Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    20-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans dwingt je te kijken - Jaak Dreesen

    Timmermans dwingt je te kijken
    zoals hij heeft geschreven!

    Uit De Bond 12/1/2001 door Jaak Dreesen.

         Over het land van de Nete hangen nevels. Het is stil in ltegcm waar Gaston Durnez woont. Gaston heeft onlangs een vuistdik hoek over de Lierse schrijver Felix Timmermans geschreven. Niet «de» maar «een» biografie noemt hij z'n boek dat simpelweg «Felix Timmermans» heet. De auteur heeft er veel talent, tijd en energie in geïnvesteerd.

         Het resultaat is een boek dat leest als een roman, en dat aanspoort om al die prachtige boeken van Timmermans te gaan herlezen. De harp van Sint-Franciscus bijvoorbeeld, met die schitterende openingszin, die ook de laatste zin is: «De zon was gezonken als een goudvis».

         Durnez noemt deze zin «de mooiste die Felix Timmermans voor een van zijn verhalen heeft geschreven, de meest timmermansiaanse.» En zeggen dat de auteur het verhaal aanvankelijk in het Liers wilde schrijven, voor de mensen uit z'n onmiddellijke omgeving. In die versie luidde de beginzin: «De zon was gezoenke lak ne glijdvisch».
         Het is plezierig praten met Durnez over Timmermans, want Gaston weet zo ongeveer alles over Felix, hij kent diens werk en houdt ervan, zoals hij ook van de schrijver zelf houdt. Geen wonder dat hij medestichter werd van het Felix Timmermans-Genootschap, en dat hij als journalist en essayist in de loop van de jaren vaak over deze Lierse kunstenaar publiceerde. Zo verscheen in 1986 bij uitgeverij Grammens «De Goede Fee» dat twee drukken haalde. En nu is er dus «een biografie» van meer dan achthonderd pagina's.
    Een kloek boek,vakkundig uitgegeven en geïllustreerd met een aantal verrassende foto's en tekeningen. Of Gaston dat boek al niet heel lang wilde schrijven?

         Durnez: «Nee, want we zijn er altijd van uitgegaan dat José de Ceulaer, voorzitter van het Genootschap en groot kenner van het werk van Timmermans, diens biografie zou schrijven. We hebben hem daar ook toe aangepord, en hij wilde wel maar zag er tegelijk tegenop, - hij was meer wetenschapper dan journalist Hij stierf helaas voor hij dat werk kon aanvatten.
         In 1992 kwam Lieven Sercu van uitgeverij Lannoo met de vraag of ik het levensverhaal van Timmermans wilde schrijven. Ik aarzelde, want die vraag doorkruiste mijn plannen om eindelijk eens wat meer fictie te gaan schrijven, maar na raadpleging van een aantal vrienden van het Genootschap zei ik «ja». Op voorwaarde dat het zonder dwingende deadline kon. Streefjaar van publicatie werd 1997 want toen was Timmermans vijftig jaar dood, maar dat haalden we niet. Het werd op de valreep, 2000, en dat kon omdat ik er de jongste jaren haast voltijds mee bezig was.»

    Een fascinerend schrijfproces

    Hoe ging U daarbij te werk?
    «Als een journalist. Dus: documentatie verzamelen, ordenen en vertellen. Je schrijft dossiertjes per hoofdstuk. Bijvoorbeeld: de jeugd van de schrijver, de boeken, de vertalingen, de oorlogsjaren... Terwijl je die schrijft, moet je voortdurend het geheel van het boek voor ogen houden, want al die «dossiertjes» samen moeten een eenheid vormen. Je mag de weg ook niet verliezen door te veel details en anekdotes.»


    Terwijl dat toch aanlokkelijk is?
    «Ja, het is verleidelijk. Een paar paragrafen in je boek, kunnen ook soms dagen speurwerk vergen. Ik vond het bijvoorbeeld interessant iets te vertellen over het allereerste boek dat Timmermans als schooljongen ging lenen in de Lierse openbare bibliotheek. Het was een boek van Jules Verne Op weg naar Frankrijk. Timmermans heeft daar meer dan eens overgeschreven, bijvoorbeeld in Een lepel herinneringen. Toen hij die dag de bibliotheek verliet, beefde hij van ontroering: «Ik had een boek onder de arm! Ik was lezer van de bibliotheek ! Ik voelde mij ineens geen kind meer.» Ikzelf heb dat boek pas na lang zoeken in handen gekregen, maar het loonde de moeite. Verne was, toen hij het schreef, een rabiate patriot, en de sfeer van zijn boek was ook in België voelbaar. Timmermans las het als tiener die net leerde kijken naar de wereld waarin de Germaanse cultuur streed tegen het Latijnse genie. Zoiets vind ik interessant om te weten.»

    Leidt, bij het schrijven van zo'n biografie, de ene ontdekking niet steevast naar een nieuwe?
         «Ja, dat is vaak zo. Het is een fascinerend schrijfproces, omdat je als biograaf ook oog moet hebben voor de eigen wereld van je «onderwerp», en voor de achtergrond waartegen men zijn sociaal-cultureel en bij gelegenheid ook zijn politiek engagement moet zien. Je tuimelt van het ene onderwerp in het andere, haast elke naam roept een andere op. Je moet je afvragen: hoe leefden die jonge artiesten en intellectuelen, wat zochten en vonden ze in het flamingantisme, in welke literaire strekkingen zat het werk van Timmermans ingebed, enzovoort. Het zijn allemaal vragen die een antwoord vergen.»


    Onder de steert van het peerd

    Dat speurwerk moet ook verrassende en vreugdevolle momenten opleveren?
         «Ja. Ik schrijf nogal uitvoerig over het beginnend schrijftalent van Timmermans. Ik heb daarvoor zijn eerste handschriften, die nog bijna nooit zijn bestudeerd, gelezen. Bijvoorbeeld de «roman» die hij schreef toen hij zeventien was en die nooit werd gepubliceerd. Zo'n lectuur is interessant om te achterhalen welke de eerste literaire invloeden waren en in welke sfeer de tiener Timmermans leefde. Met dat schrijven ging het overigens eerder moeizaam. Zijn vader zag er niet veel heil in, maar zijn moeder moedigde hem aan.

    Ze zei: doe maar voort manneke. Ze zullen u nog ooit in een voiture rondrijden. Ik heb over dat beginnend schrijverschap met veel empathie kunnen schrijven, omdat ik me een beetje met die jonge Timmermans identificeerde.
    Ik liep even weinig school als hij, we probeerden op dezelfde leeftijd onze pen, we zochten allebei bevestiging... In 1943, ik was toen veertien, had ik (weer) eens een opstelwedstrijd gewonnen, en ik kreeg als prijs een tekening van Timmermans, die de knaap die ik was natuurlijk niet kende. Hij had boven zijn handtekening geschreven : Voor den heer Gaston Durnez Hoogachtend.»

    U schrijft ook heel genuanceerd over Timmermans tijdens de oorlog.
    «Ik laat zien wie hij was tussen de twee wereldoorlogen, hoe hij toen ijverde voor een katholiek renouveau in de kunstwereld, hoe hij medestichter was (en later voorzitter) van de Scriptores Catholici, en hoe hij evolueerde van het activisme naar een gematigd Vlaams-nationalisme. In de dertiger jaren sprak Timmermans zich uit tegen het fascisme en toonde zich voorstander van wat hij «een joviale democratie» noemde. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak dacht hij dat het mogelijk was, culturele en politieke belangen gescheiden te houden»


    Kon dat wel ?
         «Hij dacht dat, maar hij was zo beroemd, en men trok langs alle kanten aan zijn jas. Hij werd, als gevangene van die roem, meegesleept in de complexe sfeer van de toenmalige propaganda. Dat had vooral te maken met de toekenning van de Duitse Rembrandtprijs in 1942. Ik vertel in mijn hoek hoe Timmermans liep te piekeren of hij die onderscheiding wel zou aanvaarden. Hij zocht zijn vriend schilder baron Opsomer op die hem adviseerde voorzichtig te zijn: «Gij zult er later miserie mee hebben...» «Jamaar», zuchtte Timmermans:

    «Honderdvijfentwintigduizend frank vindt ge toch ook niet onder de steert van een peerd...» Hij bleef die prijs zien als een grote culturele onderscheiding, al besefte hij dat het «geen moment» was om hem te aanvaarden. Rond die prijs woedden overigens achter de schermen allerhande intriges en Timmermans werd daarvan het slachtoffer. Het heeft hem veel verdriet bezorgd in zijn laatste jaren en zijn levenseinde ongetwijfeld beïnvloed.»

    Klein meesterswerk

    U schrijft zonder een spoor van sentimentaliteit over die jaren, maar het zijn wel de meest ontroerende bladzijden van het boek.
         «Het waren ook ontroerende momenten. Bijvoorbeeld toen Timmermans op zijn sterfdag in zijn eentje naar buiten zat te kijken en een vinnig Engels haantje zag rondstappen in de sneeuw. Met een paar rake trekken «liep het haantje nu ook op het witte tekenpapier».

         Ik ontdekte de twee laatste pagina's die Timmermans heeft geschreven. Ze waren bestemd voor de roman die hij over Jan van Eyck wilde schrijven in een dun geschrift, dat eruit ziet alsof het snel neergeworpen is, beschrijft hij hoe een man wordt getroffen door het sermoen van de pastoor, een oude moede man, die zegt: «God ontdekken is zo gemakkelijk als een ei rechtzetten. Colombus vaarde altijd rechtdoor, altijd rechtdoor en hij kwam in Amerika uit, gij moet naar binnen varen, altijd naar binnen varen, rechtdoor, en alles laten liggen, bijzijds, en gij zult God vinden.» Tegen kwart na een in de morgen, stierf hij.

    Het was 24 januari 1947.

    Toen hij begraven werd op 28 januari, patrouilleerden al vroeg in de morgen politiemannen in de stad, alsof men incidenten vreesde, maar er gebeurde niets.»

    Terug naar zijn boeken. Van welke houdt u het meest?
         «Ik blijf er een aantal herlezen. Pallieter bijvoorbeeld, en Boerenpsalm en De harp van Sint-Franciscus, maar ook andere. Ik blijf verliefd op de taalhumor in Minneke Poes. De hoofdstukjes daarin lijken sterk op cursiefjes en Timmermans toont zich daarin een begenadigd observator. Ik kan nooit meer naar een plechtige stoet van mensen kijken, zonder aan de veldwachter te denken die Timmermans in de processie liet voortschrijden.

         Hij schrijft: « hij hield zijn hoofd scheef van recht te gaan ». (Durnez bootst in de beste Toon Hermans-stijl de voortschrijdende veldwachter na. Ik vind het prachtig.) Timmermans dwingt je te kijken zoals hij geschreven heeft! Een klein meesterwerk blijf ik verder De zeer schone uren van juffrouw Symforosa Begijntje vinden. Dat is het onnavolgbaar mooi en gaaf verhaal van het begijntje Symforosa dat verliefd wordt op de tuinman Martienus.
         Maar Martienus wil broeder worden bij de Bruin Paterkens, dit tot grote spijt en verdriet van Symforosa. Maar als ze gezien heeft hoe gelukkig Martienus is, « komt er een machtige voldoening over haar. Haar gemoed wordt ineens omgekeerd en innerlijk verlicht.
    En ...« z' is blij omdat hij gelukkig is »

    Verreth en Vingerhoets

    Volgens velen is Timmermans voltooid verleden tijd. Is er nog belangstelling voor zijn werk?
         Hij blijft voor al wie de pen voert een voorbeeld van taalcreativiteit. Het is waar dat de wereld zoals hij die zag en beleefde, niet meer bestaat. Wil je hem lezend begrijpen, dan moet je dat wereldbeeld kennen. Het Davidsfonds publiceerde vrij recent, niet zonder succes, haast heel zijn werk in 25 boekdelen, en bijzonder is ook dat acteur Karel Vingerhoets nu al meer dan tweehonderd keer overal in Vlaanderen verhalen van Timmermans ging vertellen. En de acteur René Verreth trok nog vaker naar de zalen met de monoloog Adriaen Brouwer. Men kan niet zeggen dat Timmermans «weg» is.


    Stel dat iemand hem weer wil lezen, welk boek raadt u dan aan?
         Een dertiger zou Minneke Poes kunnen lezen omwille van de taalhumor, maar Adriaen Brouwer kan ook. Dat boek is in een directe stijl geschreven. Het begint met de woorden: «Nu lig ik hier in het gasthuis, neergeslagen op het strooi van den arme, ik voel het, ik zal hier als een hond kreveren.» Brouwer was de laatste roman van Timmermans. Hij werd pas na zijn dood gepubliceerd. In de slotparagraaf staat: «Zo tegen de dood aan begint het stil te worden. En die stilte komt, ik voel ze als drup voor drup immer voller in mijn geest opstijgen...»


         Het gesprek is ten einde, « jammer dat er zoveel mist is », zegt Gaston, « anders konden we eens langs de Nete lopen » Dat zal voor een andere keer zijn. Ik haast me huiswaarts toe want ik wil vanavond zinnen zoeken als: «De zon zonk als een goudvis», «De lucht is nat-zilver als de rug van vis», en «Er vielen nog enige malse vlokken uit het wegschuivend sneeuwschof en daar stond ineens en onverwachts de ronde maan boven de witte toren te blinken».

         Timmermans mag dan in de ogen van velen volstrekt passé zijn, zijn boeken barsten van zinnen die een kaderke verdienen. Wie «een» biografie van Timmermans leest, raakt gegarandeerd in de ban van dat creatief proza, en van de man die het heeft geschreven.

    *****

    20-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voordracht Felix Timmermans, in den Bijenkorf

    Voordracht Felix Timmermans, in den Bijenkorf.

    Artikel uit het Rotterdamsch Nieuwsblad van 28 april 1934.

         Voor een stampvolle lunchroom van de Bijenkorf — er waren 750 plaatsen bezet en velen waren teleurgesteld moeten worden — vertelde gisteravond Felix Timmermans van zijn avonturen op zijn huwelijksreis naar Italië. Het was intusschen een uitgestelde huwelijks reis, want Felix Timmermans had al kinderen en hij nam zijn zusters mee op reis. Het beste bewijs volgens den nog dikker en nog gemoedelijker geworden Vlaamschen schrijver, dat het een uitgestelde huwelijksreis was. Bij hun aankomst te Milaan regende het en in de mineur stemming als gevolg daarvan kwamen ze op het kerkhof in Milaan : een openluchtmuseum van standbeelden. Men behoeft daar maar te sterven en men krijgt een standbeeld.

    Een bezwaar is alleen, dat men het zelf moet betalen.
    En Felix dacht er aan, dat ze thuis vroeger met veertien kinderen waren.

         Moeilijkheden ondervond Felix Timmermans met het Italiaansch, waarvan hij alleen het woord macaroni kent. Ik eerbiedig echter de taal van het land, aldus de spreker, en ik sprak dus Italiaansch, maar ik ken het niet. Daarom sprak ik Fransch,en ik zei overal ia of io achter. Om zich dan verstaanbaar te maken, spraken de Italianen Fransch tegen mij, dat ze niet kenden, en dat deden ze door Italiaansch te spreken zonder ia of io aan het eind.
    Zoo verstonden we elkaar!

         In Rome kreeg Felix Timmermans in de tram van een conducteur een lire te weinig terug. De conducteur draaide zich meteen om en hielp weer anderen. Ik kon niet zoo rap tellen, aldus de Fé, maar Marieke mijn vrouw zag het direct, dat er een lire tekort was. Natuurlijk tikte ik direct den conducteur op zijn rug en in mijn beste Italiaansch zei ik: "conducteuro een liro tekorto! " Zonder om te kijken reikte hij mij direct over zijn schouder een lire toe! Ik heb nog nooit zulke eerlijke menschen gezien als in Italië....

         In zijn " sappig taaltje "vertelde Felix Timmermans nog vele anekdoten van zijn bezoek aan Pisa, Genua, Nice, Lourdes. enz., doch het waren niet grappen alleen, .die hij debiteerde; bij alle spotternij en overdrijving vond hij toch ook gelegenheid te vertellen van de schoonheid van Italië, de indrukwekkendheid van den St. Pieter, de romantiek van het volk, enz...
    Twee jaar geleden heeft Felix Timmermans in de Bijenkorf ook verteld van zijn Italiaansche reis, maar zijn avonturen van gisteravond waren toch weer nieuw, want hij ging verder waar hij gebleven was. In zijn voordracht van gisteravond kwam hij echter weer thuis in Lier, waar tot grooten schrik van hem en zijn vrouw zijn kinderen tegen de afspraak in niet aan het station waren. Met tranen in de oogen holde Marieke vooruit naar huis, al maar gillend "mijn kinderen, mijn kinderen", net alsof het ook niet "mijn" kinderen waren, aldus de verteller. Netjes opgepoetst stonden de kinderen ons gezond en wel buiten op te wachten. Wij hadden tranen in de oogen, maar de kinderen zeiden niet verheugd "dag moeder, dag vader", maar ze vroegren het eerst: "Wat hebde voor ons meegebracht! "

         Het was een schoone reis geweest en ik heb mijn vrouw moeten beloven, dat we weer naar Italië gaan, als we 25 jaar getrouwd zijn. Ik heb het beloofd en als het doorgaat kom ik u nog eens van mijn Italiaansche reis vertellen.
    Een langdurig applaus beloonde den voordracht-kunstenaar voor zijn amusante vertelling, die telkens door gelach was onderbroken, want het gaat feitelijk niet zoozeer om wat Felix Timmermans vertelt als wel de manier waaróp hij vertelt en die is onweerstaanbaar komisch.

         Na de pauze las Timmermans een uitvoerig fragment voor uit zijn deze week verschenen roman "De Krabbekoker", hetgeen wederom met een hartelijk applaus van het opgetogen publiek werd besloten.

    *******

    14-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans nog erg geliefd

    Vlaanderen herdenkt groots; Vader van Pallieter
    Felix Timmermans nog erg geliefd.

    Uit : Amigoe di Curacao – Dagblad voor de Nederlandse Antillen – 20/10/1971

         Begin 1972 is het 25 jaar geleden dat Felix Timmermans, na een lange hartziekte, op de leeftijd van 61 jaar overleed. Zijn geboortestad Lier, die hij in zovele geschriften heeft verheerlijkt en waar zijn levensgroot door Opsomer geschilderd portret op de ereplaats in het stadhuis hangt, zal hem met enige plechtigheid herdenken. Bij deze gelegenheid verschijnt weldra bij het Mercatorfonds in Antwerpen, befaamd om zijn luxueuze uitgaven over Vlaamse kunst, een boek waarin talrijke tekeningen van Timmermans worden afgewisseld met studies over zijn werk.

         Wie de goede "Fee" buiten albums en verhalen nog eens wil ontmoeten, kan in Lier terecht in het vijf jaar oude museum dat de stad aan hem en zijn vriend Opsomer heeft gewijd en waar handschriften, oude drukken, portretten en andere souvenirs bij elkaar zijn gebracht. Herinneringen aan de schrijver wiens populariteit in Vlaanderen nooit meer werd geëvenaard, zijn ook nog te vinden in het grote witte huis in een stille zijstraat waar hij vele jaren heeft gewoond. Dit huis is voor toeristen evenwel zelden toegankelijk. Marieke Timmermans, zijn weduwe, leeft er te midden van boeken en kleurrijke prenten.

    Onlangs is zij tachtig geworden.

