Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    11-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Met Pen en Penseel - Jo Cooymans

    Met Pen en Penseel

    Door Jo Cooymans

    Ter gelegenheid van de tentoonstelling te Lier in 1986

     

    Felix Timmermans was een artiest met Internationale faam. Hoewel hij bij de meesten vooral als schrijver bekend is, hanteerde hij ook erg verdienstelijk pen en penseel. Zijn plastisch werk vormt een schone eenheid met zijn letterkundig œuvre. De schilder bleef meestal in de schaduw van de schrijver; toch kreeg hij als plastisch kunstenaar zowel vóór als na zijn dood grote internationale erkenning. Bovendien komt zijn veelzijdigheid niet alleen tot uiting in de thema's die hij in zijn kunst verwerkte, maar ook in de aangewende technieken.


      
     

    Het ligt niet in onze bedoeling een volledige studie noch een inventaris van Timmermans' œuvre te maken. Een algemene inleidende beschouwing op zijn kunstenaarschap lijkt hier meer aangewezen.

     

    Timmermans leefde van 1886 tot 1947. Het was een tijd van sociale wantoestanden, van lage lonen, van grote gezinnen, van het rijke Roomse leven, van belangrijke uitvindingen en van twee wereldoorlogen. Tot een bepaalde letterkundige richting kan hij moeilijk gerekend worden. Ondanks de elkaar opvolgende stromingen is hij steeds origineel gebleven. Tegen de achtergronden van zijn beeldend kunstenaarschap schoven vele -ismen voorbij. Ook hier is hij zichzelf gebleven, wat wellicht zijn grootste verdienste was.

     

    Felix was een geboren Lierenaar. "Lier is goede grond", zei hij ooit. Ondanks zijn grote bekendheid en zijn kosmopolitisme was hij een gemoedelijk man die sterk meeleefde met het reilen en zeilen van Lier. Het is daarom begrijpelijk dat zijn stad vaak een rijke inspiratiebron was. Vele verhalen spelen zich in Lier of omgeving af. Menig gebeuren legde hij vast in boekvorm, tekening, aquarel of schilderij.


      
     

    Hij werd sterk geboeid door de geschiedenis van Sint-Gummarus, patroonheilige van de stad, en van het oude Lier rond de eeuwwisseling. Het begijnhof, "de amandelboon van Lier", met zijn mystieke sfeer, kreeg een aparte plaats in zijn werk. De wind- en watermolens, de afspanningen, vlietjes, palingvissers en vele andere motieven uit zijn werken zijn op de dag van vandaag bijna alle verdwenen.

     

    Het nijvere Lier leefde toen van kant, borstels, messen, muziekinstrumenten en vlaaikes.

    Felix was trouwens de zoon van een kanthandelaar en tekende al heel jong kantpatronen.

    Zo komt zijn voedingsbodem uit zijn werken naar voren.

    Zo tekende, schilderde... en beschreef hij het meermaals. Daarom alleen al zal zijn geestelijk erfgoed voor de Lierenaars altijd meer betekenen dan voor de anderen. Anno 1986 worden de Schapekoppen nog dagelijks vereenzelvigd met Pallieter en Lierke Plezierke.

    Het tekenen of het bezig zijn met pen of potlood zat bij Timmermans al van jongsaf in het bloed. Schreef hij niet: "geen papier of lege plek of er stond seffens een manneke op" ?

    Niet toevallig dat hij zowel in "Pieter Bruegel" als in "Adriaan Brouwer" de hoofdpersoon al op jeugdige leeftijd liet tekenen en schilderen. En schreef hij niet dat hij op school, in zijn 'gewijde' geschiedenis, rond de kleren van de vrouwenfiguren een kapmantel tekende, zoals zijn moeder er nog een droeg?

     

    Liever dan snoep kocht hij mannekesbladen van Epinal, die hij natekende, voorzien van hevige kleuren. Toen reeds manifesteerde zich die onontkoombare drang om te tekenen en te schilderen. Toen hij bovendien Bruegel ontdekte en Consciences "Hoe men schilder wordt" las, kreeg zijn roeping vaste vorm: hij zou schilder worden! Geen gewoon schilder, maar een artiest van groot formaat... Zijn basisopleiding kreeg hij aan de Lierse tekenschool, waar hij met alle tekenattributen kennismaakte: "vanaf de cirkel met de blote hand, via Jupiter met zijn krullen, en Apollo met het vijgenblad, tot aan het stilleven met de eeuwige tinnen schotel en de doorgesneden rode kool".

    Hij kwam er echter niet toe zijn studies te voltooien. In een dagboeknotitie van 1919 schrijft hij hierover: "gemakzucht heeft mij beroofd van tekenen en schilderen en algemene ontwikkeling, en mij in zekere zin ungebildet gelaten, maar heeft in mij een zuivere, onkritische aanvoeling gelaten, die frisheid en sappigheid aan mijn werk geeft. Wat was nu het beste geweest?" Wie zal het ooit weten ?

    Timmermans was voor alles een autodidact. Hij leerde en evolueerde onder invloed van zijn kunstvrienden. In de huldetoespraak die hij meld bij de benoeming van Isidoor Opsomer tot Baron, vertelt hij hoe hij deze als jeugdige knaap tot voorbeeld koos.

    Ook Raymond de la Haye oefende een sterke invloed op hem uit, zowel door zijn ideeën als met zijn schilderdoeken. Hij verruimde Timmermans' inzichten en leerde hem, naast theosofie en oosterse wijsheden, de natuur van het Netelandschap proeven.


     
     Boerderij in Bouwel


    In het boekje "Uit mijn rommelkas" heeft hij deze geestelijke crisis beschreven. In die tijd leerde hij ook architect Flor Van Reeth kennen. Zij voelden zich tot elkaar aangetrokken door de mystiek in hun beider werken en stimuleerden elkaar.

    Uit die tijd dateren zijn diabolische tekeningen, zijn eerse mystieke gedichten, de tragedie "Holdijn" en de sombere "Schemeringen van de dood".

    In 1911 moest Timmermans een heelkundige ingreep ondergaan, waarbij zich verwikkelingen voordeden, zodat de dokters voor zijn leven vreesden. Toen hij besefte dat zijn leven aan een zijden draadje hing, ontwaakte plots in hem een sterke levensdrang. "...lijk een vis naar water snakt, zo snakte ik naar 't leven!... ik trachtte naar felle kleuren, schitterende klanken en jubelende luchten!" Toen werd in zijn geest Pallieter verwekt. Het door hem zelf geïllustreerde boek verscheen in 1916 en was het eerste uit een lange rij.

     

    Timmermans dweepte met de schilderkunst van de Vlaamse Primitieven, en van Pieter Bruegel over wie hij trouwens al lang een boek wou schrijven. Die Vlaamse meesters, de verhalen van zijn vader en de "mysteries", die zijn schoonmoeder bij de rozenkrans bad, inspireerden hem tot "Het kindeke Jezus in Vlaanderen". Vele passages uit het boek heeft hij meermaals op doek gebracht, zoals de drie koningen, de aanbidding van de herders en de vlucht naar Egypte, stuk voor stuk juweeltjes van vertel-schilderkunst.


          
     

    In 1918 verscheen "De zeer schone uren van juffrouw Symforosa, begijntjen", een pareltje van poëtisch proza, waarvoor hij in 1922 de staatsprijs voor letterkunde kreeg. In december van hetzelfde jaar verbleef hij in Nederland en maakte er kennis met Anton Pieck, die hem leerde etsen en houtsnijden.

    In "Het Vaderland" schreef hij : " 'k heb veel futuristische en andere -istische schilderijen gezien, en al bewonder ik hun streven, 't komt mij toch altijd voor, dat ze de simpele geest van de Gotieken, Bruegel, Noorse beeldekens, Noorse boerenschilderingen niet bereiken. 't Komt omdat die mannen werkten zoals zij konden en niet zoals zij wilden.

    En de ultramodernen doen juist het tegenovergestelde". Naast Pieck sprak ook "den zachten" Jan Toorop hem erg aan. Uit verschillende dagboeknotities blijkt dat deze Hollandse periode zeer vruchtbaar is geweest.

     

    In 1921 verscheen het romantische liefdesverhaal "Anna-Marie". Twee jaar later verscheen "De pastoor uit Den Bloeyenden Wijngaerdt" en de kerstlegende "Driekoningentryptiek", die als toneelbewerking "En waar de ster bleef stille staan" een wijde bekendheid verwierf.

    In 1925 hield hij met o.m. Flor Van Reeth en Ernest Van der Hallen de Pelgrimbeweging boven de doopvont. "Wij zullen de kunst als vuur onder de mensen dragen. De Pelgrim moet de schoonste brok, de geestelijke wacht van Vlaanderen worden!" schreef hij hierover later in een brief aan Flor Van Reeth. In het heilig jaar 1925 trok hij samen met zijn vrouw Marieke en zijn zusters Emma en Rachel naar Italië, het land van Sint-Franciscus, over wiens leven hij een boek wou schrijven. Zijn reisindrukken liet hij na in "Naar waar de appelsienen groeien".

    Na jaren van voorbereiding verscheen in 1928 eindelijk "Pieter Bruegel, zo heb ik U uit uw werken geroken", met niet minder dan 78 illustraties van eigen hand. "De harp van Sint-Franciscus", de geromanceerde biografie van Franciscus van Assisie, voltooide hij in 1931.

    Timmermans heeft deze heilige meermaals uitgebeeld, en tekende zelfs een "Franciscus-kalender". In 1933 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academic voor Taal- en Letterkunde. Tijdens de zittingen vergenoegde hij er zich mee zijn collega's te schetsen.

    Vele Vlaamse academici werden door hem in vaak ludieke poses gemodelleerd. Rond zijn vijftigste jaar verscheen ook "Boerenpsalm", waarover hij schreef: "zo'n werk zou ik twintig jaar geleden met kunnen schrijven hebben. Daar is eerst leven, verwisseling van licht en donker voor nodig".

     

    In 1945 schreef Timmermans de geromanceerde biografie "Adriaan Brouwer". Het boek verscheen pas na zijn dood in 1948. Een werk over Jan Van Eyck "Plus est en vous" is onvoltooid gebleven.

     

    Felix Timmermans overleed op 24 januari 1947. Kort na zijn dood verscheen "Adagio", zijn geestelijk testament. In deze verzenbundel verwoordt hij zijn innerlijk leven: zijn weemoed om het afscheid van de aardse dingen, zijn sterk verlangen naar de eeumgheid en zijn momenten van innig geluk om de mystieke aanwezigheid van God in zijn ziel.

    Timmermans tekende altijd en overal. Dit blijkt overduidelijk uit zijn nagelaten papieren.

