VAN PALLIETER TOT BOERENPSALM. Opmerkingen naar aanleiding van het boek "Boerenpsalm "door Felix Timmermans. (5de druk).
Door Willem Rueder uit Overtocht van juni 1945.
Dit is de Timmermans van Pallieter. Nu heeft hij weer de bezieling gevonden, die een boek doet tintelen en glanzen van lyrisch uitdrukkingsvermogen. Er is weliswaar een groot uiterlijk onderscheid tussen de Timmermans van Pallieter en die van de Boerenpsalm. De bezieling is minder uitbundig geworden, maar even ware van pathetiek, veel bezonkener, maar niet minder suggestief in weergave en waarachtig van gevoel.
Timmermans, de vlotte en gevoelige verteller, heeft zich hier gelouterd tot zijn kern i de boerenziel. Hier is geen afstand meer tussen auteur en verbeelding; dit is een dagboek, zij het een gestyleerd dagboek; een orde van elementaire doch bewuste overtuiging. Geen onvoorwaardelijke heroïsche verheerlijking van de arbeid, doch een tevreden aanvaarden; een toestemming tot het leven, dat vreugd en leed tezamen mengt tot een stille berusting voor de slagen. " de ouderdom is als een zeef, ze laat alleen de zon door, en ze verguldt de herinneringen. "
Maar ook een stamelende dank voor al het mateloos schone.
Een kunstwerk blijft altijd een mysterie. Wij praten en schrijven veel over "ismen", stylen, opvattingen en wat niet al. Misschien is het enige criterium al die theorie te kunnen vergeten en alleen maar te kunnen bewonderen; meer nog, - want wonderen gebeurt altijd nog op een afstand, - alle critische remmen, omdat het met die theorie toch niet zo heel erg klopt, te vergeten in een ontroering, die opgezogen wordt tot de verborgenste vezels van ons innerlijk. Een diep-voelend mens heeft in zijn scheppingsdrang zo heel veel niet nodig. Niets dan waarachtige bezieling; dat is alles, maar dat is dan ook alles.
Pallieter was een abstractie, een kunstenaarsdroom, " de droom van een dichter, van een mens, die zich bevrijdt, iets uitroeiend in zijn hart, en bij het driftige begeren de levenskommer negeert " Pallieter stond niet in ons leven, doch in het subjectief- geïdealiseerde leven van den dichter. Dat was de afstand, die ons van Pallieter scheidde. In de Boerenpsalm is Pallieter in ons leven gekomen, met zijn schoonheid en zijn smart; zijn vreugden en zijn vrezen. De abstractie is realiteit geworden. Timmermans diepe menszijn heeft zich ook hier niet verloochend. Pallieter blijft de verrukkelijke bevrijdende droom, waar we in heimwee naar kunnen verlangen, maar deze Wortel. is de mens, die leeft in elk van ons, die leeft in den boer vooral en dus ook in Timmermans! Pallieter, de vogelvrije, de in de natuur volmaakt ongebondene, heeft zijn bodem gevonden en zijn geloof in Wortel met zijn land en zijn God.
Luister naar Pallieter, .wanneer ; hij "goesting kreeg om het goede weer psalmeren" : "Gij maakt de omgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen in hare voren; Gij maakt ze week door de regendroppelen en zegent haar uitspruitsel, dat zich zal verblijden. Ge gebenedijt, de krone Uws jaars van Uwe goedertierenheden en Uwe voeten druppen van vettigheid; zij bedruppelen, met vruchtbaarheid de weiden der woestijnen en de heuvelen zijn omvangen van verheuging." En naar Wortel ; "O Heer, laat niet alleen het oog van ’t kasteel op mijn veld rusten maar laat ook Uw groot oog er over wandelen, en alles zal weer goed worden onder een glans van uwen alomvattenden blik, en het groeisel zal zich weer sappig en malsch oprichten doorvoed van den koelen dauw der hemelen. Dauwt hemelen, dauwt! zingt het liedje. Uwe voeten druppelen van vettigheid staat er in de boeken, maar met een traan van goedheid uwer oogen is de Wortel al tevreden."
