Toespraak ter gelegenheid van de officiële opening van het Felix Timmermans-jaar naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van zijn overlijden.
Stadhuis,Lier,25januari 1997.
Dames en heren, In het geheel van deze plechtige opening van het Felix Timmermans-jaar werd mij de opdracht toegeschoven iets te vertellen over de plaats van Felix Timmermans in de literatuurgeschiedenis. Goed, ik zal proberen hem nog eens te situeren in zijn tijd, maar kort, want daar is al voldoende over bekend, dacht ik. Maar ik heb de opdracht ook een beetje afwijkend geïnterpreteerd. Ik ben eens gaan bladeren in verschillende officiële, bekende literatuurgeschiedenissen. Op grond daarvan wou ik om te beginnen een belangrijk onderscheid aanbrengen, dat tussen de literatuurgeschiedenis van Lier en die van buiten Lier. In de literatuurgeschiedenis van Lier wordt Felix Timmermans geprezen om wat men hem buiten Lier ondertussen aanwrijft als een mindere kwaliteit, namelijk dat hij een Heimatschrijver was. Een Heimatschrijver zou te veel op de anekdotiek van het leven afgestemd zijn, op kleinschaligheid, op uiterlijkheid, en hij zou universalisme missen. De wereld van Lier was voor Timmermans inderdaad het centrum van zijn wereld, en die wereld was groot genoeg voor hem. Hij miste er niets, alles gebeurde hier, zelfs het kerstverhaal speelde zich in Lier af.
Net die grote herkenbaarheid van het eigen Lierse leven in zijn werk, is voor de Lierenaars zijn grootste kwaliteit. Als geen ander heeft Timmermans de aloude ziel van "Lierke Plezierke" in beeld en klank gevat en neergeschreven. Na zijn inzinking, toen hij van het volop genieten zijn levensfilosofie had gemaakt, herkende hij zijn levenslust in de Lierse opgewekte goedmoedigheid, in de speciale gave van de Lierenaars om het leven te beleven als een feestelijke gebeurtenis. Ondertussen heeft men die gave ook officieel erkend door de aanstelling in de gemeenteraad van een schepen van feestelijkheden. Omgekeerd hebben de Lierenaars sindsdien hun goede luim afgemeten en geijkt aan de wereld in zijn werk. Een wederzijdse liefde is het altijd geweest, die natuurlijk - zoals elke liefde - ook een beetje trots, een beetje eigenliefde is.
Maar dat vitalisme van Timmermans zat toch ook gevat in een veel ruimere contekst. Iedereen weet ondertussen dat toen Pallieter verscheen, in volle oorlogstijd, dit boek iedereen die onder de bezetting zuchtte een hart onder de riem stak, hoop gaf, deed dromen van een vrije, onbelaste toekomst, als de oorlog eenmaal weer gedaan zou zijn. Timmermans schreef dit boek echter ook in een tijd toen jonge mannen zoals hij, na de eeuwwisseling, met hooggestemde idealen aan een nieuwe maatschappij wilden bouwen, een maatschappij die door de Eerste Wereldoorlog in een stroomversnelling terecht kwam. De oorlog, de ontzetting over de onrechtvaardigheid en de vernielzucht en het gesol met mensenlevens die hij had getoond, wakkerden hun gedrevenheid alleen maar aan.Op léven kwam het aan, echt authentiek leven, zonder negativisme, zonder nodeloos franje.
Natuurlijk, het lag voor de hand dat deze jongelingen, in de jaren twintig en dertig geëngageerd in de politiek, in de literatuur, in het flamingantisme, met de vorderende leeftijd en geverfd door de wol hun inzichten zouden nuanceren, dat ze hun idealisme en hun onvoorwaardelijke levensfilosofieën zouden herzien. Daarom is vele lezers de oudere, gerijpte, ook veelzijdiger Timmermans liever dan de jonge Pallieter. Daarom lees je ook bij haast elke literair-historicus dat Boerenpsalm een rijper, evenwichtiger, diepgravender boek is dan het twintig jaar jongere Pallieter.
Maar lezen wij Boerenpsalm nog even vaak als Pallieter?
Timmermans was geen grote vernieuwer, hij was eerder een bestendiger, een vastlegger van het gemoedelijke leven dat hij zo was gaan waarderen, in die veel ruimere historische contekst dan op het eerste gezicht lijkt. Deze probleemloze omgeving die hem zo veel geborgenheid bood, waar hij zo intens bij betrokken was, zag hij met lede ogen aangevreten worden door de vooruitgang. Hij was 'behoudsgezind' in de letterlijke betekenis van dat woord. En nu weten wij dat wie tegendraads is, wie breekt met het verleden, altijd meer aandacht en meer lof krijgt dan wie dat verleden wil bewaren en bestendigen. Wat hebben literatuurhistorici in de loop van de jaren dan over Timmermans gezegd, hoe hebben ze hem beoordeeld?