    Op alles en nog wat zijn krabbels van hem te vinden. Zijn zwart-wit tekenwerk bestaat voor een belangrijk deel uit boekillustraties. Deze omlijste miniatuurtjes zijn eenvoudig, raak en in stevige contouren getekend. Zijn verluchtingen hebben dikwijls een symbolische betekenis, zodat ze bij verschillende teksten kunnen passen. Ze hebben een versierende functie en vrolijken de lectuur op. Over de illustraties in "Boudewijn" getuigde hij: "Deze onhandige tekeningen, primitief van uitzicht uit noodzakelijkheid des middels, en eenvoudig en simpel uit zwakte, heb ik gevuld met heldere, platte kleuren. Zij moeten zijn als kleine lachjes die door de tekst heentrillen en schellen".

    Ook briefkaarten, brieven, geboortekaartjes, huwelijksaankondigingen "verluchtte" hij met grappige tekeningetjes. Hij maakte ex-librissen voor zichzelf en voor anderen.


                    
     

    Vaak vrolijkte hij zijn pentekeningen op met felle kleuren. De "Pallieterkalenders" die van 1926 tot 1933 bij De Sikkel in Antwerpen verschenen zijn hiervan uitmuntende voorbeelden. Ze werden vlot in Chinese inkt gepend en metfrisse "koleuren" opgevuld. Tegen een vrome achtergrond beelden zij volksverbonden taferelen uit. De zware omtreklijnen doen soms aan glasramen denken. De twaalf prentjes die Timmermans voor de firma Liebig tekende, vertellen op pittige wijze de belevenissen van Uilenspiegel. Ook de zes prentkaarten die hij voor de Nederlandse Bond tot Kinderbescherming maakte, ademen een volkse sfeer.

    Naast aanplakbrieven en gelegenheidsprenten tekende hij ondermeer een wijzerplaat voor de Lierse Zimmertoren.

     

    Het tekenwerk van Timmermans is helder, speels en spontaan. De folkloristische elementen, de gemoedelijke ronde lijnen en de Bruegeliaanse sfeer zijn typerend voor zijn inspiratie. Naast het procédé van het aquarel gebruikte hij de pasteltechniek. De ontwerpen voor de nooit uitgevoerde kruisweg voor het Lierse begijnhof zijn goede voorbeelden van zijn expressief talent. Timmermans gebruikte graag kunstvormen die snel resultaat opleverden. Vandaar dat zijn aandacht in mindere mate uitging naar etsen en houtsneden. Niettemin is "de heremiet" of "St-Gerlachus" een meesterlijk, middeleeuws aandoend etsje. Ook het grotere etswerk met o.m. de bekoring van Sint-Antonius, Johannes de Doper en de Beatrijscyclus vertonen een sterk narratief karakter. Daar hij de techniek van het houtsnijden erg moeilijk vond paste hij ze weinig toe. Het "Pompstraatje", dat in "Schoon Lier" afgedrukt staat, is een zeer geslaagde houtsnede. Slechts een tiental lino’s zijn er van hem bekend. De belangrijkste zijn de "Begijnevestpoort" en de map "Vrome dagen".


           
     

    Flor Van Reeth getuigde: "Het schilderwerk van Felix Timmermans is doordrongen van een mystieke sfeer, alles wordt overgoten met Brabantse vettigheid en een joviale renaissance-devotiegeest". Alle schilderijen zijn fris en intuïtief van opbouw en de kleuren zijn harmonieus. Ze worden gebruikt om het vertelsel "in de verf te zetten". De invloed van de oude meesters is zeer duidelijk terug te vinden in Timmermans' werk. Volgens von Hatzfeld beschouwde Timmermans zichzelf als een late primitief.

    Toen hij Bruegel ontdekte vielen hem de schellen van de ogen: "het was nu niet meer alsof ik tegenover een koning (waarschijnlijk Rubens) stond, maar als een kind, dat plotseling zijn ouders weervindt". In de traditie van de oude volksschilders borstelde Timmermans ontroerend naïef ontelbare christelijk-mystieke onderwerpen. Zijn schilderwerken zijn uitgesproken episch, denken we maar aan het schilderij "het huisje van verlangen" dat hij trouwens op aangeven van zijn vierjarig zoontje Gommaar schilderde. Naarmate hij ouder werd moest de ziel in zijn werk de plaats ruimen voor de stiel.

     

    Zijn bijzondere voorliefde voor olieverf wordt in Adriaan Brouwer smakelijk beschreven, bij het lezen komt het water of de olie je in de mond staan:

    "Olieverf! De reuk alleen reeds doet mild aan als wijn. Olieverf, smijig, en zacht en toch tegenstrevend en koppig. Olieverf, de verf, geprezen ver boven krijt en waterkleuren.

    Geen verf gaat zo indiep, kan tevens zo teer en krachtig, warm gloeiend, koel, vol, zat en edel zijn. Ze luistert naar het minste, en geeft het minste heerlijk weer. Er is een leven voor nodig om in hare mysteriën te dringen en hare mogelijkheid kent geen grenzen. Gelijk een bie naar den honing riekt, zo wil ik naar de verf rieken!"  Ook in zijn verzenbundel Adagio drukt hij op een erg poëtische wijze zijn kleurenliefde uit :

     

                "Met rood en blauw op gouden grond

                maal ik mijn englen en Madonen,

                en wat men van ons Heer verkondt,

                'k meng er nog wat groen en purper bij

                voor 't loof en gods doorboorde zij... "


                                
     

    Volgens zijn dochter Lia waren zijn lievelingskleuren kermiswit, geel van Siena met een tikje oker, diep middeleeuws blauw, licht purper als van seringen, maneschijngroen en bovenal een vinnig vermiljoen of goddelijk karmijn. Een van de geliefkoosde thema's van Timmermans was het "Belofte Land". Hij schilderde en tekende het meermaals. Inspiratie hiervoor had hij gevonden in de gevelsteen van een thans nog bestaand cafe aan de Begijnhofstraat.

    Ook processies en stillevens komen dikwijls voor.

    Net als zijn literair werk behoort Timmermans'  picturaal werk niet tot een bepaalde stroming. Belangrijke kenmerken ervan zijn de religiositeit en de volksverbondenheid van zijn onderwerpen. Omstreeks de jaren dertig verschuift de klemtoon in zijn beeldend werk van het narratieve naar het poëtische. Landschappen, stillevens, portretten, reisschetsen, winterlandschappen en Lierse hoekjes verschijnen soberder en gevoelvoller op doek, paneel of papier. De natuur speelt een belangrijke rol, vooral de sneeuwlandschappen waarbij die van het Netegebied zijn voorkeur wegdroegen.

     

    Zijn veelzijdigheid en zijn voortdurend zoeken blijken uit de grote verscheidenheid van aangewende technieken. Hij schilderde zowel met olieverf als met tempera op hout, doek en papier. Ook in zijn boeken kwam de schilderkunst ruim aan bod.

    Hij legde niet alleen de schilderszielen van Bruegel en Brouwer bloot, maar voerde ook een schilderende Fransoo (in "Pallieter") en Victor (in "Bij de Krabbekoker") ten tonele.

    Vaak beschreef hij ook schilderijen in zijn boeken. In "De pastoor uit Den Bloeyenden Wijngaerdt" heeft hij het over 'De Ware Wijngaard Christi' uit de kerk van Aarschot.

    In "Schoon Lier" beschrijft hij een gotieke tryptiek. Zijn bewondering voor de schilderkunst getuigt van een gedegen vakkennis. Timmermans was een 'kenner' en had bovendien het voordeel van alles beter aan te voelen doordat hij zelf schilder was.

    Het is vandaag de dag duidelijk dat de plasticiteit van Timmermans' letterkunst en de lyriek van zijn schilder- en tekenkunst slechts konden gedijen in die ene onscheidbare en bescheiden kunstenaar.

     

    Mogen zijn werken U aanspreken, boeien en binnenleiden in zijn wondere wereld.

     

    Jo Cooymans

    Stadsbibliothecaris

    18 april 1986


    De Alliersche Kapel


    11-06-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bruegelland vanaf 18 juni 2011

    BRUEGELLAND

     

    De tentoonstelling Bruegelland in het Stedelijk Museum van Lier laat zien hoe Pieter Bruegel de oude eeuwenlang een bron van inspiratie is geweest voor kunstenaars uit latere generaties.

    Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA), tot 2017 gesloten voor een ingrijpende verbouwing, geeft hiervoor een honderdtal genretaferelen in bruikleen.


             
     

    Over een oude meester en zijn fans

    Wie kent de volkse taferelen van Bruegel niet? Ze staan in ons collectief geheugen gegrift en zijn ook tot ver buiten onze landsgrenzen gekend.

    Bruegels werken kenden al tijdens zijn leven een gigantisch succes. Keizers en koningen, maar ook rijke burgers kochten de dure schilderijen om zich af te zetten tegen het onbezonnen en “boertige” gedrag in deze genretaferelen. Na Bruegels dood zetten zijn zonen deze succesformule verder. Ook Teniers, Steen en van Ostade gaven hun interpretatie van de kermissen en kroegtaferelen. In de achttiende en negentiende eeuw schilderde De Braekeleer in Bruegels voetspoor talrijke volkse onderwerpen. Vlaamse expressionisten als Permeke, De Smet en Van De Woestyne bliezen in de vroege twintigste eeuw met aardekleuren en schrale verfstreken nieuw leven in de boerentaferelen. Kortom: zij vonden de oude meester opnieuw uit.


             
     

    Lier

    De beroemde Lierse auteur Felix Timmermans wijdde in 1928 een roman aan Pieter Bruegel. Hij voerde de kunstenaar in zijn veel gelezen boek op als een geniale rebel. Dit populaire/volkse beeld van Bruegel bekrachtigt onze manier van opkijken naar het ‘eigene’, en bevestigt nogmaals het tegendraadse in de kunst van de zestiende en zeventiende eeuw.


             
     

    Dicht, maar dichtbij

    De werken blijven in Lier zolang het Koninklijk Museum dicht is voor renovatie. In de basisopstelling zijn er een vijftigtal schilderijen uit de collectie van het KMSKA aangevuld met werken en preciosa uit de verzameling van de Stedelijke Musea Lier. De Antwerpse en de Lierse collectie zijn complementair en vullen elkaar mooi aan. De introducerende tentoonstelling Bruegelland volgt de rode draad van volkse traditie doorheen de Vlaamse en Hollandse kunst vanaf de beroemde zonen van Pieter Bruegel de oude.

