IN MEMORIAM xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
OSCAR VAN ROMPAY
Arthur Lens
Ruim veertig jaar heb ik het geluk gehad tot de vrienden van Oscar Van Rompay te behoren en tevens het voorrecht de kunstenaar te leren kennen, te waarderen en hem als artiest van dichtbij te volgen. Telkens hij mij liet delen in de vreugde van de bewondering van een nieuw schilderij, leek het zo eenvoudig. Om zo de techniek te doen vergeten, moest men er baas over zijn. In ons jaarboek van 1996, Timmermans in beeld publiceerden wij een bijdrage over de Kunstschilder Oscar Van Rompay.
Oscar Van Rompay werd op 25 augustus 1899 te Lier geboren en overleed in de Netestad op 30 april 1997. Onderwijs genoot hij aan de Lierse oefenschool en de toenmalige 'ecole moyenne', evenwel met weinig belangstelling. Hij had slechts oog voor het potlood en de kleuren. Van 1915 tot 1919 zou hij aan de Antwerpse academie studeren bij Juliaan De Vriendt, een fijnzinnige kunstenaar. De estheriek van de Antwerpse academie lag toen in een historisch-romandsche lijn. De Vriendt kende heel wat van compositie, geschiedenis en stielkennis.
In Antwerpen leerde hij Franck Mortelmans, Johan Coomans, Ernest Albert en nog andere schilders kennen en waarderen, alhoewel hij afzijdig stond van alle 'ismen' en non-figuratieve stromingen, die ongeremd ingang hadden gevonden. Van Rompay stond sceptisch tegenover de leefbaarheid van al deze experimenten, die op het ogenblik dat hij begon te schilderen, hun evolutie hadden doorgemaakt of hun zending reeds hadden volbracht.
Deze nieuwe stromingen hebben Van Rompay in zijn opvattingen niet ondersteboven kunnen gooien. In het besef dat in het abstracte, het buitenissige, voor hem geen verantwoorde uitleg lag, is hij gelouterd in zijn eigen wereld en isolement blijven doorwerken. Dat is Van Rompay's kunst ten goede gekomen. In zijn fundamentele eerlijkheid is hij obstinaat zichzelf gebleven.
Tijdens zijn opleiding te Antwerpen had hij reeds een grote verering voor de Spaanse, Hollandse en Vlaamse scholen, maar stond ook al in bewondering voor de Franse impressionisten. In Parijs zou hij zich jaren bekwamen om uit te groeien tot een persoonlijkheid in het vak.
In het begin van de jaren vijftig ging Van Rompay enkele jaren te Collioure werken.
Daar voelde hij zich thuis en deelde het leven met de inwoners die hem als "peintre flamand" hadden aanvaard. In de krant L'Impendant (1954) lezen we: "Ce Flamand peint, en effet avec les qualités des artistes de sa race auxquelles il a adapté 1'esprit francais..., Oscar Van Rompay a une véritable vénération pour les impressionnistes: Pisarro, Cézanne, Claude Monet et surtout pour son grand compatriote Vincent van Gogh...". Er werd hem gevraagd om te Perpignan te exposeren.
Met Felix Timmermans, die Van Rompay reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog leerde kennen en de Antwerpse kunstschilder Franck Mortelmans onderhield Van Rompay een levenslange vriendschap. Marc Havel, de eminente Louvre-kenner, Pierre Paulet, de deskundige van Versailles en het Louvre en de schilder Maurice Utrillo, rekende Van Rompay .onder zijn trouwe vrienden.
In Schoon Lier belichtte Timmermans reeds Van Rompay's werk: "t Is hevig en juichend: hoe heviger hoe liever...". In 1930 bij Van Rompay's tentoonstelling te Amsterdam en in 1943 bij zijn tentoonstelling in het stedelijk kunstsalon te Anrwerpen hield Felix Timmermans de feestrede.
Door de dreiging van de Tweede Wereldoorlog werden de werken van Van Rompay in zinken kisten in zijn tuin begraven. Maar enkele maanden later vond hij zijn schildersoogst van jaren noest gezwoeg aan flarden, verrot en verpulverd terug. "Hij was verpletterd. Hij zou dat niet meer te boven komen, hij wilde niet meer schilderen, zegde hij. Dan heeft vader, den enigen keer van zijn leven, iemand met handen en voeten overtuigd, gezegd dat hij moest schilderen, nog veel meer dan vroeger, en gesproken over de kunst, over de drang en de kracht die er van uitstraalt, met een gloed en een vuur die wij in hem niet kenden..."
(Lia Timmermans, Mijn Vader).
Uit hun bezorgdheid voor anderen richtten Felix Timmermans en Oscar Van Rompay in September 1940 een plaatselijke afdeling van de Vlaamse Kunstenaarsgilde op. Reeds in december organiseerden zij een eerste tentoonstelling.
Tijdens Felix Timmermans zijn moeilijkste jaren bleef Van Rompay hem trouw bezoeken en verblijden met zijn kunst. Er ging omzeggens geen dag voorbij of Van Rompay liep bij Timmermans binnen. Van Rompay was heel en al toewijding. Hij herinnerde zich geen enkel verkeerd of slecht woord over de Lierse inwoners uit Timmermans' mond gehoord te hebben. Veel belangstelling had Timmermans tijdens de oorlog voor zijn Joodse geburen Katzauer Meier en Mayer Elsa Sara.
Enige dagen voor het overlijden van Felix Timmermans in 1947, voltooide Oscar Van Rompay het laatsre portret van Timmermans.
Bij de begrafenis van Felix Timmermans - verstoken van de "grote" Lierenaars - was Oscar Van Rompay de persoon die de moed en de lef had de grafhulde op het kerkhof Kloosterheide uit te spreken.
Van Rompay heeft zijn in-goede vriend nog vijftig jaar overleefd en trachtte het ontgonnen terrein op stedelijk vlak verder uit te bouwen. Hij was lid van de Lierse stedelijke bouwraad, wat pleitte voor zijn bezorgdheid voor "Schoon Lier", en decennia lang lid van de stedelijke museacommissie. Van Rompay liet niets aan het toeval over om te waken over het werk van de oude meesters die zich niet meer konden verdedigen. Zijn tussenkomsten waren gefundeerd door kennis en ervaring.
Zoals baron Isidoor Opsomer en Felix Timmermans ijverde hij om Lier architecturaal in stand te houden. Hij voelde zich steeds de strijdlustige metgezel van Timmermans en Opsomer, wiens raad hij moest missen. Van Rompay zag raak en klaar in wat er verkeerd ging in het Lierse stadsgebeuren. Hij zag wat anderen niet zagen of wilden zien.
Fulminerend ging hij te keer tegen de onkundige betweters. Van Rompay bleef altijd de idealistische voorvechter. Steeds bleef hij zich inzetten voor zijn stad, maar capituleren wilde hij niet.
Wie beweert dat Oscar Van Rompay zonder hartstocht leefde, heeft de ware aard van de kunstenaar niet gevat. Weinigen hebben de kunst met zoveel opoffering beoefend, weinigen hebben zo voor de kunst geleefd en zo volhard in de srrijd om de realiteit haar diepste wezen te doen prijsgeven in een bezielde weergave ervan. Ook zijn trouw aan alles wat hij ooit heeft liefgehad trekr een rechte lijn door zijn leven : zijn vrouw Jeanne, zijn Lier, zijn kunst en kunstopvattingen. Zijn schildersloopbaan was even rijk en gevarieerd als de kleuren van zijn palet.
****************
|