Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    22-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lie (r) ver groot - Reuzen erfgoed onder de loep

               7s2y.jpg

    LIE(r)VER GROOT Reuzenerfgoed onder de loep

     

    OUDE LIERSE REUZENTREIN.

    De benaming oude Lierse reuzentrein doelt op de groep reuzen, wagens en dieren die traditioneel en al eeuwenlang de stoeten in Lier opluistert. Zij vormt naast andere groepen en themawagens een vast onderdeel in grote optochten. Zij zijn ‘de klop, de fusee! de groote vreugde van den stoet! de droom der kinderen, de verbazing der grooten’ aldus Felix Timmermans (Lierke Plezierke 1928: 28)

    De volgorde waarin ze verschijnen is meestal: paardjes met ruiters, het ros beiaard met de vier heemskinderen en de reuzenfamilie samengesteld uit Goliath, Reuzin, Kamenierster, Kinnebaba, Grotemoe en Groteva, Jannekebroer, Miekezuster en twee Moorse knechtjes.

    De leeuw die de maagd van Lier op zijn rug draagt en het schip van ’s lands welvaren behoren ook tot de reuzentrein, maar situeren zich soms in een ander onderdeel van de stoet. De overige dieren zijn: kameel, olifant en walvis.

    De oude Lierse reuzentrein is verbonden met de traditie van de ommegangen. Vanaf hun ontstaan in de veertiende eeuw laten de reuzen zich jaarlijks zien. In 1815 wijzigt de frequentie van de ommegang naar een 25-jaarlijks interval.


    ‘Achteruit, bezie ze maar goed, want alle vijf en twintig jaren komen ze maar eens uit hun paleis en morgen zijn ze’r weer binnen! Groot volk laat zich lang wachten en zich niet te veel zien.’

    (Felix Timmermans, Lierke Plezierke, 1928)


    KORTE REUZENGESCHIEDENIS.

    De eerste Europese reuzen zijn vooral Bijbelse figuren en dateren uit de veertiende eeuw. Ze spelen een didactische rol in processies: net als miniaturen in boeken, net als beelden, fresco’s en glasramen in kerken hebben reuzen een moraliserende boodschap en helpen ze de godsdienst aanleren.

     

    In Lier ontstaat de eerste processie waarschijnlijk rond 1354, het jaar waarin de relieken van Sint-Gummarus voor het eerst worden erkend. Eind veertiende eeuw zijn er drie processies: één op de donderdag van Sacramentsdag (de tweede donderdag na Pinksteren), één op de eerste zondag na Sacramentsdag en één op O.L.V.Boodschap. Er lopen muzikanten, kaars-, beeld-, relikwie-, vaandeldragers, maagden en narren, gilden en hoogwaardigheidsbekleders in mee; hoe grootser, hoe aantrekkelijker de stoet.

     

    De vijftiende eeuw betekent een bloeiperiode voor de reuzen in de Lage Landen.

    De oudste reuzen worden vermeld in Oudenaarde (1433), Aalst (1447), Namen (1449), Leuven (1463), Dendermonde (1468) en Lier (1469).

    In Lier blijkt de zondagsprocessie na Sacramentsdag de belangrijkste. Het aantal personen en wagens met Bijbelse scènes neemt toe en de processie evolueert naar een praalstoet. De (nieuwe) reuzenelementen krijgen wereldlijk karakter en maken stoeten aantrekkelijk. Het ros beiaard, de draak, de olifant (begeleid door een Moor), Goliath en zijn knecht en Goliaths vrouw doen hun intrede. Het hoogtepunt van dit volks spektakel in een christelijk kleedje ligt rond 1480. Er rijden ondertussen wagens mee die taferelen als Jozef en Maria in Bethlehem, Mozes, Gideon, de hel, Sint-Gummarus, de maagdenberg, en de molen van Parijs uitbeelden. Waarschijnlijk voor 1477 verhuist de ommegang naar 11 oktober, de sterfdag van Sint-Gummarus. Van 1498 tot 1571 geeft de stad de organisatie ervan in handen van de rederijkerskamers.

     

    In de zestiende eeuw krijgen de Europese reuzen te kampen met verbodsbepalingen van kerk en staat en worden ze uit heel wat religieuze optochten geweerd. Past het frivole niet bij de protestantse soberheid volgens het gedachtegoed van de Reformatie, ook in onze streken heeft de tegenbeweging van de katholieke kerk – de Contrareformatie – het niet begrepen op de grote poppen die ze omschrijven als heidense monsters. Vanaf 1571 gaat de ommegang in Lier een tijdje niet meer uit ‘om den geusen tijd’. Eind zestiende eeuw neemt de stad de organisatie terug op zich.

     

    Tijdens de zeventiende eeuw blijft de ommegang een jaarlijkse traditie om de grootsheid en welvarendheid van de stad uit te dragen. In 1722 bedraagt de uitgave 1/12de het gehele stadsbudget. Er verschijnt dat jaar een boekje met een schotschrift; een gravure toont het eerste groepsbeeld van de Lierse reuzenfamilie. 

     

    De opkomst van het rationalisme, de Franse Revolutie en de napoleontische oorlogen in de achttiende eeuw doen de reuzencultuur geen goed. Tijdens het Franse bewind worden heel wat reuzen vernietigd, publiekelijk verbrand of beschimpt. Over de gebeurtenissen en gebruiken in Lier tijdens deze periode weten we niet veel. Onderzoek zal antwoord geven op de vraag of de reuzen nog jaarlijks uitgaan en hoe de traditie wordt ingevuld.

     

    Vermoedelijk in 1815, naar aanleiding van de duizendste verjaring van het overlijden van Sint-Gummarus, beslist men om elke vijfentwintig jaar jubelfeesten te organiseren. Vanaf dan en heel de negentiende eeuw door laten de reuzen zich enkel op bijzondere gelegenheden zien.

     

    De grote heropleving van de reuzencultuur ontstaat uit een creatieve golf midden twintigste eeuw. De reuzen die dan gemaakt worden, staan doorgaans symbool voor een groep, wijk of gemeente. Vooral in de jaren '90 nemen Lierse wijken en verenigingen het initiatief voor een eigen reus. De levendige interesse is een gevolg van de nood die mensen en gemeenschappen voelen om hun eigenheid en identiteit te zoeken en uit te dragen.

     

    Vandaag concentreert de reuzencultuur zich voornamelijk in België, Frankrijk, Spanje en Portugal.

    Ons land telt zo’n 1700 reuzen, in Lier zijn er 23.

     

     

    REUZEN-ERFGOED ONDER DE LOEP.

    Een reus fascineert sinds mensenheugenis door zijn grote gestalte en een levensloop die erg op die van mensen lijkt.

    Reuzen en reuzengrote dieren maken deel uit van de literatuur, de kunst en de mythologie van elke beschaving. Zij belichamen universele thema’s zoals angst, macht, religie en cultuur; ze stellen ondermeer helden, goden, helpers of monsters voor.

     

    Lier telt eenentwintig reuzen en het aantal blijft groeien. De helft ervan zijn oude reuzen. Hun ouderdomsdatum verwijst naar de eerste publieke verschijning - te beginnen in de vijftiende eeuw - en is niet meer van toepassing op het materiaal waaruit ze vandaag bestaan. De immateriële waarde (gebruiken en tradities) van de oude Lierse reuzen is eens zo belangrijk en uniek: de samenstelling van de groep is vandaag vrijwel dezelfde als enkele eeuwen geleden. Nergens bleef de reuzentrein zo volledig als in Lier.

     

    Lange tijd kwamen de oude reuzen jaarlijks onder de mensen, maar nu zijn hun optredens exclusiever en laten ze zich alleen op bijzondere gelegenheden zien. Ook de nieuwe reuzen maken vandaag mee het erfgoedverhaal: zij vertellen over wijken en verenigingen, hun identiteit en tradities. Momenteel maakt iedereen zich op voor de ommegang van de Sint-Gummarusfeesten 2015.

    Maak kennis met het reuzenvolk: niet alleen met hun levensloop maar ook met de gebruiken en de mensen om en rond de reuzen.

     

     

    REUZEN IN DE MAAK.

    Een reus bouwen is vaak het werk van vele mensen. Een kunstenaar maakt het hoofd en de handen, vroeger vooral met hout, vandaag met piepschuim, polyester en kippengaas. Het lichaam wordt meestal door iemand anders gemaakt. Riet is ideaal, want licht en gemakkelijk om met de reus te wandelen en te dansen. Recente reuzenlichamen bestaan vaak uit houten latjes, aluminium buizen, mousse, en komen meer dan eens op een platform met wieltjes terecht.

    Kleding maken is een vak apart. Het is maatwerk dat door handige naaisters gebeurt.

     

     

    REUZEN IN HERSTEL.

    De reuzen ondergaan hun hele leven verzorging en herstel. Zij laten zich standaard voor elk optreden controleren en retoucheren: kledij wordt gewassen, gesteven en hersteld, kapsels in orde gebracht en bepaalde onderdelen vernieuwd. Vaak weerspiegelen stijl en materiaalgebruik een bepaalde tijdsgeest.

    Sinds de negentiende eeuw treden de reuzen minder frequent op. Het langdurig opgeborgen staan, aan het oog onttrokken en dus van zorg verstoken, leidt tot verval.

    In 1928 onderneemt Bernard Janssens een grote hersteloperatie, het levert hem de naam 'reuzendoktoor' op.

    Naar aanloop van de ommegang in 2015 geeft de stad in 2010 opdracht om enkele praalwagens te restaureren: de leeuw, het schip en de walvis.  Aanvullend volgen in 2014 de kameel, de olifant en het ros beiaard.

