1886 – Felix Timmermans - 1986 Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst !
Door Al. Slendsens uit De Volksbode Borsbeek en Wommelgem van 28/06/1986
Op 5 juli is het precies 100 jaar geleden dat Felix Timmermans in Lier geboren werd. In de Pallieterstad worden al van in april allerlei manifestaties georganiseerd n.a.v. de 100ste verjaardag van Timmermans, die door Albert Westerlinck terecht «een briljant vertegenwoordiger van de volkskunst» genoemd werd. Zijn kunst is «spontaan als het spel van een kind». De hulde komt in feite 39 jaar te laat. Toen Timmermans einde januari op het kerkhof van Kloosterheide begraven werd, gebeurde dat op die ijzige wintermorgen in de grootste onverschilligheid en afwezigheid van prominenten. Ook Timmermans was één van de onverdiende slachtoffers van de repressie. Later, te laat, heeft men ingezien fout te zijn geweest. Voor Felix Timmermans niet alleen. Daar waren ook Ernest Claes, Jef Van Hoof, Armand Preud'homme, e.a.
In de school was Timmermans geen goede leerling en voor opstel behaalde de knaap minder punten dan voor turnen. De meester maakte zich zorgen over zijn leerling. Maar geen enkel Lierenaar heeft later zijn stad zo vol romantiek beschreven als deze slechte leerling. Zijn boek «Pieter Breughel» heeft, wellicht omwille van het onderwerp, het rekordaantal van veertien vertalingen behaald. Vandaag is het literaire werk van Timmermans een beetje vergeten omwille van het dialektisch taalgebruik. Maar tussen de twee wereldoorlogen in was hij, samen met Ernest Claes, één van de populairste Vlaamse schrijvers. Als graficus wist hij zijn boeken met eenvoudige en toch sprekende tekeningen te verluchten.
Timmermans heeft zijn liefde voor zijn geboortestadje uitgezongen in de lyrische evokatie «Schoon Lier». Maar ook in tal van andere werken slaagde hij er in lokale motieven te verwerken. Ofwel zocht hij inspiratie in de onmiddellijke omgeving, met in de allereerste plaats het Netedal. Vader Timmermans was geen schrijver maar een goed verteller. In de huiskring bracht hij vooral kerstverhalen, wat de kleine Felix sterk heeft aangesproken. Als «slechte leerling» belandde hij in de kanthandel van zijn ouders. Omdat hij toen al enige aanleg vertoonde voor tekenen, mocht Felix bloem motieven ontwerpen op de in die tijd befaamde Lierse kant. Nochtans riskeerde hij zich reeds aan wat gedichtjes, die werden gepubliceerd in een Liers weekblad. Dank zij kunstschilder Raymond de la Haye geraakte Timmermans op het goede spoor. Ondanks een ernstige ziekte op 21 jarige leeftijd, zette hij zich volop aan het schrijven. Zo groeide Timmermans uit tot één van de grootste figuren van Lier. Zijn naam prijkt naast een Van Boeckel, Zimmer en Opsomer.
Te biechte gaan. «Pallieter» was het eerste werk van Felix Timmermans. Het boek werd tijdens wereldoorlog I in afleveringen gepubliceerd in het tijdschrift «De Nieuwe Gids». Eigenaardig genoeg kende dit werk eerst in Nederland enige belangstelling. Pas daarna ging Vlaanderen aandacht aan Pallieter schenken. Maar het boek zorgde er voor dat Timmermans van dan af van zijn pen kon gaan leven. Hij zou verhalen gaan schrijven over de meest uiteenlopende onderwerpen. Bovendien verdiende hij een aardig centje bij met lezingen in het buitenland : Engeland, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland. Wanneer Timmermans met de trein op weg was voor een lezing, zette hij zich op losse velletjes aan 't tekenen. Zo maar. De tekeningen kwamen niettemin steeds van pas. Het schrijven beschouwde hij als zijn werk, het tekenen als een hobby. Timmermans drukte het op zijn sappige wijze uit als volgt: «Schrijven is te biechte gaan, tekenen is te kommunie gaan». Timermans verluchtte bijna al zijn werken zelf.
Timmermans was ook een natuurliefhebber. «Voor mij is heel de natuur een kleed, waarmee God zich om gordt». (De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaerdt). De publikatie van «Boerenpsalm» was een literaire verrassing. Hier kwam een rijpe auteur aan het woord, die in een gebalde, onversierde taal boer Wortel in de ik-vorm zijn gevecht tegen de natuurelementen, familiale tegenslagen en zijn eigen zwakheden liet vertellen. Felix Timmermans bezat de fantasie om bepaalde verhalen in de Kempen te laten afspelen. Het feit dat de familie in 1939 voor enkele maanden de bungalow «Minneke Poes» aan de Dennenlaan in Grobbendonk huurde, was hieraan niet vreemd. Die enkele maanden zijn Timmermans bijgebleven. Dochter Lia schreef hierover: «Als de brem in bloei stond, verhuisden wij naar het stille dorp. Onze pa was een en al opgetogen. Het was er kalm en rustig en zo echt iets voor ons. Van in de vroege morgen was vader al aan het ronddrentelen in het bos ernevens of op de heide. Elke dag bracht iets nieuw, en hij was er altijd op uit ons iets schoons te laten zien of horen in de natuur, om ons blij te maken». De familie Timmermans trok vaak op wandel in Grobbendonk. Dan bespeelde Felix soms een ocarina of een mondharmonica. Af en toe ging zijn verlangen om alleen te zijn in de «pluimige stilte». Lia: «Ik geloof dat 1939 voor onze pa een van de gelukkigste jaren van zijn leven was». In 1943 verscheen het boek «Minneke Poes» naar de naam van de Grobbendonkse bungalow.