    De basispresentatie krijgt halfjaarlijks een vernieuwde focus zoals volksgebruiken, Adriaen Brouwer, Jan Van Beers, …

     

    Bruegelland

    vanaf 18 juni 2011

    Adres :

    Stedelijk Museum Wuyts-Van Campen en baron Caroly

    Florent Van Cauwenberghstraat 14, 2500 Lier

    Toegankelijkheid

    Open: dinsdag tot en met zondag van 10 tot 12 en van 13 tot 17 uur

    Gesloten: maandag, 1 januari, Pasen, 1 mei, Hemelvaart, Pinksteren, 1 en 11 november, 25 december

    Het museum is toegankelijk voor andersvaliden

    Rode zaal

    Wie kent de boerentaferelen van Pieter Bruegel de oude niet? Ze staan in het collectieve geheugen gegrift en zijn tot ver buiten onze landsgrenzen gekend. Wie Bruegel zegt, denkt aan volkse humor, plezier maken en tomeloos brassen. Niet zonder reden dragen dancings en ijssalons zijn naam. Het kleurrijke beeld dat we van de schilder hebben is grotendeels het werk van de Lierse schrijver Felix Timmermans. Die publiceerde in 1928 een geromantiseerde biografie van de schilder. De roman leert ons echter meer over de verering van de eigenheid in de Vlaamse kunst in de vroege twintigste eeuw dan over de historische figuur Bruegel. Als schrijver kleurde Timmermans immers zelf het plaatje in: met behulp van zijn pen veranderde hij de intellectuele schilder in een Pallieter.

    Bruegels schilderijen konden al tijdens zijn leven op veel belangstelling rekenen. Keizers en koningen betaalden hoge bedragen voor de originelen. Om aan de grote vraag te voldoen schilderden de zonen en kleinzonen van de kunstenaar vele tientallen kopieën. Rijke burgers kochten dergelijke taferelen als profilering tegen het ondeugdelijke, volkse gedrag dat erop stond afgebeeld. Het reproduceren gebeurde zelden naar de oorspronkelijke composities. Vaak werden de getemperde aardkleuren van Bruegel de oude vervangen door een feller en meer commercieel palet. Ook in de details wijken de verschillende versies af ten opzichte van elkaar.

    Groene zaal

    Adriaen Brouwer vernieuwt de Bruegeltraditie door zich te verdiepen in de psychologie en het gedrag van de volkse figuren. Hun gezichten drukken blijdschap en dronkenschap uit, woede of pijn. In Vlaanderen oefent hij invloed uit op Van Craesbeeck en Teniers, maar ook in Holland kent hij vele bewonderaars, zoals blijkt uit de herbergtaferelen van Van Ostade en de huishoudens van Jan Steen. De kleine spitante voorstellingen beantwoorden ook aan de smaak van de vele kunstliefhebbers in de achttiende eeuw die er hun kabinetten mee verlevendigen. Daardoor blijft het schilderen van genretaferelen een succesformule tot laat in de negentiende eeuw. Maar om de burgerij uit die tijd niet voor het hoofd te stoten, worden onderwerpen zoeter en worden al te rauwe details vermeden.

    Gele zaal

    In de negentiende eeuw blikken tal van kunstenaars terug op de kunst uit de Lage Landen. Henri Leys poogt het Antwerpen van de gouden eeuw te doen herleven en bij het kiezen van zijn thema’s laat Henri De Braekeleer zich inspireren door de openstaande deuren en vensters bij de Hollandse meesters. Omstreeks 1900 herontdekte de nieuwe generatie Bruegel de oude. Aan hem ontleent Van De Woestyne zijn scherp omlijnde stijl en poëzie. Smits, Laermans en De Saedeleer schilderen hun maagdelijk witte landschappen met in het achterhoofd Jagers in de sneeuw.Onder invloed van Bruegel vereenvoudigt Permeke zijn boerenfiguren tot monumentale, hoekige gestalten in schrale aardkleuren. Dat de plattelandsesthetiek tot op heden geliefd blijft, blijkt uit de verkavelingen met fermettes waarin vele Vlamingen wonen.

             

    10-06-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verpakt in appelsienenpapierkens - Tom Bouws

    Verpakt in appelsienenpapierkens.

     

    Door Tom Bouws Uit Elsevier weekblad – 23/01/1965.

     

         Het schijnt onontkoombaar dat u en ik, zodra het stadje Lier, onderwerp van gesprek wordt, gaan converseren in een soort “patattekens”-taaltje, vol zoete verkleinwoordjes en  krompraterijtjes, alsof we te maken hebben met iets als de “Efteling”, helemaal verkneuterd en vertimmermanst in de begijnhoverige Pieck-stijl. We merken het vaak zelf niet eens, zoals ons dat ook overkomt wanneer we babytjes toewauwelen, en mochten we het wel in de gaten krijigen, dan valt het veranderen van toonaard niet eens mee. Lier is degelijk verpakt in appelsienenpapierkens door “'Timmermans-NV” en dat met de beste bedoelingen.

    Maar we doen er de stad onrecht mee aan, omdat, het er gelukkig niet altijd kermis en processiefeest is, maar de burgerij er tot zeer volwassen en opvallende handelingen komt.

    In feite is men zelfs nergens ter wereld. zó bij de tijd als in Lier! Men heeft er een toren berstens vol “tijd”, door de geniale klokkenmaker Zimmer in de wonderlijkste raderwerken vastgelegd.


        
    Ik heb me afgevraagd hoe het toch komt dat juist de Timmermans-sfeer dat nijver en om de drommel niet honneponnerig Nethe-stadje zo volslagen kon gaan beheersen. Maar dat, ligt 'm niet aan “d’n Fee” doch aan ons, lijkt me. Wij willen dat siroopstekkerige “foor”-wereldje, bevolkt met kapmantelige begijntjes en ongeschoren marskramers, die wijsheden brommen als Kruisduit tegen baas Timmermans deed : “Dor is genen boek te schoon als te zwerven en te marcheren, zomaar op goed valle't uit.” Die levenswijze Kruisduit is ons veel dierbaarder dan Soeslow-met-de-saamgeknepen-lippen, omdat die theoretici van onze samenleving de smaak zo wegnemen uit de spijzen die God ons “op rijke taefefelen” voorschotelt. Als u de familie van Felix Timmermans zou kennen, zoals mij dat toevallig overkwam, zoudt ge oprecht medelijden voelen voor de verwoede pogingen der zeer begaafde kinderen om een eigen levensstijl te vinden. Ze tekenen, schrijven, zijn keramiekers en dichters, en dat steeds ver boven de middelmaat uit. Lia, mooi en geestig en overvloeiend van allerlei talenten, woont in Oostende met haar Loe Aspeslag, en is heimelijk dankbaar dat haar man te maken heeft met scheepvaart en rederij. Er is nog veel van Lierse sfeer in haar mooi huis te vinden, maar de distantie tot de geboortegrond maakt het haar mogelijk zichzelf te vinden in haar werk. Haar bekoorlijk boek “Mijn Vader” voel ik ook echt als een afrekening, als een dichttrekken van de poort naar kinderland.

    Nu moet ik oppassen dat ik door Lia niet wegdwaal uit Lier. Het is zo'n alleraardigste vrouw, dat ze vrijwel niets dan goede vrienden en vriendinnen bezit, en dat koninigin Fabiola haar tot “eredame” koos en vaak raadpleegt. We zijn dus ook altijd ietwat jaloers op haar Loe, en het was de spotzieke gouverneur Roppe van Belgisch Limburg, die eens in een tafelrede het volgende grafschrift op Felix' blondste dochter rijmde :

    Hier ligt Lia Timmermans!

    Nu komt voor ons de laatste kans!

    Want bij haar leven werd zij nacht en dag bewaakt

    door haar trouwe Loe Aspeslag.


         Vlaamser kan het niet, want het thema “Dood” duikt er, serieus of humoristisch, steeds weer op in schilder- en beeldhouwkunst, in verhalen en gedichten. Alles gaat voorbij, en de feestvierende Bourgondiërs die onze zuiderburen nog altijd zijn, hebben dat tijdelijke terdege beseft. Misschien daarom wel al die beiaards in de kerktorens; de Sinte Gommaar in Lier bezit er 45, die over het stadje zingen. Vandaar ook die merkwaardige Zimmer-toren, waar jaarlijks zeker een zestigduizend toeristen de klokken van Louis Zimmer komen bewonderen.      Wij doen deze hyperbegaafde klokkemaker onrecht, als we zijn levenswerk overigens zouden verlagen tot een toeristisch evenement, omdat dit speuren in de tijd een verheven brok wetenschap is geworden. Uiterst merkwaardig, hoewel toch te verklaren bij een man die de tijd zo volslagen naar zijn hand zette, is de gebondenheid van de nu tegen de tachtig lopende meester aan zijn geboortestad, en zijn milde verachting voor roem en welstand. Hij werkt aan zijn raderwerken en is gelukkig. Door hem is Lier al een bezoek overwaard : bij de honderd wijzerplaten en onder de wijzertjes zefs één dat — ik huiver altijd even als ik mij dat realiseer! — 260 eeuwen nodig heeft voor één rondgang, nadat de slinger 82.536 miljoen maal heeft gezwaaid...


        
    Lierke is veel meer dan een plezierke; het is een stadje met een oeroude zeer bewogen historie, die ge in huizen en poorten nog vindt vastgehouden. Maar er gebeurden daar nog veel méér verbazingwekkende feitelijkheden, die enigszins door de “appelsienenpapierkens” worden bedekt. Zo is daar een Renaat Veremans geboren, die zijn volk de hymne “Vlaanderen” schonk, een breedgolvende, het Vlaamse hart weekmakende melodie, die toch net niet sentimenteel is geworden. Maar Veremans schreef dit lied al als zeventienjarige, en werd bijna van 't conservatorium getrapt, omdat studenten nog niet aan wedstrijiden mochten meedoen, en nu Juist dit blad bekroond werd.

    “Vlaanderen” werd hem zelfs een soort muzikale molensteen om de hals omdat zijn missen, opera's, symfonieën, orkestwerken, die toren van muziek in een lang leven opgetrokken, nooit de faam konden verwerven van dat ene vel Liers muziekpapier.

         Ja, en dan leefde daar van 1857 tot 1944 de kunsismid Lodewijk van Boeckel, die het ijzer wist te vormen tot de wonderlijkste figuren van dieren en bloemen, zodat ge in Averbode nog steeds aan een ijzeren rozetwijg moet trekken, door zijn hand gesmeed, om in het gastenhuis een enorm klokgeweld te verwekken. Het mooie achttiende-eeuwse stadhuis met zijn 3592 ruitjes in de Rococo-façade, bezit met veel ander schoons een prachtige verzameling Boeckelse smeedwerken.


        
    Duizelt 't u nu al niet? Maar ik sprak nog niet over de kerken en kloosters, het begijnhof, de kantwinkeltjes en vla-bakkerijen, ik zweeg nog over Liers baron, over Isidoor Opsomer, die een zo groot schilder werd, dat de koning hem adelde, wat in het met ridderorden nogal gulle België toch een zeldzaamheid blijft. Daarom moet ge het Museum Wuyts-van Campen — vraag maar naar het Stedelijk Museum — niet voorbijgaan; het bergt meer schoons dan menig grootsteeds gebouwencomplex, dat door een teveel het echte genieten belemmert.