     

     

    DE REUS DANST.

    Geen processies en plechtigheden zonder muziek. De stadsrekeningen geven een beeld van de verschillende instrumenten en zangers die meelopen in een stoet: fluitspeler, trommelaar, doedelzakspeler, vioolspeler, koren (op wagens), gitaar- en luitspelers, blazers, harp en vedeltokkelaars, tuimelaars, dansers, narren, steltenlopers.

     

    De reuzen bewegen zich dansend voort. Ze huppelen en draaien rond hun as of rond elkaar op een ritme dat door trommels of een fanfare aangegeven wordt.

    Sneyers schrijft in 1682: ‘Goliath, de huisvrouw en de camenier, de zes kleine reuskens die samen geestig op trommel en fluit weten te dansen: gehele balletten en dansen in forma’. In 1722 krijgt Michiel Henricks '14 gulden voor de dansen geleert te hebben aende reuskens'.

     

    Sinds de tweede helft van de twintigste eeuw begeleidt Koninklijke Harmonie Leo XIII de reuzenfamilie op een potpourri van melodieën, waaronder die van het reuzenlied en het bekende 'Al die zegt : de reus die kom. De reus die kom, …'. Het Lierse reuzenlied ontleent de melodie aan 'het lied van karnaval'. De tekst beperkt zich tot het refrein: 'zie de rokjes zwaaien, draaien, draaien, draaien. Het is weer groot feest. We zingen om ter meest! Zie de rokjes zwaaien, draaien, draaien, draaien. Het is weer groot feest. We zingen om ter meest.'

     

     

    ******

    22-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schreiben is wie beichten... - Karlheinz Pieroth

    Schreiben is wie beichten...
    Malen wie Kommunizieren!

    Door Karlheinz Pieroth uit Kirchenzeitung " Der Dom "

         Man schrieb den 5. Juli 1886, als Felix Timmermans "auf die Welt geblasen wurde". Ein Tag wie jeder andere im belgischen Lier. Und doch ein Datum, das zumindest den Standesbeamten des sommerseligen Städtchens ins Schwitzen brachte, denn für den 13. Timmermans-Sproß fand sich kein Plätzchen mehr im Familienstammbuch. "Ich war eine Zugabe; und deshalb schrieb man mich einfach auf den Umschlag mit den Namen Leopoldus Maxianus Felix." Von diesem barocken Dreiklang blieb für den Hausgebrauch nur der griffige Felix, der Glückliche. Wahrhaftig, ein Glücklicher und ein Glück zugleich. Denn die "Zugabe" wird zur Gabe, zum Geschenk für das kleine Lier und die große Welt. Heute, hundert Jahre danach, ist dieses ganze Lier auf den Beinen, seinen berühmten Sohn "sappig" zu "felicitieren", d. h. flämisch, zünftig zu feiern.

         Sein "schön Lier", keine 20 Kilometer vor den Hafentoren Antwerpens gelegen, "wo die drei Nethen ihren Lauf zu einem silbernen Knoten zusammenwinden", wie Timmermans seine Heimat beschreibt. Schmelzpunkt zweier Landschaften: Im Nordosten das stille "Kempenland", arm, einsam, demütig und zutiefst gläubig. "Es ist das Land der Abteien." Im Süden das reiche, lebensvolle Brabant, das Land des Malerfürsten Rubens. "Auch hier lobt man Gott, aber mit einem Stück Speck auf der Zunge." Beide Lebensströme finden ihren Platz im "geteilten Herzen" des kleinen Lier: "Die Schenke neben der Kapelle! Das Heimweh nach dem Himmel und ein Trunk auf das Leben!"

    Hier blüht die Kunst des Erzählens
         Hier, hinter kalkweißen Treppengiebeln und handtuchschmalen Fensteraugen ist Raum und Zeit für tragikomische Geschichten und Gestalten, blüht die Kunst des Erzählens in warmen Stuben und bierseligen Kneipen. Der junge Felix hat Muße, in diese skurrile Welt hineinzuhorchen. Da ist der Vater, der als Spitzenhändler in blauem Bauernkittel und hoher Seidenmütze mit einem fünfspännigen Hundewägelchen über Land fährt und neben einer Hutschachtel voll Maikäfer einen bunten Strauß von Histörchen, Anekdoten und Episoden heimbringt. Ein Fabulierer, der draußen "eine Viertelstunde vor Lier" den Heiligen Drei Königen begegnet und vom schwarzen König den Auftrag erhält: "Grüß zu Hause den kleinen Felix!"

    Da ist Nachbar Kaluiken, ein armer Schuster und reicher Münchhausen zugleich. "Es war ein Fest, ihn erzählen zu hören." Wie er als Soldat mit einem Trommelwirbel den König zu Tränen rührt und Majestät mit zittriger Stimme gesteht: "Das ist so schön, als wenn Beethoven Orgel spielt." Da sind die Klöpplerinnen, die für Felix' Vater die feinsten "Kanten werken". "Früh schon lauschte ich den armen Arbeiterinnen, die die schlohweißen Spitzen ablieferten, ihrer saftigen Sprache, ihren farbigen Gesprächen und derben Geschichten."

         Das ist ganz Lier, das für Timmermans zum "besten Mitarbeiter" wird. Zeitlebens singt er das Lied dieser, seiner Stadt, ohne Land und Leute an der Nethe in das enge Ansichtskartenformat einer „Heimatdichtung" zu zwängen. Er porträtiert seine kraft- und lebensvolle Welt im Kleinen. Was unter seiner Feder lebendig wird, steht stabil auf einem von Wind und Wetter blank gefegten Kopfsteinpflaster. Seine Menschen haben sich ihm von Kind an eingeprägt. Sie sind Fleisch und Blut, Glaube und Zweifel, Freude und Leid, Tragik und Komik. Der Ernst des Lebens beginnt für Felix in der Schule. Anscheinend zuviel Ernst für den Glücklichen, denn er ist "meist einer der Letzten". Später faßt Timmermans diese Lebensphase in eine knappe

         Bestandsaufnahme: "Meine Kinderzeit ging vorüber mit Zeichnen, Lesen, Erzählen, und ich träumte davon, ein Kunstmaler zu werden"So macht er sich nach der Schulzeit auch zunächst als Entwerfer kunstvoller Spitzen im väterlichen Geschäft nützlich. Als er dann zum Sprung in die Kunstakademie des nahen Antwerpen ansetzen soll, scheitert dieses Vorhaben, weil er morgens zu früh aus den Federn gemußt hätte. Dafür erwacht aber eine zweite Neigung in ihm: er beginnt zu schreiben. Scheinbar schwerelos. "Ich habe einfach geschrieben, wie ein Junge flötet, der sich selber gern hört."

    Zwei künstlerische Seelen: Malen und Schreiben
         Fortan streiten und vertragen sich die beiden künstlerischen Seelen in Felix' Brust. In seiner angeborenen Bescheidenheit, die ihn auch in den Jahren größter internationaler Erfolge nie verläßt, enthüllt er das Geheimnis seiner Poesie: "Ich habe einfach geschrieben. Wovon das Herz voll ist, läuft das Papier über. ... Ich würde es niemals fertig bringen, selbst über das höchste oder tiefste Gefühl einen Satz zu schreiben, den unsere Waschfrau nicht verstände. ... In meinem Falle richtet das Herz sich nach dem Volke."

    Und dieses Volk, nicht nur das flämische, empfängt jeden neuen Timmermans als ein Kapitel "flandrisches Evangelium", als einfältig fromme Botschaft, die unsere angekränkelte Welt verständlich und erträglich macht. Sein blutvoller "Pallieter" allein wäre ein Dichterleben wert. Timmermans schreibt ihn nach einer lebensgefährlichen Operation. "Pallieter", wie er seinen legendären Tagemelker tauft, verblüfft die Welt. Er wird bei seinem Erscheinen 1918 zum Idol und Symbol einer geschlagenen Generation von Überlebenden, die mit ihm und in ihm Leben, Glück, Freude, Güte, Hoffnung, Licht und Liebe wiederentdeckt und voller Bewunderung vor Gott und seiner Schöpfung steht.

    Seine Werke wurden in 25 Sprachen übersetzt
         Timmermans hört in das Herz des Volkes hinein und setzt das Erlauschte in sein großes Gesamtwerk von Erzählungen, Novellen, Romane, Theaterstücken und Gedichten um. Seine Bühne ist das von ihm zum Mittelpunkt seiner Welt erkorene Flandern. Und es gelingt ihm, den Blick der großen Welt auf sein kleines Land zu richten. Seine Werke werden in 25 Sprachen übersetzt. Sie erreichen Auflagen von vielen Hunderttausenden. In Deutschland wird er zwischen den Kriegen der am meisten gelesene ausländische Dichter. Manches davon ist auch heute noch bei uns gegenwärtig: "Das Jesuskind in Flandern", "Das Triptychon von den Heiligen Drei Königen", "Franziskus", "Bauernpsalm", "Der Pfarrer vom blühenden Weinberg", "Minneke Pus", "Die sehr schönen Stunden der Jungfer Symforosa, dem Beginchen", "Adrian Brouwer" und "Pieter Bruegel".

    Als liebenswürdiger Botschafter Flanderns fährt Timmermans durch halb Europa, liest in überfüllten Sälen vor Tausenden begeisterten Menschen und wirbt für eine christliche Welt.

