Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    08-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In het spoor van Felix Timmermans - Tom Bouws

    In het spoor van Felix Timmermansxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />

    Tom Bouws

    (Overgenomen uit Vlaanderen, O welig huis  -  1962)

     

         Het is louter toevallig dat ik aan dit hoofdstuk begin te schrijven op de 5e juli, de 75ste verjaardag van Felix Timmermans, die, zo hij nog in leven was, stellig uitbundig gevierd zou zijn. Dan zouden de hoge, ruime kamers van zijn sterke Lierse huis in de Heyderstraat te klein geworden zijn voor de samenkomst der familieleden en der vrienden, zodat de vertegenwoordigers van 's lands overheden met hun onderscheidingen en ere-penningen lelijk in het gedrang zouden zijn vastgeraakt. De Fee zou die hulde met een mild, wat melancholiek glimlachje hebben ondergaan, en pas echt vrolijk geworden zijn als de Lierse muziekmaatschappijen hun serenades waren komen brengen met veel geroffel en geschal en walmende pekfakkels. De Belgische Radio en Televisie zou dan in het Vlaams programma een keurig filmpje hebben uitgezonden : Ten huise van de Fee, zo'n geval met het slachtoffer vast in het keurs van een sluitend draaiboek en enkel de met het medium vertrouwde dochter Lia zoals ze werkelijk is in het dagelijks leven. Fred Bogaerts, met wie hij in zijn jongelingsjaren op het Begijnhof een atelier deelde, zou stellig aan een behendig journalist de wildste herinneringen hebben prijsgegeven uit die tijd van hevig schilderen, dichten en schrijven, in de mystiek grasduinen en meningsverschillen uitpraten tot de vroege morgen toe, als de verontwaardigde begijntjes op heur weg naar de kerk de tabaksrook door open vensters naar buiten zagen walmen.

    Natuurlijk zouden de trouwe vrienden Flor van Reeth, de bouwmeester, en Renaat Veremans, de toondichter, dicht bij de Fee en zijn Marieke hebben gezeteld, omdat dit feest ook hen aanging, en Ernest Claes, na een zeer goede feestdronk, zou dan de heerlijke improvisatie gehouden hebben, waarop hij al dagenlang had zitten broeden maar die toch klonk, alsof de gedachten hem op het ogenblik zelf aanwaaiden. Ja, en de schilder-baron Opsomer zou daar in de feestvreugde weer de plezante Door geworden zijn, die zijn eerste schilderijen maakte in het Netestadje en daarmee verbonden bleef, al werd hij door zijn koning geadeld en woont hij nu in een deftig pand aan de Maria Theresialei in Antwerpen.

     

         Het zou vandaag een grandioos feest geworden zijn, omdat Vlaanderen zo ontstellend veel goed te maken heeft aan deze begenadigde kunstenaar. Er zullen wel oorzaken en verontschuldigingen aan te voeren zijn voor de vernederingen die men hem na de oorlog deed ondergaan, en zij die daar 't hevigst aan hebben deelgenomen, zullen nu ook wel het hardst schreeuwen dat die miskenning onverdiend was en enkel voortgekomen uit opgekropte hysterie tijdens de bezetting. Maar in 1947 is Felix Timmermans gestorven, gebroken van verdriet, zo vertelden mij zijn trouwe vrienden Veremans en Van Reeth, omdat zijn geliefd volk van Vlaanderen, de burgers zelfs van zijn eigen Lier, dat hij vermaardheidi had gebracht over heel de wereld, hem hadden uitgestoten, beklad en veracht. De zuivere, zachtmoedige mens Timmermans week uit naar de Schemeringen van de dood waaruit geen Pallieter hem nog weer zou komen verlossen. In de dichtbundel Adagio vindt ge die stemmingen van een in de dood vluchtende mens vastgelegd in ontroerende verzen, waarvan sommige strofen mij telkens nog doen huiveren van eenzaamheid. Wat is dat toch in ons, dat ons er altijd weer toe drijft om onze naaste te wonden en te pijnigen ! Wat hebben wij in Nederland een Willem Mengelberg niet aangedaan, en gij in Vlaanderen een Timmermans en een Grauls ! Later, ja, later zouden we 't goed willen maken, omdat met de bezinning ook de schaamte komt... later, ja, later... Dan komen we aanzetten met straatnamen, herinneringsklankbeelden, eerherstel in de dagbladen, heruitgaven van werk... Maar heelt dat de wonden, de littekens blijven. “Vreemd gaan wij langs elkander,” dichtte Werumeus Buning eens.

    “Vergeef 't, vergeet 't niet...”