         Felix Timmermans blijft de meest vertaalde Vlaamse schrijver, zegt mij drs. José de Ceulaer, die zijn werk al jaren bestudeert en die tezamen met Hubert Lampo en Gerard Walschap aan de nieuwe uitgave van het Mercatorfonds medewerkte. Zijn werk, vertelt De Ceulaer, is in nagenoeg alle Europese talen vertaald en daarenboven ook nog in het Japans, Chinees en Indi. Er verschijnen nog geregeld nieuwe uitgaven in het buitenland. In het eigen taalgebied bewijzen recente herdrukken hoezeer hij de gunst van zijn lezers heeft bewaard. José De Ceulaer heeft zelf flink bijgedragen tot het behouden van die gunst. Hij verwierf naam met zijn intervieuwboeken, "Te gast bij...", maar niet minder met zijn studies over zijn beroemde stadsgenoot.

    Drie jaar geleden verscheen bijvoorbeeld "En Toch", een spiegelbeeld" van de auteur, vooral gezien in het licht van gesprekken die De Ceulaer destijds met Timmermans heeft gevoerd. Onlangs verscheen een bloemlezing voor schoolgebruik : "Felix Timmermans in geuren en kleuren."
    Kleuren... een woord dat de schilderende schrijver en bedrijvende schilder lief was.

    Hij lééfde van kleuren.

         José de Ceulaer (50) is een geboren en getogen "schapekop", zoals een Lierenaar sinds eeuwen wordt genoemd. Hij woont aan de rand van de stad, die ligt in de zilveren knoop die de Nete, naar het woord van "de Fee," rond Lier heeft gelegd.
    De vissers lachen tegenwoordig een beetje schamper als zij over dat zilver horen spreken. Zij weten welke verwoestingen de watervervuiling ook in het idyllische Pallieterland heeft aangericht. Maar kom.... Ik zit bij De Ceulaer op zijn ruime schrijf- en feestzolder, bij de open haard die versierd is met tegeltjes van Gommaar de tekenende en keramiek-bakkende zoon van Felix. Tegen de wand staan glazen kasten met allerlei boeken, prenten en foto's, van de vereerde meester. Daarboven en daaromheen hangen kleurrijke affiches uit de gloriedagen van de steendruk. Twee blozende mannen komen met een enorme druiventros terug uit het Land van Belofte. Dat is een artistieke navolging van een uithangbord. Want in Lier is het Beloofde Land een café.

         Toen De Ceulaer in september 1940 in Leuven Germaanse talen studeerde, koos hij Timmermans als onderwerp voor zijn licentiaatsverhandeling. Daaruit groeide later zijn eerste boek. "De mens in het werk van Felix Timmermans," dat in 1950 bij Van Kampen verscheen. Hij zocht in dat boek zowel naar de mens die Timmermans gestalte had gegeven in zijn werken, beurtelings geconfronteerd met de natuur, de kunst, de liefde en het geloof, als naar de mens Timmermans zélf, voorzover die werd weerspiegeld in zijn werk en de daarin voorkomende figuren. Een tweede boek van De Ceulaer was een bloemlezing. "Gedachten van Felix Timmermans," zijn derde een monografie voor de reeks "Ontmoetingen" van Desclée De Brouwer.De titel van het boek "En Toch" werd ingegeven door een leuze die Timmermans vaak gebruikte.

         "Meer dan eens, vertelt De Ceulaer, heeft hij een doedelzakspeler getekend en daaronder geschreven : "En toch! ".En toch muziek maken! En toch zich over het leven verheugen! Zo zou je die leuze kunnen aanvullen. Dit motief komt ook in zijn literair werk herhaaldelijk terug. Soms uitbundig zoals in "Pallieter". Soms meer getemperd zoals in "Boerenpsalm". Je kan het als zijn "Leitmotiv" beschouwen. Zijn "Lebensbejahung," zijn ja-zeggen tot het leven, was niet zo oppervlakkig als veelal wordt gemeend. Zij berustte op een "trotzdem," zoals men dat in het Duits zo kernachtig kan zeggen."
         U hebt al meer dan eens uw stem verheven tegen de misverstanden die rond Timmermans en vooral dan rond zijn Pallieter zijn ontstaan. Misverstanden die we misschien wel kunnen vergelijken met het onbegrip rond de figuur van Pieter Bruegel...

    "Dat is de keerzijde van de beroemdheid. Zelden is een boek zo populair geworden. De naam van de hoofdpersoon groeide tot een begrip. Hij drong door tot de woordenboeken met de betekenis van "levenslustige kerel". Hij heeft het nieuwe werkwoord "pallieteren" doen ontstaan. Héérlijk. Maar Timmermans moest er tol voor betalen."
         Om te beginnen heeft de mythe-Pallieter zijn echte betekenis vervalst. "Ja. Men bracht het werk uitsluitend in verband met de tijdsomstandigheden waarin het bekend werd. Men wees op het felle contrast tussen zijn leuze "melk de dag" en de atmosfeer van de angst en zorgen die er in de Eerste Wereldoorlog heerste. Nu is het wel juist, dat Pallieter in de oorlogsjaren van de pers kwam en zijn triomftocht begon. Maar het boek was klaar vóór 1914. Zijn ontstaan had niets te maken met de tijd. Het verhaal kun je zelfs niet in een bepaalde periode situeren. De oorsprong en de geest moeten alleen worden verklaard uit de psychologische toestand waarin de auteur verkeerde. Hij was terechtgekomen in een soort van puberteitscrisis, in een periode van geestelijke onzekerheid...

         "En grote levensangst. Toen moest hij een medische behandeling ondergaan, er kwamen verwikkelingen en hij werd zo aangegrepen door de vrees te zullen sterven, dat hij tot het besef kwam van de waarde van het leven. Van de ene dag op de andere maakte zijn angst plaats voor een intens verlangen naar het leven. Een totaal ander leven dan hij tot nog toe had geleid : zonder twijfel, zonder angst, zonder problemen, in direct contact met de natuur. Dat leven werd Pallieter "De mens die hij op dat ogenblik had willen zijn. Pallieter mag dan ook niet worden beschouwd als een zelfportret, evenmin als de verpersoonlijking of het zinnebeeld van de Vlaamse Volksgeest. Hij is geen mens uit de bestaande wereld. Hij is een romantische figuur, ontstaan uit het verlangen om de werkelijkheid te ontvluchten."

         Toch hebt u herhaaldelijk ook over een "innige" Pallieter gesproken? "Natuurlijk. Het levensgenot van de "dagenmelker"van die hippie "avant la lettre," die de onbezoedelde natuur bezong, is niet alleen van zintuigelijke aard. Naast momenten van uitbundigheid beleeft hij momenten van verinnerlijking.
    Die hebben veel te weinig aandacht gekregen."

         Ook in Lier zijn er mensen die Timmermans nog altijd onze Pallieter noemen. "Wie hem goed kende, weet dat hij niet met zijn romanfiguur mag worden geïdentificeerd. Hij was geen uitbundige, maar een stil, rustig, zachtaardig mens, gezellig en gemoedelijk in de omgang, met een mild oordeel over zijn medemensen. Meestal was hij opgeruimd, al had hij neiging tot weemoed. Zelfverzekerd was hij niet, eerder schuchter en voorzichtig, zelfs 'n beetje vreesachtig. Tussen zijn figuur als mens en als schrijver bestond er in wezen geen verschil. Daarom brengt de lectuur van zijn werk een geluksgevoel bij. Er zit een levenswarmte in die de huidige literatuur zo dikwijls mist." Ik heb altijd gehouden van de tekeningen waarmee hij zelf zijn verhalen illustreerde. Er lag een bekoorlijke naiviteit in, een fris kinderlijk genoegen om de kunst van de tekenpen of het penseel.

         Net als zijn schilderijen. De Ceulaer : "Timmermans was een zondagschilder in de gunstige zin van dat woord. Hij schilderde louter voor zijn genoegen. Dan kreeg hij het gevoel dat je vroeger had als het zondag was en je alleen maar deed wat je graag wou doen. Datzelfde gevoel vind je vaak in zijn landschapsbeschrijvingen, bijvoorbeeld in "Minneke-Poes", waarin stukjes voorkomen die wij u geestige "cursiefjes" zouden noemen."
         Is het waar dat hij liever tekende en schilderde dan schreef? "Schrijven kostte hem moeite. Tekenen en schilderen ontspanden hem. Zelf zei hij wel eens dat hij helemaal niet kon schilderen. Zelf geloof ik dat men te weinig belang heeft gehecht aan zijn plastisch werk, vooral aan zijn tekeningen." Dat wordt dan nu hersteld in de nieuwe editie.
    Zijn populariteit heeft Felix Timmermans ook tranen gekost. José De Ceulaer verstrakt als hij denkt aan het verdriet dat men de dichter zonder reden heeft aangedaan. Verdriet dat zijn weg naar het graf heeft ingekort.
    De Ceulaer : "De keerzijde van de roem is wel eens de miskenning door vertegenwoordigers van de "elite". Het grote succes wekte naijver op. Altijd hetzelfde liedje! Sommigen hebben vooral van de naoorlogse omstandigheden gebruik gemaakt om te proberen hem in diskrediet te brengen. Een ogenblikje scheen dat te zullen lukken. Nadien kwam er ook een evolutie in de literaire opvattingen en mode. Zodat de jongere generatie zijn betekenis niet op haar juiste waarde kon schatten, of gewoon niet wou zien. Geleidelijk drong dan het besef door dat hij in de eerste plaats een dichter was, ook als hij proza schreef. Zijn werk heeft eerder een lyrisch dan een episch karakter."

         Hoe ziet u Timmermans in deze tijd?
    "Het is moeilijk hem in een bepaalde stroming onder te brengen, al vertoonden zijn geschriften vooral romantische kenmerken. Hij hoort niet bij een groep, hij had geen voorgangers of epigonen. Hij staat apart. Ik geloof niet dat zijn werk zo tijdsgebonden is. Natuurlijk draagt het de sporen van de tijd waarin het ontstond.
         Maar de kern blijft. De poëzie in het leven blijft altijd dezelfde. Het komt er slechts op aan, haar te ontdekken, haar aan te voelen, haar te kunnen en te willen ondergaan. In onze jachtige tijd, in een beschaving die wordt gedomineerd door de techniek, heeft men er minder oog, minder tijd en minder gevoel voor. Maar zij is er. Zij zal er altijd zijn. Zolang het gras groen is en de bloemen bloeien. Zolang er kinderen zijn, en jonge meisjes. Zolang het weer lente zal worden na de winter, zullen er mensen zijn voor de poëzie en het weemoedig geluksgevoel in het werk van Timmermans. Ik zie dat werk als een oase waarvan je meer zal genieten naarmate de poëzie in het leven meer wordt verstikt en overwoekerd of verdord. Het zal op de duur gaan vervelen altijd weer te moeten lezen dat het leven geen zin heeft, absurd is. Timmermans schreef dat je het waarom van het leven toch niet te weten kan komen.

    Hij was ervan overtuigd dat het niettemin een zin heeft.

    "En Toch", tekende hij. Altijd opnieuw "En Toch"!

    **********

    10-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ter herinnering aan Pastoor Ignaas Dom

    Ter herinnering aan Pastoor Ignaas Dom
    12 mei 1928  -  6 april 2014
    Voorzitter van het Felix Timmermans Gesellschaft



    08-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Walter Arras

    Hulde-tentoonstelling Walter Arras.

    Walter Arras werd in 1939 in Lier geboren en ontviel ons vorig jaar onverwacht op 30 augustus 2013.

    Hij studeerde eerst aan de Lierse Stedelijke Academie en voltooide nadien zijn studies aan de Kunstacademie van Antwerpen, waar hij zich bekwaamde in beeldhouwkunst. Na zijn opleiding legde hij zich toe op teken- en schilderkunst. Hij werd bevriend met Oscar Van Rompay en vond in hem een gewaardeerd leermeester.

    Walter Arras, was als leraar schilder- en beeldhouwkunst verbonden aan de Lierse stedelijke academie van Lier & Herentals en bovendien vele jaren lid van de Raad van Bestuur van de vzw Oscar Van Rompay, die door deze retrospectieve tentoonstelling haar waardering en dank betuigt.

    De tentoonstelling, opgesteld in het Atelier van Oscar, brengt een representatief overzicht van het teken- en schilderwerk van deze getalenteerde Lierse kunstenaar.

    Voor het publiek zal de tentoonstelling geopend zijn van 04 april tot 27 april telkens op donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag van 14.00-17.00 u.

    ******

    05-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans, ook tekenaar en schilder

    Felix Timmermans, ook tekenaar en schilder.

    Openingstoespraak van Johan van Mechelen, bij de tentoonstelling "Felix Timmermans, ook tekenaar en schilder" in het Toreken, Cultureel Centrum van de Kredietbank N.V., Groep Gent, op vrijdag 3 oktober 1986.

         "Felix Timmermans", de prinselijke verteller over het Vlaamse volk en landschap, werd geboren te Lier in Brabant, in de Zomermaand van het jaar 1886 ; hij stierf er in de Siberische dagen van einde Januari '47, arm, eenzaam en droef, met in zijn hart een oneindig heimwee naar Gods eeuwige heuvelen, terwijl de wereld, die hem vele jaren gevierd en bejubeld had als de Prins der Dietse fraaie letteren, hen plots vergeten was".

         Dit is de aanhef van het boekje waarin de zieke Ernest van der Hallen trachtte naar enig eerherstel voor zijn vriend, die in algemene verguizing en een kil stilzwijgen ten grave werd gedragen.

    Gedurende de lange maanden van ziekte, die zijn dood voorafgingen, thuis geïnterneerd en niet in de gevangenis, dank zij de tussenkomst van Kamiel Huysmans, was Felix Timmermans volledig naar binnen gekeerd, en schreef hij verzen, posthuum door Van Kampen te Amsterdam uitgegeven onder de titel "Adagio" :

    De kern van alle dingen
    is stil en eindeloos.
    Alleen de dingen zingen.
    Ons lied is kort en broos.
    En donker zingt mijn bloed
    van heimwee zwaar doorwogen.
    Ik zeil langs regenbogen
    Gods stilte te gemoet.

         Timmermans bevond zich dan reeds op de grens tussen tijd en eeuwigheid
    Uit de hele dichtbundel - die tweeëndertig gedichten omvat - ademt sereniteit, een milde rust, een haast onschendbare vrede die reeds een verworvenheid is. De taal is ontdaan van alle opsmuk, er is geen enkele maat voor niets, iedere versregel is gekristalliseerd tot de essentie. Het is goed, bij gelegenheid van de opening van de tentoonstelling "Felix Timmermans, ook tekenaar en schilder" ons even te bezinnen over de betekenis van Felix Timmermans en zijn plaats in onze letterkunde.

         Deze tentoonstelling kwam tot stand bij gelegenheid van de honderdste verjaardag van zijn geboorte.
    Uiteraard is deze tentoonstelling - zoals trouwens iedere tentoonstelling - een kijk- en geen leesboek. Zeker hier een kijkboek dank zij het feit dat Timmermans naast zijn letterkundig oeuvre ook tekende en schilderde. Eigenlijk had hij, zoals zijn vrienden Isidoor Opsomer en Flor van Reeth, kunstschilder willen worden. Als kind ging hij in Lier naar de tekenschool. De inspanning om verder naar Antwerpen naar de Akademie te gaan heeft hij echter niet kunnen opbrengen. Wat niet belet heeft dat hij zich diverse technieken eigen maakte : tekenen, linosnijden, krijt, akwarel, olieverf. Hij maakte zelfs enkele houtsneden en etsen.
         Het grootste gedeelte van dit teken- en schilderwerk ontstaat en krijgt gestalte in de marge van zijn letterkundig werk. Trouwens, de meeste van zijn boeken werden door hemzelf verlucht. Hij legde er wel de nadruk op dat het verluchting was en geen illustratie. Hij maakte ook pentekeningen bij een aantal werken van Ernest Claes. Maar er zijn ook portretten, landschappen, wandkalenders, reisindrukken en het begin van een kruisweg.
    Een goed deel van dit werk sluit aan bij volkse prentkunst en Mannekensbladen en naïeve schilderkunst.
    Iedere tekening, ieder schilderij is een vertelsel, en wanneer het niet dank zij een verhaal tot stand is gekomen, zal het schilderij of de tekening tot het verhaal aanleiding geven. Maar een aantal werken stijgen boven de naïeve schilder- en tekenkunst uit. Het hele oeuvre toont ondertussen zo in faktuur als in koloriet de signatuur van Timmermans.

         In zijn in meer dan één opzicht merkwaardig opstel "Felix Timmermans, grafisch en plastisch", in haar reeks culturele brochures door de Kredietbank in 1972 uitgegeven en verspreid op 35.000 exemplaren, schrijft de Timmermanskenner bij uitstek José de Ceulaer "Het tekenen zat hem wellicht het meest in het bloed. In enkele stillevens en kleine landschappen heeft hij de grenzen van de zondagsschilder, in de ruimste zin van het woord, doorbroken. Zijn werk is, om het met zijn eigen woorden te zeggen, een zondag voor het oog".
         Felix Timmermans is echter in eerste plaats schrijver. Hubert Lampo noemde hem de grootste schrijver die wij in deze eeuw mochten bezitten. Marnix Gysen getuigt over hem in "Dichterschap en Werkelijkheid", "Zijn natuurlijkheid en zijn directheid zijn op zichzelf reeds een verheugend en verfrissend verschijnsel in een literatuur die herhaaldelijk zwicht onder literaire perversies", en Eugeen de Bock in zijn Vlaamse Letterkunde noemt Timmermans een fenomenaal schrijver en heeft het over een "verrassende, al het licht van deze wereld weerkaatsende kunst".

         Wanneer in 1923 August Vermeylen de geschiedenis van de Zuidnederlandse letteren sinds 1830 publiceert, krijgt die als titel "Van Gezelle tot Timmermans". Bij een herwerkte uitgave in 1938 wordt de titel wel "Van Gezelle tot heden". Geschiedenis staat niet stil, ook literatuur-geschiedenis niet. Feit is echter dat Timmermans door Vermeylen zo belangrijk werd geacht, dat hij hem op dat moment als de figuur beschouwde om aan te duiden tot waar zijn literatuurgeschiedenis ging. Heden was in 1923 voor Vermeylen aan te duiden met het feit Timmermans.

         Met zijn boek Pallieter, over de meest geïdealiseerde dagemelker die midden een bucolisch Nethelandschap geniet van alle geneugten des levens, werd Timmermans in een klap de meest gelezen auteur van het hele Nederlandse taalgebied. Het boek verscheen in volle oorlogstijd - juist voor de oorlog '14-18 waren de eerste bladzijden verschenen in De Nieuwe Gids - en Timmermans bereikt meteen een publiek dat anders nooit tot de literatuur kwam.

         Twintig jaar later verschijnt Boerenpsalm, door Oskar Van der Hallen in Spiritualistische Epiek geroemd als "een psalm waarin de verheerlijking der schoonheid en goedheid van Gods schepping, afwisselt met de dreigende vervloeking van het kwade", en nog tien jaar later Adagio, dat posthuum wordt uitgegeven, zoals trouwens ook zijn laatste roman, Adriaan Brouwer. Het verschijnen van Pallieter is dus zeventig jaar geleden, het verschijnen van Timmermans' laatste werk veertig jaar.
    Wie niet dagelijks met de studie van onze literatuur geconfronteerd wordt, kan zich vandaag moeilijk voorstellen hoe pover het in het begin van deze eeuw nog in Vlaanderen gesteld was. Eerst en vooral was literatuur een elitaire aangelegenheid. Daarbij was men voor publikatie hoofdzakelijk aangewezen op tijdschriften die in beperkte oplage verschenen.