         Doch jeder Ruhm hat seinen Preis. So auch bei Felix Timmermans. Der Dichter beklagt den Maler: "Die Farbe zum Malen wird hart in der Tube, und ich male doch auch so gern. Ich schreibe, weil ich muß, aber malen, das tu ich zu meinem Vergnügen." Und schließlich: „Schreiben ist wie beichten, malen wie kommunizieren."
    Trotz aller Zeitnot hat Timmermans ein großes malerisches Werk hinterlassen, in dem sein Lier und sein Flandern sichtbar werden in Menschen, Landschaften, Kalendern sowie unverwechselbaren Initialen und Illustrationen zu seinen eigenen Büchern und Werken anderer Autoren. Wenn er unter eines seiner schönsten Gemälde, das er "Der Hergott und die Kuh" betitelt, "Sonntag" schreibt, so steht dieses eine Wort für sein gesamtes bildnerisches Werk: Es ist Sonntagsmalerei in Vollendung, weil die Welt Sonntag und Sonnentage hat, wenn der Maler "die duftige Ölfarbe wie milden Wein" kosten darf.

    Und so sind viele seiner Bilder wie fromme Legenden eines heiter verklärten Himmels mit wirklichen und seltsamen Heiligen. Über allem gilt für ihn "malen, das tu ich zu meinem Vergnügen". Ein Vergnügen, das sich besonders bei der letzten Jahrhundertausstellung seiner Werke in Lier (Timmermans-Opsomer-Museum bis zum 31. September 1986, täglich geöffnet von 10 bis 12 Uhr und von 13.30 bis 17.30 Uhr, außer montags und freitags) auf jeden Besucher überträgt.

    In dunklen Stunden religiöse Gedichte
         Felix Timmermans Abschied von der Welt ist lang. Ein schweres Herzleiden überschattet die letzten Jahre seines Lebens. Sehr schwer trifft ihn die verleumderische Anklage, er sei im Krieg Kollaborateur der Deutschen gewesen. Er wartet auf Rehabilitierung. Seine Kräfte schwinden. In diesen dunklen Stunden entstehen seine religiösen Gedichte, sein "Adagio" als Brücke, Bogen und Vollendung seines Lebenskreises:

    Der Kern von allen Dingen
    Stets in der Stille glüht;
    Allein die Dinge singen,
    Recht bald schweigt unser Lied.

    Und dunkel singt mein Blut,
    Vom Heimweh schwer
    Ich treib auf Regenbogen
    Zu Gottes stiller Flut.

    Am 24. Januar 1947 stirbt der katholische Maler-Dichter Felix Timmermans. Er hinterläßt uns den Schlüssel zum Geheimnis seines Glücks und seiner Kunst, einfach und klar wie er gelebt hat: "In allem schimmert das Göttliche. Bewundern ist danken. Ich bin froh, daß Gott mich auf die Welt geblasen hat. Und mehr habe ich nicht gewollt, als diese Freude niederschreiben."

    ******

    17-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zij die wij bewonderen... - Risoto

    Zij, die wij bewonderen...
    Felix Timmermans.
    De levende Pallieter. Een zoon van Vlaanderen.

    Door Risoti uit het Nieuwsblad van het Noorden - 28/1/1926.
         Antwerpen — uitstappen. Treinverbinding met Lier is slecht, heel slecht, zoodat wij uren zouden moeten wachten op den trein, die ons naar het oude stadje zou brengen, waar wij Timmermans zouden ontmoeten. En wij zijn er zoo erg mee ingenomen, dat hij direct schreef ons te willen ontvangen "Zaterdag na den noen".

         Want wij hebben al van anderen gehoord, dat de auteur van Pallieter zich heel moeilijk geeft, niet bar toeschietelijk is voor vreemden, Wij zullen dus naar Lier gaan, eerst een uur met de tram naar Oude God. Wat klinkt dat in onze ooren naar, zoo iets als een ruwe vloek, een dorpje zoo heilig te noemen. Onze Zuid-Nederlandsche vrienden vinden dit heel gewoon, Antwerpen kent de Jezusstraat, een beruchte nachtkroeg heet Marie José, naar het Belgisch prinsesje. 's Lands wijs 's lands eer.

         In Oude God overstappen, een schommelende autobus van voor den zondvloed brengt ons naar Lier. En het is zoo koud, zoo bitter koud, de sneeuw ligt zoo hoog, de hatelijke, aanmatigende sneeuw, die elk landschap dood maakt, de wreede dood, zonder hoop op herleving. Hoe kan ooit iemand een sneeuwlandschap mooi vinden — hard en genadeloos.
         Even verder loopen over het mooie marktplein en wij staan in De Heyderstraat voor het huis van Pallieter's vader. De deur gaat open en Pallieter denken wij, is het, die ons binnen laat. Een donkerbruin gezicht, van dat zwarte, pikzwarte, glanzende haar, donkere oogen, vrij gezet, niet te groot. Timmermans is het, Timmermans zoo van tafel. Pallieter in levenden lijve. Hij is net thuis, den vorigen avond in Alkmaar een voordracht gehouden.

         Of wij een half uur rond willen loopen, hij is nog niet klaar. Even een verwonderd kijken van ons, dan herinneren wij ons in Vlaanderen te zijn, en de Vlamingen zijn rond, in onze oogen wat ruw, maar zeggen het precies zooals het is. En zeker op ons verbaasd kijken, voegt Timmermans erbij "de kerk is hier dichtbij en die is heel mooi". Nu moeten wij toch lachen en wij gaan. Pallieter, wist gij niet, hoe koud het was? Gulle, ronde gastvrije Pallieter — maar het is waar, hoe levend gij ons ook lijkt, gij zijt een boek, en uw maker is een man, die een druk leven heeft.
         Als wij weer terug komen, is alles in orde. Timmermans gaat vertellen, moeizaam, bang te herhalen, wat al zoo vaak over hem geschreven is en wat hij zelf in zijn voordrachten, hoe zijn werk ontstaat, zegt. Moeilijk is het contact met dezen begaafden Vlaming te krijgen, hij geeft zich niet gemakkelijk. Wat een verschil met Toorop, bij wie de uren omvliegen.
    Ernstig blijft het gezicht, terwijl hij vertelt. Alleen de oogen verraden den schalkschen geest, die overvloedige, uitbundige levenskracht, die ons uit zijn werken tegenstraalt.

         Want dit is wel het sterkst uitkomend in al Timmermans' werken : de gezonde humor, de levenslust, het genot van het leven om het leven zelf. En daarnaast kan hij zoo teer zijn, van een simpel gegeven iets van groote, tragische schoonheid maken, wat de lezer aangrijpt en niet meer loslaat.
    In het Kerstnummer van De Nieuwe Amsterdammer had hij een verhaaltje gegeven :

    Het konijn. Het gegeven? Heel erg alledaagsch. Een konijnenfokker, die een konijn verkoopt, het beest wordt geslacht en de slager die het brengt, zegt, dat het beest beslist jongen moet hebben. Zij gaan kijken en vinden een paar kleintjes. Is dit alles? En het is zoo ontroerend mooi geworden, dat korte verhaaltje. De man gaat voor u leven, zooals hij daar zijn konijnen fokt en van hen houdt. En het konijn zelf, dat zoo hevig te keer gaat, zoo bang spartelt, omdat menschenhanden hem van de jongen halen. En dan het slot, als de verteller het doode konijn teruggebracht heeft en de oude konijnenman zegt : "neen, ik zal u ook niet opeten, neen, zeker niet, arm beestje."

         Groot is een talent, wat zoo met zulke middelen, zoo eenvoudig, diep te ontroeren weet.
    En dan die krabbetjes erbij. Timmermans illustreert veel zijn verhalen, hij is behalve schrijver ook een zeer talentvol schilder, deze begenadigde Vlaming. En schilderen doet hij haast nog liever dan schrijven, schoon hij, na zijn Drie Koningen, niets nog geschilderd heeft; hij heeft het zoo druk, ook door zijn tal1ooze voordrachten.
         Timmermans is geen vreemde in Holland en — eigenlijk bij ons veel meer bekend en bewonderd dan in zijn eigen land. Want triest klinkt zijn stem, als hij ons vertelt van den nood van Vlaanderen, van den achterstand in ontwikkeling van het volk.
    Vlaanderen vrij, Vlaanderen een eigen cultuur, eigen ontwikkeling, dat is wat de Vlaamsch nationalisten vragen, tot welke groep Timmermans ook behoort. "Wij kunnen niet samen met de Frankkiljons" zegt hij, "zij kunnen heel goed zijn, maar water en vuur verdragen elkander niet, wij hooren niet bij elkaar."

         Maar als wij vragen : hoe stelt u zich voor dat Vlaamsch nationalisme te verwezenlijken, aansluiting bij Nederland, een zelfstandig Vlaanderen?, dan klinkt het : "Dat weet ik niet, daar bemoei ik mij niet mee, hoe dat verwezenlijkt moet worden daar zijn de politiekers voor die moeten dat in orde maken, ik strijd voor de ontwikkeling van Vlaanderen."
    Weer het typisch verschil tusschen Noord- en Zuid-Nederland. Wij, zwaar op de hand ras. moesten al lang, statuten, reglementen, voorzitter, sprekers hebben.
    Hier : daar zorgen de politiekers voor.

    Timmermans is verleden jaar in Italië geweest, waarvan hij ons vertelt in zijn: "Waar de appelsienen bloeien"; hij deed dit, omdat hij een boek wil schrijven over het leven van den Heiligen Franciscus. "Maar, voegt hij er bij, daar ben ik nog niet aan toe; het ligt nog klaar te stoomen in de cel"; dit met een tikken tegen het hooge voorhoofd. Eerst wil ik over Pieter Breughel schrijven; ik houd zoo van zijn werk, en wil dan zijn leven beschrijven, zooals ik mij voorstel, dat het geweest kan zijn. Het is dus geen historisch verhaal, het berust op fantasie, maar wat rekening met de mogelijkheid houdt.