         De jonggestorven dichter Ernest van der Hallen heeft van Timmermans' werk geschreven, dat het is “een getuigenis, dat men zijn volk heeft liefgehad en dit gediend heeft in het belangrijkste waarin een volk groot kan zijn: in de schoonheid die onsterfelijk is”. In onze dagen klink zo'n uitspraak wat theatraal, maar denkend aan de gelukkige uren, die ik, lezend in Timmermans' boeken, heb mogen bijeengaren, onderschrijf ik ze vol dankbaarheid. Ik had iets van Columbus in mij, toen ik op mijn zestiende jaar Pallieter las en herlas : ik ontdekte een volslagen nieuwe wereld, en keek nadien met andere ogen in de oude rond. Na mijn eindexamen op de Hogere Burger School heb ik een pelgrimage gemaakt naar Lier om er de mastbossen te zien, de begijntjes en hun hoven, de processies en het bonte kermisvertier. De moed om naar het huis in de Heyderstraat te gaan en er Timmermans mijn eerste schrifturen voor te lezen, bezat ik niet ; zelfs nu nog moet ik bij ontmoetingen met kunstenaars van zijn formaat over een drempel van vrees heen, eer ik hen werkelijk benaderen kan. Nu kwam daar in Lier nog bij dat de werkelijkheid er veel minder schoon was, dan wat Timmermans' verbeeldingskracht in mij had opgeroepen, en ik heb dan ook, nog heel lang daama, tegen ieder die over een bezoek aan het Netestadje dacht, gezegd : “Ga er niet heen, want je komt er armer en teleurgestelder van terug.” En nog smaken de vlaaien er, wanneer ik ze op doorreis wel eens koop, nooit zo heerlijk, als de Fee ze vermocht te beschrijven in dat verrukkelijk boek Het keerseken in de lanteern. Hij vertelt in een der korte vertelsels over een bakker die er duizenden bakte op de vooravond van de jaarlijkse processie, en die dat met een gerust hart deed, omdat een boer, die al sinds jaar en dag zijn ierput kwam leeghalen om er z'n land mee te bemesten, schoon weer voor de beeweg had voorspeld. 't Regende echter zo hevig, dat de processie niet kon uitgaan, dat geen vlaai werd verkocht en de bakker met platen vol van die snel taai wordende dingen bleef zitten. De boer kreeg geen druppel mest meer, en ik denk vaak, kauwend op zo'n taai geval : “Zouden dat er nog zijn van die partij vlaaien waarover Timmermans mij als schooljongen deed schateren ?”


     

    (Lou Aspeslag - Tom Bouws - Lia Timmermans)

    In Oostende woont Timmermans' dochter Lia met haar man Lou Aspeslag in een groot huis aan de Jozef II-straat. Ge moet door een ruim trappenhuis enige verdiepingen stijgen, om hun appartement te bereiken, maar ge wordt dan ook beloond door een “blijde inkomste” in hoge, heerlijk-lichte vertrekken, zalen haast, met tot het plafond reikende vensters, die aan de achterzijde uitzicht geven op de speelplaats van een drukke jongensschool. “Stoort het lawaai je niet bij 't werk ?” vroeg ik Lia.

    “O nee,” weerde ze heel beslist af. “Ze besparen me 't kijken op de klok, want ik deel mijn huishouden in naar hun schoolbel. En wie leeft tegenwoordig nog in een wereld van stilte ? Ja, Charles Eyck, omdat hij doof is.”

         “Eyck beschouwt dit als een grote meevaller bij een kleine tegenslag.”

    “Nou ja, zo ziet hij 't dan maar ! Ik hou wel van dat geluid op de cour. Trouwens, zo'n heerlijke, ruime woning is me best dat beetje lawaai waard.”

         Dat is Lia ten voeten uit. Kinderen van vermaarde kunstenaars hebben 't meestal niet gemakkelijk in hun pogingen om zichzelf te vinden en niet te verworden tot een schaduw van hun vader of moeder. De zoon van Mozart componeerde ook, maar heeft hij zich ooit kunnen bevrijden van de vaderlijke erfenis ?

    Ik vind, om een volkomen ander voorbeeld te nemen, een Jacqueline Boyer een zielig schepseltje, omdat het meisje, mocht ze enig talent hebben — wat ik zelfs na het winnen van een songfestival nog betwijfel — altijd geketend blijft aan 't Parlez-moi d'amour van haar befaamde moeder. Toen een paar maanden geleden, tijdens een Nederlandse televisieuitzending met Gerard Walschap als centrale figuur, de vrouw en kinderen van de grote Vlaamse schrijver rond zijn zetel stonden, viel me bij de ondervraging op, hoe zelfstandig en geheel zichzelf elk lid van de jongere Walschap-generatie zich bewoog en uitte, en hoe de beroemde vader voor hen allereerst het innig-geliefde hoofd des gezins was.

         Lia Timmermans is van het slag der Walschap-kinderen. Ze heeft personality, wat niet zo moeilijk moet zijn als je zo'n mooie blonde vrouw bent als zij. Maar ook haar werk heeft een eigen karakter; men kan het naast dat van de vader leggen zonder dat het aan waarde verliest. Ook haar huis heeft zo'n eigen “gezicht”. De wanden der woonvertrekken zijn wit met een vage roze weerschijn, wat de kilte wegneemt. Er staan mooie, oude, kennelijk in de loop van jaren bijeengebrachte meubels, en ge ontdekt ook veel door een vorige generatie smakeloos geoordeelde sierstukken als grote porseleinen honden, papieren boeketten onder hoge, smalle glasstolpen, bont boerenaardewerk, met de schaar geknipte voorstellingen in zwarte lijstjes. Natuurlijk hangen er schilderijen en tekeningen van de Fee, ook veel reprodukties van schilders als een Chagall, een Dufy, met veel rood, geel en blauw, dat het interieur vrolijk maakt en er een uitgesproken Frans karakter aan geeft. En met dat “Frans” bedoel ik dan zeer beslist alleen maar : licht, zuidelijk, zonnig en vrolijk stemmend. In een wandkastje staat mooi kristal en porselein, op een theeblad ook sierlijk zilverwerk, dat kennelijk regelmatig gebruikt wordt. Trouwens, niets in deze kamers staat er om respectvol ontzien te worden, of 't zouden de schilderstukken van Vader moeten zijn en de sierlijke Lievevrouwkens die Lia zelf maakt met grote kunstvaardigheid. Toen ik een van die madonna's bewonderde en vertelde dat ik in alle landen, waar ik voor werk of vakantie kom, altijd zocht naar karakteristieke poppen voor mijn verzameling vroeg ze behendig : “En dus verwacht je nu dat ik er een voor jou maak, he ?” Waarop ik weinig anders kon mompelen dan dat zo iets zeker m'n bedoeling niet was, en de poppen als gespreksstof afgedaan hadden.