Pallieter, de dagenmelker, is uit het Netheland vertrokken, maar herkennen wij hen niet in Wortel? : " Ha, wat is er zoo jeugdig als bij ’t krieken van den dag, in uw werkbroek te schieten, naar buiten te wippen en de koelte van den morgen over uw vel te voelen ritselen. De nevel ligt nog op de velden. De vruchten, het kruid, het gras zijn overzadigd van dauwdruppels. Het is zoo schoon, en 't is zoo stil, dicht bij en heel in de verte. Ge hebt spijt, dat Ge moet hoesten, de zon breekt door den smoor, en de reuken van het veld rollen rond uw hoofd. Ge riekt den klaver, het koren, het beekwater; het mest, de bloemen, den honing, ge luistert naar den leeuwerik. En zoo staat ge daar in uw deur te asemen, den morgen in te drinken, lijk koelen drank, en van den groei van uw vruchten te genieten, van uw werk, dat daar zoo schoon ligt, ordelijk in voren en vlakken, lijk schoone tapijten. Ge wipt op van geluk en werklust, uw bloed trilt en ge zwiert, rijker dan een koning de staldeuren open. Ha, die warme reuk van beesten en mest."
Timmermansꞌ werk is voor een groot deel symbolisch. Het zinnelijke suggereert dikwijls het bovenzinnelijke. De personen zijn vaak, wat we noemen, "typen". Vooral de bijpersonen. Vaak kennen we hun slechts in zoverre als ze in verband staan tot den hoofdpersoon of de hoofdpersonen; complexe karakters zijn het niet. Daaraan dankt zijn werk zo iets beminnelijke primitiefs gelijk de middeleeuwse schilders en miniaturisten, die elke associatie rondom den hoofdpersoon of het hoofd-gebeuren, groepeerden met een onbewust verwerpen van perspectief, zowel chronologisch als visueel. Zijn werken zijn dan ook geen weldoordachte composities. (Van Pallieter wist hij zelf, dat het eigenlijk geen roman was). Lyriek steunt nimmer in de eerste plaats op een positievermogen. Maar, meesterlijk verteller als hij is, weet hij om de levende draad van zijn lyriek, die zijn werk doorloopt al de fijne plastische details te schilderen en te verhalen; de aanrakingspunten van Pallieter of Wortel of hoe de hoofdpersoon mag heten (Timmermans blijft het toch) met de wereld rondom hem, de personen, die typen zijn, de natuur, die vaak draagster is van een symbolische gedachte.
Zó schept Timmermans zijn dramatische hoogtepunten: hij schildert met dikke lijnen en vette sprekende kleuren; (vgl. de geraffineerd primitieve tekeningen, waarmee hij zijn boeken verlucht), hij speelt die functies tegen elkaar uit, die op een bepaald ogenblik elkaar het sterkst beïnvloeden en alles wat de aandacht van het hoofdgebeuren kon afleiden, verwaarloost hij. Hij bereikt hierdoor een nauwelijks geëvenaard suggestief uitdrukkingsvermogen. Dit procedé volgt hij ook; in de Boerenpsalm. Bijvoorbeeld, wanneer Wortel, radeloos en wanhopig, van angst, om zijn kind dat sterven gaat, Aloisken, den belezer laat komen : "De kwade hand, zei hij, ga naar kruiskensberg en als alle puttekens niet leeg staan dan zal ’t genezen als ge dan alle weken een jaar lang ꞌs vrijdags ꞌt gebed van Keizer Karel leest. Ik naar Kruiskensberg. Wat geluk! de puttekens waren vol.' Hoe ik ben thuis gekomen weet ik niet meer. Als gevlogen over heg en over haag. Maar als ik de deur open deed, lag ons Polleken dood in ons Fien haar schoot, 't zag groen.
Na het ons doen ondergaan van Wortelsꞌ blijdschap maakt Timmermans de dood van Polleken tot ’n waarlijk tragische moment. Het schone bestaat slechts bij de gratie van het lelijke. En omgekeerd. En wanneer Wortels' Kruislievenheer niet wil vlotten en hij Frisine, de huishoudster vraagt voor hem te willen poseren : "Ze leunde met den kneukel van haren wijsvinger op de tafel en stond voor mij met gesloten ogen. Verbaasd bezag ik haar natuurlijk, dat ik van alteratie geen kerf deed. Ik zat haar maar te bezien met den Jezus op mijn knieën en het mes in de hand. Ik zag haar en het zweet welde op mijn voorhoofd. Een gezonde kloeke vrouw stond vóór mij, met een dikken witten hals, stevige borsten die op en neer gingen. Zelfs met haar ogen toe overmeesterde ze mijn hart. Mijn blik wandelde bewonderend over haar lichaam. Wat een aantrekkelijke vrouw, een lust, een verlokking, en tegelijkertijd boezemde ze ontzag in en ging er van haar iets baasachtigs uit. Geen week wijf. Een die men zoo maar niet aanpakt, die men zelfs vreest, en als zij niet eerst begint met verliefd te worden, weet een mensch niet meer hoe, te draaien en te keeren om haar te winnen. Ha, wat een ogenblik! Ik voelde mij doordaverd worden van hel en duivel. Ik had haar op dit ogenblik zowel mijn mes , in hare borst kunnen ploffen, als ze tot mij trekken en haar breken onder mijnen hartstocht.