«Liers begijnhof» «Het begijnhof is d' amandelboon van Lier. En om de smaak en de reuk goed te bewaren, ligt ze wat bezijds onder de frisse gordijn der begijnenvest tegen de Nete, vlak in de waai der velden, maar omsloten en bewaakt met klimop bewassen muren en zwaargegrendelde poorten». ( Felix Timmermans in « Schoon Lier »). Felix Timmermans heeft de sfeer van het Liers begijnhof ondergaan toen de beslotenheid en de stilte nog niet doorbroken werden. Toen de poorten op sluitingsuur dicht gingen en het witte linnen nog gebleekt werd op het groene gras van de begijnenbeemd. Toen de kleurrijke processie nog door de smalle straten trok en er nog voldoende begijntjes waren om het beeld van de H. Begga te dragen. Timmermans was jong toen hij voor het eerst de rust, de stilte en de romantiek van het begijnhof zocht. Hier deed hij aan spiritisme en studentikoze grappigheid tot verwondering en ergernis van de begijnhofbewoners. In de periode tussen de twee wereldoorlogen in heeft hij er tweemaal een werkkamer gehuurd, eerst in nr. 4 van de Grachtkant en later, rond de jaren veertig, aan de achterkant van het huis nr. 11 van de Margaretastraat.
In al die jaren heeft hij er vele artiesten ontmoet en aan het werk gezien. Het Liers begijnhof is voor Timmermans een inspiratiebron geweest. Eén van zijn laatste novellen «De zeer schone uren van juffrouw Symforosa, begijntje», is een parel van begijnhofstemming en Piëteit. Ook zijn Pallieter ademt helemaal de begijnhofsfeer.Pallieter is immers een buurman van het hof en zijn huis «De Reynaert» staat vlak naast de begijnenvest. De pastoor is zijn vriend en zelfs als het hof gesloten is, vaart Pallieter met zijn schuit door een vlietje (dat Timmermans in het Hemdsmouwke laat vloeien) tot bij de pastorie. Pallieter beleeft ook met vreugde en ontroering de feestelijke gebeurtenis van de begijnhofprocessie.
Timmermans tekende tientallen tekeningen en schilderwerken «als liefdesbriefjes aan het begijnhof». Voor de uitgeverij «De Sikkel» tekende hij in 1928 een begijnhofkalender, die gedeeltelijk door de Lierse uitgeverij «Van In» opnieuw werd uitgegeven in 1968. Pastoor Biermans, een aristokraat, kon wonderwel met Felix Timmermans opschieten. De pastoor, die statig en stijf als een grenspaal het terrein en de rechten van het begijnhof afbakende en beschermde, beschouwde Timmermans als een «interessante vriend», met wie hij op hoffelijke manier van mening kon verschillen. Felix Timmermans bezat een rijke fantasie, die in zijn verhalen tot uiting kwamen en «kleur» gaven aan zijn proza. Boer Wortel (Boerenpsalm) is altijd blij wanneer hij uit Geel weg is. Zijn broer is er ter verpleging. «Het krioelt er van zotten, de ene is O.L. Vrouwtje, de andere doet altijd tuf tuf lijk een trein, die weer denkt dat hij Napoleon is. Als ik daar lang moest blijven is er kans dat ik ook begon te spelen».
Timmermans laat Pieter Breughel met zijn vriend Hans Franckert vanuit Antwerpen naar de kermis in St-Job trekken, om er, als boeren verkleed, mee te slampampen. Ze vierden er allebei een trouwfeest mee in het Kempense Halle. «Ze gingen verder, met de belofte, in elke herberg die ze tegen kwamen 'nen pot te drinken ter ere van de pier van Magerhal; want het is daar zo schraal en droog, dat ze de enigste pier die ze er ooit vonden, met een ketting aan 't gemeentehuis hebben vastgelegd als een natuurwonder». Biezonder fantasierijk gaat Timmermans te werk in zijn boek «Het Kindeken Jezus in Vlaanderen». Hij laat Maria langs de Netedijk naar haar nicht Elisabeth in Grobbendonk stappen, om de blijde boodschap te melden. Jozef is een timmerman uit de Kempen en Maria komt uit het Land van Ryen. In Bethlehem staat het volk « getroppeld rond een liedjeszanger, die met een doedelzakspeler aan zijn zijde, de moord op de pastoor van Nijlen bezong ».
Na de vlucht keerden María en Jozef met het Kindeke «langs de Kempen» terug naar Nazareth. Timmermans beschrijft de streek : «De landschappen en de wegen verwisselden weinig van aangezicht, 't Was steeds een eentonige verscheidenheid van gulden geneverstruiken, verre vlakten heidepurper, verrassingen van blonde duinen en overal de donkerheid der masteboomen, met soms aan de laaihete weg een armzalig hutteke met open staldeur, waaruit 't beslijkte achterste van een mager, steertslagend koeitje».
********
|