen. Telkens met Goede Vrijdag, van 's morgens vroeg, waren we, Flor Van Reeth en ik, te Lier bij de Fé. Bijzonder "de herinnering van den schoonen Goeden :Vrijdag van het jaar 1921 ", zooals de opdracht luidt op de eerste bladzijde van “ De Pastoor uit den bloeyenden Wijngaerdt “. Deze dag was werkelijk een dag van inspiratie. 's Morgens onze traditioneele wandeling naar het begijnhof, waar de Fé op de grachtkant eene mooie werkkamer had. Op de witgekalkte muren teekeningen en schilderijen van zijn hand, Nethe-landschappen, het beloofde land, de drie koningen, enz. alsook een Gezellekop, waarvan hij veel hield, en die de oorzaak was, dat ons gesprek over Gezelle liep, en dat hij, met zijn zachte, ietwat matte stem, begon voor te lezen : “ Blijdschap “ “ Hebt Compassie “, “ Klaar bloed en wonden ”. Hoe schoon kon hij Gezelle voorlezen! — Eenvoudig, zonder stemverheffing, stil en traag, bijna droomend, innig. Alles deed mede om die oogenblikken van intens genieten nog te verhoogen : de ruime zonnige kamer, gevloerd met helroode tiggels, oude eiken meubels, het vredige bcgijnhof, Gezelle-gedichten, en dan boven alles de Goede Vrijdag-stemming, met als bekroning het vooruitzicht der Parcifal-opvoering te Antwerpen.

     

         Tegen de gewoonte in, trokken we 's namiddags inplaats van naar 't Pallieterland, de steenweg naar Emblehem op, waar Fé's zuster een rustiek huis bewoonde ; van uit den hof zag men het Nethe-landschap, en in de verte de Nazaretsche bosschen. Het was niet alleen voor dit kleurrijk landschap dat wij daar gingen, maar we wisten, dat er voor de goede vrienden een biertje werd geschonken van jaren flesch. Wij waren nog maar pas gezeten, of er werd voor ieder van ons een kristallen beker gezet, die eerder een kelk geleek. Er werd ingeschonken — daarna hief de Fé den beker voor zijn oogen, en verzocht ons dwars door het bier naar de Nethe te zien. “ Alles wordt er goud door “ sprak de Fé. Lang bleven we daar niet, want we moesten nog naar de Alliersche kapel, eenige stappen van daar. Dit kapelletje staat eenzaam nevens de baan ; er achter een huisje, vast aangebouwd, dat dienst doet voor sakristij en toenmaals bewoond werd door Mieke de kosteres. Een of twee maal per jaar wordt er mis in gelezen ; voor de rest blijft het gesloten. Langs het huisje van Mieke konden we in het kapelletje gaan. Vermits de Fé zeer goed stond met Mieke, dat later " Mieke Zand " werd in “ De Pastoor “, ging dit zeer gemakkelijk, en liet ze ons alleen. Het was daar stil, en alle drie ondergingen we die innig vrome stemming. Alhoewel de liturgie van Goede Vrijdag het orgelspel niet toelaat, vroeg de Fé, om de religieuse atmosfeer nog inniger aan te voelen, eenige maten muziek te maken op het harmonium. Gezien de eenzame ligging, en daar we wisten dat het kapelletje gesloten was, zoodat van buiten niets kon gehoord worden, speelde ik zeer zachte muziek : ik ook voelde dat die muziek hier harmonieerde met de wijdingvolle stemming.

     

    Toen we buiten kwamen, sprak geen van ons drieën een woord, maar ik zag zeer goed, dat de Fé ontroerd was. En voordat we verder gingen was het de Fé die het eerst sprak. Ik hoor nog altijd die woorden in mij klinken. “ Flor, Rene, van deze Goede-Vrijdag-samenkomst moet iets overblijven. Wij moeten alle drie iets maken. “ En die woorden zijn vleesch geworden ; daaruit is ontstaan : de prachtige H. Geestkerk van Flor Van Reeth, mijne “ Franciscusmis “, en van de Fé het wonderschoon, ontroerend boek “ De Pastoor uit den bloeyenden Wijngaerdt “ — De wijnkelder, het oude bier van zijn zuster, is de kelder van den pastoor geworden. — Het kostereske : Mieke Zand. — Het is in het Alliersch kapelletje dat Leontientje kwam bidden voor haar Isidoor.

    Ik heb het zoo dikwijls medegemaakt, hoe eenvoudige zaken hem inspireerden. Zoo is het geweest met zijn “ Ik zag Cecilia komen “. Wij waren samen te Averbode, en wandelden op de "Weefberg". Links de Demervallei, met Zichem en. Scherpenheuvel. Rechts de bosschen van Westerloo. Zooals gewoonlijk, als bij hem de inspiratie kwam, zweeg hij, en dat voelde ik zoo goed aan ; dan wist ik dat zijn geest werkte, en dat hij mij eenige oogenblikken daarna zou zeggen waarover hij dacht. En dat was dan ook zoo. "Als het hier regent, welke druppel gaat er naar den Demer, en welke naar ginder?" hij wees naar Westerloo. Ik vond die woorden toen ietwat raadselachtig. 's Anderendaags sprak hij daar nog over, hij had daar veel over nagedacht ; daar zou iets uit groeien, zegde hij mij toen. En inderdaad, daar is “ iets “ uit gegroeid : ,aan die wandeling en aan die symbolische voorstelling van het levenslot, danken we dit juweel van een boek : “ Ik zag Cecilia komen “.

     

    In den herfst van verleden jaar, hebben we malkaar voor het laatst gezien. Wel wist ik dat hij lijdend was aan een ongeneeslijke ziekte, maar nooit had ik kunnen denken, dat het voor de laatste maal zou geweest zijn dat ik mijn groote en goede vriend de hand drukte.

    Van op het ziekbed, later zijn sterfbed, las hij met zeer zachte stem zijne gedichten voor, waarin men zoo goed voelt dat “ De Schemeringen van den Dood “ zijne zuivere ziel hadden aangeraakt. Voor altijd zal me dit ontroerende oogenblik bijblijven, en dat als een pijnlijk afscheid klonk :

     

    Ik zeil langs regenbogen

    Gods stilte te gemoet.

     

    Renaat Veremans

     

    ( Overgenomen uit Golfslag – Louw en sprokkelmaand 1947 )


    LODE BAEKELMANS

     

    IN MEMORIAM FELIX TIMMERMANS

     

    ( Uit Dietsche Warande en Belfort  -  juni 1947 )

     

    Komen en gaan! Ik heb een briefje bewaard van den zestienjarigen Timmermans, ik heb Pallieter bij zijn verschijnen welkom in Vlaanderen geheeten, zijn lezingen vaak ingeleid en mij verheugd in zijn groeienden bijval.

    En nu wij hem het laatste vaarwel hebben toegesproken, heb ik mijn geweten doorschouwd en blij erkend, dat ik hem nooit als kunstenaar te kort heb gedaan en onze beproefde vriendschap nooit geschonden. In goede en in kwade dagen is onze verhouding eenvoudig en hartelijk gebleven. Timmermans is tot eigen verwondering de meest populaire en gevierde auteur geworden, maar den argeloozen en haast schuwen man is de roem nooit naar het hoofd gestegen. Hij wist wat hij waard was en gunde ook het licht van de zon gaarne aan zijn collega's. Nooit heb ik Timmermans, ook niet wanneer hij leed onder literaire boosaardigheid, een scherp of ontstemd woord over zijn beoordeelaar weten uitspreken.

    Want Timmermans was goed en mild van natuur.

     

    Hier is de basis van zijn verbeelding en van zijn kunst Mensch en kunstenaar zijn, zooals bij de besten van alle tijden, niet te scheiden. Van wat boos is of leelijk zal hij zich afwenden. Van 1916 af, toen « Pallieter » verscheen, heeft hij de lezers hier en in het buitenland, bekoord door zijn menschelijke liefde en den gulden glans van zijn edel en kinderlijk gemoed. Elk boek was als een schoone vrucht, nu eens meer dan iets minder door de zon gekleurd.

     

    Voor jaren bij een viering heb ik gezegd, aan het einde van een toespraak « In den boomgaard van Felix wast er ooft, dat mijn voorkeur heeft en groeit er fruit dat mijn smaak niet wekt. Maar mijn bewondering gaat naar heel den boomgaard, doorzeefd van zon en schaduw, dragend een kroon van groen, bloesem en vruchten. »

    Het is slechts wanneer wij stil in het graf liggen, dat men ons eindelijk beoordeelt naar wat wij naar best vermogen hebben geleverd. En wat Timmermans heeft nagelaten zal voor nog meer dan een geslacht in Noord en Zuid een vreugde zijn. Bij den dood komt verteedering en wordt de waarde herzien, dan pas komt er evenwicht in de waardeering. De populariteit ontstemt niet meer; de buitenlandsche waardeering en vertalingen in zeventien talen wekken morgen wellicht nationalen trots. Het publiek herleest, ontdekt nieuwe uitzichten, de critici van morgen zullen op afstand, van een beter inzicht getuigen. Wat den mensch aanhing wordt vergeten en een nieuwe aureool glanst rond zijn naam. Maar dan is de schrijver dood en begraven.

    Wie in Timmermans den heimatschrijver bij uitstek heeft gezien en hem zijn folkloristischen inslag heeft verweten, zal misschien nog tot de conclusie moeten komen dat het typische, eigenaardige Vlaamsche levensbeeld juist de aantrekkelijkheid bleek te zijn voor het Europeesch publiek dat hij wist te verwerven.

     

    In de reeks werken van Timmermans zullen ons blijven verheugen « Pallieter », « De zeer schoone uren van Juffrouw Symforosa Begijntje », « Boerenpsalm », de korte vertellingen en het tooneelwerk, dat nog steeds de planken houdt.

    Gekluisterd aan zijn ziekbed, niet meer in staat te teekenen of te schrijven, is hij diep in eigen ziel gaan delven. In de stille huiskamer waar zijn bed stond, alleen met vrouw en kinderen is de muze hem genadig geweest. Van de wereld had hij afstand gedaan en zoo vermocht hij die enkele, zeer schoone en doorleefde gedichten te schrijven, die zijn vrienden hebben laten drukken.

    Er hangt een waas van weemoed rond het schoone leven van den kunstenaar die het Vlaamsche leven en de Vlaamsche ziel, naar eigen inzicht, met kleur en liefde voor het leven, heeft kunnen vertolken.

    Ik vergeet nimmer een reis in het hooge Noorden waar ik in elken boekwinkel Timmermans in vertaling aantrof. Zoo verdwijnt met hem de nobele gezant van onze literatuur, die voor het buitenland het wezen van Vlaanderen hielp weergeven, aspecten van ons wezen en de schoonheid van ons landschap beschreef, die voor vreemden en landgenooten onvergetelijk zullen blijven.

    Timmermans, de schoone verteller en gulle mensch, is heengegaan.

    Het is een groot verlies voor Vlaanderen, een groot verlies voor Belgie.


    Persoverzicht

    UITGEKNIPT EN GECOMMENTEERD door Adriaan De Roover.

     

    Vlaanderen herinnert zich nog de nijdassigheid waarmee Toussaint van Boelare in de roemloos gestorven Faun zijn jalousie op Felix Timmermans luchtte. Er bestaat nu eenmaal een te groot verschil tussen de kunstenaar met internationale populariteit en de Brusselse tafelaar met de roem van ongelezen novellist. Schelden en lasteren zijn vrij gemakkelijke manieren om zijn amechtige woede te luchten. Van Boelare heeft zich tot zulke praktijken verlaagd — als van verlaging kan gesproken worden — hierbij wellicht vergetend dat zijn eigenhands proza — zonder schelden of lasteren — met enkele critische lijnen hopeloos kan gedeclasseerd worden.

         Nadat Golfslag en Rommelpot reeds maanden de rol van Toussaint hadden gehekeld, nam ook Albert Westerlinck in Dietsche Warande en Belfort, met het nodige gezag, stelling tegen de “ klein-inquisiteur Ferdinand V. Toussaint van Boelare” , wiens figuur aan “ de somberste dagen van de nazi-bezetting “ herinneren doet.

    Westerlinck sloot zijn betoog met de paranese : “ Indien wij ons land over enkele jaren tot een onbewoonbare Balkan willen om-scheppen, dan moesten wij allen zijn (Toussaint) voorbeeld volgen ”

     

    Inmiddels is Timmermans gestorven. Twee dagen nà zijn dood reed Toussaint Van Boelare nog eens te paard. Schaamteloos velde hij zijn speer in Parool van 26 Januari 1947. (Laat ons niet aan Christus denken die ook doorstoken werd) :

     

    “ Iets uitvoeriger dan thans heb ik geschreven dat de grote faam van Timmermans dagtekent van en is gegroeid met het sociaal-socialisme en nazisme en teniet zal gaan met datzelfde nazisme of sociaal-socialisme. Dat was, is en blijft mijn standpunt. Wat werpt de heer Westerlinck mij tussen de voeten? Hij betoogt in hoofdzaak dat die stommiteit van mij te wijten is aan mijn gebrek aan kennis van data en aan het feit dat ik geen kennis heb genomen van gunstige artikels in het buitenland over die werken van Timmermans verschenen. Laten wij bij de zaak blijven en zeggen, dat de datum waarop een werk van de pers komt, daarom niet de datum is waarop dat werk tot bekendheid komt en de lezers vindt, die er hun gading in zullen vinden. Zeker, van Timmermans is in Duitse vertaling uitgegeven, vooraleer het nazisme aan het bewind kwam. Maar de nationaalsocialistische propaganda heeft het werk van Timmermans, waarin het nazisme zichzelf weerspiegeld zag, in haar methodisch geweld opgenomen. En het zozeer onder de nazistische volkselementen, buiten de grenzen zelfs van het Derde Rijk heeft verspreid, dat Goebbels heeft kunnen uitschreeuwen dat, na Goethe, Timmermans de grootste schrijver ter wereld was. Laat ik mij niet aan data storen; maar ook werk van Guido Gezelle, van Streuvels, van Herman Teirlinck, van Karel van de Woestijne, van Vermeylen werd vóór het nazisme, in Duitse vertaling uitgegeven. En wie zal, hoe wetenschappelijk hij ook is aangelegd, staande durven houden, dat die vijf Vlaamse schrijvers de minderen zijn van Felix Timmermans? Van hen heeft Goebbels nochtans niet de lof uitgebazuind. Waarom Timmermans dan wel? Omdat immers zijn werk van hogerhand werd beschermd en opgedrongen, niet alleen in het Reich, maar ook in de streken, die de nazi's hadden overweldigd en in hun, greep hadden.”

