TWEE VRIENDEN :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
CAMILLE MELLOY en FELIX TIMMERMANS
Door Daniël Lemmens
In haar boek Mijn vader vermeldt Lia Timmermans het een en ander over de vriendschap tussen haar vader en de priester-dichter Camille Melloy :
"... Tussen de getrouwen van het eerste uur was de Fransschrijvende Vlaming Camille Melloy. In t begin van hun levenslange vriendschap schreef hij : "Hooggeachte Meester", later: "Beste Felix". Hij moet vader we/ goed begrepen hebben, dat leest ge zo uit zijn woorden : "Gij neemt eenvoudige mensen, en gij zoekt in hen, onder de ruwe schors, het goede en het sappige van een in den grond nog braaf gebleven hart en soms schone, zeer edele gevoelens. De naturalisten zoeken en onderlijnen graag het dierlijke; gij integendeel, zoekt bij iedereen den goeden ondergrond. Die diepe goedheid van U, die vertedering voor al wat edel is en schoon, dat is evangelisch, christelijk.
Zo verstaat gij beter den mens dan de snobs van vandaag".
Hoe de vriendschap tussen F. Timmermans en C. Melloy ontstaan is weten we niet precies. De aandacht van F. Timmermans voor de Frans-Belgische letterkunde werd bij hem gewekt door zijn, nu totaal vergeten, Fransschrijvende overbuur Victor Remouchamps.(*) Dankzij hem leerde F. Timmermans de Jeune Belgique-groep kennen met namen als Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck, Charles Van Lerberghe, Emile Verhaeren, Georges Rodenbach e.a.. Hun neoromantiek, hun symbolisme, hun vaag irrealisme, hun hang naar mysterie, hun flirt met dood en eros, had hem aangetrokken. Heeft die interesse hem later naar die andere Fransschrijvende Vlaming C. Melloy gebracht ? Wie zal het zeggen!
Of heeft het toeval hier ook een rol gespeeld ? Een aanwijziging in die zin vinden we terug in een brief van 27 sept. 1928 waarin F. Timmermans eindigt :
"Met hartelijken en innigen dank en ook de Voorzienigheid
dankend die mij U heeft doen vinden aan dit hoeksken."
In een andere brief spreekt C. Melloy ook van "dat gebenedijd hoeksken te Brugge", zodat we kunnen aannemen dat deze toevallige ontmoeting de eerste stap is geweest voor de langdurende vriendschappelijke relatie tussen de twee letterkundigen.
Hoe het eerste bezoek van C. Melloy aan F. Timmermans verliep vernemen we via een brief die hijzelf schreef aan Pieter De Clercq, een vriend-priester uit Nieuwpoort.
"Felix Timmermans heeft me 'n paar mooie briefjes geschreven : hij houdt zeer veel van m'n verzen; hij vertaalde gansch mijn Soleil sur Ie village voor Marieken: dat weet ik van P. Depauw, z'n vriend, en van hemzelf, die het noteerde in z'n dagboek. Verleden week heb ik hem bezoek gebracht. Ge weet dat hij z'n bezoekers soms rap 'afschept'; er komen er veel ; en hij houdt fel van t huiselijk leven.
(*) Victor Remouchamps: (Lier 1862 - Hasselt 1907). Hij was leraar aan het atheneum te Hasselt en werkte mee aan La jeune Belgique, Vers et Prose en andere Franse tijdschriften. Hij was ook intiem bevriend met Maeterlinck en Van Lerberghe. Publicaties : Les Aspirations en Vers I'ame.
Pater Depauw was dan ook zeer verwonderd toen hij ons onthaaide op wijn en sigaren, en 'n heelen namiddag met ons gemoedelijk koutte over kunst en literatuur. " t Moet zijn dat hij veel van u houdt, jongen, zei m'n vriend. Want dat doet hij voor niemand." Hij leidde mij in z'n studio, vol schilderijtjes en boeken, in 'n pittoreske wanorde. Hij gaf me 'n paar van z'n boeken, met 'n mooie opdracht: o.a. :
"aan den schoonen en zielvollen dichter EH. P.C. Melloy, Hartelijk !" Dat ook doet hij voor niemand, zegt P. Depauw. Zijn beste vrienden krijgen 'n presentexemplaar, en nog niet altijd. Dus, ik ben goed gevallen, hé ?"
