ERNEST VAN DER HALLENxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
AFSCHEID VAN FELIX TIMMERMANS
( Overgenomen uit Dietsche Warande en Belfort - juni 1947)
De morgen van uw begrafenis lag het landschap rond de Nete helemaal wit gesneeuwd. Bij ontstentenis van vele vroegere vrienden en van elke vorm van officieel rouwbetoon dat u trouwens niet sympathiek zou geweest zijn, was dit de hulde van het Brabantse land dat u zo lief was. Allen die rond uw graf stonden op de Kloosterheide dicht bij de Nete en bij het puin der Nazaretse abdij, hebben op dit ogenblik gewis gedacht aan het besneeuwde land, mild en wijd en effen onder de opene hemel van Brabant, dat gij met zoveel liefde getekend hebt in uw boek over Pieter Breugel.
Bij een graf pleegt men zich de dingen te herinneren die mooi en groot waren in het leven van de gestorvene, en soms is het niet gemakkelijk in een dergelijke hulde gans het leven te omvatten, want de woorden die aan het graf gesproken worden moeten soms meer doen vergeten dan herinneren. Wat is er in uw leven echter anders geweest dan goedheid en schoonheid, en hoe zou iemand in u afzonderlijk de mens en de kunstenaar kunnen huldigen, waar bij u het kunstenaar-zijn slechts de weerslag was van uw edel, goed hart en uw edel, goed mens-zijn? Het heeft weinig zin bij uw graf te spreken over uw groot kunstenaarschap, dat tot voor korte tijd nooit iemand heeft durven betwisten hoe zelden men zoiets ooit beleefd heeft in dit land zonder meteen te getuigen dat gans uw leven zelf een schoon en goed boek was, het schoonste dat gij gemaakt hebt, en dat er in heel dit werk en in dit leven niets is waarover gij u thans hoeft te schamen. Een kunstenaar heeft vóór alles een resonantiebodem nodig, een omgeving, een volk dat in liefde naar hem opziet, dat belang stelt in zijn werk, dat zijn woord opvangt, en meetrilt met zijn hart, dat gelooft in zijn roeping, zijn geestelijk wezen erkent en aanvaardt, en open staat voor de geestelijke waarden in zijn werk : de schoonheid, de adel, de kracht, de goedheid, de liefde, de ontroering, de begeestering waarvan zijn boeken de dragers zijn.
Deze belangstelling en verering zijn gedurende gans uw leven in zo grote mate uw deel geweest als men dit sedert Conscience niet meer gezien had. Zelfs beperkte deze verering zich niet bij uw eigen volk, hoezeer uw werk ook de spiegel was van zijn wezen, doch ook ver buiten dit land heeft uw werk Vlaanderen en zijn volk leren lief hebben. En in die zin waart gij in feite de geestelijke en kulturele ambassadeur van Vlaanderen in het buitenland. Bijna nooit in de geschiedenis onzer Dietse letteren is er een kunstenaar geweest die zo algemeen aanvaard en erkend werd als gij; gans uw leven zijt ge gevierd en bejubeld geweest, en dit niet uitsluitend wegens uw boeken, want al wie u kende kwam onder de charme van uw wezen, dat hartelijkheid, vriendschap en goedheid was. Zelfs in de middens van uw litteraire collega's was de adel en de goedheid van uw hart spreekwoordelijk, en nooit heeft iemand met een normaal hart en gemoed ook maar getracht u te kleineren in uw werk of in uw persoonlijkheid, hoe zelden men iets dergelijks ook in dit kleine land mocht beleven. En wanneer een enkele maal broodnijd of jalousie de métier een poging in die zin deed, heb ik u daarom nooit een bitter woord horen spreken. Eigenlijk zijt ge gans uw leven een gelukskind geweest. Uw leven was dit van een prins. Ge waart door iedereen bejubeld, gevierd en vereerd, en toch zijt ge altijd een allereenvoudigst man gebleven, zodat uw buren niet eens vermoedden dat in een eenvoudige middenstandswoning van hun straat een der meest beroemde kunstenaars van Europa woonde.
Daarom is de vereenzaming waarin gij het laatste jaar van uw leven doorgebracht hebt, u des te zwaarder gevallen, en naast enkele vertrouwde vrienden weet God alleen hoe zwaar die eenzaamheid en deze verlatenheid op u woog. Hoe ledig en eenzaam het rondom u was toen we enkele maanden terug uw zestigste verjaardag vierden, waarvan geen enkel blad of radiozender iets bleek af te weten, terwijl ge u herinnerde hoe ge bij uw vijftigste jaardag destijds, hier en elders, gehuldigd werd met een stortvloed van artikels, reportages en filmactualiteiten. Deze eenzaamheid waaraan op een bepaald ogenblik geen enkel kunstenaar ontsnapt, heeft echter uw innerlijk wezen verdiept en gerijpt. Wie de gedichten las welke ge binst deze maanden geschreven hebt, weet in welke mate dit verlaten-zijn door de mensen u dichter bij God gebracht heeft.
Al die u bezochten zegden tegen elkaar : « Wat is hij verinnigd geworden, los gekomen van het aardse, en naar God gegroeid! » En we dachten er stil bij : welk gaaf, rijp en diep werk zou hij nu nog kunnen schrijven, nu God hem verpuurd heeft met de beproeving die hij zijn vrienden nooit onthoudt! Het heugt me nog hoe gij onlangs uzelf vergeleekt met Rembrandt : « Ik heb als hij alle glorie en roem gekend, en ben als hij gedoemd om eenzaam te sterven. » Ik dacht in dat ogenblik op de door zijn vaderstad verbannen Dante, en op de andere kunstenaars wier roem hun na hun dood wreekte op hun tijdgenoten. Er zijn bladzijden over uw leven die pas het volgend geslacht zal kunnen schrijven, en ik hoop dat zij zullen gedenken hoe mild en vergevend gijzelf geweest zijt.
Wat wil ik nog verder over u schrijven, Felix? Bij uw uitvaart waren al uw vrienden - hoe dikwijls hebt ge u bekommerd afgevraagd hoevelen u trouw gebleven waren! - aanwezig, in feite of in de geest, en het getal dezer laatsten was tienduizenden.
Misschien hebt gij glimlachend van daarboven toegezien hoe de dag van uw uitvaart reeds geld geboden werd voor een overlijdensbericht, een doodsprentje, een regel schrift, een handtekening van u. Een kunstenaar betaalt het voorrecht en de doem van zijn kunstenaarschap met een hoge prijs, doch reeds het uur na zijn dood wordt hij gewroken over de vereenzaming waarin hij geleefd heeft. Gij waart een der dwaze, roekeloze verkwisters die vele duizenden innerlijk rijk gemaakt hebben, en wier sterven ieder van ons armer gemaakt heeft.
Roem en eeuwige herinnering zijn grote woorden doch zeer schamele begrippen; maar uw deel, Felix, is dankbaarheid, liefde en bewondering van ontelbaren die gij in de donkere uren van hun leven gesterkt en getroost hebt. Uw boeken in vele talen en in duizenden openbare en private boekerijen vergelden uw vereenzaming. Nog lang na uw dood zullen zij schoonheid, liefde en goedheid schenken.
******
|