     

    Passus 2 uit hetzelfde artikel:

     

    Ik zelf heb, wat de heer Westerlinck zo kies was niet in herinnering te brengen, vrij gunstig over sommig werk van de Fee geschreven en die stukken kan men in mijn drieledig “Scheepsjournaal” terugvinden; maar hoe onwetenschappelijk en zelfs stom ben ik, toch weet ik dat alle oordeelen en standpunten voortdurend aan een zekere evolutie zijn gebonden (naargelang de wind staat) en b.v. Marnix Gijsen zijn laatste. oordeel (versta : le jugement dernier) over Timmermans nog niet heeft uitgesproken. Het zou me ten zeerste verbazen, indien hij het voor Timmermans’ kunst opnam. (Inderdaad) Ten anderen hebben, voor zover ik weet, Vermeylen en Marnix Gijsen (De uitvinders van het Vlaams genie) hun oordeel alleen te kennen gegeven in geschiedkundige studies over de Nederlandse literatuur waarin de auteurs steeds den middelweg zoeken te bewandelen. (Kwestie van op tijd te kunnen evolueren) Dat Albert Westerlinck, na Goebbels, Timmermans houdt voor het grootste Germaanse genie na Goethe, ik kan er niet aan doen en ik zal hem niet volgen. Ik blijf bij mijn standpunt. (En wij bij het onze !)

     

    Het is intussen wel interessant, nu de namen van Vermeylen, Van Boelare en Timmermans genoemd zijn, even enkele fragmenten te lezen van een auteur, die naast Van Boelare in de redactie van het Nieuw Vlaamsch Tijdschrift zetelt. Wij bedoelen Maurice Gilliams In Het Handelsblad van 10 Februari jl. schreef Gilliams, die toch niet als een Van Boelare-vreter kan beschouwd worden, o.m. het volgende : Vóór 1914, toen de losse hoofdstukken van Timmermans' Pallieter, in het Hollandsche tijdschrift De Gids verschenen, brachten ze voor de beproefde literatuur-kenner Toussaint telkens een nieuwe vreugde ze te mogen lezen. Toen kwam de oorlog. En plotseling, midden in de damp van kruit en bloed, was Pallieter volgens hem inderdaad een uiting van de meest spontane, van de gaafste levensvreugde, van een dionysische levensverrukking. In die dagen van 1916, toen Pallieter in boekvorm het licht zag en allen, jongen en ouden, armen en rijken er gretig naar grepen om het werk te lezen : toen haalde Toussaint dankbaar de woorden aan van de gezaghebbende criticus Willem Kloos, om er zijn eigen bewondering mede te staven. En Kloos' en Toussaint's bewondering betrof niet enkel Pallieter, doch eveneens een werk zoals Het Kindeke Jezus in Vlaanderen. Achter in de eerste uitgaaf van De zeer schoone uren van Juffrouw Symforosa begijntjen schreef Toussaint een commercieel-litteraire aanbeveling voor 't werkje : nl. dat Felix Timmermans door een gansch eigen, gansch bijzonder frisch-zuiver geluid zich onderscheiden had van de andere Vlaamsche auteurs, Sindsdien heeft Toussaint zijn meening grondig herzien. Zijn huidige appreciatie van Timmermans' werk wordt beinvloed, wordt hem ingegeven door bedenkingen over verschillen van gezindheid tusschen hem en Timmermans ; deze laatsten liggen totaal buiten het genieten of waardeeren van de litteraire, menschelijke kwaliteiten die de Liersche meester in zijn œuvre heeft tentoongespreid. Om zijn huidige appreciatie, zijn huidige vreugdeloosheid te staven wacht hij thans op de terugkeer van Marnix Gijsen in het vaderland, te oordeelen naar zijn onbesuisd artikel in het weekblad Parool? Zijn nieuwe zienswijze is dus niet geboren uit eigen en diepe overwegingen, uit een zg. evolutie van zijn menschelijke behoeften. Want de eigen en diepe overwegingen storen zich niet aan andermans meening.en de evolutie van de menschelijke behoeften moet psychologisch verantwoord en te merken zijn, laat ons zeggen : in het eigen werk van Toussaint. Critisch gezien zijn er dus geen litteraire, noch menschelijke gronden te bespeuren waarom Toussaint zoo bitter en klein, zoo grimmig en oud als de vervolger van Felix Timmermans opdaagt.

         Ik durf als volgt mijn meening uitspreken : dat Toussaint, toen hij in 1918 zijn goedkeuring schonk aan de publicatie van “Symforosa” niet rechtzinnig zijn meening uitsprak. Hij heeft Timmermans' kunst nooit au serieux genomen, daar was hij zelf te schraal en te intellectualistisch combineerend voor in zijn eigen werk. Waarom dan schreef hij achter in de eerste uitgaaf van “Symforosa” een lovend stukje over de jonge artist en zijn werk? zal men zich afvragen. Eenvoudig hierom : er bestaat zooiets als een litteraire kanker, een litteraire strategie. En men mag geen gelegenheid laten voorbijgaan om zijn eigen reputatie te soigneeren, ook niet door het schrijven van dingen die men in de grond van zijn hart geenszins meent. Er bestaat zooiets als de litteraire actualiteit, waardoor men zijn eigen naam naar believen dikwerf gedrukt krijgt. Het attest, door Toussaint afgeleverd bij de eerste druk van “Symforosa” is een valsch stuk, zooals trouwens bij iedere jonge nieuwe verschijning in de literatuur door vele recensenten onoprechte stukken geleverd worden, om er de rust en faam in hun ouden dag mede te verzekeren. Die praktijken maken ons klein, suf en belachelijk. Want het critisch argument waar Toussaint het proza van Timmermans “thans” mede afwijst, nl. dat hij dit proza “dun” vindt zondermeer, is niet steekhoudend.

         In een spijtig, onbewaakt oogenblik heeft Toussaint het proza van Felix Timmermans “dun” genoemd; met even ongemotiveerde drift had hij kunnen zeggen, dat wij Timmermans' proza voortaan “vet” moeten vinden. Wat sommigen dwars zit en waar trouwens al de herrie om Felix Timmermans door ontstond, het is zijn succes in het buitenland. Ja, zijn boeken waren eens een zeer geprezen export-artikel. Helaas kunnen wij hetzelfde van maar weinig Vlaamsche litteraire werken zeggen. En met de hand op het hart getuigen we : het werk van Vlaamsche auteurs stelde in vertaling, meestal schromelijk teleur. Lag het aan het geleverde vertaalwerk zelf? Zelden ! Door het scherm van een vreemd idioom waargenomen, komt de onbeduidendheid van de Vlaamsche literatuur beter uit. De z.g. volksche lezer in het buitenland is aan beter, dieper, gaver gedachte en gevoelde boeken gewoon, en waarvan de techniek voorzeker beter verzorgd is. De z.g. buitenlandsche elite heeft het al erger hooren donderen dan in de verdienstelijke boeken van Vermeylen en Toussaint, maakt u geen illusies, heeren met de zware hersens. En dat het zeer eigene, het echt doorleefde van Felix Timmermans het haalde, wat betreft belangstelling en roem : het verwondert de Vlamingen niet, die het werk van bepaalde eigen auteurs ter zijde schuiven, omdat het onwaarschijnlijk gemaniëreerd en menschelijk absoluut geen drang, geen nood om te bestaan vertoont.

     

    Aldus neemt Maurice Gilliams even het prozawerk door dat in Vlaanderen de laatste halve eeuw opgeld maakte. Vermeylen komt vrij gehavend uit de slag.

     

         Ik geef toe : de brave Felix heeft zich al eens laten gaan, zich al eens z.g. “verschreven”, wat we allen doen in het ernstige en het boertige. Zooals ik reeds op zijn uitvaart zegde : wij, artisten, willen beoordeeld worden naar onze beste momenten, omdat wij daarin verschijnen aan het oog van de,wereld met onze hoogste overwinningen en, met onze diepste nederlagen, met het volste besef dat we niet méér en niet minder konden beleven en omvatten op aarde. Toen men er meende alles van te weten, toen het jonge en het nieuwe niet meer verraste in het werk van Timmermans, heeft men de uitstekende momenten in zijn œuvre vergeten voor de minder belangrijke.

    En al zijn verdiensten heeft men dan plotseling trachten te verdonkermanen met de losse meening dat hij toch maar een schrijver van z.g. volksboeken was.

    Het archaïsme — in “Pallieter”, in “Het Kindeke Jezus in Vlaanderen”, in “Symforosa” in “Boerenpsalm” — blijkt men verkeerd begrepen of zelfs niet opgemerkt te hebben. Zijn de genoemde werken “volksboeken”? Ik betwijfel het zeer, want dan is men blind gebleven voor de diepere zin, voor de niet zoo eenvoudige of oppervlakkige inhoud, die, gerijpt en gelouterd, zich menschelijk weldadig en steeds wonnig vertoont. Een auteur als August Vermeylen in zijn “Wandelende Jood”, heeft zich met noeste vlijt er op toegelegd om het volksche element in zijn schriftuur te betrekken; Herman Teirlinck heeft in zijn “Johan Doxa” niet anders gedaan. En wie deinst er niet van terug om Vermeylen en Teirlinck, schrijvers van volksboeken te heeten. Het menschelijk probleem in “De Wandelende Jood”, in “Johan Doxa” is niet interessanter dan het menschelijk probleem in “Boerenpsalm”. De uitwerking er van is bij Vermeylen een mislukking...

    Karel van de Woestijne in zijn “Boer die sterft” is niet anders te werk gegaan. Doch in Timmermans' Boerenpsalm werken de ethische machten a.h.w. de zware grond omhoog, waar men in “De Boer die sterft” enkel zeer geslaagde beschrijvingen van zintuigelijke indrukken en stemmingen aantreft, laat het ons alsjeblieft durven zeggen...

    Timmermans heeft het Brabantsch, als bruikbare taal in de literatuur, opnieuw en op geheel eigen wijze, gevoelig gemaakt; zooals Karel van de Woestijne voor de Gentsche sprake en Stijn Streuvels voor het West-Vlaamsch heeft gedaan. Dit is op zichzelf reeds een verdienste, die men bij geen enkel Hollandsch auteur aantreft, hoewel er benoorden de Moerdijk ook niet eenvormig hetzelfde Nederlandsch geschreven wordt.

     

    Tot hier Maurice Gilliams in zijn belangrijk artikel; het zal alleszins opzien baren dat de “stille man voor het Venster”, zo oprecht combattief op de ruiten van het Brusselse literatuurpaviljoen tikt. In ieder geval zal er nog een hartig woordje in de N.V.T. Redactie gezegd worden, nu vader Vermeylen en opvolger, door een “gewoon” redactielid op hun plaats werden gezet. Hopelijk trekt Gilliams de konsekwentie verder door. De woorden die hij bij de lijkbaar van Timmermans uitsprak, die koude wintermorgen, mogen geen oratorisch gelegenheidswerk blijven :

     

    “Gij waart een artist”.

    Het kunstenaarschap veronderstelt : een doorloopende bekentenis van het menschelijk verlangen, van het menschelijk pogen, kunnen en zijn. Men zegt : ge waart een verdienstelijk volksschrijver van toch maar folkloristisch getinte verhalen. Mag ik “men” in de rede vallen en er op wijzen, dat hij zich in de wezenlijke waarde van uw persoon vergist?..

    In den grond waart gij, Felix Timmermans, een wonnig hart, gij waart een gerijpte ziel, die als maar weinigen naar de koestering van de Christen middeleeuwen reikhalsde. Ook gij zocht en hoopte te vinden het “sloterken van het licht”. Daarbij zijt ge kunnen blijven het altoos nederige, aan zijn taak verslaafde en gewillige kind. Uw meester Ruusbroec was en deed niet anders, in een hooge sublieme zin. Heeft men u reeds nu voldoende begrepen? Ik geloof het niet. Willem Kloos, de prachtige en onvergetelijke, noemde u vele jaren geleden : een classiek auteur. Dock dit classiek zijn beteekende voor ons, Vlamingen, nog wat anders dan de criticus er om uw litteraire verdiensten op het oog mede had. Wij dachten aan uw Vlaamsche eigenschappen, die, ik zeide het reeds in het licht van de middeleeuwsche mystiek hun volle wasdom zochten te bereiken. En ik beweer in het geheel niet, dat gij een mysticus waart; doch het teederste en innigste deeltje van uw wezen verlangde er naar te verblijven in de sfeer waar de vrome mensch zich best op de eeuwige dingen kan bezinnen. In uw beste bladzijden, waarde vriend, bestond het aardsche altijd met het hemelsche als achtergrond. Daarin heeft men u miskend, en ook uw bewonderaars waren het er niet altijd over eens. En de kwade duiveltjes blazen op hun pijpen : dat ge toch maar een schrijver van z.g. “dun proza” waart. Maar die aldus denken zijn niet alleen niet vatbaar, niet gevoelig voor de beelden die gij geschapen hebt van de menschelijke sjofelheid en gebrokenheid in den onherbergzamen winter van het leven...

    Door onze rouw om u, — wij die om uw heengaan rouwen kunnen en rouwen durven, — Felix Timmermans, zijt ge voortaan alleen de onze geworden, en gij behoort niet aan de anderen meer toe, die niet beseffen zouden wat we aan u verloren hebben in deze kom-mervolle tijd... Bij mijn vaarwel wilde ik dit nochtans met vergeten, o gij vrije kunstenaar : de bezinning op de eeuwige dingen die in uw werk ligt tentoongespreid, hebt gij niet te danken aan de tusschenkomst van de tyrannen...

    Leopold-Maximiliaan-Felix Timmermans, brave ketter : onze rouw is een fiere rouw om u, in dit land, in deze zorgenvolle tijd. Dichter bij de genade Gods : onze rouw is een nederige rouw om u, omdat gij zooals alle menschen van goede wil nederig waart. Vaarwel....

     

    Met Lode Baekelmans, heeft Radio Brussel, wonder boven wonder, een gelukkige keuze gedaan, om als tolk te dienen voor de droefheid die ieder oprechte Vlaming bij het verscheiden van Timmermans op het hart viel. Baekelmans' woorden vormden zowat alles wat Radio Brussel nodig achtte om over Timmermans te zeggen. Een liefelijke filmster als Grace Moore kreeg heel wat meer radio-exaltaties bij haar verscheiden dan onze grote Fé. De oprechtheid van Baekelmans' radiorede vergoedt echter gedeeltelijk de tekortkomingen van de B.N.R.O.

     

         Heden werd Timmermans ten grave gedragen. Komen en gaan : Ik heb een briefje bewaard van den zestienjarigen Timmermans, ik heb “Pallieter” bij zijn verschijning welkom in Vlaanderen geheeten, zijn lezingen vaak ingeleid en mij verheugd in zijn groeienden bijval. En nu ik hier een laatste vaarwel moet uitspreken, heb ik mijn geweten doorschouwd en blij erkend dat ik hem nooit als kunstenaar te kort gedaan en onze beproefde vriendschap nooit geschonden heb. In goede en in kwade dagen is onze verhouding eenvoudig en hartelijk gebleven. Timmermans is tot eigen verwondering de meest populaire en gevierde auteur geworden, maar de argelooze en haast schuwe man is de roem nooit naar het hoofd gestegen. Hij wist wat hij waard was en gunde ook het licht van de zon gaarne aan zijn collega's. Nooit heb ik Timmermans, ook niet wanneer hij leed onder litteraire boosaardigheid, een scherp of ontstemd woord over zijn beoordeelaar weten uitspreken.