Dat dit bezoek echt indruk op C. Melloy gemaakt heeft blijkt duidelijk uit zijn woorden aan de Fé :
"Het heeft me zoo'n deugd gedaan, gisteren 'n paar uren met u te mogen
leven en voelen, dat er mij een feeststemming van bijblijft."
Vanaf die periode tot aan de dood van C. Melloy in 1941 hebben ze regelmatig met elkaar gecorrespondeerd. Ze stuurden ook hun werken op met opdrachten.
Daar was C. Melloy zeer op gesteld:
"Vergeet niet er met eigen hand iets in te schrijven :
dan is t zoo een beetje alsof ik u weer ontmoet."
De priester-dichter zal wel gevleid geweest zijn bij het lezen van :
"Er was eens een dichter die ons de taal der bloemen en de
gouden zondagstilte deed verstaan en liefhebben."
Op andere plaatsen spreekt de Fé van "de dauwdroppuren dichter", "de dichter der Heilige dingen", de "zoete dichter van de avond".
Wanneer F. Timmermans vijftig jaar wordt, kan C. Melloy niet nalaten, zij het met caramelverzen, zijn wensen over te brengen.
Reeds vijftig jaren, beste Fee,
Dat ons planeet u meevoert,
En vijf en twintig (heil ermee!)
Dat Glorie naar den Fee loert !
Toch leuk, die reis door t Heelal, hé ?
Al is t van ver, ik jubel mee,
En 'k wensch van harte dat, nog vele jaren,
och, wat zeg ik ?
tot over duizend jaar, allez,
(maar dan ben ik hier weg, ik !)
uw naam op Vlaandrens lippen leve
en nooit verga noch kwijnen !
En laat ze zeggen : "onze Fee",
Ik zeg: t is ook "de mijne!"
Camille Melloy
5 juli 1936
Maar ook F. Timmermans zal zijn genegenheid in dichtvorm overbrengen. Dit gebeurt bij de opdracht in het boek De familie Hernat waarin hij C. Melloy dankt voor de vele boeken die hij opstuurde en er een paar bedenkingen aan toevoegt over poëzie.
Velen dank om al de boeken
die gij mij gezonden hebt
Waar ik steeds pleeg in te zoeken
poëzie, puur ongerept
Waar ik die dan ook in vinde
en er mij mee rijker maak,
lijk een bij die in den linde
vol zich drinkt van hongingsmaak.
Wil er zoo nog vele schrijven !
Dichters maken t leven schoon !
Altijd dieper, dieper drijven
naar der ziele gulden loon !
In 1940 heeft F. Timmermans moeilijke tijden gekend. Bij t uitbreken van de oorlog vluchtte hij met zijn gezin naar Menen waar men twee weken lang in een kelder moest schuilen. Bij schermutselingen werd Felix' zuster door een bomscherf onthoofd. Timmermans, de gevoelsman was overstuur. In enkele weken was hij fel verouderd. Zijn zwak hart had veel geleden. In die benarde omstandigheden spreekt Camille zijn vriend moed in.
Op 9 juli begint Felix zijn antwoord met: "Mijn goeden Camille" en vervolgt :
"Dat heeft mij plezier gedaan en een zalf gestreken op mijn gemoed. Want door al die wedervarens ben ik diep teneergeslagen geweest. Ik was voor alles dood. Ik leefde alleen nog om te sterven. Dat is erg. Dat is niet plezant. Ik ben er Goddank toch terug uitgekomen. En de belangstelling voor t leven nam met stukjes en brokjes zijn aandeel weer in. Ook uw brief van 29 juny heeft daartoe geholpen.".
C. Melloy had een zwakke gezondheid. Daarom stopte hij ook met lesgeven en verhuisde naar de Rozenbergabdij te Waasmunster. Waarschijnlijk had hij F. Timmermans hiervan niet op de hoogte gebracht. Vandaar dat de Fé, na zijn mislukt bezoek aan Melle, hem een gemoedelijk briefje stuurde in versvorm waarin die ongedwongen relatie nogmaals tot uiting komt.
"Beste!
'k Was overlaatst naar Melle gegaan,
'k kwam voor een toeë' deur te staan,
ge waart naar t schoon Waasmunsteren
waar zooveel menschen kunstern
lijk Ontrop en Verstraeten;
daar hebt g'u neergelaten,
zoo zei mij de portier,
en 'k ging terug naar Lier.