    Buiten Conscience en enkele volgelingen, zoals de Sniedersen, Courtmans en Zetterman, ben ik ver rond wanneer ik nog Anton Bergman en Virginie Loveling vermeld, om een totaalbeeld te geven van wat Vlaanderen sinds 1830 aan prozaschrijvers had voortgebracht. Wij moeten wachten op de generatie rond en na "Van nu en Straks".
    Onder boekvorm verschijnt eerst
    in 1893 van Cyriel Buysse "Het recht van de Sterkste",
    in 1899 "Lenteleven" van Streuvels,
    in 1909 "Het ivoren Aapje" van Herman Teirlinck,
    in 1910 "Schemeringen van de Dood" van Felix Timmermans,
    in 1920 "De Witte" van Ernest Claes,
    in 1924 "Lijmen" van Elsschot.
    Dit maakt meteen duidelijk wat een gebeurtenis het verschijnen van Pallieter was, en wat de betekenis van Timmermans in onze literatuur geweest is.

         De typische Brabantse spreektaal wordt schrijftaal, met een gelukkig oor voor treffende populaire zegswijzen. Daarnaast is er een bijna kinderlijk openstaan voor de zinnelijke vreugden van het leven die bij Timmermans worden tot een kruising tussen zinnelijkheid en mystiek. Zoals de door Timmermans zo bewonderde Pieter Breughel de Oude, waarover Carel van Mander in zijn in 1604 te Haarlem uitgegeven Schilder-Boeck verhaelt hoe hij "nae 't leven schilderde" schrijft Timmermans nae 't leven. Hij schrijft een zintuiglijke taal : hij ziet, ruikt, smaakt, voelt, hoort. Hij schrijft een picturale taal. De beeldende kracht van de taal bij hem is zo sterk dat iedere zin tot een schilderij wordt. Daarbij is de auteur steeds als het ware bij het verhaal betrokken en wordt het verhaal geactualiseerd. Al te vaak heeft men Timmermans vereenzelvigd met zijn Pallieter, een afreactie van de doodsgedachte, een hymne aan het leven.

         In 1943 werd "de Romancier en zijn jeugd", een studie van August van Cauwelaert, opgenomen in de Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Akademie (nadien in 1944 in boekvorm uitgegeven door de Standaard-Boekhandel). Van Cauwelaert had een aantal romanschrijvers gevraagd naar de betekenis van de jeugdjaren voor hun werk. Het antwoord van Timmermans, gegeven toen de Familie Hernat reeds verschenen was, is wel belangrijk.
    Hij begint met de getuigenis dat zijn jeugd voor negentig procent de inspiratieve kracht voor zijn werk was. Lier is het stadje dat hij zich voorstelt van toen hij twaalf jaar oud was, het zijn de vertelsels die hij toen hoorde, de personen die hij toen kende, die hem in eerste plaats boeien, en beschrijft hij latere voorvallen, dan komt er toch een wasem over heen liggen uit zijn jeugd.

         Pallieter was een jeugddroom. Breughel's schilderij "de Opschrijving te Bethlehem", gezien in zijn jeugd, was het uitgangspunt om over Breughel te schrijven, "de zeer schone Uren van Juffrouw Symforosa" was het laten duren van de vredige toestand die hij als kind op het begijnhof waarnam, het Kindeke Jezus gaat naar de vertellingen van zijn vader, de Harp van Sint-Franciscus naar die van grootvader, en de familie Hernat naar die van moeder, waar hij niet bij mocht zijn maar waar hij toch veel van opving. Daarnaast schrijft Timmermans zelf : "Mystiek en zinnelijkheid mengelen zich in Lier bijeen, en meer dan ergens anders vindt men hier het verdeelde hart : de herberg nevens de kerk. Het heimwee naar de Hemel en een dronk op het leven".

    Pallieter was een dronk op het leven, na de jongemannenjaren beheerst door twijfels, doodsgedachte, theosofie, occultisme en spiritisme. Er zijn een erge ziekte, een verblijf in het ziekenhuis en het onverwachte herstel, juist in de lente, nodig om ook geestelijk te genezen.
         Er is dus van meetaf aan een groeiende verinnerlijking, een soms wel eenvoudige maar toch werkelijke inkeer tot de kern der dingen en medegaand dat heimwee naar de Hemel. Deze verinnerlijking wordt naar het einde toe, in Boerenpsalm en in Adriaan Brouwer, overheersend, om zijn orgelpunt te vinden in Adagio.
         In Boerenpsalm is er de telkens weerkerende confrontatie. Boer Wortel zit in de winter naast de kachel en snijdt uit een blok hout een Kruislievenheer. Hij spreekt met de groeiende Christus in zijn handen, over zijn miserie, over de tegenslagen, over zijn verwachtingen, over de eigen kruisweg door 't leven.
    Eerst snijdt hij de Kruislievenheer zonder doel : " 't is ook een vorm van gebed" zegt de pastoor.
    "O.L. Heer, ik snijd u in hout. Het is in de winter bijna een dagelijks gebed geworden ...
    Gij zijt onder mijn handen maar een stuk hout, maar gij wordt stilaan levend meer en meer.
    Gij wordt iets waar ik van ga houden en tegelijk bang van word.
    Ik zoek bij u mijn troost voor mijn miserie, en meteen voel ik mijn miserie scherper dan anders.
    Want ik denk op de mijne meer dan op die van u. Vergeef het mij. Het zou misschien nog beter zijn dat ik u stillekens zo onafgewerkt op zolder weglei, en in de geburen met de kaarten ging spelen. Maar verdriet zoekt verdriet."

         Later krijgt de Kruislievenheer een bestemming, om op het graf van zijn eerste vrouw te zetten. Dan sterft ook Frisine, zijn tweede vrouw en Wortel blijft alleen, met zijn blind kind, ons Amelieken, vergroeid met de grond : "Het boerenleven hecht mij lijk een wortel aan ' t leven vast ...."
    "De Kruislievenheer staat te wachten tegen de muur om op mijn graf geplant te worden .... Hij is nog altijd niet helemaal af. Ik heb zo het voorgevoel, dat, als ik hem af maak, ik ook af ben..."

    Beste vrienden, er zijn mensen die beweerd hebben dat Timmermans een voorbijgestreefde folkloristische heimatschrijver was. Ik heb even getracht, met het oproepen van Boerenpsalm, aan te tonen hoe diep, hoe algemeen menselijk de kern van Timmermans' werk gebleven is. Binnen het jaar volgend op het verschijnen van Pallieter, publiceerde Timmermans twee wondere verhalen, "Het Kindeke Jezus in Vlaanderen" en die onovertroffen novelle van "de Schone Uren van Juffrouw Symforosa Begijntje".
    Ik citeer alleen maar de aanhef van die novelle : "De lucht is natzilver als de rug van vis". Een enkele zin, wat een taalkracht !

         Niet zo lang geleden kreeg ik twee Zwitserse bankdirecteuren op bezoek. En wat doe je dan ? Je bent gastheer, je gaat met hen naar Sint-Jorishof en je vraagt "Heb je Gent al bezocht". Zij waren voor de allereerste maal in Gent. Ik wandel met hen langs de Achtersikkel en aan de Kathedraal zeg ik "der Sankt-Bavo", waarop één van beide heren mij aankijkt en zegt : "Timmermans, das Jezuskind in Flandern". Dank zij Timmermans kende hij Vlaanderen, en kende hij Gent !
    "Ene huiverende zoelte, die uit de grijsgele hemel zeeg, deed over Gent, het Jeruzalem van Vlaanderen, de sneeuw op de daken en de straten smilten"....
    Zo begint het verhaal van de Opdracht en het is in de Sint-Baafskathedraal dat Timmermans de opdracht doet gebeuren : "Toen kwanen zij onder de verheven kille gewelven in die kerk bijna zo groot als een dorp, als een bos van stenen bomen".

         En de heilige Eremijt Simeon komt van de Kluisberg omdat hij in de nacht gedroomd had "dat er in de grote kerk van Gent, een reuzige korenschoof stond die hare zware halmen tot aan de gewelven reikte en die zeker meer koren inhield dan al de velden van Vlaanderen en Holland tezamen". En wanneer Simeon het Kind in de armen had genomen "vooisde het dankbaar van zijn lippen : "Heer, laat nu uw dienaar naar Uw woord in vrede gaan, want mijn ogen hebben gezien Uwen Zaligmaker".
         "Op een kwartierke tijd was heel Gent er van vol ... En op de ure van de noen, als alle klokken luidden, reed het huifkarretje over de Korenmarkt.... Het stramme ezelke was even geduldig als altijd. Jozef ging leidend voorop, en onder de grijze huif zat de blauwgemantelde, jonge bleke moeder, met veel verdriet in haar ogen, en de borst gevend aan haar rustig kind. En als een lied van zegen, roerden de klokken hun klanken, ’t waren er verre en dichte, en er was gehuppel van ronkend brons, en klingelend zilver, ernst van dikke zware klokken met spelende stemmekens daartussen ....
    De lucht zinderde er van, de ruiten rinkelden, de stenen torens gonsden : Gent zong !
    Maar één klok zweeg. En dat was Roeland, de tong, het hart van Vlaanderen, die, sedert het Vlaamse volk verworden en verbasterd was, gescheurd daar in de hoogte hing en zijn stemme niet meer roerde. Maar plotseling, als het karretje aan de zware voet van ’t geweldig Belfortsteen passeerde, ging er daarboven in de lucht een bronzen geril, en als de jubeling van de hemel, dommelde Roeland ineens met volle galmen zijn zegen over het land.....

         En heel ver in het land waar de mensen aan het dampend noenmaal schoven wierd het bronzen lied gehoord. En menig ouderling hield zijn lepel stil en staarde met betraande ogen in de verte waar de Belforttoren flauwgrijs in de hemel klompte, en zei met brekende stem : "het roert entwat in Vlaanderen"."

    Beste Vrienden, De priester-dichter Naastepad schreef die prachtige psalm die wij sinds Vaticanum II zo vaak bij de Offerande zingen :

                "God zij geloofd om Kanaan, 
                dat land vol druiven en vol graan, 
                dat overvloeit van melk en honig. 
                Het geeft zijn oogst te rechter tijd, 
                dat land is enkel vruchtbaarheid, 
                gezegend land om in te wonen !"

         Voor Felix Timmermans was dat gezegend land Vlaanderen en Brabant en de Kempen, de Nethe, de begijnhoven, de abdijen en Kapellekens, was dat Lier met de herberg naast de kerk, de processies en de bedevaarten, het akkerland en de mastebossen en de mens van bij ons, zowel Pallieter als Boer Wortel, Juffrouw Symforosa, Anna-Marie en Leontientje, de Pastoor van de bloeiende wijngaard en Mijnheer Pirroen, Breughel en Brouwer. Hij heeft Ons Heer en Onze Lieve Vrouw en Sint-Franciscus van bij ons gemaakt - dat deden ook reeds de Vlaamse Primitieven, en de onbekend gebleven auteurs van onze Oud-Nederlandse Kerstliederen, - en hij heeft Vlaanderen en zijn mensen in zijn verhalen zo diep menselijk getekend dat dank zij Timmermans over de hele wereld zovelen Vlaanderen hebben leren kennen en liefhebben.

    Maar hij heeft ons ook met onszelf geconfronteerd, want ergens heeft ieder van ons iets van zichzelf, van zijn wereld, van zijn heimwee en zijn verwachtingen bij Timmermans weergevonden. Laat deze tentoonstelling voor ieder van ons een gelegenheid zijn om te herbronnen.

    In Adagio schrijft hij :

                " 'k Zou van mijn woorden, van mijn taal 
                een glinsterende schaal 
                van 't puurste maaksel willen gieten, 
                waarin ik Uwen eeuwgen naam 
                met al zijn diepte en schoonheid saam 
                zou kunnen laten vlieten"

    Hij heeft die schaal gegoten. Mevrouw Lia Timmermans, wij blijven er dankbaar voor, en beste Vrienden, laat ons van die schaal gebruik maken.


    Wij kunnen er alleen, maar dan van binnen, rijker van worden.

    ******

    04-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Homilie Eucharistieviering 1986 - Herman-Emiel Mertens

    HOMILIE - Eucharistieviering
    Opening Felix Timmermans-jaar

    Door Herman-Emiel Mertens - Begijnhofkerk Lier zaterdag, 18 januari 1986.


    'Zo tegen de dood aan begint het stil te worden'
    'Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet'

         Het mag vreemd voorkomen dat het Felix Timmermans-jaar n.a.v. het eeuwfeest van de geboorte van Timmermans aanvangt met een in memoriam op de dodenakker van Kloosterheide en met een jaargetijdemis in deze begijnhofkerk om zijn sterfdatum te herdenken (24 januari 1947). Maar is het levenseinde in zekere zin niet belangrijker dan het begin? Is voor christenen Goede Vrijdag en Pasen niet relevanter dan Kerstmis om de echte betekenis van het Jezusverhaal als Christus-mysterie te bevroeden en te duiden?
         De dichter heeft gelijk: de avond, de nacht en de herfst zijn de gewijde tijden bij uitstek waarin het tanende leven zijn diepste gloren openbaart: de tijd dat men naar binnen ziet, dat het stil kan worden, zo stil dat wij ons een gedacht beginnen te vormen hoe de echte huizen en de echte bomen zouden kunnen zijn waarvan wij anders alleen de waterspiegeling zien.
         Met Timmermans' beproefde herfstij en vroegtijdige, benauwende levensavond in het geheugen, met zijn vrome, milde poëzie der laatste dagen voor ogen, kunnen wij met hem naar binnen zien: weemoedig, maar met schoon verdriet; prevelend zwakke, brekende woorden, maar met sterke hoop; een zalig uur belevend van broos geluk. Want in de schemeringen van de dood wordt biddend tot zijn God - de kern van alle leven - pijn en smart tot vreugd verheven.

    Adagio biddend denken wij aan hem in dankbaarheid; gelovend in het Emmaüs wonder, hopend op de Heer 'zijn schild ende betrouwen', verschijnt zijn leven in een nieuwe heerlijkheid.

    Een mens is zijn verhaal.
         Felix Timmermans is zijn verhaal: het verhaal van zijn jeugd, het verhaal van zijn schoon en gelukkig gezin, het verhaal van zijn goede vrienden, het verhaal van een stuk boeiende Vlaamse beweging, het verhaal van zijn vele ontmoetingen, zijn vele werken, zijn rijke gaven. Het verhaal dat uiteenspat in zijn vele verhalen: kleurrijk, klankvol, boeiend, verrukkelijk, onvergetelijk. Dit gezegende verhaal, zoals het wordt geroken uit zijn literaire en plastische werken, zal in de loop van dit Timmermansjaar worden herverteld, herbeleefd, bewonderd en gevierd. Met liefde en kunde zullen velen zijn artistiek werk belichten en zijn inzet voor kunst en volk prijzen. Dankbaar zal zijn stad en volk, zal Lier en gans Vlaanderen en zelfs Nederland het verhaal in de vele verhalen herlezen en bezingen. Zijn naam zal met gejubel weerklinken in de Lage Landen en zelfs daarbuiten: de naam van de kunstenaar, de schrijver, de dichter, de schilder; de naam van de volksverbonden, bewuste Vlaming waarop wij fier zijn.

    Maar hier, in deze kerk, tijdens deze eucharistieviering noemen wij zijn naam met eerbied en schroom; de naam van de mens die hij was en is voor God.
         Een mens is tenslotte niet meer waard dan dat hij waard is in de ogen van God. Hier vieren wij de kunstenaar als mens en als gelovige christen. Zijn kunstenaarschap staat niet los van zijn mens- en gelovig zijn. Ook al was voor Timmermans de artistieke expressie geen middel doch doel, ook al was zijn opzet allereerst van esthetische aard, toch is zijn kunstwerk ook te interoreteren als de weerspiegeling van zijn eigen innerlijkheid. Om koud-afstandelijk en neutraal-onpersoonlijk te schrijven was hij enerzijds te sensibel en anderzijds te oprecht, te ongekunsteld, te eenvoudig. Hij was nu eenmaal wie hij was en 'het zat hem in het bloed gegoten van zo te zijn'. Hij sprak, schreef, schilderde, leefde zoals hij was: een rijkbesnaarde gevoelsmens, een romantische, stille levensgenieter, een volksverbonden Vlaming, een kritische zoeker, een vrome en diep gelovige man; met al zijn talenten, in al zijn glorie, zeer bescheiden en fijnzinnig.

         Met pen en penseel is hij zichzelf geworden. Maar vooral liefhebbend en zoekend, mediterend, studerend heeft zijn wezen gereikhalst naar zijn ware wezen, zijn 'ovor-wesen' (Ruusbroec). Van de ene kant koesterde deze invrome man een kinderlijk geloof, op het naïeve af, doch van de andere kant tastte hij dit geloof voortdurend kritisch af, op zoek naar de wezenlijke kern der dingen; eerlijk, zonder pose.
    Op terugreis uit Rome en het land waar de appelsienen groeien bezocht hij Lourdes.
    Zijn oordeel over het bedevaartsoord viel dubbel uit. 'Lourdes is één winkel aaneen van bondieuseries, paternosters en medaljes'. Maar van de andere kant: 'Hier te Lourdes is het de mensheid die u aangrijpt, de mensheid in al haar ellende en mizerie van het lichaam en in al haar liefde en geloof van de ziel'. En Frans, de poverello van Assisi laat hij preken: 'de kern is de liefde. Beminnen dat is alles. Och iedereen kan een keers dragen en in de processie gaan en geld offeren; dat is niets. Het enige is: altijd verheugd te zijn met wat we uit Gods handen krijgen'.

         Huldigde Timmermans het principe van ' l'art pour l' art'? - Ja, maar van ' l'art d'aimer'.
    Hij kon hunkeren naar méér en beter. Zijn rusteloos hart verging van heimwee, niet naar de schone schijn die dra verwelkt, doch naar het eeuwig schone dat blijft en alleen telt.

    Om de echte Timmermans te kennen moet men niet alleen zijn boeken lezen en zijn schilderijen en tekeningen bewonderen, maar ook met hem Adagio prevelen, met hem stillekes bidden... de kosmische prefatie van boer Wortel; de stille, devote verzuchtingen van Symforosa met haar liefdesverdriet; het testament van Adriaan Brouwer zo rauw en zo ontroerend, bidden om geloof met de moeizaam, eerlijk zoekende Isidoor en offerend bidden zoals het tedere Leontientje; in dankbaarheid de lof zingen van de Schepper met Franciscus: 'Wij leven in Zijnen Asem, wij zwemmen in Zijn Licht. Alles is doorgoten van Zijn Geest. Hoe schoon is het te mogen leven. Hij is in ons! '
    En de hele levensmeditatie ligt samengebundeld in zijn poëzie der laatste dagen: zijn Adagio, zijn brevier. Een en al weergalm van die ene stille zielekreet: 'Hij is in ons! In ons! Zo is het goed! En laat ons zwijgen en verlangen'.

    Maar het staat reeds in Pallieter, het luide levenslied na de sombere Schemeringen van de dood.
    Op een zomerse avond slentert Pallieter over de vest naar het witte eenzame Begijnhof.
    "Hij ging op zijn tenen, bleef luisteren naar de stilte en ging de kerk in.(- in Timmermans verbeelding, deze Begijnhofkerk waar wij ons nu bevinden -) Er was niemand.

    De glimmende stoelen stonden ernstig op roten en de godslamp was als een oog. Hij zette zich neer, en deze ongebroken geruchteloosheid deed hem van vrede de ogen sluiten.
    Zijn ziel opende zich in Hem en al het andere was als een vergeten droom ... zo zat hij.
    'k Heb God gevoeld, mor 'k blijf toch mens' ".

    Een mens?
    een mens, ook met gebreken?
    Ja. Met gebreken als een deel van zijn kracht. Zo heerlijk want zo Godgebonden.

    ******

    03-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een briefkaart uit 1927

    Een briefkaart van 7 april 1927.