         We waren voor de lunch uitgenodigd, die in de samenstelling en met een fles Rose d'Anjou als bekroning ook alweer “Frans”, dus zuidelijk, aandeed. Er werden foto's gemaakt van Lia bij de tafel en wij allen aan tafel. Toen de koffie rondging vertelde ze over haar vader.

    “Hij was ontzettend gemakkelijk te kwetsen, omdat hij nog altijd de argeloosheid bezat van een kind. Weet je, wij zijn harder, wij zullen nooit de weg door het bos markeren met stukjes van onze boterham, maar hij had nog vertrouwen in de vogels. Ik zou niet gewild hebben dat hij anders zou zijn geweest, want daarom hielden we zoveel van hem.”

         Ik herinnerde me een gesprek met Claes in zijn Ukkelse huis. “Wij, Vlamingen, zijn zo huiselijk vertrouwd met hemelse zaken, dat we ze volkomen natuurlijk doen plaatsvinden in onze eigen streek, ja, in de eigen woning. Wanneer ik als kind met mijn ouders naar de nachtmis ging, speurde ik de wegen af naar een vrouw op een ezeltje en een man die ernaast liep. Ge moet in Lier eens het museum binnenlopen, Tom, zo ge daar komt, en een groot schilderstuk bekijken waarop ge Jezus zult zien, gezeten in een vissersboot en predikend tot volk op de oever. Dat volk bestaat uit Lierenaren, de boot is van de soort die ge op de Nete ziet varen. En mocht ge nog eens in Vosselaar bij Turnhout het schoon kerstspel van meneer de onderpastoor Remi Lens en zijn parochianen meemaken, dan zult ge een Kempense schaapskooi op het toneel ontwaren, waarin het Goddelijk Kindje geboren wordt. De vlucht naar Egypte geschiedt er naar aanduidingen van een stroper langs Kempense vennen en heidepaden, want dat is hun wereld, waarin alles, ook het bovenaardse, een plaats heeft. Niemand in onze tijd heeft dit zo duidelijk in zijn werk uitgedrukt als Fee Timmermans.”

         Toen ik Lia overbracht wat Claes mij had uitgelegd, knikte ze instemmend. “Nonkel Nest heeft volkomen gelijk, Tom ! Vader bevolkte zijn en ons wereldje met heiligen en boosdoeners die ge in de evangeliën tegenkomt. Weet je, 't kon gebeuren dat hij van een reis terugkeerde en maar weinig van de Lierse kant verkocht had, waar hij toen in handelde. Maar wij thuis rekenden op een geschenk, dat altijd iets merkwaardigs moest zijn, want onze Vader had in dit opzicht een reputatie te verliezen. Toch, ja, ons moeke moest haar huishoudgeld ook hebben, en dat zou tegenvallen als de beurs werd losgeknoopt. Ziet ge, en dan hielp Vaders verbeelding hem altijd een handje. Zo vroeg hij eens aan een boer een stuk of wat meiknolletjes, waste die goed schoon in een beek en wikkelde ze in zilverpapier. Bij zijn thuiskomst vertelde hij ons uitvoerig, hoe hij vlak bij Lier, tegenover 't Huis ten Halven, de Zwarte Koning was tegengekomen, die helemaal uit Oriënten was teruggereisd om een sterrekijker te gaan zoeken, die hij op zijn laatste tocht had verloren. En de Zwarte Koning had gevraagd naar hoe 't ging met Gommaar in de klas en of Lia ons moeke wel hielp bij 't tafeldekken. Vader had gezegd, dat 't allemaal goedkwam met zijn kinderen, en dat hij zou vertellen van die bijzondere ontmoeting. Ja, en dan kwamen de in zilverpapier gewikkelde knolletjes uit de reistas, en werden oosterse geschenken, door de Zwarte Koning voor ons meegegeven. Ze smaakten absoluut anders dan Vlaamse knolletjes en we zouden ze voor niets ter wereld hebben afgestaan... Kijk, ik weet nu, hoe hij die verrassing voor ons als 't ware uit zijn verbeelding schiep, maar als kind geloofde ik in die oosterse knolletjes even vast als in Sinterklaas.”