         Want Timmermans was goed en mild van natuur. Hier ligt de basis van zijn verbeelding en van zijn kunst. Mensch en kunstenaar zijn, zooals bij de besten van alle tijden, niet te scheiden. Van wat boos is of leelijk zal hij zich afwenden. Van 1917, toen “Pallieter” verscheen, heeft hij de lezers hier en in het buitenland , bekoord door zijn menschelijke liefde en den gulden glans van zijn edel en kinderlijk gemoed. Elk boek was. als een schoone vrucht nu iets meer dan iets min door de zon gekleurd... Vóór jaren bij een viering heb ik eens gezegd, aan het einde van een toespraak : “In den boomgaard van Felix wast er ooft, dat zijn voorkeur heeft en groeit er fruit dat zijn smaak niet wekt. Maar mijn bewondering gaat naar heel den boomgaard, doorzeefd van zon en schaduw, dragend een kroon van groen, bloesem en vruchten.” Het is slechts wanneer wij stil in het graf liggen, dat men ons eindelijk beoordeelt naar wat wij naar best vermogen hebben geleverd. En wat Timmermans heeft nagelaten zal meer dan een geslacht in Noord en Zuid een vreugde zijn. Bij de dood komt verteedering en wordt de waarde herzien, dan pas komt er evenwicht in de waardeering. De populariteit ontstemt niet meer, de buitenlandsche waardeering, vertalingen in zeventien talen, wekken morgen wellicht nationalen trots. Het publiek herleest, ontdekt nieuwe uitzichten, de critici van morgen zullen op afstand van een beter inzicht getuigen. Wat den mensch aanhing wordt vergeten en een nieuw aureool glanst rond zijn naam. Maar dan is de schrijver dood en begraven.

         Wie in Timmermans de heimatschrijver bij uitstek heeft gezien en hem zijn folkloristische inslag heeft verweten, zal misschien nog tot de conclusie moeten komen dat het typisch, eigenaardig Vlaamsche levensbeeld juist de aantrekkelijkheid bleek te zijn voor het Europeesch publiek dat hij wist te verwerven.

    In de reeks werken van Timmermans zullen ons blijven verheugen “Pallieter”, “De zeer schoone uren van juffrouw Symforosa begijntje”, “Boerenpsalm”, de korte vertellingen en het tooneelwerk dat nog steeds de planken houdt. Gekluisterd aan zijn ziekbed, niet meer in staat te teekenen of te schrijven, is hij diep in zijn eigen ziel gaan delven. In de stille huiskamer waar zijn bed stond, alleen met vrouw en kinderen, is de muze hem genadig geweest. Van de wereld had hij afstand gedaan en zoo vermocht hij die enkele, zeer schoone en doorleefde gedichten te schrijven, die zijn vrienden hebben laten drukken.

    Er hangt een waas van weemoed rond het schoone leven van den kunstenaar die het Vlaamsche leven en de Vlaamsche ziel, naar eigen inzicht, met kleur en liefde voor het leven, heeft kunnen vertolken.

    Ik vergeet nimmer een reis in het Noorden waar ik in elken boekwinkel Timmermans in vertaling aantrof. Zoo verdwijnt met hem de nobele gezant van onze literatuur die voor het buitenland het wezen van Vlaanderen hielp vertolken, aspecten van ons wezen en de schoonheid van het landschap beschreef, die voor vreemden en landgenooten onvergetelijk zullen zijn.

    Timmermans, de schoone verteller en gulle mensch, is heengegaan.

     

    15-01-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.deel 2

    Ook deze woorden zullen bij Toussaint in geen goede aarde vallen, temeer daar Baekelmans zelf reeds eerder gebanbliksemd werd.

    Buiten Gilliams en Baekelmans sprak ook Prof. Dr. J. Van Mierlo S.J. ; het kan binnenkort wellicht zijn nut hebben ook deze rede nog eens in herinnering te brengen. Prof. Dr. Van Mierlo schetste het blazoen waaronder Felix Timmermans begraven werd als volgt :

     

         Ik weet niet waarom die aanhef van dit doodsbericht met de nadruk op Vrijdag, met dit eerevoorziterschap der Scriptores Catholici voorop, mij zoo getroffen heeft als een laatste belijdenis van geloof (Ons trof het vooral dat de Scriptores Catholic! niet eens vertegenwoordigd was). Ja, Felix Timmermans was lid. van de Kon. Vlaamsche Academie. Hij werd dit zoo vroeg, omdat zijn naam als schrijver zich toen reeds opdrong. Hij was door de meest vooraanstaande critici uit dien tijd, niet het minst door zijn trouwen vriend en bewonderaar August Vermeylen om strijd gevierd om de boodschap van frisch, opgewekt, gul en blij nieuw leven, die hij in onze letteren bracht. En reeds toen was zijn naam ver buiten onze grenzen bekend en werd zijn œuvre vertaald, niet alleen in het Duitsch, maar ook in het Fransch, het Engelsch, zooals het weldra de wereldliteratuur zal veroveren... Maar hij was ook lid van de Scriptores Catholici. Een der eerste leden zelfs van bij de stichting. Hij werd er de eerste Vlaamsche voorzitter van. Hij die, wars van allen uitwendigen praal, zoo ongaarne op den voorgrond trad, en er zoo tegen opzag in openbare vergaderingen te verschijnen, om er eenige leiding aan te nemen, had het toch op prijs gesteld zijn naam als katholiek geloovig schrijver gestand te doen en zijn aangeboren schroomvalligheid overwonnen, om het bestuurdersschap van dit tweetalig vennootschap aan te durven...

    De beproeving heeft zijn ziel slechts gesterkt en gelouterd. Zij viel zwaar op hem. Hij heeft er diep onder geleden. Maar hij heeft ze gedragen als een groot christen, met christelijke onderwerping aan Gods heiligen wil en met een christelijk vertrouwen op Zijn goedheid. Met christelijke naastenliefde ook, die geen haat of geen bitterheid kende.

     

    Merkwaardig om volgen, zijn ook de reacties der verschillende dagbladen geweest om den dood van Felix Timmermans aan te kondigen. Er is heel wat, journalistieke woordacrobatie bij te pas gekomen, waarbij de ene zich wat gelukkiger uit den slag kon trekken dan de andere. Het In memoriam van Hubert Lampo, de zuigeling van Toussaint, in deVolksgazet was een grof staaltje van rode tactloosheid (elders in dit nummer wordt op dit artikel van H.L. gereageerd). Alles bij elkaar, nu Timmermans gestorven is, mag Pallieter ook wel een plaatsje gegund worden naast Helène Defraye. (Vader Van Boelare zegt anders dat Pallieter een “onvergetelijk” boek is)

    Reimond Herreman, die nog steeds niet vergeet te leven, stond in Parool van 2 Febr. 1947 voor de lastige taak om Felix Timmermans te herdenken en op de meest deftige wijze voorgoed te begraven.

    Herreman begint aldus :

     

         Hadden de Duitsers tijdens de bezetting niet een zo luidruchig gebruik gemaakt van zijn naam en van zijn persoon, dan zou zijn overlijden ongetwijfeld in Vlaanderen en in Nederland tot heel wat uitvoeriger necrologische artikelen aanleiding hebben gegeven. De laatste malen, dat ik hem ontmoette, kreeg ik den indruk van een gewillig man, die zich in politieke aangelegenheden nogal gemakkelijk liet meetronen, maar die verder zonder bitsigheid was en ook niemand enig kwaad toewenste. Het is niet mijn zaak over het nabije verleden te rechten, doch ik wilde hier slechts van een menselijk standpunt uit, getuigen, dat Timmermans met meer dan een Vlaams literator, die het gezag van de bezetter min of meer graag aanvaard hebben, naar mijn weten niet behoorde tot de categorie van de aanklagers, de verklikkers of de vervolgers.

     

    Na deze lapidaire aanslag, geeft Reimond Herreman een panoramatisch overzicht van wat de critici over de verschillende werken van Timmermans in de loop der jaren schreven :

     

         Alvorens ik een vluchtig beeld van dit “algemeen” oordeel, van dit critisch “gemiddelde” ophang, zou ik er toch even willen op wijzen, dat Timmermans nooit zoveel ophef zou gemaakt hebben in de litteraire wereld, indien hij was voortgegaan in de trant van zijn debuut. De “Begijnhof-Sproken”, die hij schreef in samenwerking met Anton Thiry (1910), en zelfs “De zeer schoone Uren van juffrouw Symforosa, Begijntje” (1918), zouden nooit meer dan tot de zo snel vergeten als vriendelijk bejegende producten hebben behoord, indien niet “Pallieter” (1916) hun auteur met één ruk uit de bent van de vele brave schrijvers had omhooggetild...

    Toussaint van Boelare noemt “Pallieter” het “onvergetelijke boek”, en als hij de volgende werken van Timmermans hekelt, is het steeds met een verwijzing naar “Pallieter” als naar een model voor Timmermans zelf. (Vergelijk deze zin eens met wat Gilliams in het Handelsblad schreef).

    Aldus zou toch aan de hand van wat zijn tijdgenoten over hem schreven reeds een poging kunnen ondernomen worden om een beeld van Timmermans in de toekomst te projecteren als de schrijver van vooral Pallieter en Boerenpsalm en een paar intiemere werken als Het Kindeken Jezus en het korte verhaal Symforosa. Na de bevrijding, die hem ineens in de afzondering wierp, schreef Timmermans ook gedichten, die van een bezinning en een zelfinkeer getuigden, welke als het ware aansloten bij zijn allereerste en eerder somber gestemde geschriften, en de kring sloten van een rumoerig en bewogen leven, waarin de Fee, zoals de bekenden hem noemden, rond en rondborstig rondwandelde, met het geheim dat ieder mens, dieper dan wat hij uitspreekt, verbergt.

    Een laatste afscheidsgroet acht Reimond Herreman wellicht niet nodig; die is in zijn pen bliiven steken.

     

    In “Het Volk” van 2 Febr. 1947 schreef Andre Demedts :

         Timmermans is overleden vóór zijn taak was volbracht en het verdriet, hem door sommigem berokkend, was overgroeid. 't Pallieterke drukte deze gedachte veel plastischer uit, schrijvend :

    Men zegt dat hij stierf aan een hartziekte.

    Hartziekten zijn kurieuze dingen. Ge kunt daar in geven en nemen. De man met het zieke hart kan er wat dan geven en nemen. En ook andere menschen kunnen dat. Velen zullen denken dat de Fee vermoord werd. Ze zullen voorloopig nog niet zeggen door wie. Dat zal later allemaal wel gezegd worden.

     

    Om verder te gaan met het artikel van Demedts in Het Volk. Na een chronologisch relaas van Timmermans’ leven en werk klinkt het slot aldus :

     

         Gezien in het geheel van de wereldletterkunde was hij een kind van zijn tijd; een naturalist die zich van het pessimisme had bevrijd; een vitalistisch verheerlijker van het schaduwlooze leven en een impressionist met mystische bevliegingen. Zijn afwijking van den algemeen Europeeschen geest, dankte hij aan zijn Vlaamschen aard : aan zijn geloof en zijn pratte zinnelijkheid, aan die mengeling van eenigszins rauwen realiteitszin, van jool en baldadigheid met een sluwe menschenkennis, oprechte bewondering voor het natuurtijke leven en kinderlijk teedere godsdienstigheid. Daardoor verdiende hij zijn schoonsten titel : de meester van de atmosfeer. Een deel van zijn werk zal slechts een kunsthistorische waarde behouden; maar zijn sterkste verhalen zullen wij met trots en liefde bewaren, omdat zij tot den erfschat van ons volk behooren.

     

    De Spectator wijdt aan het hele Timmermansgeval anderhalf kolommetje.

    C. Bittremieux gaat bij het doodsbed op zoek naar motieven om het “vacantie-achtige” van Timmermans’ werk te kunnen staven :

     

    Timmermans zèlf was een best-seller, men las niet alleen zijn boeken, men las hèm (men leest daarentegen niet Margaret Mitchell of Kathleen Windsor) men leest Gone with the wind en For ever Amber).

     

    Al wat Timmermans geschreven heeft is “idylle” te noemen, zegt Bittremieux, aldus elke diepte aan Timmermans’ werk ontkennend.

     

         Ook een roman als Boerenpsalm is een idylle. De critiek heeft naar aanleiding van dit werk, waarin Timmermans zich ongetwijfeld in groote mate vernieuwd heeft, veel groote woorden losgelaten die meestal cirkelden rond het thema van den “eeuwigen boer” en van den “werkelijken boer”. Nu is Wortel noch een eeuwige boer noch een werkelijke boer, zooals Pallieter noch de eeuwige noch de werkelijke zinnemensch is. Wortel is per slot van rekening een idyllische boer.

     

    Niettemin sluit Bittremieux zijn artikel met volgende zalvende woorden :

     

         De waarde van Timmermans ligt ongetwijfeld in het feit dat hij, in zijn beste oogenblikken, zijn idyllen met een verbluffend talent heeft waargemaakt. De reden van zijn succes is misschien voor een deel in het “vacantie-karakter” van zijn werk te zoeken, het spreekt echter vanzelf dat het talent waarmee dit karakter werd uitgebaat de groote verantwoordelijke is. De vacantie-uren bij Timmenrmans doorgebracht zijn van een onontkoombare charme, van een verbazende originaliteit. Daarover is alles gezegd. Het moge dan ook volstaan het hier tot slot, over het graf heen, alleen maar eens te herhalen, met spijt en dankbaarheid.

     

    Het franstalig Le Phare stak, voor de gelegenheid, zijn licht op bij dat andere grote lichtpunt onzer letteren Fr. Closset en schreef :

     

         Timmermans est surtout un descriptif, un miniaturiste. C'est un écrivain populaire, folklorique. Il sait être naturel et direct. Par contre, il est souvent superficiel. Ce n’est pas un romancier, c'est un illustrateur, et, comme tel, il joue un rôle assez restreint dans l’évolution de nos lettres.

    Intussen kondigde “Het Volk” van Felix Timmermans, “qui joue un rôle assez restreint”, volgende nieuwigheden aan ; deze mogen gevoegd worden bij zijn in 17 talen uitgegeven werk :

         In den loop der laatste maanden waren nieuwe vertalingen in het Engelsch, het Spaansch en het Zweedsch van Timmermans’ werken aangekondigd. Een luxe-editie van zijn Breughel in het Italiaansch is in voorbereiding. Op den avond vóór zijn overlijden werd te Bern in Zwitserland het tooneelstuk Kerstmispater van hem opgevoerd met een aanzienlijk succes.

     

    De vooravond van zijn overlijden... Het Handelsblad verhaalt de laatste uren van den meester als volgt :

     

         Reeds jaren leed Timmermans aan een zware hartziekte, welke zich de laatste maanden voortdurend in crisissen openbaarde. De minste beweging, de minste gemoedsaandoening deed hem pijn (!). Hij moest rusten... Donderdagavond kreeg hij een nieuwe crisis. De dokter werd ontboden en de Z. E. Pater Mercelis O. P., diende hem de laatste heilige sacramenten toe. Dit was niet de eerste maal en ook thans ging de crisis over. En Timmermans was weer rustig. Rond één uur Vrijdagmorgen werd zijn ademhaling moeilijker... Zijn dochter Clara liep nogmaals naar den dokter. Het was reeds te laat. Felix Timmermans was heel zacht in de armen zijner jongste dochter Tonet voor altijd ter ruste gegaan...