    Via mijn blog over de Fé is er onderstaande correspondentie gebeurt :

    Geachte Heer, ik ben in het bezit van een briefkaart van Felix Timmermans aan mijn schoonvader, Dr. N. van der Laan, uit 1927. Kan ik u daar blij mee maken? Er staat een mooie handtekening op van F. T.
       Vriendelijke groet, Henriëtte Vogelezang

    -------

    Het is steeds fijn te lezen dat er via mijn blog over Felix Timmermans een reactie binnenkomt. Uiteraard kan ik niet anders dan blij zijn met dit prachtig voorstel. Mijn eerste reactie bij een vermelding van namen, zoals nu die van uw schoonvader, is gaan kijken of ik reeds een verband kan leggen. Wel in een artikel, verschenen in het jaarboek 31 van het Felix Timmermans Genootschap (2003) wordt de naam van uw schoonvader vermeldt :

    "Als Nederlandse pendant van Leytens' leesboek kan Dietsche Lusthof doorgaan, een letterkundig leesboek voor hoogere klassen van scholen voor middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs en samengesteld door W. Kramer en Dr N. Van der Laan, leraars in resp. Almelo en 's-Gravehage. Het werk verscheen al in 1927 en in het tweede deel, dat ruime plaats biedt aaan de literatuur na 1880, opent het gedeelte over de Vlaamse literatuur met Gezelle en wordt afgesloten met Leopoldus Maximilianus Felix Timmermans, van wie een fragment van Pallieter is opgenomen. Over hem wordt gezegd dat hij, nadat hij zich had afgekeerd van de schilderkunst en zijn aandrang tot schrijven had gevolgd, weldra onder de jongere Vlaamse proza-schrijvers zou schitteren als een ster van eerste grootte."
      
    Beleefde groeten van uit Lier

    -------

    De correspondentie die ik heb, gaat ook over dit boek. Mijn schoonvader was doctor in de letteren en schreef ook zelf een aantal boeken. Hij is in 1942 overleden en de latere familieleden ook. Ik weet niemand die in deze kaart geïnteresseerd is, vandaar dat ik op zoek ging.
    Ik stuur u de kaart toe en wens u veel succes met uw blog.
       Met vriendelijke groet, Henriëtte Vogelezang.

    -------

    Verleden week, 87 jaar later, viel op vrijdag 4 april 2014 deze kaart in de bus. De tekst is geschreven door de toenmalige secretaris, Miel Lambrechts, en is ondertekent door de Fé.
    Mooi is dat !

    *

    *

    01-04-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter en Marieke - werk van Bertro

    Pallieter en Marieke



    Foto gemaakt door Stanny Correwijn.

       Het koperen beeldwerk van Pallieter en Marieke op paard Beiaard van kunstenaar Robert Schoofs, bekend onder 'Bertro', heeft zijn nieuwe plekje in Lier gekregen.
      
       Vanaf nu pronkt het werk op de rotonde aan de Molbrug op het einde van de Netelaan. 'Bertro' had het beeld aan het stadsbestuur geschonken. De stad plaatste het begin september 2013 op de stadsvesten in de buurt van de sportvelden, maar binnen twee maanden werd het beeld twee keer toegetakeld door vandalen.

       Het paard, Pallieter en Marieke verhuisden terug naar 'Bertro' voor herstellingen en ondertussen werd beslist dat het beeld op een meer zicht bare plaats moest komen. Dat werd dus de Molbrug waar veel meer passage is dan op de vesten.

    ******

    20-03-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans' Krabbenkoker - Maurice Roelants

    Timmermans' Krabbekoker.

    Door Maurice Roelants Uit De Telegraaf (NL) - 12/8/1934.
         Vlaamsche geest en andere Vlaamsche geest, of een klucht volgens recept. Na de lectuur van Felix Timmermans' nieuwste boek "Bij de Krabbekoker" heb ik mij den Fee herinnerd op de herdenking van Hendrik Conscience door de Koninklijke Vlaamsche Academie. Hij analyseerde er eenige middelen, waardoor Conscience het volkshart heeft veroverd. Men vangt geen vliegen met azijn en geen volksscharen met sombere boeken. De kleine man weet genoeg van alle miserie, vunzigheid en bederf om niet gaarne een Arcadië te worden binnengevoerd, waar zich aangename en idealistische helden bewegen, waar de primitieve eenvoud en zuiverheid worden teruggevonden en waar alles eindigt in den opgewekten toon.

         Felix Timmermans kent terdege het recept en past het toe op een wijze, die een geval Felix Timmermans schept. Er zijn afgedwaalden, die meenen, dat al wat volksch is in de literatuur en al wat tot het volkshart spreekt, uit den booze is en die een afgodenbeeld van niets dan water en zand vereeren : de pure esthetiek. Felix Timmermans staat bewust of onbewust in den tegenovergestelden afgodendienst : zijn boek Bij deKrabbek oker geeft den indruk op louter volksamusement berekend te zijn. Hoedt u voor de estheten, die van het straatlied vies zijn. Maar hoedt u niet minder voor de oogendienaars van het volk, die bewust of onbewust alle poëzie tot een straatlied zoeken te herleiden.

         Bij de Krabbekoker is bewust of onbewust, straatliedliteratuur, of zoo ge ’t anders wilt, literatuur voor volksalmanakken. Literatuur om te doen lachen, en die daarentegen dikwijls diep weeïg stemt, want niet geankerd in levende menschen uit het volk, maar in folkloristisch gekleurde Jan Klaassen en poppen.
    Godsdienstzin en deugd spelen er een rol in, maar voor mijn gevoel in een toonaard, die permanent aan een cliché-achtig arrangementje doet denken, zooals overigens de rest.

    Het verhaal Bij de Krabbekoker deed mij dan ook aan als een klucht, waarvan de smakeloosheid diverse malen alle grenzen te buiten gaat. Dit is zonder twijfel Vlaamsche geest en ten deele Vlaamsche traditie. Die van zuster Hadewych, Ruusbroec, Gezelle, Van de Woestijne, die van de Vlaamsche primitieven, die van Breughel is er de antipode van.
    Deze traditie immers is uit de waarachtigheid van de Vlaamsche volksziel en de innerlijke krachten van den mensen in den Vlaming ontsproten.
    Bij Timmermans daarentegen overwoekert de Vlaming, een soort kluchtenmaker uit den Vlaming, den overigens primairen mensch.

         Dat wij, Vlamingen, met dit soort van narrenspel, mede door zijn probleemloosheid en zijn niet te loochenen zinnelijk poëtische gaven, in het buitenland overal succes genieten, is mij een reden te meer, om, zooals Gezelle in nood, naar mijn beminden, ouden brevier te grijpen: naar het kunstwerk der Vlamingen, waaronder ik ook het universeele voel, met een waarachtigen inslag van menschelijkheid. De Krabbekoker is een schoenmaker, die leeft onder het symbool van een opgestoken, wiekenden hamer, waarmee hij eens zijn vrouw zal straffen. De vrouw immers is er vandoor getrokken met een kanonnier, omdat hij zoo'n schoon moustachken had. — Wees gerust, dat overspel wordt gestraft met een ontzettenden kanker en een heimwee tot aan 't eind naar dien braven Krabbe.

         De Krabbekoker woont in een barak en een schuit op de Nethe met Artist Victor, een peroreerenden maar niets zeggenden amateurschilder, met Cicero, volksmannetje dat kruiden leest, kinderlijkjes begraaft en beewegen doet — in De Harp van Sint Franciscus hadden wij als koddig succesnummer Broer Hoed en hier nu is Cicero op dezelfde wijze grappig getypeerd : zijn bolhoed doet hij vrijwel nooit af — en ten slotte Armand, verloopen zoon van een rijke familie. Er waren in dien Armand vreeselijke passies actief. Gelukkig is de Krabbekoker hem de baas met een eenvoudig middeltje: "Braaf zijn of naar een bedelaarskolonie! "

    Hoe men schoelies gedwee maakt....

         In allen eenvoud leeft dit viermanschap een onwerkelijk, maar kleurig bohéme-leventje, met af en toe een tocht naar de herberg "De Meloen", waar ze genever drinken met gesloten oogen. Totdat het viermanschap de dochter van een hardvochtigen kantfabrikant in huis neemt. Die dochter heeft zich in den omgang met een getrouwd heerschap, die achteraf nogal sensationeel de broer van Armand blijkt te zijn, in een moeilijk parket en een gezegenden toestand gebracht. In het sentimenteel onderonsje van de vier wordt de baby geboren.
    De zondares wordt een bevallige zedepreekster, die den Krabbekoker naar zijn vrouw terugdrijft. Een nachtelijke beeweg doet de rest : de Krab ziet vergevensgezind zijn vrouw terug in een echte Grand-Guignol-scène : de door kanker verminkte vrouw heeft zich een masker voorgebonden, dat de Krab trouwens wegrukt. Theatrale excessen moeten uiteraard in dit verhaal, dat af en toe als een gemoedelijke draak is opgezet, het laatste overblijfsel van menschelijke gevoelens bederven.

         Inmiddels is de verloopen rijkemanszoon Armand op het deugdelijke zondaresje aan boord verliefd geworden. Zij blijft echter trouw aan de deugd of in gedachte aan zijn getrouwden broer, of aan beiden. Groote herrie, Cicero wil haar baby in veiligheid brengen en verdrinkt er mee in de Nethe. Logischerwijs zou men in volle drama moeten belanden. Maar het drama wordt naar een goed en vroolijk einde omgebogen. Het zondaresje gaat vriendelijke dagen slijten in Italië, in alle eer en deugd vergezeld door Victor Artist. En de Krabbekoker, na een ontroerd afscheid, zit boven alle miserie verheven in "De Meloen" koddige brieven te dicteeren voor Armand. die zich in het Vreemdelingenlegioen heeft geëngageerd. Levenstragiek in een stichtenden moppentoon.

         Ondanks veel lachwekkends, in den slechten zin van het woord, staan er in dit nieuwe boek van Timmermans eenige bladzijden, die uit zijn goede veine komen. Ik doel hier op de scherpe en kleurige teekening van den vader van het zondaresje, den kantfabrikant, die onverbiddelijk zijn kantwerkstertjes tyranniseert. Ik doel hier op enkele atmosfeersuggesties, die Felix Timmermans met een ingeboren dichterlijke gave en een altijd opnieuw bekoorlijk beeldingsvermogen zijn onzinnigsten romanbedenksels een echte prentjes-charme verleenen. Wanneer het zondaresje en Artist Victor per boot de Nethe afvaren om naar Italië te vertrekken, dan leest men : Ze vaarden weg. Wind en zon in den rug.Een wondere groote vogel op de Nethe. Lisch en kruid bewogen. Het water rimpelde, wiegelde, en het spiegelbeeld van de boomen en de kruiden wiegelde mee, en ook dat van de twee nawuivende Meloenen. Het schip draaide de eerste bocht om.

         Zulke passages zouden aan een goedgeschreven en goed in de verf gezet boek doen gelooven, wat Felix Timmermans over mijn afwijzing van zijn boek wel niet troosten zal.
    Voor mij echter zijn deze passages geen voldoende verguldsel om de pil van zooveel gewild-koddige, van zooveel innerlijk valsche literatuur te slikken.

    *********

    15-03-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een praatjes met den populairen Vlaming.

    Felix Timmermans,
    een praatje met den populairen Vlaming.

    Uit De Tijd - 11/10/1933.
         In de koele gangen van het Amsterdamsche Koloniaal Instituut ontmoeten we "den Fé."

    "Ga mee", zegt hij. "Ik moet naar den trein, anders ben ik te laat. Ik kan nog net 5.45 naar Antwerpen nemen." Een pijlsnelle taxi brengt ons naar het station.
    "Ik heb over Bruegel gesproken", zegt Timmermans. "Maar 't moest plezant zijn. Da's altijd spijtig. Ik zou liever ernstig praten over zoo'n mensch. Die is zóó groot. Maar ja, als 't dan plezant moet zijn, nou vooruit dan maar."

         De remmen knarsen. Centraal Station, ’t Is vlug gegaan. We hebben nog ruim twintig minuten. Allez, dan maken we nog een praatje. En zittend op een rustig plekje op het derde perron vertelt Felix Timmermans van thuis, waar de kleine Pallieter opgroeit tot een flinken, stevigen bengel; van het Vlaamsche land, waar de wolken even donker en dreigend zijn als boven de Hollandsche weiden en waar de jongeren even hard strijden als hier. "Ik ben geen vechter", zegt Timmermans, "maar daarom moet men niet gelooven dat ik dien strijdlust niet bewonder. Juist die moedige vurigheid kan alles veranderen. Er zit kracht genoeg in de jeugd. En ze gaan het winnen, want ze brengen iets frisch en levends. Elke beweging die levend is, gaat groeien, dat ziet men aan de actie van Wies Moens.

         Nogmaals, ik ben geen vechter. Om te werken heb ik rust noodig en daarom sta ik buiten elke beweging. Dat wordt me altijd kwalijk genomen. En men heeft al rare dingen verteld om me verdacht te maken. Groote stukken in de kranten. Ik was fascist, want ik ging naar Italië en ik had een Italiaansche vertaling van een van mijn boeken opgedragen aan de Italiaansche Kroonprinses. En ik was anti-Vlaamsch gezind. Toen men wist op welke Vlaamsche kranten en tijdschriften ik geabonneerd was en van welke Vlaamsche vereenigingen ik lid was, toen was het goed, toen was ik toch niet anti-Vlaamsch gezind. Ach, waarom zal ik me er veel van aantrekken? Ik wil werken, rustig werken en dat kunnen lasteraars en sensatie-makers me toch niet verhinderen.

         Kort geleden heb ik een boek beëindigd. "Pijp en Toebak" heet het en het verscheen in het Davidsfonds. Maar het zal binnenkort ook hier in Holland komen. Ik heb het voor de uitgeverij P. N. van Kampen en Zoon te Amsterdam bewerkt en er nieuwe vertellingen aan toegevoegd. Want dit boek is eigenlijk een verzameling van losse verhalen van geheel verschillend slag. Ik heb er ook in geschreven over de H. Elisabeth. Daar heb ik altijd graag over willen schrijven, maar 't is nooit tot een boek gekomen. Enfin, in "Pijp en Toebak" heb ik nou toch een groot stuk over de H. Elisabeth kunnen opnemen. Of het in Nederland gunstig zal worden ontvangen weet ik niet, maar ik hoop er natuurlijk het allerbeste van.

         En dan ben ik verder bezig aan een boek dat ik noemen zal "Bij den Krabbekoker."
    Dat is een verhaal van vier verloopen mannen die onder den invloed komen van een vrouw. Die vrouw heeft zelf een zondig en zwaar leven achter den rug en haar ondervinding doet haar de zwarte vlekken in deze mannenzielen duidelijker zien. Tenslotte brengt zij deze menschen terug op de plaats waar zij hooren.
         En dan werk ik op 't oogenblik ook aan "De zegen van den boer." Dat is eigenlijk een lyrische uiting." Het geluk van den landman die temidden van Gods natuur arbeidt, den boer, die opgroeit in de zuivere lucht en de ongerepte schoonheid van het land. Het moet nog allemaal groeien, maar ik werk daar echt met plezier aan. Het laat zooveel ruimte voor de fantasie en zooiets, kan worden tot een zingende hulde, tot een blijde hymne.

         Er speelt al lang iets anders door mijn hoofd. Wat dat precies is kan ik nog niet zeggen omdat het allemaal nog zoo vaag is, maar daar komen kardinalen in voor, dat is 't eenigste wat ik zeker weet. Enfin, voor dat allemaal geschreven is! Voorloopig heb ik nog genoeg te doen. Er is nog een tooneelstuk dat ik reeds in 1929 voltooide. "De Hemelsche Salomé".
    Dat behandelt het leven van de H. Catharina van Siëna en zooals de zondares Salomé met haar dans het hoofd won van den H. Johannes, zoo wint hier de H. Catharina het hoofd van een zondaar door haar gebed. Het stuk is in Vlaanderen reeds opgevoerd, doch het moet voor Nederland bewerkt worden en het zal dan in studie worden genomen door het Vereenigd Rotterdamsch Hofstad Tooneel onder leiding van Cor v. d. Lugt Melsert."

         Het is langzamerhand tijd geworden. De groote wijzer van de stationsklok nadert vervaarlijk snel de negen. Nog een paar minuten. Timmermans zoekt zijn plaatsje in den trein op. "Nog veel nieuwe litteratuur gelezen?" vragen we. "Ik heb te weinig tijd om alles bij te houden, maar ik heb toch wel verschillende nieuwe werken gelezen. Voor Antoon Coolen heb ik oprechte bewondering. Dat is een uitstekend romanschrijver. Zijn "Kinderen van ons Volk" was voor mij een verrassing en na dit zeer goede boek heeft hij zich in zijn volgende werken steeds meer verdiept en ontwikkeld.
    Van de anderen vind ik vooral Anton van Duinkerken en Dirk Coster bijzondere figuren en in Vlaanderen is Michel de Ghelderode de groote man."

         Over het nu bijna verlaten perron klinkt het fluitsignaal. De locomotief zucht en de trein zet zich in beweging. Achter het open raampje wuift joviaal de populaire man uit het schoone Lier. "Al het beste aan de vrienden !" roept hij nog.

    **********

    14-03-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Met Felix Timmermans door Lier - Jan Lampo

    MET FELIX TIMMERMANS DOOR LIER.

    Door Jan LAMPO

    Timmermans schreef veel over Lier, maar in nogal wat van zijn belangrijkste romans - Pieter Bruegel, Boerenpsalm en Adriaan Brouwer, komt de stad niet voor. Zelfs in zijn populairste boek, Pallieter, speelt ze geen belangrijke rol. Het is dus niet zo dat het universum van Timmermans beperkt blijft tot Lier.


       Lier komt vooral aan bod in de vele verhalen en schetsen van de schrijver – het begint al in Schemeringen van de Dood. Toch zijn er ook twee romans waarin het een zeer voorname plaats bekleedt: Anna-Marie en De Familie Hernat. Vooral de eerste is een echte 'stadsroman' waarin het decor - het Lier van de Biedermeiertijd - uitgroeit tot een personage. En dan is er natuurlijk ook de 'gids' Schoon Lier, die Timmermans in opdracht schreef, en waarvan Lier het enige onderwerp is, al komen de mooiste en de meest pregnante beschrijvingen van de stad volgens mij voor in zijn fictie.
    Het Lier waarover Timmermans schrijft, is het Lier uit zijn eigen jeugdjaren - het Lier van voor 1916 - en voor een stuk het Lier dat hij kende uit de verhalen van zijn familie, ik denk vooral aan zijn vader, die een begenadigd verteller moet zijn geweest. Het is dus, tot op zekere hoogte, gekleurd door nostalgie.

       Nostalgie of niet, af en toe is de beschrijving van Lierse straten, pleinen en gebouwen in het oeuvre van de schrijver bijzonder accuraat, zoals men vandaag nog altijd kan constateren. Maar Timmermans durfde ook reële met fictieve elementen vermengen - net zoals in zijn grafisch werk, trouwens. Zo heeft hij het in Anna-Marie - ik zei het net, zijn 'Lierse' roman bij uitstek – over het gotische Stadhuis (!).
    Ook in Anna-Marie komt het kasteel De Eenhoorn voor. De schrijver situeert het in Grobbendonk. Maar bij nader inzien stemt de beschrijving van het goed niet overeen met enig bestaand kasteel in Grobbendonk. maar met het Hof van Rameyen, dat niet daar, doch in Gestel staat.