         Lia was het, die mij dringend raadde om Veremans en Van Reeth op te zoeken. Ik zat toen al echt in het spoor van de Fee, omdat ik mijn traditionele kerstklankbeeld als thema een van Timmermans' verhalen wilde geven. “Dan moet ge Het Kindeken Jezus in Vlaanderen kiezen,” riep Lia opgewonden. “Daarin vindt ge uitgedrukt wat nonkel Nest Claes bedoelde over onze verbondenheid met heilige zaken als de Goddelijke Geboorte ! Vader heeft verteld zoals de middeleeuwers schilderden ! O, ge moet oom Renaat vragen om over Het Kindeke te vertellen. Hij heeft daar een zo schone herinnering aan ! En Vader had nooit trouwer vrienden dan die twee, ook in zijn donkere dagen.”

         Zo kwam ik dan terecht in Van Reeths woning aan de Boekenberglei, een stille straat in Deurne, waar op de regenachtige avond die het lot er ons voor aanwees, het leven al tientallen jaren scheen te hebben stilgestaan. Daarbij volgde ik het spoor van een man die ik vaag kende door zijn werken en door het machtig portret van Opsomer, die mij in gestalte veel nader kwam na het bezoek aan Lia, maar die ik zelf nooit zou ontmoeten voor een rechtstreeks contact, een persoonlijke indruk. Er lag iets schimmigs over dit avontuur, dat ik misschien zou kunnen wegvagen door steeds maar andere vrienden van Timmermans naar hun herinneringen te vragen : pastoor Paeps in Kalmthout, Fred Bogaerts in Lier, en dan de twee meest getrouwe makkers, die nu op mij wachtten in dat grote, ouderwetse, ingedommelde huis.

    O, ze popelden om mij te dompelen in de stroom van hun herinneringen ! Veremans, de jongste en felste van beiden, had iets van een vriendelijke leeuw met zijn dikke, warrelige haren, waarin alle tinten vielen te ontwaren van grijs tot geelbruin. Van Reeth leek mij veel ouder en ook brozer, maar al liet hij het gesprek grotendeels aan Veremans en mij, zijn intelligente oogjes fonkelden van hevig medeleven. Wij dronken koffie en aten boterhammetjes met hesp en kaas ; toen plaatste Frans de beide mannen aan weerszijden van de buste die Veremans' zoon van de Fee had gemaakt, en fotografeerde hen vele malen.

    De Vlamingen hebben, veel heviger dan wij in het Noorden, de drang in zich om hun gelaat in terracotta of brons te doen vereeuwigen; ik zag zulke portretbustes, naast veel plaquetten, in de woningen van vrijwel alle kunstenaars die ik op mijn reizen bezocht. Ze maakten me altijd lichtelijk nerveus, omdat de aldus vereeuwigde meestal in de nabijheid van zijn beeltenis zat of stond te praten, en ik dan het gevoel kreeg een gesprek te voeren met een tweeling. Zeker is, dat beeldhouwers in Vlaanderen een rijk bestaan moeten kunnen verwerven, want wat niet meer in de huizen kan worden geplaatst, vindt ge op pleinen, in parken, aan gevels en — ja, en daar horen ze eigenlijk, lijkt me — onder de hoge bomen van vredige kerkhoven.


                         Renaat Veremans

        
    Maar nu dan die verhalen der vrienden ! Ik kies er twee, die mij het langst zullen bijblijven. Dat van Veremans kwam het allereerst, omdat de goede Renaat van louter opwinding eenvoudig niet zwijgen kon, zodra ik maar iets had losgelaten over het kerstklankbeeld met Fee's Het Kindeken Jezus in Vlaanderen als thema. “Man, ge kondt er geen schoner boek voor vinden in heel Vlaanderen,” barstte hij uit, de handen graaiend in zijn touwachtige leeuwemanen. “Daar valt al 't andere bij in 't niet.”

         Van Reeth remde de te grote geestdrift wat af. ,”Ge moet toch Streuvels' schoon Kerstekind niet vergeten, Renaat, en Nest Claes' Wannes Raps. Felix zou me dadelijk bijvallen, als ik die gelijkstel met zijn Kindeken Jezus. Hij zou ze zeker schoner achten dan het eigen werk, want Fee was een bescheiden mens, die...”

         “Goed, die andere die ge noemt, Flor, zijn ook schoon !” Ongeduldig gebaarde de toondichter, dat z'n vriend ons niet op zijpaden diende te lokken. “Maar nu dat boek van Felix, he ? Hij schreef 't in de oorlogsjaren en in 1917 kwam 't van de pers, als gewoonlijk versierd met zijn eigen pentekeningen, die bij zijn ver-halen horen als appelgeur bij de vrucht.”

         “Maar die van Anton Pieck bij een Pallieter-uitgave kan ik toch wel waarderen,” voerde Van Reeth voorzichtigjes aan. “En Felix zou...”