     

    In de Nieuwe Standaard van 26 Jan. ‘47 werden volgende regels ter meditatie aangeboden :

     

         Timmermans’ geestelijk vaderland heeft geen grenzen... Een groot kunstenaar schept een niewwe wereld... Wat vele auteurs en bepaald de jongeren, die werk willen voortbrengen van “Europeesch formaat” ontberen, is die oorspronkelijke visie op het leven...

    Geen ander Vlaamsch schrijver werd in het buitenland gelezen als Timmermans. Hij was de ambassadeur onzer letterkunde. Vooral zij, die als hem als een “provincialistisch heimatliterator” minachtten, mogen niet vergeten dat hij, niettegenstaande gebreken en fouten die in een verscheiden en groot œuvre als het zijne haast onvermijdelijk zijn, toch “zoo Vlaamsch was, dat gansch Europa hem las”... Timmermans zou tevens, naar de meening van sommigen, het beeld van den Vlaming in het buitenland hebben vervalscht tot een oppervlakkig en gulzig levensgenieter. Is echter niet elk beeld, dat een schrijver geeft van een mensch, subjectief, onvolledig en eenzijdig? Is de mensch van Elsschot, de mensch van Walschap, de mensch van Streuvels, zoo ver wij ons daarvan een idee kunnen vormen uit het werk, niet slechts een facet, een type, dat men niet mag veralgemeenen tot het beeld van “den” Vlaming. Alleen door Timmermans' overweldigend succes buiten de grenzen, hebben critieklooze lezers zijn landschap en zijn figuren voor het beeld van Vlaanderen en van de Vlamingen genomen. Het toont meer zijn grootheid dan zijn fouten. Alleen in het samenklinken van onze grootste auteurs beluisteren wij ons eigen wezen.

     

    Met Timmermans verdwijnt een onvervangbaar en onnavolgbaar schrijver luidt de titel van een ander artikel uit De Nieuwe Standaard :

     

    Felix Timmermans leeft in zijn werken, en die zijn op zooveel duizenden exemplaren verspreid geworden dat men wel een kluizenaar zou moeten zijn om er althans niet de voornaamste titels van te kennen... Een boek van .Timmermans had altijd zijn pro's en zijn anti's, beiden even hartstochtelijk, en de twist leidde meestal tot geen ander resultaat dan dat de auteur nog drifiger gelezen werd.        '

     

    De Volksgazet is er in gelukt met een minimum plaatsruimte enkele kapitale slagzinnen te lanceren.

     

    Sinds de bevrijding werd hij thuis geïnterneerd, doch daarna buiten vervolging gesteld... Zijn werk werd de laatste jaren (!) in het Duitsch vertaald en kende over den Rijn ongemeenen bijval. Hij was lid van de Vlaamsche Academie (officieel staat er in de naam van die stichting ook nog het woordje “koninklijk” voor) en bekwam den door de stad Hamburg uitgeschreven Rembrandtprijs. De aarde van zijn geboortestad weze hem zacht.

     

    Uit VOS, het periodiek der Vlaamsche Oudstrijders, halen wij volgende passussen, die Timmermans meer vanuit het zuiver Vlaams dan vanuit het letterkundig standpunt belichten :

         Hij is niet louter een literator gebleven, iemand die zich opsloot in een ivoren toren en van daaruit zijn vrolijke praatjes in de wereld zond. Op bepaalde momenten heeft hij zijn plicht tegenover Vlaanderen vervuld. Hij was een van de knnstenaars, die mede het manifest voor amnestie ondertekenden in den tijd toen de activistenvervolging geen einde scheen te kunnen vinden, een einde dat volstrekt onontbeerlijk was, omdat niet enkel toestanden in Vlaanderen maar ook de verhondingen in België in gevaar kwamen... Van de doden niets dan goed, een slagwoord? Jawel! Maar deze keer een ordewoord, voor ons, voor U, voor iedereen.

     

    Pregnant klinkt de toon, in het In memoriam artikel van Rommempot :

     

         Felix Timmermans, de “plezante pen van Vlaanderen” is de schemeringen van den dood ingetreden. Het lethargische Vlaanderen heeft een schok gekregen. Het had sedert lang een schok nodig. Spijtig dat de dood hiervoor de goede Fé heeft uitverkoren. Er zijn in dit land zonen gevallen voor wier onbarmhartig lot Vlaanderen — schijnbaar althans — onberoerd is gebleven... De man, die men doodzweeg in de schemeravond van zijn zestigste jaar, waarop de nacht zo onverbiddelijk snel inviel, wordt met luide en rouwende woorden gehuldigd nu op zijn lippen het zegel van het eeuwig zwijgen werd gedrukt. De man, die de schalkse Vlaamse lach naar het buitenland exporteerde, wordt door zijn eigen volk beweend nu die lach in het masker van de dood versteend ligt.

    In de plechtige taal der rouwende woordvoerders luidt het : Felix Timmermans is niet meer. De Vlaamse aarde weze hem zacht... En de dood is hem milder geweest dan de mensen. Want de onverhiddelijke dood heeft vluchtig, plots, met een schielijke, ijskille ademzucht het dralend levensvlammetje van “Het Keerseken in den Lanteern” uitgenepen. Maar de mens, dat onredelijk complex van afgunst, nijd en tweespalt, heeft het grote, warme, milde hart der Vlaamse literatuur niet gespaard. Deze mens, (wij zullen hem aan een rouwbaar niet identificeren) vermomd als cultuurdrager, incarnatie van ijdelheid en schaamteloze afgunst, plaasteren podiumfiguur van klatergouden gehalte, heeft met de lange lans van zijn lange naam dit hart doorboord vóór de dood zijn onverbiddelijke taak volbracht......

    Ook deze Vlaamse Messias der levensvreugde heeft in zijn laatste dagen nog de hanekraai der verloochening moeten horen terwijl de witte tabbaarddragers de amorphe massa voor de keuze stelde : Barabas of deze ?

     

    Naast deze harde waarheden lazen wij in Rommelpot nog het volgend treffend kwatrijn :

     

    Pallieter met zijn klakske in de hand

    bleef vóór het “Kindeken Jezus in Vlaanderen” staan,

    en ’t zei : gij schonkt Me een kribbeke in uw land,

    neem nu in ruil van Mij een hemel aan.

     

    Noord Nederland, dat op romangebied bij Vlaanderen nog wel wat te leren heeft en dat anderzijds — gezien de revenuën — met de meeste voorkomendheid Timmermans' werk heeft uitgegeven, is slechts karig met de In memoriams geweest.

    Het katholieke weekblad De Linie, dat bij vriend en vijand, voor degelijk doorgaat, wijdde anderhalf kolommetje aan de grote Lierenaar. Terloops moet het ons nog van het hart dat de rubriek die Vlaanderen in de Linie zo stiefmoederlijk toebedeeld krijgt ons slechts matig kan verrukken. Vlaanderen wordt in de grote Linie och met een zo'n klein hoekje bedacht, net zoals een kolonisatiehoekje of een hoekje over economie. Keurt ook De Linie — gelijk al de andere Noord Nederlandse bladeren — Vlaanderen niet meer dan een annexe waardig? Doch kom, Henk Kuitenbrouwer schudde een In memoriam uit zijn mouw, waaruit wij volgende passussen lichten :

     

         Maar de maat, die de grootheid van een kunstenaar bepaalt, is een andere dan het oplagecijfer van zijn boeken. Zij kunnen parallel lopen, zij kunnen evenzeer duidelijk uiteengaan. Timmermans bracht het tot het sigarenmerk en mogelijk tot nog vele andere populariteiten. Hij heeft dit te klaarblijkelijk met filmsterren en sportkampioenen gemeen om daarbij de betekenis van zijn werk te betrekken.

     

    Platter Hollandse nuchterheid bij een doodsbed is al moeilijker denkbaar.

     

    Timmermans' werk blijft ongetwijfeld beneden de kracht van de brede epiek, waarin Streuvels een meester is, zijn romans missen het beeldend en dramatisch vermogen dat Walschap kenmerkt, maar enkele zijner boeken zullen, een sieraad blijven van de Zuidnederlandse literatuur. En in zoverre is de populariteit die hij wist te bereiken, een gelukkig teken. Als slechts een gering deel van de lezers, aan wie zijn werkzaamheid schone uren schonk, hem zullen gedenken in hun gebeden, ontvangt hij nu de duurzaamste vrucht van die populariteit.

     

    Al de lezers van de Linie worden dus aangezet naast Streuvels en vóór Timmermans toch ook vooral de beeldende en dramatisch zwangere Werken van Walschap te lezen.

     

    In de Haagsche Post steekt Ben Van Eysselsteyn vrij goed van wal :

     

    Er valt noch in het Noorden, noch in het Zuiden van ons taalgebied een prozaschrijver aan te wijzen, die het in enkele jaren tot zulk een ongekende populariteit bracht en... die door de jaren heen zoo populair wist te blijven. Zijn boeken werden “verslonden”, niet alleen in Vlaanderen en Nederland. Zijn naam was niet alleen bekend in de steden en op het platteland van Duinkerken tot Uithuizen, ook in vertaling “deed” Timmermans het. Hij werd een der weinigen in den lande die het tot een Europeesche reputatie bracht en daarbij deed zich het zonderlinge verschijnsel voor dat vele zijner collega’s die ietwat geringschattend op de streekromans van de “Fee” neerzagen en den “modernen Europeeschen” roman de voorkeur gaven, wel zeer veel spraken en schreven over “Europeesch niveau”, zonder daarbij zelf tot eigen breederen kring, laat staan tot vertaling te geraken, terwijl de provinciaal Timmermans in enkele jaren “Europeesch” werd. Het bleek toch niet allereerst om een nieuw “genre” te gaan. Opnieuw werd het oude woord bewaarheid, dat elk genre goed is, uitgenomen het vervelende...

    Het geweld van den eersten oorlog schokte hem diep, de dood reed door Vlaanderland en Nederland, het Noordelijk taalgebied (waar gezapige rust heerschte en men den oorlog zag met theoretische verontwaardiging en practische oorlogswinsten) scheen verder van het Zuiden af te staan dan ooit te voren.

     

    Ben van Eysselsteyn sluit zijn artikel met een weinig stichtende beeldspraak :

    In de laatste oorlog werd “de Fee” een eenzame. Zijn Europeesche vermaardheid en ongelooflijke populariteit in het buitenland, met name in Duitschland, waar reeds voor Hitler iedere boekhandelaar zaken met hem deed (Van Boelare is niet akkoord), maakte hem, den “Germaanschen” Vlaming en “stamverwanten” kunstenaar tot een begeerd object voor de “Kultur”-fokkers. Als een bekroonde Germaansche literatuur-stier werd hij rondgezeuld en óf zijn ijdelheid óf zijn angst speelden hem daarbij parten.

    Zijn oude vrienden (welke vrienden ?) meden hem, met weemoed in het hart, wetende dat in zijn groote, warme kinderhart het oude geloof en de oude liefde niet dood konden zijn.

     

    De Brusselse correspondent van De Maasbode, Theo Bogaerts, zond een prozawerkje in waaruit wij knippen :

     

         Met het overlijden van Felix Timmermans heeft Vlaanderen zijn grootsten verteller verloren. Velen wisten dat hij sedert lang lijdende was maar slechts weinigen vermoedden, dat zijn hartkwaal haar fatale ontknooping nabij was. Zijn goede vriend, de schilder Opsomer, zeide ons drie weken geleden : “De Fee is een vogel voor de kat, het kan evengoed over vier dagen als over vier maanden met hem gedaan zijn”. Timmermans zelf scheen zich van den ernst van zijn toestand niet volledig bewust te zijn; dit bleek uit een brief van 2 dezer (2 Jan.) waarin hij ons liet melden : “Ik lig nu weer te bed, maar ben toch zoo aan de beterende hand dat ik mijn woorden kan dicteeren”. Alleen de handteekening was van hem zelf. In denzelfden brief deelde hij ons mede, dat hij ondanks zijn hartziekte een bundel verzen heeft kunnen schrijven. “Naar ik van alle kanten verneem”, schreef hij, “vindt men, die gedichten schoon; zij verschijnen binnen enkele maanden in Nederland onder den titel "Adagio". Ik zal u dan zeker zoo een bundeltje zenden”...

    De hartkwaal van den schrijver zal zeker voor een deel ook moeten toegeschreven worden aan zekere moeilijkheden, welke hij na den oorlog heeft gehad in verband met de zuiveringsactie ; er was een “geval Timmermans”. In zijn zelfden brief van 2 dezer zeide hij hierover : “Er is nogal wat over mijn geval gesproken geworden doch, in vertrouwen gezegd, het is niets”. Reeds tijdens den oorlig had hij eens mondeling gezegd, dat de Duitschers geen poging onverlet lieten om hem te compromitteeren, maar dat hij ze zooveel mogelijk op afstand hield

         Tijdens den oorlog gingen herhaaldelijk hooge Duitsche officieren bij hem aanbellen om een opdracht van zijn hand in een of ander boek. “Kon ik die generaals en andere hooge mannen de deur voor den neus dichtslaan vroeg hij ons. “Het zou geen dag geduurd hebben of ik zat in de gevangenis en wat zou er dan met mijn gezin geschieden?” De Duitschers hebben hem daarna den Rembrandtprijs opgedrongen, en ook bij andere gelegenheden onderging hij hun opdringendheid, vandaar de moeilijkheden die hij na den oorlog ondervond. Het pro deo van Theo Bogaerts zal niet snel vergeten worden.

     

    Elseviers Weekblad slaat het lengte-record. Het artikeltje van J. Klopper is nog geen handpalm groot en geeft een beschrijving van Timmennans uiterlijk :

         Een ietwat korte en gezette gestalte (ik had hem mij grooter voorgesteld) met een goedig buikje, een paar korte armen en ronde knuisten, een grooten vierkanten kop met zwierige naar achteren gekamde en met grijzende haren als gedeeltelijke omlijsting van een mat-bleek gezicht, waarvan het wel breede doch niet bijzonder hooge voorhoofd steil naar de haren klimt. Kortom : een joviaal mensch met vroolijke bruine oogen. “Pallieter” praatte zijn sappige, heerlijke, bekorende Vlaamsche taal. (nou ! nou ! nou !)

     

    En tot slot zonder afscheid, zonder groet:

     

    Dit alles is reeds lang geleden. Boerenpsalm en Familie Hernat schonk hij ons nog. Zijn pen is hem voorgoed uit de handen gegleden...

     

    Het onafhankelijk weekblad voor Nederland en Vlaanderen (!) met name De Groene Amsterdammer, weet nog altijd niet dat Timmermans dood is. Is Karel Jonckheere daar geen correspondent meer van? Arm klein Holland, met je bekrompen eigenwaan.

    De verslagen van de begrafenis kunnen hier niet meer aan toegevoegd worden. Vrijwel het meest spontane schreef Arth. Kam. Rottiers in Het Handelsblad van 29 Jan. Het meest spirituele schreef Lods in Het Volk.

     

         Alleen de Heer Van Kampen had het noodig geoordeeld in de gedaante van een gentleman te verschijnen, zoodat men zich had kunnen afvragen, of de gezant van Nederland werkelijk op de begrafenis was.

