Felix Timmermansxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Signaal brengt een bezoek aan Felix Timmermans.
Reportage in een tijdschrift van 1941.
Een kleine vijftig jaren geleden woonde in het Vlaamsche stedeke Lier de kanthandelaar Timmermans. Hij had veertien kinderen en hij vond niets prettiger dan aan zijn kroost sprookjes en verhaaltjes te vertellen. Wanneer hij op zijn door vijf honden getrokken wagentje den boer opging, om zijn kanten mutsen te verkoopen, leek hij zijn op twee na jongste zoon Felix, zelf wel een sprookjesfiguur te zijn. Het was verbazingwekkend wat de oude Timmermans zoo al kon: teere spinstoffen ontwerpen, tooneelspelen, zingen, knutselen en met behulp van zijn bescheiden middelen de gansche bonte Vlaamsche wereld te voorschijn tooveren.
Kleine Felix wilde beslist kunstschilder worden. Er was geen muur, geen vodje papier en geen tafelblad in 't geheele huis, of hij moest er schetsjes op maken. Zijn begaafdheid zat in de familie. Ook zijn oudste broer Ernest kon schilderen. soms wel zes landschapen op een enkele achtermiddag, en dat niet alleen, hij verkocht ze nog ook. De opbrengst deelde hij met zijn vader die de schilderstukjes op zijn reizen aan den man bracht. Maar Felix gevoelde niet veel voor het fabriceeren van schilderijen. Sinds hij met een vriend stiekum naar Antwerpen was geweest, was hij sterk onder den indruk gekomen van de schilderijen door Pieter Breughel, die hij aldaar had bezichtigd. Hij werd sterk aangedaan door de prachtig uitgebeelde legenden en gestalten en het typisch Vlaamsch landschap. Destijds ontwaakte er in den knaap het verlangen om ook tot iets dergelijks in staat te zijn.
Hij slaagde er ook in, al was het dan als dichter en niet als kunstschilder. De schilderkunst, waar hij zich serieus mede bezig hield, was slechts een middel om tot het doel te geraken. Hij had het voornamelijk op Breughel begrepen, die volgens hem Vlaanderen typeerde. Timmermans trachtte hetgeen er in zijn ziel omging, door kleuren uit te beelden, maar hij had er geen geduld voor, hij was niet volhardend. Alvorens met schilderen te beginnen, zag zijn geestesoog het tot in alle details uitgewerkt schilderstuk, maar in werkelijkheid ontstonden er zwierig geschilderde, als 't ware geimproviseerde doeken, die nochtans ons oog bekoren, juist omdat zij luchtig en ongekunsteld zijn. Maar Timmermans zelf nam er geen genoegen mee. Hij wilde tafereelen doen zien van zijn geboortegrond, waarvan men in de groote wereld zoo weinig afwist, hij wilde er van gewagen op de wijze der menschen die om hem heen waren en hij wilde aan anderen mededeelen hetgeen zijn landgenooten gevoelden, hetgeen hun leven waard deed zijn geleefd te worden. En hierin slaagde hij ten volle.
(De Fé op de groentenmarkt)
Zijn boeken werden in vele talen overgebracht. Geheel Europa behoort tot zijn lezerskring. Vooral zijn boek Pallieter heeft grooten opgang gemaakt, het is het verhaal van een optimist, die van het leven geniet, ook al schijnt de zon niet altijd en loeit de storm door de straten. Hij gevoelt zich verbonden met de Natuur en gaat geheel op in de jaargetijden. Timmermans heeft eens een anecdote van zich zelf verteld, die hem wel bizonder typeert: tegen Paschen was hij ernstig ziek en lag in het ziekenhuis. De pleegzuster verraste hem met een bloempotje waarin een bloeiende witte en rose hyacinth. Deze bloemetjes hebben mij tot Pallieter geinspireerd. Daar stonden ze naast mijn bed in hun frischheid, gekust door een zonnestraaltje dat door het gordijn was gekropen, de eenvoudige, lieflijke bloemetjes, zacht getint en lekker geurende. Ze verhaalden dat buiten vóór mijn raam de jonge Lente was verschenen en het oude hart der Aarde met nieuwe krachten beroerde. De bloemetjes deden de gordijnen als 't ware wegvallen... Ik aanschouwde een nieuwe wereld...
De nieuwe wereld, die Timmermans aanschouwde, werd door hem in een taal beschreven die voor iedereen verstaanbaar is, ook al is hij in de Vlaamsche wereld niet thuis.
Hij slaagde daarin, omdat zijn betrekkingen tot het volk, waaruit hij werd geboren, nimmer zijn verslapt. Men houdt in Vlaanderen van leut, men vertelt graag een verhaaltje, men houdt van een grapje en van feestvieren.
Ter gelegenheid van zoo 'n feestje viel aan Timmermans een eerbetoon te beurt, zooals geen dichter dit mooier zou kunnen wenschen. Toen het er om ging in het stedeke Lier, waarvan hij nog steeds burger is, aan een gouden echtverbintenis den noodigen luister bij te zetten. werd er een optocht à la Pallieter gehouden. een stoet geheel bestaande uit de figuren van zijn boek, op wagens, te voet en te paard. Zoo natuurgetrouw werd het een en ander uitgebeeld, dat niemand den indruk kreeg dat het hier slechts betrof figuren uit het boek van Timmermans, ontsproten uit diens scheppend brein.
De toeschouwers die langs de straten waren opgesteld, wuifden het toe, zooals men een goedenvriend begroet die van een verre reis naar zijn geboortestreek is terug gekeerd.
Otto Alfred Palitzsch
November 1941
***************
|