         In Italië heeft Timmermans zoo genoten van Fra Angelico, hij, die zoo van kleuren houdt, geraakt in extase, als hij van die mooie transparante kleuren op het palet van Fra Angelico vertelt.
    "Angelico is zoo puur, alle deugden van de menschen schijnen in hem gecristalliseerd te zijn, zoo rein is alles bij hem. Het is, zooals Gezelle zegt : ik wensch niets dan blomme te zijn.
    Wij zijn dilettanten, ik voelde zoo mijn kleinheid tegenover dezen Grootmeester der Kunst, maar tevens ook de begeerte, om te werken, te geven het beste, wat in mij leeft."
         Dan vertelt Timmermans ons hoe hij al schreef, toen hij 14, 15 jaar was en nog jonger schilderde, hoe er wel een kern van waarheid in zijn werk is, maar gezien door de fantasie van den kunstenaar.
    In Pallieter lezen wij van de Nethe, de bosschen bij de Nethe. Maar daar zijn heelemaal geen bosschen in dat vlakke land, maar Timmermans zag ze, had ze noodig in de verven van het landschap.
         Zoo zal het ook met het Italië van Franciscus worden. Als de schrijver zijn oogen sluit en zich het Italiaansche landschap voorstelt, waarin hij zijn held laat leven, ziet hij een paar windmolens, en die zal hij ook schilderen in zijn boek, ook al heeft heel Italië geen windmolen.

         De oude schilders, die de Bijbelsche verhalen schilderden, hadden ook nooit Palestina gezien; het zou curieus geweest zijn, als zij er geweest waren en hun fantasie dan hadden laten werken, wat er dan te voorschijn gekomen was. Ik teeken menschen, maar niemand zal in het werk een ander herkennen, omdat ik niet één enkel type beschrijf. Anne Marie bijv. is uit een tiental typen opgebouwd. Ik neem de eigenaardigheden van verschillende menschen en maak er dan een enkel figuur van, die al die eigenschappen kan hebben. En wat in mijn werk legende lijkt, is juist waarheid.
         Tusschen door wordt er gebeld en met een excuseer mij, gaat Timmermans open doen en daar hooren wij hem naar achteren roepen : "Is er nog brood noodig?" heel eenvoudig, zonder eenige mooidoenerij. Want behalve een groot schrijver, is deze levende Pallieter een goed huisvader, trotsch op zijn twee kleine meiskes en vol verlangen dat de nieuwe baby nu eens een jongen zal zijn.
         Met een beetje weemoed erkent hij, dat Noord-Nederland hem beter kent, de Vlaming, in zooveel tekort gedaan, die zijn eigen landstaal in zijn scholen niet kon leeren, heeft niet de groote liefde voor lezen, die wij bezitten. Wij willen de boeken hebben in eigendom, die wij mooi vinden, de doorsnee Vlaming leest ze uit de leeszaal, zal ze niet zoo licht koopen, moet nog liefde voor boeken krijgen. Maar Jong Vlaanderen is sterk, het heeft zulke eminente voorgangers, zulke begaafde werkers.

         Felix Timmermans, de man van het sterke geloof, de machtige pen is er, en een land wat zulke mannen voort kan brengen, heeft een rijke toekomst. En wij van Noord-Nederland wij zijn trotsch op Pallieter, die een frissche geur van leven en lieven in onze lucht bracht, in onze zware, trage lucht.
    Wij staan weer buiten — maar de sneeuw lijkt minder dood, minder koud, wij hebben gestaan naast een man, die schoonheid geeft, omdat hij het leven lief heeft, omdat hij een der uitverkorenen is.

    *********

    15-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een ongekuiste Pallieter in Geitenleer verpakt

    Een ongekuiste Pallieter in Geitenleer verpakt.

    Negenentwintigste uitgave van Felix Timmermans

    Uit Limburgsch Dagblad (NL) - 9/12/1966.

         De negenentwintigste uitgave van Felix Timmermans’ Pallieter in geitenleer verpakt. Geiteleer met goudopdruk. Het papier is Oudhollands en uit de kuip geschept De prijs van het prachtboek — Een staal van vakmanschap en heerlijk om in de hand te houden en naar te kijken — bedraagt in België 550 franken, dat is rond de 40 gulden. Het werd uitgegeven door van Kampen, Amsterdam, en Van In, Lier. Men denkt het overgrote deel van de beperkte oplage (cijfers worden niet gegeven) in Nederland te plaatsen. De luxe-editie werd op de markt gebracht ter herdenking van het feit, dat Pallieter vijftig jaren geleden voor het eerst in druk verscheen. Het boek werd op de Boekenbeurs te Antwerpen ten doop gehouden.

    Al met al veel eer. Zelfs voor een luisterrijk werk als Pallieter.

    Verschil niet groot
         De negenentwintigste is niet alleen 'n luxe-Padlieter, het is ook een ongekuiste. Het verschil tussen de gekuiste en de ongekuiste Pallieter is overigens niet groot. In de gekuiste staat te lezen: "Doch alvorens binnen te gaan, watterde Pallieter nog eerst zijn naam in de sneeuw." In de ongekuiste uitgave bezit hij, bij wijze van zeggen, nog de kracht en de voorraad om een streep onder die naam te trekken. De jubileum-editie werd vooral een ongekuiste omdat elk literair werk als het maar enigszins kan ongekuist te boek dient te worden gesteld. Dat kon wat Pallieter betreft in de twintiger jaren blijkbaar niet. Maar het indertijd "de wellust der zinnen strelend" werk laat de zinnen van 1966 koud. We zijn intussen wel wat anders gewend. Rechtgeaarde Vlamingen vergeten middelerwijl en volkomen terecht niet er op te wijzen, dat toendertijd niet zo zeer in Vlaanderen maar in het steil rechtzinnige Nederland verontwaardigde protesten opstegen tegen die maar op vrouwelijke achterwerken kletsende Pallieter.


         Uit de lectuur van de op schrift gestelde bezwaren tegen Pallieter blijkt intussen, dat de protesten niet op de allereerste plaats gericht waren tegen de oppervlakkige en wat boerse zinnelijkheid, maar tegen het zondige feit van het beschrijven en suggereren van een paradijs op onze aarde, die volgens kerk en geloof (in die volgorde) een tranendal hoorde te zijn, waarin vooral de lager geplaatsten in omfloerste blijheid dienden te lijden om op die wijze wat vagevuurjaren weg te strepen.

    Wellustig werk
         Toen de zaak Pallieter "aan Rome werd voorgesteld", reageerde Rome zo kleinsteeds als men dat in die tijd mocht verwachten. Staatssecretaris, kardinaal Merry del Val schreef een brief aan de episcopaten van België en Nederland, waarin van het lezen van het wellustig werk werd afgeraden. Dat kwam in de praktijk neer op een verbod. In Nederland werd een en ander vanwege het episcopaat gepubliceerd. In het Nederlands. In België daarentegen beperkten de bisschoppen zich fijntjes tot een publicaties van del Val's tekst in de latijnse taal en slechts in de eigen kerkelijke publiciteitsorganen.... Er is in België naar aanleiding van de luxe-uitgave van Pallieter natuurlijk het een en ander over het werk en over de auteur gezegd en geschreven. Men heeft Felix Timmermans een gouden kroon op het hoofd gedrukt en op een met zilver beslagen ebbenhouten troon gezet. Men (Hubert Lampoo) heeft van hem gezegd, dat hij met Pallieter een mythische figuur heeft geschapen. Een figuur als de Uilenspiegel van Charles de Coster. Pallieter beweegt zich in een paradijselijke wereld. Hij is het oerbeeld van de Adamische mens, een natuur-god die in het onderbewuste vam alle mensen leeft. Freud en Jung werden er bij gehaald. De na een pessimistische, spiritistische, theosofische periode van een lichamelijke ziekte herstellende Timmermans kraaide in Pallieter niet slechts de vreugde om het leven uit, maar schonk gestalte aan een alom in het collectieve onderbewustzijn der mensen levende figuur, die de dagen plukt en de goede dingen van het leven kust.


         Men, allen, ook Lampoo, raakte in een soort Timmermans-roes. Pallieter is een heerlijk boek. Geschreven in een sterk dialectische taal, maar in een taal die de lezer met de lippen doet smakken zodra hij er de krul uit gekregen heeft Maar Pallieter is geen boek om er op de wereldmarkt een eerste prijs mee te halen.

         De literair geïnteresseerde Vlamingen zijn niet immuun tegen overdreven cultus. Als ze de naam van Stijn Streuvels uitspreken, zetten ze de pet af en kijken eerbiedig in de richting van Het Lijsternest, waar dezer dagen koning Boudewijn de gevierde, terug getrokken levende auteur weer even de hand ging drukken. De Vlamingen mogen trots zijn op hun auteurs, zoals de Nederlanders daar jaloers op zijn, maar het is zaak met beide benen op de goede Vlaamse grond te blijven staan. De verering en ook de overdreven verering en verafgoding van eigen, overigens verdienstelijke schrijvers en cultuurdragers, heeft uiteraard te maken met wat men de Vlaamse Beweging noemt, die een economische, sociale, maar vooral toch een culturele beweging is. Zo' n beweging is nooit vrij van chauvinisme en overdrijving.