     

    En tot slot. Nérgens hebben wij ook maar een lijn kunnen lezen, die eerherstel vroeg voor het standbeeld van Felix Timmermans. Dat komt nog wel...

     

    ****************


    In Memoriam

              Wij rouwen om Felix Timmermans, de eerlijke kunstenaar en de goede mens. Nu hij zijn land verlaten heeft, voelt Vlaanderen het verlies van zijn zonnige geest. In de gloeiende kelk van de aardse schoonheid en in het geheim der vreugde had hij het geluk en de eredienst van zijn Schepper ontdekt.


             
    De
    generaties, die oververzadigd door cerebraliteit en snobs-pessimisme reeds pronkten met hun decadentie, hield hij de eenvoud en de liefde voor het leven voor. Hij beminde wat rechtvaardig en zonder leugen was, zijn woorden waren de echo van zijn rein gemoed, daarom kende hij vele vijanden.


             
    Sinds het einde van den oorlog leefde hij eenzaam want zijn hart was ziek van het onrecht en de vervolgingen die rond hem woedden.


             
    De
    ware bevrijding is zacht ingetreden want voor hem was de dood slechts het laatste afscheid aan een wereld die leefde van verraad.


             
    Misschien zal zijn heengaan het zoenoffer worden dat alle haat en afgunst dooft.

              Misschien...

    want Vlaanderen is zijn engheid niet bewust...

    Manu Ruys

    .


    14-01-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans, een woord tot afscheid - Van Mierlo

    Felix Timmermans, een woord tot afscheid.

    Door Pater Van Mierlo – uit Hernieuwen 15 jg, nr 5 - 1947

     

    Op Vrijdag, 24 Januari 1947, ontsliep kalm in den Heer,

    gesterkt door de laatste troostmiddelen van Onze Moeder de H. Kerk.

    de Heer Leopold. Maximiliaan. Felix Timmermans

    Letterkundige

    Eere-Voorzitter der Scriptores Catholici

    Lid van de Koninklijke VIaamsche Academic.

     

    Ik weet: niet waarom de aanhef van dit doodsbericht, zooals het in de kranten is verschenen, met dien nadruk op Vrijdag, met die vrome liturgisch-Katholieke taal, met die vermelding van het Eere-Voorzitterschap der Scriptores Catholici voorop, mij zoo bijzonder getroffen heeft als een laatste belijdenis van geloof. Misschien omdat ik daarin den geheelen Fee terugvond, zooals ik hem steeds heb gekend, met zijn eenvoudig-kinderlijke vroomheid en met zijn zuiver verlangen, dat ook zijn kunst in dit getuigenis voor zijn geloof zou worden beschouwd. Indien ik hem dan vandaag voornamelijk als katholiek schrijver wil huldigen, kom ik ongetwijfeld zijn vurigste wensch te gemoet.

    Ja, Felix Timmermans was lid van de Kon. VIaamsche Academie. Hij werd dit reeds op 40-jarigen leeftijd : briefwisselend lid; enkele jaren later werkend lid. Hij werd dat zoo vroeg, omdat zijn naam als schrijver zich toen reeds opdrong. Hij was door de meest vooraanstaande critici uit dien tijd, niet het minst door zijn trouwen vriend en bewonderaar Prof. Aug. Vermeylen, om strijd gevierd, om de boodschap van frisch, opgewekt, gul en blij nieuw leven, dat hij in onze letteren bracht.

    En reeds toen was zijn naam ver buiten onze grenzen bekend en werd zijn werk vertaald, niet alleen in het Duitsch, maar ook in het Fransch, in het Engelsch, zooals het weldra de wereldliteratuur zou veroveren.

    En toch schijnt hij persoonlijk het nog meer op prijs te hebben gesteld, lid, ja eere-voorzitter te zijn geweest van de Scriptores Catholici. Zoo was hij van het eerste uur, reeds vroeger, toegetreden tot het kalholiek kunstgenootschap, de Pelgrim. Zoo werd hij ook, bij de stichting zelf, lid der Scriptores Catholici. Hij werd er zelfs de eerste Vlaamsche voorzitter van.

    Hij die, wars van allen uitwendigen praal, zoo ongaarne op het verhoog trad en er zoo tegen opzag in openbare vergaderingen eenige leiding aan te nemen, had er toch aan gehouden zijn naam als katholiek schrijver gestand te doen, en zijn aangeboren schroomvalligheid overwonnen, om het bestuurdersschap van dit tweetalig genootschap aan te durven.

    Er is een tijd geweest, dat zijn geloofsgenooten eenigszins koel en wantrouwig stonden tegenover de openbaring van dien geloofszin. Zijn Pallieter gaf voor hen te veel het louter zinnelijke en het aardsche uitwendige, zonder de diepere aandoening van den geest en de inwendige schoonheid. Maar spoedig verzoenden de meesten zich met hem. Wel niet bepaald om de onderwerpen uit het katholieke geloofsleven, waartoe hij zich gaarne keerde : zelfs zijn Kindeken Jezus in Vlaanderen was nog voor velen een ergernis. Maar omdat zij onder al die uitbundige levenszwoelheid en levensblijheid toch iets ontdekten van de ziel van hun Middeleeuwsche vaderen in de volheid van hun katholiek geloof : dat het vleesch en de zinnen immers niet in eeuwige verdoeming ziet tegenover den geest en de ziel, maar in innige verbondenheid van den zinnelijk-geestelijken mensch en het door zinnelijke teekenen in God herboren en opgroeiende Godskind; dat dan ook de natuurlijke vreugden zelfs van de zinnen in de schoonheid van de Schepping en van Gods dagelijksche gaven niet misprijst, maar opneemt, en wijdt en heiligt in de genade.

    De Harp van Sint Franciscus is geen toevallig verschijnsel in het œuvre van dien betreurden afgestorvene: Zij is de openbaring van zijn diep-geloovige ziel, die zich verwant gevoelde met dien beminnelijken broeder Frans: die God diende in vreugde en die zich vermeide in de goddelijke schoonheid der aarde; die zijn liefde voor God en de menschen, zijn broeders, en voor de redelooze schepselen, zijn broeders en zusters, uitzong in liederen van geluk en blijdschap. Sloeg dan, bij onzen dierbaren vriend, die levenslust en die levensblijheid krachtiger uit in zinnelijke zwier en in zinnelijk rhythme, als uiting van het katholieke levensoptimisme in een tijd van ziekehijk pessimisme, er leefde in hem de VIaming, er zong in hem de ziel van het Vlaamsche volk met zijn uitbundigheid en zijn gulheid, bij wien de lust aan het aardsche en aan de zinnelijke dingen kon samengaan in een levenshouding van innige vroomheid en verbondenheid met God. Ook is die uitbundige zinnenlust van de vroegste periode bij onze vriend met de jaren verstild en verinnigd in een diepere levensvreugde met het uitzicht op de eeuwigheid.

    De beproeving heeft zijn ziel slechts gesterkt en gelouterd. Zij viel zwaar op hem. Hij heeft er diep onder geleden. Maar hij heefl ze gedragen als een groot christen, met christelijke onderwerping aan Gods heiligen WiI en met christelijk vertrouwen in Zijn goedheid.

    Met christelijke naastenliefde ook, die geen haat of geen bitterheid kende.

    Want hij was een goed mensch in den volsten zin des woords: een hartelijk, eenvoudig, kinderlijk goed mensch, met wien het een vreugde was om te gaan; zonder hoogmoed of hooghartigheid, evenals zonder wrok of naijver; zich mededeelende aan wie hem naderde in al zijn gulle rondborstigheid en vertrouwelijke oprechtheid.

    Zoo hebben wij hem allen gekend. Zoo hebben hem ook zijn collega's in de Vlaamsche Academie mogen vereeren en bewonderen, waar hij, die zich steeds buiten alle politick hield, slechts sympathie genoot en achting voor zijn persoon en voor zijn werk, dat den naam van VIaanderen, den naam van België hooghield als kunstlievend volk onder de oude cultuurvolkeren van Europa.

    En in die lange dagen, weken, maanden van zijn beproeving en van de in die beproeving hem onmeedoogend ondermijnende ziekte en verzwakking, maakte hij zich steeds losser van het aardsche, om voller te baden in het licht en in de zon der Lente, die hij verbeidde, der Eeuwige Schoonheid.

    En dan welde de ziel omhoog op rhythmen van mystiek :

     

                De kern van alle dingen

                Is stil en eindeloos.

                Alleen de dingen zingen,

                Ons lied is kort en broos.

     

                En donker zingt mijn bloed

                van heimwee zwaar doorwogen...

                ik zeil op regenbogen

                Gods stilte te gemoet.

     

    Het heimwee naar God! Die stilte van God en die vrede was het, die hem voortaan omnevelde:

                De vrede nevelt over 't land;

                dc rust dauwt op de menschen;

                uit stilte en uit sterrenlicht

                wordt dan een altaar opgericht.

                En luister nu hoe alle dingen zingen

                en alles zingend in elkaar vervliet,

                de menschen en de dingen:

     

                de vreugd, ket kwaad en het verdriet

                luidt duizend schoon accoorden

                van één en 't zelfde lied.

                O Zalig uur, waarin de ziel, gerijpt

                van zangen, zonder beeld of woorden,

                Gods wil begrijpt.

     

    Gerijpt van zangen, in stilte en in vrede van het in liefde aanvaarde offer der smart, had hij Gods WiI begrepen. Dat diep-menschelijk mystiek gevoel was het, wat ons zoo innig ontroerd heeft, toen wij hem nog onlangs hoorden :

     

                De schoonheid droomt van boom tot hoom

                Doch alle schoonheid zal verkwijnen;

                want alle schoonheid is slechts droom...

                Maar Gij zijt de eeuwigheid!

                Heb dank, dat Gij mijn weemoed wijdt

                en zegent ook zijn vruchten!

                Een eendaaddriehoek in de luchten...

                Nu komt de wintertijd.

                Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.

                Ik ben bereid.

     

    Zoo, in 't licht van den eeuwigen Driehoek, van den Drieëenen God, dat eenvoudige:

    ik ben bereid.

    De dood was voor hem geen verrassing : zij leidde hem binnen, in de festijnen der eeuwige Schoonheid, wier weerglans hij hier op aarde zoo warm had liefgehad.

     

    ***********

    13-01-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In Memoriam Felix Timmermans - uit het tijdschrift Rommelpot

    In Memoriam Felix Timmermans

    Een bijdrage door Piet Punt ( Albe ) in het tijdschrift Rommelpot 31/01/1947


                                  

    Felix Timmermans, de « plezante pen van Vlaanderen » is de schemeringen van de dood ingetreden. Het lethargische Vlaanderen heeft een schok gekregen. Het had sedert lang een schok nodig.

    Spijtig, dat de dood hiervoor de goede Fé heeft uitverkoren. Er zijn in dit land zonen gevallen voor wier onbarmhartig lot Vlaanderen — schijnbaar althans — onberoerd is gebleven. De zachte dood, die Felix Timmermans bijna vriendelijk de pen uit de hand nam, is een schok, die heel dat onberoerde Vlaanderen in al zijn geledingen, van de massa tot de élite, van de verbitterden tot de gelijkmoedigen, van de dulders tot de verdwaalden treft.

    De man, die men doodzweeg in de schemeravond van zijn zestigse jaar, waarop de nacht zo onverbiddelijk snel inviel, wordt met luide en rouwende woorden gehuldigd nu op zijn lippen het zegel van het eeuwig zwijgen werd gedrukt. De man, die de schalkse Vlaamse lach naar het buitenland exporteerde wordt door zijn eigen volk beweend nu die lach in het masker van de dood versteend ligt. In de plechtige taal der rouwende woordvoerders luidt het : Felix Timmermans is niet. meer. De Vlaamse aarde weze hem zacht.

    In de onacademische maar oprechter taal der tienduizenden harten die zich hebben gelaafd aan zijn levensvreugde, klinkt het wellicht :Pallieter is dood. Hij is gegaan naar « Het hovernierke Gods » en naar de « Pastoor uit den bloeyenden Wijngaerd » in het « Land waar de appelsienen bloeien »

     

    In dit blad, waar wij het leed en het onrecht, de verborgen ellende en de uitgestalde verdwazing met een lach hebben getracht te huldigen of te milderen, zouden we thans onder de sluier van de rouw dezelfde lach willen oproepen, waarmede de joviale en meesterlijke verteller de tienduizenden van zijn volk. en de honderdduizenden van over de grenzen  een hart onder de riem heeft gestoken. Wij bekennen oprecht : de moed en de lust ertoe ontbreken ons in deze ogenblikken van gerechtelijke verdwazing, waarvan deze grote kunstenaar, die de goedheid en hartelijkheid in zijn werk verpersoonlijkte en in zichzelf incarneerde, zijn deel heeft gekregen. En wie kent de bijtende uitwerkselen van vernedering en misachting op het gevoelig en complexe raderwerk van een menselijk hart ? Van een groot kunstenaarshart ?

     

    Wij weten het thans. Felix Timmermans overleed in de nacht van Vrijdag 24 Januari, te 24,30 u. aan de hartziekte, waaraan hij sedert geruimen tijd leed.

    Zijn grootheid heeft Felix Timmermans aan dàt hart te danken. In dat boordevol hart heeft hij al de levensvreugden gedragen en gebaard in het olijk wezen, dat over de doopvont van Vlaanderen werd gehouden onder de onsterfelijke naam van de « dagenmelker Pallieter » 1916. Dat werk werd als doopsuiker over heel Vlaanderen verspreid, verpakt en gebonden naar het buitenland geëxporteerd, en de smaak werd in alle talen op dezelfde wijze geproefd en op dezelfde manier geroemd.

     

                In dat hart heeft hij de unieke en onnavolgbare droom gedroomd van « de zeer schoone uren van Juffrouw Symforosa, begijntje » (1918) en van « Anne-Marie » (1921). met dat hart heeft hij op « De Harp van Sint Franciskus » (1931) en met de heerlijK gerijpte wijding van een «Boerenpsalm» (1933) zijn narratieve symphonieën voltooid.

    In dat gevoelig en gelovig hart heeft hij op een unieke wijze de geboorte gevierd van het « Kindeken Jezus in Vlaanderen », heeft hij de drie-koningenliederen geneuried (Driekoningen Tryptiek.) en met dat hart heeft hij zijn myrrne van menselijke hartelijkheid, het goud van zijn schitterend meesterschap en de wierook van zijn kinderlijke gelovigheid geofferd daar « Waar de ster bleef stillestaan ».

    Het beste deel van dat hart heeft hij aan «Lierke plezierke» weggeschonken en meteen van zijn geboortestadje « Schoon Lier » met zijn naam en zijn eeuwig rustoord een « onsterfelijk Lier » gemaakt.

    Dat hart heeft hij gemaakt tot het prisma, waarin hij veelvoudige tinten, kleuren en verven heeft opgevangen van de hartstochten, de vreugden en tegenheden der kinderen van zijn volk : de « Pieter Breugels », de «Krabbekokers », de « Leontientjes », de « Piroens », de bodemvaste, kloekbenige « Pallieters » en de half-aardse, half-hemelse Anne-Marie's, Symforosa's en Salomé' s.