         En mocht het in appelsienenpapierkens verpakte Lier u toch het allermeeste trekken, dan raad ik u simpelweg aan dat verlangen toe te geven en er gelukkig door te worden. Maar ik waarschuw u toch, omdat Lier mij de eerste keer dainig teleurstelde en het pas tien jaren later voor altijd een plaats in mijn hart wist te winnen. Felix Timmermans, door wiens boeken ik het Nethe-stadje meende te kennen als de plek waar ik zelf had kunnen zijn geboren, heeft eens gezegd : “Bij mij is de jeugd de sterkste inspiratieve kracht voor mijn werk. Wanneer ik iets over Lier vertel, stel ik mij het Lier voor, toen ik twaalf jaar oud was. Zelfs nu, als ik van mens tot mens spreek en 't gaat bijvoorbeeld over de Antwerpstraat of over de Grote Markt en andere plaatsen, over iets van deze tijd, moet ik dat in de geest vertalen tot wat die plaatsen op de huidige dag zijn, want ik zie ze nog altijd, zoals ze waren.”

     

         Wij, die “Schoon Lier” lezen en “De zeer schone Uren van Juffrouw Symphorosa, Begijntje” en “Anna-Marie” en de vertelsels uit “Het keerseken in de lanteern” en vooral “Pallieter”, wij kijken dus in een voorbije wereld, die van Felix' jeugd. Dat moeten wij bij een confrontatie met Lier steeds in gedachten houden. We zullen de appelsienenpapierkens voorzichtig openvouwen en dan de Zimmer Toren ontdekken, het smeedijzer van Lodewijk van Boeckel, Opsomers schilderijen en die bonte Bourgondisch-weelderige historie van het stadje. Het zal een zeer schone dag zijn, vooral als de vlaaikens versgebakken op de schotel liggen en de goede koffiegeur op ons toewandelt, om het op z'n Timmermans te zeggen.

     

    ***

    09-06-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In het spoor van Felix Timmermans - Tom Bouws

    In het spoor van Felix Timmermans

    Tom Bouws

    (Overgenomen uit Vlaanderen, O welig huis  -  1962)

     

         Het is louter toevallig dat ik aan dit hoofdstuk begin te schrijven op de 5e juli, de 75ste verjaardag van Felix Timmermans, die, zo hij nog in leven was, stellig uitbundig gevierd zou zijn. Dan zouden de hoge, ruime kamers van zijn sterke Lierse huis in de Heyderstraat te klein geworden zijn voor de samenkomst der familieleden en der vrienden, zodat de vertegenwoordigers van 's lands overheden met hun onderscheidingen en ere-penningen lelijk in het gedrang zouden zijn vastgeraakt. De Fee zou die hulde met een mild, wat melancholiek glimlachje hebben ondergaan, en pas echt vrolijk geworden zijn als de Lierse muziekmaatschappijen hun serenades waren komen brengen met veel geroffel en geschal en walmende pekfakkels. De Belgische Radio en Televisie zou dan in het Vlaams programma een keurig filmpje hebben uitgezonden : Ten huise van de Fee, zo'n geval met het slachtoffer vast in het keurs van een sluitend draaiboek en enkel de met het medium vertrouwde dochter Lia zoals ze werkelijk is in het dagelijks leven. Fred Bogaerts, met wie hij in zijn jongelingsjaren op het Begijnhof een atelier deelde, zou stellig aan een behendig journalist de wildste herinneringen hebben prijsgegeven uit die tijd van hevig schilderen, dichten en schrijven, in de mystiek grasduinen en meningsverschillen uitpraten tot de vroege morgen toe, als de verontwaardigde begijntjes op heur weg naar de kerk de tabaksrook door open vensters naar buiten zagen walmen.

    Natuurlijk zouden de trouwe vrienden Flor van Reeth, de bouwmeester, en Renaat Veremans, de toondichter, dicht bij de Fee en zijn Marieke hebben gezeteld, omdat dit feest ook hen aanging, en Ernest Claes, na een zeer goede feestdronk, zou dan de heerlijke improvisatie gehouden hebben, waarop hij al dagenlang had zitten broeden maar die toch klonk, alsof de gedachten hem op het ogenblik zelf aanwaaiden. Ja, en de schilder-baron Opsomer zou daar in de feestvreugde weer de plezante Door geworden zijn, die zijn eerste schilderijen maakte in het Netestadje en daarmee verbonden bleef, al werd hij door zijn koning geadeld en woont hij nu in een deftig pand aan de Maria Theresialei in Antwerpen.

     

         Het zou vandaag een grandioos feest geworden zijn, omdat Vlaanderen zo ontstellend veel goed te maken heeft aan deze begenadigde kunstenaar. Er zullen wel oorzaken en verontschuldigingen aan te voeren zijn voor de vernederingen die men hem na de oorlog deed ondergaan, en zij die daar 't hevigst aan hebben deelgenomen, zullen nu ook wel het hardst schreeuwen dat die miskenning onverdiend was en enkel voortgekomen uit opgekropte hysterie tijdens de bezetting. Maar in 1947 is Felix Timmermans gestorven, gebroken van verdriet, zo vertelden mij zijn trouwe vrienden Veremans en Van Reeth, omdat zijn geliefd volk van Vlaanderen, de burgers zelfs van zijn eigen Lier, dat hij vermaardheidi had gebracht over heel de wereld, hem hadden uitgestoten, beklad en veracht. De zuivere, zachtmoedige mens Timmermans week uit naar de Schemeringen van de dood waaruit geen Pallieter hem nog weer zou komen verlossen. In de dichtbundel Adagio vindt ge die stemmingen van een in de dood vluchtende mens vastgelegd in ontroerende verzen, waarvan sommige strofen mij telkens nog doen huiveren van eenzaamheid. Wat is dat toch in ons, dat ons er altijd weer toe drijft om onze naaste te wonden en te pijnigen ! Wat hebben wij in Nederland een Willem Mengelberg niet aangedaan, en gij in Vlaanderen een Timmermans en een Grauls ! Later, ja, later zouden we 't goed willen maken, omdat met de bezinning ook de schaamte komt... later, ja, later... Dan komen we aanzetten met straatnamen, herinneringsklankbeelden, eerherstel in de dagbladen, heruitgaven van werk... Maar heelt dat de wonden, de littekens blijven. “Vreemd gaan wij langs elkander,” dichtte Werumeus Buning eens.

    “Vergeef 't, vergeet 't niet...”

         De jonggestorven dichter Ernest van der Hallen heeft van Timmermans' werk geschreven, dat het is “een getuigenis, dat men zijn volk heeft liefgehad en dit gediend heeft in het belangrijkste waarin een volk groot kan zijn: in de schoonheid die onsterfelijk is”. In onze dagen klink zo'n uitspraak wat theatraal, maar denkend aan de gelukkige uren, die ik, lezend in Timmermans' boeken, heb mogen bijeengaren, onderschrijf ik ze vol dankbaarheid. Ik had iets van Columbus in mij, toen ik op mijn zestiende jaar Pallieter las en herlas : ik ontdekte een volslagen nieuwe wereld, en keek nadien met andere ogen in de oude rond. Na mijn eindexamen op de Hogere Burger School heb ik een pelgrimage gemaakt naar Lier om er de mastbossen te zien, de begijntjes en hun hoven, de processies en het bonte kermisvertier. De moed om naar het huis in de Heyderstraat te gaan en er Timmermans mijn eerste schrifturen voor te lezen, bezat ik niet ; zelfs nu nog moet ik bij ontmoetingen met kunstenaars van zijn formaat over een drempel van vrees heen, eer ik hen werkelijk benaderen kan. Nu kwam daar in Lier nog bij dat de werkelijkheid er veel minder schoon was, dan wat Timmermans' verbeeldingskracht in mij had opgeroepen, en ik heb dan ook, nog heel lang daama, tegen ieder die over een bezoek aan het Netestadje dacht, gezegd : “Ga er niet heen, want je komt er armer en teleurgestelder van terug.” En nog smaken de vlaaien er, wanneer ik ze op doorreis wel eens koop, nooit zo heerlijk, als de Fee ze vermocht te beschrijven in dat verrukkelijk boek Het keerseken in de lanteern. Hij vertelt in een der korte vertelsels over een bakker die er duizenden bakte op de vooravond van de jaarlijkse processie, en die dat met een gerust hart deed, omdat een boer, die al sinds jaar en dag zijn ierput kwam leeghalen om er z'n land mee te bemesten, schoon weer voor de beeweg had voorspeld. 't Regende echter zo hevig, dat de processie niet kon uitgaan, dat geen vlaai werd verkocht en de bakker met platen vol van die snel taai wordende dingen bleef zitten. De boer kreeg geen druppel mest meer, en ik denk vaak, kauwend op zo'n taai geval : “Zouden dat er nog zijn van die partij vlaaien waarover Timmermans mij als schooljongen deed schateren ?”


     

    (Lou Aspeslag - Tom Bouws - Lia Timmermans)

    In Oostende woont Timmermans' dochter Lia met haar man Lou Aspeslag in een groot huis aan de Jozef II-straat. Ge moet door een ruim trappenhuis enige verdiepingen stijgen, om hun appartement te bereiken, maar ge wordt dan ook beloond door een “blijde inkomste” in hoge, heerlijk-lichte vertrekken, zalen haast, met tot het plafond reikende vensters, die aan de achterzijde uitzicht geven op de speelplaats van een drukke jongensschool. “Stoort het lawaai je niet bij 't werk ?” vroeg ik Lia.

    “O nee,” weerde ze heel beslist af. “Ze besparen me 't kijken op de klok, want ik deel mijn huishouden in naar hun schoolbel. En wie leeft tegenwoordig nog in een wereld van stilte ? Ja, Charles Eyck, omdat hij doof is.”

         “Eyck beschouwt dit als een grote meevaller bij een kleine tegenslag.”

    “Nou ja, zo ziet hij 't dan maar ! Ik hou wel van dat geluid op de cour. Trouwens, zo'n heerlijke, ruime woning is me best dat beetje lawaai waard.”

         Dat is Lia ten voeten uit. Kinderen van vermaarde kunstenaars hebben 't meestal niet gemakkelijk in hun pogingen om zichzelf te vinden en niet te verworden tot een schaduw van hun vader of moeder. De zoon van Mozart componeerde ook, maar heeft hij zich ooit kunnen bevrijden van de vaderlijke erfenis ?

    Ik vind, om een volkomen ander voorbeeld te nemen, een Jacqueline Boyer een zielig schepseltje, omdat het meisje, mocht ze enig talent hebben — wat ik zelfs na het winnen van een songfestival nog betwijfel — altijd geketend blijft aan 't Parlez-moi d'amour van haar befaamde moeder. Toen een paar maanden geleden, tijdens een Nederlandse televisieuitzending met Gerard Walschap als centrale figuur, de vrouw en kinderen van de grote Vlaamse schrijver rond zijn zetel stonden, viel me bij de ondervraging op, hoe zelfstandig en geheel zichzelf elk lid van de jongere Walschap-generatie zich bewoog en uitte, en hoe de beroemde vader voor hen allereerst het innig-geliefde hoofd des gezins was.