Uw boek kwam mij nu goed ter hand
van het geluk in t Finnen!and, (1)
en 'k heb daar uit vernomen
dat gij Cecilia wilt zien komen (2)
naar d'oude Roosenbergabdy.
Ik zal z'u zenden ! Aan haar zij
zou ik haar willen mee geleiden;
maar 'k zit in t werk, in oude tijden,
gedompeld voor een nieuw, dik boek, (3)
en 'k koom zoo moeilijk uit mijn hoek.
Maar als het kan zoo van den zomer
Dan kom Ik naar den dichter-droomer".
(1) Over zijn reis naar Finland schreef C. Melloy een verhaal Suomi ou le bonheur en Finlande.
(2) Ik zag Cecilia komen, een novelle van F. Timmermans over een onmogelijke liefde.
(3) Op dat ogenblik was F. Timmermans bezig met de enige historische roman die hij schreef De familie Hernat.
Ze hadden ook veel waardering voor elkaars werk. Vooral het vertaalwerk van C. Melloy viel bij F. Timmermans in de smaak.
Na het verschijnen van Timmermans raconte ... waarin prachtige verhalen als : Les très belles heures de Mademoiselle Symphorose, Beguine, Le Cochon, "Notre Dame aux poissons, Le silence éternel en Triptyque de Noël", staan te lezen, lucht Timmermans zijn gemoed :
"Laat mij u met wijd-open mond en twee nijpende handen geluk zeggen voor de schone verhalen. Dat is vertalen ! Zo straf als in t Vlaamsch. Ik heb het ook aan de uitgever laten weten dat ik er zoo fel tevreden over ben ! ik hoor het van alle kanten zeggen, van hen die mijn werk in t Vlaamsch goed kennen, Proficiat".
Maar die waardering ging niet alleen uit naar de vertaling van Timmermans' werken. Ook het origineel werk van C. Melloy kreeg bewondering. We kunnen hierbij genieten van die eigen stijl, die originele woordkeuze en beeldspraak die we in de werken van de grote Fé aantreffen en die hem tot één van de bekendste Vlaamse schrijvers heeft gemaakt. Naar aanleiding van het verschijnen van het boek L'Offrande Filiale drukt de Fé zijn gevoelens tekenend uit onder volgende bewoordingen :
"Ik was aan zee en heb uw schoon boek gelezen, neen gebeden ! Dat is van zulke zuivere, kristalheldere liefde ! Grootsch van allure, een goudspikkeling als een sterrennacht, en zoo vol rust en zielevrede, vol liturgische kleuren, en religieuze landschappen. En dan die kleine vondsten, die het accent van blijheid en devotie versieren en verhoogen. Wat kunt gij die zondagen beschrijven, laten meevoelen en beleven. In langen tijd las ik geen boek, dat zoo religieus zoo diep in mijn ziel is gegaan als dit. Ik kan er een psalm opmaken ! Overal beveel ik het aan. t Heeft mij effenaf doorgoten met Ie bonheur des pauvres gens." (10 okt. '33).
Na de lectuur van Vingt-sept petites élégies mijmert de Fé :
"Uw élégies zijn als een regentje in den avond over een park gefezeld. Een zoet heimwee heeft me vastgenomen en 'k had een stil geluk boven mij als onder een kruidnagelboom."
Het boek Le soleil sur Ie village heeft hij "gedronken".
Een andere keer ter gelegenheid van het verschijnen van de bundel Parfum des buis moedigt hij aan met :
"Zo nu en dan een pint melk van uw verzen! Daar houdt men den geest mee recht!" Ik dank u om het genot dat Le poème de la grand 'route' mij gegeven heeft. Ja en dan begin ik mee te dichten, mee te zien, mee de oude gewaarwording te hervoelen. Ik ken ze de steenwegen 'k heb vroeger toch zoo geerne gewandeld, en t waren kameraden geworden. Bewijs dat gij een groten dichter zijt : dat gij ook anderen aan 't dichten en aan t mijmeren jaagt. Nogmaals dank! Zeg probeer zoo'n dingen eens in t Vlaamsch te schrijven. Ons volk moet daar ook van proeven.