    Felix Timmermans, de picturale verteller, de meesterlijke uitbeelder van de waarneembare verschijning der dingen, de zinnelijke ziener, de schepper van rythme, gevoel en atmosfeer, de bloeiende pen der plastische en lyrische taalweelde, de gulpende bron van Vlaamse levensvreugde en de tril1ende snaar der menselijke ontroering, het hart der Vlaamse letterkunde, heeft zijn lach behouden tot in het aanschijn van de dood.

    En de dood is hem milder geweest dan de mensen. Want de onverbiddelijke dood heeft vluchtig, plots, met een schielijke, ijskille ademzucht het dralend levensvlammetje van « Het Keerseken in den Lanteern » uitgenepen. Maar de mens, dat onredelijk complex van afgunst, nijd en tweespalt, heeft het grote, warme, milde hart der Vlaamse literatuur niet gespaard. Deze mens, (wij zullen hem aan een rouwbaar niet identificeren) vermomd als cultuurdrager, incarnatie van ijdelheid en schaamteloze afgunst, plaasteren podiumfiguur van klatergouden gehalte, heeft met de lange lans van zijn lange naam dit hart doorboord vóór de dood zijn onverbiddelijke taak volbracht.

    Felix Timmermans heeft het spoor van «Het Kindeken jezus in Vlaanderen» tot het bittere einde gevolgd. Heeft dat Kindeken Jezus niet de verloocheningen gekend van zijn Petrussen, het verraad van zijn twaalfde Apostelen, het schandhout, de lansstoot en de edik. En dat zelfde Kindeken Jezus bad : Vader, vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen.

     

                Ook deze Vlaamse Messias der levensvreugde heeft in zijn laatste dagen nog de hanekraai der verloochening moeten horen terwijl de witte tabbaarddragcrs de amorphe massa voor de keuze stelde : Barabas of deze ?

    Wij weigeren te geloven, dat het hart dier massa nogmaals de bijbelse keuze zou gedaan hebben, zoals het onze overtuiging is, dat het beste deel van het volk der lage landen de misleidende tabbaarddragers zijn verdict in hun witte mommen slingert : Niet Barabas maar Pallieter !

    Wij weten, dat het grote hart van de begenadigde kunstenaar Felix Timmermans is stilgevallen, nadat het reeds de mildheid van Kristus' laatste woorden had verworven. In zijn hart was zelfs het bezinksel niet meer van de verbittering, die nog aan onze woorden kleefden. Hij zong reeds in die dagen zijn stil en rustig « Adagio », dat eerlang bij « Van Kampen » zal verschijnen. Toen hij ons deze verzen ter inzage toevertrouwde, konden wij niet vermoeden, dat wij de zwanezang van een groot en dichterlijk hart beluisterden. Met wijding en ontroering beluisteren wij thans een accent van deze zwanezang, die slechts een groot en begenadigd kunstenaar in « de schemeringen van de dood » vermag te zingen :

                                        De kern van alle dingen

                                        is stil en eindeloos.

                                        Alleen de dingen zingen.

                                        Ons lied is kort en broos.

     

                                        En donker zingt mijn bloed,

                                        van heimwee zwaar doorwogen.

                                        Ik zeil langs regenbogen

                                        Gods stilte gemoet.

     

    Dichters groeien en bloeien open tot de rijpe weelde van het proza. Felix Timmermans, de meester van het weelderig bloeiende proza verbloeit en sterft uit in de zachte rijpheid der poëzie. Wie kent de drijfveren van het menselijk hart en de verholenheden der kunstenaarsziel ? Hoe zwaar weegt in deze ogenblikken de betekenis van zijn laatste belijdenis : Ik zeil langs regenbogen Gods stilte te gemoet. Inderdaad, hij heeft nog het ontij in deze lage landen meegemaakt maar zijn werken staan als zovele regenbogen over dit land gespannen. En de regenboog, teken van het heilig verbond, is het zinnebeeld van de triomf, Felix Timmermans, gij zijt langs het pad van de triomf Gods stilte tegemoet getreden ; wij geloven, dat het «Kindeken Jezus van Vlaanderen » U met vreugde heeft ontvangen.

    Mijn grote en goede vriend rust zacht en onsterfelijk aan de boorden van uw Nethe.

     

    Piet Punt  ( Albe )

            De Herfst blaast op den horen

     

                De Herfst blaast op den horen,

                en 't wierookt in het hout ;

                de vruchten gloren.

                De stilten weven gobelijnen

                van gouddraad over 't woud,

                met reeën, die verbaasd verschijnen

                uit varens en frambozenhout,

                en sierlijk weer verdwijnen...

                De schoonheid droomt van boom tot boom,

                doch alle schoonheid zal verkwijnen,

                want alle schoonheid is slechts droom,

                maar Gij zijt d'eeuwigheid !

                Heb dank, dat Gij mij weemoed wijdt,

                en zegen ook zijn vruchten.

                Een eendendriehoek in de luchten :

                nu komt de wintertijd.

                Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.

                Ik ben bereid.

                                                                Felix Timmermans, uit Adagio

     

    **********

    12-01-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In Memoriam Felix Timmermans - Jos Ghijsen

    In Memoriam Felix Timmermans

    Door Jos Ghijsen – Averbode’s weekblad 1 februari 1947

     

    De Lente over Vlaanderen gaat openbreken. Een jaar is voorbijgegaan sedert onder de geweldige kracht van het komend leven, de grootste mens uit onze Vlaamse Lentes voor immer heenging. Felix Timmermans.

    De naam, waarmee wij, Vlamingen, een sleutel verwierven tot de internationale wereld van kultuur en kunst.

    De naam, die in de harten der lezende mensen van Vlaanderen staat gebeiteld, onuitwisbaar, lijk in het mooiste marmer van ons nationaal bezit. De naam, die onze roem is geweest en voor onze volkse levenskracht zal blijven getuigen, zolang er een Vlaams volk wezen zal.

    Zeg niet, de naam die werd misbruikt en verloochend. Dat is niet waar. Dat is zijn Vlaams volk niet geweest. Schuif dat niet van de schouders van enkelen, over wie de historie later spreken zal als van een spijtige uitgroei van litterair egoisme.

    De naam Timmermans is eerlijk en onaanvechtbaar hoog blijven staan in het hart van zijn volk en in dat der mensen, ver daarbuiten.

    Wellicht zal eens ons nageslacht smalend terugwijzen op het banale, het enggeestige, nog veel erger op het ondankbare in de houding waarmee wij, passief, den Vlaams-litterairen prins hebben laten scheiden van zijn prinselijk land.

    Slechts enkelen dragen hiervoor de even roemloze als onaangename verantwoordelijkheid.

    Timmermans is niet meer.

    Hij ging. Een jaar lang reeds hebben wij ons tegenover die waarheid kunnen plaatsen en nog altijd gelooft ons hart in het onsterfelijke van zijn wezen.

    Zo is het. Hij leeft voort.

    Dien kouden Januari-nacht 1947 bracht men te Bern in Zwitserland, zijn Kerstmis-opera op het toneel. Radio Bern lanceerde zijn naam over de wereld.

    Dien kouden Januari-nacht 1947 verliet de Fee voor altijd deze aarde, naar waar het eeuwig schoon is en goed...

    Een losdreunend applaus in de schouwburgzaal te Bern...

    Een mens, die voor de laatste maal mid-nacht hoort slaan...

    — « O, dat is goed... » — Wat heeft hij bedoeld met zijn laatst-gefluisterde woorden ? Hoorde zijn ziel misschien het gejuich der mensen in verrukking voor zijn opera ? Of was het enkel zijn moede hart, dat in vier woorden het ultieme bilan opmaakte van zijn leven ?

    Wij weten het niet. Maar wij weten enkel dat dien nacht, een jaar geleden, de Fee niet gestorven is. Hij leeft. Zijn ziel is gevaren in zijn boeken en zijn geschriften.

    Pallieter leeft voort, de onsterfelijke Vlaamse Prins.

    Pastoor Benedict Serneels leeft voort, het Katholieke hart van Vlaanderen. Leontientje leeft voort, de begijnenbossen leven voort...

    Het lijkt me nochtans of het dit verlopen jaar geen grote Lente geworden is.

    Zoveel Lentes heeft hij ons gegeven. De ene al heerlijker dan de andere. De Lentes uit Pallieter, uit den Pastoor uit den bloeyenden Weyngaerdt, de Lentes van ieder boek, van ieder woord.

    We lazen veel critiek ; iemand zei zelfs dat Timmermans het Vlaamse volk niet had getekend, lijk het was. Die mens had gelijk, maar voor alles dient gezegd, dat hij het Vlaamse volk veel schoonheid heeft gebracht. Breed en gul heeft hij zijn woord in de harten van duizenden mensen geslingerd. Hij heeft de landschappen van Vlaanderen met een onuitwisbaar-heerlijken trek gestreken in het bewustzijn en in de fierheid van ons volk.

    In dat landschap heeft hij de mensen van datzelfde volk geplaatst, groots en plechtig. En over het leven van mens en grond den regenboog gespannen van Gods goedheid.

    Hij heeft de mensen van zijn volk doen leven, beminnen en geloven. Daarom alleen reeds is hij groot geweest.

    Hij ging. Maar zijn schoon volk is gebleven, groot in zijn kleinheid.

    In de geschiedenis van dat volk zal de naam Timmermans een mijlpaal zijn op den weg naar grootheid en bloei.

    Mensen van morgen zullen zijn werken lezen en weten hoe iemand zijn volk heeft gezien en liefgehad.

    Hij ging. Men droeg hem door de straten van zijn Gommarusstad — stad onder de sneeuw. — Maar men had hem moeten kunnen voeren door zijn Netheland, in de volle Lente.

    Langs de wegels waar hij Pastoor Benedict Serneels heeft laten wandelen en brevieren.

    Langs den hogen molen van Fransoo, over het land « waar de buiken der heuvelen bekleed zijn met velden, rosse en groene tapijten en zaaiers zwart stappen tegen de zilveren luchten ; waar ossen de ploegen trekken en een witte stenen windmolen zijn armen zwaait als een vreugdig kind.»

    Hij ging. Met hem gaat een levend stuk van onze nationale grootheid. Als men van Conscience mag schrijven dat hij zijn volk heeft leren lezen, dan durf ik van Timmermans beweren, dat hij zijn Volk heeft leren beminnen en geloven in zich zelf.

    Hij ging... « En terwijl allen knielen, legt de molen zijn wieken stil en een lange streep vogelen wiekt over de heuvelen naar het verre, verre Westen, waar de zee ligt »

     

    *******

    11-01-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beelden van de begrafenis
    Er zijn er een aantal die we kennen!

    van rechts naar links : Jef Van Hoof, Felix De Boeck en Bernard Janssens


    Willem Doevenspeck (met hoed in de hand)) en rechts van hem Felix De Boeck


    De kist van de Fé wordt neer gelaten

    HET LIED IS UIT.

     

    Overgenomen uit “Felix Timmermans vertelt

    Door Felix Heidendal

    Het is gedaan met al die ijdle dingen.

    De maan speelt op de zilveren avondfluit;

    hij zingt nu niet meer mee, dat lied is uit,

    een schoner stem komt in zijn ziele dringen.

     

    VLAANDEREN IS EEN WONDERLIJK LAND. Wat er ook gebeure, met of zonder hulp, meestal door eigen welige krachten, verwekt het nu en dan een zoon, die voor de komende tijden getuigenis zal afleggen van eigen grootheid en kunst.

    Ieder van die uitverkorenen heeft een wel afgebakende taak als een roeping te vervullen, en hij zal daartoe de gelegenheid krijgen. Zo was het met onze schilders, met onze musici en bouwmeesters, die hun roeping grootscheeps hebben uitgewerkt.

    Zo is het ook met onze schrijvers.

    Wanneer deze echter hun taak hebben volbracht, is meteen hun roeping vervuld en hun lied uitgezongen. Eenmaal het hoogtepunt bereikt, is het ook spoedig met hen gedaan. Het is of hun roem als een brandend glasraam moet blijven branden om getuigenis af te leggen voor de tijden...

    Zo is het ook met Felix Timmermans gegaan! Wij hebben hem. gevolgd in het voetspoor van zijn leven, zoals hij het ons zelf vertelde. Het was als een lied, als een tarantella, eerst luchtig-trippelend, dan zoekend en zich verdiepend, om over te gaan tot geweldig en bruisend, afgewisseld door innigheid en vertedering. Het ging van 't ene gevoel in 't andere, maar steeds meesterlijk.

    En niet alleen ons volk, maar gans Europa, ja gans de wereld heeft geluisterd naar hetgeen hij te vertellen had. In elke grote stad, zowel te Helsinki, te Londen als te Barcelona of in Warschau, overal werd de reizende Vlaming aangenaam verrast door de vertalingen van zijn werken. Zij werden in zeventien talen omgezet. In de na-oorlogse jaren waren nieuwe vertalingen aangekondigd in 't Engels, het Spaans en het Zweeds.

    Een luxe-editie van zijn « Bruegel » was in 't Italiaans in voorbereiding. Over gans de wereld werd hij gelezen en overal maakte hij tegelijk ons land bekend door zijn eigen pittige, volkse, humoristische en ontroerende verhalen. Want al schreef hij ook over kleine dingen en kleine eenvoudige mensen als Pitje Vogel en Schrobberbeek, toch was zijn schrijven groot, omdat hij uit het doodgewone leven die diepere klanken wist te halen en over te hevelen, maar verpuurd en gelouterd, zodat zij iets algemeen menselijks in de ziel beroerden.

    Zijn kunst deed vreemdelingen verwonderd naar dat kleine land opkijken, ginds bij de Noordzee, en aldus verbond hij de grootheid van zijn eigen meesterschap met deze van zijn volk, zodat beiden onafscheidbaar leken.

    Terwijl de wereld aandachtig toeluisterde, sprak hij voortdurend zijn hart uit in tal van werken, met al de vurigheid van zijn bloed, tot eindelijk een voor een de snaren van zijn harp doorbraken. Op een snaar speelde hij nog wat voort zolang het ging, tot eindelijk de lier van zijn leven geheel doorbrak en zijn hart begaf.

    In de laatste maanden had hij een nieuwe roman geschreven, die het leven van schilder Adriaan Brouwer behandelde. Reeds jaren was zijn gezondheid wankelend en meermaals verkeerde hij in stervensgevaar. Maar telkens monterde de zomerzon hem op, waarna hij weer geredelijk naar de pen greep.

    In 't aanschijn van de dood was hij weerom dichter geworden en zijn verzen verzamelde hij in een bundel «Adagio», welke later posthuum zou uitgegeven worden. Juist als bij de aanvang van zijn schrijversloopbaan, is het weer een ondergrond van algemeen menselijke gevoelens, de dood en het leven, welke hem doet zingen. Als in een kringloop is hij weergekeerd naar het vertrekpunt, maar toch heel anders. De doodsgedachte is niet meer afschrikwekkend, maar eerder gelaten en hoopvol. Het is of de lampen van zijn ziel juist dan hun hoogste gloeikracht bereiken, wanneer zij zich richten tot de Schepper :


       't Gebergt ligt in de nacht verborgen,

       maar d'hoogste toppen zijn verlicht.

