Het ontstaan van mijn werk Felix Timmermans geeft "een kijkje achter de schermen."
Uit Nieuwsblad van het Noorden (NL) - 11/3/1932
"Een schrijver weet nooit vooraf, hoe zijn werk ontstaat, soms weet hij het pas jaren daarna". Met ongeveer deze woorden leidde Felix Timmermans zijn talrijke toehoorders, die gisteravond de commissie-zaaltjes der Harmonie geheel vulden, achter de schermen, waar de vele romans, novellen en verhalen van den populairsten Vlaamschen schrijver uit onzen tijd ontstaan zijn. De door hem zelf gebruikte cliché-uitdrukking "achter de schermen" — een overigens zeldzaam voorval in zijn causerie — is feitelijk onjuist. Hoewel de schrijver, als iedere kunstenaar, zijn innerlijk in zijn werk voor den lezer openlegt, doet hij dit in den regel toch gecamoufleerd in de figuren van zijn verbeelding, in wat zij denken en zeggen.
Maar Timmermans was uit Lier naar Groningen getogen om de eigen fantasie-scheppingen te ontleden, te vertellen hoe en waar ze geboren werden, aan wie zijn figuren hun ontstaan te danken hadden, hoe zijn werk eerst in hem moest rijpen, voordat hij de gave vrucht ervan kon plukken. En hij kruidde dit alles met den gullen, eenvoudigen, naieven humor, waaraan zijn werk zoo rijk is. "Ge moet niet teveel opschrijven", zei hij in de pauze tot enkele journalisten, en nu we onze aanteekeningen door kijken, begrijpen we wat hij daarmee bedoelde, althans bedoeld kan hebben. Een volledig verslag zou kolommen vullen, terwijl de quintessence van deze lezing in kort bestek is weer te geven, wat wij in de volgende regels zullen trachten te doen.
Wanneer wij een appel plukken, denken wij er niet aan hoe deze in de aarde ontkiemde, hoe uit die vrucht de boom ontstond met zijn stam en twijgen. En zoo is het boek dat wij lezen niets als vrucht waarvan het geheimzinnigste en interessantste is de groei ervan in den schrijver. In hem is het werk eerst gegroeid en daarna heeft hij niets meer te doen dan de vrucht te plukken, al kan dit soms nog moeizamer en langduriger zijn dan wat daarvóór geschiedde. Wanneer het in zijn binnenste nog niet rijp is dan ent de schrijver vruchten van anderen op eigen boom en doortrekt ze met eigen sap. Pas later, wanneer zijn innerlijke groei voltooid is, kan hij werkelijk eigen werk geven. Timmermans vertelde een kostelijke anecdote uit zijn leven, hoe Hugo Verriest hem aan een treurspel van 72.000 verzen in 7 bedrijven (later in de Nieuwe Gids als een één-acter in proza verschenen) een van zijn voornaamste gebreken van dien tijd aantoonde, door de twee simpele woorden "te lang". Te lang was het stuk in alle opzichten, er ontbrak het rhytme aan, doordat alle figuren even lang waren en de jeugdige auteur nog niet gezien had, dat elk mensch zijn eigen rhytme heeft.
Uit den kunstenaar groeit zijns ondanks zijn werk. Hij kan niet zeggen, dat hij na een tragisch werk nu eens een blij boek zal schrijven. Hij moet afwachten, wat uit zijn innerlijk ontstaat. Dat beleeft Felix Timmermans telkens weer en als hij — pas later — ontdekt hoe een werk ontstaan is, dan spijt hem dat eigenlijk ook weer. "Men heeft gezegd, dat mijn omgeving invloed op mijn werk heeft uitgeoefend. Ik wist dat niet. Nu weet ik het wel. Maar feitelijk spijt dit mij".
Soms zoekt hij tijden lang naar een figuur, die hij dan plotseling in een levend mensch ziet, die hem pakt en meesleept. Een merkwaardig voorbeeld is daarvan de notaris uit "Anne Marie", bedoeld als een op zichzelf onbelangrijk figuur, te beschrijven in 6 regels of daaromtrent, en uitgegroeid tot de feitelijke hoofdfiguur. "Het volk schrijft het mij en ik zoek het bij het volk". Het eigen volk gaf Timmermans de inspiratie voor de personen van zijn Pallieter, die geen reproducties zijn van bepaalde menschen uit zijn omgeving, maar de kern van een type. dat misschien 3, 4, 5 of meer vertegenwoordigers heeft. En dan is het werk van Timmermans grootendeels jeugdwerk, in dien zin, dat het eerste ontstaan ervan uit zijn kinderjaren dateert. De verhalen van Vader — dien man met zijn rijke fantasie, die de Bijbelsche verhalen voor zijn 14 kinderen in Vlaanderland liet gebeurem en die er altijd "zelf bij was geweest" — de schilderijen van Pieter Breughel — die in lijn en kleur honderden jaren eerder hetzelfde had gedaan — dat zijn jeugdindrukken, die in boeken als "Het Kindeke Jezus" tot uiting kwamen. Voor zijn werk over Sint Franciscus moest hij naar Assisi reizen, maar ten grondslag ligt eraan de schepping van zijn fantasie, zooals die o.a. door Giotto's schilderijen was geïnspireerd.
Dat al deze werken, met humor doordrengt zijn, wie kan zich daarover verbazen, waar de schrijver een zoon is van het volk der Vlamingen, dat "al lachende strijdt".
Humor, qualificeerde hij is de overwinning van het leven boven de tragiek, het is het gevoel van tragiek en levensverheuging, waarvan de laatste wint.
********
|