MET FELIX TIMMERMANS DOOR LIER.
Door Jan LAMPO
Timmermans schreef veel over Lier, maar in nogal wat van zijn belangrijkste romans - Pieter Bruegel, Boerenpsalm en Adriaan Brouwer, komt de stad niet voor. Zelfs in zijn populairste boek, Pallieter, speelt ze geen belangrijke rol. Het is dus niet zo dat het universum van Timmermans beperkt blijft tot Lier.
Lier komt vooral aan bod in de vele verhalen en schetsen van de schrijver – het begint al in Schemeringen van de Dood. Toch zijn er ook twee romans waarin het een zeer voorname plaats bekleedt: Anna-Marie en De Familie Hernat. Vooral de eerste is een echte 'stadsroman' waarin het decor - het Lier van de Biedermeiertijd - uitgroeit tot een personage. En dan is er natuurlijk ook de 'gids' Schoon Lier, die Timmermans in opdracht schreef, en waarvan Lier het enige onderwerp is, al komen de mooiste en de meest pregnante beschrijvingen van de stad volgens mij voor in zijn fictie. Het Lier waarover Timmermans schrijft, is het Lier uit zijn eigen jeugdjaren - het Lier van voor 1916 - en voor een stuk het Lier dat hij kende uit de verhalen van zijn familie, ik denk vooral aan zijn vader, die een begenadigd verteller moet zijn geweest. Het is dus, tot op zekere hoogte, gekleurd door nostalgie.
Nostalgie of niet, af en toe is de beschrijving van Lierse straten, pleinen en gebouwen in het oeuvre van de schrijver bijzonder accuraat, zoals men vandaag nog altijd kan constateren. Maar Timmermans durfde ook reële met fictieve elementen vermengen - net zoals in zijn grafisch werk, trouwens. Zo heeft hij het in Anna-Marie - ik zei het net, zijn 'Lierse' roman bij uitstek – over het gotische Stadhuis (!). Ook in Anna-Marie komt het kasteel De Eenhoorn voor. De schrijver situeert het in Grobbendonk. Maar bij nader inzien stemt de beschrijving van het goed niet overeen met enig bestaand kasteel in Grobbendonk. maar met het Hof van Rameyen, dat niet daar, doch in Gestel staat.
Het Hof van Ringen uit Pallieter is geen landgoed uit de 16de eeuw in Vlaamse renaissancestijl en met een torentje, zoals de auteur schrijft, maar een classicistische villa van in de tweede helft van de vorige eeuw, al bestaat er een oude prent, die Timmermans moet gekend hebben, van het oude Hof van Ringen dat er wel zo uitzag als in de roman. In andere boeken, o.m. in Pallieter, is uitvoerig sprake van de 'eindeloze' Begijnenbossen. Welnu, die bestaan niet en ze hebben ook nooit bestaan. Gommaar vertelde me dat er, toen hij klein was, geregeld bezoekers bij vader Timmermans kwamen, die erg teleurgesteld waren omdat ze die volgens hem erg mooie en zeer uitgestrekle bossen nergens konden vinden. De gemiddelde bezoeker kent de Lierse Grote Markt en het Begijnhof. Maar Lier telt meer straten en pleinen die ook in het werk van Timmermans voorkomen, en die er de sfeer van hebben bewaard. Ik denk dan aan de Vismarkt, de Mosdijk, de buurt van de De Heyderstraat waar de schrijver woonde, en de straatjes tussen de Sint-Gummarus en de Werf. Men treft er trouwens een groot aantal mooie, historisch belangwekkende en... beschermde monumenten aan.
Timmermans, is dat dan geen folklore? vraagt u zich wellicht af. Ik kan daar kort over zijn. De schrijver had vast en zeker een grote belangstelling voor het volksleven; hij schreef dus over 'folklore' - d.w.z. over wat de mensen vroeger dachten, voelden, geloofden en deden. Maar een folkloristisch auteur zou ik hem zeker niet durven noemen. Het is natuurlijk wél zo dat zijn grote populariteit heeft geleid tot het ontstaan van een 'Timmermans-folklore', die niet altijd van goede smaak getuigt, en die doorgaans totaal voorbijgaat aan wat wezenlijk is in zijn werk. Timmermans heeft over een heleboel andere dingen geschreven dan lekker eten en drinken en juffrouw Symforosa - laten we wel wezen. De Lierse middenstand zal dit misschien niet zo graag horen, maar het is een feit.