       Zij zien het worden van de morgen

       in 't aangezicht.

     
       Zo glinstren de kristallen tinnen

       van mijne ziel in Gods gelaat,

       terwijl zij zelf in de nacht der zinnen
       verdronken staat.

     
       En wijl zij smacht naar 't eeuwig flonkren

       zuigt zij zich vast aan d'ijdelheid.

       En angstig tussen licht en donk'ren

       vergaat mijn tijd.

     

       O Heer, laat mij het nog beleven

       dat Uw genadig morgengoud

       door gans mijn ziele wordt geweven,

       want ik word oud.

     

    Tot het laatste toe bleef zijn geest helder en zijn ziel dichterlijk gestemd. Zo gingen volgende verzen enkele uren voor zijn verscheiden nog door zijn vingeren :

      De sterren ranken rond mijn venster

      rein met rozen saam.

      Soms valt een blaadje van hun kelken

      en soms een genster

      van vuur, voorbij mijn raam.

      De rozen, ook de sterren zullen eens verwelken.

      De rozen vragen niet veel tijd,

      de sterren bloeien wel een eeuwigheid.

      Ook dat is slechts een splinter van de tijd,

      en tijd is slechts een schaar in 's Heren hand,

      waarmede Hij de bloemen snoeit en snijdt

      die hij zelf in d'hemelen en op aarde heeft

      geplant.

     

    Zo is Felix Timmermans in de witte winternacht van 24 Januari 1947 zachtjes ter ziele gegaan. Zijn karakteristieke kop was zelfs in de dood niet veranderd en zijn zilveren haarbos lag op de witte peluw als een kroon er omheen. Schoon was hij in het leven, schoon ook in de dood. En de talrijke vrienden, hier te lande en elders, voelden bij het vernemen van dit droevig nieuws ergens een groot gewicht in hen, iets als een vracht die aan hun hart scheen te hangen, zwaar en smartelijk.

    Op de dag der begrafenis voelden ze als een stuwing, die hen de ijskoude winterdag deed trotseren. En luisterend naar de stem van hun hart, kwamen zij naar Lier, dat onder een licht laagje sneeuw bedolven lag. Rouwend klokgelui vecht daarboven in de grauwe luchten boven de stad. In de Siberische koude staan honderden aan te schuiven bij het sterfhuis om een laatste groet te brengen. Daar klinkt ook de stem van het kunstminnend Vlaanderen, herinnerend aan die statige levensopgang. « In uw werk lag de ademtocht der aarde, maar stilaan groeide gij boven het zinnelijke tot een dichter die, naast Franciscus, de blijde zanger werd van Gods rijke natuur. »

    Daar komen de priesters. De kist wordt in de lijkwagen geschoven en gevolgd door familieleden en vrienden, met bloemen en kransen omhangen, vangt de laatste tocht aan naar de oude Gothische Gummaruskerk. Zonder veel praal, maar diep ontroerend, verloopt de godsdienstige plechtigheid. Tijdens de consecratie wordt, op zijn eigen verlangen, het Largo van Händel in sourdine gespeeld en de nagalm ruist lang door de gewelven. Als de klokken hun dodenzang beiaarden over de stad, wordt het heel stil. Daarop volgt plechtig, bijna feestelijk, de zang van het koor : « In paradisum deducant te Angeli! »

     

    Door 't besneeuwde landschap, dat vol van hem is, trekt de rouwstoet over de brug van de Nete, die toegevroren ligt. Deze tocht is een laatste vaarwel aan alles wat hem zo lief was. Eenvoudige volksvrouwen trekken benieuwd de deur open : « O, ze gaan Felix Timmermans begraven. » 't Is precies of ze 't zelf niet geloven kunnen. Ze staren een ogenblik toe, snuiten de neus, en slaan de deur toe achter hun verdriet.

    Door de bijtende koude hebben de vrienden de lijkwagen gevolgd tot op het kerkhof, dat een paar kilometers buiten de stad ligt. Een scherpe noordenwind komt juist aanzetten, die de tranen zou doen bevriezen, maar niemand voelt nog koude nu kunstschilder Van Rompaey bij 't geopende graf het laatste vaarwel uitspreekt :

     

    « Nu zijt gij heengegaan naar het land dat u wenkte en waarmede uw ziel sinds maanden bekend was. Tot in de « schemering van de dood » hebt gij de « harp van St. Franciscus » bespeeld en uw laatste bladzijden waren een innig gebed. Leef voort in ons aller liefdevolle herinnering en rust in vrede. »

     

    Dan wordt de simpele houten kist, zonder de minste versiering, in de harde grond neergela-ten. Nog een laatste kruiske en daar rust in Vlaanderens aarde het « hovenierken Gods », dat dit land zo heeft liefgehad en verheerlijkt. Zo eindigde hier op dezelfde plaats dit leven, waar het voor zestig jaar een aanvang nam.

     

    Felix Timmermans zaliger, Ik zie u nog altijd voor mijn ogen zoals gij die dag zo gemoedelijk in ons midden aan 't vertellen waart, met diezelfde warmte en goedheid in uw ogen, zacht voor u monkelend, met de bovenlip een beetje vooruitgeduwd.

    Misschien kijkt gij van uit de hoge hemel ook zo naar ons om te weten wat wij van u gaan vertellen. Welnu, slechts een enkel woordeke willen wij tot u spreken, eenvoudig en gemakkelijk, maar recht uit het hart, zoals vrienden tot elkander spreken.

    Wij weten dat gij u niet veel aan lofbetuigingen gelegen hebt gelaten, daar waart gij te nederig voor en gij kende het vers van Gezelle te goed van buiten :

     

    ... Och, Vriend, wat baat, wat schaadt het ons, der mensen lot en laak gegons ...

     

    Toch weten wij, al hebt gij het ons ook niet verteld, dat gij door ons land en ook door Nederland geridderd werdt om al die prijsboeken, die gij niet kreegt als student, maar die gij later zelf aan ons volk schonkt, en dat gij erevoorzitter waart van de katholieke schrijvers :

    « Scriptores Catholic! » en lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde. Maar die lof is u niet naar het hoofd gestegen. Uit het volk geboren, bleeft gij te midden van uw volk.

    Het moet wel zijn dat er in uw werken iets anders steekt dan bij vele schrijvers, iets waarin ons volk zichzelf heeft herkend. Vandaar die uitgesproken voorliefde voor uw boeken, uw toneelspelen.

    De avond van uw dood werd te Bern, in Zwitserland, de eerste opvoering gegeven van uw opera : « Kerstmissater » en terwijl gij over aarde laagt werd, bijna met eerbied, in een klein Kempisch dorpje uw « En waar de Ster bleef stille staan » voor een bomvolle zaal opgevoerd.

    Het lijdt geen twijfel, uw kunst zal blijven leven.

    Wij weten dat er veel is getwist rond een of ander werk, maar ten slotte is toch iedereen akkoord om te getuigen, dat gij ons hoofdstukken en verhalen hebt geschonken, zo ragfijn, zo aangrijpend, zo diep-menselijk, dat verder napluizen en ontleden eerder heiligschennend zou lijken. Steeds klinkt mij die ene regel uit « Franciscus » in de oren : « In zijn ziel ging een roos open van bloedend 1icht. »

    Het is zo poëtisch schoon, dat men bezwaarlijk de diepgang er van kan achterhalen. Er zijn dingen waarvan men met gans de ziel zegt : « Dat is schoon! » Kortweg, zonder redeneren of piekeren. Een koraal uit de Passie van Bach ontleedt men niet, men knielt er voor als de heilige van Giotto.

    En wanneer wij u moesten vragen : « Meester, waar haalt gij dat toch? » dan hoor ik u al antwoorden in de taal van boer Wortel : « Dat heb ik zo ineens op de grond van mijn hart ge-zien en gevoeld. »

    Zo is het. Op meesterlijke wijze hebt gij in doodgewone dingen schoonheid weten te ont-dekken en gij hebt ze ons met de vinger aangewezen.

     

    God rolt de zomer door Zijn handen,

    zoals de boer het zaad.

    De ruimte kent geen randen

    en eindloos staat

    de sterrentuin te branden.

     

    Gij hebt ons de onderkant laten zien van een wonderschoon borduurwerk. Wij zijn er u dankbaar om. Maar hoe mooi van kleur en tekening, toch is er nog gewirwar van vlechten en tinten. De bovenkant is nog veel mooier. Die behoudt God voor Zichzelf en voor zijn vrienden. Is het daarheen dat gij zo kondt verlangen toen gij dichtte :

     

         O mocht mijn ziele hoog en zuiver branden,

         zoals de maan thans neerblikt op het dal,

         wanneer ik uit de nauwe wanden

         des levens, naar de Landen

         van Uw belofte stijgen zal!

     

    Nu ziet gij de volle heerlijkheid van dit bovengeestelijk borduurwerk. Nu berust gij in 't genot van de Volstrekte Schoonheid, ongenaakbaar voor rnenselijke onvolkomenheid.

     

    Rust zacht in uw glorie!

    Rust in vrede!

     

     

    *************




    Felix De Boeck en Renaat Veremans


    Felix De Boeck en Jef Van Hoof (Vlaamse componist)

    03-01-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wijsgerig Envoi

    Wijsgerig Envoi.

     

         Felix,Wij hebben u in de winterse aarde gebed. Uit de officiële wereld was er niemand. In een land van enig formaat zou uw uitvaart. vorstelijk geweest zijn ; hier hielden zelfs uw stadsgenoten, die nochtans hun faam - en zelfs heel wat van hun revenuën - aan uw werk en persoonlijkheid te danken hebben, zich achter de horretjes verscholen. Dat kwam misschien door wat men, in zekere amphibie-pers, genoemd heeft “Timmermans' verkeerde houding tijdens den oorlog“? Ziet gij, Felix, ofschoon wij niet zo héél rijk zijn aan kunstenaars van uw Internationale bekendheid, zijn wij toch zo Spartaans in onzen vaderlandsen vergeldingszucht, dat wij u, zelfs na uw verdwijnen, geen pardon schenken, en vermits wij u niet geheel kunnen doodverven, pogen we u te minimaliseren.

    Nu heet het bijvoorbeeld : Hij was folkloristisch van een zekere waarde, maar algemeen Europees-litterair beschouwd, nu ja ... er zal misschien wel iets van overblijven.

     

         Op het kerkhof waren nog een vijftigtal getrouwen aanwezig. Er zouden er heel wat meer geweest zijn, Felix, ge weet het, heel wat meer, maar zovelen zijn door bijzondere omstandigheden uitgeschakeld. De rest, die van de gewone omstandigheden, vond het te koud, te vermoeiend, te ver. En 't was laat geworden, want de dienst in de kerk had lang geduurd, was derhalve een beproeving geweest, vooral voor hen die daar in zo'n geval verschijnen, om gezien te worden en nadien hun naam in de krant te weten : ditmaal viel de publiciteitskans hun tamelijk zwaar.

     

         Wij hadden argeloos gedacht dat de Academie en de Scriptores Catholici, waarvan gij lid waart, zo ongeveer voltallig zouden .aanwezig zijn ; dat Davidsfondsafdelingen — met honderden hebt gij ze vroeger doen lachen — uit hun vijf en zeventig duizend huisgezinnen een grote delegatie zouden zenden ; dat de vele Vlaamse “letterlievende” maatschappijen zouden vertegenwoordigd zijn ; dat de Vlaamse scholen, tenminste die uit de provincie, een schare leerlingen zouden sturen ... wij hebben de aanwezigen niet geteld ; zij waren talrijk, vulden heel de ruime Sint Gummarus ; maar een land, dat zijn kunstambassadeurs eerbiedigt, zou u in uw laatsten tocht nog eens prinselijk gehuldigd hebben, ondanks om 't even welk meningsverschil, vermits de kunst buiten en boven alle politiek heet te staan, en in een land als het onze de Gedachte volkomen vrij is.

     

         Laten wij er geen bitterheid uit distilleren, Felix. De hemelse instanties genieten wellicht nu reeds van uw kinderlijke, aanstekelijke levensvreugde, nadat die vreugde hier beneden, vooral tijdens uw maandenlang ziekbed, systematisch vergald werd door lieden die zelfs de elementaire ruiterlijkheid verloochend hebben. Het is voor uw vrienden een troost, te weten dat gij in uw leed geen wrok, maar alleen de zuiverste loutering hebt ondergaan ; dit leed maakte van u een ontroerenden dichter wiens bezieling loswiekte van het aardse, om nog alleen op te gaan in de eeuwige waarden, die slechts bereikbaar zijn voor het milde en eerlijke mensenhart. Gij hadt het hart van een kind. Lichamelijk is het nu stilgevallen, dat hart, maar in uw werk, gepenseeld of geschreven, leeft dat hart voor ons allen voort, en wij beluisteren zijn klop en het geeft ons de kinderlijke blijheid, die een corrupte wereld nooit geven kan.

     

         Nabij de Nethe ligt uw graf. De Nethe zal voor u zingen, Felix, nadat gij zolang voor haar en haar volk gezongen hebt in de kleurige refreinen van uw door-en-door-Vlaams gemoed. Laten wij niet treuren om de triestige afzijdigheid van zovelen :

    Binnen twee jaar heten alle pasgeborenen te Lier Felix !

     

    Ik zie u glimlachen, en zo is't goed.

     

    Anton Van de Velde

    03-01-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afscheid van Felix Timmermans - Ernest Van der Hallen

    ERNEST VAN DER HALLEN

     

    AFSCHEID VAN FELIX TIMMERMANS


    ( Overgenomen uit Dietsche Warande en Belfort - juni 1947)
     

                De morgen van uw begrafenis lag het landschap rond de Nete helemaal wit gesneeuwd. Bij ontstentenis van vele vroegere vrienden en van elke vorm van officieel rouwbetoon dat u trouwens niet sympathiek zou geweest zijn, was dit de hulde van het Brabantse land dat u zo lief was. Allen die rond uw graf stonden op de Kloosterheide dicht bij de Nete en bij het puin der Nazaretse abdij, hebben op dit ogenblik gewis gedacht aan het besneeuwde land, mild en wijd en effen onder de opene hemel van Brabant, dat gij met zoveel liefde getekend hebt in uw boek over Pieter Breugel.

     

                Bij een graf pleegt men zich de dingen te herinneren die mooi en groot waren in het leven van de gestorvene, en soms is het niet gemakkelijk in een dergelijke hulde gans het leven te omvatten, want de woorden die aan het graf gesproken worden moeten soms meer doen vergeten dan herinneren. Wat is er in uw leven echter anders geweest dan goedheid en schoonheid, en hoe zou iemand in u afzonderlijk de mens en de kunstenaar kunnen huldigen, waar bij u het kunstenaar-zijn slechts de weerslag was van uw edel, goed hart en uw edel, goed mens-zijn? Het heeft weinig zin bij uw graf te spreken over uw groot kunstenaarschap, dat tot voor korte tijd nooit iemand heeft durven betwisten — hoe zelden men zoiets ooit beleefd heeft in dit land — zonder meteen te getuigen dat gans uw leven zelf een schoon en goed boek was, het schoonste dat gij gemaakt hebt, en dat er in heel dit werk en in dit leven niets is waarover gij u thans hoeft te schamen. Een kunstenaar heeft vóór alles een resonantiebodem nodig, een omgeving, een volk dat in liefde naar hem opziet, dat belang stelt in zijn werk, dat zijn woord opvangt, en meetrilt met zijn hart, dat gelooft in zijn roeping, zijn geestelijk wezen erkent en aanvaardt, en open staat voor de geestelijke waarden in zijn werk : de schoonheid, de adel, de kracht, de goedheid, de liefde, de ontroering, de begeestering waarvan zijn boeken de dragers zijn.