Goed dat ik naar den Jezus zag, en ik hoorde zijn stem. Die stille stem die al zo lang, zonder woorden, mijn gedachten onrustig maakte. Ik had in snikken kunnen losbarsten. Dat zijn momenten dat uw ziel en uw vleesch als vaneen gereten worden." Dit zijn de momenten, dat Timmermans het meest oorspronkelijk is. Een geestelijk innerlijk conflict dat wordt verzinnelijkt tot vrouw en kruis. Geen abstracties van geweten of rem-complexen; een vrouw van vleesch en bloed; een kruislievenheer van hout. Timmermans is dan ook geen moeilijk schrijver, maar het is zijn grote verdienste de oneindige wereld van het abstracte, waar woorden slechte begrippen kunnen stamelen, te binden aan het vertrouwde dagelijkse zinnelijke wereldbeeld. Alle symboliek en ook deze, vergt weliswaar een grote zelfscheppende werkzaamheid van den lezer, maar voor wien de macht daartoe bezit, kan het de vreugde aan dit werk slechts verhogen.
Zo zijn er talloze voorbeelden te geven. Timmermansꞌ symboliek schuilt niet zozeer in het woord, dan wel in de voorstelling, minder in de stijl dan in de verbeelding. Vooral in dit werk, dat veel tragische episoden bevat, dat op menigeen zelfs een indruk van tragiek zal maken, alhoewel dat volstrekt niet Timmermansꞌ bedoeling kan zijn, treft ons de stille triomf van de humor, het felste wapen van den mens, die het betrekkelijke van elks klein streven peilt, de valsheid van veel traditioneel gevoel en het dwaze van een strijd, tegen machten, die sterk zijn als God zelf. Timmermans humor is niet zozeer groots in het enkele komische moment; de verdienste daar in schuilt in de gestyleerde verwerking van de volkshumor. Groter is hij in het gesynthetiseerde beeld, van Timmermansꞌ werk; als geesteshouding.
Het is die humor, die zijn werk meestal behoedt voor pathetiek, rethoriek, en melodrama, waarvoor het gevaar lang niet denkbeeldig is. Timmermansꞌ werk is niet actueel. Hij past weinig of niet in welke artistieke stroming dan ook. Hij is meer van alle tijden dan specifiek van de onze. Hij is als zijn volk, dat hij in zijn werk vereeuwigd heeft : wisselend van uiterlijk, maar in wezen steeds dezelfde. En als typisch "volks" schrijver, die zijn inspiratie direct put uit dat volk en niet indirect uit de grootsten, de individuen uit dat volk, past hij wellicht meer in het middeleeuwse wereldbeeld (wat de West-Europese cultuur betreft) dan in het onze.
In Timmermans is iets van den Gothieker, die zich uitleeft in vormen en geïmproviseerde ornamenten, meer dan in een harmonische grote compositie, wiens vormgeving meer een beeld is van steeds wisselende strijd om het ene ideaal, dan de gestalte van een goddelijk genieten en bezonnen rust ; meer een drager van symbolische waarde, dan een concrete aesthetische gestalte op zich. Het is om dat weinig tijdsrepresentieve, dat Timmermansꞌ werk vaak zo verschillend door de critiek is beoordeeld. Al wie zich op een principieel dogmatisch religieus, aesthetisch of ethisch standpunt stelt bij de beoordeling van dit werk, kan vaak niet anders dan het, profanerend, artificieel of oppervlakkig woordengespeel verwijten. En dat is eigenlijk heel jammer. Want Timmermansꞌ werk is in zijn beste momenten van een zo diepe en raadselachtige problematiek als den mens zelf. En daarin loopt veel critiek dood.
*******
|