Ik begon Felix Timmermans te lezen toen ik op het atheneum zat. Dat kwam doordat in de onvolprezen bloemlezing De Bron die wij gebruikten, een fragment voorkwam uit Pieter Bruegel. Het maakte een diepe indruk op mij, en niet alleen omdat het over de 16de eeuw ging, die mij altijd al interesseerde. Nee, wat mij vooral trof was de stijl, de stem die ik aan het woord hoorde en de beelden die ze mij liet zien. Een en ander overkwam mij in die jaren slechts met één andere auteur, nl. Louis Couperus, van wie intussen vaststaat dat hij tot de grootsten uit ons taalgebied behoort.
Ik las niet alles van Timmermans, maar ik las veel van hem. Ik weet niet of ik die boeken gauw opnieuw ter hand zou hebben genomen, indien het Davidsfonds mij niet gevraagd had om aan deze gids mee te werken. In de kringen waar ik vertoef en waar ik mijzelf toe reken, is het de bon ton Buysse en Walschap te vereren, en niet Timmermans (niet dat men ze ook effectief gelezen heeft, dat is een ander paar mouwen). En er is nog zoveel te lezen – ik ben nog niet toe aan het Grote Herlezen, waar nu eenmaal vooral oudere mensen toe overgaan. Ik sta nog maar aan het begin van mijn midlife-crisis. De hernieuwde confrontatie met boeken die ik twintig jaar geleden met plezier las, en de lectuur van andere, waar ik toen niet aan toekwam, was in ieder geval een prettige verrassing. Het werk van Felix Timmermans werkt nog altijd.
Velen lezen het vandaag wellicht uit nostalgie naar een 'voorbij' Vlaanderen, dat nooit bestaan heeft, laten we wel wezen, uit hang naar de 'goede' oude tijd. Maar dat is niet de ware reden waarom de boeken van de schrijver nog altijd de moeite lonen. Die reden is van louter literaire aard. Ik verklaar mij nader. Een schrijver is niet belangrijk om wat hij vertelt, maar om hoe hij dat doet. Dit is een simplificatie, ik weet het, zij het één die de waarheid niet al te veel geweld aandoet. Meteen komen we bij wat volgens mij het wezen is van de schrijfkunst van Felix Timmermans. In iedere regel die de schrijver aan het papier toevertrouwde, gebeurt iets. Ik bedoel niet dat iedere regel een of andere vermeldenswaardige gebeurtenis beschrijft. Nee. Ik bedoel dat in iedere regel iets gebeurt met de taal. Timmermans bedenkt een beeld, dat ons in ons hoofd doet zien wat hij bedoelt. Hij maakt de wereld aanschouwelijk.
Hij slaagt erin om de woorden onder stroom te zetten, om ze de gekste, de verrassendste, de mooiste buitelingen te laten maken. Ze vertonen hun kunsten en wij kijken geamuseerd toe, tot ze ons plots bij onze lurven pakken en ons ontroeren, of, maar dat is eigenlijk hetzelfde, ons op een andere manier leren kijken. Tegelijk ervaren wij hoe klankrijk ze wel zijn, hoe goed hij ze heeft gekozen, hoe juist ze zich tot elkaar verhouden. Wij ondergaan literaire - poëtische, zo u wil - schoonheid. En dat alles gebeurt niet alleen in de 'grote' romans, maar ook in relatief onbelangrijke teksten. Timmermans is een uitgesproken 'visueel' schrijver en zijn beschrijvingen vervelen nooit. Zijn teksten zijn films, zijn taal is een film. En hij wist dat film in essentie 'actie' betekent - ook al speelt die zich louter af op verbaal vlak. In het verlengde hiervan signaleer ik ook nog even dat de schrijver die werkwijze ook op het niveau van zijn verhalen toepaste. Timmermans was geen groot verzinner van intriges, maar hij wist dat een roman, om het met Walschap te zeggen, een verhaal is. En dat je een verhaal vertelt door dingen te laten gebeuren, niet door beschouwingen te formuleren.