         Lia Timmermans is van het slag der Walschap-kinderen. Ze heeft personality, wat niet zo moeilijk moet zijn als je zo'n mooie blonde vrouw bent als zij. Maar ook haar werk heeft een eigen karakter; men kan het naast dat van de vader leggen zonder dat het aan waarde verliest. Ook haar huis heeft zo'n eigen “gezicht”. De wanden der woonvertrekken zijn wit met een vage roze weerschijn, wat de kilte wegneemt. Er staan mooie, oude, kennelijk in de loop van jaren bijeengebrachte meubels, en ge ontdekt ook veel door een vorige generatie smakeloos geoordeelde sierstukken als grote porseleinen honden, papieren boeketten onder hoge, smalle glasstolpen, bont boerenaardewerk, met de schaar geknipte voorstellingen in zwarte lijstjes. Natuurlijk hangen er schilderijen en tekeningen van de Fee, ook veel reprodukties van schilders als een Chagall, een Dufy, met veel rood, geel en blauw, dat het interieur vrolijk maakt en er een uitgesproken Frans karakter aan geeft. En met dat “Frans” bedoel ik dan zeer beslist alleen maar : licht, zuidelijk, zonnig en vrolijk stemmend. In een wandkastje staat mooi kristal en porselein, op een theeblad ook sierlijk zilverwerk, dat kennelijk regelmatig gebruikt wordt. Trouwens, niets in deze kamers staat er om respectvol ontzien te worden, of 't zouden de schilderstukken van Vader moeten zijn en de sierlijke Lievevrouwkens die Lia zelf maakt met grote kunstvaardigheid. Toen ik een van die madonna's bewonderde en vertelde dat ik in alle landen, waar ik voor werk of vakantie kom, altijd zocht naar karakteristieke poppen voor mijn verzameling vroeg ze behendig : “En dus verwacht je nu dat ik er een voor jou maak, he ?” Waarop ik weinig anders kon mompelen dan dat zo iets zeker m'n bedoeling niet was, en de poppen als gespreksstof afgedaan hadden.

         We waren voor de lunch uitgenodigd, die in de samenstelling en met een fles Rose d'Anjou als bekroning ook alweer “Frans”, dus zuidelijk, aandeed. Er werden foto's gemaakt van Lia bij de tafel en wij allen aan tafel. Toen de koffie rondging vertelde ze over haar vader.

    “Hij was ontzettend gemakkelijk te kwetsen, omdat hij nog altijd de argeloosheid bezat van een kind. Weet je, wij zijn harder, wij zullen nooit de weg door het bos markeren met stukjes van onze boterham, maar hij had nog vertrouwen in de vogels. Ik zou niet gewild hebben dat hij anders zou zijn geweest, want daarom hielden we zoveel van hem.”

         Ik herinnerde me een gesprek met Claes in zijn Ukkelse huis. “Wij, Vlamingen, zijn zo huiselijk vertrouwd met hemelse zaken, dat we ze volkomen natuurlijk doen plaatsvinden in onze eigen streek, ja, in de eigen woning. Wanneer ik als kind met mijn ouders naar de nachtmis ging, speurde ik de wegen af naar een vrouw op een ezeltje en een man die ernaast liep. Ge moet in Lier eens het museum binnenlopen, Tom, zo ge daar komt, en een groot schilderstuk bekijken waarop ge Jezus zult zien, gezeten in een vissersboot en predikend tot volk op de oever. Dat volk bestaat uit Lierenaren, de boot is van de soort die ge op de Nete ziet varen. En mocht ge nog eens in Vosselaar bij Turnhout het schoon kerstspel van meneer de onderpastoor Remi Lens en zijn parochianen meemaken, dan zult ge een Kempense schaapskooi op het toneel ontwaren, waarin het Goddelijk Kindje geboren wordt. De vlucht naar Egypte geschiedt er naar aanduidingen van een stroper langs Kempense vennen en heidepaden, want dat is hun wereld, waarin alles, ook het bovenaardse, een plaats heeft. Niemand in onze tijd heeft dit zo duidelijk in zijn werk uitgedrukt als Fee Timmermans.”

         Toen ik Lia overbracht wat Claes mij had uitgelegd, knikte ze instemmend. “Nonkel Nest heeft volkomen gelijk, Tom ! Vader bevolkte zijn en ons wereldje met heiligen en boosdoeners die ge in de evangeliën tegenkomt. Weet je, 't kon gebeuren dat hij van een reis terugkeerde en maar weinig van de Lierse kant verkocht had, waar hij toen in handelde. Maar wij thuis rekenden op een geschenk, dat altijd iets merkwaardigs moest zijn, want onze Vader had in dit opzicht een reputatie te verliezen. Toch, ja, ons moeke moest haar huishoudgeld ook hebben, en dat zou tegenvallen als de beurs werd losgeknoopt. Ziet ge, en dan hielp Vaders verbeelding hem altijd een handje. Zo vroeg hij eens aan een boer een stuk of wat meiknolletjes, waste die goed schoon in een beek en wikkelde ze in zilverpapier. Bij zijn thuiskomst vertelde hij ons uitvoerig, hoe hij vlak bij Lier, tegenover 't Huis ten Halven, de Zwarte Koning was tegengekomen, die helemaal uit Oriënten was teruggereisd om een sterrekijker te gaan zoeken, die hij op zijn laatste tocht had verloren. En de Zwarte Koning had gevraagd naar hoe 't ging met Gommaar in de klas en of Lia ons moeke wel hielp bij 't tafeldekken. Vader had gezegd, dat 't allemaal goedkwam met zijn kinderen, en dat hij zou vertellen van die bijzondere ontmoeting. Ja, en dan kwamen de in zilverpapier gewikkelde knolletjes uit de reistas, en werden oosterse geschenken, door de Zwarte Koning voor ons meegegeven. Ze smaakten absoluut anders dan Vlaamse knolletjes en we zouden ze voor niets ter wereld hebben afgestaan... Kijk, ik weet nu, hoe hij die verrassing voor ons als 't ware uit zijn verbeelding schiep, maar als kind geloofde ik in die oosterse knolletjes even vast als in Sinterklaas.”

         Lia was het, die mij dringend raadde om Veremans en Van Reeth op te zoeken. Ik zat toen al echt in het spoor van de Fee, omdat ik mijn traditionele kerstklankbeeld als thema een van Timmermans' verhalen wilde geven. “Dan moet ge Het Kindeken Jezus in Vlaanderen kiezen,” riep Lia opgewonden. “Daarin vindt ge uitgedrukt wat nonkel Nest Claes bedoelde over onze verbondenheid met heilige zaken als de Goddelijke Geboorte ! Vader heeft verteld zoals de middeleeuwers schilderden ! O, ge moet oom Renaat vragen om over Het Kindeke te vertellen. Hij heeft daar een zo schone herinnering aan ! En Vader had nooit trouwer vrienden dan die twee, ook in zijn donkere dagen.”

         Zo kwam ik dan terecht in Van Reeths woning aan de Boekenberglei, een stille straat in Deurne, waar op de regenachtige avond die het lot er ons voor aanwees, het leven al tientallen jaren scheen te hebben stilgestaan. Daarbij volgde ik het spoor van een man die ik vaag kende door zijn werken en door het machtig portret van Opsomer, die mij in gestalte veel nader kwam na het bezoek aan Lia, maar die ik zelf nooit zou ontmoeten voor een rechtstreeks contact, een persoonlijke indruk. Er lag iets schimmigs over dit avontuur, dat ik misschien zou kunnen wegvagen door steeds maar andere vrienden van Timmermans naar hun herinneringen te vragen : pastoor Paeps in Kalmthout, Fred Bogaerts in Lier, en dan de twee meest getrouwe makkers, die nu op mij wachtten in dat grote, ouderwetse, ingedommelde huis.

    O, ze popelden om mij te dompelen in de stroom van hun herinneringen ! Veremans, de jongste en felste van beiden, had iets van een vriendelijke leeuw met zijn dikke, warrelige haren, waarin alle tinten vielen te ontwaren van grijs tot geelbruin. Van Reeth leek mij veel ouder en ook brozer, maar al liet hij het gesprek grotendeels aan Veremans en mij, zijn intelligente oogjes fonkelden van hevig medeleven. Wij dronken koffie en aten boterhammetjes met hesp en kaas ; toen plaatste Frans de beide mannen aan weerszijden van de buste die Veremans' zoon van de Fee had gemaakt, en fotografeerde hen vele malen.

    De Vlamingen hebben, veel heviger dan wij in het Noorden, de drang in zich om hun gelaat in terracotta of brons te doen vereeuwigen; ik zag zulke portretbustes, naast veel plaquetten, in de woningen van vrijwel alle kunstenaars die ik op mijn reizen bezocht. Ze maakten me altijd lichtelijk nerveus, omdat de aldus vereeuwigde meestal in de nabijheid van zijn beeltenis zat of stond te praten, en ik dan het gevoel kreeg een gesprek te voeren met een tweeling. Zeker is, dat beeldhouwers in Vlaanderen een rijk bestaan moeten kunnen verwerven, want wat niet meer in de huizen kan worden geplaatst, vindt ge op pleinen, in parken, aan gevels en — ja, en daar horen ze eigenlijk, lijkt me — onder de hoge bomen van vredige kerkhoven.


                         Renaat Veremans

        
    Maar nu dan die verhalen der vrienden ! Ik kies er twee, die mij het langst zullen bijblijven. Dat van Veremans kwam het allereerst, omdat de goede Renaat van louter opwinding eenvoudig niet zwijgen kon, zodra ik maar iets had losgelaten over het kerstklankbeeld met Fee's Het Kindeken Jezus in Vlaanderen als thema. “Man, ge kondt er geen schoner boek voor vinden in heel Vlaanderen,” barstte hij uit, de handen graaiend in zijn touwachtige leeuwemanen. “Daar valt al 't andere bij in 't niet.”

         Van Reeth remde de te grote geestdrift wat af. ,”Ge moet toch Streuvels' schoon Kerstekind niet vergeten, Renaat, en Nest Claes' Wannes Raps. Felix zou me dadelijk bijvallen, als ik die gelijkstel met zijn Kindeken Jezus. Hij zou ze zeker schoner achten dan het eigen werk, want Fee was een bescheiden mens, die...”

         “Goed, die andere die ge noemt, Flor, zijn ook schoon !” Ongeduldig gebaarde de toondichter, dat z'n vriend ons niet op zijpaden diende te lokken. “Maar nu dat boek van Felix, he ? Hij schreef 't in de oorlogsjaren en in 1917 kwam 't van de pers, als gewoonlijk versierd met zijn eigen pentekeningen, die bij zijn ver-halen horen als appelgeur bij de vrucht.”

         “Maar die van Anton Pieck bij een Pallieter-uitgave kan ik toch wel waarderen,” voerde Van Reeth voorzichtigjes aan. “En Felix zou...”

