Isidoor Opsomer, Vlaamse schilderbaron werd zeventig jaar.
Uit het Limburgsch Dagblad 24/02/1949.
Heerlen opent deze week een grootse ere-tentoonstelling. "Maar nee, maar nee toch, daar kunt ge niet over schrijven!" roept Baron Isidoor Opsomer, directeur der Antwerpse Kunstacademie en van het Hoger Instituut voor Schone Kunsten, die dezer dagen zeventig jaar werd. Hij valt terug in zijn directoriale fauteuil, met de handen afwerend opgeheven. Inderdaad, Isidoor Opsomer, een der groten in de Vlaamse schilderkunst van deze eeuw — van wie op het ogenblik een belangrijke expositie in Amsterdam, Heerlen en waarschijnlijk Rotterdam zal worden gehouden — is geen man om zijn zeventigste verjaardag te vieren. Deze brede figuur, met de brede gebaren, de brede glimlach en de brede glimmende schedel, dat is er een van het Vlaamse slag, waar Rubens toe behoorde : een groot en hartstochtelijk levensgenieter, een overwinnaar! Maar een die de kracht van de overwinning en de kracht van het feestelijke leven nog volledig in zich heeft. Dat is een Vlaming, voor wie men de woorden gul en groot móét gebruiken...
" Waarheidisme: geenen flauwen truut! " Nee, die zeventigste verjaardag, dat is nou niks. Maar die expositie in Heerlen. Hij wordt er enthousiast van, Vlaams en breed enthousiast : "Dat is de moeite waard hé, dat stadhuis in Heerlen. 'n Prachtig ding. Ik heb het gezien, dat is een prachtig gebouw! En modern. Ge begrijpt het haast niet, want zo groot is Heerlen toch niet.
Maar dat kon hier in Antwerpen staan! Ja, ge kunt het niet vergelijken met dat van ons. Ja, ik zal er waarschijnlijk weer zijn met de opening."
"Fê, Mijn Allerbeste Vriend" En hij laat ons foto's zien van de Amsterdamse tentoonstelling. Wij wijzen op een der geëxposeerde doeken: "Daar is het portret van Felix Timmermans". Hij knikt : "Ja, de Fé, dat was mijne beste vriend, mijnen allerbeste vriend. We hebben elkaar ons leven lang gekend, altijd zijn we samen opgetrokken. En 't is met dat schilderij, dat ik de kant van het portretschilderen ben opgegaan." Want Isidoor Opsomer is dé Vlaamse portretschilder van de laatste vijftig jaar geweest, die al wat was aan Vlaamse en Belgische grootheden, kunstenaars, ministers, graven en hertogen, tot koning Albert toe heeft geconterfeit. En zo geraken we op de Fé. Opsomer vertelt van de schone tijd, dat hij en de Fe samen op het Lierse begijnhof woonden — Opsomer en Timmermans zijn beiden Lierenaren —, van toen de Fé aan spiritisme deed, ruzie kreeg met de pastoor en "De schaduwen des doods" schreef. Van de tragischo tijd na de bezetting, toen Timmermans "gezuiverd" moest worden zogenaamd, alsof Timmermans en de politiek niet de grootst denkbare tegenstellingen waren.
En Opsomer vertelt nog over de grootste beschuldiging, die tegen Timmermans is ingebracht: dat hij van de Duitsers de Rembrandtprijs ten bedrage van honderd-duizend frank heeft aangenomen."Ja, hij komt nog op 'ne middag bij me en ie zegt: bruur — wij zeien altijd bruur tegen elkaar — nou willen de Duitsen mijn dieë Remhrandtprijs geve en moetekik die nou anneme? En ik zeg, dat ie 't nie moet doen, mar dat ie da nou zelf moet wete. En astem weggaat, dan zegtem "Ik hem al aangenome".....
"WAARHEIDISME" Maar we komen weer op het schilderen terug en we halen een uitspraak aan van Timmermans over Opsomer: "Hij heeft maar aan één isme gedaan, 't waarheidisme, het realisme". En glimlachend vindt Opsomer "Ja, dat zoudt ge kunnen zeggen, misschien". Het zijn overigens niet alleen portretten, waarmee Baron Opsomer zijn roem heeft gekregen, hij schildert ook het landschap, havens, riviergezichten en hij vertelt : "Ik heb zo'n bootje en daar trek ik er zomers mee uit. Heel veel vaar ik ermee naar Nederland. Het vorig jaar ben ik nog negen weken lang overal rond aan het varen geweest. En dan neem ik mijn doeken mee. Op die expositie kunt ge nog de haven van Dordrecht bijvoorbeeld, en een Amsterdamse gracht zien".
Zo praten we nog over zijn kunst en zijn werken. En Opsomer laat mij een boekje zien, dat de Fé — de Fé, die nog zo’n grote plaats in dit grote hart inneemt — aan "den Door" gewijd heeft, bij zijn verheffing in de adelstand, want Opsomer heeft de baronnentitel kort voor de oorlog gekregen van de Belgische koning. En als we dan ook eens de Fé aan het woord laten : "Een stoet van schilderijen, een uitbarsting van gevoelens - men houdt z'n hart vast. Spontaan zo direct vanuit het hart en het oog op het doek gesprongen. Ziedaar, wat men denken moet, als men zijn schilderijen ziet passeren. Maar wat ge peinst is het niet. Het zijn geen gebokste schilderijen, de kleuren storten niet uit zijn penselen. Zo zijn de vrucht van lang werk, gewetensvol afgewogen, uitgezocht en gerijpt. Achter elk schilderij steekt een tast van ingediepte studies. En op een schonen Onsomersen-dag wordt het doek dan voor de pinnen gehaald, schoon om te zien, plezierig om te bestrelen"
En wat hij zegt over Opsomers portretkunst : "De kunstenaar is gebonden en gekoord, overgeleverd aan de karakteristiek van gelaat en persoonlijkheid van die andere. Dat vraagt een ontzettende inspanning, dit geduldig toezicht van het onderwerp naar het doek, en daar nog een schilderij van te maken, een schilderij dat uit de borstel gegoten is, los, lustig, zwierig, mild, rijk van kleur en tonen, mals van licht en schaduw, in één woord, als klokkespijs, daar nog een gelijkend portret van te geven, dat heeft Opsomer fleurig en groots gegeven en getoond".
En tenslotte over Opsomers Vlamingschap. "Dat zeg ik met klem over het werk van Opsomer, het is Vlaams, Vlaams tot in de wortel...... En Opsomer is ook Liers, Liers van aanvoeling. In Lier is iets ronds, iets mals, geenen flauwen truut van de grote Jan uit te hangen met een air de monpris!"
Goed gezegd, Fé, en goed geoordeeld !
********
|