     

                Deze belangstelling en verering zijn gedurende gans uw leven in zo grote mate uw deel geweest als men dit sedert Conscience niet meer gezien had. Zelfs beperkte deze verering zich niet bij uw eigen volk, hoezeer uw werk ook de spiegel was van zijn wezen, doch ook ver buiten dit land heeft uw werk Vlaanderen en zijn volk leren lief hebben. En in die zin waart gij in feite de geestelijke en kulturele ambassadeur van Vlaanderen in het buitenland. Bijna nooit in de geschiedenis onzer Dietse letteren is er een kunstenaar geweest die zo algemeen aanvaard en erkend werd als gij; gans uw leven zijt ge gevierd en bejubeld geweest, en dit niet uitsluitend wegens uw boeken, want al wie u kende kwam onder de charme van uw wezen, dat hartelijkheid, vriendschap en goedheid was. Zelfs in de middens van uw litteraire collega's was de adel en de goedheid van uw hart spreekwoordelijk, en nooit heeft iemand met een normaal hart en gemoed ook maar getracht u te kleineren in uw werk of in uw persoonlijkheid, hoe zelden men iets dergelijks ook in dit kleine land mocht beleven. En wanneer een enkele maal broodnijd of jalousie de métier een poging in die zin deed, heb ik u daarom nooit een bitter woord horen spreken. Eigenlijk zijt ge gans uw leven een gelukskind geweest. Uw leven was dit van een prins. Ge waart door iedereen bejubeld, gevierd en vereerd, en toch zijt ge altijd een allereenvoudigst man gebleven, zodat uw buren niet eens vermoedden dat in een eenvoudige middenstandswoning van hun straat een der meest beroemde kunstenaars van Europa woonde.

                Daarom is de vereenzaming waarin gij het laatste jaar van uw leven doorgebracht hebt, u des te zwaarder gevallen, en naast enkele vertrouwde vrienden weet God alleen hoe zwaar die eenzaamheid en deze verlatenheid op u woog. Hoe ledig en eenzaam het rondom u was toen we enkele maanden terug uw zestigste verjaardag vierden, waarvan geen enkel blad of radiozender iets bleek af te weten, terwijl ge u herinnerde hoe ge bij uw vijftigste jaardag destijds, hier en elders, gehuldigd werd met een stortvloed van artikels, reportages en filmactualiteiten. Deze eenzaamheid waaraan op een bepaald ogenblik geen enkel kunstenaar ontsnapt, heeft echter uw innerlijk wezen verdiept en gerijpt. Wie de gedichten las welke ge binst deze maanden geschreven hebt, weet in welke mate dit verlaten-zijn door de mensen u dichter bij God gebracht heeft.

    Al die u bezochten zegden tegen elkaar : « Wat is hij verinnigd geworden, los gekomen van het aardse, en naar God gegroeid! » En we dachten er stil bij : welk gaaf, rijp en diep werk zou hij nu nog kunnen schrijven, nu God hem verpuurd heeft met de beproeving die hij zijn vrienden nooit onthoudt! Het heugt me nog hoe gij onlangs uzelf vergeleekt met Rembrandt : — « Ik heb als hij alle glorie en roem gekend, en ben als hij gedoemd om eenzaam te sterven. » Ik dacht in dat ogenblik op de door zijn vaderstad verbannen Dante, en op de andere kunstenaars wier roem hun na hun dood wreekte op hun tijdgenoten. Er zijn bladzijden over uw leven die pas het volgend geslacht zal kunnen schrijven, en ik hoop dat zij zullen gedenken hoe mild en vergevend gijzelf geweest zijt.

     

                Wat wil ik nog verder over u schrijven, Felix? Bij uw uitvaart waren al uw vrienden - hoe dikwijls hebt ge u bekommerd afgevraagd hoevelen u trouw gebleven waren! - aanwezig, in feite of in de geest, en het getal dezer laatsten was tienduizenden.

    Misschien hebt gij glimlachend van daarboven toegezien hoe de dag van uw uitvaart reeds geld geboden werd voor een overlijdensbericht, een doodsprentje, een regel schrift, een handtekening van u. Een kunstenaar betaalt het voorrecht en de doem van zijn kunstenaarschap met een hoge prijs, doch reeds het uur na zijn dood wordt hij gewroken over de vereenzaming waarin hij geleefd heeft. Gij waart een der dwaze, roekeloze verkwisters die vele duizenden innerlijk rijk gemaakt hebben, en wier sterven ieder van ons armer gemaakt heeft.

     

                Roem en eeuwige herinnering zijn grote woorden doch zeer schamele begrippen; maar uw deel, Felix, is dankbaarheid, liefde en bewondering van ontelbaren die gij in de donkere uren van hun leven gesterkt en getroost hebt. Uw boeken in vele talen en in duizenden openbare en private boekerijen vergelden uw vereenzaming. Nog lang na uw dood zullen zij schoonheid, liefde en goedheid schenken.

     

    ******





    03-01-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Lepeltje Herinneringen - Berten Verbeelen

    Een Lepeltje Herinneringen

     

                “De herinnering aan een ding, zegt Herman Gorter, is mooier dan het ding zelf.” Waar de wet van al het vergankelijke mij het mooie ding zelf heeft ontnomen, rest me de herinnering die me niemand ontroven zal, de herinnering die leeft en groeit met mijn liefde voor wat verloren ging, de herinnering die ik met immer nieuwe tinten kleuren kan, zodat ze ook immer fris blijft in mij.

     

                Toen Vrijdag morgen de telefoon rinkelde en een welbekende vriendenstem uit Lier me het droeve nieuws meldde : “Felix Timmermans is deze nacht gestorven”, bleef ik een ogenblik als versuft en ongelovend. Die goeie Felix! En nu mijn vriend is weggegaan om niet meer weer te keren, blijft me nog de herinnering ......

     

                En hij is weer levend voor mij geworden; ik heb het schuifje van mijn kast. opengetrokken en er al die kaartjes en brieven uitgehaald, wachtend op mij, sprekend tot mij, met zijn stem, lonkend naar mij, met zijn tekeningen, zodat hij weer bij me in mijn kamer stond. En mijn droeve weemoed, toen het treurige nieuws me bereikte, vond troost, toen hij, de goeie Felix weer tot mij sprak uit woord en beeld in al die kaartjes en die brieven.

    “Ik ben als een rijpe vrucht, en een vrucht die rijp is valt af” had hij enkele dagen geleden nog gezegd. En toch hield hij zo van het leven. Beloofde hij me toch “in den Zomer moogt ge me in Kapellenbosch verwachten”. Nu zal hij die belofte niet meer kunnen inlossen.

                En ik herlees nu brief voor brief, kaartje voor kaartje; ze zijn vol tekeningen ook : wat hij met woorden niet voldoende zeggen kon beeldde hij uit, op zijn manier. Ik zou de pen en het palet van een Timmermans zelf moeten hebben om ook voor U mijn herinnering tot een levend iets te maken.

                Over den groten kunstenaar heb ik U niets te zeggen, maar ik wil U een ogenblik meenemen op de reis van mijn herinnering en U de mens doen kennen.

    O die kaartjes en die brieven! Daarin vindt ge de goede, hartelijke en trouwe vriend, maar ook de eenvoudige mens. Roem en wereldfaam stegen hem niet naar het hoofd. Hij was en bleef de gulle, gastvrije man, wiens huis steeds openstond voor iedereen, aan wiens tafel de vrienden op elk uur van de dag konden aanschuiven “zonder complimenten”. Etenstijd.

    Gij waart bij hem, er werd voor U mee gedekt, zelfs zonder te vragen of ge wel bleeft.

       

    Maar even natuurlijk vond hij het ook bij de vrienden steeds welkom te zijn. Als hij bij hen een dagje wenste door te brengen kondigde hij zijn komst aan, op de hem eigen manier.

    “Wij komen met den vapeur en gaan met U naar de mis. Wij zullen met vijven zijn. Veel hartelijks”.En ter illustratie daarbij een boer op zijn ‘s Zondags.

    Ook hield hij veel van de hei en de bossen. “Ik veronderstel dat het in uwe stille bosschen nu hemelsch moet zijn, te midden eeuwig groen, de kalmte en het onopgewondene van de menschen. Asem maar goed de mastentoppenlucht in”. Zo schreef hij nog in December 1944.

    Kwam men bij hem op bezoek, dan werd eerst Lier bezocht. Langs het stadhuis naar de Zimmertoren en het begijnhof; langs de vest naar het pesthuis. En dan maar vertellen, want hij was fier op zijn stad en had ze lief.

                Felix Timmermans was een kindervriend. Bijzonder Veerle, ons jongste meisje, was zijn lieveling. Daarmee kuierde hij de hof rond in een speelgoed-kruiwagentje; en zowel Felix als de kleine hadden een reuzepret.

    En dan ging hij vertellen. Een groot blad papier — want Felix kon voor kinderen niet vertellen zonder tekenen — gekleurde potloden, en de vertelling begon. Een paar lijntjes in V-vorm kwamen op het papier. Wat is dat? ... ?!? ... Een vlieg! Daaronder een zwarte bol aangebracht. Wat is dat? Een bol! klonk het bij de kinderen in koor ...... Neen, lachte Felix, de neus van een hond. En intussen was er al een ganse hond bij die neus getoverd. Dan kwam er een petje ... met een boer eronder ... en die boer heeft een pijpke in de mond ... zie hij rookt ...... en hij heeft een koord in de hand. Wat zal hij ermee voorttrekken?... Een hond!!!... Neen, neen, een verkske. En het verkske verscheen met zijn lange snuit en zijn krulstaartje. Dan kwamen er nog: een schipke met de vijf kinderen erin, een paradijsvogel met vele schone pluimen, een mollig engeltje, en nog, en nog, ... tot het hele blad vol stond.

    Zo amuseerde Felix Timmermans, de wereldvermaarde Vlaamse schrijver, de kinderen en zichzelf.

                En ik zie hem ook nog als voorbeeldig echtgenoot en vader. De Zondag was voor hem steeds een feestdag, die in familiekring moest doorgebracht worden. Kon men in de week beroep op hem doen voor vergaderingen of voordrachten, 's Zondags nooit. Zelfs de Zaterdag avond wenste hij thuis te zijn om zeker de Zondag niet te missen. Ging hij de Zondag weg, dan met vrouw en kinderen.

                Hij hield van Gods lieve natuur : van de blakende zon tot de bedauwde spinnewebben, van de zon-doorstoofde heide met de van terpentijn druipende dennebomen tot de vervroren waterkens en de besneeuwde kerktorens, “moeder natuur in nachtgewaad en de kerktorens met hun witte slaapmuts op”.

    Maar van de regen hield hij niet, daar had hij een hartsgrondige hekel aan. “... regen, regen, jongen, jongen, het is nog al iets, met dit opneemvoddenweer, nog te nat om met de kaarten te spelen”. Zo klaagde hij dan. Of : “Ge moet maar eens afkomen, want ik ben benieuwd dat kunt ge verstaan, maar ik wil U door dat hondenweer niet jagen ... als er zon komt, breng ze mee ... Leef gaarne! ”

     

                Deze laatste woorden zijn als de synthese van heel Timmermans. Leef gaarne! Geniet van al het schone dat God U biedt. En hij gunde iedereen een plaatske onder Gods lieve zon; die zon die hij toch zo hartstochtelijk lief had, die voor zijn lichaam en zijn geest was, wat zijn kinderlijke godsvrucht was voor zijn ziel. Want scapulier en rozenkrans verlieten hem nooit. Kwam men bij hem op bezoek de laatste maanden, als hij aan zijn ziekbed gekluisterd was, dan glinsterde door de openstaande kraag van hemd en pyjama zijn zilveren scapulier, en lag er op het deken de paternoster met zwarte kralen. Die paternoster, die devotie tot Maria, te zamen met de toewijding en de liefde van zijn offerende echtgenote en brave kinderen, waren zijn sterkte en zijn troost. Ja, Maria was een toevlucht voor hem, en Scherpenheuvel zijn bedevaartplaats. Daar bad hij dan niet enkel voor zichzelf, maar ook voor zijn vrienden. “Ik rijd morgen naar Scherpenheuvel en zal er voor U ook een paternoster bidden”, schreef hij eens.

     

                Maar dat was ook in de goede tijd dat hij gaan kon. Dan is het gesukkel gekomen met zijn hart. “Ik ben ziek aan ‘t hart, ‘t is mij onmogelijk te komen”. Dat was in Januari 1944. En dan enkele dagen later : “Ik heb het weer aan het hart en ga langzaam als achter een processie” En in Juli 1944: “Het hart is ondertusschen wel op zijn plaats, maar het heeft nog altijd lubies, daarom is’t moeilijk van op reis te gaan”. Eindelijk Augustus '44 : “Ik moet braaf zijn, 14 dagen plat liggen om dat hartje op zijn plooi te brengen. — Ik mag nu en dan wat opzitten”.

                Maar het hart zou hem niet meer met rust laten. De levensblije Felix zou nog wel de zon kunnen zien, maar alleen nog van uit zijn bed of van achter 't venster van zijn ziekenkamer; tot ook daar de gordijnen neergelaten werden om zijn lichaam ook nog van die zon te beroven, waar zijn ziel het eeuwige Licht tegemoet vloog.

    In ‘t zwart gekleede ouwe peekens hebben hem, bij zijn begrafenis uitgeleide gedaan; vrouwkens uit de volksbuurt volgden al wenend. Schoner erewacht had men hem niet kunnen geven. De naar hart en ziel eenvoudige man werd door eenvoudige, kleine menskens ten grave geleid en beweend. Het waren die menskens die hij lief had, die hij uittekende, schilderde en beschreef, van wie hij het ruwe bolster openbrak om de schone ziel te laten glinsteren. Stil is hij van ons heengegaan, heel stil als om zijn vrienden niet te verontrusten, schuchter en gelaten. Maar als ik hem weer wil zien leven, ga ik naar die kaartjes en die brieven van hem en ik lees ...... ik lees ...... bijvoorbeeld dit:

     

                            Wilgen krommen in den mist ;

                            paddestoelen staan gegist

                            in bespinnewebde kruiden.

                            Verre dorschvlegelgeluiden

                            en een vogel die raar lacht

                            is het eenige dat tracht

                            hier wat leven bij te zetten.

                            Maar dat kan toch niet beletten

                            dat het hart maar zuchten blijft.

                            't Land is tot een zucht verstijfd,

                            en de zon schijnt toch zoo slap,

                            en de avond komt zoo rap

                            met een geur van rotte rapen.

                            Laat ons heden vroeg gaan slapen.

     

                                                                            F.T.

    (Overgenomen uit Golfslag eerste jaargang  -  1947)

    01-01-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!