         ,,Felix schatte zijn eigen werk altijd te laag ! Ik zeg u : die Pieck heeft z'n tekeningen belangrijker gevonden dan 't verhaal ! Da's scheef, he? Awel... eh... Flor, ge moet mij niet meer onderbreken, da's nie plezant!... Meneer, wij waren in de oorlogsjaren naar Engeland uitgeweken; ik zat daar met vrouw en kinderen in die grote stad Londen en al sprak niemand 't uit, ons hart was berstensvol verlangen naar Vlaanderen, dat zo onbereikbaar ver leek. En als dan 's nachts de zeppelins boven de stad verschenen — ge weet, wat ik bedoel : die lange luchtschepen, net sigaren in een zilverpapierke ! — och, meneer, dan trilden de huizen door de neervallende bommen en vloekte ik de dag dat we uit Vlaanderen wegtrokken. Awel, op een avond, daar kwam bezoek uit het vaderland; och, er waren voor avontuurlijke kerels altijd nog wel wegen om erin of eruit te geraken. Maar met deze gast voelden wij ons zeer thuis, omdat hij stellig nieuws zou brengen van goede vrienden in Vlaanderen. “George !” riep ik verheugd. “Zijt ge er weer goed doorgekomen ? Zet u bij ons, en dan gaat ge maar aan 't vertellen, manneke !” 't Was de broer van Ernest van der Hallen, een jong soldaat die koeriersdiensten verrichtte tussen beide landen. Dit keer bracht hij ons groeten uit Lier van Felix en een pakske dat ons deugd zou doen, had de Fee gezegd. Wie beschrijft onze verbazing en ontroering, toen we ontdekten dat het een nieuw boek van onze vriend bevatte : Het Kindeken Jezus in Vlaanderen. We hielden het om beurten vast en hadden tranen in de ogen, waarvoor we ons niet schaamden, want het was een brokske vaderland dat we aan-raakten.

         “Wil ik eruit lezen ?” vroeg George ons. Dat deed hij graag, omdat hij een mooie stem bezat en, als broer van een dichter, ook begrip had voor wat hij dan las. Gretig drong hij aan : “Als gij luisteren wilt, zal ik graag het zeer schoon begin doen horen.”

         Verheugd zetten wij ons in een kring met hem, lamp-licht bescheen het boek en wij zaten zelf in het duister. Hij glimlachte naar ons, wilde adem scheppen voor het eerste woord, maar och, daar kondigde luchtalarm de komst aan van zeppelins en vliegtuigen; even later begon afweergeschut te dreunen en schudde het huis door ontploffende bommen, veraf of dichtbij, dat wist niemand ooit. “Zal ik toch lezen ?” vroeg George. ,of wilt ge naar de kelder, om er het einde van de aanval af te wachten ?”

    “Lees maar,” besliste ik, en ook de anderen zeiden : “Ja, toe nu maar !” Toen begon hij aan Felix' wonderschone verhaal over de Heilige Familie, en — ja, ge zult er nu misschien om lachen — voelden wij ons, al luisterend, teruggevoerd naar ons geliefd Vlaanderen, om er het Goddelijk Gezin te volgen langs wegen en door stadjes en dorpen die wij kenden van jongs af. Boven Londen woedde het hevigst luchtgevecht sinds de oorlog uitbrak, en tot dicht bij ons huis vielen bommen. Maar wij hoorden dat geen van allen, wij waren in Vlaanderen al die uren dat de Duitsers aanvielen en George las.

         Hij zweeg pas, toen het verhaal ten einde was gekomen. En geloof mij, vrienden, al klinkt 't als een mirakel — waarom zou 't er niet een zijn geweest ? — maar toen George het boek met een zucht dichtklapte, werd ook juist het einde van de luchtaanval aangekondigd. “Hoor toch !” zuchtte mijn goede vrouw, haar tranen wegvagend. “Ik was vergeten dat 't oorlog is ! Hadden wij niet naar de kelder dienen te gaan zoals staat in de voorschriften ?”

         Maar ik stelde haar gerust. “Felix heeft ons beschermd door zijn boek,” zei ik, en bij God, dat staat nog voor mij vast. “Wij waren al die tijd bij hem in Vlaanderen. Gij hadt geen beter uur kunnen kiezen voor uw komst, George.” Ach mannen, en daarom is dit boek voor mij zo dierbaar, al lees ik ook de andere van herte.”

         Zo gij voor dit verhaal niet meer kunt opbrengen dan een wat superieur glimlachje, hebt ge iets verloren dat aan ons leven zulk een bijzondere glans vermag te geven : de argeloosheid waarmee een mens, zonder vragen en analyseren, de wereld om zich heen beschouwt en aanvaardt. In een triest, zacht-schreiend lied van Johannes Brahms : Ach, wüszt' ich nur den Weg zurück, den lieben Weg zum Kinderland, ligt dat heimwee der “volwassenen” uitgedrukt! Mannen als Veremans en Van Reeth behouden iets kinderlijks, maar het maakt hen niet kinderachtig. Timmermans zou zonder die argeloosheid niet hebben kunnen schrijven; ja, ik ben er zeker van dat hij alle lust om te leven verloor, toen de keiharde werkelijkheid hem van dat kostbare goed beroofde. Overigens, waarom kon Streuvels mij vertellen over de jaarlijkse stroom van brieven uit geheel West-Europa, waarin hem dank wordt gebracht voor zijn al in 1909 verschenen en sindsdien steeds maar herdrukte Kerstekind, waarom is van Timmermans' werken nu nog een omnibus-uitgave mogelijk, waarom trekken ieder jaar meer mensen naar een armzalig parochiehuis in Vosselaar, om er het Kerstspel der Kempen bij te wonen, als niet in ieder van ons een spoortje hunkering leefde naar die verloren argeloosheid, dat kinderlijk aanvaarden ?

         In dit verband denk ik ook nog aan een toneelrepetitie in de pastorie van Kalmthout. Het is een Kempendorp, dat gij bij voorkeur niet op een duistere, regenachtige november-avond moet proberen te zoeken. Want dan komt ge, als wij, wel in Brecht, in Sint-Job-in-'t-Goor, in Loenhout en zelfs in Hoogstraten, maar dat vermaledijde Kalmthout lijkt door een duivelse hand als een pion over het geografisch schaakbord der Kempen heen en weer geschoven. Tenslotte heb ik Sint-Antonius vol berekening een kaars aangeboden in ruil voor de pastorie van Dr. Tony Paeps; enkel dat éne huis maar, heb ik bij de ruil bedongen. Zulk een vertrouwen in de zakelijkheid van onze heiligen schijnt er in de hemel toch wel in te willen gaan, want na een halfuur rijden op de gok kwamen we in de “paepse haven” aan. Ik had mijn zinnen nu eenmaal op die Kempense pastorie gezet, omdat zijn eerwaarde met een stel geestdriftige parochianen een opvoering voorbereidde van En waar de ster bleef stille staan, de toneelbewerking van Timmermans' kerstverhaal Drie-koningentriptiek. Een fragment daarvan wilde ik graag op de band vastleggen, om er mijn grote klankbeeld over de Fee een eigen kleur door te kunnen geven.

         Nu, pastoor Paeps en de zijnen hadden ons niet gemist, omdat ze de door hen gekozen scene — Suske-wiets ontmoeting met de Heilige Familie in het foorwagentje — nog eens danig hadden doorgenomen. ,”Is dat nou geen plezant werk ?” vroeg mijn gastheer, toen we tenslotte voldaan rond de Leuvense stoof zaten en een glas warme wijn met voorzichtige teugjes genoten. “Felix was een neef van mij, onze moeders waren zusters uit een echt Kempens gezin, wat ge bij de Fee aan z'n forse kop en z'n zware lijf ook nog goed kondt bespeuren. Maar om de familieband doe ik dit zeker niet. Nee, ik hou van dit spel, omdat het recht in het hart van ons volk grijpt. 't Wordt ook nog wel door beroepsgezelschappen gespeeld, maar da's nie plezant ! Die toneellui willen 't te mooi doen ; die spelen de eenvoudige sukkelaars met hun kinderlijk geloof in mirakels. Maar ons volk gelooft daar nog werkelijk in, Gode zij dank mag ik wel zeggen. Weet ge, vrienden, ik kwam eens tegen Kerstmis in een dorp de kant van Kortrijk uit, en daar zag ik Fee's spel overal aangekondigd, te spelen, net als hier, door mensen uit de streek. Maar de naam van de schrijver hadden ze weggelaten, en dat, och ja, dat zat me als neef een beetje dwars. In de herberg vroeg ik : “Gij gaat nu dat spel vertonen, maar wie heeft dat eigenlijk geschreven ?” En de mannen daar gaven mij dit prachtig antwoord : “Och, meneer pastoor, dat is niet door iemand geschreven, dat was er altijd al.”

         Vrienden, als het volk zo vertrouwd raakt met uw werk, dat uw naam er niet meer toe doet, hebt ge als kunstenaar het recht om te schreien van dankbaarheid. Dan gaat het u als “Willem die Madoc maecte” of de schilder van sommige middeleeuwse paneelkens; zelf verdwijnt ge in nevelen, maar uw werk verwerft onsterfelijkheid. Hoevelen in onze tijd kunnen daar nog aan toe ? Spijtig, dat ik 't Felix niet meer heb kunnen vertellen !

    't Zou hem wat gelukkiger gemaakt hebben”

         Ik moest dit verhaal even kwijt, omdat het Timmermans' onvergankelijke betekenis voor zijn volk zo zuiver weergeeft. En dan nu de al eerder beloofde herinnering, die Flor van Reeth mij toevertrouwde over degeliefde makker van jongs af. De oude bouwmeester met het zilverwitte haar en de achter brilleglazen fonkelende ogen vertelt precieuzer dan de onstuimige Veremans, die zich graag laat voortstuwen door zijn geestdrift. Van Reeths verhaal stamt uit een heel andere levenssfeer dan de onze, en weer zou het me spijten als gij, die het leest, er enkel om glimlachte. Ja, tenzij er vertedering ligt in uw glimlach ; dan hebt ge het aroma geproefd en gewaardeerd. Toen ik het zelf door de oude heer hoorde vertellen, was 't mij te moede of ik was opgenomen in de sfeer van Eichendorffs romantische verhalen.

         “Het gebeurde op Goede Vrijdag van het jaar achttien, een wonderschone morgen toen wij gedrieen, de Fee, de Renaat en ik, na de hoogmis ons stadje waren uitgewandeld en ons hadden neergezet aan de oever van de Nete. Vrienden hebben geen angst voor de stilte, omdat zij elkaar ook wel zonder woorden verstaan. En dan, ja, er hing iets van verwachting in de atmosfeer van grootse, ons leven beroerende dingen. Het was Felix die tenslotte in woorden trachtte uit te drukken wat wij gedrieen over ons voelden komen. Zijn hand wees naar de hemel boven de mastbossen, terwijl hij met van emotie bevende stem riep :

    “Daar, vrienden, kijkt toch ! Daar boven de bomen, waar 't zo licht is geworden, kijken nu Gods engelen op ons neer ! Ziet gij 't ook, hoe juist daar het morgenlicht veel sterker, veel indringender is dan elders aan de hemel ? Renaat... Flor... ik zie dit toch niet alleen ?”