       Het Hof van Ringen uit Pallieter is geen landgoed uit de 16de eeuw in Vlaamse renaissancestijl en met een torentje, zoals de auteur schrijft, maar een classicistische villa van in de tweede helft van de vorige eeuw, al bestaat er een oude prent, die Timmermans moet gekend hebben, van het oude Hof van Ringen dat er wel zo uitzag als in de roman.
    In andere boeken, o.m. in Pallieter, is uitvoerig sprake van de 'eindeloze' Begijnenbossen. Welnu, die bestaan niet en ze hebben ook nooit bestaan. Gommaar vertelde me dat er, toen hij klein was, geregeld bezoekers bij vader Timmermans kwamen, die erg teleurgesteld waren omdat ze die volgens hem erg mooie en zeer uitgestrekle bossen nergens konden vinden.
       De gemiddelde bezoeker kent de Lierse Grote Markt en het Begijnhof. Maar Lier telt meer straten en pleinen die ook in het werk van Timmermans voorkomen, en die er de sfeer van hebben bewaard. Ik denk dan aan de Vismarkt, de Mosdijk, de buurt van de De Heyderstraat waar de schrijver woonde, en de straatjes tussen de Sint-Gummarus en de Werf. Men treft er trouwens een groot aantal mooie, historisch belangwekkende en... beschermde monumenten aan.

        Timmermans, is dat dan geen folklore? vraagt u zich wellicht af. Ik kan daar kort over zijn. De schrijver had vast en zeker een grote belangstelling voor het volksleven; hij schreef dus over 'folklore' - d.w.z. over wat de mensen vroeger dachten, voelden, geloofden en deden. Maar een folkloristisch auteur zou ik hem zeker niet durven noemen. Het is natuurlijk wél zo dat zijn grote populariteit heeft geleid tot het ontstaan van een 'Timmermans-folklore', die niet altijd van goede smaak getuigt, en die doorgaans totaal voorbijgaat aan wat wezenlijk is in zijn werk. Timmermans heeft over een heleboel andere dingen geschreven dan lekker eten en drinken en juffrouw Symforosa - laten we wel wezen. De Lierse middenstand zal dit misschien niet zo graag horen, maar het is een feit.

       Ik begon Felix Timmermans te lezen toen ik op het atheneum zat. Dat kwam doordat in de onvolprezen bloemlezing De Bron die wij gebruikten, een fragment voorkwam uit Pieter Bruegel. Het maakte een diepe indruk op mij, en niet alleen omdat het over de 16de eeuw ging, die mij altijd al interesseerde. Nee, wat mij vooral trof was de stijl, de stem die ik aan het woord hoorde en de beelden die ze mij liet zien. Een en ander overkwam mij in die jaren slechts met één andere auteur, nl. Louis Couperus, van wie intussen vaststaat dat hij tot de grootsten uit ons taalgebied behoort.

       Ik las niet alles van Timmermans, maar ik las veel van hem. Ik weet niet of ik die boeken gauw opnieuw ter hand zou hebben genomen, indien het Davidsfonds mij niet gevraagd had om aan deze gids mee te werken. In de kringen waar ik vertoef en waar ik mijzelf toe reken, is het de bon ton Buysse en Walschap te vereren, en niet Timmermans (niet dat men ze ook effectief gelezen heeft, dat is een ander paar mouwen). En er is nog zoveel te lezen – ik ben nog niet toe aan het Grote Herlezen, waar nu eenmaal vooral oudere mensen toe overgaan.
    Ik sta nog maar aan het begin van mijn midlife-crisis.
    De hernieuwde confrontatie met boeken die ik twintig jaar geleden met plezier las, en de lectuur van andere, waar ik toen niet aan toekwam, was in ieder geval een prettige verrassing. Het werk van Felix Timmermans werkt nog altijd.

       Velen lezen het vandaag wellicht uit nostalgie naar een 'voorbij' Vlaanderen, dat nooit bestaan heeft, laten we wel wezen, uit hang naar de 'goede' oude tijd. Maar dat is niet de ware reden waarom de boeken van de schrijver nog altijd de moeite lonen. Die reden is van louter literaire aard. Ik verklaar mij nader. Een schrijver is niet belangrijk om wat hij vertelt, maar om hoe hij dat doet. Dit is een simplificatie, ik weet het, zij het één die de waarheid niet al te veel geweld aandoet. Meteen komen we bij wat volgens mij het wezen is van de schrijfkunst van Felix Timmermans. In iedere regel die de schrijver aan het papier toevertrouwde, gebeurt iets.
    Ik bedoel niet dat iedere regel een of andere vermeldenswaardige gebeurtenis beschrijft. Nee. Ik bedoel dat in iedere regel iets gebeurt met de taal. Timmermans bedenkt een beeld, dat ons in ons hoofd doet zien wat hij bedoelt.
    Hij maakt de wereld aanschouwelijk.

       Hij slaagt erin om de woorden onder stroom te zetten, om ze de gekste, de verrassendste, de mooiste buitelingen te laten maken. Ze vertonen hun kunsten en wij kijken geamuseerd toe, tot ze ons plots bij onze lurven pakken en ons ontroeren, of, maar dat is eigenlijk hetzelfde, ons op een andere manier leren kijken. Tegelijk ervaren wij hoe klankrijk ze wel zijn, hoe goed hij ze heeft gekozen, hoe juist ze zich tot elkaar verhouden. Wij ondergaan literaire - poëtische, zo u wil - schoonheid. En dat alles gebeurt niet alleen in de 'grote' romans, maar ook in relatief onbelangrijke teksten.
    Timmermans is een uitgesproken 'visueel' schrijver en zijn beschrijvingen vervelen nooit. Zijn teksten zijn films, zijn taal is een film. En hij wist dat film in essentie 'actie' betekent - ook al speelt die zich louter af op verbaal vlak. In het verlengde hiervan signaleer ik ook nog even dat de schrijver die werkwijze ook op het niveau van zijn verhalen toepaste. Timmermans was geen groot verzinner van intriges, maar hij wist dat een roman, om het met Walschap te zeggen, een verhaal is. En dat je een verhaal vertelt door dingen te laten gebeuren, niet door beschouwingen te formuleren.

       Zijn personages en hun verzonnen levens worden zichtbaar - alweer dat woord! - door hun daden en hun woorden.
    Moet men Lier kennen om het werk van Timmermans beter te begrijpen? Nee, natuurlijk. Een literair oeuvre is een berg woorden en in feite hoeft men niet te weten door welke straten en pleinen die geïnspireerd zijn. Maar het is wel prettig om dat te weten : het drukke literaire toerisme in het buitenland bewijst dat.
       Omdat de bezoeker die afzakt naar het Lier van Timmermans allicht belangstelling heeft voor literatuur in het algemeen, vonden wij het een goed idee om - net zoals Timmermans zelf deed in Schoon Lier - een hoofdstuk te wijden aan de auteurs die in de loop der eeuwen in de stad actief waren. Dit verhaal begint bij Beatrijs van Nazareth en voert ons via de rederijkers, Jan-Frans Willems, de 'vader van de Vlaamse beweging', kanunnik David, de dichter Jan van Beers, de liberale romancier Domien Sleeckx en uiteraard ook de Lierenaar Tony Bergmann, tot bij Timmermans zelf.
       Het uitzicht, de structuur, de geplogenheden van een stad zijn slechts te begrijpen voor wie weet hoe zij zich in de loop der tijden ontwikkelde. Daarom besteedden wij een hoofdstuk aan de geschiedenis van Lier - een hoofdstuk dat overigens gelardeerd is met de vaak ontwapenend-nuchtere bedenkingen die Timmermans in Schoon Lier formuleerde bij het relaas van de Lierse geschiedenis. Deze twee hoofdstukken zijn van de hand van Arthur Lens, de gewezen Lierse stadsarchivaris. Niemand was beter geplaatst dan hij om ze te schrijven.

       Timmermans deed meer dan gebouwen, straten en pleinen als decorstukken in zijn werk 'gebruiken'. Hij schreef ook over Lier als stad, als geheel, als gemeenschap, als organisme Het zijn vooral deze uitspraken die Lier - het echte en het imaginaire van Felix Timmermans - in zijn geheel karakteriseren. Daarom bracht ik ze samen in een derde hoofdstuk.
    Eén over straten, roddel, carnaval, vroomheid, vlaaikcns en nog veel meer.

    Het vierde hoofdstuk van "Met Felix Timmennam door Lier" is weer van de hand van Arthur Lens. Het beschrijft een wandeling door de stad, die de lezer langs zo veel mogelijk merkwaardige plaatsen brengt. Plaatsen waar ook Felix Timmermans kwam, en die zijn verbeelding onder stroom zetten - plaatsen die een vaak belangrijke rol spelen in zijn boeken. Sommige - het Stadhuis, de Grote Markt, het Begijnhof, de Sint-Gummarus - eisen sowieso de aandacht op van de toerist. Andere, zoals de buurt waar Timmermans woonde of het Kanunnikenhuis uit Schemeringen van de Dood - ik noem er slechts enkele - vallen de doorsnee-bezoeker minder op en zullen voor heel veel lezers nieuw zijn.
       Wij beperken ons dus niet tot het evidente, maar slaan ook stille straten in, kijken naar op het eerste gezicht onopvallende gevels, en houden stil bij een plek waar naar verluidt een heus mirakel is gebeurd. Zo belanden we tenslotte in het Timmermans-Opsomerhuis, dat het eindpunt vormt van de tocht.

       Om de teleurstelling over het imaginaire karakter van de Begijnenbossen enigszins te sussen, voegde ik aan Tuurs wandeling de beschrijving toe van een tocht per auto die men in de streek van Lier kan maken - uiteraard langs landschappen en monumenten die bij Timmermans voorkomen.
    Ik heb het tot nu toe over Arthur Lens en over mijzelf gehad. Daarom vraagt u zich intussen af wat dan wel de inbreng van Gommaar Timmermans was bij de tot stand koming van dit boek. Die inbreng was groot en belangrijk, al was het maar omdat Gommaar en zijn vrouw voor elke vergadering over "Met Felix Timmermans door Lier" hun huis ter beschikking stelden, en voor lekkere koekjes en sterke koffie zorgden.

       Maar er is natuurlijk meer - veel meer. Zoals u zult zien, staan vanaf het derde hoofdstuk her en der in het boek teksten van de hand van Gommaar. Het gaat om herinneringen aan zijn vader, aan diens inspiratiebronnen, aan het gezin Timmermans, het huis in de De Heyderstraat en noem maar op. Het zijn leuke, persoonlijke en spitse teksten - wie Gommaars wekelijkse verhalen in Knack kent, verwacht niet anders - die bovendien een uniek licht werpen op Felix Timmermans, zijn oeuvre en zijn stad.

    *****

    10-03-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toespraak Timmermansjaar - Jos Borré

    Toespraak ter gelegenheid van de officiële opening van het
    Felix Timmermans-jaar naar aanleiding
    van de vijftigste verjaardag van zijn overlijden.

    Stadhuis,Lier,25januari 1997.

    Dames en heren,
       
    In het geheel van deze plechtige opening van het Felix Timmermans-jaar werd mij de opdracht toegeschoven iets te vertellen over de plaats van Felix Timmermans in de literatuurgeschiedenis. Goed, ik zal proberen hem nog eens te situeren in zijn tijd, maar kort, want daar is al voldoende over bekend, dacht ik. Maar ik heb de opdracht ook een beetje afwijkend geïnterpreteerd. Ik ben eens gaan bladeren in verschillende officiële, bekende literatuurgeschiedenissen. Op grond daarvan wou ik om te beginnen een belangrijk onderscheid aanbrengen, dat tussen de literatuurgeschiedenis van Lier en die van buiten Lier.      In de literatuurgeschiedenis van Lier wordt Felix Timmermans geprezen om wat men hem buiten Lier ondertussen aanwrijft als een mindere kwaliteit, namelijk dat hij een Heimatschrijver was. Een Heimatschrijver zou te veel op de anekdotiek van het leven afgestemd zijn, op kleinschaligheid, op uiterlijkheid, en hij zou universalisme missen.
    De wereld van Lier was voor Timmermans inderdaad het centrum van zijn wereld, en die wereld was groot genoeg voor hem. Hij miste er niets, alles gebeurde hier, zelfs het kerstverhaal speelde zich in Lier af.

     

    Net die grote herkenbaarheid van het eigen Lierse leven in zijn werk, is voor de Lierenaars zijn grootste kwaliteit. Als geen ander heeft Timmermans de aloude ziel van "Lierke Plezierke" in beeld en klank gevat en neergeschreven. Na zijn inzinking, toen hij van het volop genieten zijn levensfilosofie had gemaakt, herkende hij zijn levenslust in de Lierse opgewekte goedmoedigheid, in de speciale gave van de Lierenaars om het leven te beleven als een feestelijke gebeurtenis. Ondertussen heeft men die gave ook officieel erkend door de aanstelling in de gemeenteraad van een schepen van feestelijkheden. Omgekeerd hebben de Lierenaars sindsdien hun goede luim afgemeten en geijkt aan de wereld in zijn werk. Een wederzijdse liefde is het altijd geweest, die natuurlijk - zoals elke liefde - ook een beetje trots, een beetje eigenliefde is.

       Maar dat vitalisme van Timmermans zat toch ook gevat in een veel ruimere contekst. Iedereen weet ondertussen dat toen Pallieter verscheen, in volle oorlogstijd, dit boek iedereen die onder de bezetting zuchtte een hart onder de riem stak, hoop gaf, deed dromen van een vrije, onbelaste toekomst, als de oorlog eenmaal weer gedaan zou zijn. Timmermans schreef dit boek echter ook in een tijd toen jonge mannen zoals hij, na de eeuwwisseling, met hooggestemde idealen aan een nieuwe maatschappij wilden bouwen, een maatschappij die door de Eerste Wereldoorlog in een stroomversnelling terecht kwam.
    De oorlog, de ontzetting over de onrechtvaardigheid en de vernielzucht en het gesol met mensenlevens die hij had getoond, wakkerden hun gedrevenheid alleen maar aan.Op léven kwam het aan, echt authentiek leven, zonder negativisme, zonder nodeloos franje.

      
    Natuurlijk, het lag voor de hand dat deze jongelingen, in de jaren twintig en dertig geëngageerd in de politiek, in de literatuur, in het flamingantisme, met de vorderende leeftijd en geverfd door de wol hun inzichten zouden nuanceren, dat ze hun idealisme en hun onvoorwaardelijke levensfilosofieën zouden herzien. Daarom is vele lezers de oudere, gerijpte, ook veelzijdiger Timmermans liever dan de jonge Pallieter. Daarom lees je ook bij haast elke literair-historicus dat Boerenpsalm een rijper, evenwichtiger, diepgravender boek is dan het twintig jaar jongere Pallieter.

    Maar lezen wij Boerenpsalm nog even vaak als Pallieter?

       
    Timmermans was geen grote vernieuwer, hij was eerder een bestendiger, een vastlegger van het gemoedelijke leven dat hij zo was gaan waarderen, in die veel ruimere historische contekst dan op het eerste gezicht lijkt. Deze probleemloze omgeving die hem zo veel geborgenheid bood, waar hij zo intens bij betrokken was, zag hij met lede ogen aangevreten worden door de vooruitgang. Hij was 'behoudsgezind' in de letterlijke betekenis van dat woord. En nu weten wij dat wie tegendraads is, wie breekt met het verleden, altijd meer aandacht en meer lof krijgt dan wie dat verleden wil bewaren en bestendigen. Wat hebben literatuurhistorici in de loop van de jaren dan over Timmermans gezegd, hoe hebben ze hem beoordeeld?

       
    Dames en heren, ik had u nu willen vergasten op een reeks citaten uit literatuurgeschiedenissen, maar ik heb op tijd ingezien dat u deze toespraak meer waardeert als ik dat niet doe. August Vermeylen, Marnix Gijsen, Karel Jonckheere, professor Lissens van de UFSIA, professor Weisgerber van de VUB, ze vertellen eigenlijk allemaal hetzelfde, alsof het eenmaal geaccepteerde, bekende imago van Felix Timmermans nooit meer ter discussie moet worden gesteld. Onder ons gezegd, als je die teksten zo naast elkaar legt, lijkt het er soms sterk op dat ze de zaken gewoon onopvallend van elkaar hebben overgeschreven.

     

    B.F. Van Vlierden, beter bekend als de romanschrijver Bernard Kemp, leest in zijn overzicht Van 'In 't Wonder jaar' tot 'De verwondering' uit 1969 echter heel wat andere, of zeg ik beter : meer dingen in Timmermans. Hij ziet in zijn werk de aandacht bewust verlegd worden van het vertellen over de wereld, zoals men literatuur gewoonlijk ziet, naar het vertellen zelf. De literatuur verbeeldt niet meer de wereld, maar de wereld zoals de kunstenaar hem ziet. Ik citeer : 'Pallieter is geen gestalte, maar is het lyrische gevoel zelf van de auteur.' En, zegt Van Vlierden nog, in dat zich verlustigen in de vertelling ontsnapt hij aan het realisme. Timmermans die ergens aan zou moeten ontsnappen...., dat klinkt vreemd.

      
    Drie literatuurgeschiedenissen heb ik nog overgehouden, en die zijn wellicht niet toevallig van recenter datum. De eerste daarvan is een merkwaardige. In Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1885-1985 van de Nederlander Ton Anbeek wordt Timmermans niet eens vernoemd, om de eenvoudige reden dat de Vlaamse literatuur er in het geheel niet in ter sprake komt. Die Hollanders toch! Ze wisten indertijd al geen blijf met Pallieter - ze noemden het boek 'amoreel, sensueel en godslasterlijk'; dat moet dan zeker een soort Jan Cremer van die tijd geweest zijn - en om het zich gemakkelijk te maken hebben ze nu de hele Vlaamse literatuur dan maar afgeschaft.
       
    In het negende deel van de Culturele geschiedenis van Vlaanderen, dat over de literatuur in de twintigste eeuw gaat en verscheen in 1983, lees ik naast de dingen die ik daarnet al heb weggelaten, dat Pallieter en ander werk van Timmermans 'een soms verrassende actualiteit' vertoont. 'Zo heeft recent onderzoek de aandacht getrokken op de ecologische aspecten van het werk, en geeft de libertijnse dimensie van het vitalisme aanleiding tot diverse interpretaties.' Ah? Hier wordt voor het eerst gezegd, nog op een voorzichtige manier, zo op het gehoor ook op een ferm ingewikkelde manier, maar een goede verstaander heeft maar een half woordenboek nodig, dat er misschien wel eens iets meer in Timmermans te lezen zou kunnen vallen dan we tot nu toe gedacht hadden.

       En in de literatuurgeschiedenis Van 'Arm Vlaanderen' tot 'De voorstad groeit' over de periode 1888 tot 1946, van de professoren Rutten en Weisgerber met talrijke medewerkers, verschenen in 1988, lees ik in een analyse van Michel Dupuis dat die eerste, sombere en tot hiertoe weinig besproken periode van Timmermans, die uitmondde in Schemeringen van de dood, langer en dieper zou hebben nagewerkt dan wij vermoeden. Ik citeer : 'Geloofstwijfels en later ziekte bezorgden Timmermans de angst die de voedingsbodem van haast zijn hele werk zou worden.' In de figuren van Breugel en Franciscus van Assisi ziet Dupuis 'projecties van mogelijke oplossingen voor Timmermans' primaire levensangst'. Timmermans die wil ontsnappen, die oplossingen vindt in de verheerlijking van het leven, dat hij mooi voorstelt, mooier dan het eigenlijk is, zo behoed, zo geborgen, zo zonder problemen...