         Streuvels en Timmermans hebben geen overdrijving nodig. Ze hebben een plaats veroverd in de Nederlandse letterkunde. En ze zullen die plaats behouden, onafhankelijk van een al dan niet kunstmatig opgewekte opleving van de belangstelling voor hun werken. Maar ze zullen al is of wordt die belangstelling nog zo groot, niet uitgroeien buiten de grenzen, die ze zich in en door hun werk stelden.

    Rembrandt-prijs
         "Als u daarover schrijft, doe dat dan zo zacht mogelijk," was de eerste reactie van de eerste Timmermans-kenner die ik vroeg of en welke moeilijkheden Timmermans na de oorlog had gehad. "Felix", zei hij, "is mijn vriend geweest. Hij heeft nooit iemand kwaad gedaan. Hij heeft geen politieke daden gesteld en niets geschreven, dat tegen hem gericht kan worden. Hij heeft niet met de Duitse vijand gecollaboreerd Hij heeft wel uit Duitse handen de Rembrandt-prijs aangenomen. En hij heeft de Duitsers die hem in zijn huis te Lier kwamen opzoeken ontvangen, zoals hij iedereen ontving. Die Rembrandt-prijs hebben ze hem in de nek geschoven zonder hem vooraf te raadplegen. Albert Servaes heeft die prijs ook gekregen.       Ze hebben Felix na de oorlog wat gepest. Er werd een onderzoek naar zijn gedragingen ingesteld. Maar hij werd niet geïnterneerd. Omdat hij ziek was, kreeg hij een tijdje huisarrest. Veroordeeld werd hij niet. Dat onderzoek naar zijn gedragingen — het ging om die prijs — leidde tot niets en verzandde. Hij deelde dat lot met een half millioen andere Belgen over wie ook dossiers waren aangelegd. Maar men zat toen toch vooral achter de culturelen aan.

    Al wie een pijp rookte, was verdacht. En Felix was een pijproker."

    Bange man
         Anderen schilderen Timmermans als een brave en erg bange man. Hij was een Vlaamse nationalist. Geen verzetsstrijder! De vrienden van Timmermans vinden het jammer, dat de Duitsers destijds met die Rembrandtprijs kwamen aandragen. Dat Timmermans die prijs accepteerde vindt men normaal. Alleen kort na de oorlogsellende, toen grote klopjacht werd gehouden, stond ook de hartzieke Timmermans op de zwarte lijst. Hij werd ingedeeld bij de lichte of zeer lichte gevallen, die spoedig werden vergeten.


         Over het oorlogsverleden Timmermans wordt nu nog maar nauwelijks gesproken. Over de schrijver Timmermans raakt men waarschijnlijk nooit uitgepraat. Zijn, nu ongekuiste en in prachtgewaad gestoken, Pallieter is een heerlijk werk. En het is niet goed het zijn frisheid en eerlijkheid, zijn gebondenheid aan Vlaanderen te ontnemen door het in de bonton van de essayistenstijl op te trekken naar nevelige hoogten waarin het niet huis hoort, het verdient aanbeveling 't boek weer eens ter hand te nemen en te herlezen wat geschreven staat tussen de eerste en de laatste zin van het schone boek. Tussen "In die eerste Lieve Vrouwkensdagen, was de lente ziek" en "Alzo vertrok Pallieter, de dagenmelker, uit het Netheland, en ging de wijde, schone wereld in, lijk de vogels en de wind".

    *******

    10-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij de Breugelplaten - Felix Timmermans

    Bij de Breughelplaten.

    Door Felix Timmermans.
         Busken Huet noemde Rubens den meest Vlaamschen schilder, 't is te zeggen, de man die het best de hoedanigheden en kenmerken der Vlamingen in zijn werken weergaf. Die kenmerken zijn bijzonder : kleurenlust, vroomheid, met daarnevens zinnelijkheid en luister. Een jaar of twee geleden zei Cornelis Veth dat het Rubens niet, maar wel Quinten Metsijs was die het best de gevoelsdeiningen der Vlamingen wist uit te beelden. Maar 'k geloof dat het Peter Breughel is. En wel hierom, omdat Breughel nevens die bovengemelde kenmerken ook het naïeve, het kinderlijke van ons naïeve volk heeft gezien.


    De werken van Rubens en Quinten Metsijs zijn er boven uit gegroeid, 't zijn rijpe werken, hunne vizie is bewasemd door vreemde culturen; zij hebben om zoo te zeggen de gevoelens van hun volk hersmeed tot gouden sieraden, waarin ze de edelgesteenten van een Zuiderlijken geest hebben gevestigd.
         Maar Breughels' visie is de visie van het volk, zijn levensstemming is de levensstemming der Vlamingen. Het volk kan zijn gewaarwordingen van vroomheid en al 't andere waar ik over spreek, niet uiten in beeld, doch Breughel doet het voor hen.
    Hij is het palet en het penseel van het volk. Zoo hebben we hier die frissche « Volkstelling te Bethlehem. »

    Wie van jongs af de oude kerstmisliedjes hoorde zingen en zong, als :

    « Maria zoude naar Bethlehem gaan,
    Kerstavond na den noene
    Sint Jozef zoude met haar gaan
    Om haar den weg te toonen. »

    Wie gezongen heeft :

    « Die herderkens van den buiten
    en die zaten in het veld
    waar zij hunne schapen hoedden,
    't was om te verdienen geld.

    Wie gebeden heeft :

    « Als ik in mijn beddeke trap
    dan trap ik in Maria’s schoot
    Maria is mijne moeder, enz.

         En wie van zijn volk is blijven houden, en er door cultuur niet uitgerijpt is, die ziet onvrijwillig het leven van Jezus en Maria in ons land gebeuren. Breughel wist zeker dat het anders was gebeurd, maar de liefde tot de hem omringende dingen, de kleur die zijn oogen alle dagen dronken, de elementen die de landschappen van aanschijn verwisselden, dit alles hield hem aan zijn land, zelfs wanneer hij uit het leven van Jezus schilderde, dat nochtans in vreemde landen was gebeurd, waar kleeding, kleur en zeden anders was.

    Blijven wij nu bij de schilderij.
    Het heeft gesneeuwd over de wereld. De toeschouwer staat op een hoogte en ziet uren ver over de witte, koude landen, waarover stillekens den avond komt gerezen. In het kleine Vlaamsche dorp waar de volkstelling plaats heeft, is de sneeuw kleurig bestippeld met vreemdelingen die van eind en verre zijn gekomen om het bevel van Herodes te volgen.
         Vóór de «herberg, die tevens als gemeentehuis dient, staan de laatste menschen te dringen om den cijns te betalen. Nauwlettend en streng schijnen de Herodesklerken, want met tweeën te gelijk zien z'in hun boeken, en die het geld int wil eerst ontvangen alvorens af te schrijven, en onderdanig staan de voorste lieden blootshoofds spijts de koude, en diegenen die nog wat moeten wachten, kijken vreemd toe en fezelen waarschijnlijk over al de zorgen die Herodes hun aandoet.
         Doch eens betaald, komt het vrij en lustig gemoed weer los en verspreidt men zich, 't zij in de herbergen of onder het tentje van den hollen boom ginder om goed bier te drinken en te eten. 't Ligt in de Vlamingen hunnen aard van uit alles feest te slaan. Dat er gegeten wordt en morgen nog veel zal gegeten worden, bewijst de tegenwoordigheid der groote vaten bier, het dooden der zwijnen, het optrekken van een nieuwe tent en het aanbrengen en halen van nieuwe ladingen eten en hout, want men zal de nacht in 't dorp doorbrengen, daar 's nachts de wegen te onveilig zijn.

         Vreemdelingen, uit heel andere provinciën voortkomstig, te zien aan hunne wondere kleederdracht, kunnen zich waarschijnlijk meestal niet aanpassen met de menschen van 't omliggende, die zich in d' herbergen hun maag te goed doen, en staan bij het groote trapgevelhuis. In een kring rond het vuur, met soldeniers te vertellen.
         Andere menschen gaan in afwachting wat in het kerksken aan den overkant van 't water, bidden. Soldeniers waken, ze schijnen zich niet te bekommeren dat er gevochten wordt, zie maar hoe die vrouw een man aftroeft, en ze zullen slechts optreden als er wat tegen Herodes gemompeld wordt. Rechts van den toeschouwer zal er wel om die reden iemand door de soldeniers binnengeloodst zijn. De sneeuw die voor de meesten een vrees en een last is, is een genot voor de kinderen, ze maken er een kermis van, ze werpen met sneeuwballen, schaatsen op het ijs, of steken zich voort op peerdekaaksbeenderen.
         Klein is 't dorp met zijn huizen en donkere boomen waarin raven krassen, maar volgens de hoeveelheid van 't volk moet het vroeger veel grooter geweest zijn. De oorlog zal hier ook wat te vertellen hebben gehad, getuige het nog bewoonde, maar kapot geschoten kasteel.