         ,,Felix schatte zijn eigen werk altijd te laag ! Ik zeg u : die Pieck heeft z'n tekeningen belangrijker gevonden dan 't verhaal ! Da's scheef, he? Awel... eh... Flor, ge moet mij niet meer onderbreken, da's nie plezant!... Meneer, wij waren in de oorlogsjaren naar Engeland uitgeweken; ik zat daar met vrouw en kinderen in die grote stad Londen en al sprak niemand 't uit, ons hart was berstensvol verlangen naar Vlaanderen, dat zo onbereikbaar ver leek. En als dan 's nachts de zeppelins boven de stad verschenen — ge weet, wat ik bedoel : die lange luchtschepen, net sigaren in een zilverpapierke ! — och, meneer, dan trilden de huizen door de neervallende bommen en vloekte ik de dag dat we uit Vlaanderen wegtrokken. Awel, op een avond, daar kwam bezoek uit het vaderland; och, er waren voor avontuurlijke kerels altijd nog wel wegen om erin of eruit te geraken. Maar met deze gast voelden wij ons zeer thuis, omdat hij stellig nieuws zou brengen van goede vrienden in Vlaanderen. “George !” riep ik verheugd. “Zijt ge er weer goed doorgekomen ? Zet u bij ons, en dan gaat ge maar aan 't vertellen, manneke !” 't Was de broer van Ernest van der Hallen, een jong soldaat die koeriersdiensten verrichtte tussen beide landen. Dit keer bracht hij ons groeten uit Lier van Felix en een pakske dat ons deugd zou doen, had de Fee gezegd. Wie beschrijft onze verbazing en ontroering, toen we ontdekten dat het een nieuw boek van onze vriend bevatte : Het Kindeken Jezus in Vlaanderen. We hielden het om beurten vast en hadden tranen in de ogen, waarvoor we ons niet schaamden, want het was een brokske vaderland dat we aan-raakten.

         “Wil ik eruit lezen ?” vroeg George ons. Dat deed hij graag, omdat hij een mooie stem bezat en, als broer van een dichter, ook begrip had voor wat hij dan las. Gretig drong hij aan : “Als gij luisteren wilt, zal ik graag het zeer schoon begin doen horen.”

         Verheugd zetten wij ons in een kring met hem, lamp-licht bescheen het boek en wij zaten zelf in het duister. Hij glimlachte naar ons, wilde adem scheppen voor het eerste woord, maar och, daar kondigde luchtalarm de komst aan van zeppelins en vliegtuigen; even later begon afweergeschut te dreunen en schudde het huis door ontploffende bommen, veraf of dichtbij, dat wist niemand ooit. “Zal ik toch lezen ?” vroeg George. ,of wilt ge naar de kelder, om er het einde van de aanval af te wachten ?”

    “Lees maar,” besliste ik, en ook de anderen zeiden : “Ja, toe nu maar !” Toen begon hij aan Felix' wonderschone verhaal over de Heilige Familie, en — ja, ge zult er nu misschien om lachen — voelden wij ons, al luisterend, teruggevoerd naar ons geliefd Vlaanderen, om er het Goddelijk Gezin te volgen langs wegen en door stadjes en dorpen die wij kenden van jongs af. Boven Londen woedde het hevigst luchtgevecht sinds de oorlog uitbrak, en tot dicht bij ons huis vielen bommen. Maar wij hoorden dat geen van allen, wij waren in Vlaanderen al die uren dat de Duitsers aanvielen en George las.

         Hij zweeg pas, toen het verhaal ten einde was gekomen. En geloof mij, vrienden, al klinkt 't als een mirakel — waarom zou 't er niet een zijn geweest ? — maar toen George het boek met een zucht dichtklapte, werd ook juist het einde van de luchtaanval aangekondigd. “Hoor toch !” zuchtte mijn goede vrouw, haar tranen wegvagend. “Ik was vergeten dat 't oorlog is ! Hadden wij niet naar de kelder dienen te gaan zoals staat in de voorschriften ?”

         Maar ik stelde haar gerust. “Felix heeft ons beschermd door zijn boek,” zei ik, en bij God, dat staat nog voor mij vast. “Wij waren al die tijd bij hem in Vlaanderen. Gij hadt geen beter uur kunnen kiezen voor uw komst, George.” Ach mannen, en daarom is dit boek voor mij zo dierbaar, al lees ik ook de andere van herte.”

         Zo gij voor dit verhaal niet meer kunt opbrengen dan een wat superieur glimlachje, hebt ge iets verloren dat aan ons leven zulk een bijzondere glans vermag te geven : de argeloosheid waarmee een mens, zonder vragen en analyseren, de wereld om zich heen beschouwt en aanvaardt. In een triest, zacht-schreiend lied van Johannes Brahms : Ach, wüszt' ich nur den Weg zurück, den lieben Weg zum Kinderland, ligt dat heimwee der “volwassenen” uitgedrukt! Mannen als Veremans en Van Reeth behouden iets kinderlijks, maar het maakt hen niet kinderachtig. Timmermans zou zonder die argeloosheid niet hebben kunnen schrijven; ja, ik ben er zeker van dat hij alle lust om te leven verloor, toen de keiharde werkelijkheid hem van dat kostbare goed beroofde. Overigens, waarom kon Streuvels mij vertellen over de jaarlijkse stroom van brieven uit geheel West-Europa, waarin hem dank wordt gebracht voor zijn al in 1909 verschenen en sindsdien steeds maar herdrukte Kerstekind, waarom is van Timmermans' werken nu nog een omnibus-uitgave mogelijk, waarom trekken ieder jaar meer mensen naar een armzalig parochiehuis in Vosselaar, om er het Kerstspel der Kempen bij te wonen, als niet in ieder van ons een spoortje hunkering leefde naar die verloren argeloosheid, dat kinderlijk aanvaarden ?