         Onze blik volgde de richting van zijn hand, en ja, ook wij zagen het nu, hoe boven de bomen het zonlicht zich scheen te hebben samengetrokken, zodat het pijn deed aan onze ogen, toen wij erin staarden.

    Na enige tijd verflauwde het helle schijnsel, en waagden wij 't om ons weer te bewegen, om tranen uit onze ooghoeken te wissen en dan, weer wat zekerder van onszelf, om op te staan uit het gras van de Neteoever. Maar 't leek niet mogelijk om van die plek heen te gaan, alsof wij er enkel wat gerust zouden hebben na een wandeling. “Vrienden,” sprak de Fee, zo plechtig als bij geloften die ge aflegt voor eeuwig, “vrienden, wij mogen deze morgen nooit vergeten ! Want het kan geen spel van het licht zijn geweest, wat wij daar boven de bomen hebben gezien. God verwacht iets van u, Flor, van u, Renaat, en van mij ! Laten wij de handen ineenleggen en elkander beloven dat ieder van ons een herinnering zal scheppen aan deze dag, en dan al zijn gaven ertoe zal inzetten ! Ik wijd mijn volgend boek aan deze dag !”

         “Ik zal een mis componeren ter herinnering aan wat wij zagen !” riept gij, Renaat. En ik beloofde : “Zo God wil en ik de opdracht krijg, bouw ik een kerk om deze morgen te gedenken !”

         Het is alles geschied gelijk wij elkander met een handdruk beloofden :

    Fee's boek De pastoor uit Den Bloeyenden Wijngaerd bevat voor Renaat en mij, in de exemplaren die wij ten geschenke kregen, een persoonlijke herinnering aan die wonderlijke morgen; de Sint-Franciscusmis van Renaat is zijn inlossing van de afspraak, en ik heb met die intentie de Heilige Geest-kerk geschapen.

    Ach, het was toch een goede en schone tijd, toen wij jong waren, en wij ons tot alles in staat achtten door de kracht van onze vriendschap.

         Annie Salomons waarschuwt er mij vaak voor, dat ik dergelijke herinneringen aan een tijd die ik uit eigen beleve niet heb gekend, nooit mag idealiseren. In dit hoofdstuk zal ik mijer ook wel weer aan bezondigen, maar er is dan ook iets aandoenlijks in die verhalen over de vader, de neef, de vriend, dat ik mij haast al niet meer kan voorstellen hm nooit te hebben gekend. En nu moet ge ook nog eens naar Lier gaan," zei Lia, de dochter, mij dringend.

    ,,Nu ge zoveel van Vader weet, zult ge ons stadje ook wel meer door  zijn ogen bekijken. Ga dan ook op het Begijnhof Fred Bogaerts maar een bezoek brengen. Hij zal 't zo heerlijk vinden, om te vertellen over hun jongelingsjaren in Lier ! En dan... ja, Fred heeft zich daarvan nooit los kunnen maken; hij woont nog in hetzelfde huis, dat hem en Vader tot atelier diende.”

         Oude mannetjes wezen ons de weg door de doolhof die ieder Begijnhof altijd schijnt te moeten zijn. In de grijze decemberdag glommen de keitjes der smalle straatjes met een blauwige stalen glans en lagen de huisjes zo kil en afgeboend naast elkander, dat ik haast weer berouw kreeg over mijn terugkeer in Lier. Het atelier van de oude schilder lag aan het einde van een doodlopend straatje. Een stakige boom hing met wat warrelig dood hout over een laag, bruin-stenen muurtje, waartegen een overluifelde kruiswegstatie was geslagen.

    “ 't Doet me nog altijd niets,” zei ik tegen Frans, die alweer met zijn fototas manipuleerde. “Er is geen sfeer vandaag met dat harde licht. Laten we wegrijden, ik had hier niet moeten komen.”

         Maar om de oude mannen die ons de weg gewezen hadden en die op een hoek van het straatje stonden te controleren of ik ook bij Bogaerts zou binnengaan, liep ik op het huisje af, bekeek even de ramen met hun wit-stenen omlijstingen, scherp afgetekend tegen de bruine baksteentjes der muren, en strekte mijn hand uit naar de bel. Maar eraan rukken behoefde ik al niet meer, want de deur schoot open en Timmermans’ jeugdvriend stond in de wit-stenen boog van het portaaltje als een levend weermannetje. “Ge zijt welkom bij Felix' oudste en trouwste vriend,” riep hij ons toe en wenkte dat we moesten binnenkomen en het trapje opgaan naar zijn atelier. “Beneden heb ik niks-nie te zoeken, weet ge ! Daar woont een ouwe juffer te midden van heur beeldekens en heiligenprenten ! O, da's zo'n vrome ! Maar de Fee waarschuwde altijd : “Pas d'r mee op, Fred ! Op vastenavond hangt zo een aan uw arm met 'n mombakkes voor, en gij speelt de zot !” Ja, hij hield van plagen, Fee !”

         Als een echte bohémien huisde oude Bogaerts te midden van zijn werkstukken : bonte krijtprenten van processiegangers of kermisvolk, een drietal sterzangers in hun vermomming van kronen en gelapte mantels. Hij pookte het vuur in zijn Leuvense stoof op en schoof de koffiekan in het midden van de bovenplaat. Maar zijn felle oogjes volgden ons heimelijk, en toen Frans en ik aandachtig een der bontste prenten bekeken, schoot zijn stem opgewonden uit : “Ha, gij staat daar voor het beste dat ik ooit heb gemaakt. Fee zei altijd :“Zo tekent ge maar een keer in uw leven !” Schoon is dat, vindt ge niet ? Wij woonden hier samen, Fee en ik, toen ik eraan werkte. Ja, dat was een goede tijd. Ach, als ge nog jong zijt...”

         Hij was ouder en ouder geworden, maar zijn geest leefde nog in die heerlijke, dolle jongelingsjaren, toen de broodmagere muziekstudent Veremans en de jonge schildersgezel Door Opsomer er met andere jonge Lierenaars de onrust op het Begijnhof brachten, als ze druk gebarend en luid betogend hun weg zochten naar het huisje van Fred en Felix. “Mensen, wat een tijd was dat ! Iedere avond zaten ze hier hun pijpen te smoren, tot ge met een mes wel stukken uit de blauwesmook hadt kunnen snijden ! De familie Timmermans had daar niks-nie mee op ; dat waren deftige lieden, die in Lierse kant handelden en zeer gekend waren in de stad. Als ze op zondagen naar de hoogmis gingen, droegen de mannen hoge zwart-glimmende kachel-pijpen van hoeden en hun vrouwen waren gekleed in zij en fluweel met zilveren beugeltassen en kasjmieren sjaals. Fee was het dertiende kind... ja, daar staat ge nu van te kijken, maar in die tijd was dat heel gewoon ! De fantasie had hij van zijn vader; dat was een vrolijke mens maar ook streng en deftig, weet ge... Zijn moeder kwam uit de Kempen; ze bad de rozenkrans nog met een klein vertelselke voor ieder weesgegroetje. Fee heeft mij eens gezegd : “Fred, door die vertelseltjes van ons moeder in het donker bij de gloed van de stoof ben ik later tot het schrijven van mijn Kindeken Jezus gekomen. Want dat boek is eigenlijk een rozenhoedje der blijde geheimen. Toen ik het schreef, voelde ik de gloed weer van de stoof met het open deurken, en hoorde ik de stem van ons moeder gelijkmatig de Weesgegroeten bidden.” Al die zaken vertelde hij mij, omdat ik zijn oudste en trouwste vriend ben.”

         Hij liet ons node gaan, schonk mij een foto van een door hem getekend portret van de grote vriend, en riep nog, staande in zijn huisdeur : “Vergeet dat niet, ik heb hem het langst van allen gekend en hem nooit in de steek gelaten.” Zijn koppig vasthouden aan de zorgeloze jongelingstijd was waarschijniijk de laatste afweer tegen het eenzaam wachten op de goede rust van de dood.

         “Ge moet niet alles geloven, wat Fred u heeft verteld,” waarschuwde Lia, toen wij haar ontmoetten in het gezellige familiehuis. ,,Niet waar, Moeke, Fred verzint ook veel over die jeugdjaren op het Begijnhof ?”

    “Alle Vlamingen sieren de werkelijkheid op, als hen die te kaal lijkt,” zei ik lachend. “En vind je dat zo erg, Lia ? Niemand wordt erdoor geschaad.”

         “Fred is een beste mens, en een trouw vriend.” De rustige stem van mevrouw Timmermans gaf aan al wat ze zei een onweerlegbare klank. Ze zat in haar zwarte japon met een camee, hangend aan een zilveren kettinkje, als enige versiering, vredig te luisteren naar de gesprekken, en glimlachte nu en dan als om te tonen dat ze ons wel degelijk volgde. Ik bedacht wat een bescherming een vrouw als zij moet hebben geboden aan de kunstenaar Felix Timmermans, die misschien daardoor zo argeloos en zuiver zijn verhalen heeft kunnen schrijven en zijn prenten tekenen, omdat de woning in de Heyderstraat zijn veilige thuishaven was, waar de wilde golfslag van de wereld, haat, tegenkanting, spot en naijver nooit hebben kunnen binnendringen. Wonderlijk, dat ik juist deze vrouw een van die lege joumalistenvragen stelde waar wij ons te vaak aan bezondigen : “Hebt u het niet een voorrecht gevonden, dat u al die prachtige verhalen zo dicht bij u hebt zien ontstaan, en dat ze u van alle mensen het eerst werden voorgelezen ?”

         Haar antwoord was subliem in zijn eenvoud : “Natuurlijk heb ik daarvan genoten. Maar toch, zo Felix ze niet zou hebben geschreven, was ik er niet minder gelukkig door geweest !”

     

    **********

    08-06-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    07-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op reis door de natuur - Lia Timmermans

    Op reis door de natuur

     

    Door Lia Timmermans

    Uit De Toerist – 1 december 1952

     

                Grootvader zegde altijd : « Het is niet de verte van een reis, waar het op aankomt, het is de hoedanigheid ». En grootvader reisde veel ; geen verre reizen. Hij trok den buiten op met boerinnenkappen en kanten kruinen. Hij bleef dan een dag of vier, soms wel een week weg, ging van het ene dorp naar het andere, van hoeve tot hoeve, in het Noorden van Brabant, van de Kempen, tot in Holland en Zeeland. Dat was nu wel niet ver, maar hij bracht van die reizen echte schatten mee voor zijn kinderen ; de heerlijke vertellingen van verzonnen belevenissen.