     
    Vandaar misschien de creatie van een absoluut zorgeloze levensgenieter als Pallieter, die elke dag plukt en niet de minste problemen heeft. Vandaar dat Timmermans - ik citeer Dupuis weer -"onvermoeibaar blijft hameren, op gevaar af er zijn romans mee te overladen, op een onvoorwaardelijk Godsvertrouwen, de alomtegenwoordigheid van Gods wil en de blinde berusting in de Voorzienigheid'.
       
    Misschien was Felix Timmermans toch niet, of toch niet helemaal, die onwankelbare levensgenieter die wij altijd in hem gezien hebben, niet die begenadigde gelovige zonder vage angst of zonder weemoed om de vergankelijkheid van dit verrukkelijke aardse leven. Misschien ontsnapte hij wel in deze overweldigende levenslust en in het standvastige geloof als een vorm van compensatie, omdat hij andere gevoelens wou toedekken of op een afstand houden. Misschien zijn de belijdenissen van levenslust en geloof in zijn werk wel minder eenduidig dan we tot nu toe hebben aangenomen.

     

       Niemand leeft eeuwig. Iedereen handelt naar zijn inzichten van het ogenblik en wordt in doen en laten bepaald en beperkt door de tijd waarin hij leeft. In de literatuurgeschiedenis buiten Lier is Felix Timmermans verbonden met zijn tijd, en die is, in het oog van een aantal literatuurhistorici, voorbij, afgesloten. Dat is geen schande. Tijdgenoten van Timmermans die indertijd op een andere manier furore maakten - bij voorbeeld als grote vernieuwers - hebben ondertussen ook alleen nog maar historische waarde, van de avant-gardist Paul van Ostaijen, die vorig jaar herdacht werd, tot de religieuze en morele rebel Gerard Walschap, die volgend jaar gevierd zal worden. In de Lierse literatuurgeschiedenis is de figuur van Felix Timmermans echter verbonden aan een plaats, en daar is hem zo niet een eeuwig, dan toch een veel langer leven beschoren.

       Dames en heren, ik overdrijf niet als ik stel dat Felix Timmermans, vooral door Pallieter, en vooral in Lier, een mythe geworden is. In een mythe worden de oorspronkelijke feiten en gegevens een beetje verengd, een beetje eenzijdig voorgesteld; mythen vertonen ook de eigenschap dat ze een leven op zichzelf gaan leiden. Dat kun je niet tegenhouden. Maar een herdenkingsjaar als dit zou een aanleiding moeten zijn om Felix Timmermans eens uit zijn vanzelfsprekende mythe te lichten en terug te brengen naar waar het eigenlijk om begonnen is, naar zijn werk, naar de bronnen en de oorsprong ervan - en ik wil graag het onverdroten werk in het licht stellen dat het Timmermansgenootschap, het Timmermans-gesellschaft en de meer recente Timmermanskring in dit verband leveren. Sprekers voor mij hebben er al op aangedrongen dat men hem opnieuw zou gaan lezen, niet om zijn imago te bestendigen, maar om het te vernieuwen. Ik zou er óók voor pleiten om Timmermans breder te gaan lezen, maar ook en vooral onder de oppervlakte van zijn levenslust, dieper dus. Zijn proza, zijn poëzie, en als het kan zijn persoonlijke geschriften. Niet om een andere schrijver te willen vinden, maar misschien om een genuanceerder mens te ontdekken dan hij tot nu toe werd voorgesteld.

      
    Ik lees afgelopen week in de krant dat de Taalunie, een overkoepelende Nederlands-Vlaamse overheidsinstelling, eraan denkt in de komende jaren een nieuwe literatuurgeschiedenis van de Nederlanden te laten schrijven. Misschien zouden de figuur van Felix Timmermans en zijn plaats in de literatuurgeschiedenis, aangepast aan de bevindingen van zo een nieuwe studie, daarin opnieuw kunnen worden omschreven.

    Jos Borré

    *****

    Jos Borré (1948) is literair criticus en docent Nederlandse letterkunde bij de afdeling Woordkunst van het Conservatorium in Antwerpen. Jarenlang schreef hij over Vlaamse en Nederlandse literatuur in kranten en weekbladen. Hij was ook meerdere malen lid van de jury van de grote literaire prijzen. In 1990 publiceerde hij Gerard Walschap, rebel en missionaris, een literaire biografie. Sedert 1998 is hij voorzitter van het Gerard Walschap Genootschap, dat verbonden is aan de Universiteit Antwerpen.
    Hij werkte meer dan 6 jaar aan deze biografie.

    *****

    02-03-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-03-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Er gebeurt iets... - Jos Borré
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Er gebeurt iets...

    In Lier staat de hele hedendaagse kunst ter discussie.

    Kunstenaars leggen in expo slechts gratuite of vage relaties met Timmermans.

    'Een risicovolle, nieuwe en creatieve benadering van de kunstenaar Timmermans en zijn werk'.

      
    Lier is danig geschrokken van de manier waarop een aantal moderne kunstenaars het werk en de figuur van Felix Timmermans benaderd heeft. De opschudding gaat gepaard met misnoegen, afkeuring, woede en verontwaardiging. Een aantal stadsgidsen weigert botweg de tentoonstelling in de dagelijkse toeristenroutes door de stad op te nemen.

    De poging tot actualisering van Timmermans met de hedendaagse kunst als medium is in Lier "the talk of the town."

      
    In 1986, bij de viering van de honderdste verjaardag van de geboorte van Timmermans, organiseerde een herdenkingscomité onder leiding van stadsbibliothecaris Jo Cooymans een gesmaakte tentoonstelling "Met pen en penseel" over Timmermans als schilder en schrijver. Nauwelijks elf jaar later, nu herdacht wordt dat Timmermans vijftig jaar geleden overleed, leek het datzelfde comité niet aangewezen dat scenario nog eens over te doen. Het opteerde onder de ironisch minimalistische titel Er gebeurt iets... voor een radicaal modernistisch experiment, 'een meer risicovolle, nieuwe en vooral creatieve benadering van de kunstenaar Timmermans en zijn werk'.

      
    Erno Vroonen realiseerde als projectleider een opgemerkte confrontatie van een aantal binnen- en buitenlandse kunstenaars met het gezapige provincialisme waarin de nagedachtenis aan Timmermans in Lier dobbert. Het was te voorzien dat de twaalf kunstenaars, volkomen vreemd aan de in Lier in stand gehouden mythe rond Timmermans, zijn bewonderaars tegen de haren in zouden strijken. De bedoeling was dat zij zich door Timmermans' werk zouden laten inspireren, maar de meesten hebben maar een verre blik op dat werk geworpen en zijn dan helemaal hun eigen weg gegaan. Dat geeft een indruk van hautaine afstandelijkheid, van nauwelijks verholen onwil om zich werkelijk met Timmermans in te laten.

    Veelzeggende schaduwen
      
    In het Stedelijk Museum stelt Johan Creten drie keramische sculpturen tentoon, waaronder een Christuskop bezaaid met gele vlinders. In het Timmermans-Opsomerhuis maakte Sabine Cross een installatie Kunstenaarstypes met computer, video en een klassement in houten kistjes. Het geheel 'verwijst naar Timmermans, schrijver van verschillende types van mensen' Leuk is het spel met licht en schaduw van Fred Eerdekens in het stadhuis Drie grillige planten werpen onder een uitgemeten belichting veelzeggende schaduwen (een citaat uit Pallieter) op de muur Christine en Irene Hohenbuchler nemen in het Timmermans-Opsomerhuis een wand in beslag voor een paneel met magnetische, in felle kleuren beschilderde kinderlijke figuren en nodigen de toeschouwers uit de compositie te wijzigen. Het uitgangspunt is een citaat over kleuren uit Pallieter. Nog in het Stedelijk Museum werkte Jozef Legrand zich in een permanent tentoongesteld 17de eeuws interieur in met een televisietoestel en een doorkijk met een fotomontage. Het duo Kocheisen en Hullmann nam foto's van het interieur van de kinderen Timmermans en reproduceerde die schilderkunstig in miniaturistische paren.

    Waar schuilt het statement, vraagt de onvoorbereide en beduusde toeschouwer zich af.

      
    Dat zelfs de meest nauwkeurig gereproduceerde waarneming toch altijd nog verschillen vertoont, zegt de gids. Is dit dan geen open deuren intrappen? Dat de toeschouwer uitgenodigd wordt om zelf in dialoog te treden met het kunstwerk, om er zelf een 'verhaal' in te zien of aan toe te voegen Dat is de wereld op zijn kop. De toeschouwer verwacht net inzicht te verwerven in de betekenis van het kunstwerk en de relatie met Timmermans op grond van enige explicatie bij dit werk. maar die explicatie is minimalistisch of lijkt gezocht, of blijft helemaal uit.
      
    Niet zo bij Jean-Paul Deridder. Met het Schoon Lier van Timmermans als norm trok hij door de stad en de buitenwijken en maakte foto's van huizen, mensen, plekken. Zoals alleen een buitenslaander dat kan confronteert hij de Lierenaars met hun besmuikte omgeving, de smakeloosheid, de stijlloosheid en de esthetische onverschilligheid. Soms tonen de kunstenaars in hun werk ook meer ironie en relativering dan de Lierenaars lief is. "...Het veld is in mijn gedacht geen reus, maar een reuzin..." las Wim Delvoye in Boerenpsalm, en hij liet het Lierse Kant-atelier een reusachtige bh maken, die werd opgehangen in het statige stadhuis. Symbool van vrouwelijkheid, moederlijkheid, vruchtbaarheid, beschutting, vul maar in. Het is de blikvanger van de tentoonstelling. Hoewel, in het Stedelijk Museum toont Delvoye nog een betonmolen in Indonesisch hout, met overdadige versiering, voor de gelegenheid overschilderd in blauwe en witte lakverf. Hermann Maier Neustadt bouwde een flink gedeelte van het Museum om. Eerst verborg hij de buitengevel achter een wand van olijfgroene panelen De Lierenaar, die anders onverschillig aan zijn museum voorbijgaat, vraagt zich nu af waarom die mooie neogotische gevel aan het gezicht moet worden onttrokken. Binnen leidt een opstelling met dezelfde panelen de bezoeker naar een Breugel uil de vaste collectie — Timmermans was een grote bewonderaar van Breugel Een zijgang leidt naar een muur waar de panelen een Rubens halveren - van Rubens hield hij niet.

    Ondervragingscel
      
    Spraakmakendst is wellicht de 'Installatie en operatie' van het collectief De Fundatie, opgesteld in het oude archief. In enkele afgeleefde kamers is de sfeer herschapen van een ondervragingscel in oorlogstijd, compleet met een onheilspellende klankband en formulieren met een Babelse ondoorgrondelijkheid. Zonder twijfel is dit het meest uitdagende werk van de hele tentoonstelling, omdat er ondanks de bewust gecreëerde spraakverwarring zoveel herkenbare connotaties aan vastzitten.

       De eenzijdige mythe rond Timmermans moet hoognodig doorbroken worden, maar het is zeer de vraag of dit de aangewezen manier is. De Fundatie illustreert bij uitstek het smalle effect dat deze tentoonstelling maakt : hij is opgezet pour épater le (petit) bourgeois. De relaties die de kunstenaars met Timmermans en zijn werk hebben gelegd zijn gratuit of uiterst vaag. Timmermans is gebruikt als alibi om hedendaagse kunst uit de vertrouwde getto’s te lichten en in een onontvankelijke omgeving weerstanden te laten oproepen.

    De geest die uit Timmermans' werk spreekt, of die ondertussen verouderd is of niet, is onnodig en zinloos gebruuskeerd.

    Dat was min of meer de bedoeling, schrijft schepen van cultuur Guido Van den Bogaert in de catalogus: "reflecties en reacties op gang brengen rond het werk van Timmermans. (...) Het kan aanleiding geven tot controverses en hopelijk tot een boeiend debat." Daarin is hij geslaagd. Vooral in de late gesprekken is deze tentoonstelling het onderwerp van de dag.

    In Lier staat deze zomer de hele hedendaagse kunst ter discussie.

    Jos Borré

    ******

    01-03-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-02-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans - Jozef Muls

    Felix Timmermans.

    Uit Ons Volk 1921 - door Jozef Muls.

       De oorspronkelijke naturen in de Vlaamsche literatuur zijn eigenlijk maar zeldzaam. Het geslacht van Timmermans wentelt rond Gezelle, Streuvels, Van de Woestyne... Hij zelf begon met zich onder den invloed van Edgard Poe te stellen toen hij Schemeringen van de dood schreef en onder den invloed van Om. K. de Laey toen hij met zijn eerste verzen debuteerde in Vlaamschen Arbeid.
      
    Zich zelf niet te durven of te kunnen zijn, dat is de nood van vele tweede en derde-rangs-schrijvers in Vlaanderen. Zij nemen den stijl en den vorm van anderen over om hun eigen gevoelens te vertolken. De kritisch aangelegden meenen zich te redden door een reusachtige belezenheid waaruit zij dan, eklektisch, een eigen werk trachten te baren maar zij weten te veel van anderen om zelf iets te vinden.

     

         Felix Timmermans is den weg der navolging, dien hij bleek ingeslagen te zijn, niet blijven volgen. Hij heeft niets meer willen weten en is op eigen hand de groote ontdekkingsreis door de Vlaandersche natuur begonnen. Al wat hij gelezen had en geleerd, heeft hij als een hinderende last van zich afgeschud en gelijk een argeloos natuurkind is hij door de wereld gegaan, waar nu alles nieuw was en nooit te voren door iemand gezien. En in zijn hart werd hij bewust van gevoelens die zoo eeuwig- en algemeen-menschelijk zijn maar die hem voorkwamen alsof ze door hem voor het eerst ondervonden werden. Hij is weergekeerd naar de bron en den oorsprong van alle kunst : de natuur waarvan de bestendige aanwezigheid door zoovele boekenmenschen vergeten wordt. De aldus door hem veroverde oorspronkelijkheid heeft voor gevolg gehad dat in Pallieter de wereld om zoo te zeggen opnieuw werd geschapen zooals er bij het verschijnen van elk oorspronkelijk kunstenaar telkens een nieuwe schepping van de wereld gebeurt.

         En dadelijk, zonder het te weten wellicht, stond hij in de traditie van de groote Vlaamsche schilders Breughel en Rubens. Van dezen laatste heeft hij de vettige vlaandersche weelderigheid en de machtige beweging, zijn liefde voor het uiterlijke leven en zijn zedelijk-gezonde zinnelijkheid.

    In Pallieter herleeft het oeroude Vlaamsche heidendom. Er wordt gegeten en gedronken, gedanst, gezongen en gemind. Een opborrelende kracht van leven veropenbaart zich veelzijdig in overdadige vreugd.
      
    Het kindeken Jezus in Vlaanderen doet ons aldoor aan Breughel denken. De primitieve Vlaamsche schilders, buiten Memling en Van der Weyden misschien, waren, alles wel beschouwd, zoo weinig godsdienstig. Zij waren te gelukkig met alles wat zij voor het eerst ontdekten in de wereld en te zeer bekommerd om het met een angstvallige nauwgezetheid weer te geven. Het evangelische verhaal is ook niet hoofdzaak bij Timmermans, maar wel hoe dat alles op een eeuwig-menschelijke wijze gebeurt in Vlaanderen langs de wegen, door de steden, in de kamers en de kerken. Het wordt zoo huiselijk en gezellig. De heilige menschen staan in innige betrekking met het landschap waardoor zij bewegen, met de kamers waarin zij leven. Zij loopen met andere voeten door den zomer en den winter, door de lente en den herfst. Zij spreken met de boomen, de vogels en de bloemen, zij deelen het wel en wee van het water in de beken, van de blaren op de boomen, van de koeien in de wei van de wolken in de lucht, van de aarde onder het mes van den ploeg.

      
    De meubels in de huisjes met de geel en zwart geruite vloeren zijn oude en vertrouwde vrienden. Een aarden kruikje, een bloemenvaasje, een bord en een vork krijgen een belang dat ze tot verwanten maakt, de bijna levende en bezielde verwanten van den mensch.
       
    In de Schoone uren van Symforosa begijntje is die betrekking van den mensch tot zijn omgeving zoo fijn doorvoeld dat het ons voorkomt also het eenvoudige zielsgebeuren zich slechts zoo rustig zou vermogen te ontwikkelen omdat alle dingen hare ijverige en gedienstige medeplichtigen zijn geworden. Zoo kregen wij dan kristalheldere proza, het zuiverste boekje wellicht dat de Vlaamsche literatuur sedert 1830 heeft voortgebracht.

       De invloed van Felix Timmermans op zijn tijd is nu reeds zeer groot. Het geleerde en in zijn eeuwenlange beschaving als verstijfde Holland heeft verwonderd opgekeken voor de nieuwe frissche schepping die hij deed open gaan. Vele menschen zien thans de wereld en het leven door zijn oogen. Zij zouden wel willen gaan wandelen door de « begijnen-bosschen », gaan waden door de Nethe, mee feesten in den boomgaard, en velen zijn ook verliefd geraakt op «Marieken».

    Pallieteren is een woord dat in Holland mondgemeen is geworden.

    De wereld van Felix Timmermans zal blijven duren tot er weer eens een oorspronkelijk schrijver opstaat die ons een nieuwe schepping brengt.

    ************

    23-02-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-02-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het ontstaan van mijn werk - Felix Timmermans

    Het ontstaan van mijn werk
    Felix Timmermans geeft "een kijkje achter de schermen."

    Uit Nieuwsblad van het Noorden (NL) - 11/3/1932

    "Een schrijver weet nooit vooraf, hoe zijn werk ontstaat, soms weet hij het pas jaren daarna". Met ongeveer deze woorden leidde Felix Timmermans zijn talrijke toehoorders, die gisteravond de commissie-zaaltjes der Harmonie geheel vulden, achter de schermen, waar de vele romans, novellen en verhalen van den populairsten Vlaamschen schrijver uit onzen tijd ontstaan zijn. De door hem zelf gebruikte cliché-uitdrukking "achter de schermen" — een overigens zeldzaam voorval in zijn causerie — is feitelijk onjuist. Hoewel de schrijver, als iedere kunstenaar, zijn innerlijk in zijn werk voor den lezer openlegt, doet hij dit in den regel toch gecamoufleerd in de figuren van zijn verbeelding, in wat zij denken en zeggen.

       Maar Timmermans was uit Lier naar Groningen getogen om de eigen fantasie-scheppingen te ontleden, te vertellen hoe en waar ze geboren werden, aan wie zijn figuren hun ontstaan te danken hadden, hoe zijn werk eerst in hem moest rijpen, voordat hij de gave vrucht ervan kon plukken. En hij kruidde dit alles met den gullen, eenvoudigen, naieven humor, waaraan zijn werk zoo rijk is. "Ge moet niet teveel opschrijven", zei hij in de pauze tot enkele journalisten, en nu we onze aanteekeningen door kijken, begrijpen we wat hij daarmee bedoelde, althans bedoeld kan hebben. Een volledig verslag zou kolommen vullen, terwijl de quintessence van deze lezing in kort bestek is weer te geven, wat wij in de volgende regels zullen trachten te doen.

      
    Wanneer wij een appel plukken, denken wij er niet aan hoe deze in de aarde ontkiemde, hoe uit die vrucht de boom ontstond met zijn stam en twijgen. En zoo is het boek dat wij lezen niets als vrucht waarvan het geheimzinnigste en interessantste is de groei ervan in den schrijver. In hem is het werk eerst gegroeid en daarna heeft hij niets meer te doen dan de vrucht te plukken, al kan dit soms nog moeizamer en langduriger zijn dan wat daarvóór geschiedde. 
        Wanneer het in zijn binnenste nog niet rijp is dan ent de schrijver vruchten van anderen op eigen boom en doortrekt ze met eigen sap. Pas later, wanneer zijn innerlijke groei voltooid is, kan hij werkelijk eigen werk geven. Timmermans vertelde een kostelijke anecdote uit zijn leven, hoe Hugo Verriest hem aan een treurspel van 72.000 verzen in 7 bedrijven (later in de Nieuwe Gids als een één-acter in proza verschenen) een van zijn voornaamste gebreken van dien tijd aantoonde, door de twee simpele woorden "te lang". Te lang was het stuk in alle opzichten, er ontbrak het rhytme aan, doordat alle figuren even lang waren en de jeugdige auteur nog niet gezien had, dat elk mensch zijn eigen rhytme heeft.