         In dit verband denk ik ook nog aan een toneelrepetitie in de pastorie van Kalmthout. Het is een Kempendorp, dat gij bij voorkeur niet op een duistere, regenachtige november-avond moet proberen te zoeken. Want dan komt ge, als wij, wel in Brecht, in Sint-Job-in-'t-Goor, in Loenhout en zelfs in Hoogstraten, maar dat vermaledijde Kalmthout lijkt door een duivelse hand als een pion over het geografisch schaakbord der Kempen heen en weer geschoven. Tenslotte heb ik Sint-Antonius vol berekening een kaars aangeboden in ruil voor de pastorie van Dr. Tony Paeps; enkel dat éne huis maar, heb ik bij de ruil bedongen. Zulk een vertrouwen in de zakelijkheid van onze heiligen schijnt er in de hemel toch wel in te willen gaan, want na een halfuur rijden op de gok kwamen we in de “paepse haven” aan. Ik had mijn zinnen nu eenmaal op die Kempense pastorie gezet, omdat zijn eerwaarde met een stel geestdriftige parochianen een opvoering voorbereidde van En waar de ster bleef stille staan, de toneelbewerking van Timmermans' kerstverhaal Drie-koningentriptiek. Een fragment daarvan wilde ik graag op de band vastleggen, om er mijn grote klankbeeld over de Fee een eigen kleur door te kunnen geven.

         Nu, pastoor Paeps en de zijnen hadden ons niet gemist, omdat ze de door hen gekozen scene — Suske-wiets ontmoeting met de Heilige Familie in het foorwagentje — nog eens danig hadden doorgenomen. ,”Is dat nou geen plezant werk ?” vroeg mijn gastheer, toen we tenslotte voldaan rond de Leuvense stoof zaten en een glas warme wijn met voorzichtige teugjes genoten. “Felix was een neef van mij, onze moeders waren zusters uit een echt Kempens gezin, wat ge bij de Fee aan z'n forse kop en z'n zware lijf ook nog goed kondt bespeuren. Maar om de familieband doe ik dit zeker niet. Nee, ik hou van dit spel, omdat het recht in het hart van ons volk grijpt. 't Wordt ook nog wel door beroepsgezelschappen gespeeld, maar da's nie plezant ! Die toneellui willen 't te mooi doen ; die spelen de eenvoudige sukkelaars met hun kinderlijk geloof in mirakels. Maar ons volk gelooft daar nog werkelijk in, Gode zij dank mag ik wel zeggen. Weet ge, vrienden, ik kwam eens tegen Kerstmis in een dorp de kant van Kortrijk uit, en daar zag ik Fee's spel overal aangekondigd, te spelen, net als hier, door mensen uit de streek. Maar de naam van de schrijver hadden ze weggelaten, en dat, och ja, dat zat me als neef een beetje dwars. In de herberg vroeg ik : “Gij gaat nu dat spel vertonen, maar wie heeft dat eigenlijk geschreven ?” En de mannen daar gaven mij dit prachtig antwoord : “Och, meneer pastoor, dat is niet door iemand geschreven, dat was er altijd al.”

         Vrienden, als het volk zo vertrouwd raakt met uw werk, dat uw naam er niet meer toe doet, hebt ge als kunstenaar het recht om te schreien van dankbaarheid. Dan gaat het u als “Willem die Madoc maecte” of de schilder van sommige middeleeuwse paneelkens; zelf verdwijnt ge in nevelen, maar uw werk verwerft onsterfelijkheid. Hoevelen in onze tijd kunnen daar nog aan toe ? Spijtig, dat ik 't Felix niet meer heb kunnen vertellen !

    't Zou hem wat gelukkiger gemaakt hebben”

         Ik moest dit verhaal even kwijt, omdat het Timmermans' onvergankelijke betekenis voor zijn volk zo zuiver weergeeft. En dan nu de al eerder beloofde herinnering, die Flor van Reeth mij toevertrouwde over degeliefde makker van jongs af. De oude bouwmeester met het zilverwitte haar en de achter brilleglazen fonkelende ogen vertelt precieuzer dan de onstuimige Veremans, die zich graag laat voortstuwen door zijn geestdrift. Van Reeths verhaal stamt uit een heel andere levenssfeer dan de onze, en weer zou het me spijten als gij, die het leest, er enkel om glimlachte. Ja, tenzij er vertedering ligt in uw glimlach ; dan hebt ge het aroma geproefd en gewaardeerd. Toen ik het zelf door de oude heer hoorde vertellen, was 't mij te moede of ik was opgenomen in de sfeer van Eichendorffs romantische verhalen.

         “Het gebeurde op Goede Vrijdag van het jaar achttien, een wonderschone morgen toen wij gedrieen, de Fee, de Renaat en ik, na de hoogmis ons stadje waren uitgewandeld en ons hadden neergezet aan de oever van de Nete. Vrienden hebben geen angst voor de stilte, omdat zij elkaar ook wel zonder woorden verstaan. En dan, ja, er hing iets van verwachting in de atmosfeer van grootse, ons leven beroerende dingen. Het was Felix die tenslotte in woorden trachtte uit te drukken wat wij gedrieen over ons voelden komen. Zijn hand wees naar de hemel boven de mastbossen, terwijl hij met van emotie bevende stem riep :

    “Daar, vrienden, kijkt toch ! Daar boven de bomen, waar 't zo licht is geworden, kijken nu Gods engelen op ons neer ! Ziet gij 't ook, hoe juist daar het morgenlicht veel sterker, veel indringender is dan elders aan de hemel ? Renaat... Flor... ik zie dit toch niet alleen ?”