    Heel eigenaardig is 't dit kleine huizeken, bijna in t midden der dorpplaats, er staat een kruisken op, en een biekorf dient tot schouwpijp, en daar staan nog geen zes savooien in 't voorschoot hofken. Daar zal voorzeker een filosoof wonen.
         En zie nu eens hoe goed Breughel het menschelijke, het arme van Maria en Jozef gegeven heeft. Men onderscheidt hen bijna niet van de anderen, 't zijn menschen onder de menschen ; tusschen twee vaatkarren zoekt Jozef zijn weg, en gelaten volgen os en ezel, hun eenigste vermogen. Arm zijn ze, want Jozef heeft zaag en gereedschap bij uit vrees voor diefstal, of misschien om onderwegen bij boeren onderkomen te vinden voor wat timmerwerk. Maria op den ezel gezeten, heeft zich kouwelijk in een langen mantel gehuld en verbergt hare zwangerschap. En als men hen eens gezien heeft, begint men maar fijn de tragiek van deze optelling te gevoelen, en begrijpt men, den etensovervloed der anderen, en de oneindigheid van het onbarmhartig, onherbergzaam landschap. Dan eerst zegt dit landschap wat, want als Jozef en Maria straks, na hun opschrijving geen dak zullen vinden om onder te slapen, geen zachtheid waarop Maria kan rusten en baren, dan zullen ze moeten dolen, en zoeken in de eindelooze sneeuwvlakten waarboven den donkeren hemel zijn sterren gloriet, zoeken en niets vinden, uitgestooten worden uit de hoeven waar het vuur brandt in den haard en de tafel vol bier en eten zal staan.

         En dan, na lang en hopeloos zoeken, zullen ze mogen blij zijn met ergens een verlaten, ingezakt stalleken te vinden, waarin dit kindeken zal geboren worden dat de God is van Hemel en aarde.
         Lachend, pittig, vredig komt die schilderij u voor, maar wie luisteren kan naar de ziel der dingen, zal hieronder een groot en vroom geloof en een zachte tragiek hooren murmelen.
    « De Aanbidding der Wijzen » is van Pieter Breughel den jongere. De zoon is noch in vizie, noch in uitdrukking zoo sterk als zijn vader. Hij mist diens soberen stijl en rustige strengheid. Zie maar hoe de boomen meer barok van vorm en minder geduldig van factuur zijn gedaan. ’t Is minder goed gekunnen. Dit ventje dat om water putten gaat is daar onaandachtig gezet, hij heeft per abuis een veel te grooten kop (bij vader was er nooit een abuis, daar was alles doorvoeld) en moet onvermijdelijk van de trappen rollen. Zoo valt er veel tegen te zeggen.        Maar toch doet het schilderijtje liefelijk aan. Al het goede er in, is van den vader, en dat is de leutige geest, die hier uiterlijk blijft en niet doordringt tot het wezen der dingen.

    Het schilderijtje is even vertellend als bij de werken van den ouden.

    Plots, zonder het iemand wist, van waar of waarom zijn de drie koningen met hunne scharen het rustige witbesneeuwde dorp komen bekleuren.
         Als bij intuïtie zijn de wijzen recht naar den duisteren stal gegaan, waarbinnen een oude Lievevrouw schemert met een kind op haar schoot, en waar Jozef onverschillig staat toe te zien. De grijze koning met zijn hermelijnen pels knielt heel devoot, en de andere nog buiten zijnde, durft niet binnen gaan en knielt in den sneeuw. De zwarte koning in een pelsen mantel, houdt voorzichtig het goud vast en bereidt zich de knie te buigen ; daarachter komen van elken koning nieuwsgierig de eerste ministers, en moorken, en nog een paar mindere lieden, en een soldenier ziet de vreemde bezoekers na. En de rest heeft kou. Allen hebben ze kou. Ze weten geen verblijf van de kou, en trekken zich van den nieuwen koning niets aan.
            Gebaarde ministers van minderen rang warmen zich dringend en wringend aan een vuur achter een muurken van den stal. Knechten probeeren er ook een plaats te veroveren, en zijn al blij met het vuur te mogen zien. De met gouden tapijten beladene muildieren staan ook niet stil en draven naar de miserabele stalling toe. Roodneuzige soldeniers in spaansche kleeding, loopen gebogen de handen onder de armen weggestoken, naar een tent, waaronder potten over vuur een goeden reuk van stoverijen in de koude zenden. Knechten putten water, brengen zakken met eetwaar aan, breken hout van de boomen en zij die geen plaats vinden, loopen ginderachter maar over en weer om het toch maar warm te krijgen.
    Tusschen twee huizen in staan soldaten op root, wacht houdend rond het dorp.

    Alles is ijverig, loopt en is haastig en onmatig. Alleen op het bevrozen water amuseert zich eenzaam een snotter van een jong, door zich voort te duwen op de onderkaken van een paard. De schouwpijp van de groote boerenwoning vertelt dat het daarbinnen deugdelijk warm is. En 't moet een gewoonte zijn dat het gewemel en 't gedruisch van soldatenvolk den vrede van het dorp verstoort, want er is niemand in het huis, die zich de moeite geeft om eens even aan een der duistere vensters te komen zien, want zou die vervallen kerk ook weeral niet van oorlog spreken?

         Het is een werkje dat spijts zijn slapheden, aangenaam aandoet, door de kleur en de spontane bewegingen om het volksche en de warmte waarmee het doorvoeld is. En onwillens zit er toch deze spottende zedeles achter, dat de Koningen de groote eenzamen zijn, die het licht kennen en ontdekken, terwijl de meeste stervelingen, zich slechts om stoffelijkheden bekommeren, om goed eten en om geen kou te hebben, en God voorbij loopen. Ze zijn evenals het kind dat nog niet omziet naar den luister der koningen, en in zijn eenzaamheid in zijn ijsstoeltje zich amuseert.

    **********

    04-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Harp van Sint Franciscus - Antoon Van Duinkerken

    Felix Timmermans
    De Harp van Sint Franciscus

    Uit De Tijd - 2/7/1932, door Anton Van Duinkerken.

         Dat is geen preeken meer, dat is dichten" zegt Felix Timmermans over een toespraak van den heiligen Franciscus van Assisië. Hetzelfde zou ik willen zeggen van het nieuwste boek, dat Felix Timmermans geschreven heeft. Het is geen stichtend heiligenleven meer, het is een vervoerend gedicht. Het heeft daar in zeker opzicht de gebreken van, maar de gebreken van gedicht-te-zijn mag men toch nog beschouwen, hoop ik, als de gebreken eener hoedanigheid.      Het grootste dier gebreken is altijd de betrekkelijke subjectiviteit. Timmermans schaamt zich daar niet voor. "Deze dingen, zoo zegt hij aan het eind van zijn mooi boek, heb ik mij zoo voorgesteld, nadat ik de boeken gelezen had, die de geleerden over zijn schoon leven hebben geschreven. Zoo zag ik het gebeuren." De allereerste vraag is nu eigenlijk al niet meer, of hij het historisch goed gezien heeft, maar: of hij het mooi heeft gezien, en, waarachtig, dat heeft hij! Want de voornaamste schrijversgave van Timmermans is juist, dat hij de dingen mooi ziet en daarin komt hij een beetje overeen met den heiligen Franciscus zelf, die ook niet chicaneurig was tegenover den Schepper van hemel en aarde maar de goede dingen hartelijk voor lief nam, omdat Onze Lieve Heer ze in zijn groote barmhartigheid heeft gegeven. Het mooiste van dit boek is het optimisme, dat in iederen regel zit. Ja, het zit nog dieper in het boek. Het zit in de manier van kijken van den schrijver, het zit in den toon van zijn warme stem, het zit in den luimigen val van de punten en de komma's tusschen de zinnen.

         Tegenwoordig schijnen veel menschen te denken, dat iemand slechts een goed criticus kan zijn, als hij de boeken van Felix Timmermans burgerlijk en vervelend vindt. Tegen sommige van die boeken is inderdaad bezwaar te maken, omdat ze alle Vlaamsche menschen voorstellen als leutige typen, alsof daar geen greintje ernst meer onder de vreugde-aan-het-aardsche school. Maar de algemeene zucht om Felix Timmerman een vervelend schrijver te vinden, komt voort uit het belachelijk ongeduld eener generatie, die geen oog meer heeft voor de breede totaliteit van een oeuvre, met al zijn gebreken desnoods, maar daarbij met zijn karakter, met zijn groei, met zijn hoogten en laagten.
         Wanneer Timmermans of gelijk welk ander schrijver, nooit iets had voortgebracht dan dit nieuwste Franciscus-leven, werd hij daar op slag beroemd mee, omdat het zoo goed geschreven is en zoo warm gevoeld, van het begin tot het einde. Doch dit is het zestiende boek van dezen schrijver en nu is men den man al moe, terwijl hij nog midden in zijn leven staat en mooie dingen maakt. Hij wordt al niet meer voor ernstig gehouden door de Greshoffs en hun napraters, die meenen, dat er geen grooter schande bestaat voor een Nederlandsen auteur dan te worden herdrukt, of wier verloochend Protestantisme nawerkt in hun hart tegen de gulle levensvreugde van een man, die niet pretendeert een zede-meesterend immoralist te zijn, maar die graag leeft.

         Graag te leven is een eigenschap van Felix Timmermans die men benijden moest, vooral nu zij zich openbaart in den harteüjken lust om graag eeuwig te leven! En dit is iets, waardoor deze auteur niet zoozeer aansluit bij een strikt-gezegd Vlaamsche overlevering als bij een Brabantsche. Het is wel merkwaardig, dat allen, die Timmermans zoo regionaal vinden, hem toch maar Vlaming blijven noemen, alsof daar geen het geringste onderscheid tusschen de Nederlandsche landschappen bestond! Toch weet iedereen, dat Timmermans in het stadje Lier woont, in het vroegere bisdom Antwerpen, waar Rubens woonde. Dit bisdom Antwerpen, dat bestaan heeft van 1599 tot 1813, ruim twee honderd jaar dus, heeft een geheel eigen geschiedenis, en daarmee samenhangend, een geheel eigen mentaliteit, die in menig opzicht van de strikt Vlaamsche en van de Oost-Brabantsche afwijkt.
         Maar dat kan de lichtvaardige beoordeelaars der regionale letterkunde niets schelen, ze vervelen zich al, als ze buiten de stadslucht zijn, hoe het dan heet. Timmermans kan in geen stadslucht leven, behalve in de stad van Antwerpen, die voor het Brabantsch gevoel een heel bijzondere stad is en zeker de prettigste van het heelal. Daar bestaat een Antwerpsche traditie van levensvreugde, die werkelijk anders is dan de Vlaamsche.