       
    Uit den kunstenaar groeit zijns ondanks zijn werk. Hij kan niet zeggen, dat hij na een tragisch werk nu eens een blij boek zal schrijven. Hij moet afwachten, wat uit zijn innerlijk ontstaat. Dat beleeft Felix Timmermans telkens weer en als hij — pas later — ontdekt hoe een werk ontstaan is, dan spijt hem dat eigenlijk ook weer. "Men heeft gezegd, dat mijn omgeving invloed op mijn werk heeft uitgeoefend. Ik wist dat niet. Nu weet ik het wel. Maar feitelijk spijt dit mij".

       Soms zoekt hij tijden lang naar een figuur, die hij dan plotseling in een levend mensch ziet, die hem pakt en meesleept. Een merkwaardig voorbeeld is daarvan de notaris uit "Anne Marie", bedoeld als een op zichzelf onbelangrijk figuur, te beschrijven in 6 regels of daaromtrent, en uitgegroeid tot de feitelijke hoofdfiguur. "Het volk schrijft het mij en ik zoek het bij het volk". Het eigen volk gaf Timmermans de inspiratie voor de personen van zijn Pallieter, die geen reproducties zijn van bepaalde menschen uit zijn omgeving, maar de kern van een type. dat misschien 3, 4, 5 of meer vertegenwoordigers heeft.
        
    En dan is het werk van Timmermans grootendeels jeugdwerk, in dien zin, dat het eerste ontstaan ervan uit zijn kinderjaren dateert. De verhalen van Vader — dien man met zijn rijke fantasie, die de Bijbelsche verhalen voor zijn 14 kinderen in Vlaanderland liet gebeurem en die er altijd "zelf bij was geweest" — de schilderijen van Pieter Breughel — die in lijn en kleur honderden jaren eerder hetzelfde had gedaan — dat zijn jeugdindrukken, die in boeken als "Het Kindeke Jezus" tot uiting kwamen. Voor zijn werk over Sint Franciscus moest hij naar Assisi reizen, maar ten grondslag ligt eraan de schepping van zijn fantasie, zooals die o.a. door Giotto's schilderijen was geïnspireerd.

    Dat al deze werken, met humor doordrengt zijn, wie kan zich daarover verbazen, waar de schrijver een zoon is van het volk der Vlamingen, dat "al lachende strijdt".

    Humor, qualificeerde hij is de overwinning van het leven boven de tragiek, het is het gevoel van tragiek en levensverheuging, waarvan de laatste wint.

     

    ********

    22-02-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-02-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Gestoorde Bloedprocessie - Felix Timmermans

    De Gestoorde Bloedprocessie.

    Uit : De Tijd op zondag (1932) door Felix Timmermans

      
    Ik heb er al jaren naar gesnakt om de H. Bloedprocessie eens te zien. Maar nu kwam er dit en dan kwam er dat, en ik kon niet tot Brugge, dat allerschoonste Brugge, Vlaanderens kroon, geraken. Verleden jaar had ik er haren en snaren op gezet, en van ’s morgens vroeg vertrokken wij, ons Marieke en ik, in een volgepropten trein, met een kaartje van 2e klas rechtstaan van Antwerpen tot Brugge in 3e klas. 't Was onderwegen een effen grijs weer, en toen ik wees "ginder zijn de drie koningen," bedoelend de drie schoone torens van Brugge, toen begost het op zijn zeven gemakken te regenen. 't Opeengepakte volk in den trein zei uit éénen mond: "Och, dat is spijtig !"


       Maar een dikke vrouw waartegen vier, vijf menschen en ik in den ronde stonden platgedrukt, zei : "zij niet bang, de processie gaat uit, 't is nog nooit niet gebeurd dat ze niet uitgaat, want tegen dat ze uit gaat houdt den regen van zelf op." Daar kwam overtuiging uit die dikke saamgeperste vrouw. "Want dat is mijn tiende jaar dat ik de processie gaan zien," zei ze er pronkend bij. "Dan zullen we maar goeden moed hebben," zei er eenen uit Dendermonde, en daarmee waren we te Brugge. We zochten doorheen de geparapluude massa onze plaats op, onder den Sint Salvatorstoren (een van die drie koningen). Feitelijk een toren die bestaat uit vier steunbeeren, die elkander steunen, maar er zit muziek in de lijn, er zit een heerlijk rhythrne in die steenen vlucht naar den hemel. Het grootsche rhythme van een alp, die toren schijnt grooter dan hij is. Maar het regende, het ruischte van den regen over de brekende lijnen van de steunbeeren, het regende met blaaskes, en er reed een gendarm weg en er gingen witgehandschoende garde-villen weg: om overal te zeggen dat de processie niet kost uitgaan, en wierd uitgesteld tot den Zondag daarop. Nu, het bezien van de stad Brugge is een H. Bloed-processie waard. De H. Bloed processie is maar een van haar honderd schoone facetten. Men komt nooit voor niets naar Brugge. Men is altijd blij dat men er is. Het is altijd schoon, even schoon, en altijd anders. En op wandel langs den Dijver zagen wij de dikke vrouw met haar profetenwoorden. Zij stond onder een boom haar boterhammen te eten : "Ewel ?" zei ik, "ik dacht, dat de processie altijd uitging?" "Als gij er niet waart bij geweest, ja !" en daarmee draaide ze zich om en beet voort in haren pistolee met hesp....

      
    Den Zondag daarop was er belet.... En nu dit jaar schreef mijnen vriend Geeraert van weer naar Brugge te komen, dat het nu niet zou regenen, want dat z' in Brugge een malsch, zonnig weer hadden besteld. Aangenomen ! maar nu niet meer met den trein, om met een kaartje van 2e klas twee uren en nog tegen een dik wijf gepletterd te staan in 3e klas, met nen auto !

      
    Om zeven uur ’s morgens kwam een vriendelijke auto ons halen, en de sappige Hollander, (sappig geworden door 4 jaar in Vlaanderen, te wonen) fotograaf van "De Stad", zou ons 140 K.M. ver weg brengen. Het regende toen we Lier verlieten, maar Brugge is ver van Lier, "en 't is beter dat 't er nu uitvalt dan straks," zei den Hollander. Hij zei dat hij een gerust geweten had, en daardoor gevoel had dat de zon ginder zou meedoen. We reden door Mechelen, rechten regen; door Willebroeck, scheeven regen ; door Baesrode, kiekendraadregen ; door Dendemonder horizontalen regen; door Gent driegdraadregen ; en toen kwam de zon er door!

       "Ziet je wel dat mijn geweten in orde is! " juichte de Hollander. Wij juichten mee.
    De grijze wolken berstten open, ze kregen roomwitte randen, er kwamen hollekes in. Ze lieten Napolitaansch blauw bewonderen, en zonnearmen bestreelden met gouden handen hier en daar de natte, groene velden, en de moeilijkbottende, bruine boomen. Ha, eindelijk gingen we dan de H. Bloedprocessie zien en nogal met zon !
    Een processie zonder zon is als een winter zonder sneeuw. Op de wegen was 't nu een staart van auto's, en kladden fietsers. In Eecloo zon! In 't Kruis ook zon! En ginder rezen perelmoer-grijs de drie schoone torens van Brugpe de schoone. Ha! de Gothieken die kenden en droegen de schoonheid van hunne steden! Op de meeste hunner schilderijen doemt er een witte torenstad, als een droom, aan den horizon. En zoo'n gezicht is nog altijd even schoon als vroeger.
    Aan de Kruispoort dan rap den auto in een straatje gezet, bij de duizend andere. Hoe schoon toen die twee zwarte windmolens op den boord van de vaart! Wat een schoon profiel heeft de stad van hier uit gezien!

      
    Maar niet gelanterfant, 't is al half elf, de processie zal al een half uur aan 't uitgaan zijn. We hadden een half uur vertraging gehad aan den bareel in Gent, dat ze daar toch geenen tunnel steken! Rap, rap door 't oude Brugge naar de Steenstraat tegen de Markt. Het volk staat in dichte hagen op den kant van de straten, waar ze over 't uur zal voorbij komen, de processie. Maar op de Groote Markt moeten we, om in de Steenstraat te komen, zoo'n haag van menschen dwars doorsteken. De menschen staan tegeneenplakt als gemetst. Daar is niet door te komen. Tien rijen achter-een, elk mensch als vastgeregen aan den grond, met nijdige ellebogen, omhooggetrokken schouders, gebalde kuiten. Koppig, stoer, zonder compassie voor die achter hen staan, of achter hen de haag komen verdikken.

      
    "We motten er door", zegt de Hollander, "mijn geweten zegt dat w'er door moeten! " "Menschkens, menschkens! " roept hij luchtjes : "Hier zijn de menschen van de pers en van de cinema, we gaan u trekken en ge zult er u toekomenden Zondag allemaal schoon zien opstaan! " En hij toont zijn fototoestel, en ik toon ook een fototoestel (van hem) en mijn vrouw toont ook een fototoestel (ook van hem).

      
    " 't Is voor de cinema, de cinema," zingt hij. Ge gaat er schoon op staan! " En dat woord is de sleutel, de Sesam open u, en dien koppigen, als van beton krachtigen menschen-muur, opent zich, elkendeen maakt zich wat dunner, en ze laten ons door, voor de cinema. Maar nu komt er een gendarm afgebotterd. "Wat is 't? Terug! " "Voor de cinema, de cinema en de gazet! " zingt de Hollander. "Dezen keer komt ge vroeger! " bromt de gendarm. "De brug was gedraaid," zegt de fotograaf. "We moeten in de Steenstraat zijn, om zoo den toren, het Belfort en de menschen allemaal op de cinema te brengen." "Ga," zei de gendarm overtuigd.
    We waren er door en we stapten in leegte tusschen de twee hagen van menschen, die ons benijdden, haastig en ernstig lijk echte cineasten, naar de Steenstraat, waar we genoodigd waren.
    De Hollander bracht ons tot aan het kennissenhuis en hij ging nu verder, nog eens zeggend : "Ziet ge wel dat ik een goed geweten heb! "

       Het is een oud huis, en ge hebt er een gezicht op de Markt die nu vol barakken staat, caroussels, wafelkramen en ander foorgedoe. De lieve kennissen hadden een venster voor ons voorbehouden. En zoo zagen wij doorheen de Steenstraat, waar het volk op de kanten gepletterd stond, in bedwang gehouden door de gendarmen. Uit alle vensters koppen.
    De windwijzer op een huis tegenover ons was een slek. Een slecht teeken! Met dit nat weer. Wie denkt er toch aan om een slek als windwijzer te laten dienen?

      
    Ha, de processie ging komen, van achter den hoek der Markt, de feestklok luidde, de beiaard rilde zijn zilver in de lucht, 't was of de zon het deed, dit zilveren muziek. En daar was de processie. Gendarmen, militaire muziek, vanen. Een groep maagden in witte kleeeren met rooden kazuifel, waarop het gouden wapen van de stad, zingen het Veni Creator. Goed, maar niets bezonders aan. Liever en fijner zijn de daaropvolgende bloemenmeisjes, jonge kinderen, in 't grijs gekleed met witte kappekes. Zij hebben mandekes met strooisel bij. Ze gaan fier op den stap van het goed, plechtig muziek, en achter hen komen Adam en Eva, beiden in wit kleed, en zwarte schapenpels om het lijf. Ze zijn weelderig en wild gehaard. Adam met woeste haren en enormen baard, en Eva met een mantel van vlas-blonde haren.

      
    Ze leunen tegen elkander en gaan gebukt onder de zwaarte van de geweldige straf die God over hen heeft uitgesproken. De paradijsengel volgt hen stoer en dreigend met zijn vlammend zwaard. Kinderen volgen die banderollen met bijbelteksten dragen. Daar is dan Abraham met zijn zoon Isaak die het busseltje hout draagt. De vader draagt het mes, maar ze blijven hand in hand, de vader heft zijn slachtmes niet op, want daarachter komt groot, glanzend en stralend van goud, (goed gevonden voor een verlossing) den verlossenden ram in de dorens. Vier mannen dragen hem op den schouder. De menschen zien naar omhoog, ginder ten einde van de Steenstraat verdonkert de lucht door een loodgrijs wolkschof, de zon is weg, en 't wordt donker. In een winkel gaat licht aan, en als van achter 't hoekske Jozef aankomt die door zijn broeders verkocht is geworden, begint het te regenen, doch 't zal niet erg zijn, men let er niet op, men ziet naar den omgang. De broeders van Jozef volgen, en Benjamin laat het met bloed bevlekt kleed van Jozef zien. Een schoone wagen, verbeeldend een Egyptisch huis, waarin een familie het Paaschlam eet, rolt voorbij, gevolgd van Mozes en de Levieten.

       De groepen worden beduidender en schooner, maar de regen opent bij iedereen de bezorgdheid en de paraplu's. Een gendarm, die voorbij loopt, roept : "Ca n'est qu'une vlague." Een levend schaap, het offerdier wordt door ernstige hoogepriesters meegevoerd, en achter het brandaltaar stapt Isaak met de profeten. Prachtige costuums, uitgekozen types, kundig.
      
    Ze komen als van uit de oude Bijbelprenten gesprongen, men vergeet de verkleeding, en dat is veel! Met den profeet David als dansend harpspeler sluit zich de eerste groep n.1. het H. Bloed voorafgebeeld. Nu volgt : het H. Bloed vergoten. Dat kondigt zich heerlijk aan met een zwerm van Gloria-zingende engelen, (harmonieus gezongen!) die het stalleken van Bethlehem voorafgaan. Dat is een wagen, die ontroert. Twee groote, bruine ossen met vergulde horens trekken een wagen, waarop men Jezus' zoete moeder, en Sint Jozef als levende wezens ziet zitten, de os en de ezel en het blonde kindeken zijn in pleister of zoo iets nagemaakt. De Herders volgen, een geslaagde groep, voorwaar! Maar den dralenden regen krijgt ineens een kuur, en 't giet, 't is of den Hemel overkookt, maar dan koud.

      
    Het smakregent, het spuit, het hagelt, het trommelt en ruischt over de paraplus, er is geroep, gekrijt. De gendarmen houden de menschen niet meer tegen, juist komen de drie koningen, de neger is een echte neger, elk onder een paraplu van achter den hoek. Het is een geharrewar. De orde, de stoet drost uiteen. Lijk een fuga komt den regen aangeloopen. Levieten, profeten, H. Landridders, kruipen onder paraplus, dringen den auto-caroussel in, de lange baarden en de pruiken doet men gauw af, kletsnat met omhooggehouden kleeren loopen de gevleugelde engelen hier en ginder binnen. Het pleisteren kindeken is van zijn ouders verlaten. Zelfs een gendarm verschuilt zich onder een paraplu, zoo regent het, giet het, zonder genade, ’t Is gedaan ; 't is uit, en de massa menschen die meer dan een uur op den kant geplakt is geweest, krioelt nu door de straten, over de Markt. Ik wist niet dat er zooveel paraplus bestonden. Zoo van boven gezien is het daaronder als een groot geschubd dier dat rillend en deinend door de straten kruipt. Een groot plakaat wandelt mee, waarop roode letters lachen : "Groot Bal" "Echte Jazz-Band,"

    En de wind wijzerslek triompheert goud-bruin op de donkere lucht.

    Zoo zagen wij om zoo te zeggen weer niets van die schoone processie. Tot te naaste jaar dan, zeg ik. Daarop zie ik ginder op den overkant dit dik wijf van verleden jaar.

    Ik wil iets roepen.

    "Zwijg," zegt ons Marieke, "of ze zegt weer 't zelfde lijk verleden jaar"....

    En toch.... te naaste jaar terug!

    ********

    20-02-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-02-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Processie in Brugge - Felix Timmermans

    De Processie van het Heilig Bloed te Brugge.

    Uit “De Stad Antwerpen” 19 mei 1933 door Felix Timmermans.

      
    Het is het derde jaar nu dat ik de H. Bloed-processie heb opgezocht. In het wagentje van een radden Hollander door de Vlaanders gerold; weer regent het op alle manieren over de schoone landouwen, die de maand Mei zoo frisch en teeder groen heeft versierd.
    Maar de velden stoomen, de weiden dampen, en de grijze verten stooten immer nieuwe waterzakken door de lucht. "Regen, menheer", zegt onze gezel. "Regen en nog eens regen," en moedeloos antwoorden mijn vrouw en ik, wat iedereen zou antwoorden : "Ja regen, immer regen."

    Dat is nu het derde jaar dat het regent, als de processie moet uitgaan. Fataal.

      
    En hoe is een mensch, hij begint te gelooven dat het aan hem zelf ligt. Toen we overvaarden op de St. Annekensboot over de Schelde, zei er een man, die zijn boterhammen en zijnen paraplu bijhad : "Zot dat ik er naar toe wil. Dat is het derde jaar, menheer, dat ik nu ook die processie eens wil gaan zien, en 't derde jaar dat het regent. Ik mag ze niet zien. En zeggen dat het daarvóór met die gelegenheid in geen dertig jaar geregend heeft. En ge zult zien, als ik moest t' huis blijven dan zou ze gaan.... Ik zou al geerne Mons. — den bisschop willen vragen, dat hij mij elken keer duizend frank geeft als ik t' huis blijf"



    Wij ook zijn er van overtuigd dat de processie niet zal gaan.
    Maar wie heeft den moed, de durf terug te keeren? Bij iedereen blijft er toch altijd een holleken hoop.

      
    En we rijden.... Het wagentje rolt Brugge binnen, en wordt in een stil straatje gezet, waar het vredig kan uitrusten. Ik hoor zeggen dat er minder volk is. Men zou het anders niet zeggen, als men met open paraplu door die geparaplude massa moet wringen. Men weet niet hoe men het natste wordt, met den regen-doek toe of open. In de herbergen spelen de orgels en de pick-ups. De gelagzalen zitten vol. 't Is in den schemer daar een perspectief van pinten en kommen, van meegebrachte boterhammen met iets er tusschen. Het water van de druipende paraplu's zijpelt over de drempels. Eindelijk zijn we waar we zijn moeten. Op de eerste verdieping van den gemoedelijken hoedenwinkel.
      
    De klok, de schoone klok luidt. Dus de processie gaat toch uit. De menschen wroeten en wringen zich op de stoepen, en planten zich daar als vastgeschroefd. Maar hetzelfde oogenblik komen er priesters, in wit roket, steken een arm van onder hunnen paraplu uit, heffen drie vingeren en roepen : om drie uur, om drie uur! Het is pas elf uur. Dus nog vier uur wachten. Dan maar de herbergen binnen en de kerken, en de jeugd ijlt naar de foor, die al in vollen zwier is, met zijn caroussels, schietkramen, montagne-russe en wafelenbak.

    En pas heeft het gerucht de ronde gedaan of het houdt op met regenen!
    De menschen zijn knak. Allerlei geruchten doen de ronde.