         Onze blik volgde de richting van zijn hand, en ja, ook wij zagen het nu, hoe boven de bomen het zonlicht zich scheen te hebben samengetrokken, zodat het pijn deed aan onze ogen, toen wij erin staarden.

    Na enige tijd verflauwde het helle schijnsel, en waagden wij 't om ons weer te bewegen, om tranen uit onze ooghoeken te wissen en dan, weer wat zekerder van onszelf, om op te staan uit het gras van de Neteoever. Maar 't leek niet mogelijk om van die plek heen te gaan, alsof wij er enkel wat gerust zouden hebben na een wandeling. “Vrienden,” sprak de Fee, zo plechtig als bij geloften die ge aflegt voor eeuwig, “vrienden, wij mogen deze morgen nooit vergeten ! Want het kan geen spel van het licht zijn geweest, wat wij daar boven de bomen hebben gezien. God verwacht iets van u, Flor, van u, Renaat, en van mij ! Laten wij de handen ineenleggen en elkander beloven dat ieder van ons een herinnering zal scheppen aan deze dag, en dan al zijn gaven ertoe zal inzetten ! Ik wijd mijn volgend boek aan deze dag !”

         “Ik zal een mis componeren ter herinnering aan wat wij zagen !” riept gij, Renaat. En ik beloofde : “Zo God wil en ik de opdracht krijg, bouw ik een kerk om deze morgen te gedenken !”

         Het is alles geschied gelijk wij elkander met een handdruk beloofden :

    Fee's boek De pastoor uit Den Bloeyenden Wijngaerd bevat voor Renaat en mij, in de exemplaren die wij ten geschenke kregen, een persoonlijke herinnering aan die wonderlijke morgen; de Sint-Franciscusmis van Renaat is zijn inlossing van de afspraak, en ik heb met die intentie de Heilige Geest-kerk geschapen.

    Ach, het was toch een goede en schone tijd, toen wij jong waren, en wij ons tot alles in staat achtten door de kracht van onze vriendschap.

         Annie Salomons waarschuwt er mij vaak voor, dat ik dergelijke herinneringen aan een tijd die ik uit eigen beleve niet heb gekend, nooit mag idealiseren. In dit hoofdstuk zal ik mijer ook wel weer aan bezondigen, maar er is dan ook iets aandoenlijks in die verhalen over de vader, de neef, de vriend, dat ik mij haast al niet meer kan voorstellen hm nooit te hebben gekend. En nu moet ge ook nog eens naar Lier gaan," zei Lia, de dochter, mij dringend.

    ,,Nu ge zoveel van Vader weet, zult ge ons stadje ook wel meer door  zijn ogen bekijken. Ga dan ook op het Begijnhof Fred Bogaerts maar een bezoek brengen. Hij zal 't zo heerlijk vinden, om te vertellen over hun jongelingsjaren in Lier ! En dan... ja, Fred heeft zich daarvan nooit los kunnen maken; hij woont nog in hetzelfde huis, dat hem en Vader tot atelier diende.”

         Oude mannetjes wezen ons de weg door de doolhof die ieder Begijnhof altijd schijnt te moeten zijn. In de grijze decemberdag glommen de keitjes der smalle straatjes met een blauwige stalen glans en lagen de huisjes zo kil en afgeboend naast elkander, dat ik haast weer berouw kreeg over mijn terugkeer in Lier. Het atelier van de oude schilder lag aan het einde van een doodlopend straatje. Een stakige boom hing met wat warrelig dood hout over een laag, bruin-stenen muurtje, waartegen een overluifelde kruiswegstatie was geslagen.

    “ 't Doet me nog altijd niets,” zei ik tegen Frans, die alweer met zijn fototas manipuleerde. “Er is geen sfeer vandaag met dat harde licht. Laten we wegrijden, ik had hier niet moeten komen.”

         Maar om de oude mannen die ons de weg gewezen hadden en die op een hoek van het straatje stonden te controleren of ik ook bij Bogaerts zou binnengaan, liep ik op het huisje af, bekeek even de ramen met hun wit-stenen omlijstingen, scherp afgetekend tegen de bruine baksteentjes der muren, en strekte mijn hand uit naar de bel. Maar eraan rukken behoefde ik al niet meer, want de deur schoot open en Timmermans’ jeugdvriend stond in de wit-stenen boog van het portaaltje als een levend weermannetje. “Ge zijt welkom bij Felix' oudste en trouwste vriend,” riep hij ons toe en wenkte dat we moesten binnenkomen en het trapje opgaan naar zijn atelier. “Beneden heb ik niks-nie te zoeken, weet ge ! Daar woont een ouwe juffer te midden van heur beeldekens en heiligenprenten ! O, da's zo'n vrome ! Maar de Fee waarschuwde altijd : “Pas d'r mee op, Fred ! Op vastenavond hangt zo een aan uw arm met 'n mombakkes voor, en gij speelt de zot !” Ja, hij hield van plagen, Fee !”