    En onze Pa deed dat ook ; van ons klein Vlaanderen, zonder machtige bergen of rotsen, zonder geweldige wouden en watervallen, kon hij vertellen alsof het 't schoonste land ter wereld was.

                Vader zat gaarne in de trein aan het venster, smoorde een goede pijp en bekeek het landschap. Voor het minste had hij aandacht en was er gelukkig mee. Een haverveld dat in de bellen stond ;een heuvel, die bedekt was met een aaneengenaaide lap van plakken hop, koolzaad, tarwe en aardappels ; een dreef van populieren, witte berken in een weide ; een ekster, die naar haar nest in een hoge abeel vloog ; een knotwilg langs de beek. Alles had zijn bewondering en boeide hem.

    De winterlandschappen gaven hem een bijzondere vreugde ; zij betekenden voor hem het land van zijn Kindeke Jezus, van zijn Driekoningentriptiek, van zijn geliefde Breughel.

    Vader moest helemaal niet ver gaan om een schone reis te maken. Natnnrlijk ging hij wel in het buitenland op voordrachtentoernee, en ook dat deed hij gaarne. Maar toch, hoe verder hij weg was, hoe meer hij verlangde naar die zoete warmte van thuis.

                Als hij in Rome in de uitbundige, rumoerige baziliek van Sint Pieter stond, verlangde hij terug te kunnen knielen in de stille ingetogenheid van een Vlaamse gotieke kerk.

    Als hij dan van verre reizen terugkwam, beladen met geschenkjes en vertellingen, was hij telkens blij ons weer bij zich te hebben, zich thuis te voelen met heel de gewone alledaagse trant, de stille straat, de poesen, de perelaarkens in de tuin en zijn gezellige kamer, die naar hout en naar tabak rook.

    En de beste herinneringen zijn nog de milde uren tijdens de kleine uitstappen in onze streek. Zo hield vader veel van Retie, waar ons tante nonnetje woonde, van het vlakke zandige land, van het stille brave dorp achter de lage bossen.

    Met de drang naar de mistiek der stilte, met de liefde tot de begijnhoven, gingen vader en zijn vriend Flor van Reeth een begijnhovenreis doen door heel Vlaanderen : Gent, Brugge, Ieper, Diksmuide, Kortrijk, Leuven, Aarschot en Diest. Die keer gingen zij per stoomtram.

    Er ging geen jaar voorbij of wij trokken in de maand Mei naar Scherpenheuvel, ter bedevaart. Na de middag ging het naar Averbode. Vader kon zijn Kempische aard, die stilaan de uitbundige Brabantse overwon, niet loochenen ; hier was hij gaarne, in de rust van de zwarte mastebossen; de dreven, de lage lemen huizen in de heide en van de schone abdij met haar barokke kerk, «waarvan het torentje als een minaret boven de bossen van de berg komt zien». Op een keer ontmoetten wij daar Renaat Veremans en Nest Claes, die er hun verlofdagen doorbrachten. « Fe, het is hier zo jeugdig ! Waarom komt ge met de kinderen toch ook niet naar hier op vakantie ? » « Da's een gedacht, zegde onze Pa, enige dagen hier, in de rust en de stilte, wat een balsem voor het hart ! »

    Het waren zalige dagen. Vader en moeder woonden 's morgens en 's avonds de stemmige liturgische diensten bij in de abdijkerk en wandelden daar in de hovingen tot aan de boerderij. Of zij bleven stil zitten zien naar het landschap, « evangelisch schoon » noemde Pa het ; naar een kikvors op een blad, dat op de abdijgracht dreef, waar gele irissen tussen het lis oplichtten ; naar een vlugge eekhoorn, die rap lijk de weerlicht door het bos sprong en de bomen inklauterde. Na de middag gingen wij allen samen op wandel. Wat een genot voor vader, die kalme achternoenen in de schaduw van de vele hoge bomen rond de abdij, de zon en de schone hemel boven het stille land, de heide die men hier van op de heuvelen rook en zag, en de vele bloemen in het veld : een droom.

    Daar ontstond « Ik zag Cecilia komen ».



    Bouwel 1939 : Tonet, Clara (staande), Marieke, Gommaar, Fé en Lia
               
               Een andere keer huurden wij in de Kempen een kleine villa « Minneke-Poes », die aan het einde van een lichtgele zandweg lag. Het was er kalm. Van in de vroege morgen was vader al aan 't ronddrentelen in het bos ernevens of op de heide. Elke dag bracht iets nieuws, en hij was er altijd op uit ons iets schoons te laten zien of horen in de natuur, om ons blij te maken. De ene morgen was het een groot spinnekoppennet, dat vooraan in het bos tussen twee bomen hing vol glinsterende dauwdruppels ; de andere morgen vond hij tussen de dennennaalden heelder kladden verse paddestoelen in alle kleuren en een volgende keer riep hij ons stillekens op om de konijntjes te zien, die het pekensloof van onze dorpel kwamen halen. Dikwijls ging vader naar een schone, naïeve Kruislieveheer, die roos geschilderd onder een blauw afdakje hing. Het beeld is nu verdwenen. Vader tekende en schilderde het verschillende keren.

                Een van onze wandelingen leidde naar de oude watermolen en het kasteel van Vorselaar. Ook als het regende trokken wij er op uit : vader liep gaarne in de regen, dan had alles weer een speciale charme. « Ziet ge, wees hij, hoe de kleuren veel meer uitkomen, hoe de vochtigheid ze intenser maakt ; ziet eens hoe goed ge het verschil merkt tussen al de groenen, hoe alles uitkomt tegen het grijs van de lucht ! »

    Het waren prachtige dagen en 's avonds zaten wij op het terras van Minneke-Poes te kijken naar de eerste avondster en naar de maan die over de heide oprees ; of wij luisterden naar de regen en genoten van de heerlijke geuren van natte grond en vochtig dennengroen.

    Lier zelf en onze streek kon vader telkens opnieuw gaan bekijken. En als wij soms vroegen :

    « Pake, laten we eens ver weg gaan om iets nieuws te zien ? », liet hij ons het boekje lezen van Alphonse Karr « Voyage autour de mon jardin ». Maar omdat ons hofje zo heel erg klein was, nam vader ons mee den buiten op om daar nieuwe dingen te ontdekken.

    Pas konden we fijn lopen of we mochten mee ; naar den Dré van 't Sas, het Hof van Ringen, de Zuut, de Nazarethse Dreef, het Hof van de Marnix of de berg van Marie achter de Kloosterheide. Wij wandelden eerst een eindje, even langzaam als vader, bleven staan waar hij bleef staan, en bewonderden de natuur waar hij het deed. Nu en dan gingen wij aan de graskant zitten om naar een aardig blad te kijken, een schone rups, een meikever...

    Als we dan weer verder stapten, zongen we een liedje : « zo trekken wij voort van oord tot oord, en zingen ongestoord ». En vader floot soms tussen twee pijpen in op zijn okarina.(1)

    Het was een witte porseleinen, met blauwe bloempjes op geschilderd, en ze gaf een eigenaardig fris geluid, doordringend en helder.

                Onderweg ontdekten we altijd iets ; een nieuw soort kikvors of onze-lieveheersbeestje of vergeet-mij-niet. Wij zochten kruiden en jaagden op vlinders. En waar vader iets zag bleef hij staan, lang, en draaide zich eens om, om het landschap uit een andere hoek te bezien.

    Hij zegde niet veel, een paar rake woorden of soms niemendal. Dan haalde hij zijn schetsboekje voor de pinnen, zo klein dat het op zijn linkerhandpalm kon openliggen, en in enkele minuten stond er een tekening op. Dikwijls zette hij hier en daar de naam van een kleur bij of van de plaats waar ze genomen werd. Dan kon dat schetsboekje jaren in de kast liggen ; als vader het later weer terug zag, herkende hij het seffens en zag het landschap met zijn tonen en heel zijn atmosfeer weer klaar in gedachten terug, zo getrouw als een foto. Want hij had een heel goede memorie en de dingen, die hij wilde onthouden, gingen zijn leven lang mee. Alles uit de natuur kende en leerde hij ons. Zo liet hij ons de schone iepenbomen zien, die « gelijk de beuken van een katedraal » de Begijnenvest overwelfden. Op die vest hebben wij veel gewandeld. Winter en Zomer : vader vond ze altijd even schoon. Ook heeft hij ze dikwijls getekend en beschreven : « De Begijnenvest is als een kerk, waarvan de bomen de pilaren en het landschap de gekleurde ramen zijn ». Als wij dan vroegen : « Pa, hoe weet ge dat het iepen zijn ? » legde hij ons dat schonekens uit, en ook hoe andere bomen er uit zien : linden, berken, beuken, eiken, kastanjelaars, en hij tekende ze dan met zijn wandelstok in het zand.

                Rechts strekten de weiden zich uit tot voorbij het Stenen Stappeken en de Waterschrans. Daar, in die streek, had vader Pallieter laten wonen, maar hij zag ze met andere ogen dan wij. Daar had zijn verbeelding de eeuwige Begijnenbossen gedroomd, de malse weiden rond de Nete en de windmolens in de vruchtbare velden. We kwamen terug langs de Benedenbaan. Die was afgeboord met de oudste, meest verwrongen knotwilgen die ik ooit heb gezien. Daar, in de zevende, een gespleten, halfuitgeholde tronk, had vader Anna-Marie en Corenhemel hun liefdebrieven laten verstoppen. En vol hoop ging Clara elke keer zien of er soms niet een vergeten « billet doux » was blijven liggen. Daar in die boom met die hele dikke knots woonden de kabouterkens. Verder, langs de Nete staat er een klein rond toreke, recht in bet water, met één klein vensterke er in : daar woonde Duimke, mijn Zoon. En in dat grote huis, de Eenhoorn, woonde Mijnheer Pirroen. Overal waar wij voorbijwandelden liet Papa iets gebeuren. Daardoor kregen alle dingen een ander uitzicht.

    Zij begonnen mee te leven met de mensen ; echte mensen of figuren die vader verzonnen had in zijn boeken. En daardoor zagen wij ook alles anders : een boom, een weg, een oud hnis, een deurtje in een muur, het kreeg meer betekenis en meer waarde. Allemaal kleinigheden die het leven rijker maken.

    En 's avonds als wij gingen slapen dachten we nog aan al die dingen, aan al het schone en het nieuwe, dat we hadden gezien en ontdekt tijdens die kleine reis in de grote hof van de natunr.

     

    (1) okarina : letterlijk - kleine eend, fluit met snavelvormig mondstuk. De benaming is wellicht ontleend aan de vorm. Het is eigelijk een goedkoop amateurinstrument, met een ei-vormig lichaam van aardewerk of metaal dat binnenin hol is. Het wordt aangeblazen met een snavelvormig mondstuk en heeft negen of tien vingergaten, waarvan vaak acht vooraan en twee duimgaten achteraan.

    ******

    07-06-2011 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!