Felix Timmermans en Lierse kantxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In de troebele tijden van de Franse revolutie is Karel Alexander Jozef Timmermans (1777-1837), overgrootvader van Felix Timmermans en afkomstig van Mechelen, zich in Lier komen vestigen. Volgens de overlevering zou hij op die manier de Mechelse kantstijl tot binnen de Lierse omwallingen hebben gebracht. Hij bevond zich dan ook in een bevoorrechte positie. Zijn vader was wever , wat een bijzonder ambacht was in die periode en zijn moeder was een Mechelse kloskantwerkster.
Toen Heathcoat rond 1810 in Engeland de mechanisch geweven tule uitvond, kon Karel Timmermans daar al spoedig van mee profiteren. Waarschijnlijk werden er immers al van in de beginperiode kleine hoeveelheden van deze belangrijke uitvinding over het kanaal gesmokkeld. Hij ging zich interesseren voor de nieuwe tuletechniek met de naald, maar de juiste datum waarop hij begonnen is met doorstopkant in Lier hebben we niet. Als conscrit en gewetensbezwaarde tegen de Franse bezetting weigerde hij een burgerlijk huwelijk aan te gaan. Ook in de officiële patentregisters staat hij niet opgeschreven, zodat in het stadsregister geen sporen van het startpunt van de doorstopkant te vinden zijn. Van zijn zoon, Antoon Timmermans, weten we dat hij in 1842 wel genoteerd staat als omlopende kramer in kantwaren en dat hij een kantschool zou hebben opgericht.
Vanaf 1850 zien we dan de haaknaald op het toneel verschijnen, wat voor Lier van bijzonder groot belang zal zijn. Tussen 1866 en zijn sterfdatum 1874, is Antoon Timmermans koopman in kanten, zodat hij eveneens de opkomst van de Cornely-borduurmachine en het parelwerk te Lier heeft meegemaakt.
Het ei van Columbus kwam er in Lier rond 1880, met de omschakeling van maar liefst 3000 Lierse kantwerksters naar parelwerksters. Een omschakeling die vrij vlot is verlopen aangezien de parels met dezelfde techniek en met dezelfde haaknaald verwerkt konden worden.
De twee belangrijkste Lierse bijzonderheden waren uiteindelijk het machinale Cornelywerk op tule, met de hand bestuurd en met de hand ingevuld met siersteken, met pareltjes en passementen. Daarnaast was er ook het Lierse macramé of etsborduursel, eveneens vervaardigd met de Cornely, maar dan op thermogaze. Rond 1890 werd de productie van geborduurde kledij en sluiers opgevoerd. In die tijd waren ook de beparelde handtassen al in trek, net zoals de applieken en galons in parels en paillet voor grote hoeden en hoepelrokken. Er werden tot begin jaren 1900 allerhande creaties verwerkt voor de mode.
Voor de zes zusters van Felix Timmermans samen, waren in Lier vele honderden thuiswerksters aan de slag. De grote export was toen bestemd voor Amerika, Londen en Parijs.
Na de 1ste wereldoorlog werd de productie van borduursels, parel-en paillettenwerk en de zwaarder bewerkte paarlen handtassen hervat. Een hoogtepunt waren de volledig beparelde Charleston kleedjes, gedragen vóór de crisisjaren van 1930.
Direct na de 2de wereldoorlog ging de aandacht vooral naar de prachtige beparelde handtassen of beaded bags, met sloten als een sierraad bewerkt. Voor het eerst verwerkte men ook borduursels en perlages voor confectie, breigoed en haute couture. Dit ging door tot de crisis van 1965, waarbij de verkoop van de beaded bags werd beëindigd. De firma Paaps Embroidery heeft de productie nog meer dan 35 jaar voortgezet met Cornely, perlages en vanaf 1976 alle borduurtechnieken met de computergestuurde automaten tot 1998.
|