         Als een echte bohémien huisde oude Bogaerts te midden van zijn werkstukken : bonte krijtprenten van processiegangers of kermisvolk, een drietal sterzangers in hun vermomming van kronen en gelapte mantels. Hij pookte het vuur in zijn Leuvense stoof op en schoof de koffiekan in het midden van de bovenplaat. Maar zijn felle oogjes volgden ons heimelijk, en toen Frans en ik aandachtig een der bontste prenten bekeken, schoot zijn stem opgewonden uit : “Ha, gij staat daar voor het beste dat ik ooit heb gemaakt. Fee zei altijd :“Zo tekent ge maar een keer in uw leven !” Schoon is dat, vindt ge niet ? Wij woonden hier samen, Fee en ik, toen ik eraan werkte. Ja, dat was een goede tijd. Ach, als ge nog jong zijt...”

         Hij was ouder en ouder geworden, maar zijn geest leefde nog in die heerlijke, dolle jongelingsjaren, toen de broodmagere muziekstudent Veremans en de jonge schildersgezel Door Opsomer er met andere jonge Lierenaars de onrust op het Begijnhof brachten, als ze druk gebarend en luid betogend hun weg zochten naar het huisje van Fred en Felix. “Mensen, wat een tijd was dat ! Iedere avond zaten ze hier hun pijpen te smoren, tot ge met een mes wel stukken uit de blauwesmook hadt kunnen snijden ! De familie Timmermans had daar niks-nie mee op ; dat waren deftige lieden, die in Lierse kant handelden en zeer gekend waren in de stad. Als ze op zondagen naar de hoogmis gingen, droegen de mannen hoge zwart-glimmende kachel-pijpen van hoeden en hun vrouwen waren gekleed in zij en fluweel met zilveren beugeltassen en kasjmieren sjaals. Fee was het dertiende kind... ja, daar staat ge nu van te kijken, maar in die tijd was dat heel gewoon ! De fantasie had hij van zijn vader; dat was een vrolijke mens maar ook streng en deftig, weet ge... Zijn moeder kwam uit de Kempen; ze bad de rozenkrans nog met een klein vertelselke voor ieder weesgegroetje. Fee heeft mij eens gezegd : “Fred, door die vertelseltjes van ons moeder in het donker bij de gloed van de stoof ben ik later tot het schrijven van mijn Kindeken Jezus gekomen. Want dat boek is eigenlijk een rozenhoedje der blijde geheimen. Toen ik het schreef, voelde ik de gloed weer van de stoof met het open deurken, en hoorde ik de stem van ons moeder gelijkmatig de Weesgegroeten bidden.” Al die zaken vertelde hij mij, omdat ik zijn oudste en trouwste vriend ben.”

         Hij liet ons node gaan, schonk mij een foto van een door hem getekend portret van de grote vriend, en riep nog, staande in zijn huisdeur : “Vergeet dat niet, ik heb hem het langst van allen gekend en hem nooit in de steek gelaten.” Zijn koppig vasthouden aan de zorgeloze jongelingstijd was waarschijniijk de laatste afweer tegen het eenzaam wachten op de goede rust van de dood.

         “Ge moet niet alles geloven, wat Fred u heeft verteld,” waarschuwde Lia, toen wij haar ontmoetten in het gezellige familiehuis. ,,Niet waar, Moeke, Fred verzint ook veel over die jeugdjaren op het Begijnhof ?”

    “Alle Vlamingen sieren de werkelijkheid op, als hen die te kaal lijkt,” zei ik lachend. “En vind je dat zo erg, Lia ? Niemand wordt erdoor geschaad.”

         “Fred is een beste mens, en een trouw vriend.” De rustige stem van mevrouw Timmermans gaf aan al wat ze zei een onweerlegbare klank. Ze zat in haar zwarte japon met een camee, hangend aan een zilveren kettinkje, als enige versiering, vredig te luisteren naar de gesprekken, en glimlachte nu en dan als om te tonen dat ze ons wel degelijk volgde. Ik bedacht wat een bescherming een vrouw als zij moet hebben geboden aan de kunstenaar Felix Timmermans, die misschien daardoor zo argeloos en zuiver zijn verhalen heeft kunnen schrijven en zijn prenten tekenen, omdat de woning in de Heyderstraat zijn veilige thuishaven was, waar de wilde golfslag van de wereld, haat, tegenkanting, spot en naijver nooit hebben kunnen binnendringen. Wonderlijk, dat ik juist deze vrouw een van die lege joumalistenvragen stelde waar wij ons te vaak aan bezondigen : “Hebt u het niet een voorrecht gevonden, dat u al die prachtige verhalen zo dicht bij u hebt zien ontstaan, en dat ze u van alle mensen het eerst werden voorgelezen ?”

         Haar antwoord was subliem in zijn eenvoud : “Natuurlijk heb ik daarvan genoten. Maar toch, zo Felix ze niet zou hebben geschreven, was ik er niet minder gelukkig door geweest !”

     

    **********



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (1)

    13-06-2011
    Mevr.
    Beste Mon,. Voor mijn moeder (91) ben ik op zoek naar een versje van Felix Timmermans, waar de volgende zinnen in voorkomen: Netjes naast malkander lopen Hierzo in de dierentuin Draag je pet niet zo bezopen Kees je kousen zitten schuin.... Weet u misschien waaruit deze regels komen? Groet, Karen de Heer

    13-06-2011 om 16:44 geschreven door Karen de Heer




    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!