Zijn personages en hun verzonnen levens worden zichtbaar - alweer dat woord! - door hun daden en hun woorden. Moet men Lier kennen om het werk van Timmermans beter te begrijpen? Nee, natuurlijk. Een literair oeuvre is een berg woorden en in feite hoeft men niet te weten door welke straten en pleinen die geïnspireerd zijn. Maar het is wel prettig om dat te weten : het drukke literaire toerisme in het buitenland bewijst dat. Omdat de bezoeker die afzakt naar het Lier van Timmermans allicht belangstelling heeft voor literatuur in het algemeen, vonden wij het een goed idee om - net zoals Timmermans zelf deed in Schoon Lier - een hoofdstuk te wijden aan de auteurs die in de loop der eeuwen in de stad actief waren. Dit verhaal begint bij Beatrijs van Nazareth en voert ons via de rederijkers, Jan-Frans Willems, de 'vader van de Vlaamse beweging', kanunnik David, de dichter Jan van Beers, de liberale romancier Domien Sleeckx en uiteraard ook de Lierenaar Tony Bergmann, tot bij Timmermans zelf. Het uitzicht, de structuur, de geplogenheden van een stad zijn slechts te begrijpen voor wie weet hoe zij zich in de loop der tijden ontwikkelde. Daarom besteedden wij een hoofdstuk aan de geschiedenis van Lier - een hoofdstuk dat overigens gelardeerd is met de vaak ontwapenend-nuchtere bedenkingen die Timmermans in Schoon Lier formuleerde bij het relaas van de Lierse geschiedenis. Deze twee hoofdstukken zijn van de hand van Arthur Lens, de gewezen Lierse stadsarchivaris. Niemand was beter geplaatst dan hij om ze te schrijven.
Timmermans deed meer dan gebouwen, straten en pleinen als decorstukken in zijn werk 'gebruiken'. Hij schreef ook over Lier als stad, als geheel, als gemeenschap, als organisme Het zijn vooral deze uitspraken die Lier - het echte en het imaginaire van Felix Timmermans - in zijn geheel karakteriseren. Daarom bracht ik ze samen in een derde hoofdstuk. Eén over straten, roddel, carnaval, vroomheid, vlaaikcns en nog veel meer.
Het vierde hoofdstuk van "Met Felix Timmennam door Lier" is weer van de hand van Arthur Lens. Het beschrijft een wandeling door de stad, die de lezer langs zo veel mogelijk merkwaardige plaatsen brengt. Plaatsen waar ook Felix Timmermans kwam, en die zijn verbeelding onder stroom zetten - plaatsen die een vaak belangrijke rol spelen in zijn boeken. Sommige - het Stadhuis, de Grote Markt, het Begijnhof, de Sint-Gummarus - eisen sowieso de aandacht op van de toerist. Andere, zoals de buurt waar Timmermans woonde of het Kanunnikenhuis uit Schemeringen van de Dood - ik noem er slechts enkele - vallen de doorsnee-bezoeker minder op en zullen voor heel veel lezers nieuw zijn. Wij beperken ons dus niet tot het evidente, maar slaan ook stille straten in, kijken naar op het eerste gezicht onopvallende gevels, en houden stil bij een plek waar naar verluidt een heus mirakel is gebeurd. Zo belanden we tenslotte in het Timmermans-Opsomerhuis, dat het eindpunt vormt van de tocht.
Om de teleurstelling over het imaginaire karakter van de Begijnenbossen enigszins te sussen, voegde ik aan Tuurs wandeling de beschrijving toe van een tocht per auto die men in de streek van Lier kan maken - uiteraard langs landschappen en monumenten die bij Timmermans voorkomen. Ik heb het tot nu toe over Arthur Lens en over mijzelf gehad. Daarom vraagt u zich intussen af wat dan wel de inbreng van Gommaar Timmermans was bij de tot stand koming van dit boek. Die inbreng was groot en belangrijk, al was het maar omdat Gommaar en zijn vrouw voor elke vergadering over "Met Felix Timmermans door Lier" hun huis ter beschikking stelden, en voor lekkere koekjes en sterke koffie zorgden.
Maar er is natuurlijk meer - veel meer. Zoals u zult zien, staan vanaf het derde hoofdstuk her en der in het boek teksten van de hand van Gommaar. Het gaat om herinneringen aan zijn vader, aan diens inspiratiebronnen, aan het gezin Timmermans, het huis in de De Heyderstraat en noem maar op. Het zijn leuke, persoonlijke en spitse teksten - wie Gommaars wekelijkse verhalen in Knack kent, verwacht niet anders - die bovendien een uniek licht werpen op Felix Timmermans, zijn oeuvre en zijn stad.
*****
|