Dames en heren, ik had u nu willen vergasten op een reeks citaten uit literatuurgeschiedenissen, maar ik heb op tijd ingezien dat u deze toespraak meer waardeert als ik dat niet doe. August Vermeylen, Marnix Gijsen, Karel Jonckheere, professor Lissens van de UFSIA, professor Weisgerber van de VUB, ze vertellen eigenlijk allemaal hetzelfde, alsof het eenmaal geaccepteerde, bekende imago van Felix Timmermans nooit meer ter discussie moet worden gesteld. Onder ons gezegd, als je die teksten zo naast elkaar legt, lijkt het er soms sterk op dat ze de zaken gewoon onopvallend van elkaar hebben overgeschreven.
B.F. Van Vlierden, beter bekend als de romanschrijver Bernard Kemp, leest in zijn overzicht Van 'In 't Wonder jaar' tot 'De verwondering' uit 1969 echter heel wat andere, of zeg ik beter : meer dingen in Timmermans. Hij ziet in zijn werk de aandacht bewust verlegd worden van het vertellen over de wereld, zoals men literatuur gewoonlijk ziet, naar het vertellen zelf. De literatuur verbeeldt niet meer de wereld, maar de wereld zoals de kunstenaar hem ziet. Ik citeer : 'Pallieter is geen gestalte, maar is het lyrische gevoel zelf van de auteur.' En, zegt Van Vlierden nog, in dat zich verlustigen in de vertelling ontsnapt hij aan het realisme. Timmermans die ergens aan zou moeten ontsnappen...., dat klinkt vreemd.
Drie literatuurgeschiedenissen heb ik nog overgehouden, en die zijn wellicht niet toevallig van recenter datum. De eerste daarvan is een merkwaardige. In Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1885-1985 van de Nederlander Ton Anbeek wordt Timmermans niet eens vernoemd, om de eenvoudige reden dat de Vlaamse literatuur er in het geheel niet in ter sprake komt. Die Hollanders toch! Ze wisten indertijd al geen blijf met Pallieter - ze noemden het boek 'amoreel, sensueel en godslasterlijk'; dat moet dan zeker een soort Jan Cremer van die tijd geweest zijn - en om het zich gemakkelijk te maken hebben ze nu de hele Vlaamse literatuur dan maar afgeschaft. In het negende deel van de Culturele geschiedenis van Vlaanderen, dat over de literatuur in de twintigste eeuw gaat en verscheen in 1983, lees ik naast de dingen die ik daarnet al heb weggelaten, dat Pallieter en ander werk van Timmermans 'een soms verrassende actualiteit' vertoont. 'Zo heeft recent onderzoek de aandacht getrokken op de ecologische aspecten van het werk, en geeft de libertijnse dimensie van het vitalisme aanleiding tot diverse interpretaties.' Ah? Hier wordt voor het eerst gezegd, nog op een voorzichtige manier, zo op het gehoor ook op een ferm ingewikkelde manier, maar een goede verstaander heeft maar een half woordenboek nodig, dat er misschien wel eens iets meer in Timmermans te lezen zou kunnen vallen dan we tot nu toe gedacht hadden.
En in de literatuurgeschiedenis Van 'Arm Vlaanderen' tot 'De voorstad groeit' over de periode 1888 tot 1946, van de professoren Rutten en Weisgerber met talrijke medewerkers, verschenen in 1988, lees ik in een analyse van Michel Dupuis dat die eerste, sombere en tot hiertoe weinig besproken periode van Timmermans, die uitmondde in Schemeringen van de dood, langer en dieper zou hebben nagewerkt dan wij vermoeden. Ik citeer : 'Geloofstwijfels en later ziekte bezorgden Timmermans de angst die de voedingsbodem van haast zijn hele werk zou worden.' In de figuren van Breugel en Franciscus van Assisi ziet Dupuis 'projecties van mogelijke oplossingen voor Timmermans' primaire levensangst'. Timmermans die wil ontsnappen, die oplossingen vindt in de verheerlijking van het leven, dat hij mooi voorstelt, mooier dan het eigenlijk is, zo behoed, zo geborgen, zo zonder problemen...