         Ze werd schitterend samengevat door Emmanuël de Bom in zijn boekje "De Psychologie van den Antwerpenaar", dat eindigt als volgt : "Ik wil enkel maar zeggen, dat de stad van de Schelde en van den Lievevrouwetoren, van Vogelenmarkt, St. Andries- en Schipperskwartier, de stad der schepen en der breede natiepaarden, de stad der stoeten, der bestendige festivals en die van de groote branden — dat deze leuke stad er een is, waar het leven doorgaans dragelijk is, het is er goed om leven, als ge geen azijnbrouwer of muggenzifter verlangt te heeten. Wij zullen die uitgelaten stad, die haar innerlijke gezondheid moet uitvieren in blijdschap, niet vernielen, of laten vernielen of bederven, we zullen haar hoog houden, onze innige liefde eraan geven, als aan de zuiverste uitdrukking van onzen aangeboren natuurlijken levenszin. Antwerpen is een hulde aan het leven! Wij zullen, als we niet ondankbaar willen zijn, ons zelven eventjes in den bil nijpen en zeggen: "Gelukkig vleeschke, gij behoort aan eenen Antwerpenaar. — Amen." — "De zuiverste uitdrukking van onzen aangeboren natuurlijken levenszin" — men vindt die weerom in ieder werk van een geboren Antwerpenaar of man uit den omtrek, hetzij dan Bertelmeus Boeckx van Lier, of Felix Timmermans van Lier, hetzij dan Rubens van Antwerpen of Joost van den Vondel, uit Antwerpsche ouders te Keulen geboren! Men vindt er veel van weerom in "De Harp van Sint Franciscus"-. In andere boeken van denzelfden schrijver openbaarde de levenszin zich al te zeer als een dorpsch welbehagen aan rijstepap of ham, maar hier heeft de vreugde den diepen ondergrond van den ernst.

         Felix Timmermans is lang niet zoo naïef, als hij zich gaarne voordoet en uit zijn Sint Franciscus-leven blijkt duidelijk, dat hij goede bronnen heeft geraadpleegd. Voor wat de historische behandeling der stof betreft, hield hij zich vrij getrouw aan de voorstellingswijze van Jörgensen, maar zijn boek is pakkender dan het Deensche model, niet alleen door de schrijfwijze van Timmermans doch evenzeer, of nog meer, door diens prachtige dramatische opbouw van Sint Franciscus' levensgang. Bij Jörgensen zijn er duidelijk twee elementen : de "bloemekens van Sint Franciscus" en de tragische tobberij over den regel, die afzonderlijk wel tot hun recht komen, maar die niet harmonisch aaneensluiten. Bij Timmermans wordt het volkomen duidelijk, dat de man der naïeve legenden niet te systematiseeren viel, door geen Kardinaal en door geen Paus. Alleen door de genade kon hij zich opofferen tot dit uiterste.
         Dit stuk van het boek is aangrijpend en toch is het verteld in dienzelfden malschen trant, dien wij sinds jaren als de karakteristiek van het "sappige" Vlaamsch beschouwen. De tragische uitzonderlijkheid van den liefelijken heilige heeft geen schrijver zoo smartelijk doorvoeld en toch zoo verzoenend weergegeven als Felix Timmermans, die immers de reputatie geniet, gesloten te zijn voor tragische conflicten, omdat hij zulk een oppervlakkig gemoed zou hebben.

         Het is waar, dat zijn beeldspraak wel eens uit den toon valt en dan op sommige gemoederen den indruk maken moet van profanatie, het is ook waar, dat men altijd den verteller Timmermans tusschen zichzelf en Sint Franciscus moet verdragen, wat sommigen niet kunnen, naar het schijnt, maar met dat alles wordt niet weggeredeneerd, dat de eenvoudige levensgeschiedenis van Gods liefsten bedelaar door niemand zoo schoon in onze taal is verteld als door dezen gulhartigen Lierenaar, die wel eens moppen tapt, zooals een handelsreiziger het doet en die te veel van lekker eten houdt.

         Een heiligenleven als "Mechtild de Begijn" van Pater Molenaar is in menig opzicht verkieselijk boven een prozagedicht als dit van Timmermans, wanneer men de vergelijking trekken wil op het gebied der hagiographie. Doch 't doel van Timmermans is niet hetzelfde als dat der Bollandisten. Integendeel. Hij is op de allereerste plaats en boven alles verteller, dat wil zeggen : stylist. Zijn werk sluit aan bij de middeleeuwsche verhalende liederen, de exempelen, de bloemekens van Sint Franciscus, de romantische heiligen-balladen, niet bij de strikt ascetische biografie met uitsluitend stichtelijk doel. Zijn wijsheid is de levenswijsheid van den goeden en geoefenden verteller, die weet, wat een mensch heeft door te maken tusschen geboorte en dood, maar die daarom zijn vreugde niet verliest. Hij zegt heerlijke waarheden, maar legt die in den mond van de heiligen en ze passen er waarlijk : "Leest hier al eens in dat boekske, dat zijn de Evangelies, luistert verder naar de stilte, en naar het verdriet van de menschen."
    "Een boom vereert God, als hij groen en vruchten geeft. Hij laat God doen."

         Soms vindt hij woorden, die door geen gedicht te verbeteren zijn in hun directen, klaren eenvoud : "Maar hoe is een moeder? Als een van haar kindekes gekist wordt, doen ze 't nog wollen kouskes en een flanellen ponneken aan." En zijn stijl streelt als het ware de dingen, waarover hij schrijft. Zoo noemt hij alleen maar de vogels, die naar den preek van Sint Franciscus luisterden; hun namen en hun kleuren worden ineens vizioenen : "Gekenden lijk de ooievaar, de nachtegaal, de spreeuw, het koninksken, de kraai, het roodborstje, de leeuwerik, zijnen vriend, en de duif en de musch enz., maar ook ongekenden, waar er zoo’n schoon bij waren, dat ge ze geenen naam kost geven. Er waren er roze en blauwe, gespikkelde, geschubde, met gouden glanzen, met roode en groene glanzen. Er waren er lijk dageraden, lijk perlemoeren schelpen, lijk brocaat, lijk vlammen, lijk gouden zuchten, lijk van sneeuw en van zilverdraad."

         Hij zegt gewone dingen op een manier, waarop niemand anders ze zegt in onze taal en die dan toch de eenige manier schijnt, waarop ze zuiver gezegd kunnen worden : "Het Heilig Land. Hij ging er met voorzichtige, eerbiedige voeten, alsof er met iedere stap muziek uit den grond kwam."
         Wij kennen zulke schoone zinnen sinds het jaar, dat "Pallieter" verscheen, maar is dit een bezwaar om ze te genieten? Hoe zou het in onzen tijd een man als Vondel vergaan, die tot zijn negentigste jaar toe trouw bleef aan zijn stijl, dezen alleen vervolmakend? De betrekkelijke afkeer van Timmermans die in de laatste jaren toeneemt onder Nederlandsche intellectueelen, is hierom reeds zoo merkwaardig, dat dezelfde menschen "Pallieter" hebben toegejuicht toen ze het lazen, zonder al die bezwaren te maken, terwijl ze nu zeggen: "het is weer net als Pallieter geschreven", als beduidde dit, dat het slecht geschreven zou zijn!
         Iemand, die "De Harp van Sint Franciscus" heelemaal aandachtig leest (en dit doet men spontaan, als men zonder vooroordeel er aan begint) zal toch moeten toegeven, dat dit boek gebouwd is met een dramatisch inzicht, dat men in den schrijver nimmer had vermoed, zelfs niet, of zeker niet, als men zijn tooneelspelen kende!
    De stijl is verstild en gerijpt, minder uitbundig, maar nog even hartelijk als vroeger, even frisch als in het "Kindeke Jezus in Vlaanderen", maar thans dieper van toon.

         Het boek van Pater Molenaar sprak sterker tot het moreele besef, dit boek van Felix Timmermans spreekt sterker tot den aesthetischen smaak, maar beide boeken zijn een beduidende vernieuwing der Nederlandsche hagiografie, die nog best wat verfrissching kan lijden, in het algemeen gesproken! Timmermans heeft de onderdeden van zijn werk geordend tot een dramatische eenheid, die van het begin tot het einde boeit. Hij heeft niet, zooals Pater Molenaar, de effectmiddelen afgewezen, die hij kon vinden in het conflict tusschen eenling en massa; hij heeft integendeel die middelen gebruikt als goed artist. Want ook in dit boek is hij een kunstenaar, wiens natuur hem belet een predikant te worden. Het is geen preeken, het is dichten, met "al de nadeelen van dien." Doch een goed gedicht kan heilzamer werken dan een slechte preek, vooral wanneer dat gedicht positief is en die preek zich tot het negatieve beperkt.

    ********

    03-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Franck Mortelmans vriend van Oscar Van Rompay

    Franck Mortelmans: (1898-1986)
    Pastelschilder en tekenaar.