      
    "Dat komt omdat de nieuwe bisschop een waterbisschop is, toen hij gewijd wierd heeft het ook geregend.... Dat komt omdat de H. Relikwie drie jaar geleden naar Mechelen is gebracht voor een dag. Dat is een straf. Het H. Bloed is van Brugge, 't moet in Brugge blijven," enz... We blijven met eenige goede vrienden samen. Vergeten den regen en de processie, tot ineens het schoon geluid van de zware klok de mare verkondt dat de processie uitgaat. Maar hoe daar nu door geraken, door die tegeneengenepen massa. Hadden we den fotograaf er maar bij, die zou zeggen : 't Is voor de cinema.
    Maar nu is 't een lange priester die ons redt. Hij breukt een menschendijk door : Familie van den bisschop!

       Wij belanden in een sajetwinkel, waar ons seffens in 't deurgat stoelen gegeven worden, niet om er op te zitten, om er op te staan. We zien over de koppen. Een dun zeeverken ritselt in de lucht. Als 't niet erger wordt dan zien we ze. En we zien ze. Eindelijk die fameuze processie van aangekleede mannekens met valsche baarden! 't Zal wat zijn! En waarlijk, 't is iets geweest. Een sublieme brok geloof. Eerst soldaten, gendarmen, muziek, maagdekens, vlaggen. Een spandoek kondigt nu de tafereelen aan : Heer, Gij hebt ons vrij gekocht met Uw Bloed. In dit teeken staat heel de stoet. En dat is dan ook heel de gewijde geschiedenis : van aan Adam en Eva tot aan den dood van Jezus op het kruis. Een geweldige prestatie. We zien Adam en Eva, Abel en daarachter met rollende oogen Caïn. Het doet wat naïef aan.

      
    Daar is Abraham met zijn zoon en hout, mes, bok en engel, alles wat er bij noodig is. Figuratie. Maar hoor, Abraham spreekt ; in de stilte van de ingetogen menigte klinkt zijne stem en daarop antwoordt Isaak. Dat is ineens geen figuratie niet meer. Dat is zelfs geen tooneel meer, het wordt leven. Dat is gemeend, dat is innig. Dat is niet betaald, het is hart, en ge vergeet den valschen baard. En zoo is heel deze processie. En dat is ook hare sugestie, kracht, haren bloei en haar leven.
      
    Zoo zien we voorbijgaan de groepen : als Jozef verkocht ; het eten van het paasch-lam; de profeten en hunne voorspellingen. Men voelt zich geneigd met elke groep mee te loopen en de woorden op te vangen die er gezegd worden, omdat ze zoo heerlijk gezegd worden.



     

       Het tweede deel is als een Vlaamsch vertelsel van het Kindeken Jesus. Engelen zingen en verkondigen de geboorte, de herderkens wijzen en roepen hunne vreugde en hunne verwondering uit. Twee pracht ossen met vergulde horens trekken den wagen voort waarop het wonder van den Kerstnacht geplaatst is. Aandoenlijk.

      
    De drie koningen volgen met hun indrukwekkend gezelschap. Daar is de eenvoudige opdracht in den tempel, de schilderachtige vlucht naar Egypte, als van een Vlaamsche primitief gaan loopen. Jezus en de wetgeleerden. Hoort het heldere stemmeken van het gekrollebolde Jezuken tegen de drogredenen van de schriftgeleerden ingaan. Dat is wandelend tooneel allemaal. Tooneel van den puursten kant. Dat dan ineens weer uiteenbrokkelt als de stoet bijwijlen stil blijft staan. Dan zijn zij uit hunnen rol, dan ziet men weer den valschen baard ; men ziet, als op een tooneel, achter de schermen. Maar dra is dat vergeten, als de weg weer voortgaat, en daar andere groepen al zingend of roepend met edele gebaren aantreden.
      
    Veronderstel het u, dat zijn geen gehuurde menschen, geen gekochten. Dat zijn burgers van de stad, deftige stijve burgers, menheeren, madammen, daar zijn edelen bij, daar is klein volk tusschen. Dat is nu een gemeenschapskunst. Zoo bouwde men vroeger kathedralen.

      
    Daar zijn Jezus en zijn apostelen, en de kinderen die rond hem stoeien, en door de apostelen telkens terug gedreven worden. Palmen wuiven, palmen worden juichend boven de hoofden gestoken, gezang en bazuinengeschal rond Jezus, die op een ezeltje Jeruzalem komt binnengereden. Dat leeft en als ge den moed niet hebt uw armen te toonen dan doen het uwe tranen. Plots daarop, misschien wel te plots (het Laatste Avondmaal had er gerust mogen bij zijn) begint de passie van Ons Heer. De Hof van Olijven, Jezus voor Pilatus, een groep op een wagen, de Kruisdraging volgen elkander op om te eindigen met den Dood op het Kruis.

    En hier getuigt het weer van religieuzen smaak. Jezus is hier niet een levend mensch, maar ’t is het oud en schoon miraculeus kruis uit een dorp nabij Brugge.
      
    Een groot, in paars fluweel gehuld beeld van O. L. Vrouw, gedragen door zwartgesluierde vrouwen, komt achteraan, en op een volgenden wagen, voor mij de schoonste uit den ganschen stoet, rijst de machtige Piëta-groep, gothische uit hout gesneden beelden. Engelen in rouw, treurende vrouwen omringen dit machtig beeld.

       
    In 1150 bracht een ridder in een kostbaar schrijn eenige droppels van Jezus' Heilig Bloed naar Brugge. Ruiters en ridders, allen prachtig uitgedost en waardig voor hun taak, verbeelden dit geval. Daarop dan een mengeling van al de landen die de kostbare relikwie vereeren, voorgesteld in de nationale kleederdrachten, en daar is dan het blijde, oude volk van Brugge zelf, mannen, vrouwen, kinderen die hunne hulde uitzingen. En dan, ja, dan komt dààr, gedragen door echte bisschoppen, de verheven schat, dit kostbaar, Goddelijk Bloed, die ongeprezen relikwie, die zielespijs, die Hemelsche tresoor, het H. Bloed, het Heilig Bloed van Jezus Zelf !

    Wierook, goud, zilver, bazuinen, gezang, Kardinalen, bisschoppen, gemijterde abten omgeven en omeeren het, dit stuk van den Hemel dat daar over onze gebogen hoofden en aanbiddende harten zegen en genade schenkt.

    Het is een groot geluk de processie van het H. Bloed te kunnen zien, zelfs onder regen!

    ******.

    19-02-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-02-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Domper, Pallieter op de index

    Pallieter op de Index, De Domper.

    Uit Het Volk, dagblad voor de arbeiderspartij - 5/8/1920.

        
    Henricus, aartsbisschop van Utrecht, heeft ter kennis van de katholieke schapen gebracht, dat het den Heiligen Vader behaagd heeft, het werk : "Pallieter" op den index te plaatsen. Het zal dus door goede katholieken niet meer gelezen mogen worden. Dit beteekent, dat de heilige stoel het boek gevaarlijk acht voor de zedelijke gesteldheid zijner kinderen......

    Wij zijn benieuwd welke passages de verreeniging "Voor Eer en Deugd" uit het boek geknipt heeft, om den machtigen man in Rome te overtuigen van de gevaarlijkheid van "Pallieter". En welke termen zij gevonden heeft, om het Nederlandsch Episcopaat in het komplot te betrekken.
         "Pallieter" op den index. Arme, argelooze Pallieter! Of liever: arme, kwaaddenkende, gif-zuigende zuurmuilen, die de levensvreugde van den onstuimigen dagemelker voor onzedelijkheid verslijten. Vermoedelijk heeft het tooneeltje, waar Pallieter het naakte Marieke zoo uit het bad in de vrije rivier op zijn paard tilt en juichend met haar weggalopeert, een voornaam aandeel gehad in de tragi-komedie van Pallieters ongenade.

         Er zullen vele katholieken zijn, die zich diep schamen. Felix Timmermans in de eerste plaats. Hij zal zich niet schamen nochtans over zijn boek, maar over de geestesgesteldheid van zijn moderne geloofsgenooten. Over de monsterachtige inquisitie, die rondsluipt en loert naar slachtoffers; die de rookende fakkel van gewetensdwang rondzwaait en zwaargemaskerd intrigeert om alle vrijheid, alle levensvreugde aan te klagen en te offeren op den brandstapel van haar blinde dweepzucht.
    Die de zwaar geslagen menschheid deze bloeiende blijheid van "Pallieter" onthouden wil onder voorwendsel, dat zij gevaarlijk zou zijn voor de goede zeden.

          De vijanden van het mystieke katholicisme beweren gaarne, dat dit geloof vijandig staat tegenover het leven zelf. Daar 't zijn diepste tendenz heenwijst naar een vernietiging van het aardsche leven, voor zoover dit leven ook maar in de geringste mate "genot" zou kunnen beteekenen. Zij wijzen op verschijnselen van ver doorgevoerd ascetisme, van onmenschelijke pogingen tot verstoring, een trachten naar het dooden van het onzalige vleesch, ten bate immers van de alleen belangrijke, eeuwige, onsterfelijke ziel.
        
    Het is niet verstandig, zou men zoo zeggen, om zijn vijanden gelijk te geven met z'n daden. Och, neen, maar verstandigheid, gezond verstand is ook niet te verwachten van deze door dweepzucht vervoerden, die wel met gloeiende tangen alle natuur uit den mensch zouden willen wegrukken, die inderdaad alle levensdrang ontkennen en voor zoover die niet te ontkennen valt, haar zouden willen kenschetsen als zondig en ten verderve leidend.
         Alle aardsche vreugde, alle weelde der natuur, alle bekoring van schoone dagen en zonnige velden, het is bekoring der zinnen en het houdt in het gevaar voor verleiding en zonde.
    Doodt het vleesch, ruk uw oogen uit, stomp al uw zintuigen af, tot er niets van u overblijft dan een dor geraamte, waarin de ziel alleen nog huist en zich verlustigt in de dingen, die niet van deze aarde zijn......

         
    "Pallieter". Hoe heeft hij de menschen stormenderhand veroverd! Deze vrije vogel, deze levensgenieter bij uitstek, die juicht en jubelt, gansche dagen lang, omdat de wereld, Gods heerlijke schepping, zoo alles overweldigend schoon is. Pallieter, wiens leven is een durend, praktisch gebed, een dankgebed aan de natuur en haar goeden Schepper; de jonge, sterke mensch, die is als een blijde stem Gods zelf, oproepend de verslagen aarde-kinderen tot vreugde en dank, die alle triestheid weg lacht, die nooit zwijgen kan, omdat alles toch zóó verbazingwekkend mooi en groot en geweldig is Pallieter, de diep geloovige, trouwe aanbidder Gods, die geen raad weet met zijn blijheid om de schoone aarde, die God dient met elk gebaar, dat zijn handen maken, met elken blik, die uit zijn helle oogen over de landen schiet, omdat al zijn gebaren, al zijn blikken uitingen zijn van diepen, vromen dank aan de Macht, die hem tot dit wondere leven riep; Pallieter, het kind Gods... geplaatst op den Index.

    Het is wel vreemd toegegaan met dit boek.

         De gansche pers was er over in de wolken. O, verstandige en knappe en vooral: degelijke critici hadden aanmerkingen, maar terwijl zo schreven, schaterde Pallieters vrije lach door hun zinnen en het eind was toch: een blije overgave aan zijn blijheid, de erkenning, dat dit een wonderboek was, een verrukking van diepe vreugde, een moment van verlossende blijheid in de zware ellende van den druk der oorlogsjaren. Ook de Roomsche pers was vol lof en bewondering. Dit was het boek van een geloovig Roomsch schrijver en wat was het een heerlijk, diep-menschelijk boek! O, het Roomsche geloof was geen dood dogma en nog tot groote en goede dingen in staat
        
     Helaas! De lof kromp langzamerhand in, kreeg een zuren toon, een wrangen bijsmaak en het was niet moeilijk te begrijpen, hoe hier verkeerde invloeden werkten, die wroetten in de diepte en met sombere vastberadenheid intrigeerden om dit zondige boek, dat immers de vreugde van het aardsche leven bejubelde, in diskrediet te brengen.
        
    En ze hebben hun zin gekregen. De paus in hoogst-eigen persoon heeft zich laten overhalen door een verzameling duistere raadgevers, om den prachtigen ",Pallieter" te verklaren tot een gevaarlijk verleider der kuische menschenziel, tot een trawant van den duivel...
    Hoe zal het nu gaan met den schrijver Felix Timmermans? Zal hij voor de keus gesteld worden, zijn boek openlijk te verloochenen óf het banvonnis over zich te hooren uitroepen?

        
    De Katholieke Kerk, eenmaal een der meest geslepen diplomaten der wereld, wordt oud en verliest haar eminente menschenkennis meer en meer. Ze doet dwaze dingen en neemt noodeloos tal van menschen tegen zich in door haar tirannieke maatregelen.
        
    Men weet niet wat men doen moet bij deze uitbanning van den onschuldigen Pallieter: glimlachen of boos worden. Maar dat het strekken zal "tot meerdere eere Gods", of tot heil der Moederkerk — wij durven het niet te gelooven.

    *********

    15-02-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-02-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Zeven Zusters - Felix Timmermans

    De zeven Zusters.

    Door Felix Timmermans

    Ze wisten haast zelf niet dat ze met zevenen waren, ze moesten elkander tellen.
    Als juffrouw Angeline de tafel zette: zeven teljoren, zeven kommen, zeven glazen of wat anders zeven, dan noemde ze elke zuster, om zeker te zijn dat er zeven waren.
    Op vaders sterfdag hadden z’ elkander beloofd nooit te huwen. Waarom huwen, z’ hadden het goed er er kwam toch geen vraag.

    En ze bleven jaren bijeen in het proper witgoedwinkeltje en maakten ‘troussaux’ voor anderen die huwden.
    Ze waren deftig, royaal op eten en goed flessenbier, en zij dronken koffie met haast geen bitterpeeën. ’s Maandags dronken ze de vieruren-koffie met pruimenvlaaikens van Sooke Van der Musschen. ‘s Zondags na het eten van twee vleessoorten, genoten ze van het donker, vloeiend fluwelen juweel van oude Bourgogne.

    Tussen elke geboorte hunner was een geboorterust van één of anderhalf jaar. Tussen juffrouw Clemence en juffrouw Mathilde was geen rust geweest: het waren tweelingen.
    Juffrouw Leontine was de zevende en na haar zouden er misschien nog zeven zusters bijgekomen zijn, maar moeder stierf, en de laatstgeborene bleef alzo de jongste.

    ***

    Ze kwamen goed overeen, en was er soms een hapering in de zusterlijkheid, dan was er de schone juffrouw Emerance, de oudste, met enige Lisztwratten op haar blanke wangen, die het weer goed overzalfde.
    Zij was de baas met zachte gebaren, alsof haar handen steeds zalf over een rug streken. Zij beveelde al vragend: “ Zouden wij de lamp niet aansteken? “,
    “ Zouden wij niet gaan eten? “, “ Zouden wij allemaal wel gaan wandelen? “ Dan wist elk van hen wat zij te doen had en wie thuis blijven moest.

    ***

    Juffrouw Angeline zorgde voor het eten en het huis. Ze was vinnig, blinkend en genoeglijk, daarbij wijs en toegewijd in haar bedrijf. Ze kon leverpastei maken dat men, met er aan te denken, nam-nam in de mond deed en haar confituren glansden doorzichtbaar lijk edelsteen.
    Ze maakte voor de arme zieken een roze balsem in mosselschelp, goed tegen allerlei zweeragiën

    ***

    Juffouw Mathilde, nooit ervaren in de stiel, maakte de bekskens rond de oorkussens en als ze er geen te maken had; zat ze vliegen te vangen of in de stoof te keuteren. Ze kon meer dan een uur zingend op ’t gemak zitten. Ze was zwijgzaam en zuchtte voor ze iets zei. Ze kleedde zich slecht en droeg de kleren van de anderen. Maar ze speelde geweldig goed, al zwijgend, met de kaarten.

    ***

    Juffrouw Clemence geleek danig op juffrouw Mathilde, van buiten, ’t waren ook tweelingen. Maar van binnen was Clemence vulkaniek en mekaniek, ’t was een horloge die afliep, altijd rap, in spraak en gebaar. Z’ had het eerst gedaan met haar werk, begon aan ander werk, aan vier werken tegelijk en ze sprak mee voor juffrouw Mathilde, die eerst moest zuchten en daartegen had Clemence het al gezegd.

    Z’ had zich precies altijd in de donkere aangekleed en gisteren haar haar gedaan.
    Als er wat moeilijks was bij de huisbaas, de ontvanger, iemand die niet goed betaalde, zij ramde er binnen en zwaaide met haar lange armen en lange handen als een windmolen, en maalde het goed. Maar in huis als ze rood opstoof werd ze rap anti-cyclonisch voor de bleekwangige Emerance met haar eeuwig gezalf.

    ***

    Juffrouw Clotilde lang, met een grote bovenlip, wou de verstandigste zijn. Zij las de hoofdartikels uit Het Zwaantje, zondagsblad. Zij sprak over politiek, zij las dikke boeken, liefst van Vader Dumas en oude reisverhalen. Zij sprak graag met mannen over wijn, jacht, inkt. Zij deed de boodschappen naar Brussel voor ’t linnen. Zij kocht van de reizigers en sprak gaarne Frans, hield ook den boek en schreef de brieven.

    ***

    Juffrouw Anna was de schoonste, vol-vlezig, met puttekens in de wangen, in de ellebogen, in de pollen, een centimeter te dik over de uitzetting van haar rozig lichaam.

    Zij was de zon, het kinderlijkst, deed geen steek aan de zaak, deed geen steek aan het huis. Zij werd bedorven, voor haar was de piano gekomen. Zij schilderde en smoorde sigaretten. Ze was het frist en had veel werk aan haar toilet en een fijne smaak. Z’ had prachtig haar en verlokkelijke, glanzende ogen. Toen ze al dertig jaar was; lei juffrouw Angeline nog altijd een stoopken aan haar voeten. Ze noemden haar ‘ ons fondaantje ‘.

    ***

    De laatste was de grootste. Zij was een tweeling in zich en telde mee voor d’ achtste: juffrouw Leontine. Ze stond met de handen op de heupen en was uitdagend, koppig, ruzie zoekend.

    Ze lei zich gaarne op een divan, de gezonde benen bloot, de kousen afgerold. Ze genoot van haar dikke benen. Ze kon geweldig goed eten en zingen en veranderde van stemming, zes keren op één dag. Ze spiegelde zich aanhoudend, wou in dagen niet spreken en treiterde de anderen met liedjes te zingen op hun gebreken, want ze kon goed rijmen. In een goed humeur kon ze een gans vertelsel in rijm laten rollen. Ze kon dagen op haar kamer blijven koppen, tot z’ ineens zingend beneden kwam, verkleed in jongen. Ze werkte het fijnst, lijk gevrozen ruiten. Zij had het meest smaak van de donkere Bourgogne, dronk hem zodoende ook het liefst en het meest.

    ***

    Clotilde kon de wijn het best prijzen met boeken- of commis-voyageurswoorden. Juffrouw Emerance liet hem drinken aan d’ anderen als kwam hij van haar. Clemence dronk hem rap uit zonder waardering en klaste. Mathilde zag hem drinken en vergat hem zelf te drinken. Het ‘ fondaantje ‘ deed men drinken. Angeline haalde hem uit de kelder, ontstopte hem, rook aan de stop, deed haar ogen toe en deed er voor haar een scheutje water bij.

    ***

    Zo ging het met de zeven zusters, ieder van binnen anders dan de anderen, maar van buiten goed aan elkaar gebonden door de zalf van juffrouw Emerance.

    -----------------------------------------

    Maar op een zomerse dag komt juffrouw Mathilde te laat aan ’t eten. “ Nu staat het vast, ik word begijn “ zei ze.

    Men verwonderde er zich niets over, juist of ze was begijn geboren geweest.

    **************

    10-02-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!