Vandaar misschien de creatie van een absoluut zorgeloze levensgenieter als Pallieter, die elke dag plukt en niet de minste problemen heeft. Vandaar dat Timmermans - ik citeer Dupuis weer -"onvermoeibaar blijft hameren, op gevaar af er zijn romans mee te overladen, op een onvoorwaardelijk Godsvertrouwen, de alomtegenwoordigheid van Gods wil en de blinde berusting in de Voorzienigheid'. Misschien was Felix Timmermans toch niet, of toch niet helemaal, die onwankelbare levensgenieter die wij altijd in hem gezien hebben, niet die begenadigde gelovige zonder vage angst of zonder weemoed om de vergankelijkheid van dit verrukkelijke aardse leven. Misschien ontsnapte hij wel in deze overweldigende levenslust en in het standvastige geloof als een vorm van compensatie, omdat hij andere gevoelens wou toedekken of op een afstand houden. Misschien zijn de belijdenissen van levenslust en geloof in zijn werk wel minder eenduidig dan we tot nu toe hebben aangenomen.
Niemand leeft eeuwig. Iedereen handelt naar zijn inzichten van het ogenblik en wordt in doen en laten bepaald en beperkt door de tijd waarin hij leeft. In de literatuurgeschiedenis buiten Lier is Felix Timmermans verbonden met zijn tijd, en die is, in het oog van een aantal literatuurhistorici, voorbij, afgesloten. Dat is geen schande. Tijdgenoten van Timmermans die indertijd op een andere manier furore maakten - bij voorbeeld als grote vernieuwers - hebben ondertussen ook alleen nog maar historische waarde, van de avant-gardist Paul van Ostaijen, die vorig jaar herdacht werd, tot de religieuze en morele rebel Gerard Walschap, die volgend jaar gevierd zal worden. In de Lierse literatuurgeschiedenis is de figuur van Felix Timmermans echter verbonden aan een plaats, en daar is hem zo niet een eeuwig, dan toch een veel langer leven beschoren.
Dames en heren, ik overdrijf niet als ik stel dat Felix Timmermans, vooral door Pallieter, en vooral in Lier, een mythe geworden is. In een mythe worden de oorspronkelijke feiten en gegevens een beetje verengd, een beetje eenzijdig voorgesteld; mythen vertonen ook de eigenschap dat ze een leven op zichzelf gaan leiden. Dat kun je niet tegenhouden. Maar een herdenkingsjaar als dit zou een aanleiding moeten zijn om Felix Timmermans eens uit zijn vanzelfsprekende mythe te lichten en terug te brengen naar waar het eigenlijk om begonnen is, naar zijn werk, naar de bronnen en de oorsprong ervan - en ik wil graag het onverdroten werk in het licht stellen dat het Timmermansgenootschap, het Timmermans-gesellschaft en de meer recente Timmermanskring in dit verband leveren. Sprekers voor mij hebben er al op aangedrongen dat men hem opnieuw zou gaan lezen, niet om zijn imago te bestendigen, maar om het te vernieuwen. Ik zou er óók voor pleiten om Timmermans breder te gaan lezen, maar ook en vooral onder de oppervlakte van zijn levenslust, dieper dus. Zijn proza, zijn poëzie, en als het kan zijn persoonlijke geschriften. Niet om een andere schrijver te willen vinden, maar misschien om een genuanceerder mens te ontdekken dan hij tot nu toe werd voorgesteld.
Ik lees afgelopen week in de krant dat de Taalunie, een overkoepelende Nederlands-Vlaamse overheidsinstelling, eraan denkt in de komende jaren een nieuwe literatuurgeschiedenis van de Nederlanden te laten schrijven. Misschien zouden de figuur van Felix Timmermans en zijn plaats in de literatuurgeschiedenis, aangepast aan de bevindingen van zo een nieuwe studie, daarin opnieuw kunnen worden omschreven.
Jos Borré
*****
Jos Borré (1948) is literair criticus en docent Nederlandse letterkunde bij de afdeling Woordkunst van het Conservatorium in Antwerpen. Jarenlang schreef hij over Vlaamse en Nederlandse literatuur in kranten en weekbladen. Hij was ook meerdere malen lid van de jury van de grote literaire prijzen. In 1990 publiceerde hij Gerard Walschap, rebel en missionaris, een literaire biografie. Sedert 1998 is hij voorzitter van het Gerard Walschap Genootschap, dat verbonden is aan de Universiteit Antwerpen. Hij werkte meer dan 6 jaar aan deze biografie.
*****
|