    Korte biografie.
    Franck Mortelmans wordt geboren op 24 juli 1898 in het Klapdorp 121 te Antwerpen, het ouderlijk huis van de familie Mortelmans. Hij volgt de lessen in de Academie van Antwerpen bij Isidoor Opsomer en Juliaan de Vriendt. In de Academie van Berchem bij zijn Oom Frans, in de private school van Henry Luyten in Brasschaat, en even in het atelier voor dierenschilderen bij Frans Hens.

    In 1919 sluit hij aan bij de modernistische kring “Lumière”, gesticht door zijn vriend Roger Avermaete.

    In 1926 wordt Franck medestichter met directeur Roger Avermaete van de Vakschool voor Kunstambachten in Antwerpen en blijft er als leraar tot in 1946. In de jaren dertig sluit Franck zich aan bij de kring “Moderne kunst”.

    In 1936 wordt Franck ook leraar in de Academie van Berchem, en vanaf 1946 aan de Academie voor Schone kunsten van Antwerpen.

    In 1958 wordt hij directeur van de Berchemse Academie, en blijft dat tot zijn op rust stelling in 1968. De portretten van Franck Mortelmans behoren tot het beste uit die tijd van wat in de pastelkunst kan worden gerealiseerd. Het werk van Franck Mortelmans dat in de twintigerjaren de weg van het modernisme opgaat, keert langzaam terug naar een meer klassieke vormstijl. De aandacht gaat vooral naar de horizonlijnen, het water van rivieren of de zee, en het wondere wolkenspel. Beelden, die net zoals bij Claude Monet, een momentopname weergeven van veranderlijke sfeer in een landschap of zeezicht. En dat is het wat Franck Mortelmans ons in zijn werk wil tonen.

    Zijn werk is te bezichtigen in het private museum “Huis Mortelmans” in Antwerpen. Ook de Provincie Antwerpen heeft een belangrijke collectie.

    Tekst: Dirk Schiltz


     

    02-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het boek van den Boer - A.J.D. Van Oosten

    Het boek van den Boer.

    Uit De Tijd, godsdienstig, staatkundig dagblad - Door A. J. D. Van Oosten - 14/6/1935.

         Men moet even door het scherm van boeken heenkijken, dat Felix Timmermans schreef vóór hij tot dit werk kwam; men moet zich, om ten volle en dan ook overvloedig te genieten van dezen "Boerenpsalm" even ontslagen achten van den plicht, om ook de andere boeken van den grootmeester van 't Vlaamsche proza te kennen. Want dit boek bezit zulk een eigen, sterke zelfstandigheid, dat het van 't begin tot het einde domineert over al zijn vorige werken. Het is niet meer het sappige, leutige Vlaamsche boerenleven van Timmermans vroegeren tijd, het is evenmin het boeren-of heiligenleven van zijn latere jaren. Hier is het leven van den boer in zijn persoon beschreven, in zijn persoon als boer én als heilige.

         Er is een merkwaardige overeenstemming, die men vanzelf vindt, wanneer men dit boek doorleest, tusschen de visie van den dichter Werumeus Buning in zijn gedicht "De balade van den boer" dat vorige maand in 'De Gemeenschap' stond, en de visie van Timmermans in zijn nieuwen roman. "De Boerenpsalm".

    Hier is hij wel waarlijk en volledig door het oppervlak der dingen heengebroken, door het oppervlak ook der menschelijke ziel in haar meest elementaire wezenlijkheid, die van het boerenvolk, die van den boerenmensch.
         Wortel, de boer, zooals hij gegrepen en geschilderd staat in dit verhaal, komt als jongen uit een geslacht dat met den grond vergroeide en wanneer hij dan als jonkman met messengedreig en schoone woorden uit een ander boerengeslacht de struische vrouw veroverd heeft, die hem een goed huwelijk zal bezorgen, dan is hij den koning niet te arm, omdat hij weer, met haar, die de zijne werd en de kinderen die zijn huis gaan bevolken, boer is op den ouden grond. Die grond, waar de boer mee te vechten heeft en dat gansche gevecht, hoe zijn die hier beschreven! De pastoor, die ditmaal in menschelijkheid en realiteitszin alle vorige pastoors van Timmermans overtreft, heeft aan Wortel den boer gezegd: Ge moet heel den dag niet bidden, ge moet enkel bij het begin van den dag uw werk aan God opdragen, uw werken is dan bidden. En daarop mediteert Wortel dan voort, neen, het is psalmodieeren, zooals men het leest van blz. 46 tot 62, waar de boer het boerenjaar voor zijn oogen laat ronddraaien!

         "Als dat waar is, van den pastoor, dan is mijn leven één groot gebed! Dat gebed begint ieder jaar zoo rond Lichtmis. Dan valt de sneeuw op een heeten steen. God rekt den hemel uit en het blijft langer licht. We ploegen het veld; den schoonen zwarten vetten grond. We proppen hem vol stalmest om hem te verkwikken, levenslustig en bekwaam te maken. We ploegen van her, om iedere handvol aarde haar bekomste te geven, God schudt er zijn flesschen over uit, asemt er wat eerste zon over, en nu is de grond doordrenkt, doorsapt en in vorm om het zaad en de zetsels te ontvangen.

    Boerenspalm ten tonele in 1967 en 2011

         Tusschendoor, want van nu af aan hebben wij geen zittend gat meer, spitten wij den hof om, leggen beddekens, panden en perceelen." Men zou door willen blijven gaan met deze lofprijzing van den grond te citeeren. Het is een kloeker Timmermans in alle opzichten, die hier het leven kijken laat van den akkerman, den grooten heer van wat hem aan hemel en aarde toebedeeld is door de Voorzienigheid, al is het de landbazin die er wel "korentenbrood van zal eten en wijn bij drinken."

         Ook het huis van den boer en zijn gezin zijn in dit harde leven betrokken en het is niet anders dan volgens de feiten, dat er wel eens iets buiten de schreef gaat tusschen zooveel daverende en opgroeiende menschenlevens. In klare woorden zet Timmermans de dingen neer, hier is geen vergoelijken noodig, zoomin als er reden is om van de gezonde zinnelijkheid dezer menschen een troebel realisme weer te geven. Hoe magistraal vormt hij, uit wat bijna onherroepelijk mis schijnt te moeten gaan, de prachtige motieven voor het tweede huwelijk van den boer. Het is toch geen gering ding om zoo de volle kracht van het katholieke huwelijk te schetsen, als waar hij beschrijft hoe deze tweede vrouw haren man ging zoeken, toen hij in den nacht van verre gekomen, in het bosch verdwaalde. En het is toch geen kleinigheid om een dramatiek te creëeren als bij het oogenblik waarop de buren haar thuisbrengen, bijna verdronken in den plas met het derde kind, dat zij van hem droeg.

         Felix Timmermans zou zich zelf niet meer zijn. als er niet nu en dan eens een klein dingske uit zuivere leut doorliep. De boer speelt Zondagsavonds in de stilte op zijn bugel, den hoorn dien hij behield uit den tijd dat hij nog aan de fanfare was. "En als alles dan schijnt te luisteren, tot de koe en het verken toe, zegt hij, dan speelt ge beter dan anders, zoo met gebibber en broebelingskens". Dat doet "onzen Fé" hier dan ook zoo nu en dan nog wel. Maar het is alles in veel grooteren stijl dan wij wel eens van hem ervaard hebben.

         Zooals wanneer de Kwade Hand over het dorp is gekomen. "Het begon in aanvang September, het laatste strooi van 't veld was binnen. De veldwachter had 's nachts de Non met haar kat op de kruinbaan zien staan. Twee mannen uit den Boschhoek hadden mondmuziek van den eenen boom in den anderen hooren voortloopen, toen ze dien Zondagavond naar huis kwamen.
         Het stallicht zweefde over de velden. Mie Verhelst kon als 't begon te schemeren slangenskens in de lucht hooren sissen. De zwarte hond was gezien worden en ’t paard met twee pooten, en aan den plas waar, zoo 't schijnt, vroeger een klooster in verzonken is, hoorde men met den donkere een klok luiden."
    Het dorp raakt dan in bijgeloovigen nood. Tot de pastoor er radicaal een eind aan maakt. En Timmermans komt hierin dan ook weer op zijn slag, maar hoeveel rijper en sterker dan hij vroeger in zulk een geval was! Men proeve den schuimenden humor van de pastorale uitdaging op klokslag 12 uur ter plaatse waar de zwarte Non heette te verschijnen. Heel het dorp met lantaarns uitgeloopen naar dit historisch moment. En of ze wegbleef! Uit was de tooverij en verdwenen de Kwade Hand!

         Doch het diepst is Timmermans doorgegaan op het leven van zijn hoofdpersoon Wortel en het mooist slaagde hij in de verbeelding van dezen boerenmensch waar hij hem winters lang laat werken aan zijn Jezusbeeld, een houtsnijsel uit een knoest. Het is een zwaar karwei voor den boer, die de techniek niet machtig is, en om goede handen en voeten aan zijn beeld te krijgen, de zijne als model in den kleigrond zet en ze dan na-kapt. Zoodat zijn beeldje veel te groote détails krijgt en het bovendien met de oogen geheel misloopt. Maar dat is niets, vindt Wortel en hij wil hebben dat het op zijn graf gezet zal worden. Dat is reëele liefde tot den Heer en waar ze samengaat met onverscheurbare trouw aan den ouden boerengrond, kan het niet anders dan tot een danklied komen, als waarmee de boer van 't boel afscheid neemt.

         Dit werk mag zeker tot de beste verhalen van Felix Timmermans en de geheele Vlaamsche literatuur gerekend worden.

    *******

    01-05-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!