TIMMERMANS, DE GELOVIGE
door Louis Vercammen cssr
Het is al meer dan 50 jaar geleden dat Felix Timmermans overleed, de originele Vlaamse schrijver, dichter, schilder uit de Pallieterstad. Zon 25 jaar geleden hield pater Louis Vercammen een homilie tijdens de artistenmis in St.-Carolus-Borromeuskerk te Antwerpen (16 april 1972). Het was een gedachtenisviering ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van het afsterven van "de Fee".
Zijn opvoeding in dat opzicht (van gelovige) was niet beter of slechter dan die van de gewone burgergezinnen uit die dagen. Wanneer hij als 15-jarige de lagere school verlaat, tracht hij zijn intellectuele achterstand op te halen door onverzadigbare leeslust, evenwel zonder leiding of voldoende kritisch inzicht. De grote levensvragen, waarmee hij geconfronteerd werd, kregen bij de diverse auteurs, de meest uiteenlopende oplossingen, zodat de jongeman het noorden kwijtraakte. Hij meende zijn wegglijdend geloof nog te kunnen redden met het lezen van mystieke schrijvers, te schermen met wat religieuze gevoelens en symbolen of te dwepen met oosterse godsdiensten, theosofie en occultisme. De remedie was erger dan de kwaal, zodat hij nog dieper wegzonk in de schemeringen van de dood. Slechts één ding wilde hij niet loslaten: dat was zijn liefde voor O.L.Vrouw. Aan haar dankte hij dat hij niet helemaal is ondergegaan.
In feite is er maar één probleem geweest, waarmee hij heel zijn leven heeft moeten afrekenen: het geloof. Niet de vraag of GOD bestaat, hield hem bezig, maar de vraag of GOD zich waarlijk met ons inlaat. Daarmee viel of stond voor hem elke zin van het bestaan.
Een gevaarlijke operatie, die hem op twee vingeren van de dood bracht, en de daarop volgende genezing zijn in 1911 de kern geworden van zijn onvergankelijke Pallieterschepping. Met één ruk scheurde hij het web, waarin hij zichzelf verstrikt had. Alle ooglappen rukte hij af, alle knellende banden verbrak hij om intens met alle zintuigen te kunnen stoeien in Gods vrije natuur. In die roes van vitalisme heeft hij alle problemen en muizenissen van zich afgeschud. Maar amper was het boek voltooid of de eerste wereldoorlog brak uit. De droom van een aards paradijs, waar alles schoonheid en goedheid was, werd in een oogwenk weggeveegd door de gruwel van vernietiging en dood. Lier werd herschapen in een puinhoop, het Pallieterland in een oord van verschrikking. De weerslag op Timmermans was niet minder dan ontzettend. Hij verloor zijn laatste sprankje geloof in GOD: de mens was slechts een speelbal van het noodlot, het leven totaal zinloos.
Het eenvoudig geloof van zijn vrouw en schoonmoeder, het afsterven van zijn eigen moeder en het volhardend bidden van de rozenkrans deden het licht heel, heel langzaam weer insijpelen in zijn verduisterde geest. 1915 betekent een keerpunt in zijn leven. De theosofie laat hij voorgoed vallen; van dan af begint zijn moeizame tocht naar GOD. Betekenisvol is zijn godsvrucht voor de H. Geest, van wie hij voortdurend licht en sterkte afsmeekte om het geloof toch maar ongeschonden te bewaren.
De tweede wereldoorlog verplettert hem fysisch opnieuw, maar vermag zijn geestelijk evenwicht niet meer aan het wankelen te brengen. Wat in 1914 de struikelblok voor zijn geloof geweest was - Gods Voorzienigheid - dat wordt in 1940 zijn enig houvast. Zijn reactie dienaangaande laat niet de minste twijfel. "Het echte geloof kent geen angst", zegt hij in de toneelbewerking van Brueghel. Eerst na vele jaren heeft hij kunnen geloven; simpel als een kind, voelde hij zich veilig in de handen van de hemelse Vader. De mensen hebben hem dikwijls teleurgesteld. GOD nooit. Daar alleen was zijn diepste krachtbron te vinden om zelfs in het hevigste lijden inwendig gelukkig en verheugd te zijn.
Het geloof is voor hem geen eenvoudige opgave geweest, "want men gelooft niet wat men wil. Het is een gave", schrijft hij heel terecht. Bidden daarentegen ging hem veel gemakkelijker af. Hield hij kinderlijk blij van grootse plechtigheden en processies met veel wierook en orgelspel, nog liever zat hij overdag stil alleen in de kerk te bidden voor het tabernakel of het beeld van de Lievevrouw.
Toen hij in november 1927 zijn eerste voordracht in Keulen ging houden, maakte hij natuurlijk van de gelegenheid gebruik om de beroemde dom te bezoeken. Bij het binnenkomen kwam Felix dadelijk onder de indruk van die ontzaglijke ruimte. Dan begaf hij zich zonder aarzelen naar de sacramentskapel. Ondertussen wilde een vriend van hem de talrijke beziens-waardigheden tonen, maar Timmermans wees het beslist van de hand met de woorden: "kerken dienen niet om ze te bewonderen, maar om er te bidden".
Meer dan het geloof of wat dan ook bepaalt de liefde de waarachtige christenen. Liefde tot GOD en liefde tot de mensen. En CHRISTUS aarzelt niet dit laatste punt hét herkenningsteken van zijn volgelingen te noemen. Niet alleen heeft Felix Timmermans daadwerkelijk geholpen waar hij kon, vooral tijdens de oorlog, maar hij was ook in staat met een mild hart te verontschuldigen of vergiffenis te schenken.
De tragische gebeurtenissen bij de bevrijding en repressie, het gevaar voor arrestatie, de beschuldiging van verraad, het wegblijven van vroegere bewonderaars en zogenaamde vrienden, de vuige perskampanje hebben hem, de zware hartlijder, voortijdig naar het graf gesleept, maar hebben hem nooit een woord van verbittering ontrukt.
De ware godsliefde is als een verslindend vuur. Zij eist de mens met zijn hele hebben en zijn voor zich op. Deze totale zelfverloochening was voor Timmermans wel het zwaarste offer. Het kruis dat zijn laatste levensjaren beheerste, zou hier de doorslag geven. Maar het heeft veel pijn en strijd gekost, eer hij zover was. Want ook hij was een zwak en ellendig mens, gebonden aan de "kleef der aarde", vervuld van kwaad en zonde. Doch sterker dan alle schuld en zwakheid is Gods genade. Zij alleen kon in hem de aanzuiging van de zinnelijke wereld overwinnen. Treffend is het laatste wat hij neerschreef in zijn dagboek: "Ga gijzelf opzij staan en GOD treedt binnen". Dan pas kon hij met een hart, brandend van liefde, bidden:
"Verteer mij aan de vuurkom Uwer minne om vlam van Uwe vlam te zijn!"
Louis Vercammen is lid van de Redemptoristenkommuniteit van Essen in de Antwerpse Kempen. Tijdens zijn Retorica raakte hij, dankzij de priesterdichter Albert Speeckaert, sterk geïnteresseerd aan Pallieter en het hele oeuvre van Felix Timmermans. Hij is zich in diens leven en werk gaan verdiepen, had zeer veel ontmoetingen en contacten met familie, vrienden en kennissen van de Fee en schreef in 1971 een boek over "Felix Timmermans" (Heideland, 1971, 235 blz.). Adres van de schrijver: Rouwmoer 7, 2190 Essen.
*****
|