Want met al die jazz-dichtkunst zakken ze weg". (...) (I) (27-10-28)
Ook C .Melloy. is zeer ingenomen met de werken van F. Timmermans. Bij het verschijnen van Boerenpsalm geeft hij een paar rake bedenkingen ten beste :
Beste Felix, uw Boerenpsalm is geen boek voor kinderen, maar t is een schoon boek, een van uw beste. Uw Wortel hebt ge uitgewerkt tot een type, die leeft, en zal blijven leven. Zijn liefde voor het "land" en het leven, zijn couragie, zijn zwakheden, zijn geloof en zijn openhartige rechtzinnigheid, dat alles is zoo diep-menschelijk, en zoo waar. Het is opvallend dat het veld met al zijne bedrijvigheid er niet eens in beschreven is op zijn Streuvels, maar daar zoudt ge misschien ook niet zoo goed in geslaagd zijn, want daarvoor moet men zelf van den buiten zijn. Maar t huizeken van den boer, en zijn ziel, die staan er voor altijd.
Het motto van den Kruis-Lieven-Heer is een prachtige vondst. En gansch het boek is doordrenkt met de echtst christelijke gevoelens. Een echte psalm. En soberder dan uw eerste werken : een vrucht van het rijpe talent".
Heel opgetogen is C. Melloy bij het lezen van Breughel :
"Ik heb drie dagen lang - tijd stelende waar ik kon - zitten smullen aan uw prachtigen Breughel. Felix, jongen, wat een schoon boek! Nu, kon het anders? Breughel was immers een uitgelezen figuur voor u, weggelegd voor u.
En weer die onuitputbare vindingsdracht van joviale of roerende prentenwoorden, druipend als doorrijp fruit van zoete sappen; en ook, als in uw andere boeken, hier en daar zoo'n prachtbrok, gereed voor de Bloemlezingen der toekomst; en nog, meer misschien dan in uw andere werken die pakkende menschelijkheid, dat kloppende hart, en de strijd tusschen licht en duisternis, zonde en genade.
Een rijk boek. - Proficiat" (7-2-34).
C. Melloy is een "bezig mens". Vooral in de Melse periode is hij zeer actief. Hij geeft les, houdt lezingen over literaire en godsdienstige onderwerpen, werkt mee aan talrijke tijdschriften en ... dicht. Timmermans bewondert die werklust:
"Waar haalt gij de tijd, de werkkracht? het geduld, de inspiratie om zo maar het ene boek na het andere te laten verschijnen." "Gij zijt een horen van overvloed.
Gij schudt het zeker zoo uit uw mouw."
Diezelfde woorden kunnen we ook toepassen op het leven van Timmermans zelf. Beiden waren zeer actief, volgden elkaars literaire producties op de voet en lieten hun wederzijdse waardering blijken. Spijtig zijn ze beiden zo vroeg van ons heengegaan. C. Melloy was pas 50 jaar, Timmermans amper 61. We konden nog zo veel van hen verwachten.
Bij het overlijden van Camille Melloy drukt F. Timmermans nogmaals zijn dank uit in een brief aan de broer van Camille met deze diepdoorvoelde woorden.
"Ik verlies in Camille een goede medewerker, want wat hij van mij vertaalde, was geen vertalen meer, maar een herscheppen, zo goed diep verstond hij mij, en had hij een inzicht in mijn binnenste. Hij heeft daardoor enorm veel voor mij gedaan, en als ik enigszins in de wereld der Franse Letteren bekend ben, is het aan hem te danken. Camille was een groot en edel mens, een zuiver kunstenaar, waarvan veel werk blijven zal. Hij was werkelijk een minnestreel Gods, een Franciskaanse heraut, een gloriestraal onder de mensen. Ik ben innig blij dat ik hem gekend heb.
Hij heeft mij naar de ziel rijk en beter gemaakt".
Met deze bijdrage heb ik getracht, naar aanleiding van de herdenking van het overlijden van F. Timmermans, vijftig jaar geleden, de weinig gekende vriendschappelijke relatie met C. Melloy en hun wederzijdse waardering in het licht te stellen.
Hiervoor kon ik dankbaar gebruik maken van de brieven uit het archief van de paters Jozefieten te Melle en van de gededicaceerde werken uit het Fonds Camille Melloy (Bibliotheca Wasiana) te Sint-Niklaas.
********************
|