Felix Timmermans.
Uit Ons Volk 1921 - door Jozef Muls.
De oorspronkelijke naturen in de Vlaamsche literatuur zijn eigenlijk maar zeldzaam. Het geslacht van Timmermans wentelt rond Gezelle, Streuvels, Van de Woestyne... Hij zelf begon met zich onder den invloed van Edgard Poe te stellen toen hij Schemeringen van de dood schreef en onder den invloed van Om. K. de Laey toen hij met zijn eerste verzen debuteerde in Vlaamschen Arbeid. Zich zelf niet te durven of te kunnen zijn, dat is de nood van vele tweede en derde-rangs-schrijvers in Vlaanderen. Zij nemen den stijl en den vorm van anderen over om hun eigen gevoelens te vertolken. De kritisch aangelegden meenen zich te redden door een reusachtige belezenheid waaruit zij dan, eklektisch, een eigen werk trachten te baren maar zij weten te veel van anderen om zelf iets te vinden.
Felix Timmermans is den weg der navolging, dien hij bleek ingeslagen te zijn, niet blijven volgen. Hij heeft niets meer willen weten en is op eigen hand de groote ontdekkingsreis door de Vlaandersche natuur begonnen. Al wat hij gelezen had en geleerd, heeft hij als een hinderende last van zich afgeschud en gelijk een argeloos natuurkind is hij door de wereld gegaan, waar nu alles nieuw was en nooit te voren door iemand gezien. En in zijn hart werd hij bewust van gevoelens die zoo eeuwig- en algemeen-menschelijk zijn maar die hem voorkwamen alsof ze door hem voor het eerst ondervonden werden. Hij is weergekeerd naar de bron en den oorsprong van alle kunst : de natuur waarvan de bestendige aanwezigheid door zoovele boekenmenschen vergeten wordt. De aldus door hem veroverde oorspronkelijkheid heeft voor gevolg gehad dat in Pallieter de wereld om zoo te zeggen opnieuw werd geschapen zooals er bij het verschijnen van elk oorspronkelijk kunstenaar telkens een nieuwe schepping van de wereld gebeurt.
En dadelijk, zonder het te weten wellicht, stond hij in de traditie van de groote Vlaamsche schilders Breughel en Rubens. Van dezen laatste heeft hij de vettige vlaandersche weelderigheid en de machtige beweging, zijn liefde voor het uiterlijke leven en zijn zedelijk-gezonde zinnelijkheid.
In Pallieter herleeft het oeroude Vlaamsche heidendom. Er wordt gegeten en gedronken, gedanst, gezongen en gemind. Een opborrelende kracht van leven veropenbaart zich veelzijdig in overdadige vreugd. Het kindeken Jezus in Vlaanderen doet ons aldoor aan Breughel denken. De primitieve Vlaamsche schilders, buiten Memling en Van der Weyden misschien, waren, alles wel beschouwd, zoo weinig godsdienstig. Zij waren te gelukkig met alles wat zij voor het eerst ontdekten in de wereld en te zeer bekommerd om het met een angstvallige nauwgezetheid weer te geven. Het evangelische verhaal is ook niet hoofdzaak bij Timmermans, maar wel hoe dat alles op een eeuwig-menschelijke wijze gebeurt in Vlaanderen langs de wegen, door de steden, in de kamers en de kerken. Het wordt zoo huiselijk en gezellig. De heilige menschen staan in innige betrekking met het landschap waardoor zij bewegen, met de kamers waarin zij leven. Zij loopen met andere voeten door den zomer en den winter, door de lente en den herfst. Zij spreken met de boomen, de vogels en de bloemen, zij deelen het wel en wee van het water in de beken, van de blaren op de boomen, van de koeien in de wei van de wolken in de lucht, van de aarde onder het mes van den ploeg.
De meubels in de huisjes met de geel en zwart geruite vloeren zijn oude en vertrouwde vrienden. Een aarden kruikje, een bloemenvaasje, een bord en een vork krijgen een belang dat ze tot verwanten maakt, de bijna levende en bezielde verwanten van den mensch. In de Schoone uren van Symforosa begijntje is die betrekking van den mensch tot zijn omgeving zoo fijn doorvoeld dat het ons voorkomt also het eenvoudige zielsgebeuren zich slechts zoo rustig zou vermogen te ontwikkelen omdat alle dingen hare ijverige en gedienstige medeplichtigen zijn geworden. Zoo kregen wij dan kristalheldere proza, het zuiverste boekje wellicht dat de Vlaamsche literatuur sedert 1830 heeft voortgebracht.
De invloed van Felix Timmermans op zijn tijd is nu reeds zeer groot. Het geleerde en in zijn eeuwenlange beschaving als verstijfde Holland heeft verwonderd opgekeken voor de nieuwe frissche schepping die hij deed open gaan. Vele menschen zien thans de wereld en het leven door zijn oogen. Zij zouden wel willen gaan wandelen door de « begijnen-bosschen », gaan waden door de Nethe, mee feesten in den boomgaard, en velen zijn ook verliefd geraakt op «Marieken».
Pallieteren is een woord dat in Holland mondgemeen is geworden.
De wereld van Felix Timmermans zal blijven duren tot er weer eens een oorspronkelijk schrijver opstaat die ons een nieuwe schepping brengt.
************
|